Ga direct naar de content

Kiezersvoorkeuren: links en rechts ingehaald

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: maart 1 2017
HH/Ton Toemen


Dit artikel is gebaseerd op Jong-A-Pin et al. (2017).

Het politieke landschap in Nederland wordt traditioneel ­gerangschikt op een links-rechtsschaal, soms aangevuld met een progressief-­conservatieftegenstelling. Ons ­onderzoek naar de ideologie van het Nederlandse electoraat laat zien dat een ­scheiding langs meerdere dimensies nodig is. Met name op ­economisch ­gebied is het traditionele links en rechts achterhaald.

Met de Tweede Kamerverkiezingen in aantocht proberen politici de kiezer van hun gelijk te overtuigen. Maar terwijl de strijd om de kiezersgunst in het verleden uitgevochten werd tussen politiek ‘links’ en ‘rechts’, zal het deze keer waarschijnlijk anders zijn. De verkiezingswinst van Trump, de Brexit, het migrantenvraagstuk en de nee-uitkomst van het Oekraïne­-referendum hebben laten zien dat het ­debat allang niet meer alleen verloopt via de oude links-rechtsscheidslijn wat betreft herverdeling en de mate van overheidsbemoeienis. Met de links-rechtsmaatstaf kan geen onderscheid meer ­gemaakt worden tussen de verschillende denkbeelden in het politieke landschap. In wetenschappelijk onderzoek naar politieke ideologie ligt de toepasbaarheid van deze maatstaf al langer onder vuur (Van der Brug en Van Spanje, 2009; Feldman, 2013), maar hij wordt desondanks nog ­altijd gebruikt (Hessami en Uebelmesser, 2013). Ook wordt er vaak aan ‘links’ en ‘rechts’ gerefereerd in het politieke debat. Hoe zit het, met de verkiezingen voor de deur, met het nut van de links-rechtsmaatstaf in Nederland?

POLITIEKE IDEOLOGIE

In de wetenschappelijke literatuur worden verschillende manieren onderscheiden om politieke ideologie te onderzoeken. Er zijn drie brede methodologische categorieën: een conceptuele, een discursieve en een kwantitatieve aanpak. Met een conceptuele aanpak wordt ideologie ­gezien als het raamwerk dat men gebruikt om de politieke ­wereld beter te begrijpen. De discursieve aanpak richt zich voornamelijk op het gebruik van taal en communicatie in de politiek. Onderzoekers met een kwantitatieve aanpak houden zich bezig met het meten van ideologie. Zij maken gebruik van structurele kenmerken van politiek gedachtegoed, waarlangs politieke denkbeelden kunnen worden georganiseerd (Maynard, 2013). Meestal wordt dit gedaan middels een eendimensionale schaal, zoals de traditionele links-rechtsschaal, die voorkeuren voor herverdeling en de mate van overheidsbemoeienis meet.

Een beperking van deze traditionele kwantitatieve ­methode is dat men veronderstelt dat ideologie langs een links-rechtsschaal gegeneraliseerd kan worden, dat verschillende politieke overtuigingen elkaar uitsluiten, dat men weet wat politiek ‘links’ en ‘rechts’ inhoudt en dat deze concepten constant zijn over de tijd. Zulke veronderstellingen zijn in het huidige politieke landschap achterhaald (Maynard, 2013; De Vries et al., 2013). In politicologische onderzoeken is er in de afgelopen jaren regelmatig al een tweede culturele dimensie toegevoegd (Van der Brug en Van Spanje, 2009). De combinatie van een links-rechtsdimensie en een culturele dimensie wordt bijvoorbeeld ook door het Kieskompas gebruikt (Krouwel en Van Elfrinkhof, 2014). De toegevoegde waarde van ons onderzoek is dat wij niet van tevoren de dimensies van politieke ideologie vastleggen, maar deze bepalen op basis van statistische criteria. Dit is nog niet eerder gedaan in Nederland.

METHODE

We maken gebruik van een enquête, uitgezet door CentER­data, dat beschikt over een representatief panel van de Nederlandse bevolking (tabel 1 vat de kenmerken van de 2453 respondenten samen). In de enquête hebben respondenten hun ideologie beoordeeld op de traditionele links-rechtsschaal. Deze wordt bepaald aan de hand van de vraag: “In politieke zaken spreekt men vaak van politiek links en rechts. Waar zou u uw eigen politieke ideeën plaatsen?”,  ­gemeten op een schaal van 1 (links) tot 10 (rechts). Daarnaast bevat de enquête stellingen die betrekking hebben op politieke, sociale en economische vraagstukken. Ten slotte is de respondenten gevraagd op welke partij zij zouden stemmen, mochten er de dag na de enquête verkiezingen worden gehouden (zie Jong-A-Pin et al., 2017 voor de enquête).

Kader 1: Onderzoeksmethode


We stellen het aantal dimensies van politieke ideologie empirisch vast aan de hand van de antwoorden van respondenten op veertig stellingen over sociale, politieke en economische zaken. De samenhang tussen de antwoorden is geanalyseerd door middel van een exploratieve factoranalyse op een willekeurig gekozen deel van de data . De hieruit voortkomende dimensies zijn vervolgens gevalideerd door middel van een confirmatieve factoranalyse op het resterende deel van de data.

Exploratieve factoranalyse
Het doel van de exploratieve factoranalyse is het benaderen van waarneembare indicatoren door een kleiner aantal factoren, zonder a ­priori restricties te leggen op de hoeveelheid factoren. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de covariantie tussen indicatoren. In de analyse hebben we gebruik ­gemaakt van de schattingsmethode ‘maximum ­likelihood’ met ­‘oblique’-rotatie. De factoren die uit de analyse naar voren komen zijn de vier dimensies van politieke ideologie. Deze factoren zijn vervolgens gevalideerd voor de rest van de data aan de hand van een confirmatieve factoranalyse.

Confirmatieve factoranalyse
Het doel van de confirmatieve factoranalyse is het valideren van relaties tussen ­indicatoren en latente variabelen. In dit geval is aan de hand van ‘goodness-of-fit’-statistieken gekeken hoe goed het factormodel van de exploratieve factoranalyse past op het overige deel van de data. Daarnaast is er een aannemelijkheidsquotiënttoets gedaan. Zie Jong-A-Pin et al. (2017) voor een uitgebreidere discussie van de methode.

In plaats van de dimensies van politieke ideologie op voorhand vast te leggen, is de dimensionaliteit van politieke ideologie bepaald door middel van factoranalyses op basis van de voorgelegde stellingen (zie kader 1). Op deze wijze hebben hebben we vier dimensies van politieke ideologie geidentificeerd.

DE DIMENSIES VAN POLITIEKE IDEOLOGIE

De eerste twee dimensies hebben betrekking op economische voorkeuren. Economische gelijkheid wordt ­gekenmerkt door voorkeuren voor inkomensgelijkheid en ­herverdeling, en kan geassocieerd worden met de hedendaagse sociaaldemocratie (Jackson, 2013). In deze dimensie worden de steun voor een socialezekerheidsstelsel, voor sterke vakbonden die opkomen voor de rechten van werknemers en een voorkeur voor een egalitaire maatschappij gevangen. Deze economische voorkeuren zijn gemeten door stellingen over het belang van inkomensgelijkheid versus economische groei, over de rechten van arbeiders en consumenten en het nationaliseren van nutsvoorzieningen.

De dimensie Marktwerking daarentegen wordt ­gekarakteriseerd door een voorkeur voor ‘laisser-faire-­politiek’. De overheid moet zo klein mogelijk zijn en overheidstaken moeten gedecentraliseerd worden. Ook moet het socialezekerheidsstelsel herzien worden en de economie zo veel mogelijk gedereguleerd. De stellingen die deze denkbeelden meten, gaan over bezuinigingen op de werkloosheidsuitkering, het onderbrengen van overheids­taken bij gemeenten en marktwerking in de zorg. De standpunten die door deze dimensie worden gevangen, kunnen worden verbonden aan economisch-libertarische denkbeelden (Gamble, 2013).

De overige twee dimensies vangen voorkeuren die niet aan de economie (in enge zin) gelieerd zijn. De dimensie Zelfbeschikking meet een voorkeur voor sociale vrijheden en is gelieerd aan sociaal-liberale denkbeelden (Freeden en Stears, 2013). Ieder individu moet een hoge mate van autonomie hebben en moet gelijk behandeld worden. Tegenover deze voorkeur voor sociale vrijheden staan ­sociaal-conservatieve voorkeuren.

De laatste dimensie behelst meerdere elementen. Deze dimensie bevat politieke voorkeuren van nationalistische en xenofobische aard en wordt gekenmerkt door steun voor gesloten grenzen en de exclusie of ongelijke behandeling van (etnische) minderheden. Daarnaast omvat deze dimensie ook steun voor meer soevereiniteit voor de staat en voor de stelling dat de wil van het volk (bijvoorbeeld door middel van referenda) vóór die van de gevestigde orde gaat. Deze combinatie van elementen komt sterk overeen met de poli­tieke agenda van de hedendaagse populistische beweging (Mudde en Kaltwasser, 2013); we noemen deze dimensie daarom Populisme. Een negatieve associatie met deze ­dimensie impliceert steun voor een multiculturele maatschappij, steun voor internationale samenwerking en vertrouwen in supranationale organisaties, zoals de ­Europese Unie.

POLITIEKE VOORKEUREN EN STEMGEDRAG

Wanneer we de links-rechtsschaal en bovenstaande indeling toepassen op het stemgedrag van de respondenten, verkrijgen we inzicht in de politieke ideologie van de ­achterban van de elf grootste politieke partijen. De ­politieke denkbeelden van de ‘gemiddelde kiezer’ van deze partijen worden hier gepresenteerd.  Respondenten die hebben aangegeven zwevend te zijn of niet te gaan stemmen, zijn niet meegenomen in deze analyse.

We beginnen met de links-rechtsmaatstaf. Deze levert grofweg een beeld op zoals verwacht kan worden. Figuur 1 laat zien dat de rechtse kiezer vaker stemt voor partijen die traditioneel gezien worden als rechts, zoals de VVD. Hetzelfde geldt voor de linkse kiezer: deze stemt vaker op partijen als GroenLinks, de PvdA en de SP. De gemiddelde centrumkiezer stemt voor D66, het CDA, de ChristenUnie en de PvdD. Opmerkelijk is dat de SP-kiezer zichzelf als minder links ziet dan de kiezers van de PvdA en GroenLinks zichzelf zien, hoewel het verschil tussen SP en PvdA niet significant is. Verder identificeren de achterbannen van  de PVV en de SGP zichzelf met ‘rechts’.

De traditionele links-rechtsmaatstaf laat echter veel verborgen. Eenzelfde analyse op basis van de boven­genoemde vier dimensies van ideologie geeft een veel ­inzichtelijker perspectief.

Economische gelijkheid en marktwerking

Figuur 2 laat de verdeling van de elf grootste politieke partijen in Nederland zien per ideologische dimensie. Hieruit blijkt dat er van deze partijen slechts vier zijn waarvan de ideologie van hun kiezers enigszins overeenkomt met het traditionele links-rechtsbeeld. Aan de ‘rechterkant’ van het spectrum hebben VVD-stemmers de klassieke voorkeur voor marktwerking en een negatieve houding ten aanzien van herverdeling. Ook de achterban van het CDA kan gezien worden als traditioneel rechts, met dien verstande dat de CDA-stemmer zich zeer dicht bij het politieke centrum plaatst. Aan de ‘linkerkant’ hebben de kiezers van GroenLinks en de SP een voorkeur voor economische ­gelijkheid en een negatieve houding ­tegenover marktwerking.

De overige partijen zijn echter niet duidelijk ‘links’ of ‘rechts’. Met name met betrekking tot de twee ­economische dimensies zijn de voorkeuren van kiezers niet in lijn met de traditionele links-rechtsschaal. Exemplarisch zijn aan de ene kant de kiezers van de SGP en de ChristenUnie, die bij beide partijen worden gekarakteriseerd door een afkeer van zowel marktwerking als herverdeling, en aan de andere kant de PvdA- en PvdD-kiezers, die ­duidelijk voor marktwerking en herverdeling zijn. Bovendien is het opvallend dat de ­achterban van D66 zichzelf in het politieke midden plaatst volgens de klassieke links-rechtsverdeling, hoewel zij op grond van de twee economische dimensies lijkt op de VVD-kiezer. De dimensies populisme en zelfbeschikking bieden inzicht in de redenen hiervoor.

Zelfbeschikking en populisme

Het grote verschil tussen de kiezers van D66 en CDA enerzijds en de VVD anderzijds zijn de populistische voorkeuren. De kiezers van de VVD zijn wat dat betreft de enige die, samen met die van 50Plus, in de buurt komen bij de voorkeuren van de achterban van de PVV. D66- en CDA-kiezers hebben deze voorkeuren duidelijk niet. Hetgeen overigens niet betekent dat zij ideologisch identiek zijn. De achterbannen van D66 en CDA scoren beduidend verschillend op de mate van zelfbeschikking. De D66-kiezer is sociaal gezien liberaal, die van het CDA is ­conservatief.

Ook de achterbannen van de ChristenUnie en de SGP zijn conservatief op sociaal gebied; zeker SGP-kiezers zijn felle tegenstanders van zelfbeschikking. Net als op het ­gebied van economische voorkeuren staan PvdA- en PvdD-kiezers hier lijnrecht tegenover. Toch zijn deze partijen geen complete ideologische tegenpolen. De kiezers van de PvdA en de ChristenUnie zijn namelijk duidelijk tegen het populisme, terwijl de PvdD- en SGP-stemmers zich op deze dimensie in het centrum bevinden.

De dimensies zelfbeschikking en populisme bieden ook een goed kader om onderscheid te maken tussen kiezers met een voorkeur voor herverdeling en afkeer van marktwerking. De PVV- en 50Plus-kiezers lijken namelijk op basis van hun economische voorkeuren op de achterban van de SP en die van GroenLinks. Toch zijn zij op grond van de andere twee ideologische dimensies uitersten van elkaar. Waar de achterbannen van de SP en GroenLinks sociaal gezien liberaal zijn, zijn de PVV- en 50Plus-kiezer sociaal conservatief. De dimensie populisme laat het ­contrast tussen deze kiezers nog beter zien. De achterban van de PVV is van het Nederlandse electoraat het meest nationalistisch en populistisch ingesteld, gevolgd door de meer gematigde achterbannen van 50Plus en de VVD.

MET HET OOG OP DE DE VERKIEZINGEN

Onze analyse laat empirisch zien dat de politieke ideologie van de Nederlandse burger gecategoriseerd kan worden aan de hand van vier dimensies. Wie er op 15 maart ­uiteindelijk wint zal onder andere afhangen van welke partij haar ­kiezers het meeste weet aan te spreken en van het gewicht dat ­kiezers toekennen aan elk van de dimensies. Maar wat nu al duidelijk is, is dat ‘links’ en ‘rechts’ ideologisch achterhaalde en te ­diffuse begrippen zijn geworden, in het bijzonder met ­betrekking tot voorkeuren op economisch gebied.

LITERATUUR

Brug, W. van der, en J. van Spanje (2009) Immigration, Europe and the ‘new’ cultural dimension. European Journal of Political Research, 48(3), 309–334.

Feldman, S. (2013). Political Ideology. In: L. Huddy, D.O. Sears and J.S. Levy (red.), The ­Oxford handbook of political psychology. Oxford: Oxford University Press.

Freeden, M. en M. Stears (2013) Liberalism. In: M. Freeden en M. Stears (red.), The Oxford handbook of political ideologies. Oxford: Oxford University Press.

Gamble, A. (2013) Economic libertarianism. In: M. Freeden en M. Stears (red.), The Oxford handbook of political ideologies. Oxford: Oxford University Press.

Hessami, Z. en S. Uebelmesser (2013) Empirical determinants of in-kind redistribution: ­partisan biases and the role of inflation. Economics Letters, 118(2), 318–320.

Jackson, B. (2013) Social democracy. In: M. Freeden en M. Stears (red.), The Oxford handbook of political ideologies. Oxford: Oxford University Press.

Jong-A-Pin, R.M., M.D. Laméris en J.H. Garretsen (2017) Political preferences of (un)happy voters: evidence based on new ideological measures. SOM Research Report, 17003-EEF. Rijksuniversiteit Groningen.

Krouwel, A. en A. van Elfrinkhof (2014) Combining strength of methods of party positioning to counter their weaknesses: the development of a new methodology to calibrate parties on issues and ideological dimensions. Quality and Quantity, 48(3), 1455–1472.

Maynard, J.L. (2013) A map of the field of ideological analysis. Journal of Political Ideologies, 18(3), 299–327.

Mudde, C. en C.R. Kaltwasser (2013) Populism. In: M. Freeden en M. Stears (red.), The Oxford handbook of political ideologies. Oxford: Oxford University Press.

Vries, C.E. de, A. Hakhverdian en B. Lancee (2013) The dynamics of voters’ left/right identification: The role of economic and cultural attitudes. Political Science Research and Methods, 1(2), 223–238.

Auteurs

Categorieën