Ga direct naar de content

Mag het ietsje meer zijn?

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: maart 7 2003

Mag het ietsje meer zijn?
Aute ur(s ):
Haas, R.T.A.de. (auteur)
De auteur is werkzaam b ij De Nederlandsche Bank.R.T.A.de.Haas@dnb.nl
Ve rs che ne n in:
ESB, 88e jaargang, nr. 4396, pagina 114, 7 maart 2003 (datum)
Rubrie k :
Uit de vakliteratuur
Tre fw oord(e n):
inflatie

Inflatie maakt het leven duurder en zorgt ervoor dat producenten hun prijzen vaker moeten aanpassen. Dat is vervelend, maar leidt een
stijging van het algemene prijsniveau ook tot significante macro-economische kosten? Inflatie zal de economische ontwikkeling
inderdaad schaden indien het de economische allocatie belemmert. Door algemene prijsstijgingen verliest de signaalfunctie van relatieve
prijsveranderingen dan aan effectiviteit. Het wordt moeilijker om consumptie- en productiebeslissingen te nemen. Empirische studies
bevestigen dit effect, maar laten vaak ook zien dat alleen een relatief hoge inflatie schadelijk is. Een lage inflatie kan zelfs positieve
effecten hebben, bijvoorbeeld omdat huishoudens het minder aantrekkelijk vinden om aankopen uit te stellen. Ook kunnen bij neerwaarts
rigide lonen en prijzen, relatieve prijzen zich moeilijk aanpassen, zodat een beetje inflatie als smeermiddel kan bijdragen aan de werking
van het prijsmechanisme. Maar waar ligt de grens tussen ‘een beetje’ en ‘te veel’? Verschillende empirische onderzoeken hebben
geprobeerd een schatting te maken van de drempelwaarde waarboven inflatie een negatieve invloed gaat uitoefenen op de economische
groei. Hierbij wordt gebruik gemaakt van groeiregressies waarin, naast andere groeiverklarende variabelen, inflatie wordt opgenomen. De
inflatiedrempelwaarde wordt samen met de andere parameters geschat. Feitelijk wordt voor alle mogelijke inflatiedrempelwaarden een
regressie uitgevoerd en wordt gekeken bij welke drempelwaarde het model het beste presteert. De schattingen voor de drempelwaarde
lopen echter uiteen en liggen tussen de acht en tweeënhalf procent1. Een interessante bijdrage aan deze literatuur is afkomstig van
Mohsin Khan van het imf2. Hij probeert meer inzicht te krijgen in de werkelijke drempelwaarde door een uitgebreide set van paneldata te
gebruiken van 140 landen over een periode van 39 jaar. Bovendien maakt hij voor het eerst onderscheid tussen geïndustrialiseerde
landen en ontwikkelingslanden. Voor de eerste groep vindt hij een significante drempelwaarde tussen de één en vier procent en voor de
tweede categorie bij elf tot negentien procent. Opvallend is dus dat de geschatte waarde voor geïndustrialiseerde landen veel lager (en
nauwkeuriger) is dan die van ontwikkelingslanden, hetgeen de uiteenlopende resultaten van eerdere studies deels zou kunnen verklaren.
Een mogelijke oorzaak voor dit verschil is dat ontwikkelingslanden de negatieve effecten van inflatie deels weten te mitigeren door
indexatiemechanismen, zodat pas boven een relatief hoog inflatiepercentage een negatief groei-effect wordt ervaren. De resultaten
suggereren dat in geïndustrialiseerde landen inflatie al bij vrij lage niveaus een negatieve invloed gaat uitoefenen op de lange termijn
economische groei. In de tweede plaats onderzoekt Khan een potentieel kanaal waarlangs het groeibelemmerende effect van inflatie zou
kunnen verlopen, namelijk het financiële systeem. Zo zal een hoge inflatie het voor financiële intermediairs steeds moeilijker maken om de
informatiestroom die aan investeringsprojecten is verbonden adequaat te interpreteren. Ook zal onverwachte inflatie ervoor zorgen dat
het relatief onaantrekkelijk wordt om langetermijnprojecten te financieren. Khan schat daarom ook waar de drempelwaarde voor de inflatie
ligt in relatie tot de financiële ontwikkeling. Deze blijkt tussen de drie en de zes procent te liggen, afhankelijk van de maatstaf voor
financiële ontwikkeling. Beneden deze inflatiegrens heeft inflatie dus geen (of een niet-significant positief) effect op financiële
ontwikkeling; daarboven leidt inflatie tot een minder diep financieel systeem (hier wordt echter geen onderscheid gemaakt tussen
geïndustrialiseerde en ontwikkelingslanden!). Khan trekt de conclusie dat inflatie al bij vrij lage percentages een negatieve invloed zal
uitoefenen op de economische groei via een negatieve invloed op het financiële systeem. De resultaten van Khan voegen bewijs toe aan
de stelling dat er een drempelwaarde kan bestaan in de relatie tussen inflatie en groei. Het onderzoek laat bovendien zien dat deze
drempelwaarde in geïndustrialiseerde landen aanzienlijk lager is dan in ontwikkelingslanden. Zijn hypothese dat het financiële systeem
de schakel is tussen inflatie en groei wordt echter onvoldoende onderbouwd. De separate schattingen van Khan met reëel-economische
en financiële ontwikkeling als afhankelijke variabelen tonen een dergelijke samenhang niet aan. Zo kan de relatie tussen inflatie en groei
ook langs andere kanalen verlopen. Niettemin maken met name de schattingen voor geïndustrialiseerde landen aannemelijk dat op de
lange termijn de vruchten kunnen worden geplukt van het streven naar een laag inflatieniveau, hetgeen bijvoorbeeld het huidige ecbbeleid ondersteunt. Onderzoeksresultaten als deze zijn dan ook interessant in het licht van de voor dit jaar aangekondigde herziening van
de monetaire beleidsstrategie van de ecb.

1 M. Sarel, Nonlinear effects of inflation on economic growth, IMF Staff Reports, jrg. 43, nr. 1,1996, blz. 199-215, respectievelijk A. Ghosh
en S. Phillips, Warning: inflation may be harmful to your growth, IMF Staff Reports, jrg. 45, nr. 4, 1996, blz. 672-710.
2 M.S. Khan, Inflation, financial deepening and economic growth, paper gepresenteerd op de Banco de Mexico conferentie
Macroeconomic stability, financial markets and economic development, Mexico Stad, november 2002
(www.banxico.org.mx/siteBanxicoingles/gpublicaciones/fspublicaciones.html).

Copyright © 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteur