Kiezen of delen
In CDA-kring is de ‘zorgzame’ of ‘verantwoordelijke’ samenleving een belangrijk onderwerp van discussie. Het
concept wordt al enkele jaren door minister Brinkman van
WVC gepropageerd. Tijdens een gastcollege in Leiden,
vorige maand, zwengelde Brinkman de discussie opnieuw aan. Hij bleek nog steeds overtuigd van de noodzaak verantwoordelijkheden op het terrain van het welzijn
aan de burgers en aan maatschappelijke instellingen over
te dragen. Hij voegde hieraan toe dat het primaat van de
politiek moest worden hersteld, al bleek niet duidelijk hoe
hij het een met het ander wilde combineren. Een paar dagen later gaf fractievoorzitter De Vries tegengas, vooral
omdat hij een “nieuwe, grootse visie” politiek niet opportuun achtte. Mijns inziens kan het echter geen kwaad als
er aan het beleid een visie ten grondslag ligt, al was het
alleen maar om te zorgen voor consistentie.
De ideologie van de verantwoordelijke samenleving
kan worden beschouwd als de niet-economische pendant
van de aanbodeconomie. De gedachte die eraan ten
grondslag ligt, is dat overheidsoptreden ook op het terrein
van het menselijk welzijn leidt tot ‘crowding out’. Waar de
overheid immers de taak op zich neemt voor het welzijn
van de burgers te zorgen, wordt particulier initiatief overbodig. Het professionele welzijnswerk heeft de zorg van
mensen voor zichzelf en voor elkaar verdrongen en vervangen door hulpverlening door anonieme instellingen.
Doordat mensen elkaar niet langer nodig hadden, zijn ze
verder van elkaar verwijderd geraakt en voelen ze zich
niet meer verantwoordelijk voor het welbevinden van anderen. Hierdoor heeft de professionele hulpverlening
zichzelf onmisbaar gemaakt, terwijl de staat opdraait voor
de kosten.Om dit probleem opte lossen wil Brinkman aansluiting zoeken bij “diepgewortelde, vaak eeuwenoude
tradities van voor elkaar opkomen”, omdat de “overheidsinmenging, die nu zo’n twintig jaar wordt gepropageerd
(…) weinig effectief is gebleken als we kijken naar het nog
altijd grate aantal mensen dat zegt zich nog niet wel te bevinden”1. De oplossing van Brinkman is tweeledig. In de
eerste plaats wil hij de rol van de overheid terugdringen,
in de tweede plaats doet hij een appel aan de burgers om
de zorgzame samenleving gestalte te geven.
Brinkmans visie ademt de geest van de tijd. De overheid moet worden teruggedrongen ten gunste van het particulier initiatief. Het is dan natuurlijk de vraag of het particulier initiatief inderdaad de gaten zal opvullen die de
overheid wil laten vallen. Uit de gedachte achter het concept van de zorgzame samenleving, namelijk dat het gebrek aan solidariteit onder de burgers het gevolg is van
verdringing door de overheid, vloeit voort dat hier geen
problemen zijn te verwachten. Het is echter de vraag of
deze gedachte juist is. Bij de individualisering hebben ook
andere factoren een rol gespeeld. Een daarvan is de economische vooruitgang. Wanneer we die factor centraal
stellen, resulteert een heel ander verhaal.
Economieen ontwikkelen zich door steeds verder
gaande arbeidsdeling en specialisatie. De markt coordineert dit proces door de verschillende activiteiten af te
stemmen op elkaar en op de behoeften van de consument. Op deze manier draagt het marktmechanisme zorg
voor een, maatschappelijk gezien, maximale behoeftenbevrediging. De markt is bovendien de stuwende kracht
achter de economische ontwikkeling. De markt noopt
aanbieders voortdurend te zoeken naar behoeften waarin het bestaande aanbod onvoldoende voorziet en naar
nieuwe, efficientere methoden om bestaande produkten
voort te brengen. Zo zorgt de markt voor steeds meer en
ESB 30-11-1988
steeds beter. Op micro-niveau is het beeld echter minder
idyllised. De markt doet zijn werk bij de gratie van concurrentie. Dit betekent dat aanbieders voortdurend strijd
moeten leveren om de gunsten van de consument. Wie
niet tegen zo laag mogelijke kosten produceert wat de
consument wil hebben, valt af. Op de arbeidsmarkt geldt
min of meer hetzelfde. Wie niet qua leeftijd, opleiding en
ervaring de arbeidskracht te bieden heeft die werkgevers
vragen, valt af.
Een ander aspect van de economische ontwikkeling
dat in dit verband van belang is, is de schaalvergroting in
de produktie. Bedrijven die mee willen komen in de concurrentiestrijd moeten maximaal profiteren van arbeidsdeling en specialisatie. Dit betekent dat het bedrijf moet
groeien of dat het zich moet specialiseren. In beide gevallen is een grater afzetgebied nodig. In de geschiedenis
hebben we dan ook gezien dat markten een steeds groter gebied omvatten. Autarkische dorpsgemeenschappen zijn opgegaan in nationale economieen, nationale
economieen vormen gemeenschappelijke markten en op
steeds meer terreinen worden producenten geconfronteerd met een wereldmarkt. Ook hier geldt dat wie niet
mee kan komen, afvalt.
Door de schaalvergroting wordt de markt anoniem.
Producenten verliezen het contact met de consument en
concurrenten verliezen het contact met elkaar. De verliezer in de concurrentiestrijd heeft niemand op wie hij zijn
woede kan richten. In The grapes of wrath schetst John
Steinbeck het leven van kleine boeren die door ‘de bank’
van hun land worden gejaagd om schaalvergroting mogelijk te maken en die vervolgens als dagloners worden
geconfronteerd met het prijsmechanisme. “The bank is
something else than men. It happens that every man hates what the bank does, and yet the bank does it. The
bank is something more than men, I tell you. It’s the monster. Men made it, but they can’t control it.” In Nederland
hebben we bedrijfssluitingen gezien waarbij het personeel
op straat kwam te staan, vol onbegrip dat de produkten
van het bedrijf waar ze jaren hun ziel in hadden gelegd
geen aftrek meer zouden vinden. In de modeme samenleving moet snel worden ingespeeld op de veranderende
wensen van de anonieme consument. Voor tradities is
geen plaats. Alles draait om efficiency. Men kan het zich
niet veroorloven tijd en geld te verspillen aan ‘losers’ op
de arbeidsmarkt, want dezelfde ‘losers’ slaan op de goederenmarkt terug door te kopen bij de concurrent, die het
geld niet heeft besteed aan welzijnswerk, maar aan prijsverlaging.
De aanbodeconomie gaat uit van de onvermijdelijkheid
van deze concurrentieslag. De negatieve gevolgen van
de concurrentie moeten in deze visie niet worden verzacht, ze moeten juist een prikkel vormen om goed te
presteren. Tradities en gewoontevorming werken alleen
maar belemmerend. Mobilitert en flexibiliteit staan voorop. Sociale banden tellen niet, en Brinkmans pleidooi voor
een zorgzame samenleving botst dus met het beleid van
het kabinet waarvan hij deel uitmaakt. Als de overheid moraliseert, moet ze dat consistent doen. Het gaat niet aan
dat de ene minister ons verwijt dat we bij tante Truus blijven zitten, terwijl de ander ons verwijt dat we haar in de
steek laten.
M.A. Langman
E.C. Brinkman, Over de onmacht van een nieuwe elite; enkele beschouwingen over een ‘zorgzame samenleving bij gelegenheid van de behandeling van het ontwerp voor een welzijnswet in de Tweede Kamer, 1986.
1125