Ga direct naar de content

Financiële verslaggeving en het vrije Europese kapitaalverkeer

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: november 30 1988

Financiele verslaggeving en het
vrije Europese kapitaalverkeer
De richtlijnen voor financiele verslaggeving door ondememingen verschillen van land tot
land. Zolang die verschillen voortbestaan zullen de gunstige gevolgen van het vrijer
maken van het kapitaalverkeer binnen de EG tegenvallen. Om dat te voorkomen wordt in
Brussel al geruime tijd gewerkt aan harmonisatie van de richtlijnen. In dit artikel wordt
uiteengezet dat daarbij te weinig aandacht wordt geschonken aan vraagstukken van
balanswaardering en winstbepaling. Bij de harmonisatie van de voorschriften ziet de
auteur een belangrijke rol voor meervoudige verslaggeving: het eisen van zodanige
informatie dat winst- en balanscijfers kunnen worden berekend volgens verschillende
methoden.

DRS. L.G. VAN DER TAS*

Inleiding
In het kader van de completering van de interne markt
wordt door de EG gestreefd naar een vrij verkeer van kapitaal binnen de EG. Een belangrijke voorwaarde is het
wegnemen van belangrijke hinderpalen daarvoor, zoals
beperkingen op kapitaaltransacties en valutarestricties.
Het streven naar een vrij verkeer van kapitaal is erop gericht de optimale allocatie van kapitaal te bevorderen. Het
wegnemen van deze meer technische barrieres is daarvoor echter onvoldoende. Er moet sprake zijn van een werkelijke vrijheid van kapitaalverkeer.
Een van de mogelijke barrieres voor de feitelijke vrijheid
van kapitaalverkeer ligt op het terrein van de financiele verslaggeving door ondememingen. Financiele verslagen
worden gebruikt bij de besluitvorming omtrent de allocatie
van kapitaal over de ondememingen. Indien de financiele
verslagen van buitenlandse ondememingen niet of verkeerd worden begrepen of niet vergelijkbaar zijn met de financiele verslagen van binnenlandse ondememingen
wordt de allocatie van kapitaal over ondememingen bemoeilijkt. In dit artikel wordt ingegaan op deze problematiek. In het bijzonder wordt gekeken naar de stappen die
door de EG reeds genomen zijn en de nog te nemen stappen in het licht van 1992.

Financiele verslaggeving

___

___

Ondememingen moeten jaarlijks een financieel verslag
opstellen waarin zij hun financiele positie aan het einde van
het boekjaar alsmede de financiele gang van zaken gedurende het boekjaar weergeven. Het financiele verslag bestaat uit een balans, een winst- en verliesrekening, een toe-

1128

lichting op deze stukken en een bestuursverslag. Aan het
verslag moet bij voorbeeld een rubriek Overige gegevens
worden toegevoegd met daarin de accountantsverklaring,
het winstbestemmingsbesluit en dergelijke. In vrijwel alle
landen bestaan voorschriften voor het opstellen van een financieel verslag.
In Nederland bij voorbeeld moeten NV’s, BV’s, cooperatieve verenigingen en onderlinge waarborgmaatschappijen voldoen aan de voorschriften opgenomen in Titel 8,
Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. Voor kredietinstellingen en verzekeringsmaatschappijen gelden additionele
bepalingen. Beursgenoteerde ondememingen moeten ook
tussentijds berichten omtrent hun financiele positie en de
gang van zaken. Daarnaast bestaan talloze voorschriften
voor specifieke categorieen ondememingen en andere
huishoudingen. Naast wettelijke bepalingen bestaan ook
andersoortige richtlijnen, zoals die van de Raad voor de
Jaarverslaggeving.
Het financiele verslag is de weergave van de transacties
en gebeurtenissen die gedurende het boekjaar hebben
plaatsgevonden en die van invloed zijn op de financiele positie van of de financiele gang van zaken bij de onderneming. De ondernemingsleiding formuleert het financiele
verslaggevingsbeleid. Dat wil zeggen dat zij bepaalt omtrent welke gebeurtenissen en met welke mate van detaillering gegevens worden verschaft en welke methoden van
presentatie, waardering, winstbepaling en consolidatie
worden gehanteerd. Daarbij wordt zij in haar keuzevrijheid
beperkt door de grenzen vastgesteld door de wet of door
andere voorschriften. Een voorbeeld van een keuze tussen
het al dan niet verstrekken van bepaalde gegevens is de
keuze tussen het wel of niet vermelden van het resultaat
. * De auteur is als wetenschappelijk onderzoeker verbonden aan
de Erasmus Universiteit Rotterdam. Met dank aan drs. M.N.
Hoogendoorn RA en drs. C.G. Koedijk voor hun commentaar op
een eerdere versie van dit artikel.

voor elk van de geografische gebieden waarbinnen de onderneming opereert.
Met betrekking tot de wijze waarop transacties en gebeurtenissen worden verwerkt in het financiele verslag
staat de ondernemingsleiding een scala van methoden ter
beschikking. Als voorbeelden worden hier slechts genoemd de waardering in het algemeen (historische uitgaafprijs of actuele waarde), de verwerking van goodwill (direct
ten laste van het resultaat, direct ten laste van het eigen
vermogen of activering en afschrijving), de omrekening van
vreemde valuta (bij voorbeeld tegen eindkoers of tegen
koers op moment van verwerving), de waardering van onderhanden werk (kostprijs of kostprijs plus winstopslag) en
de waardering van voorraden (fifo, lifo of gemiddelde prijs).
Al deze keuzen hebben invloed op het resultaat, de financiele positie en het vermogen. De cijfers zoals deze worden gepresenteerd hangen dus in belangrijke mate af van
de gehanteerde methoden van waardering, winstbepaling,
presentatie en consolidatie.
Tussen de voorschriften die de grenzen van de keuzevrijheid van de onderneming bepalen, bestaan internationaal naalgrote verschillen. Bovendien kan binnen de grenzen van deze voorschriften nog een belangrijke speelruimte voor de ondernemingsleiding bestaan. Wel geldt de algemene eis dat een eenmaal gekozen methode moet worden aangehouden, tenzij een gegronde reden bestaat een
andere methode te kiezen.

Belemmeringen voor het kapitaalverkeer

__

Bij de allocatie van kapitaal zal worden gezocht naar een
zo optimaal mogelijke aanwending, waarbij de beslisser
zich baseert op de hem ter beschikking staande gegevens.
Indien het de allocatie van kapitaal over ondernemingen
betreft, moet de beslisser een oordeel vormen omtrent onder meer de liquiditeit, de solvabiliteit en de rentabiliteit van
de onderneming, waarbij het financiele verslag een belangrijke rol speelt. Dit geldt zowel voor het beleggen in aandelen, het verschaffen van een lening, als het kopen van obligaties. Het bestaan van verschillen tussen nationale voorschriften en de grate verscheidenheid aan methoden waarop financiele verslagen kunnen worden opgesteld, kunnen
deze optimale kapitaalallocatie op twee wijzen frustreren.
In de eerste plaats kunnen verschillen in de wijze waarop financiele verslagen worden opgesteld, leiden tot misverstanden bij de gebruiker als die niet op de hoogte is van
het bestaan en de aard van die verschillen. De gebruiker
kan dan hetzij de nodige inspanningen verrichten om deze
onbekendheid op te heffen – bij voorbeeld door de inschakeling van een buitenlandse financieel analist-, hetzij deze
onbekendheid beschouwen als een extra risico. In beide
gevallen wordtde optimale allocatie belemmerd. In het eerste geval doordat de transactiekosten worden verhoogd, in
het tweede geval doordat een hoger rendement ter compensatie van het extra risico wordt verlangd.
Aannemende dat de gebruiker een afweging maakt tussen risico en rendement van de alternatieve aanwendingen zal in het tweede geval de beslisser een hoger rendement eisen ter compensatie van het hogere risico onder
overigens gelijkblijvende omstandigheden. Het extra risico
is echter niet een reeel economisch risico veroorzaakt door
kenmerken van de onderneming of haar omgeving en zou
dus bij de allocatie geen rol mogen spelen. Indien financiele verslagen van buitenlandse ondernemingen minder
goed begrepen worden dan financiele verslagen van binnenlandse ondernemingen, leidt dit er toe dat ceteris paribus meer kapitaal in eigen land en minder in het buitenland
wordt geallocderd dan bij een optimale allocatie.

ESB 30-11-1988

In de tweede plaats kunnen verschillen tussen financiele verslagen van ondernemingen uit verschillende lidstaten leiden tot niet-optimale beslissingen indien de gebruiker zich onvoldoende rekenschap geeft van de verschillen.
Zoals reeds aangegeven kunnen alternatieve opstellingen
van het financiele verslag leiden tot belangrijke verschillen
in het gerapporteerde vermogen, de gerapporteerde financiele positie en het gerapporteerde resultaat onder overigens gelijkblijvende omstandigheden. Dat kan leiden tot
een over- of onderschatting van rentabiliteit, liquiditeit en
solvabiliteit van de ene onderneming ten opzichte van de
andere. De over- of onderschatting kan leiden tot niet-optimale allocatie van kapitaal waardoor het vrije verkeer van
kapitaal wordt belemmerd.
Ter illustratie van de bovengenoemde twee belemmeringen van het vrije kapitaalverkeer refereren wij aan twee
recente onderzoekingen. Enkele citaten uit de resultaten
van een onderzoek onder 175 Amerikaanse institutionele
beleggers1: “The survey of US institutional investors indicates that the acceptance of a non-US company’s securities will be greatly influenced by the quality of its financial
disclosure.”… “The chief concerns of US money managers
investing in non-US equities are (in deze volgorde, LvdT)
the quality of disclosure, currency risk, relative valuation
and political risk.”… “66% say it is harder to analyze the income statements of foreign firms”. Ook een publikatie van
het Center for International Financial Analysis and Research2 wijst op de problemen bij het analyseren en vergelijken van buitenlandse financiele verslagen en stelt dat het
aantrekken van kapitaal in toenemende mate afhankelijk
zal worden van de kwaliteit van de financiele informatie verstrekt door de onderneming. Indien financiele verslagen
beter vergelijkbaar en begrijpelijker worden, ook voor buitenlandse gebruikers, kunnen deze problemen worden verminderd.
Deze problematiek werd voor multinationale ondernemingen op een OESO Forum in 1985 door Noland3 als volgt onder woorden gebracht:”… transnational enterprises are paying a risk premium for the use of… international capital markets – or at least those outside the company’s home country
– because the investor or lender may not be sure that he can
fully comprehend the implications of financial statements prepared under varying sets of accounting rules. Also, and importantly, there is no basis for comparison of financial results,
even among companies in the same industry, when those
results are prepared under different rules.” Ook Cook4 wijst
op de problematiek voor multinationale ondernemingen: “A
transnational competes for funds in the stock markets with
other companies in a similar line of business. If its financial
statements are less readily understood than those of its competitors it labours under a handicap”.
Veel onderzoek is gedaan naar de verschillen tussen de
financiele verslaggeving in de diverse landen en de daaruit resulterende problemen voor gebruikers van het financiele verslag op internationaal niveau5. Er is echter weinig
1. Broadgate Consultants, International investment trends, New
York, 1987.

2. Centerfor International Financial Analysis and Research / Wright
Investors’Service, Worldscope industrial company profiles, Princeton (NJ), Bridgeport (Conn.), 1987, vol. I, biz. 20-22.

3. OESO, Harmonization of accounting standards: achievements
and prospects, Parijs, 1986, biz. 38-39.

4. A. Cook, Harmonisation – a tough road to travel, The Accountant’s Magazine, maart 1983, biz. 102.
5. Hier wordt volstaan met de verwijzing naar overzichtsliteratuur
zoals J.S. Arpan en L.H. Radebaugh, International accounting and
multinational enterprises, Boston, 1981; F.D.S. Choi en G.G. Mueller, International accounting, New Jersey, 1984; en C.W. Nobes
en R. Parker, Comparative international accounting, Oxford, 1985,
alsmede naar S. J. Gray, The impact of international accounting differences from a security-analysis perspective: some European evidence, Journal of Accounting Research, voorjaar 1980, biz. 64-76.

1129

empirisch onderzoek gedaan naar de relatie tussen een
verbetering van de vergelijkbaarheid van de financiele verslagen en de werking van de kapitaalmarkt. Choi6 toont met
behulp van een beleggingsmodel aan dat ondernemingen
hun kapitaalkosten kunnen verlagen door verbetering van
de financiele verslaggeving. Barrett7 maakt aannemelijk
dat er een verband bestaat tussen de kwaliteit van de financiele verslaggeving eh de werking van de aandelenmarkt. Dat hier ook sprake is van een oorzakelijk verband
kan echter niet eenduidig worden aangetoond. Wel blijkt
uit de volgende onderzoeken dat ondernemingen overtuigd
zijn van het feit dat een verbetering van hun financiele verslaggeving gepaard gaat met verminderde kosten van het
aantrekken van kapitaal. Choi8 constateerde een belangrijke verbetering van de financiele verslaggeving door ondernemingen bij toetreding tot de Europese kapitaalmarkt,
daarbij het vermoeden bevestigend dat “corporations will
be motivated to upgrade their financial disclosure in order
to obtain scarce money capital as cheaply as possible”. Radebaugh9 komt tot vergelijkbare resultaten bij zijn onderzoek naar de achtergronden van vrijwillige ‘disclosure’ van
informatie door Amerikaanse multinationals. “Global capital markets and their requirements will tend to form a base
on which firms build their voluntary disclosure of information to assist investors in making good investment decisions”.
Ook ten aanzien van de harmonisatie van de financiele
verslaggeving blijkt een dergelijke conclusie te kunnen
worden getrokken. Uit onderzoek naar de mate van harmonie van de financiele verslaggeving in de praktijk10 blijkt dat
spontane, vrijwillige harmonisatie door de ondernemingen
wel eens een belangrijker rol zou kunnen spelen dan tot nu
toe aangenomen. Ook hier zou de vergemakkelijking van
de analyse door de gebruiker en daarmee een vermindering van de kosten van kapitaalverwerving als drijfveer kunnen gelden.
De bedoelde problematiek speelt niet alleen op internationaal niveau. Ook op nationaal niveau kunnen verschillen in de wijze waarop financiele verslagen worden opgesteld, leiden tot belemmeringen in het kapitaalverkeer.
Echter, op internationaal niveau doen de problemen zich
in verhevigde mate voor omdat de verschillen groter zijn.

Haimonisatie van de financiele verslaggeving
Voor het bestaan van verschillen tussen landen op het
terrein van de financiele verslaggeving werd reeds rond de
eeuwwisseling aandacht gevraagd11. Het bleef echter bij
het constateren van verschillen en het zoeken naar verklaringen daarvoor. Deze inertie werd vermoedelijk veroorzaakt door het feit dat de verschillen geen directe problemen veroorzaakten. Dit veranderde toen in toenemende
mate ondernemingen buiten de landsgrenzen gingen opereren en geconfronteerd werden met conflicterende nationale standaarden. Toen ook de kapitaalverschaffing aan
ondernemingen internationaliseerde12 was dit een extra
stimulans om de problemen voor opstellers en gebruikers
van het financiele verslag op internationaal niveau te verminderen.
In 1972 werd het International Accounting Standards
Committee (IASC) opgericht door nationale organisaties
van accountants met het doel door middel van internationale richtlijnen de financiele verslaggeving te verbeteren
en te harmoniseren. Ook de OESO en de Verenigde Naties besteden aandacht aan deze problematiek. De EG begon aan het eind van de jaren zestig met onderhandelingen die uiteindelijk zouden leiden tot de Vierde Richtlijn tot
harmonisatie van het vennootschapsrecht met betrekking
tot financiele verslaggeving.

1130

Er zijn diverse oplossingen voor de gesignaleerde problemen mogelijk. Het gebrek aan begrip omtrent de financiele verslaggeving in het buitenland kan worden verminderd als ondernemingen meer gegevenS verstrekken met
betrekking tot de door hen toegepaste grondslagen van
waardering, winstbepaling, presentatie en consolidatie en
meer gedetailleerde gegevens verstrekken met betrekking
tot de financiele positie en de gang van zaken van de onderneming. Een van de manieren om ditte bewerkstelligen
is het opstellen van richtlijnen. Daarnaast is het mogelijk
het begrip te verbeteren door de verschillen tussen financiele verslagen te verminderen. Dit is ook noodzakelijk voor
een verbetering van de vergelijkbaarheid van financiele
verslagen. De verbetering van de vergelijkbaarheid en impliciet ook het begrip van buitenlandse financiele verslagen
kan op verschillende manieren worden nagestreefd.
De eerste oplossing werd voorgesteld door Fantl13 en
houdt de ontwikkeling van een wereldwijd ‘reconciliation
system’ in. Met behulp van dit systeem zouden financiele
verslagen opgesteld op basis van de ene grondslag door
de gebruiker kunnen worden vertaald in een financieel verslag opgesteld op basis van een willekeurige andere grondslag. Deze oplossing stuit echter op belangrijke praktische
bezwaren. Voor vele van dergelijke omrekeningen zijn immers gegevens nodig omtrent de afzonderlijke gebeurtenissen die in het financiele verslag zijn verwerkt. Deze kent
de gebruiker niet; hij ziet in het financiele verslag slechts
de geaggregeerde weergave van deze gebeurtenissen.
De tweede oplossing is de harmonisatie van financiele
verslagen doordat ondernemingen zoveel mogelijk dezelfde methoden toepassen. Deze harmonisatie kan spontaan
plaatsvinden doordat ondernemingen uit zich zelf steeds
meer dezelfde methode volgen. Zij kan ook worden afgedwongen door het opstellen van voorschriften en door de
onderlinge afstemming van de voorschriften in de verschillende landen. Deze oplossing is waarschijnlijk op lange termijn de beste oplossing, maar kent enkele bezwaren.
In de eerste plaats wordt het financiele verslag niet in
alle landen voor dezelfde doeleinden gebruikt. In veel landen wordt het financiele verslag niet alleen gebruikt door
kapitaalverschaffers, maar ook bij voorbeeld door de f iscus
en door de overheid in het algemeen voor de opstelling van
statistieken, die een rol spelen in de economische politiek.
Dit kan leiden tot verschil van inzicht tussen landen omtrent
de vraag welke grondslagen moeten worden gehanteerd.
In de tweede plaats kunnen verschillen in omstandigheden waaronder ondernemingen opereren, nopen tot de
toepassing van verschillende grondslagen. Een methode
van waardering die in de ene situatie een getrouw beeld
6. F.D.S. Choi, Financial disclosure in relation to a firm’s cost of
capital, Accounting and Business Research, najaar 1973, biz. 282292.

7. M.E. Barrett, Financial reporting practices: disclosure and comprehensiveness in an international setting, Journal of Accounting
Research, voorjaar 1976, biz. 10-26.

8. F.D.S. Choi, Financial disclosure and entry to the European capital market, Journal of Accounting Research, najaar 1973, biz.
159.

9. L.H. Radebaugh, Voluntary disclosure of US-based MNC’s,
Brigham Young University Working Paper gepresenteerd op de
Eleventh Annual Congress of the EAA, april 1988, biz. 14.
10. Zie L.G. van der Tas, Measuring harmonisation of financial reporting practice, Accounting and Business Research, voorjaar
1988, biz. 157-169.

11. Voor een historisch overzicht van het debat zie J.M. Samuels
en A.G. Piper; International accounting: a survey, London, 1985,
biz. 58-74.

12. Zie bij voorbeeld D.E. Ayling, The internationalisation of stockmarkets, Aldershot, 1986; OESO, International investment and
multinational enterprises, Parijs, 1981; idem, 1987 en N. Osborn,
The rise of the international equity, Euromoney, mei 1984, biz. 6364, 67-68.

13.1.L. Fantl, The case against international uniformity, Management Accounting, mei 1971, biz. 13-16.

geeft van de financiele positie van de onderneming, kan
onder andere omstandigheden een verkeerd beeld van de
onderneming geven. Toepassing van deze methode zou
dan leiden tot schijnvergelijkbaarheid. Dit betekent dat een
eenvoudige uniformering van de toe te passen grondslagen door ondernemingen niet wenselijk is omdat rekening
dient te worden gehouden met verschillen in omstandigheden.
In de derde plaats kan internationale harmonisatie stuiten op tradities, gewoonten en nationalistische gevoelens.
Niet elk land is even gemakkelijk bereid sinds jaar en dag
toegepaste methoden te vervangen door onbekende (buitenlandse) methoden.
De derde mogelijke oplossing voor het gebrek aan vergelijkbaarheid is harmonisatie van de financiele verslagen
door meervoudige verslaggeving. In dit geval geeft een onderneming informatie op basis van meer dan een grondslag. Er bestaan drie varianten:
– een onderneming stelttwee of meer financiele verslagen
op, elk gebaseerd op een verschillende grondslag;
– een onderneming stelt een financieel verslag op met
daarin opgenomen twee of meer sets van balansen en
winst- en verliesrekeningen, elk gebaseerd op een verschillende grondslag;
– een onderneming stelt een financieel verslag op met een
balans en een winst- en verliesrekening, maar geeft additionele informatie waarmee de balans en winst- en verliesrekening kunnen worden omgerekend tot een balans
en winst- en verliesrekening gebaseerd op een andere
grondslag.
De eerste twee yarianten worden in het Angelsaksisch
spraakgebruik aangeduid als ‘multiple reporting’.
Meervoudige verslaggeving wordt steeds meer toegepast:”… the competition for investment funds should propel the harmonization movement. This development, indeed, appears to be occurring as multinational corporations increasingly adopt a variant of multiple reporting”14.
Van 110 onderzochte aan de Amsterdamse Beurs genoteerde ondernemingen bij voorbeeld gaf in 1976 18,3%, in
1981 44,5% en in 1986 70% informatie op basis van zowel
historische kostprijs als actuele waarde . Dit wordt mede
veroorzaakt door het toenemende belang dat wordt toegekend aan informatieverstrekking op basis van actuele
waarde.
Meervoudige verslaggeving vindt ook plaats doordat
multinationale ondernemingen worden geconf ronteerd met
van elkaar verschillende en soms tegenstrijdige nationale
voorschriften. In dat geval is het zelfs noodzakelijk meervoudige verslaggeving toe te passen. Een voorbeeld daarvan vinden wij in het financiele verslag van de N.V. Koninklijke Nederlandsche Petroleum Maatschappij. Daarin worden verschillende winstcijfers getoond afhankelijk van de
methode van verwerking van latente belastingen. De Engelse ‘partial method’ leidt tot een geheel andere winst dan
de ‘comprehensive method’, die in Nederland en de Verenigde Staten gebruikelijk is: het verschil in resultaat is in
1985 £ 700 miljoen (23,1% van het resultaat); in 1986
£ 380 miljoen (15%); en in 1987 £ 330 miljoen (11,4%).

Harmonisatie in de EG

____

De EG is reeds lange tijd bezig met de harmonisatie van
de financiele verslaggeving. Dit werk vindt plaats in het kader van het creeren van een recht van vestiging van ondernemingen in de EG. Daarvoor is het volgens art. 54, lid 3,
sub g van het Verdrag van Rome noodzakelijk”… voor zover nodig, de waarborgen te coordineren welke in de lidstaten worden verlangd van de rechtspersonen… om de

ESB 30-11-1988

belangen te beschermen zowel van de deelnemers in die
rechtspersoon als van derden, ten einde die waarborgen
gelijkwaardig te maken”. Een van deze waarborgen is het
verstrekken van financiele informatie aan deelnemers en
derden door middel van het financiele verslag. De EG heeft
verschillende richtlijnen op het terrein van de financiele verslaggeving opgesteld die de lidstaten verplichten hun nationale wetten aan te passen aan de bepalingen uit deze
richtlijnen.
Deze richtlijnen houden zich met name bezig met de
vraag welke informatie in het financiele verslag moet worden verstrekt en op welke wijze dit moet worden gepresenteerd. Tevens wordt aandacht geschonken aan consolidatievraagstukken. In de Zevende EG-Richtlijn betreffende
het vennootschapsrecht bij voorbeeld wordt uitgebreid ingegaan op de consolidatie. In de Vierde EG-Richtlijn zijn
gedetailleerde modeller voor de balans en winst- en verliesrekening, alsmede gedetailleerde bepalingen omtrent
de in de toelichting te vermelden gegevens opgenomen.
Dit is een belangrijke stap in de richting van een beter begrip van buitenlandse financiele verslagen.
De aandacht voor vraagstukken van waardering en
winstbepaling is in de richtlijnen echter zeer gering. Dit betekent dat, hoewel de balansen en winst- en verliesrekeningen van ondernemingen binnen de EG door de modellen steeds meer op elkaar gaan lijken, de onderliggende
cijfers op zeer verschillende wijze worden berekend. Dit
leidt tot schijnvergelijkbaarheid. Datde EG meerde nadruk
legt op de vraag welke gegevens en met welke detaillering
moeten worden verschaft, in plaats van op de vraag op welke wijze gebeurtenissen en transacties moeten worden
verwerkt in het financiele verslag is verklaarbaar vanuit de
doelstelling waarop de harmonisatie tot nu toe is gebaseerd. De inspanningen van de EG op dit gebied zijn alle
gebaseerd op het reeds genoemde art. 54 lid 3 sub g van
het Verdrag van Rome. Dit artikel is een uitwerking van de
doelstelling van de EG, opgenomen in art 3 sub c van het
Verdrag van Rome, een vrij verkeer van personen te creeren, zowel van natuurlijke personen als van vennootschappen. Daarvoor is slechts noodzakelijk dat in de ene lidstaat
niet belangrijk lagere eisen worden gesteld aan de informatieverstrekking dan in een andere lidstaat. Er zou dan
een neiging kunnen ontstaan zich te vestigen in het land
dat de minst strenge eisen stelt en vervolgens te profiteren
van de door de EG te creeren interne markt16.
De consequentie is echter dat bij de harmonisatie onvoldoende rekening wordt gehouden met de doelstelling van
een vrij verkeer van kapitaal tot stand te brengen, een doelstelling die ook in het Verdrag van Rome is opgenomen.
Zoals in het bovenstaande is aangegeven is voor het bereiken van dit doel noodzakelijk dat de financiele verslagen
beter vergelijkbaar en begrijpelijker worden, ook voor buitenlandse gebruikers. In dat licht is het belangrijk dat de
EG bij de harmonisatie van de financiele verslaggeving
haar aandacht verschuift van de mate waarin informatie
14. G.K. Meek, Competition spurs worldwide harmonization, Management Accounting, augustus 1984, biz. 49.
15. L.G. van der Tas, Welke is de echte winst?, Pacioli Journaal,
januari 1988, biz. 27.
16. Er bestaat bij de EG grate vrees voor dit zogenaamde ‘Delaware-effect’, genoemd naar de staat in de VS die er om bekend
staat aan de ondernemingen die in de betreffende staat zijn gevestigd relatief lage eisen te stellen ten opzichte van de voorschriften die andere staten hebben opgesteld. Het gevolg hiervan is dat
relatief veel ondernemingen zich in Delaware hebben gevestigd
en van daaruit via nevenvestigingen en dochterondernemingen
activiteiten in de rest van de VS uitoefenen. Zie R. Coleman, The
aims of EEC company law harmonisation: corporate accounting
and disclosure issues, in: G. Coenenberg (red.), EEC accounting
harmonisation, 1984, biz. 6; C.W.A. Timmermans, Detweede golf:
de Europese onderstroom, TVVS, nr. 6,1983, biz. 166; P. Smith,
Delaware works hard to stay a corporate home sweet home, Fortune, 13februari 1978, biz. 132.

1131

moet worden verstrekt, naar de wijze waarop informatie
moet worden verstrekt. In het bijzonder moet daarbij worden gedacht aan de methoden van waardering en winstbepaling.
Aansluiting zou bij voorbeeld kunnen worden gezocht bij
het werk dat reeds is verricht door met name het IASC. Het
IASC heeft zich in belangrijke mate met de toe te passen
‘accounting’ methoden bezig gehouden. Standaarden zijn
opgesteld voor de verwerking in de jaarrekening van
vreemde valuta, onderhanden werk, lease-contracten, latente belastingen, overheidsbijdragen enzovoort. In de
IASC- standaarden zijn echter vaak keuzemogelijkheden
tussen alternatieve verwerkingswijzen opgenomen. Bovendien heeft het IASC niet de mogelijkheden die de EG
heeft om de toepassing van standaarden af te dwingen. In
een aantal lidstaten van de EG wordt aan lASC-standaarden een gering gewicht toegekend.

Conclusie
Een hinderpaal voor de optimale allocatie van kapitaal,
waarnaar door middel van het creeren van een vrij Europees kapitaalverkeer wordt gestreefd, is het gebrek aan
kwaliteit en vergelijkbaarheid van de financiele verslagen
van ondernemingen. Wij hebben in dit artikel getracht de
daaruit resulterende problemen te schetsen en mogelijke
oplossingen aan te geven.
De inspanningen van de EG op dit terrein zijn tot nu toe
voornamelijk beperkt gebleven tot het voorschrijven van
openbaarmaking van steeds meer gedetailleerde gegevens door de ondernemingen. Daarmee is een belangrijke
stap gezet in de richting van een verbetering van de kwaliteit van verslaggeving. Minder aandacht is echter besteed
aan de belangrijke vraagstukken van waardering en winstbepaling in het financiele verslag. Hier is een verschuiving
van aandacht vereist.
Daarbij kan de EG aansluiting zoeken bij de standaarden die het IASC hiervoor heeft ontwikkeld. Dit werkt kostenbesparend en bovendien wordt zo voorkomen dat de
EG zich isoleert van de rest van de wereld door volledig eigen standaarden te ontwikkelen. Denkbaar is dat de EG de
toepassing van deze standaarden actief stimuleert, terwijl
zij tevens actiever en eensgezind meewerkt aan de verdere ontwikkeling van de internationale richtlijnen van het
IASC. Het probleem daarbij is dat de IASC een samenwerkingsverband is van beroepsorganisaties terwijl de EG
overheden vertegenwoordigt en als zodanig geen lid kan
zijn van de IASC.
Opgemerkt dient te worden dat financiele verslaggeving
geen statisch fenomeen is. Het dient zich telkens aan te
passen aan gewijzigde omstandigheden. Het vastleggen
van gedetailleerde voorschriften voor de waardering en
winstbepaling in de nationale wetgevingen is daarom ongewenst. Ten slotte wijzen wij hier nogmaals op de mogelijkheid de genoemde problemen door middel van meervoudige verslaggeving op te lossen. Denkbaar is het dat
de EG (bepaalde) ondernemingen verplicht naast het financiele verslag op basis van nationale grondslagen tevens een financieel verslag op basis van lASC-normen op
te stellen.

L.G. van der Tas

1132

Auteur