Loongolf?
Journalisten vinden loonsverhoging
maar niks, lijkt het wel. Volgens de kranten ‘groeit’ de economie, maar de lonen
‘golven’. Het eerste is goed, het tweede
stechl: “er dreigt een loongolf”. Misschien vinden ze golven die ons overspoelen boeienderdan een opsomming
van feiten, ik weet het niet. In de feitelijke ontwikkeling van de lonen Ran het
niet zitten. De economie groeit en de lonen groeien mee, zij het op een afstand
en gedifferentieerd. De arbeidsinkomensquote daalt. En toch, als ik op de
kranten moet afgaan dreigt ons land het
komende jaar te worden overspoeld
door een loongolf.
Bij de presentatie van het Centraal
Economisch Plan 1989 maande het
CPB tot temghoudendheid bij de loonontwikkeling. Dat is een vaste gewoonte waar al jaren niemand meer op let.
Maar om de een of andere reden is de
reactie nu anders. “Zie je wel”, zeggen
de kranten, “er komt een loongolf, het
CPB zegt het ook”. En de oplettende
krantelezers zoeken nun salarisstrookje op, zien daar niets bijzonders aan en
denken dan niet “de krant kletst maar
wat”, maar voelen zich op achterstand
gezet: “de lonen stijgen, maar het mijne
stijgt niet mee”. Want als de economie
groeit wordt aan het inkomensfront
geen gevoel warmer gekoesterd dan
het gevoel op achterstand te zitten. In
huizen met tweeverdieners is dat gevoel twee keer zo sterk als bij alleenverdieners, de medisch specialisten hadden het een jaar eerder al dan de verpleegkundigen en boven de cao-grens
in de marktsector is het eigenlijk nooit
WGQQ6W66St.
De kranten hebben geen gelijk, maar
wat niet is kan komen. Want aan de onderhandelingstafel wordt niet alleen gerekend, er wordt ook tegemoetgekomen aan de gevoelens van achterbannen. Wie de loonontwikkeling wil voorspellen moet naar de ‘animal spirits’ kijken, of beter nog naar de richting waarin die worden gestuurd. En dat brengt
ons bij de mensen die geacht worden
een voorbeeldfunctie te vervullen. De
mensen aan de ‘top’ dus. Een dagje
kranten lezen (begin april) geeft al een
boeiend beeld van de manier waarop
die functie wordt vervuld: terwijl de ene
helft van de regeringscoalitie met de
kerken de vraag doorneemt of armoede
nu wel of niet bestaat is de andere helft
een avondje uit, samen met de top van
het bedrijfsleven, bij Frank Sinatra a raison van een netto jaarsalaris van een
verpleegkundige per tafeltje. Ik durf er
ESB 3-5-1989
P.J. Vos
wat om te verwedden dat een van de
gespreksonderwerpen de hoge belastingdruk is geweest. Dat was op de
vooravond van de presentatie van het
CEP. De kersverse directeur van het
CPB heeft een mooie kans gemist om
aan de hand van actuele voorbeelden
te laten zien wie er tot terughoudendheid moet worden gemaand.
Op die zelfde dag zetten de verpleegkundigen hun acties voor 5% loonsverhoging voort. Deze keer gesteund door
de bonden, die een week eerder al lieten weten dat ze in het geval van succes ook voor de ambtenaren 5% zullen
eisen. Het is me niet helemaal duidelijk
of dat als ondersteuning van het ziekenhuispersoneel was bedoeld of dat het
gezien moet worden als een “hou me
vast, anders maak ik brokken”. De voorzitter van de Industrie- en Voedingsbond CNV greep in elk geval de kans
om voor de werknemers in de marktsector ook alvast een positie als trendvolger te claimen. Want zijn er ook daar
niet veel werknemers met een achterstand ten opzichte van de trend? En in
plaats van uit te leggen dat dat weliswaar zo is maar dat die trend nu eenmaal niet deugt als maatstaf voor achterstanden en dus ook niet voor loonsverhogingen voor wie dan ook of waar
dan ook, wist de verraste premier Lubbers geen beter antwoord te bedenken
dan de retorische vraag: moeten de
ambtenaren dan op achterstand blijven? Zo groeit het achterstandsdenken
en komt het gelijk van de kranten dichterbij.
De acties van de verpleegkundigen
werden gestart door de VVIO, een gelegenheidsverzameling van werkne-
mers in opstand die de kunst van het actievoeren niet van de bonden maar van
de medisch specialisten heeft geleerd.
Deze zijn het die het conf lictmodel in de
gezondheidszorg hebben gei’ntroduceerd en trouwens als geen ander ook
verantwoordelijk zijn voor de werkdruk
van de verpleegkundigen. Ook hierzien
we het Voorbeeldige’ werk van de top.
Het gaat dan ook niet om een gewone
actie voor hoger loon. Ziekenhuizen
vormen een technisch hoog ontwikkelde bedrijfstak met een ruime marge
voor verbetering van de produktiviteit.
Maar die marge wordt niet aangeboord.
Elk bedrijf meent het hele scala van activiteiten van de hele bedrijfstak te moeten uitvoeren en recht te hebben op een
budget dat daarbij past. Het ontlopen
van keuzen remt de produktiviteitsontwikkeling en daarmee de mogelijkheid
om in nieuwe apparatuur te investeren
en ook nog iets te doen aan arbeidsvoorwaardenverbetering, net als dat bij
bedrijven in de marktsector het geval is.
Het ziekenhuispersoneel is trendvolger,
niet omdat dat onvermijdelijk is, maar
omdat de bedrijfstak meent recht te
hebben op een budget dat alle kosten
dekt, 66k die van overbodige behandelingen. Ik pleit niet voor het ‘no cure, no
pay’, zoals het bergingsbedrijf dat kent.
Maar een stukje opschuiven in die richting zou wonderen doen voor de bedrijfstak en de verpleegkundigen de
mogelijkheid geven met een echte
werkgever te onderhandelen, in plaats
van actie te voeren tegen een Nationals Ziekenhuisraad en een overheid die
zich achter elkaar verschuilen.
Wat de verpleegkundigen willen, willen we overigens allemaal. De economie groeit en de geur van geld hangt in
de lucht. Maar in de winst van de bedrijven zit nog een onbetaalde rekening
aan het milieu. Er lijkt ruimte voor belastingverlaging omdat we aannemen dat
de economie blijft groeien. En de werklozen? Ach, die zijn immers onplaatsbaar? Een dagje kranten lezen in begin
april. De ‘top’ van de samenleving gaat
ons voor: armoe is een zorg voor de kerken, matigen is voor de dommen, het
personeel moet de kastanjes van de top
uit het vuur halen en de verantwoordelijkheid is voor niemand. Wat de kranten
voor een loongolf aanzien is in feite de
politieke verantwoordelijkheid die door
een dal gaat. Als dat het komende najaar nog zo is, komt die loongolf vast
nog wel.
P. J. Vos
427