Economen worden nog wel eens vergeleken met de dronkaard die bij een lantaarnpaal op straat op zoek is naar zijn in het park verloren huissleutels. “Waarom zoekt u hier, meneer?” “Hier is licht!”
Zo verweet Nobelprijswinnaar George Akerlof de economische discipline vorige maand in de Journal of Economic Literature dat deze zich vooral richt op dat wat makkelijk meetbaar is en niet op dat wat ertoe doet. Daardoor, zo stelde hij, missen economen de verbindingen tussen thema’s, met als dieptepunt de financiële crisis, die ze ondanks waarschuwende geluiden uit verschillende behoorlijk specialistische subdisciplines niet hebben zien aankomen.
Akerlof stelt voor om de prikkels voor economisch onderzoekers te veranderen – het is immers de specialisatie- en publicatiedruk die onderzoekers ertoe aanzetten om niet naar het grotere geheel te kijken. Waarom zou je je ook druk maken over sleutels in het park als je een prima carrière kunt hebben met zoeken in het lantaarnlicht? Dat moet uiteraard anders.
Maar meer licht in het park helpt ook. Dat economen de financiële crisis niet aan zagen komen, kwam niet alleen doordat de prikkels ontbraken om het grotere plaatje te zien, maar ook omdat de juiste gegevens ontbraken om dat goed te doen. Pas toen de financiële crisis de samenleving al op zijn kop had gezet, kwamen statistici in het geweer om de financiële risico’s van bankieren en schaduwbankieren in kaart te brengen. Melle Bijlsma en Malka de Castro Campos beschrijven in deze ESB de opbrengst van internationale samenwerking over financiële risico’s in de afgelopen tien jaar en nodigen onderzoekers uit om met deze data aan de slag te gaan.
En licht in het park is bij meer maatschappelijke thema’s nodig. Zonder goed toegankelijke statistieken over verplaatsing van hoofdkantoren, intellectueel eigendom en andere immateriële activa is het onmogelijk om de effecten daarvan op belastingen, de vermogensverdeling en de productiviteit nauwkeurig in te schatten. Marcel Timmer memoreert in zijn column aan de toename van het Ierse nationaal inkomen van 25 procent in 2015, die geen wezenlijke reële economische basis lijkt te hebben (het was vooral belastingontwijking).
Fabienne Fortanier en Gerard Eding, verantwoordelijk voor internationale statistische samenwerking bij respectievelijk De Nederlandsche Bank en het Centraal Bureau voor de Statistiek, gaan in op de uitdagingen bij het in kaart brengen van grensoverschrijdende investeringen en pleiten voor maatschappelijke aandacht en een beter wettelijk kader daarvoor.
Het is dan ook hard nodig dat daar stappen gezet worden, want zonder structurele, goede en betrouwbare data blijft dat wat de economische wetenschap vermag beperkt tot het deel van het park dat vanaf de lantaarnpaal zichtbaar is.
Dat is overigens best wel wat. Zo laten Toussaint et al. (2020) zien dat ze met een paar simpele aannames een betere schatting van de vermogensverdeling kunnen maken, en geven Jos Jansen, Hans Beens en Ronald Nelisse, en Johannes Hers en Joost Witteman in deze ESB met een aantal aannames goede inschattingen van de vertekening van het Nederlandse nationale inkomen, de export en de arbeidsproductiviteit vanwege grensoverschrijdend kapitaalverkeer door bedrijven.
Maar zonder structurele data blijft het bij halfzachte schattingen en is het niet aantrekkelijk voor wetenschappers om er een carrière op te bouwen. Het is te hopen dat betere statistieken over grensoverschrijdend kapitaalverkeer snel gereed komen. Bij de banken was er in 2008 een crisis voor nodig om data over financiële risico’s beschikbaar te maken.
Literatuur
Akerlof, G. (2020) Sins of omission and the practice of economics. Journal of Economic Literature, 58(2), 405–418.
Toussaint, S., B. van Bavel, W. Salverda en C. Teulings (2020) Nederlandse vermogens schever verdeeld dan gedacht. Artikel te vinden op esb.nu.
Auteur
Categorieën