mening
Vlekje
H
et D-woord is gevallen. SER-voorzitter Rinnooy Kan
heeft onlangs een lans gebroken voor anoniem solliciteren om discriminatie op de arbeidsmarkt tegen
te gaan. Minister Wijn reageerde snel met een onderzoek waaruit zou blijken dat afkomst helemaal geen issue is
voor werkgevers. Volgens dat onderzoek is het vooral belangrijk
dat de sollicitant op tijd komt en geen opvallende piercings of
tatoeages heeft.
Minister Wijn doet zijn best, maar je kunt het bestaan van discriminatie op de arbeidsmarkt moeilijk op basis van een enkel
onderzoek ontkennen. Het is een gegeven dat bepaalde groepen
op de arbeidsmarkt al jarenlang met een forse salarisachterstand
kampen en dat zijn verschillen die je alleen kunt verklaren als er
discriminatie in het spel is. Het meest schrijnende voorbeeld is
nog steeds de positie van vrouwen. Minister de Geus mag dan
hebben opgemerkt dat de emancipatie van vrouwen voltooid is,
aan hun beloning is dat niet te merken. Op alle onderwijsniveaus
ontvangen vrouwen een aanmerkelijk lager bruto uurloon dan
mannen. Gemiddeld bedraagt de achterstand negentien procent
met een bandbreedte van minus dertien procent (vmbo-niveau) tot
minus 25 procent (niveau basisonderwijs) (Van der Vliet, 2005).
Persoonlijk vind ik dat schokkende cijfers.
Bij de allochtone groeperingen zijn de achterstanden zo mogelijk nog groter, maar brengen statistische correcties verlichting.
Het loonstructuuronderzoek 2002 van het CBS laat zien dat
Surinamers en Antillianen een bruto uurloon hebben dat ongeveer
zeventien procent lager ligt dan voor autochtonen (CBS, 2005).
Bij Turken en Marokkanen bedraagt deze achterstand rond de
dertig procent. Volgens het CBS zijn deze cijfers echter vertekenend, omdat niet gecorrigeerd is voor verschillen in opleiding,
werkervaring en leeftijd. Zo is de gemiddelde leeftijd van de
allochtone werknemers een stuk lager dan voor autochtonen, wat
een lager loon tot gevolg heeft door de populariteit van het anciënniteitbeginsel bij het toekennen van periodieke salarisverhogingen.
Houden we rekening met deze verschillen dan worden de loonverschillen een stuk kleiner: Surinaamse en Marokkaanse werknemers
verdienen dan nog maar vijf procent minder, terwijl de verschillen
voor Turkse en Antilliaanse werknemers nog kleiner zijn.
Goed nieuws voor de integratie? Ja, maar ik blijf toch met een flink
stuk scepsis zitten dat niets met deze statische analyse te maken
heeft, maar alles met de werkelijkheid achter de cijfers. Leuk dat
we bruto allemaal hetzelfde verdienen maar toch jammer dat je
als Marokkaan veroordeeld bent tot schoonmaakwerk. De cijfers
liegen er niet om. De academisch geschoolde Marokkaan die ook
op dat niveau werkzaam is moet je met een lampje zoeken (zeven
procent) terwijl 32 procent van de allochtone beroepsbevolking op
HBO/WO niveau werkt. Dat is een tweedeling op de arbeidsmarkt
waar je niet gemakkelijk overheen stapt.
Wat is er aan de hand? Zijn vrouwen en Marokkanen lui? Kunnen
ze niet leren? Welnee, we keren terug naar het D-woord, al zou ik
liever willen spreken van een V-woord. Michael Spence toonde dertig jaar geleden al aan dat de arbeidsmarkt geregeerd wordt door
vlekjes en won daar de Nobelprijs mee (Spence, 1974).
Vlekjes zijn persoonlijke kenmerken die je niet kunt wijzigen zoals
sekse, afkomst of een strafblad. Spence laat zien dat dit soort
kenmerken door werkgevers kunnen worden gebruikt als signalen
over de productiviteit van een potentiële werknemer. Het gaat
hierbij niet om discriminatie, maar slechts om een poging een informatieachterstand in te lopen. Een werkgever weet helemaal niet
of jij als sollicitant lui bent, maar hij heeft misschien wel ervaring
met werknemers die bepaalde kenmerken met jou delen. Als die
ervaring negatief is, dan wordt het kenmerk een negatief signaal
voor de productiviteit, ook al heeft het kenmerk in werkelijkheid
geen enkele relatie met de arbeidsproductiviteit. De arbeidsmarkt
blijft door de padafhankelijkheid van het selectiecriterium ‘vlekje’
domweg vastzitten op een evenwicht waarbij bepaalde groeperingen buiten de boot vallen.
De kwetsbare groepen op de arbeidmarkt kunnen uiteraard tegengas geven door extra te investeren in onderwijs. Een hoger onderwijsniveau wordt over het algemeen gezien als een positief signaal
over de te verwachten arbeidsproductiviteit. Spence betoogt
echter dat de positieve prikkel voor onderwijsdeelname die hiervan
uitgaat wordt gefrustreerd door het negatieve signaal van mogelijke
vlekjes. Het is roeien tegen de stroom in, waardoor vrouwen en
allochtonen vaker genoegen moeten nemen met een lager loon
en een lager onderwijsniveau, ook al zijn ze in werkelijkheid even
productief als allochtone mannen. Is er wel een verschil in productiviteit, dan worden de loon- en opleidingsverschillen door de
signaalwerking verder versterkt, omdat het voor de laagproductieve
groep te kostbaar is om meer aan scholing te doen. De suggestie dat je in loonvergelijkingen moet corrigeren voor bijvoorbeeld
onderwijsniveau is vanuit dat perspectief misleidend en legt de
causaliteit precies verkeerd.
Vlekjes drijven met andere woorden een wig in de arbeidsmarkt
en verscherpen de problematiek aan de onderkant van die markt.
Alle reden om discriminatie of selectie op basis van persoonlijke
kenmerken zoals sekse of afkomst krachtig te bestrijden.
Literatuur
Vliet, R. van der, (2005) Krijgen allochtone werknemers minder betaald?
CBS Sociaal-economische trends. 1e kwartaal, Voorburg, blz. 39-50.
Bert Tieben
Beleidsmedewerker bij de SER
ESB
1 december 2006
635