Ga direct naar de content

Leerboeken over markt, economie en recht

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: juni 3 2005

Leerboeken over markt, economie en recht
Aute ur(s ):
P.W.J. de Bijl en E.E.C. van Damme (auteur)
De auteurs zijn verb onden aan TILEC (Tilburg Law and Economics Center) en aan CentER for Economic Research, Universiteit van Tilb urg
pdeb ijl@uvt.nl
Ve rs che ne n in:
ESB, 90e jaargang, nr. 4462, pagina 260, 3 juni 2005 (datum)
Rubrie k :
Boekbespreking
Tre fw oord(e n):

Recentelijk zijn er twee leerboeken op het gebied van recht en economie verschenen. Ze vullen elkaar aan en laten de relevantie van
het vakgebied zien.
Juristen proberen door middel van het recht de maatschappij z te ordenen dat deze voor iedereen zo aangenaam mogelijk blijft. Economen
pogen eerst en vooral stukjes van die complexe maatschappij beter te begrijpen. In ieder geval benadrukken hun leerboeken het
onderscheid tussen positieve en normatieve analyse. Zonder goed begrip zijn normatieve uitspraken over adequate ordening niet
mogelijk en juristen zijn zich in toenemende mate bewust van het belang van economische inzichten: zonder de juiste prikkels zijn regels
niet in staat om gedrag in de gewenste richting bij te sturen. In onze samenleving lopen veel prikkels via de markt, zodat het voor juristen
van belang is goed te begrijpen wat markten en marktwerking kunnen realiseren. Waarom intervenieert de overheid in markten? Hoe doet
zij dat? Wat zijn de nadelen? Hoe zou het beter kunnen? Juristen moeten in staat zijn efficint met economen te communiceren: ze moeten
relevante vragen kunnen stellen en de gegeven antwoorden op waarde weten te schatten. Wij bespreken hier twee Nederlandstalige
boeken die geschikt zijn, dan wel beogen om juristen economische basiskennis bij te brengen: het Basisboek markt- en micro economie
van Van Gent, Van Bergeijk en Heuten en Economie en recht onder redactie van Kanning en Kerkmeester.
Basisboek markt- en micro-economie
Het Basisboek presenteert marktwerkingsproblemen en de theorie van de industrile organisatie aan de hand van diverse voorbeelden,
onder meer ontleend aan Nederlandse situaties. Deel 1 bevat een overzicht van economische stelsels, een uitleg van redenen voor
overheidsingrijpen en een bespreking van ondernemingstypen. Het overwegend beschrijvende deel 2 vat standaardinzichten uit de
strategie- en organisatieliteratuur samen. Daarbij worden onder meer de ‘rol’ van de ondernemer, innovatie, de groeicyclus en redenen
voor fusies uiteengezet. Deel 3 is analytisch van aard: verschillende marktstructuren (varirend van monopolie tot imperfecte
concurrentie) komen aan bod. Oligopolietheorie wordt besproken, allereerst aan de hand van Bains SGR-schema (structuur, gedrag,
resultaat), vervolgens met behulp van eenvoudige speltheoretische voorbeelden (Nash-evenwichten in 2×2-matrices) en Cournot- en
Bertrand-modellen. Dat legt een basis om kartels, impliciete collusie en diverse vormen van anticompetitief gedrag te behandelen. Deel 4
beschrijft het mededingingstoezicht en het bijbehorende instrumentarium in Nederland en in de EU.
Het Basisboek steunt sterk op voorbeeldmateriaal. Dat maakt het toegankelijk en vergroot de kans dat studenten zich inleven in de
materie. Het boek bevat verder veel opgaven, varirend van meerkeuzevragen tot cases, veelal met antwoorden. De aanpak is per saldo
meer beschrijvend dan analytisch. Het is bijvoorbeeld onbevredigend dat een fundamentele uiteenzetting van het ontstaan van
marktfalen ontbreekt. De opsplitsing van auteurs van ‘marktonvolkomenheden’ in marktimperfecties (marktmacht) en marktfalen
(collectieve goederen, externaliteiten en bemoeigoederen) is kunstmatig. Omdat het gangbaar is om alle voorbeelden te kenmerken als
marktfalen, leidt de splitsing bovendien tot verwarring. Een docent zal op dergelijke punten moeten aanvullen. Er is ook weinig aandacht
voor sectorspecifieke regulering in netwerksectoren; een gemis gezien de actualiteit van dit onderwerp. Overigens roept het boek een
beeld op van medewerkers van toezichthoudende instellingen als de reddende engelen van onze maatschappij, hetgeen een overtrokken
beeld is. In het boek blijft onderbelicht dat marktontwerp en ex ante regulering vaak van cruciaal belang zijn om een markt de goede kant
op te sturen en dat ex post ingrijpen (nadat zich een mededingingsprobleem heeft voorgedaan) niet altijd volstaat. Een ernstige omissie is
ook dat overheidsfalen niet aan de orde komt.
De formuleringen in het Basisboek zijn veelal losjes en formele uiteenzettingen schieten op diverse plaatsen tekort. Zo wordt het begrip
consumentensurplus onjuist gedefinieerd als het verschil tussen de maatschappelijke waarde en de marktwaarde van producten (denk
aan externaliteiten), is de uitleg daarvan te kort door de bocht (onderliggende veronderstellingen blijven onbesproken), en gaat de
sprong van individuele naar collectieve vraagcurve voorbij aan het feit dat de laatste geconstrueerd wordt op basis van consumenten
met uiteenlopende waarderingen. Er wordt ten onrechte gesuggereerd dat er in een natuurlijk monopolie slechts plaats is voor ŽŽn
onderneming. De uitleg van Cournot- en Bertrand-evenwichten, gebaseerd op reactiecurven en dynamisch gedrag, zet de lezer op het
verkeerde been: het gaat hier immers over statische modellen. Extra uitleg en oefenmateriaal van de docent zijn hier vereist.
Beoordeling
Het Basisboek is geschikt als inleidende tekst voor niet-economen (bijvoorbeeld juristen) die achtergrondkennis nodig hebben van
marktwerking en mededinging. Hopelijk zullen zij zich niet laten imponeren door de hier gepresenteerde resultaten van beleid, maar zich
vooral kritisch afvragen hoe economen tot dergelijke resultaten komen. Het boek is pragmatisch, praktijkgericht en toegespitst op de

Nederlandse situatie, hetgeen het aantrekkelijk maakt. Het is geschikt voor juridische beleidsmedewerkers die in aanraking komen met
marktwerking, mededinging of regulering, aan de beleidskant of in het bedrijfsleven. Professionals op dit gebied hebben meer nodig.
Vanwege het praktijk- en oefenmateriaal vormt het een kant-en-klare semestercursus. Qua niveau is het onzes inziens geschikt voor hbo
en het eerste of tweede jaar van universitaire studies met een slechts lichte economische component (zoals rechten). Voor meer diepgang
of meer kennis van marktontwerp en regulering is een aanvullende cursus echter noodzakelijk.
Economie en Recht
Het leerboek Economie en Recht is voortgekomen het economieonderwijs aan juristen aan de UvA en de EUR. In feite zijn het twee
boeken met een gezamenlijke inleiding. Het Amsterdamse maakt economische basisbegrippen (volkomen en onvolkomen concurrentie,
mededingingsbeleid, macro-economisch beleid, en bedrijfseconomie) toegankelijk voor juristen. Het Rotterdamse geeft een inleiding in
de rechtseconomie: de economische kijk op het recht, die bestudeert waarom rechtsregels totstandkomen, welke effecten rechtsregels en
-systemen hebben en welke optimaal zijn.
Voor de dubbele doelstelling valt iets te zeggen: juristen zullen vermoedelijk het tweede deel interessanter vinden, maar een goed begrip
daarvan vereist kennis van het eerste deel. De keuze heeft ook het nadeel dat het boek erg overladen wordt. Er komt veel aan de orde en
bijgevolg wordt niet alles even diepgaand besproken. De basisbegrippen worden genoemd maar niet uitvoerig behandeld. Wij vrezen
dan ook dat ze niet echt begrepen zullen worden: alleen oefening baart kunst. Een boek dat basisbegrippen aanstipt, onvoldoende
illustreert en niet toetst aan de hand van opgaven, schiet zijn doel voorbij. Dit geldt eens te meer daar de fundamentele behandeling van
de basisbegrippen soms botst met toepassingen, hetgeen tot verwarring kan leiden.
Een paar voorbeelden. De stelling dat toetreding plaatsvindt tot de (economische) winst nul is, leidt altijd tot verwarring. Deze wordt
alleen maar vergroot als in het bedrijfseconomische hoofdstuk volstaan wordt met een beschrijving van het begrip boekhoudwinst. Er
wordt gesteld dat vaste kosten, die verzonken zijn, toetredingsbarri•res vormen. De scherpe lezer concludeert dat vaste kosten die niet
verzonken zijn geen toetredingsbarri•re vormen, maar komt in verwarring als vervolgens schaalvoordelen wel een toetredingsbarri•re
genoemd worden. Een ander voorbeeld van inconsistentie betreft het consumentensurplus. Hoewel in hoofdstuk 1 gesteld wordt dat
vanwege het ontbreken van een maatstaf niet gesaldeerd kan worden (interpersonele nutsvergelijking is onmogelijk), wordt vervolgens,
bij de behandeling van de consumententheorie wel gesaldeerd: consumentensurplus wordt gegeven door een oppervlak. Een
nieuwsgierige student zal zich afvragen hoe deze zaken met elkaar te rijmen zijn, evenals het enge welvaartsbegrip en het brede
welvaartsbegrip doen. Vermoedelijk vraagt deze student zich af waar economen het nu eigenlijk over hebben. Jammer is dan ook dat het
hoofdstuk over mededingingsbeleid traditioneel juridisch en beschrijvend is. Dit was bij uitstek een gelegenheid om de basisbegrippen
te illustreren en de beleidsdoelstellingen in verband te brengen met consumentensurplus, welvaart, enzovoort.
Beoordeling
Economie en Recht is te ambitieus en daarmee ongebalanceerd. De wens van de auteurs de basis zorgvuldig op te bouwen, vereist dat
bepaalde aspecten formeel en wiskundig worden aangepakt. Bij de beoogde lezer ontbreekt echter het noodzakelijke wiskundige
gereedschap: het is lastig iemand die het kwadrateren niet beheerst te leren worteltrekken. Tevens wreekt zich het grote aantal
onderwerpen, waardoor de interactie tussen economie en recht niet echt tot volle wasdom kan komen. Dit werkt ontmoedigend voor de
student.
Positief is dat er veel te leren is uit dit boek, maar misschien niet door de doelgroep. Een andere opzet zou te prefereren zijn. Een
basiscursus ‘recht en economie’ moet beperkter zijn, en k‡n dat ook zijn als bij de vervolgvakken (bijvoorbeeld mededingingsrecht,
aansprakelijkheidsrecht, ondernemingsrecht) de economische aspecten direct ge»ntegreerd worden. Bijzondere aandacht verdient
overigens de rol van het model van volkomen concurrentie in de inleiding. Dat model kan inderdaad, zoals de auteurs stellen, gebruikt
worden als eerste benadering om de werkelijkheid te begrijpen, maar voor juristen is dat niet voldoende. Zij houden zich immers vooral
bezig met het vormgeven (maken) van markten en daarvoor schiet het model hopeloos tekort, zoals we ook in Nederland gezien hebben.
Het zou voor juristen goed zijn in te zien waarom de institutionele vormgeving van de markt cruciaal is om effectieve concurrentie te
bewerkstelligen.
Conclusie
Het Basisboek is voor juristen een bruikbare, maar wat losse, inleiding in micro-economie en marktwerking. De praktijkgerichte
invalshoek maakt het zeer toegankelijk, en inspirerend, maar op enkele plaatsen zal de docent zelf moeten aanvullen. Economie en Recht
is veel zorgvuldiger, maar theoretischer van opzet. Het heeft een veel ruimere focus waarbij uitgebreid aandacht besteed wordt aan
fundamentele, rechtseconomische onderwerpen. Het lijkt ons vooral nuttig voor juristen die een meer theoretische en fundamentele
achtergrond van de economische wetenschap wensen, zodat zij in staat gesteld worden om de uitgangspunten van de
welvaartseconomie te kunnen plaatsen, of op een fundamenteel niveau kunnen nadenken over wetgevingszaken met een economische
component. Het lijkt ons dat tussen beide boeken nog ruimte over is voor een derde.
Paul de Bijl en Eric van Damme

Copyright © 2005 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteurs