Ga direct naar de content

Meer stijgers dan dalers op de inkomensladder

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: maart 31 1999

Meer stijgers dan dalers op de inkomensladder
Aute ur(s ):
CBS (auteur)
Wim Bos, Sector inkomen en vermogen. De cijfers in dit artikel zijn afkomstig uit de Inkomensstatistiek.
Ve rs che ne n in:
ESB, 84e jaargang, nr. 4199, pagina 299, 16 april 1999 (datum)
Rubrie k :
Statistiek
Tre fw oord(e n):
economie, samenleving

De periode 1992-1997 liet voor de totale bevolking een kleine verbetering van het inkomen zien. In de jaren 1993 tot en met 1995
schommelde de koopkrachtstijging tussen nul en een procent. In 1996 en 1997 lag de gemiddelde koopkrachtontwikkeling ruim
boven een procent. De grootste stijging deed zich voor in 1997: 1,4 procent. In alle jaren was de koopkrachtontwikkeling van mensen
met loon gunstiger dan voor pensioen- en uitkeringsontvangers (zie tabel 1).

Tabel 1. Koopkrachtontwikkeling naar inkomensbron, 1993,1997
1993

1994

1995

1996

1997

mediane procentuele verandering t.o.v. voorafgaand jaar
winst
-3,4
-0,4
0,8
-0,2
.
loon
2,1
1,4
2,0
1,9
2,5
pensioen
0,2
-1,3
0,3
0,7
0,5
uitkering
0,6
-1,1
1,2
1,5
1,3
overig
2,2
0,7
2,1
1,0
.
totaal
1,0
0,0
1,0
1,3
1,4

Grote spreiding in koopkrachtveranderingen
Deze cijfers bevestigen het beeld van een gematigde inkomensontwikkeling in Nederland. Onder de rustige oppervlakte gaan echter
woelige stromen schuil. Voor een kwart van de mensen steeg of daalde de koopkracht met meer dan vijftien procent. Slechts bij één op de
acht mensen lag de koopkrachtverandering in 1997 tussen min één en plus één procent.
Dynamiek op termijn groter
De verschillen in koopkrachtontwikkeling zijn over een langere periode nog groter dan de jaarlijkse mutaties. Zo lag het inkomen van
meer dan de helft van de bevolking in 1997 meer dan vijftien procent onder of boven dat van 1992 (figuur 1, onderste en bovenste
staven). Dit komt doordat op langere termijn een groter deel van de bevolking veranderingen in persoonlijke omstandigheden
ondervindt. Deze veranderingen gaan doorgaans vergezeld van een grote inkomensmutatie. Zo ontving bijna eenderde deel van de
uitkeringsontvangers uit 1992 vijf jaar later loon. Voor deze mensen steeg de koopkracht met ruim dertig procent. Tweeverdieners die
voorheen eenverdiener waren, gingen er bijna vijftien procent op vooruit.

Figuur 1. Spreiding in koopkrachtmutatie
De koopkracht van personen wordt gebaseerd op het besteedbare inkomen van het huishouden waartoe hij of zij behoort. Dit
inkomen wordt gecorrigeerd voor de omvang van het huishouden. Ten slotte wordt het inkomen gedefleerd met behulp van de

consumentenprijsindex om een vergelijking tussen jaren mogelijk te maken.
Stijgers en dalers op de inkomensladder
De spreiding van de koopkrachtveranderingen leidt tot verschuivingen binnen de inkomensverdeling. De inkomensladder kan worden
voorgesteld als een ladder met honderd sporten, waarbij iedere sport staat voor een procent van de mensen (een ‘percentiel’).
In de periode 1992-1997 nam ruim de helft van de mensen een min of meer gelijke relatieve positie in de inkomensverdeling in: van het ene
op het andere jaar waren zij hooguit vijf sporten omhoog of omlaag gegaan (tabel 2). Jaarlijks maakte zes procent van de bevolking een
grote sprong op de inkomensladder en streefde tenminste twintig procent van de bevolking in inkomen voorbij.

Tabel 2. Mobiliteit in de inkomensverdeling, 1992-1997 op basis van de relatieve positie (percentielen) die een persoon in de
inkomensverdeling in de onderzochte jaren innam
na 1 jaar a

20 en meer percentielen achteruit
5 tot 20 percentielen achteruit
hooguit 5 percentielen voor- of achteruit
5 tot 20 percentielen vooruit
20 en meer percentielen vooruit
totaal

5 jaar

aantal personen (% van totaal)
6
17
14
17
56
30
18
21
6
16
100
100

a. jaarlijkse veranderingen (gemiddeld over de periode 1992-1997).

De mobiliteit over een periode van vijf jaar is veel groter. Nog maar dertig procent van de bevolking behield een min of meer gelijke
positie. Daarentegen daalde zeventien procent van de bevolking flink op de inkomensladder: zij moesten tenminste twintig procent van
de bevolking voorbij laten gaan. Een bijna even grote groep zag zijn relatieve inkomenspositie tussen 1992 en 1997 sterk verbeteren: na
deze vijf jaar waren zij tenminste twintig percentielen vooruitgeschoven.

Copyright © 1999 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteur