Kennisoverdracht in het MKB
Het succesvolle model voor kennisoverdracht in de landbouw kan ook
in het MKB warden toegepast, Hiertoe is de oprichting van een regionaalnetwerk vereist, waarin bedrijven profiteren van kenniscentra en
intermediaire organisaties.
In samenwerking met het Samenwerkingsverband Noord-Kennemerland
(SNK) heeft het Instituut voor Sociale Geografie van de Universiteit van
Amsterdam onderzocht hoe bestaande kennis beter dan nu haar weg
kan vinden naar de ondernemer .
Het resultaat is een model waarin optimaal gebruik kan worden gemaakt
van aanwezige middelen. Drie functies vormen de pijlers van dit model:
een kennispool, een baliefunctie en
consulentschappen. De Hogeschool
Alkmaar (hts, heao) krijgt een zeer
belangrijke functie als permanente
kennisbron van het midden- en
kleinbedrijf.
In dit artikel schetsen we kort de problemen die kenmerkend zijn bij kennisoverdracht en laten we zien hoe
deze in de landbouwsector zijn opgelost. Vervolgens gaan we in op de bestaande situatie in Noord-Kennemerland en komen tot een model dat
deze situatie kan verbeteren. Op dit
moment wordt in Noord-Kennemerland begonnen met de uitvoering
van het model. We eindigen dit artikel met enkele factoren die een snelle realisering ervan kunnen bemoeilijken.
Het midden- en kleinbedrijf is belangrijk voor de Nederlandse economic. Zijn kracht ligt, in theorie, vooral in het flexibel kunnen inspelen op
de grilligheden van de markt. Het leveren van specialistische produkten
past niet bij het op schaalvoordelen
gebaseerde grootbedrijf. Creativiteit
en specialisme zouden de troeven
moeten zijn van het midden- en
kleinbedrijf.
De praktijk leert echter dat de flexibiliteit vaak tegenvalt. Kleine en middelgrote ondernemingen hebben
niet de mogelijkheid om over voldoende kennis te beschikken. Een
voldoende opgeleid en veelzijdig
management, onderzoeksfaciliteiten
en budget ontbreken. Om succesvol
te opereren zijn zij afhankelijk van
kennis van buitenaf. Toch zijn veel
ondernemers passief in het vergaren
ESB 27-2-1991
van kennis. De produktie van gisteren moet nog af, tijd om vooruit te
zien ontbreekt en als het bovendien
nu goed gaat, waarom dan zorgen
maken om de toekomst? Zij doen het
met kennis die ‘toevallig’ op hun
bord komt: leveranciers, afnemers
en tijdschriften zijn de belangrijkste
kennisbronnen2.
Buitenlandse voorbeelden laten zien
dat het ook anders kan. In Baskenland (Spanje) en Emilia Romagna
(Italic) zijn regionaal georganiseerde
produktiecomplexen ontstaan. Kennisdragers en kennisvragers hebben
samen met de regionale overheid,
een innovatief produktiemilieu weten te creeren waarbij onderlinge
concurrentie is ingeruild voor samenwerking aan het gemeenschappelijke regionale belang. Een effectieve
uitwisseling van kennis vormt hierbij
de basis3.
Hoewel wij in Nederland de glastuinbouw in het Westland en het bloeiende midden- en kleinbedrijf in traditionele gemeenschappen als
Staphorst, Urk en Arnemuiden hebben, ontbreekt het vaak nog aan regionaal georganiseerde netwerken
van kennisdragers en kennisvragers.
Dit is een groot gemis, aangezien samenwerking tussen ondernemers,
kenniscentra en overheden een van
de belangrijkste voorwaarden is
voor het tot stand komen van een innovatiemilieu .
Noord-Kennemerland is zo’n regio
die zou kunnen profiteren van een
gemtegreerd kennisnetwerk. De
verstoorde woon-werkbalans, een
erfenis van het overloopbeleid,
zou daarmee gecorrigeerd kunnen
worden. De regio wordt gekenmerkt door veel kleine bedrijven.
In Nederland heeft 81% van de bedrijven minder dan tien werkzame
personen, in Noord-Kennemerland
is dat 92%. De in de regio aanwezige kennisdragers en intermediairs
zijn echter onvoldoende onderling
en met het bedrijfsleven verbonden.
Bouwstenen uit de landbouw
Bij het doorlichten van de in NoordKennemerland aanwezige kennisdragers, hebben we ons vooral laten
inspireren door het model van kennisoverdracht in de landbouwsector . De
land- en tuinbouwsector verschilt in
vele opzichten van andere bedrijfstakken. Zo wordt de sector gekenmerkt
door een relatief homogene categoric
gebruikers van kennis en is er nauwelijks sprake van directe concurrentie.
Ondanks deze verschillen met het
MKB zijn uit het landbouwmodel toch
een aantal waardevolle elementen
over te nemen.
Het Ministerie van Landbouw en Visserij hanteert voor de land- en tuinbouwsector het ovo-model, dat staat
voor onderwijs, voorlichting en onderzoek. Deze drie zijn onderling
sterk verbonden, waarbij consulenten een belangrijke rol spelen. Voor
het door ons gemaakte model zijn
vooral de principes inzake de werkwijze van belang. We kunnen drie
hoofdprincipes onderscheiden:
– samenwerking: rivaliteit is verdrongen door samenwerking tussen verschillende organisaties zoals bedrijfsvoorlichters, veilingen,
studieclubs en agrarisch onderwijs, maar ook tussen ondernemers onderling. De financiele basis wordt verzorgd door overheid
en de standsorganisaties van de
ondernemers;
– actieve werkwijze: (regionale) bedrijfsconsulenten gaan op eigen
initiatief naar bedrijven en garanderen zo een continue stroom van
kennis en informatie. Problemen
op bedrijven worden onderkend
1. D.J.A. Droogh, M.J. Dijst, C. Cortie,
Kennis in Kennemerland, een onderzoek
naar de betekenis van telematica en kennisoverdracht voor de regionale ontwikkeling van Noord-Kennemerland, Instituut voor Sociale Geografie, Universiteit
van Amsterdam, Amsterdam, 1990.
2. J.A.A.M. Kok, G.J.D. Offerman, P.H.
Pellenbarg, Innovatieve bedrijven in het
grootstedelijk milieu, Sociaal Geografische Reeks, nr. 34, Geograflsch Instituut,
Rijksuniversiteit Groningen, 1985.
3. W.B. Stohr, Regional economic development and the world economic crisis,
International Social Science Journal, jg.
112, 1987, biz. 187-197.
4. P. Drewe, Informatisering en regionale
politick, in: CJ. Hamelink en J. van der
Stel (red.), Informatisering van de samenleving, BoekWerk, Groningen, 1989, biz.
61-81.
5. H.E. Wielinga, The agricultural extension system in the Netherlands: provisional
edition, Ministerie van Landbouw en Visserij, Den Haag, 1988.
en nieuwe vindingen vinden hun
weg naar andere bedrijven;
– individuele afstemming: dit uit
zich onder meer in consulenten
die onderzoeksresultaten vertalen
naar de individuele ondernemer
weinig aan bod. Uit eerder onderzoek weten we dat haar afgestudeerden maar sporadisch in het regionale MKB werkzaam zijn .
Het netwerkmodel
en bedrijfsproblemen vertalen
naar de onderzoekers. Het agrarisch onderwijs en onderzoek
De verschillende organisaties in
Noord-Kennemerland functioneren
wordt afgestemd op de proble-
gezocht worden naar mogelijkheden
men van het bedrijfsleven.
om het MKB in de regio effectiever
gebruik te laten maken van de aanwezige kennis op de Hogeschool
Met deze hoofdprincipes in de hand,
is de huidige structuur van kennisoverdracht in Noord-Kennemerland
doorgelicht.
nog te veel als ‘eilandjes’. Er moet
Alkmaar en in de verschillende intermediaire organisaties. Tegelijkertijd
moeten deze kennisdragers meer in-
Rond archief
formatie hebben over de specifieke
problemen in het MKB.
In hoeverre zijn de principes terug
te vinden in het kennisnetwerk in
De bouwstenen van het landbouwkennismodel inspireerden ons bij
Noord-Kennemerland? Allereerst
het ontwerpen van het kennisnet-
blijkt dat de onderlinge afstemming
van taken tussen de kennisdragers
onvoldoende is. Hechte samenwer-
werkmodel Noord-Kennemerland
king tussen organisaties als bij voorbeeld de Kamer van Koophandel,
Innovatiecentrum, centrale ondernemersorganisaties en branche-organisaties wordt bemoeilijkt doordat zij
de neiging hebben zich ‘af te zetten’
tegenover anderen.
De methoden die gebruikt worden
om kennis over te dragen, zijn te
passief en te weinig op het individuele bedrijf gericht. Kennisdragende organisaties sturen welwillend
folders op maar die verdwijnen
vaak ongelezen in het ‘ronde archief. Waardevolle elementen uit
het landbouwkennismodel, zoals
bedrijfsconsulenten, actieve begeleiding van bedrijven, en opsporen
en samenbrengen van onderne-
mers worden weinig toegepast.
De kloof tussen kennisdragers en
(NK-kennismodel). Samenwerking
van intermediaire organisaties, Hogeschool en ondernemers, een actieve
opstelling van kennisdragende organisaties en afstemming van het ken-
nisaanbod op de kennisvraag karakteriseren de werkwijzen in dit model.
Deze werkwijzen staan ten dienste
van drie functies inzake kennisoverdracht. Dit zijn de kennispoolfunctie, de baliefunctie en de consulentenfunctie.
Alle drie moeten zij ge’integreerd
worden met de bestaande regionale
kennisdragers en kennisvragers. De
functies en werkwijzen verzorgen de
bruggen tussen de verschillende ‘eilandjes’, zodat zich uiteindelijk een
dynamisch kennisnetwerk kan ont-
geschikte instantie. Kwaliteit, over-
essentieel belang. Daarnaast moet
een balie taken van verschillende organisaties op elkaar afstemmen en
Kleinere bedrijven hebben meestal
als een waakhond in de gaten blij-
onvoldoende mogelijkheden en be-
ven houden waar taken en beleid
niet deugen.
hoefte iemand op hbo-niveau continu in dienst te nemen. Toch hebben
om een hbo-er. Het gaat hierbij veel-
al om het uitzoeken of onderzoeken
van betrekkelijk concrete vragen
waar de ondernemer zelf geen tijd
voor heeft. Een stagiair voldoet in
die gevallen niet, omdat die van de
ondernemer te veel begeleiding
vraagt.
technische kennis die zeer waarde-
De kennispool heeft als doel op kostendekkende wijze in het bijzonder
hogeschoolkennis door te geven aan
vol kan zijn voor dat MKB. Zij pro-
het MKB. De pool bestaat uit afgestu-
beert ook in toenemende mate deze
deerden van de Hogeschool Alkmaar, ondersteund door docenten.
Leden van de kennispool worden op
over te dragen. Kleinere ondernemingen komen daarbij echter nog te
wordt doorverwezen naar de meest
zicht en onafhankelijkheid zijn voor
zij regelmatig problemen die vragen
kennis aan bedrijven en instellingen
eerste instantie een aanspreekpunt
voor ondernemers van waaruit
het functioneren van een balie van
bureau vandaan komen en vooral bezig zijn het belang van de eigen organisatie veilig te stellen.
hoofdtaak is niet een (eerstelijns) advisering aan het MKB, maar het geven van onderwijs. Toch beschikt de
Hogeschool over economische en
De baliefunctie betreft vooral een
coordinerende taak. Een balie is in
drie functies van het NK-kennismodel toe.
De kennispool
school Alkmaar functioneert nog
maar in beperkte mate als vernieuwer van kennis in bedrijven. Haar
Debalie
wikkelen. We lichten hieronder de
kennisvragers wordt op deze manier
niet gedicht. Ondanks goede bedoelingen blijken de stereotypen over
de bureaucratic bevestigd te worden: mensen die moeilijk achter hun
De in de regio aanwezige Hoge-
drijven. Van binnenuit het bedrijf
zoekt het poollid als een speurhond
naar oplossingen, daarbij gebruik
makend van het regionale kennisnetwerk, waarin hij/zij goed de weg
kent. Vanuit de Hogeschool vindt actief ondersteuning plaats in de vorm
van kennis en faciliteiten. De pool
wordt verder inhoudelijk versterkt
met adviserende (ex-)ondernemers.
Kennis vanuit het kennisnetwerk
kan op deze manier op een intensieve, en op de ondernemer afgestemde wijze worden overgebracht. Het
bedrijf zal hierdoor nieuwe hoogwaardige kennis in huis krijgen, die
kan leiden tot innovaties, groei en
zo op langere termijn extra werkgelegenheid. Daarnaast bouwt het poollid ideeen, ervaring en eigen relaties
op hetgeen na verloop van tijd kan
leiden tot het (eventueel in samenwerking met een bedrijf of kennispool) starten van een nieuw bedrijf.
De kennispool moet in een aparte
stichting ondergebracht worden,
waarvan de Hogeschool, intermediaire organisaties en ondernemers uit
het MKB het bestuur vormen. Op basis van ‘no cure, no pay’ kunnen (in
de aanloopfase) ondernemers vertrouwd gemaakt worden met de
voordelen van de kennispool.
tijdelijke basis uitgezonden naar be-
Verder moet de balie inventariseren
welke ontwikkelingen bij bedrijven
plaatsvinden om na te gaan aan welke kennis behoefte bestaat. Op deze
manier wordt een afgestemd kennis-
aanbod verzorgd. Ten slotte heeft
een balie tot taak samenwerking tussen ondernemers te stimuleren, samenwerkingsverbanden op te zetten
6. C. Cortie en M.J. Dijst, De Hogeschool
Alkmaar als regionale innovator: een onderzoek naar de betekenis van de Hogeschool Alkmaar voor de iverk- en tvoonfunctie van Noord-Holland ten noorden
van het Noordzeekanaal, Instituut voor
Sociale Geografie, Universiteit van Amsterdam, 1988.
en individuele ondernemers te wij-
zen op collega’s met wie kermis uitgewisseld kan worden.
Ondernemers in het MKB en het Mi-
trokkenen staat daarbij voorop. Ondernemers moeten gestimuleerd worden om bij elkaar over de vloer te
oudsher verzuild en niet gewend ta-
ken en middelen te delen met anderen, voor ondernemers geldt in prin-
komen of samen met bij voorbeeld
cipe hetzelfde. Daarnaast hebben
nisterie van Economische zaken vra-
de Hogeschool een nieuw produkt
gen om een aanspreekpunt in de re-
te ontwikkelen. De ondernemer
gio. Het is de vraag of dit op korte
termijn realiseerbaar is. Het overwinnen van angst voor verlies van eigen
identiteit en onderling wantrouwen
aan de zijde van de intermediaire organisaties, zullen de nodige tijd vragen.
moet op actieve wijze door het kennisnetwerk benaderd worden; immers, als Mohammed niet naar de
berg komt, moet de berg naar Mohammed komen. Door een actieve
wisselwerking die zo kan ontstaan
vindt goede afstemming plaats op de
individuele ondernemer en zijn be-
ondernemers vaak (nog) een slecht
beeld van ‘die ambtelijke organisaties* terwijl organisaties denken dat
zij ondernemers met bedrukt papier
kunnen bereiken.
Toch is de kans op succes aanwezig.
Binnen de regio zien overheid, Hogeschool en intermediaire organisaties steeds meer in dat met samenwerking meer bereikt wordt dan met
Consulenten
drijfssituatie.
De ondernemers zelf hebben de be-
Balies hebben naast voordelen, een
groot nadeel: passiviteit is hun ken-
merk. Ze wachten af totdat de ondernemer bij hen langs komt. Een actieve werkwijze is pas goed mogelijk
door gebruik te maken van bedrijfsconsulenten. Deze hebben een meer-
langrijkste rol in het netwerk. Net als
in Emilia Romagna en Baskenland
moet onderlinge concurrentie ondergeschikt worden aan het gezamenlij-
vertrouwensrelatie op met een on-
ke (regionale) belang. Deze forse
cultuurverandering zal een mentaliteitsverandering van de ondernemers vragen. Het is dan ook belangrijk dat zij het kennisnetwerk
voudige taak. Een consulent bouwt,
door regelmatig bedrijfsbezoek, een
concurrentie. De nu reeds innovatieve en samenwerkende ondernemers
in de regio kunnen daarbij het voortouw nemen en als voorbeeld functioneren voor hun collega’s.
Naar aanleiding van het rapport
‘Kennis in Kennemerland’, waarin
het NK-Kennismodel wordt beschreven, is in Noord-Kennemerland een
werkgroep gevormd waarin de Hogeschool Alkmaar, haar Bedrijfs Advies
Centrum, de Kamer van Koophan-
dernemer. Hij heeft een praatpaal-
ondersteunen, bij de opzet ervan be-
functie, waarbij de ondernemer z’n
ei kwijt kan en z’n problemen onder
woorden brengt. De consulent signaleert zelf ook wat de ondernemer
wellicht ontgaat. Vanuit het bedrijf
trokken worden en het uiteindelijk
del, het InnovatieCentrum, ECN-Pet-
ook zelf dragen. Een door de organi-
ten en ondernemers werken aan de
saties van bovenaf opgelegd systeem
uitvoering van het model. In eerste
instantie wordt gewerkt aan de realisering van een kennispool.
zelf wordt zo bekeken wat het kennisnetwerk kan bieden.
innemen. Zij blijft in eerste instantie
een onderwijsinstelling. Wel kan de
Hogeschool meer bieden aan de re-
De consulent, met een brede algemene kennis en wetend wat er speelt in
de regio, kan eenvoudige problemen direct oplossen. Eventueel kan
hij hierbij terugvallen op het regionale kennisnetwerk. Daarnaast fungeert de consulent vooral als wegwij-
zer, waarbij een ondernemer door
de consulent in contact wordt gebracht met de juiste persoon of in-
stelling. De consulent informeert de
ondernemer over de mogelijkheden
van de Hogeschool, de pool of wijst
hem wellicht op hoe de buurman
een soortgelijk probleem heeft opgelost.
De consulent werkt ook de andere
kant op. Hij constateert waar in bedrijven problemen bestaan en in hoeverre het kennisnetwerk daarop afgestemd is. Op deze manier ontstaat
een actieve wisselwerking tussen
kennisdragers en -vragers, waarbij
theoretische kennis wordt vertaald
in de praktijk en andersom. De consulent functioneert als ‘mobiele ba-
lie’.
Mohammed en de berg
Kennispool, balie en consulent moeten een dynamisch geheel vormen,
dat in combinatie met bestaande kennisdragers het regionale MKB stimuleert. Samenwerking tussen alle be-
ESB 27-2-1991
zal alleen maar weerstand oproepen.
De Hogeschool zal een aparte plaats
gio, waarbij balie, consulent en vooral de kennispool als intermediair
kunnen fungeren. Kennis (docenten,
studenten, bibliotheek) en faciliteiten (onderzoekscapaciteit, apparatuur, computers, ruimte) kunnen opgenomen worden in het regionale
kennisnetwerk. Zo kunnen docenten
uitgeleend worden ter ondersteu-
ning van de kennispool. Verder kan
de Hogeschool faciliteiten bieden
aan startende ondernemers of ondernemers met nieuwe activiteiten in de
onderzoeksfase.
Ondernemers, intermediaire organisaties en Hogeschool hebben allemaal belang bij een regio waarin
kennis, de belangrijkste ‘grondstof
van deze tijd, in ruime mate voor
handen is. Innovatie en groei zijn
nauwelijks mogelijk wanneer in de
regio geen gebruikersvriendelijk kennisnetwerk bestaat. Bij die gebruikers moet vooral met het MKB reke-
ning worden gehouden.
Het door ons ontworpen NK-Kennismodel kan niet van vandaag op morgen functioneren. Een cultuurverandering van concurreren naar
samenwerken vraagt tijd. Er wordt
gekozen voor het eigen belang niet
voor het algemeen belang, zoals in
de landbouw. Organisaties zijn van
D J.A. Droogh
M.J. Dijst
C. Cortie
De auteurs zijn werkzaam bij het Instituut
voor Sociale Geografie van de Universiteit van Amsterdam. Het rapport Kennis
in Kennemerland is te bestellen door
/ 25 over te maken aan het Instituut voor
Sociale Geografie, Universiteit van Amsterdam, postgiro 503 2413 onder vermelding van ‘Kennis in Kennemerland’.