.’lO
,1
PRIT. 1 9f31,..
AUTEURSRECHT VOORI3EHOUDEN,
Economisch,-Statistische
Beri*chten
ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL. NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER
ORGAAN VOOR DE MEDEDEELINGEN VAN DECENTRALE COMMISSIE VOOR DE RIJNVAART
• UITGAVE VAN HET INSTITUUT VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN
9E JAARGANG
WOENSDAG 30APRIL 1924
No. 435
INHOUD
BIz.
I[NrIA’riIIEN PARLE)1EN’l’AIR REGEEREN doorl”.
M.Wibant
382
De Rapporten der Commissies van Deskundigen, benoemd
dodr de Cômmissie van Herstel Ï door
Prof. Mr. G.
11
1
.
J
.
Bruins ………………………………..
33
Reisindrukken II (Slot) door
J. S. C.
Kasteleyn ……
386
De buitenlandscite Handel van Nederland in het jaar
1923 1 door
Dr.
W.
Mautner ………………….
387
Opsporing
van
Delfstoffen door
Mr.
F. R.
Neissen ….
390
De Looiiteeliniek in het Particuliere Bedrijf en bij de
Gemeente Amsterdam II (Slot) door
M.
Triebeis…..
361
AANPEEKENINCEN:
De Zweedscbe Rijksbank in
1923 …………….393
Belasting van de inlandscbe Rubbercultuur in Ned.-
mdie
.
…………….. …………………
39
4
J)c Ifubbersituatie in Nederlanclsch-indië ………
394
OVERZICHT VAN TIJDSCHRIFTEN ……..- …………
396
MAANDCIJFERS:
Handelsbeweging over de maand Maart
1924 ……397
STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN …………….
398-404
Geidkoersen.
Effectenbeurzen.
Wisselkoersen.
Goederenhandel.
Bankstaten.
Verkeerswezen.
INSTITUUT
VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN
Algemeen Secretaris: Mr. G. W. J. Bruins.
Redacteur-Secretaris van het weekblad: D. J.
Wonsink
Secretariaat: Pieter de Hoochweg 18, Rotterdam.
Aangeteekende stukken: Bijkantoor Ruige Plaatweg 37. Telefoon Nr. -3000. Postchèque- en girorekening
Rotterdam No. 8408.
Abonnementsprijs voor het weekblad francö p. p.
in Nederland
f
50,—. Buitenland en Koloniën f 55,-
per jaar. Losse nummers 50 cents.
Leden en donateurs
van het Instituut ontvangen
het weekblad gratis.
De verdere publicaties van het Instituut uitgaande
ontvangen de abonné’s, leden en donateurs kosteloos,
voor zoover daaromtrent niet anders wordt beslist.
Advertenties f 0,50 per regel. Plaatsing bij abonne-
ment volgens tarief. Administratie van abonnementen
en. advertenties: Nijgh & van Ditmar’s Uitgevers-
Maatschappij, Rotterdam, Amsterdam, ‘s-Oravenhage.
30
APRIL
1924.
Ook na de feetclagen bleef de geldmarlct nog zeer
stroef. in het begin, der week was cle vraag naar geld
zeer groot in verband met de betaling van de nieuw’e
staats1eenng, terwijl later oolc de maandwisseling
reeds merkbaar was. De prolortgatierente noteerde
meestal
55%
pOt., voo.r particulier disconto was liet
gel daa,nbocl zeer gering. De notee:ring schommelde tus-
schon
47/s
en 5½ pOt.
* *
Hoewel het bedrag der rechtstreeks bij De Nedor-
lanclsche Bank geplaatste schatkistpromessen in de
afgeloopen week van
f 91
niillioen tot
f 80-
millioen
terugli ep, ve.rtooiit de post binneulandsche wissels op
de balans der centrale c.redietinsteiling slechts een
daling van
f
2,8 millioen. De effectenbeleeningen blij-
ken met
f
4,5 inillioen te zijn toegenomen. Daar echter
dc goederenbeleeningen tegelijkertijd ongeveer met
cnzeifdo bedrag daalden, is het hoofd beleeningen in
totaal per saldo nagenoeg onveranderd gebleven.
Het renteloos voorschot aan het Rijk geeft een ver-
mindëri.ng van
f
2 millioen te zien. De zjlve.rvoorraad
cle.r Bank blijkt met een goede
f
200.000 te zijn gestegen.
Dé daling van
f
8,2 mjlljoeu, die de diverse rekenin-
gen op de atiefzijde der balans te zien geven, corres-
pondeert nagenoeg geheel met cle gelijktijdige ver-
meerdermg van de post papier op het buitenland, clie
in de afgeloopen week van
f
21,4 tot
f
30,4 mililoen
opliep.
De biljettencirculatie steeg met
f
1,9 millioen. Dc
rekening-courant saldi daalden met
f
5,6 millioen.
l:j
e
t beschikbaar metaaisaldo stelde zich ruim
f
1 mii-
iibn hooger clan verleden week.
* *
.De wisselmarkt w’as deze berichtsweek zeer on-
zeker. Cver het algemeen. was cle stemming zeer vast.
De sifwikiceling van de nog looperide termijnposities in
Franken blijft echer een uiterst onzelcere factor en
veroorzaakt nog geweldige schommelingen. Ophooping
van executies geclu:rende de feestdagen veroorzaakte
een nieuwe sterke rijing van de Franken, terwijl dooi
deklaag via Londen ook het Pond Sterling sterk go-
vraagd was. Nadat de verschillende achterstallige
posten waren afgewikkeld, trad weder een daling in,
waardoor de verschillende koersen Vrijdag weder on –
geveer tot op het open ingsniveau teruggeloopen waren.
–
LONDEN,
26
APRIL
1924.
In het begin van de berichtsveek was kort crediet
meer gevraagd en kostte ‘daggel-d in verschillende ge-
vallen 3 pOt. Tegen Vrijdag icwam er grooter aanbod
en zakte cle koers van daggel-d tot 2Y2 pOt. Het ver-
nieuwen van zevendaagsche leeningen kostte onver-
ancierd 2Yi pOt.
De disco.iitomarkt was vast, maar cle omzet weer
gering. –
2-111nds. pririla baulcaccept ……2
15
/_3 pOt.
3/—½ pOt.
4
3½ – pOt.
6-
,.
,.
:. – ..
3ic—% pOt.
382
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
30 April 1924
INFLATIE EN PARLEMENTA1R
REGEEREN.
T.
De President van de Nederlandsche Bank heeft in
het ,,Haagscli Maandblad” van Februari de stelling
verdedigd: :Lndien in Nederland parlementair regee-
ren werkelijk gevaar oplevert voor inflatie, dan moet de Nederlandsche Bank die inflatie weten te voorko-
men. in hoogste instantie moet het financieel beleid
van parlement en regee.ring ondergeschikt vorden ge-
maakt aan de gestie van de Nederlandsche Bank.
Vij hebben daartegenover de stelling geplaatst: aan
de Ned. Bank mag niet de macht worden toegekend
om in hoogste instantie in financieel beleid regeering
en parlement uit te schakelen. Aan regeering en paz-lement moet de gebiedende eiscli worden gesteld hun financieel beleid zon te voeren, dat inflatie niet wordt
bevorderd. Doch ook indien regeering en parlement
uitgaven zouden voteeren, die de Ned. Bank met het
oog op inflatie gevaarlijk acht, dan blijft het finan-cieel beleid bij regeering en parlement en gaat niet
over naar de Ned. Bank.
Wij1 mogen liet verschil tusschen den President van.
cle Ned. Bank en ons, dat veel meer een verschil is in
maatschapijbeschouwiug, dan in
•
inzichten ten op-
zichte van financieel beleid, kort alsboven omschrijven.
1-let is overigens bekend, dat de President der Ned. Bank niet verder gaat dan de macht van de Ned. Bank
te willen gebruiken om te weigeren staatsuitgaven te
helpen financieren, die de door de Bank getrokken
grens zouden overschrijden. De Bank zou de grens
trekken, geleid door haar inzicht ton opzichte van ge-
vaar voor inflatie. Buiten die grens zou zij geen voor-
schotten aan den Staat verleenen. Ook niet gedoogen, dat depositobanken die verleenden. Aldus zou de toe-
stand ontstaan, dat de Nederlandsche Staat naast het
circulatiemiddel va.n de geoctrooieerde circulatiebank
voor zijn eigen gebruik een ander geld moest schep-pen. in plaats van den eenen Nederlandschen gulden
komen er twee: de Baukgulden en. de Staatsgalden.
De Bankguiden wordt. door de Nederlandsche Bank
behoed tegen vermindering in goud-pariteit. De
Staatsgulden is aangewezen op waardevermindering.
Immers cie Staat is afgesneden van de medewer-
king van de Ned. Bank bij het financieren van uit-
gaven, die de grens, door de Ned. Bank getrokken,
overschrijden. De Staat kan die uitgaven i:iiet anders
financieren dan door voorschotten te vragen buiten de
Ned. Bank en de depositobanken, groote en kleine.
Om die voorschotten te verkrijgen zal de Staat buiten-
sporige rente moeten betalen: ,,de Staat zal dan inder-
daad de volle 10 pOt. of meer als werkelijke rente op
tafel moeten leggen, zonder achterdeurtje van winstdea-
ling met de circulatiebank, waardoor de genezende
kracht van die hooge rente waardeloos wordt gemaakt.”
(Mr. G. Vissering bladz. 141 en 148 Haagsch Maand-blad.) Het aldus uitgegeven geld zal den naam krijgen
van Regeeringsulden of Staatsgulden. De ontvanger
van de belastingen zal den Staatsgulden moeten aan-
nemen
t
pan, d.w.z. tegen de goadwaarde van den
Bankgulden. Aldus ontstaat voor den Staat door deze
manipulatie met den Staatsgulde.n een voortdurend
grooter verlies, wijl hij zal moeten voortgaan met het
overgroote deel van zijn uitgaven i,n volwaardige Bank-
guldens te betalen.
}ormeel staat.dus vast, dat de Ned. Bank den Staat heelernaal niet wil, beletten om uitgaven te doen, ge-
voj1e of buitengewone, buiten de grens door de Ned.
Bank getrokken. Doch duidelijk is, dat het alter-
.natief door den President van de Ned. Bank den Staat
gelaten erger is dan zich te onderwerpen aan zijn
gestie om de uitgaven, die de Ned. Bank ontoelaat-
baar acht, na te laten. Immers de scheiding Bankgul.
den en Staatsgulden zou leiden tot voor de Nederland-sche Natie materieel ergere gevolgen dan die de gestie
van de Ned. Bank beoogt te keeren.
Het versdiil tusschen den President van de Ned.
Bank en on.s is, wij herhalen liet, in de allereerste
plaats een verschil van maatschappij-beschouwing. Op
de vraag: acht Gij in het gezicht van inflatiegevaar de
uitschakeling van parlement en regeering aangewezen,
antwoordt de President van de Ned. Bank: ja. Wij ant-
woorden op die vraag: neen.
Prof. Bruins schaart zich aan cle zijde van hen, die
met den President van de Necl. Bank van meening
zijn, dat indien geacht wordt dat parlement en regee-ring gevaar bieden voor inflatie, parlementair regee-
en moet worden uitgeschakeld en vervangen
ctoor
dic-
tatuur, in dit geval dictatuur van de Ned. Bank. Het
is van Prof. Bruins het onbestreden recht om deze
keuze te doen. Hij ziet in ons verzet tegen de strek-
king van het vooralsnog theoretische betoog van den
President van de Ned. Bank, niets anders dan ,,parie-
mentai.re gevoeligheid”. Het komt Prof. Bruins niet
in de gedachte, of de gevaren, die zich kunnen voor-
doen, nog op andee wijze zouden kunnen worden ge-
keerd, dan’ door de vervanging van het parlementaire
stelsel door het autocratische, het dictatoriale. Hij
geeft er zich klaarblijkelijk geen rekenschap van, dat ieder regeerstelsel, ook dat van de’ autocratie, en dat
van de erkenning der dictatuur, dictatuur dan in dit
geval gelegd in de handen der Nederlansche Bank,
zijn gevaren zou hebben.. Zoodra hij in het parlemen-
taire stelsel gevaar ziet, verkiest hij op financieel ge-
bied de uitschakeling ervan. Het is enkel maar ,,parle-
rnentai.r gevoeligheid”, om tegen deze uitschakeling
op te komen!
Er is ons nergen.s een voorschrift bekend, dat aan
professoren zou verhiëden aan dictatuur de voorkeur te geven boven parlementa:ir regeeren. Naast dit on-
bestreden recht echter kent Prof. Bruins zich nog
andere rechten toe. Hij spreekt met professorale mee-
war.igheid over een in ons ,,moeilijk te verontschuldi-
gen misvatting” ten opzichte van financieel beleid.
Behalve meewarig is Prof. Bruins ook bezorgd. Het
geeft hem reden tot ernstige bezorgdheid, iemand, die
de functie heeft van Wethouder van Financiën van
Amsterdam ,,onder de bestaande omstandigheden een.
theorie te hooren verkondigen, die neerkomt op een
‘vrjbnie± aan de overheid tot het doen van buitenge-
wone uitgaven.”
Het recht om meewanig te zijn rillen wij Prof.
Bruins gaarne laten. Het recht evenwel om aan ons
inzicht ten opzichte van financieel beleid van pu-
bliekrechtelijke lichamen deze definitie te geven, wil-
ieii wij pogen hem te betwisten. Allicht komen wij
daarbij tot de vraag, of de verzekerdheid, waarmede
Prof. B’ruins ons inzicht in financieel beleid afmaakt,
wèl de waarborgen biedt, dat financieel beleid van
een publiekrechtelijk lichaam in zijn handen inder-
daad vertrouwd zou zijn.
In een Memorandum ,,prepared for the internatio-
nal financial conference at Brussels” heeft Prof.
Bruins zijn inzicht gegeven, o.a. wat geschieden moest
ten opzichte van gevaar van inflatie. Op blz. 10 vart
d.i.t memorandum lezen wij het volgende:”
tOp
ping of Furt her 1 nflation”
The starting-point of all efforts to restore order and
security in the meclianism of national and international
exchange must be the absolute cessation of all furtber
inflation. This implies, in the first 1)lace, that all creation
of additional buying power by the Government must
come to an end, which ‘can only be done by restoriog
equilibrium in the budgets
of
the different States in such
a way that current expenditure is met by current income
and taxation, loans only’ being admitted for capital
expenditure”.
Wij vertalen dat als volgt:
Beëindiging van verdere inflatie.
Het uitgangspunt voor alle pogingen om in het media-
nisme van de geldkoersen nationaal en internationaal
orde en veiligheid te herstellen moet zijn de volstrekte
onthouding (het volstrekt stilzetten) van alle verdere inflatie. Dit sluit in de eerste plaats in, dat het schep-
pen van kunstmatige koopkracht door regeeringen tot
30 April 1924
‘ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
13J
een einde moet komen, hetgeen slechts kan geschieden
door het evenwicht te herstellen in de budgetten van de
verschillende staten op zulk een wijze, dat gewone uit-
gaven door gewone inkomsten en belastingen worden
gedekt, en dat leeningen slechts worden toegestaan voor
kapitaalsuitgaven”.
Wij nemen dezen eisch van Prof. Bruins ten op-
zichte van financieel beleid door publiekrechtelijke
lichamen als uitgangspunt van ons betoog. Prof.
13 ui na geeft in den passus, dien wij hier aa nhaalden,
geen uitleg van wat hij bedoelt met kapitaalsuitgaven.
De gewone uitgaven van puhliekrechtelij.ke lichamen,
zcgt.hij, moeten door gewone inkomsten en belastin-
geti worden gedekt. En ,.leeningen”, hij bedoelt, lee-
ni ngeri op langen termijn,” worden slechts toegestaan
voor kapitaalsuitgaven.” 1-lij kan hier dunkt ons niet
anders bedoelen dan uitgaven, waarvan redelijkervijze
verwacht kan worden, dat zij ten opzichte van de pro-
ductie een vergelijkbaar effect zullen hebben, als aan
kapitaal wordt toegedacht. Anders gezegd, dat de uit-
gaven, voor welke aan publiekrechtelijke lichamen lee-
ningen zijn , ,toegestaan”, moeten geacht worden pro-
ductief te zijn in den. gangba.ren zin.
Wij vragen den lezer om deze definitie te ‘erge-
lijken met den eisch. door ons aan financieel beleid
van openbare lichamen gesteld en door Prof. Bruins
aangehaald:
,,Lndien openbare lichamen zich bij hun financieel be-leid zorgvuldig houden aan deze eisclien: gewone uitga-
ven door gewone inkomsten dekken; ten opzichte van
buitengewone uitgaven volgen een strenge leeningspoli-
tiek en een even strenge aflossingspohitiek, dan houden
deze openbare lichamen, zou men zoo zeggen, zich volko
Iiwn vrij van elk aandeel in inflatie”.,
Wij vingen den lezer ook om naast dit citaat te
willen stellen onze verklaring in het artikel waaraan
dit citaat is ontleend herhaaldelijk gegeven, trou-
wens door ons bij vele gelegenheden herhaald, dat
buitengewone uitgaven, waarvoor het aan publiek-
rechtelijke lichamen toegestaan is leeningen te slui-
ten, moeten voldoen aan een kriterium van maatschap-
pelijke productiviteit, maatschappelijke nuttigheid,
cliè zich uitstrekt tot een lange reeks van jaren, een
reeks van jaren minstens zoo lang, in de praktijk
langer,. als het aantal jaren, dat
voor
aflossing van de
voor deze uitgaven aangegane leeningsschuld is gesteld.
En dan vragen wij den lezer vast te stellen wat er
voor werkelijk verschil is tusschen het standpunt door
Prof. Bruins ten opzichte van financieel beleid van
publiekrechtelijke lichamen ingenomen op de ge-
noemde plaats i.n zijn vermeld memorandum en in het standpunt, zooals het door ons wordt aanvaard.
Het verschil tusschen Prof. Bruins en ons ligt niet
in dit uitgangspunt. Het verschil tusschen Prof. Bruins
en ons ligt in waardeering van de uitgaNed door pu-
bhiekrechtelijke lichamen, die na de uitspraken van de
Brusselsche Conferentie steeds sterker op den voor-
grond
•
is getreden. Er zijn groepen van deskundigen
op financieel gebied, die na de Brusselsche Conferentie
aan dit financieel beleid heel andere eischen zijii
gaan stellen dan hier door Prof. Bruins aanvanke-
lijk werden geformuleerd. Zij eischen, dat publiek-
rechtelijke lichamen
bij
het voteeren van buiten-
gewone uitgaven zich in de. eerste plaats laten leiden
door de . stemming, die op de heleggingsmarkt ten
opzichte van leeningen door publiekrechtelijke licha-
men aan te gaan op een gegeven oogenhlik herschende
is. Prof. Bruins omschrijft thans deze eisch als volgt:
,,Wat
met een sluitende begrooting op den gewonen
dienst en goede beginselen van gelcileening voor den
buitengewone dienst wordt bereikt, is, dat op het eigen
vermogen der betrokken overheid niet wordt ingeteerd.
Of de overheid infiatorisch werkt, heeft echter met deze
beginselen van intern beleid niet te maken, doch wordt uitsluitend bebeerscht door cle vraag, of de financieele
eischen, die de overheid aan de bevolking stelt, van zoo-
danigen aard zijn, dat zonder kunstmatige koopkracht-
creatie aan deze eischen kan worden voldaan. Het doel
waarvoor de gevraagde gelden hebben te dienen, staat
hier ten eenen male buiten. Of de behoeften hun oorzaak
vinden in eentekort op den gewonên dienst dan wel in
een overniatige uitzetting van den buitengewonen dienst,
is in dit opzicht onverschillig. Het gaat om den omvang
dezer behoeften in verhouding tot het beschikbare surplus
bij de bevolking. Uit dit surplus moet eveneens in de
kapitaalsbehoeften der bevolking worden voorzien. Is het
surplus voor dit doel en voor de gezamenlijke behoeften
van Staat en Gemeenten niet voldoende, dan is – tenzij
men in het buitenland leent – kunstmatige koopkracht-
creatie onvermijdelijk.”
Het is dus niet meer het doel, waarvoor leenings-
gelden bij publiekrechtelijke lichamen hebben te dienen,
dat hier beslist of leeningen kunnen worden toegestaan.
hlet is niet meer cle vraag of het kapitaalsuitgaven
zijn, . zooals Prof. Bruins het in zijn Memorandum
voor de Brusselsche Conferentie vaststelde. Het is
zelfs niet de vraag of de leeningsuitgaven een tekort
vormen op den gewonen dienst, – een kette.rij, waar-
voor een gewoon Wethouder voor de Financiën op
de vlucht gaat. – Doch de toelaatbaarheid van een
leening door een openbaar lichaam wordt thans be-
paald door cle vraag van den ,,omvang der behoeften
(behoeften aan leeningsgeld) van het pubhiekrechte-
lijke lichaam in verhouding tot het beschikbare sur-
plus bij de bevolking. Wordt dit surplus .op een ge-
geven oogenblik, op een bepaalde heleggingsmarkt,
niet gretig aangeboden dan mag het publiekre.chte-
ljke lichaam niet leenen, ongeacht van welken aard
de behoeften aan leeningsgeld zijn. Wordt er wel
edn surplus aangeboden, dan rijst nog dc vraag of
dit surplus niet vereiscbt is ,,voor de kapitaalhe-
hoeften der bevolking”. Hiermede moet bedoeld zijn,
in tegenstelling tot de kapitaalbehoeften van de pu-
bliekrechteljke lichamen, de kapitaalbehoeften der
bevolking voor particuliere handel en industrie en
soortgelijk belegging. Ook dan mogen de publiek-
rechtelijke lichamen aan de heleggingsmarkt geen
leeningsgeld vragen.
Ten opzichte van dezen eisch van financieel beleid
aan ,publiekrechtelijke lichamen te stellen is ietwat
ndere beschouwing aangewezen.
F. M. WIBAUT.
(Slot volgt).
DE RAPPORTEN DER COMMISSIES VAN
DESKUNDIGEN, BENOEMD DOOR DE
COMMISSIE VAN HERSTEL.
I.
Uit den dezer dagen gepubliceerden inhoud van de brieven ddor de regeeringen der vroegere geallieerde
landen aan de commissie van, herstel gericht, blijkt,
daf zeer vermoedelijk de voorstellen der commissie-
Dawes den grondslag zullen vormen, waarop het
schadevergoedingsvraagstuk tot eindeljke oplossing
zal kunnen worden. gehracht. Speciaal Frankrijk maakt
nog enkele gewichtige reserves. In beginsel aanvaardt
echter ook dit land de voorgestelde regeling. :Duitsch-
In nu ging met deze heginseiuitspraak reeds voor.
Onder deze omstandigheden kan het, ook na de uit-
voerige résumés, welke dadoli,jk na liet verschijnen der
rapporten in de dagbladen werden opgenomen, zijn nut
hehbën, om, nu de rapporten in extenso voor ons lig-
gen, op den inhoud nog eenigszins nader in te gaan.
Wat bij nadere hestudeering bovenal treft en ver-
heugt, is dat thans voor het eerst in. een officieel ge-
allieerd stuk de zuivere economische deskundigheid aan het woo.i’d is. Uit ieder bladzijde van beide, met
even prjzenswaardige bondigheid als helderheid ge-
stelde rapporten spreekt de ernstige wil tot Positieven
arbeid, de wil om na 5 jaren van ontwrichtende on-
zekerheid eindelijk het schaclevergoedingsvraagstuk
tot definitieve regeling te bi’engen.
Van de beide rapporten is dat der reeds genoemde
commi ssie-Dawes verreweg het belangrijkste. De taak
deker commissie was een onderzoek in te stellen
naar de nïiddelen tot he:rstel van het evenwicht op
het Duitschê budget en naar de middelen tot stabili-
seeri’ng van, het ruilmiddel. Niet zônder ruggespraak,
384
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN’
30
April 1924
naar men, mag aannemen, is zij belangrijk veicler ge-gaan. Uit overweging, dat beide doeleinden onbereik
–
baar zijn zo.nd.r dat omvang en druk van de schade-
vergoedingsplicht vaststaan, heeft zij feitelijk dit laat-
ste vraagstuk tot kern van haar rapport gemaakt.
‘i’wee eischen stelt de Commissie voorop: Prinio,
(lat Duitschianci het onbeperkt fiscaal en economisch
zeggenschap zal hebben binnen de bij het verdrag
van Versailles vastgestelde grenzen, en secundo, dat,
al i.s cle quaestie der sancties en der militaire occupa-
tin niet aan haar oordeel onderworpen, het noociza-
kelijk is, dat, zoo spoedig Duitschiand het voorgestel-
(le plan tot uitvoering heeft gebracht, alle bestaande
maatregelen, voorzoover zij Duitschiands bewegings-
vrijheid belemmeren, zuilen worden ingetrokken of
voldoende gewijzigd en dat zij niet weder in werking
zulleu worden gesteld, dan ingeval ‘van flagrante niet
nakoming van de vrijwillig overeengekomen verplich-
tingen. In dat geval zullen de crediteuriariden ge-
mceiischappeiijk moeten optreden. De Commissie
meent, dat dit gemeenschappelijk optreden den vorm
zal moeten aannemen, van speciale, nader doo.r haar
aangegeven maatregelen van fina’ncieele contrôle.
De bedoeling dezer beide eischen is ‘duidelijk. Prac-
tisch heeft reeds thans, als ‘bekend, de Roerbezetting voor een deel haar aanvankelijk karakter van econo-
mische occupatie verloren. De Commissie wil, zon
niet do bezetting zelve, dart in ieder geval ‘dit econo-
misch karakter geheel doen verdwijnen. De bekende
M.I..C.U.M.-co’ntracten zijn dus met dezen eisèh on-vereenigbaar. T,i.ouwens, worden de voorstellen de:r
Commissie aanvaard en neemt Duits’chland de noo-dige maatregelen, dan vervalt vanzelf de grond voor
de Roerbezetting. Immers deze is door Frankrijk sn
België steeds gemotiveerd met een beroep op het niet-
nakomen van de verplichtingen door Duitschland.
Het behoeft dan ook geen verwondering te baren, dat, de reserves van Fransche zijde vooral de civaestie der
sancties betreffen.
Na deze inleidende opmerkingen komt de Comis-
sie tot een der
belangrijkste
kanten van het geheele
probleem, de vraag: in Welken toestand verkeert in
werkelijkheid het economisch organisme van Duitsch-
land, welke productiemogelijkheden biedt het hij blij-
vende stabilisatie. De’ uitvoerige onderzoekingen door de Commissie ingesteld, hebben haar te dezen opzich-
te tot een gedecideerde opinie geleid, die in het rap-
port telkens naar voren komt en met voorhee]den
wordt gestaafd. Waar, zooals vanzelf spreekt, de in-
zichten ‘hieromtrent voor het oordeel okrer den om-
vang der te betalen schadevergoedihg van directe he-
teekenis zijn, is het noodzakelijk het inzicht der Com-
missie eenigszins uitvoerig weer te geven.
Voor het doel der Commissie gaat het hierbij in de
eerste plaats om den werkeli.jken toestand, waarin het
Duitsche productie-apparaat op het oogenblik ver
keert. De overige veranderingen, die zich in de ècono-mische positie van Duitschiarid hebben voltrokken en.
waarvan, speciaal wat betreft den enormen achteruit-
gang van het bezit aan vorderingen op den vreemde,
cle commissie-MacKenna ccii scherp omiijnd beeld
geeft, mogen ook in dit verband niet verwaarloosd
worden, doch staan op den achtergrond.
Zoo’als blijkt, acht de Commissie deui toes’tand van
liet productie-apparaat goed, voor een deel zelfs zeer
goed en beter dan in de meeste andere landen. Ge-
durende de inflatieperiode en als gevolg van deze
hebben de leiders der industrie gelegenheid gehad
hun bedrijven uit t’e breiden en geheel te modernisee-
ren met het gevolg, dat tal van industrieën thans een
grooter prodnctiecapaeiteit hebben dan voor den oor-
log. De Staat heeft hetzelfde gedaan. De telefoon en
de telegraaf ‘zijn op dle ‘meest moderne wijze ingericht,
havens en kanalen zijn aangelegd en gegraven, de
Staat heeft den scheepsbouw in staat gesteld voor de
in 1 918 uitgeleverde handelsmarine een nieuwe in de
plaats te stellen, wier capaciteit in deze enkele jaren
reeds tot boven GO pCt. van cle oude gestegen is. In het bijzonder is ook het spoorwegsysteem verbeterd.
Over dit laatste heeft dc Commissie een paar buiten-
landsche deskundigen geraadpleegd. Uit hun rapport
blijkt, dat het roilend materieel, waarvan eveneens bij
den wapenstilstancl een belangrijk deel werd uitgele-
vercl, thans in aantal en vooral in qualiteit dat van
1.913 overtreft:
Stoom-
Personen-
Goederen-
locomotieven, wagons
wagons
Eind 1913
……….
27.940
62.050
657.150
Januari
1924
……..
29.966
67.800
723.100
Van het materieel van 1924 is niet minder dan %
minder dart 10 jaar oud en verre superieur aan het
materieel van 1913. Voorts werd in 1918, ten einde
rempersoneel voor den militairen dienst vrij te maken, besloten de goederenwagens van een gelijksoortig van
uit de locomotief te bedienen remsysteem te voorzien
als de personenwagens. Na den oorlog is hiermede
vooitgegaan en 1 April 1925 zal het geheele wagen-
park met de zgn. ,,Kunze-Knorr’-rem zijn uitgerust.
Volgens de geraadpleegde deskundigen vertegenwoor-
digt het door de inflatie schuldvrij geworden Duit-
sche spoorwegnet thans een waarde van 26 milliard
goudmark.
Wat op het oogenblik aan het Duitsehe bedrijfs-
leven ontbreekt is bedrijfskapitaal. De inlagen in de
spaarbanken zijn van 1913 tot eind 1922 gedaald van
10.700 millioen goudmark op 760 goudmark, de
creditrelceningen bij de 8 ‘groote Berlijnsche banken
van 1400 millioeu eind 1913 op ongeveer 1000 mii-
lioen eind 1922. Gedurende de inflatie vluchtte het
publiek uit het ruilmiddel in goederen, cle industrieel
in uitbreiding van zijn outillage .,,The motor was in
,,good, perhaps in unusually goed, condition, but the
..motive power and lubrication were apparently
,,laeking”.
Voor een ‘deel kan het Duitsche ‘volk zelf in deze
behoefte voorzien door de tegoeden in het buitenland
en de in vreemd ruilmiddel vastgelegde bedragen in
het binnenland weder te bestemmen voor hun natuur-
lijk doel, nl het vormen van den grondslag voor de
hinnénlandsche credietverieening. Dwang heeft hier
deen uitwerking. Stabilisatie cii terugkeerend vertrou-
wen zullen echter vanzelf hiertoe leiden.
Het beeld, dat de, Commissie geeft, is, zooals blijkt,
iii sterke mate optimistisch. De feiten zijn uiteraard
onaanvechthaar. Zij stemmen trouwens met de obser-
vaties van velen overeen. En het is goed, dat de Com-
missie dezen kant van het infiatieverschijnsel naar
voren brengt. omdat te dikwijls, ook voor de beoor-deeling van de huidige Duitsche productiecapaciteit
de ontberingen, waaraan gedurende hetzelfde tijdvak
een groot deel van het Dui,tsche volk is blootgesteld
geweest, hewust of onhewust tot maatstaf genomen
worden. Door de inkomensversehuiving, welke van de
inflatie liet gevolg was, zijn het echter juist deze
ontberingen geweest, ‘die de vervolmaking van het
productieorganisme hebben mogelijk gemaakt. Aan deze verwarring van inzicht is, naar het schijnt, ook
het overigens in vele opzichten belangrijke onderzoek
van liet Arnerikaansche Tnstitute of Economics
t)
niet
geheel oriticomeii.
Daartegenover wordt in dit Amerikaansche ge-
schrift met nadruk gewezen op een anderen kant der zaak, die merkwaardigerwi,js in het rapport der des-
kundigen niet of nauwelijks wordt aangeroerd. Im-
mei’s al is liet productie-apparaat in orde, rendement
zal het eerst kunnen geven, als het product vol-
ledigen afzet vindt. Zal dit mogelijk zijn? Zal, wan-
neer de Duitsche export zijn vollen omvang bereikt.
niet blijken, dat door deze expansie van het Duitsche
iiroduetie-apparaat liet post-wei- maladjiistnien,t”,
nog is vergroot? Om soortgelijke redenen wordt dooi’
velen, waai’onder ook Keynes in een der jongste riuin-
1)
Gerni:uiy’s Capacity to Pay. A
study of the Reparation
Probleni
hv fE. (1.
Motilton & C.
It.
McGtiire, New York
1923.
30 April 1924
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
meis van de ,,Nation”, de adempauze van één jaar, die
de Commissie, zooals blijken zal, Duitschiand
–
en
dan nog niet eens volledig
–
geven w’iI, onvoldoende
geaeht.
In haar ook uit principieel economisch
Oogl)Uut
be-
.langwekkencle beschouwingen over de schadevergoe-
ding zelve, stelt cle Commissie in de eerste plaats cle
vraag, uit welke bronnen deze met zoo min mogelijk
stoornis voor het• economisch leven van Duitschland
kan worden verkregen. De Commissie neemt hierbij de
schuidbevnijdende werking #an cle inflatie tot uit-
gangspunt. De debiteuren, die hiervan het meeste voor-
deel hebben gehad, zijn 1. de Staat, 2. cle spoorwegen,
3.
het bedrijfsleven. Door aan deze debi teurgroepen
een last op te leggen, welke met de vroegere obligatie-
schuld of een deel ervan overeenkomt, wordt feitelijk
liet evenwicht hersteld in plaats ‘aii verstoord.
De Commissie onderzoekt uitvoerig, vat
voor
ieder
der drie debiteurgroepen een redelijke last is te
achten.
Wat den Staat betreft, gaat de Commissie ervan
uit, dat aan het .Duitsche volk een evenredige belas-
tingdruk moet worden opgelegd, vergeleken met die
van andere landen. Aan de vraag, wat als een clorge-
lijke evenredige belastingdruk is aan te merken, wijdt
de Commissie uitvoerige beschouwingen, waarvoor wij
naar ht rapport zelf moeten verwijzen.
Niet onvermeld mag echter blijven het kndppe en
scherp gestelde betoog, waan
ii
de Commissie afrekeni;
met de dikwijls geuite ineening, dat de jaarlijksche
last der schadevergoeding minstens gelijk moet zijn aan den rentelast., dien de vroegere geallieerden uit
hoofde vait den oorlog op ziçh voelen drukken. Wari-
neer de ruim 4Q millioen Engelschen
1
rnilliard goud-
niark per jaar voor rente en aflossing opbrengen,
waarom kunnen clan de 60 miljoen Duitschers, door
de inflatie schulcivrij geworden
–
de begrooting voor
1924 bevat voor den intomen schuiddienst slechts
een hediag van 156 millioen goudrnark
–
nipt min-
stens evenvéel ll1illiarden voor sehacl evergoeding op-
brengen? Rente en aflossing op hinnenlandsche
schuld
–
aldus antwoordt de Commissie
–
is niets
dan verplaatsing en redistributie van volksintkomeu,
betaling aan den vreemdeling daarentegen afstand van
een deel van dit inkomen met alle gevolgen van dien.
Na een nauwkeurig onderzoek van het Duitsche
budget en belastingstelsel komt de Commissie tot de
conclusie, dat van af 1928—’29 de Staat een surplus
van 1250 millioen goudmark per jaar voor schade-
vergoeing kan en behoort op te leveren, terwijl vanaf 1925-’26 van de thans tian de spoorwegen opgelegde belasting een bedrag van 250, later 290 inillioeu. ‘en-eens voor den. dienst der schadevergoeding beschik-
baar moet worden gesteld. Voor 1924—’25 wordt van
den Staat niets gevraagd. Voor 1925—’26 alleen het
laten vallen van 250 milliocni uit de spoorwegbelasting,
voor de beide volgende jaren een oploopende som.
De Commissie is overtuigd, dat, wanneer tevens ver-
schillende belastingen naar hehoo ren worden verhoogd
en een tabaksmonopolie wordt ingevoerd, een spoedige
stabilisatie van het budget mogelijk is.
Om hierbij dan noodigen steun te geven en de nieu-we circulatiebank
–
waarover nader
–
een aanvan-
kelijke basis te geven, wordt voor 1924-25 tevens een buitenlaridsehe leening ad
f
800 millioen in uitzicht
gesteld.
Wat de spoorwegen betreft stelt de Commissie voor
deze in handen te geven aan een particuliere maat-
schappij. Deze zou iorden gekapitaliseerd met 2 mii-
hard preferente aandeelen, 13 milliard gewone aan-
deelen en 11 milliard hypothecaire obligaties. De
rente op deze laatste is bestemd voor de schadever-
goeding. In 1924—’25 3 pCt., stijgend tot 5 pCt. ±
1 pCt. amortisatie in 1927—’28.
Het bedrijfsleven zal worden belast met 5 milliard
obligaties, waarvan de rente eveneens zal hebben te
strekken voor schadevergoeding. In 1924—’25 zal
geen rente verschuldigd zijn, daarna al opklimmende
tot eveneens in 1927-28 5 pOt. + 1 pOt. amortisatie
bereikt is.
Aldus komt de Commissie tot de navolgende ho-
(.lr:lgell:
miii ioencn
goudntark
1924-25 ……1.000
1925-26 ……1.220
1926-27 ……1.200
1927—’28
1.750
1928-29
en
volgende
jaren 2.500
Het bedrag voor 1024—’25 omvat hierbij naast de
iceninig a.d 800 rnill:ioen 200 millioen van
dle
330 mii-
hoe.n op cle spoo:rwegobligaties aan interest ve.rschul-
cligd. De overige 130 niillioeji van deze laatste som
behoeven eerst in 1925—’26 te worden voldaan.
Het aantal betalingen is niet vastgesteld en even-
min een totaaisoin. Mag men echter van nie genoemde
annuïteit van 6 pCt. uitgaan, dan zou de schuld pl.m. 35 jaar na 1928 gedelgd zijn, terwijl aldus rekenende
de totale schadevorgoedingslast
–
onder reserve van
de straks te noemen mogelijkheid van later wijziging
der bedragen
–
in dat jaar op een kapitaaiwaarde van
ruim 40 milliard gouclma.rk kan worden gesteld. Het
is waar, dat aan de door den staat op te brengen be-
Çlragen niet een dergelijk af 1 oopend karakter wordt
toegekend. Voorloopig mag hiervan echter wellicht
ivorden uitgegaan.
Verickeniug van reeds gedane betalingeti wordt
piet voorgesteldl. Omgekeerd is echter naar het voor-
tel der rCommissie alles in dit bedrag begrepen, ook
lo bedragen voor cle bezetting van de Roer en het
.ijnland ve:rschuldigcl. Hiervan is het bela ngrijk ge-
volg, dat in de toekomst deze kosten dus feitelijk door
le bezettende land en gdrage.i.i worden. ,,Sachleist
cia-
en” wenscht de Commissie in beperkte mate als een
inn de hetalinigsvormen te hai d.haveu.
vergelijking van de genoemde bedragen diene,
athet
cijfer
van 2.5 milliardgoudmark per jaar het
~Ter
aagste is, dat tot cl usver in eenig officieel stuk
–
het is het minimum van het voorstel van Bonar Law
6n 3anuari 1923
–
is genoemd. Het totaalbedrag
Ivas in het agreement van Londen gesteld op 50 mil-
hard. Vandaar, dat Frankrijk, dat volgens de inder-
lijd te Spa vastgestelde quota op 52 pOt. recht heeft,
hâns volgens de berichten, tegenover het rapport der
çleskundigen aan zijn claim op 26 milliard s(:hijnt vast
te houden en overigens opnieuw de voorwaarde stelt,
dat door de intergeallieerde schulden een streep wordt
gehatild.
i)
Dat door de koppeling van dit laatste
y.raagstuk aan de voorstellen der deskundigen de op-
osSiug niet gemakkelijker wordt, ligt voor de hand.
Bovenstaande cijférs zijn intusschen voor de Corn-
missie-Dawes slechts do grôndbedragen.
Wij komen hiermede tét een zder, belangrijk element
in de voorstellen der Commissie, dat, althns in de
officieele beschouwingen over het schadevergoedings-
vraagstuk, nieuw is. Zooals reeds bfeek, is liet uit-
gangspunt der Commissie dit, dat de verplichting tot
schadevergoeding, die aan -Duitschiand wordt opge-
legd, zal moeten zijn een last evenredig aan het draag-
vermogen van het Duitsehe volk. Om tw.eeërlei reden
is het hierom niet mogelijk het bedrag voor een zoo
ange reeks van jaren
in
een preeieze som vast te
leggen, doch zijn volgens de Commissie twee correc-
ties noodig:
lo. een correctie in verband met dit draagver.mogen,
2o. zoo noodi.g een correctie wegens mogelijke waar-
deveran-deringen van het goud.
De eerste correctie xvii de Commissie vinden in den
vorm van een indexcijfer. De uitvoercijfers alleen
acht zij hiervoor terecht niet voldoende. Haar voor-
stel is dit inciexeijfer vast te stellen op basis van de
volgende 6 gegevens:
1)
Een uitvoerig overzicht van dit laatste vraagstuk en
van de tot dusver aan de haad gedane oplossingen is te viii-
(len in: Die Verscliuldiing Europas van
Dr.
Wilhelm Maut.
ner, Frankfurt
1923.
386
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
30 April 1924
de totalen van in- en uitvoer;
de begrootingstotalen van ontvangsten en uitga-
ven van het rijk, Pruisen, Saksen en Beieren, na af-
trek van de schadevergoedii:igshedragen;
den omvang van het goederenverkeer op de
spoorwegen;
cle totale geld waarde van het verbruik van suiker,
tabak, bier en alcohol dooi het Duitsche volk, geme-
ten naar de .door den consument betaalde prijzen;
den loop der bevolking;
het verbruik van steenkool, inclusief bruinkool,
herleid tot steenkool., per hoofd van bevolking.
Deze index zal in 1929—’30 in werking treden.
De eerste 5 jaar zal zij alleen gelden voor het op de
begrooting te viiiden bedrag van 1.250 millioen, van
af 1034—’35 voor het geheele bedrag van 2.500
millioen.
De correctie wegens veranderingen in de dcoopkracht
van het goud zal slechts in werking treden, wanneer
deze veranderingen, vergeleken met 1028, meer dan
10
pC.
bédragen. Zij zal worden gemeten naar alge-
meene
indexcijfers,
terwijl bij verschil van meaning
de Volkenbond de beslissing zal hebben.
Deze merkwaardige regeling, hoezeer zij in het stel-sel van de Commissie theoretisch juist moge zijn, heeft
niet ten onrechte van’ verschillende zijden critiek
ondervonden.
Zij maakt eenigszins een studeerkamer-indi:uk.
Vooral in een vraagstuk als d:it is eenvoudigh’eid en verzekerdheid van den juisten omvang der verplich-
ting hoogst gewenscht. Over de berekening van het
indexcijfer van hot draagvermogen en over de juist-
heid van ‘de tot grondslag gelegde cijfers is onophou-
delijk verschil van meening mogelijk. Een bron van
conflicten is hiermede geschapen.
Anders staat het met het clenkheel’d met mogelijke
waardeveranderingen van het goud rekening te hou-
den. Hierover is op zichzelf veel te zeggen en ver-
schil van meeniug is hie:r gemakkelijker tot oplossing
te brengen.
In het bovenstaande is een Ocrzicht gegeven, van de
elementen, die naar het oordeel der Commissie het
jaarlijksche bedrag ‘der schadevergoedingen zullen ba-
heerschen, en van de bronnen, waaruit het surplus zal
zijn te verkrijgen. Dit surplus’ wordt ter beschikking
gesteld in binneulandsche koopkracht. Het zijn in gold
uitgedrukte overschotten van het budget, de spoorwe-
gen en het bedrijfsleven.
Tusschen dit deel van het schadevergoedingsvraag-
stuk en de betaling aan de huitenlandsche gerechtig-
den maakt nu de Commissie én principieel én in haar
uitwerking een scherp onderscheid. Waai dit zeer l)c-langrjko punt een uitvoerige bespreking verdient, ter-
wijl het os tevens brengt in het vraagstuk van de
centrale bank, is het beter deze bespreking tot het
volgend nummer uit te stellen. B.
(Wordt vervolgd).
REIRINDRUKKEN. II. (Slot).
Op’ de Buitenbezittingen heeft mij vooral de ont-
vikkeling va.n de inlandsche ruhhernjverhei.d ge-
frappeerd.
Gaandeweg wo.tdt de rubber een volkscultuui’
1
), waar
toe zij zich bijzonder schijnt te leenen, omdat de
Hevea geen hooge eischen aan giond’bewerking en
onderhoud stelt.
De bereiding geschiedt zeer primitief door middel van hoogst eenvoudige installaties, clie men bijv. iii Tapanoeli overal langs den weg in werking ziet.
De Inlancische rubber van de om Singapore, lig-
gende Nederiandsc’h-Indische havens wordt met
stoonischeopjes, tougkangs of e:igen icunches (van de
opkoopers) naar Si.n gapore ‘gevoerd.
In Singapow
zijn
een twintigtal. Chineesche f a-
– ) [Verg
de a,,,t. 01) pa’. 394 van dit
nummer. – Eed.]
briekjes onlangs in een kongsie vereenigd, waar de
rubber tot ,,blanket -crêpe” en ,,thin crêpe” verwerkt
wordt. De ,,remillings”-kosten bedragen voor blankets
$ 3 en voor thin crêpe $ 5 per picol.
Maandelijks wordt circa 3500 ton native rubber, niet alleen afkomstig van ons Indië, doch ook van
Saigon, Britsch Noord-Borneo, etc . ,,romilled” in
Singapore.
De Iniandsche rubbercultuur dreigt een zware con-
current te wor’den voor de onder Europeesche leiding
staande ondernemingen; maar als de laatste niet in
staat zijn op den duur met ‘den inlandschen rubber-
planter te coicnrreeren clan hebben zij ook geell recht
van bestaan. Kunstmidde]en -en dwangmaatregelen
zullen haar ondergang niet kunnen voorkomen.
Een andere vraag i.s het echter of het op den weg
van het Gouvernement ligt aan den
,. ondergang van de Europeesche rubbercultuur medé te werken door
den .[nlandschen, rubberplanter niet de zelfde lasten
op te i.egge.n als den Europeeschen.
Zeker niet, want daardoor zou Het op den duur de inkomsten van dï.e Europeesche cultuur, clie op alle
mogelijke manieren door belastingen getroffen wordt,
derven, zonder er iets voor in de plaats te krijgen.
Wij mogen dus verwachten en hebben in het belang
van de Icapitalen, die in deze cultuur gestoken zijn
ook het volste recht er op aan te dringen, dat waar
in den vorm van canon, verpondi’ng, wegen-, inkom-
stenbelasting, enz. ons product reeds zwaar getroffen
wordt, men een weg zal weten -te vauclen ook het in-
landsche procluict een ‘dergelijk offer aan de schatkist
te doen brengen.
i)
Meer kun ien wij vati het Ci’ouvernemen 1; niet ver-
wachten; voor de rest hangt het van de vitaliteit
onzer cultuur af of zij naast dé bevolkingscultuur zal
blijven bestaan of niet.
Wij moeten onzerzijds echter alles vermijden wat
tot uitbreiding der bevolkingscultuur kan leiden
zonder dat er behoefte aan bestaat, om-dat zulks vrij-
wel gelijk staat met -het graven, van een eigen graf.
De hooge prijzen van weleer zijn de oorzaak ge-
weest, dat -cle bevolking zich op de gemakkelijke rub-
bercu.ltuur is gaan toeleggen; dit was een natuurlijke
oorzaak met een natuurlijk gevolg. Toen .de prijzen daalden, verloren de Inlanders hun
belangstelling voor de cultuur en bij de lage prijzen
van 1920 schenen velen het niet de moeite waard t-e
vinden te tappen, laat staan uit te breiden. Toen de
prijzen zich herstelden begon men weer te tappen en
toen zij een voor den Inlander zeer winstgevende hoog-
te bereikt hadden, hervatte men de uitbreiding en
werden, naar in Indië beweerd wordt, nijl] ioenen zadeii
uitgelegd. Laat dit wat overdreven zijn, dat er uit-
breicling van den aanplant op gevolgd is, waarvan wij
op den duur de nacleelige gevolgen zullen ondervin-
den, staat vast.
Als het waar is, dat deze prijsstijging geen natuur-
ljke oorzaak heeft, maar een gevolg is van de door
de Engelschen. doorgevoerde restrictiemaatregelen,
dan heeft er -du-s een uitbreiding van den aanplant
plaats gehad, zonder dat er behoefte-aan was en heb-
ben de opofferingen, clie zij, die aan de restrictie deel
namen, zich hebben getroost, ten gevolge gehad, dat de productie in de toekomst zoovcel grooter zal zijn, waardoor het onwaarschijnlijk wordt, dat zij spoedig
de vruchten. van hun tegenwoordige opoffering zullen
piUkldei1.
Van den aanvang af is er door tegenstanders van
cle restrictie op gewezen, dat indien het beperken der
roductie niet gepaard kon gaan met een verbod van uitbreiding van do bestaande aanplantingen, een uit-
stel van executie ‘het allergunstigste ‘was wat men, er
van zou kunnen verwachten. Men heeft daarop geant-woord, dat de’tegenstan.ders de toekomstte donker in-
zagen en dat deze tijd van onderconsnmtie vevoigd
zou worden door een tijd, waarin er behoefte zou
t)
[Verg. de
aant. op
tg
394 van
dit jitimmer. – Eed.]
30 ‘April 1924
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
387
bestaan aan de volle productie van
de-toenn’alige
aan-
plautingen.
Al worden deze verwachtingen bewaarheid, hetgeen
volstrekt niet uitgeslotefl is, dan zal in alle geval
het moment waarop voor de geheele productie emplooi
te vinden is, verder verschoven worden, omdat in dien
tusschentijd de bevolkingsaanplari tin gen belangrijk’
zijn uitgebreid.
Hoe langer men met de restrictiemaatregelen door-
gaat en hoe meer succes zij hebben wat de prijstij-ging betreft, zooveel te meer en te sneller zal de in-
landsehe cultuur zich uitbreiden en des te donkerder
wordt de toekomst der minder goed gesitueerde onder-
nemingen, die men. door die maatregelen heeft w’illen
redden.
Wordt het nog twijfelachtig beschouwd of de prijs-
stijg;ing ‘wel aan de restrietiemaatregelen te danken
is, in welk ‘geval hun ook niet de uitbreiding der in-
landsche cultuur geweten zou kunnen worden, zeker
is het, dat zij de oorzaak ziju van den levcn’digen
sinokkelhandel, die zich tusscheu Mal.akka en de om-
liggende eilanden van onzen Archipel ontwikkeld
heeft.
Wanneer men de in het ,,Thee- en Rubber fjj
schrif t” gepubliceerde cijfers (overgenomen door de
,,Indische Mercuu.r” op hlz. 194 no. 12) nauwkeuriger
bekijkt, dan ziet men, dat de uitvoer van rubber uit
do gewesten in de nabijheid ‘van Singapore pheno-
menaal is toegenomen, terwijl van cle overige havens
dc toename betrekkelijk gering is.
De om Singapore gelegen gewesten Riouw, Djambi,
Palembang, de Wester-, Zuicler- en Oosterafdeeling
van J3orneo exporteerden te zarnen in:
1921 ……6938 ton
1022 ……26406
en in 1923 …… 51915
De uitvoer van Djamhi steeg met 1246 ton, terwijl
Sumatra’s Oostkust in 1923 slechts 6132 ton meer
produceerde dan in 1922. De uitvoer van Riouw nam
in één jaar met 125 püt. toe, terwijl die van Palem-
bang vervijfvoudigde en van 894 tot 4608 ton steeg.
Een dergelijke toename van productie uit eigen aan-
plantin gen is niet aan te nemen.
In Singapore is cle in- en uitvoer van ,,foreign” rub-
her in het jaar 1923 verdubbeld en verwacht wordt,
dat zij in 1924 verdriedubbelen zal.
Van 30.405 ton in 1022, steeg zij in 1923 tot 62.042 Iou om vermoedelijk in 1924 tot 92.000 ton te worden
opgevoerd. In de Straits wordt dit aan de restrictie-
maatregelen geweten.
Hierdoor wordt het voor ons zeer moeilijk een juist
beeld te krijgen van de positie van de bevolkingsrub-
bercultuur en toch dienen wij die nauwkeurig te
kennen om te weten vat er in de toekomst van te ver-wachten is en of het mogelijk zal zijn ermede te con-
curreeren. Een onderzoek, zooals in de bladen reeds
is aangekondigd, is dus alleszins gewenscht en in het
belang van beide partijen, omdat, mochten dc geruch-
ten over cle snelle toename van de hoeveelheid luland-
sche rubber overdreven blijken te zijn, dit zeker een
gunstigen invloed op de prijzen zal uitoefenen.
– Hoe eerder de restrictie-maatregelen worden afge-
chaft, zooveel te vlugger zullen, wij tot een zuiveren
toestand komen, omdat er dan voor de Inlandsche
p1nters op Malakka geen aanleiding meer bestaat
om hun rubber naar onze havens te brengen, en wij
dan zekerheid krijgen of het waar is, dat de productie
vn de landen waar de restrictie-maatregelen van
kracht zijn, met
40
/ro
van hun t.egenwoordigen uitvoer
is op te voeren.
De prijzen zullen dan op hun natuurlijk niveau
komen en wij zullen weten, waar wij aan toe zijn en
daarnaar onze toekomstplannen kunnen inrichten.
Door het brengen der ondernemingen op de meest
economische grootte, door selectie zoowel van boom-
soorten als van gronden, door zorgvuldiger behande-
ling der in tap zijnde boomen dan de inlanders bereid
zijn er aan te geven, waardoor men den levensduur
verlengt, en door rationeele zuinigheid, zullen wij in
staat zijn de inlandsche rubber een eerlijke concur-
rentie aan te doen als zij dezelfde lasten te dragen
krijgt als waaraan de Europeesche rubbercultuur is
onderworpen.
J. S. C. KASTELEYN.
DE BUITENLANDSCHE HANDEL VAN NEDER-
LAND IN HET JAAR 1928.
Wie schrijft over de Nederlandsche handelsbeweging
van het laatstverloopen jaar, hare ontwikkeling en
richtlijnen, kan daardoor een steentje
bijdragen
tot
de gedachtenwisseling over eenige der problemen, die
tegenwoordig in het midden der belangstelling voor
economische, aangelegenheden staan. Overeenkomstig
dit punt van uitgang en den aard dezer vraagstukken,
moet dit opstel zich uitstrekken tot de vo]gende
punten: 1
0
de groote lijnen in de ontwikkeling
van
den handel met het buitenland; 2
1
de daaruit te
maken gevol.qtreklrinqen vOor den toestand V(dfl
het
Nederlandsche economisch leven,
voor zoover deze in
cle cijfers van den buitenlandschen handel tot uit-
drukking komt, voornamelijk ten aanzien van het
vraagstuk der afzet- en c oncurrentiemogelijkheden
voor de Nederlandsche industrie en voor het vraag-
stuk van den vrijhandel;
30
de
veranderingen in dèn
Nederlands chen buitenlancischen handel
met betrekking
tot de voornaamste
artikelen
en in het verkeer met
de voornaamste
landen.
1)
1,
0
. De algemeene ontwilcldëling.
Bij beschouwing der
onderstaande cijfers wordt steeds het meeste gewicht
gehecht aan de ontwikkeling sedert het begin van
de economische crisis, dus sedert 1920, of, daar. de
crisis eerst in den herfst van dat jaar uitbrak, sedert
1921; de daaraan voorafgaande jaren, die nog geheel
onder den invloed stonden van den oorlog en diens
meest directe gevolgen, leenen zich minder goed voor
vergelijking’ dan de sindsdien verloopen jaren, welke
een betrekkelijk groote overeenkomst vertoonen. De
buitenlandsche handel sedert 1919 vertoonde kwartaals-
gewijze, in hoeveelheid en waarde, het volgende beeld:
(Zie voor de tabel de volgende pagina.)
Wat het jaar 1923 betreft valt daarbij, in de hoe-
veelheid zoowel als in de waarde, aanstonds het feit
op, dat de tegen het einde van 1922 merkbare ver-
levendiging op handeisgebied reeds in het eerste
kwartaal van 1923 tot stilstand kwam, hetgeen zoo
in het tweede kwartaal bleef; in het derde viel (af-
gezien van de waarde bij den invoer) een kleine
verbetering op te merken, die in het laatste kwartaal
zeer snel toenam. De vermindering van den druk in
het Ruhrgebied heeft— zooals de latere beschouwingen
van den handel met de verschillende landen afzonderlijk
nog zullen bevestigen – gewerlrt als het wegnemen
van een dam, welken de bezetting van dit ‘gebied, de
daarop gevolgde passieve tegenstand en de daaruit
voortvloeiende maatregelen van de bezettingsiegers hadden opgeworpen. Ook de invloed van de veran-
deringen in de wisselkoersen – daling van de Franc
en de Mark, alsmede de daaropvolgende stabilisatie
van deze — moet hierbij in aanmerking worden ge-,
nomen. In weerwil van deze omstandigheid toonen
de cijfers van den buitenlandschen handel in 1923
een, wellicht niet steeds voldoende opgemerkte,
gun-
stige ontwikkeling,
die voornamelijk aan het laatste
kwartaal moet worden toegeschreven. De gunstige ontwikkeling over het geheele jaar 1923 vertegen-
1)
De volgende beschouwing blijft beperkt tot den in- en
uitvoer en heeft geen betrekking op den doorvoer, voor-
namelijk daar voor den laatste de belangrijke gegevens in
den vorm van de cijfers voor den doorvoer zonder over-
lading ontbreken. – De overzichtstabellen van den Neder.
landschen buitenlandschen handel, welke het Centraal Bureau
voor de Statistiek publiceert en die in alle dag- en vak.
bladen worden overgenomen, zijn hierin, ook niet ,het oog op de ruimtebesparing, niet afgedrukt; deze mogen wel als
bekend worden beschouwd.
388
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
30 April 1924
handel van
Nederland met het buitenland 1919-1923.
(Statistiek van de
waarde,
in
duizenden Guldens).
Invoer
Uitvoer
Tijdvak
1919
1920
1921
1922
1923
1919
1920
1921
1922
1923
late kwartaal
330.061
677.715 598.335
485.179
500.671 138.525
317453
343.996
283.190
293.067
2de
704.758 847.509
552.448
512.432 489.302
273.266
449.319 323.455
301.835
298.994
,,
885.776
900.186 554.585 507.289 474.913
459525
473.099
383.714 319.628 331.348
905.144
907.016
534.850
521.680 544.334
539.991
461.620 318.434
316.579
379.812
Totaal.. . 2.825.739 3.332.427 2.240.219 2.027.579 2.009.226
1
1.411.308 1.701.492 1.369.599 1.221.231 1.303.221
(Statistiek van de
hoeveelheid,
in duizenden KG.).
Invoer
Uitvoer
Tijdvak
1919
1920
1921
1922 1923
1919
1920
1921
1922
1923
late kvartaa1
.
2.831.851 3.480.707
4.500.870
4.332.995
(
794.582 1.003.936 1.474.494
1.961.053
2de
f4.147.807
3.299.663 4.467.725
4.596.620
e
4.412.581
798.382
1.062.508
1.486.485 1.495.978
1.859.798
3.415.031
3.761.766
4.593.644
5.103.486:
5.117.160
860.615
1.068.261
1.478.500 1.747.271
2.196.721
3.285.170
3.917.410 4.675.230
5.267.5961
5.483.585
1.068.355 1.289.945 1.746.026
2.190.483
2.681.507
Totaal’)
.
10.848.008
13.810.495
17.217.840 19.468.153
19.346.222
2.727.352 4.214.630
5.714.572
6.908.206 8.698.060
1)
Verbeterd
totaal-cijfer.
woordigt ten slotte slechts de voortzetting van een
betrekkelijk bevredigende ontwikkeling in den handel
van Nederland met het buitenland sedert het einde
van den oorlog. Het woord ,,guiastig” wordt hier niet
gebruikt in de mercantilistische beteekenis, volgens
welke het ideaal der verminderende invoeroverschot-
ten slechts door positieve uitvoersaldi kan worden
overtroffen, ook niet – om met Sombart te spreken
– van het ,,parvenu-standpunt der groote cijfers”,
maar van dat, waarbij het als een gunstig verschijnsel
wordt beschouwd, wanneer een
grootere bedrijvigheid
op handelsgebied bij
gelijktijdige
verbetering van de
handelsbalans in die cijfers tot uitdrukking komt.
(Want ook de laatste is – en dit hebben vermoedelijk
reeds de mercantilisten juist gevoeld — voor de be-
talingsbalans van een land niet zonder beteekenis, en
daardoor voor de stabiliteit van zijn betaalmiddel).
De samenvatting der cijfers sedert het einde van den
oorlog stelt deze gunstige ontwikkeling, waaraan
wellicht niet immer genoeg aandacht wordt geschon-
ken, duidelijk in het licht, vooral wanneer men reke-
ning houdt met de hierboven gegeven
cijfers
van de
hoeveelheid.
Handel met het buitenland 1918-1923 (in 1000 Gulden).
Jaar
Invoer
Uitvoer
lotaal
Invoer-
saldo
1918…..608.357
381.210
989.567
227.148
1919…..2.825.739
1.411.308
4.237.047
1.414.431′
1920.. .
3.332.427
1.701.492
5.033.919
1.630.935
1921… . 2.240.219
1.369.599
3.609.818
870.620
1922…..2.027.599
1.221.231
3.248.830
806.368
1923…..2.009.226
1.303.221
3.312.447
706.005
In absolute cijfers bedraagt de invoer van
1923
60.3
pOt. van dien in
1920,
de uitvoer
76.6
pOt. en
het invoersaldo is tot
43.3
pOt. gedaald! Hunne juiste
beteekenis verkrijgen echter al deze
cijfers
eerst dan
wanneer men – hetgeen tot dusverre voor zoover
schrijver dezes bekend is bij de gedachtenwisseling
in het openbaar slechts een enkele keer is geschied’)
– rekening houdt met de
wijzigingen in de prijzen
en de koopkracht van den Gulden.
De Gulden van
1923
is iets anders dan die van
1919
of
1920.
Het
is niet gemakkelijk dezen verwarrenden factor uit te
schakelen; een voor ons doel nochtans voldoende
1)
Nl. door Prof. Treub in het Octobernutumer 1923 van
de ,,Vragen des Tijds”. Prof. Treub geeft daar (blz. 48 en 49)
als waarde van den uitvoer op basis van het prijsniveau
van 1913 voor de jaren 1920-1922 de volgende cijfers:
f
675 (?),
f
787 (1) en 763 Mill. Het in het oog vallende
verschil met onze Tabel IV wordt veroorzaakt, doordat Prof.
Treub als absolute cijfers aanneemt
f
1751, 1472 en 1221
Mill., waarin blijkbaar een dubbele fout is besloten: Ten eerste neemt hij de cijfers voor den uitvoer met inbegrip
der waarde van den goud. en zilveruitvoer; ten tweede
echter doet hij dit nog niet eens consequent, maar neemt
hij voor 1922 weder de waarde van den uitvoer zonder goud
en zilver. (Met inbegrip van goud en zilver bedroeg de
waarde
f
1256,7 Millioen).
juiste vergelijking wordt mogelijk gemaakt door om-
rekening der waarde van den uitvoer in de prijzen
van
1913.
Dan vertoont zich het volgende beeld
daarvan:
De handel van Nederland met het buitenland, op basis der
prijzen van 1913 (in millioenen Guldens).
Jaar
Index
Invoer
Uitvoer
Totaal
Invoer.
saldo
1918.
. .
373
163.1
102.2
265.3
60.9 1919
..
304
929.5
.464.2 1.393.7
465.3
1920. ..
292
1.141.2 582.7
1.723.9 558.5
1921 . ..
182
1.230.9
752.6
1.983.5
478.4
1922…
160
1.267.2 763.3
2.030.5
504.0
1923. ..
151
1.330.6
863.0
2.193.6
467.6
De ontwikkelingsliju vat, den import vertoont der-
halve een sedert
1919
onafgebroken en bovendien
tamelijk gelijkmatig stijgende curve; in
1923
bedraagt
de waarde van den invoer
143.2
pOt. van dien in
1919
(116.6
pOt. van dien in
1920);
niet zoo regelmatig, maar
sterker stijgend en een buitengewone vermeerdering
over
1923
vertoonende, is het beeld van den uitvoer:
185.9
pOt. van den uitvoer in
1919
(en
148.1
pOt. van
dien in
1920). 1923
geeft – ni. op basis der prijzen
van
1913! –
alleen tegenover
1922
een
stijging
bij
den invoer van
f 63
millioen èn bij den uitvoer van
f 100
millioen. Derhalve hoe men het ook moge uit-drukken, zonder inachtneming van de veranderingen
in koopkracht en prijzen of wel daarmede – en dan
zelfs bijzonder sterk – er blijkt een bevredigende
ontwikkeling te
zijn,
die des te hooger moet worden
geschat, omdat zij onder zeer belemmerende omstan-
digheden is bereikt.
20. Gevolgtrekkingen.
a)
Het concui…entieverniogen
der Nederiancische industrie.
Vermag bovengenoemde
ontwikkeling ook voor de toekomst moed te geven,
in het bijzonder geldt dit wel voor den handel met
het buitenland in
afgewerkte producten.
Wanneer de
verbetering van de Nederlandsche handelsbalans in
absolute cijfers in vergelijking met het vorige jaar
juist
f 100
millioen bedraagt (daling van het invoer-
saldo van
f 806,4 op
f
‘706,0
millioen), dan kan ge-
zegd worden, dat deze verbetering voor het allergrootste
deel op rekening moet worden gesteld van de wijzi-
gingen in de handeilsbewegingen ten opzichte dezer
afgewerkte producten. Hierbij immers bedroeg nl. de
verbetering zelfs
f
120
millioen, en slechts de over-
weging, dat tegenover een verhoogden uitvoer van industrie-voortbrengselen bij een aan grondstoffen
arm land, zooals Nederland is, onvermijdelijk ook een
toeneming van den invoer aan grondstoffen en half-
fabrikaten moet staan, leidt tot de gebruikte voor-
zichtige uitdrukking ,,voor het allergrootste deel”.
Hoe zich de ontwikkeling van den buitenlandschen
handel volgens de waarde en volgens de hoeveelheid
in de beide laatste jaren voordeed
blijkt
uit de vol-
gende tabel, waarbij commentaar wel overbodig is:
30 April 1924
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
389
En- en Uitvoer van afgewerkte artikelen in
1922 en 1923.
Invoer Uitvoer invoersaldo
Hoeveel- Waarde
Hoeveel-
ijoeveel-
Jaar
heid
(Mii).
Waarde
heid
Waarde
heid
(Miil.KG.)
Old.)
1923
3.311.2
739.5 1.527.9
490.3
1.783.3
249.2
1922
3.508.4
826.9
1.276.3
457.2 2.232.1
369.7
1923 – 197.2 -87.4 + 251.0 +33.1 -448.8 -120.5
do.ino
0
_ 5.6 -12.0 +
19.8
+ 7.2
– 20.4 – 35.3
Het verband tusschen een toenemenden uitvoer van
afgewerkte artikelen en een sti.jgendeu import van
grondstoffen en haiffabrikaten blijkt zeer duidelijk
uit de volgende opstelling, doch daarbij moet er nog
aan herinnerd worden, dat ook de uitvoer van half-
fabrikaten en grondstoffen in het afgeloopen jaar
vermeerderde:
In- en uitvoer van grondstoffen, halïfaörikaten en afgewerkte
artikelen in 1922 en 1923.
1. Afgewerkte artikelen (in 1000 Old.)
tijdvak
1923
1922
1923
1922
Invoer
Uitvoer
iste kwartaal.. 193.422
207.346
118.479
104.435
2de
. – 181.834
208.492
118.141
115.424
– – 178313
206.249
119.154
119.382
– – 185949
204.778
134.177
117.952
Totaal ……739.518
826.865
1
489951
457.193
2. Grondstoffen en lialffabrikaten.
1923
19
–
22
1923
1922
Tijdvak
Invoer
Uitvoer
iste kwartaal.. 174.443
158.727
1
58.408
49.607
2de
– – 188.782
171.465
59.694
48.887
3 ,,
. – 185.494
187.156
55432
48998
4,,
. – 214.708
193.779
72.049
64.371
Totaal …… 763427
711.127
245583
211.863
Hunne juiste beteekenis voor de Nederlandsche
betalingsbalans en voor het ruilmiddel verkrijgen deze
cijfers, wanneer men in aanmerking neemt, dat Neder-
land in
1920
voor ingevoerde industrie-artikelen
f 613,7
millioen meer uitgaf dan het ontving, terwijl
dit verschil over
1923
slechts
f 249,6
millioen bedraagt.
Ook hier moge de ontwikkeling sedert het jaar
1919
worden gegeven op basis der prijzen van
1913,
ofschoon
juist bij de omrekening der waarde van afgewerkte
artikelen op grond van de indexcijfers nog meer
voorbehoud moet worden gemaakt dan bij de ont-
wikkeling van den totalen buitenlandschen handel;
ook in dit geval toont zich echter weder de gunstige
ontwikkeling, die bij de absolute
cijfers
te bemerken
valt. Zoo bedraagt bijv. de waarde van den export
aan industrie-artikelen in
1921
ongeveer evenveel
(in absolute, niet in omgerekende cijfers) als in
1923,
hoewel in eerstgenoemd jaar de prijzen gemiddeld
20
pOt. hooger waren.
in- en uitvoer van afgewerkte artikelen (absoluut en op basis
der prijzen van 1913) in millioenen Guldens.
Invoer
Uitvoer
lnvoersaldo
Jaar absoluut
op basis
op basis
op basis
v. 19)3
absoluut
v.
1913 absoluut v. 1913
1919
919.97
302.6
518.23
170.4
401.70
132.2
1920
1.347.87
461.6
734.17
251.4
613.70
210,2
1921
914.81
502.7
496.40
272.7
418.41
230.0
1922
826.87
516.8
457.20
285.8
369.67
231.0
1923
739.52
489.8
490.29
324.7
249.23
165.1
In totaal heeft Nederland – zooals trouwens in
overeenstemming is met bovenbedoelde tendens
in
1923
voor den invoer van grondstoffen
37,7
pOt.
van den totalen invoer betaald, tegen
35,1
pOt. in
liet jaar
1922 (33,8
pOt. in
1921),
maar niet meer
dan
36,8
pOt. dier waarde voor den invoer van afge-werkte producten, tegen
40,8
pOt. in
1922
(eveneens
40,8
pOt. in
1921).
Het aandeel ook der andere
groote groepen van de Nederlandsche handelsstatistiek
is te zien in de volgende tabel sedert het jaar
1920
voor den in- zoowel als voor den uitvoer.
Ongetwijfeld valt deze verbetering niet alleen aan
een
verininderin,g
in de
valutaconcurrentie
toe te
schrijven, maar het blijkt dat de zoo dikwijls dood
verklaarde Nederlandsche uitvoer van afgewerkte
artikelen een buitengewoon taai leven bewees te
bezitten, en üitstekend getuigenis aflegde voor liet
aanpassingsvernso gen,
der Nederlandsche nijverheid.
Niet alleen de technicus heeft bewezen, dat de Neder-
landsche industrie geenszins aan zichzelve behoeft
te wanhopen, maar ook de koopman, want deze stijging
van den export is – zooals wij bij de bespreking van
den handel met de diverse landen afyonderljk zullen
zien – mede te danken aan een goed overlegde
wijziging in de afzetgebieden; koopkrachtige landen
werden gewonnen als afnemers in plaats van die met
geringe koopkracht. Ook toont de gemiddelde prijs
der in- en uitgevoerde industrieproducten, dat Neder-
Voornaamste groepen bij den in- en uitvoer.
Groep
1920
1921
1922
1923
Invoei
Bedrag (in fi.)..
5.061.000
6.661.000
3.060.000
2.912.299
T. Levende dieren
.
.
.
h. totaal..
0.15 0.30
0.16 0.14
Uitvoer..
Bedrag (in f1.)..
20.778.000 32.040.000
45.046.000
18.410.240
0/
v.h. totaal..
1.22
2.34
3.69
1.41
invoer..,
Bedrag (in fi.)..
561.582.000 556.658.000 480.816.000 504.763.458
Voedingsmiddelen voor
0
v. h. totaal..
,•
16.84
24.85
23.71
25.12
mensch en dier en dranken
Uitvoer.
–
f
Bedrag (in fi.). –
628.181.000 613.353.000 478.908.000
517.313.421
0/
0
v. Ir. totaal..
36.92
44.78 39.22 39.70
Bedrag (in fi.)..
1.418.849.000 757.990.000 711.387.000 757.401.818
Onbewerkte en haifbewerkte
‘
jnvoer
1
0
/0
v. Ir. totaal.
–
42.54 33.84
35.09 37.70
stoffen
…………….
…
Uitvoer..
/
Bedrag (in fi.).
–
290.456.000
199.892.000
211.864.000 245.117.673
1
0/
0
v
Ir. totaal..
17.07
14.59 17.35
18.81
invoer.
.
.
1
Bedrag (in fi.)..
1.348.050.000
914.815.000 826.866.000
739.518.861
Fabrikaten…………….
.{
Uitvoer..
o
v. Ir. totaal.
. ,
Bedrag (in 11.).
–
40.41
734.359.000 40.84 496.402.000
40.78
457.197.000
36.81
490.294.355
o
0
v.
Ir.
totaal..
43.16 36.24 37.44
37.62
Gouden en zilveren munt en
/
Invoer. ..
Bedrag (in 0.)..
35.345.000
48.283.000 7.142.000 15.582.780
muntmateriaal …………
Uitvoer. .
Bedrag (in fi.).
.
47.057.000 101.965.000
35.479.000
12.263.812
Invoer…
Bedrag (in 0.).
.
2.173.000
4.095.000
5.469.000
4.629.271
Andere goederen…………
‘k
oj
0
v.
h. totaal..
0.07
0.18
0.27 0.23
Uitvoer..
Bedrag (in fi.).
.
27.717.000 27.912.000 28.216.000
32.084.913
1
oi
O
v. h. totaal..
1.63
2.04
2.31
2.46
(Invoer….Bedrag (in fi.).. 13.371.059.000 2.288.503.000 12.034.741.000 12.024.808.485
Totaal…………..
, Uitvoer –
Handelsbeweging zonder gouden ( invoer.. –
en zilveren munt en muntmate- ) _____________
riaal (opgenomen in groep ‘V).
1
Uitvoer..
Bedrag (in (1.). .
1.748.549.000 11.471.564.000 1
11.315.484.414
Bedrag (in II.).. 3
2.240.219.000 2.027.599.000 2.009.225.705
Bedrag (in 0.).. 1.701.492.000 1.369.599.000 11.221.231.000 1.303.220.602
390
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
30 April 1924
land hoogwaardige voortbrengseleri uitvoerde en slechts
goedkoopere importeerde.
Dit succesvolle overwinnen van de moeilijkheden,
het veroveren van nieuwe markten, het aanpassen
aan de eischen van de wereldmarkt, moeten evenwel
ook doen zien, dat een gelijkmaken van de Neder-
landsche productie-omstandigheden aan die in het
valuta-zieke buitenland noch noodzakelijk, noch ook
zelfs steeds wenschelijk is. Niet alleen dat het
valuta-zieke buitenland, gisteren Duitschland, heden
België en Frankrijk, morgen wellicht een andere
groote staat, nimmer bij machte zal zijn om in de
behoeften van de geheele wereldmarkt te voorzien,
men zal toch ook niet van een gezonden man, die zich bevindt in een vertrek met zieken, welke ten
gevolge van koorts een buitengewoon groote kracht
kunnen ontwikkelen, verlangen, dat hij daartoe ook
in staat zal zijn, of zelfs maar, dat hij moeite zou
doen om insgeljks een temperatuur van
400
te bereiken.
2° b).
Het vraagstuk van den vrijhandel.
De boven
geschetste gunstige ontwikkeling van den Neder-
landschen buitenlandschen handel, van den Neder-
landschen uitvoer, was mogelijk in een tijdperk van
de ernstigste crisis onder het systeem van den vrij-
handel! De ondervinding heeft dus doen zien, wat
onder dit systeem kon worden bereikt; welke gevolgen
een gewijLigde
tariefpolitiek zou hebben gehad kun-nen wij niet weten. Reeds ten einde de onvermijde-
lijke nadeelen, die een dergelijke
wijziging
met
onberekenbare gevolgen medebrengen moet, te ont-
gaan, moge wel gelden het ,,quieta non movere”,
want geen enkel argument tegen den vrjhandel schijnt
ons uit deze ontwikkkeling geput te kunnen worden.
Maar evenmin bevat het gezegde een verdediging
van vrijhandels-principes â tout prix; die bijv. ver-
vat zijn in den eisch, dat het Neder]andsche econo-
mische leven zich ,,vanzelf” – lees: zonder mede-
werking van den Staat – zou moeten aanpassen aan
de verhoudingen in het buitenland. Nederland is bij
het tegenwoordige systeem van den vrjhandèl niet
slecht gevaren – dat blijkt uit bovenstaande cijfers;
en de zoo gevaarlijke fluctuaties der kosten van het
levensonderhoud waren hier van de in aanmerking
komende landen met stabiele valuta mede het ge-ringste. Hoewel het verschil in berekening van de
kosten voor levensonderhoud, die voor beoordeeling
van het probleem: Vrjhandel of beschermend tarief,
ongetwijfeld buitengewoon belangrijk zijn, vergelij-
kingen moeilijk maakt, schijnt men toch wel te mogen
zeggen, dat een bepaalde scheidingslijn tusschen lan-
den met het systeem der beschermende tarieven en
die met het systeem van vrijhandel in dit opzicht
niet kan worden getrokken, zooals de volgende tabel
laat zien:
Kosten van het levensonderhoud in 5 landen met stabiele
valuta in
o/
van den stand in 1913.
Hoogste
Tegen-
Daling in
an
L
d
punt van Laagste punt
woordige
verhouding
de duurte
daarna
stand (laatste
tot het
(1920)
gegevens) hoogste punt
()root-Brittanië 249 160 (Juni’23)
177
29
0
/
Zwitserland’)
247
157 (Mrt.’23)
167
32
sf
Zweden …….269
158 (Juni’23)
174
35
0/
Ver. Staten
208 142 (Apr.’23)
172
17
o/
Nederland…..217
172.5(Mrt.’23)
173
19
°fo
1)
Kleinhandeisprijzen voor levensmiddelen, brandstoffen,
verlichting enz.
Daaruit blijkt, dat het vrijhandelsiand Nederland
ongeveer dezelfde ontwikkeling toont als de Vereenigde
Staten met hunne hooge tarieven, en zoo is ook de
ontwikkeling in de verschillende tariefsystemen hul-
digende landen Zwitserland, Groot-Brittannië en
Zweden vrijwel dezelfde. De ontwikkeling van den
handel met het buitenland en die van de kosten voor
levensonderhoud hier te lande
schijnen
derhalve voor
Nederland vasthouden aan het tot dusverre gevolgde
systeem wel wenschelijk te maken.
In het bovenstaande werd getracht in het licht
der
schijnbaar
zoo droge statistiek van de handels-
beweging met het buitenland eenige conclusies te
trekken ten aanzien van de tegenwoordige econo-
mische vraagstukken in Nederland; wellicht zijn deze
geschikt om de aanleiding te vormen tot een verder
zakelijk onderzoek dezer problemen, juist omdat zij
in enkele details niet overeenstemnien met gangbare, en daarom
dikwijls
zonder critiek overgenomen mee-
ningen.
Over de indeeling van Nederland’s handel met het
buitenland naar de artikelen, de landen van herkomst
en afzet nog iets iii een volgend opstel.
(Wordt vervofgd).
Dr.
WJLBELM MAUTNEt1.
OPSPORING VAN DELFSTOFFEN.
Mr. F., H. Neiszen te ‘s-Gravenhage scrjft ons:’
Op S September 1923 (blz. 778) en 6 Februari 1924
(blz. 126) werden onder dit opschrift door Prof. Mr.
D. van Blom een tweetal artikels in dit weekblad
geschreven naar aanleiding van het wetsontwerp van
10 Juli 1923 (bijl. ‘Tweede Kamer 512), waarbij wordt
voorgesteld de opsporingswet van 6 October 1908
(Stbl. 312) in te trekken en het vindersrecht van
den Staat voor bepaalde, door zijn opsporingsdienst
gevonden, delfstoffen vast te leggen.
De schrijver wijst er in zijn artikel van 5 Sep-
tember 1923 op, dat het wetsontwerp een zijns inziens
onjuiste interprètatie geeft van de mijnwet, waar-
onder wij in Nederland leven ni. de Fransche wet van
21 April 1810 (bulletin des Lois no. 285).
De aanhef van artikel II van het wetsontwerp
luidt ni.:
,,De aantooning van steenkool- of zoutafzettingen, na
het in werking treden van deze wet, geeft geen recht ôp
eenige schadevergoeding (indemnité) als bedoeld in de arti-
kelen 16, tweede lid en 46 der wet van 21April 1810. .”
Prof. van Blom nu verzet zich tegen het noemen
van artikel 46 in dit verband. Z. i. heeft dit niets te
maken met de vindersvergoeding doch slaat slechts
op vergoedingen, verschuldigd aan den eigenaar van
den bovengrond ingevolge door boringen veroorzaakte
schade.
In de Memorie van Antwoord verdedigt de minister
zich tegen deze bewering, aanvoerende, dat de Bel-
gische en Fransche schrijvers over het mijnrecht
zoowel art. 16 als art. 46 toepasselijk achten op de
vindersvergoeding.
In zijn artikel van 6 Februari 1924 heeft Prof.
van Blom hierop gerepliceerd,
verwijzende
naar de
practijk hier te lande bij dé verleening van mijncon-
cessies in de tweede helft der vorige eeuw.
Ongetwijfeld is het juist, dat de Fransche schrij-
vers artikel 16 en artikel 46 beide toepasselijk ver-
klaren op de vindersvergoeding. Zoo zegt b.v. ,Aguil-
lon (Législation des Mines en France no. 206a) on-
der meer:
.L’indemnité de l’article 46 est un remboursement
,,de dépenses effectuées; celle de l’article 16 une récorn-
,,pens donnée en outre et en dehors de toutes dépenses
,, rembourser, sans qu’il puisse y avoir mélange
a
ces
,,deux titres”. .
M. i. interpreteeren de Fransche en Belgische ju-
risten de wet van 21
Aiiril
1810 niet juist door deze
opvatting te huldigen, althans interpreteeren ze niet
overeenkomstig de bedoeling van den wetgever, die
deze wet tot stand bracht.
Nemen wij allereerst den tekst van de artt. 16 en 46:
,,16: Le gouvernement juge des motifs ou cousidéra-
tions d’après lesque)s la préférence doit être accordée aux
divers demandeurs en concession, qu’ils soient propri-
taires de la surf ace, inventeurs ‘ou autres”.
En cas que l’inventeur n’obtier’ne pas la concession
d’une mme, ii aura droit
A
une indemnité de la part du
concessionaire; elle sera reglée par l’acte de concession”.
,,46: Toutes les questions d’indemnité
It
payer par les
propriétaires de mines,
It
raison des recherches ou tra-
vaux antérieures
A.
l’acte de concession, seront décidées
conformément
It
l’article 4 de la bi du 28 pluviese an VIII”.
Het is wel zeer zonderling, zooals prof. van Blom
30 April 1924
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
391
reeds opmerkte, dat op twee verschillende plaatsen in
een zelfde wet zou worden gesproken over de schade-
vergoeding bestemd voor den .,inventeur”, die de
concessie niet verkrijgt.
Het ligt veel meer voor de hand, dat art.
46
be-
hoort bij de reeks artikelen
43
tot en met
46
waar
wordt gehandeld over de vergoeding van aan derden
toegebrachte schade. Deze artikelen bevatten in hoofd-
zaak onderwerpen van civiel recht met deze bijzonder-
heid, dat in art.
46
een speciale administratieve
rechter .wordt aangewezen.
Een en ander volgt uit de totstandkoming van art.
46;
zie hiervoor Locré: Législation sur les Mines
(Paris
1828)
waarin wordt behandeld de totstand-
koming van de wet van
1810.
• Zie o.a. bl.
365
no.
26,
waar men vindt een der
,,Observations de la commission du Oorps Législatif”,
gemaakt naar aanleiding van het ingediende wets-
ontwerp, dat later de mijnwet werd, waarbij de vol-
gende redactie van art.
46
wordt voorgesteld:
,,Toutes les questions d’indemnit6s
a
payer par les
propridtuires de mines ou explorateurs seront jugées par
les tribunaux et cours”
welke redactie wordt aanbevolen met de volgende
toelichting:
,,On a cru qu’il était conforine aux principes d’attribuer
aux tribunaux toutes les questions d’indemnitës, puis
qu’elles résultent toutes du droit de propriété. la vérité, quand un explorateur 1 ait des recherches en vertu d’une
autorisation da gouvernement, il y aurait quelque raison cle régler la compétence conforméinent
a
l’article 4 de
Ja bi du 28 pluvidse an VIII; mais la commission a
pensé qu’il est préférable de ne pas faire cette distinction
et de placer généralement toutes les questions d’indemnités
dans le ressort des tribunaux.”
Hieruit volgt m.i. dat naar de opvatting der commissie
uit het corps Législatif de ,,iudemnité” bedoeld in
art.
46
er eene is, die betrekking heeft op het eigen-
domsrecht en bedoelt vergoeding te geven voor aan
het eigendom van derden toegebrachte schade. De
passage ,,. . . quand un explorateur fait des recherches
en vertu d’une autorisation du gouvernement
wijst den weg, welke soort schade hier wordt bedoeld
ni.. die, welke wordt verodrzaakt door de werkzaam-heden, waarover art. 10 der wet handelt, welk artikel
luidt:
,,Nul na peut faire des recherches pour découvrir des
mines, enfoucer des sondes ou tarières sur un terrain
qui ne lui appartient pas, que du consentement du pro.
priétaire de Ja surface, ou avec l’autorisation da Gouver-
nement donnée aprés avoir consulté l’administration des
mines, it la charge d’une préalable indemnité envers le propriétaire, et aprés qu’il aula été eritendu”.
De beteekenis van art..
46
is, gezien het voorgaande,
deze: indien iemand wil exploreeren op het terrein
van een ander dan heeft hij de toestemming daartoe
van dien ander noodig. Kan hij die niet verkrijgen dan kan hij door de regeering worden gemachtigd
om tegen den wil van dien ander op diens terrein
te exploreeren, maar is verplicht de aangerichte schade
te vergoeden, welke schadevergoedingszaak door de
administratie zal worden berecht.
Deze opvatting vindt nog bevestiging door een
passage uit het ,,Rapport par M. le comte Stanislaus
Girardin, dans la séance du Oorps Légistatif du
21
Avril
1810
(zie Locré bl.
420).
,,Toutes les questioos d’indemnités ou d’achats, dont il
vient d’être parlé, sont de Ja compétence des tribunaux
et cours, puisqne ce soat des coatestations entre des
propriétaires voisins
it
raison de leurs droits respectifs
de propriété.’
Les contestations auxquelles peuvent donner lieu (les
travaux autorisés par le gouvernement et antérieurs, A.
l’acte de concession, sont de la compétence administrative,
conformément
it
l’article 4 de la bi du 28 pluviöse an VIII”.
Uit een en ander volgt m.i. dat art.
46
niets te
maken heeft met vergoeding bestemd voor den inven-
teur, voor welke vergoeding alleen art.
16 is
geschreven.
Over het bedrag dier vergoeding valt nog veel te
twisten, doch hierover een ander maal. F. H.
NEISzEN.
DE LOONTECHNIEK IN HET PARTiCULIERE
BEDRIJF EN BIJ DE GEMEENTE
AMSTERDAM.
(Slot.)
Voordat ik u een indruk geef van de looiisverhoudiugen
iii een bedrijfstak, zal ik ii eerst laten zien een grafiek no. 2,
waarop is aangegeven de loop van cie loonsverhouclingen
der vnkgroepen van een fabriek te Anisterdam van 1 Jan. 1915-1924. i9oewel deze grafiek slechts een beeld is van
een bepaalde fabriek in 4en bepaalde gemeente, zoo geeft
zij toch in het algemeen den loop van de boonsverhoudin-
gen in de Metaalnijverheid weer. 11 zult evenwel straks
zien, dat de overeenkomstige cijfers van cle vakgroepen
bij de verschillende ondernemingen zeer belangrijk kunnen
afwijken. Uit deze grafiek no. 2 blijkt duidelijk, dat onge-
veer in 1.916 het nurinkomen der vakgroepen merkbaar be-
gon te stijgen, hetgeen verklaart waarom • juist in dien
tijd de werkgevers in het groot-bedrijf iii deze loontechniek
belang begonnen te stellen.
Nadat in September 1917 liet NAM. was opgericht,
besloten in Mitart 1918 een aantal medewerkers van liet
N
2
AM. een commissie te benoemen om met een commissie uit vertegenwoordigers der gezamenlijke vakvereenigingcu
in de Metaalnijverheid in overleg te treden omtrent de
arbeidsvoorwaarden, waarbij uit den aard der zaak de
loonsverhoudingen hoofdzaak waren. Deze beide commissies
hebben niet minder dan eên jaar onderhandeld van Maart
1918-1
1faart 1919. Deze onderhandelingen zouden, zooa.ls
later algemeen is ingezien, voor de werkgevers twee voor-
deeleii opleveren, ten eerste het zou de gezamenlijke bij
het NAM. aangesloten werkgevers (pIm. 100) noodzaken
om met behulp van de loontechniek van het bureau zich
goed rekenschap te geven aan welke voorwaarden de loons-
verhoudingen moesten voldoen; ten tweede: indien dit
overleg gelukte of mislukte zou in beide gevallen een goede
werkgeversorganisatie, die tot dit tijdstip ontbrak, nood-
zakelijk blijken; in het eene geval voor het overleg, in liet
indère voor den strijd.
Bij deze onderhandelingen werd het langzamerhand maar
al te duidelijk, dat liet op strijd zou uitloopen. De Federa-
tie, dc viikvereenigiiig der ongeschoolden, kreeg ten gevolge
van de tijdsomstandigheden ten slotte de leiding, waardoor
zij op 17 Maart 1919 een overhaaste staking wist door te
zetten, die zes ivekan duurde, maar waarmede zij haar doel niet bej
–
eikte. Integendeel, deze strijdlnstige vakvereeniging
heeft in groote mate bevorderd, dat in de eerste week der
staking op 24 Maart 1919 de Metaalboud werd opgericht.
En toen de staking was afgeloopen, heeft de Metaalbond
niet niet de Federatie, maar met de overige vakvereenigin-
gen een collectieve arbeidsovereenkomst afgesloten, die van
27 Mei 1.91,9 tot 1 Maart 1920 heeft geduurd.
:s
– .
‘.
.
.1
iuuuuuu•iii..
uu•uriuu•uu•u.
‘8
uuuurriauu•u•u..
ME
No
__
ME
ME
•
•
!!!Uli!
.!!U
l!U’
Ik zal nu ook door middel van deze grafiek no. 2 met een
enkel woord aangeven de mogelijkheid om aan de hand van
een loontechniek een bepaalde loonpolitiek te voeren. Zoo-
als nu wel bekend is, heeft de sociale revolutie ook ten ge-
i’olge gehad, dat het in het algemeen aan de ongeschoolden
gelukt is, om een inkomen te bemachtigen, dat geen redelijk
verband houdt met het inkomen der geschooldeu, namelijk
dci- vaklieden, dus degenen, die ‘zich de moeite en kosten
van het ambachtsouderwijs getroost hebben. Dit opdringen
392
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
30 April 1924
der ougeseltoubleic kwam reeds in 1918 bij de bovengenoemde
onderhandelingen ten duiclelijkste uit iii de eisehen, iiie de
vakvereeniging der ongeschooldeti, de Federatie, stelde.
Na is, zooals ik reeds opmerkte, de totale hoeveelheid
loon, waarover de werkgevers in de Metaalnijverheid kua-neu beschikken, ten gevolge van een scherpe concurrentie,
zeer begrensd en kan een te hooge belooning van een en-
kele groep slechts gaan ten koste van andere groepen. Deze
concurrentie heeft tevens ten gevolge, dat de werkgevers ge-noodzaakt zijn zoo productief mogelijk te werken, waarvoor
het vakonderwijs een zeer belangrijke factor is. Hierdoor
wordt de loonpolitiek van den Metaalband duidelijk, die om
die reden in de eerste plaats moest zorgdragen, dat- die
o-aardeering van het vakonderwijs ook in de loonsverhou-
dingen tot uiting komt. De grafiek No. 2 geeft duidelijk aan,
dat dit ook bereikt is.
Hiermede is niet ,alleen het belang van een bepaalde
groep van werkgevers gediend, maar wordt ook een algemeen –
maatschappelijk belang bevorderd. Het N.A.M. is door cle maatregelen, die de Metaalbond ge.
nomen heeft, in staat, om twee maal per jaar, op 1 Januari
en op 1 Juli, een overzicht te geven van cle Joonsverhoudin- i
gen aan cle ondernemingen van de aangesloten werkgevers.
Het meest uitgebreide overzicht is geweest van 1 Januari’
1921. Dit omvatte 140 ondernemingen met 42.600 werklieden
in 44 gemeenten. Doordat het loonschrift een praktisch stuk
gereedschap is, dat den werkgevers een goed overzicht geeft,
hebben zij er belang bij, dat het loonschrift spoedig gereed’
komt, hetgeen zij zelf in de hand hebben. ])it maakt, dat
het inleveren der loonschriften zeer regelmatig en zeer spoe-
dig geschiedt, ondanks het feit, dat er ondernemingen zijn,
die cle gegevens moeten ontleenen aan een loonboekhoucling,
die circa 3 1. 4000 man omvat. Ook cle directeur van den
31etaalboucl heeft er het grootste belang bij, om zoo spoe-
clig mogelijk de loonsverhoudingen te kennen, aangezien
zijn werkkring medebrengt een bijna dagelijksch overleg
niet de vakvereenigingen, waarbij de loonsverhoudiugen ge-
vooiilijk de hoofdzaak zijn. En ten slotte ken ook het be-
stuur van den Metaalbond een spoedig inzicht in de looits- –
verhoudingen niet missen, omdat het aciclers niet mogelijk
is een doelmatige loonpolitiek te voeren, waarvoor men re-
clelijkerwijze de verantwoording kan dragen. Deze belangen-gemeenschap maakt, dat de Ioonscbriften binnen twee maan-
den zijn ingeleverd en cle loonsverhoudingen een maand
later zijn gepubliceerd.
Het staatje aan den voet dezer bladzijde, samengesteld uit
de gegevens van de Mededeelingen No. 17 van het N.A.M.,
die 25 Maart 11. verschenen zijn, geeft een voorstelling van
de loonsverhouclingen op 1 Januari 1924 in twee gemeenten,
A en B, van geschoolde werklieden, werkzaam bij totaal
22 ondernemingen.
Met dOn oogopslag is te zien, hoe belangrijk het uurinko-
toen van deze vakgroep in eenzelfde gemeente en tusschen
clie twee gemeenten afwijkt. Het grootste verschil in de
gemeente A. is 15 cent, in de gemeente B. 14 cent en het
verschil tusschen het gemiddeld nurinkonien van deze ge-
meenten onderling (de onderstreepte cijfers) is 10 cent. Wil
men in een dergelijken toestand wijziging brengen, dan iltag dit nooit geschieden, zonder dat degenen, die daarbij de lei-
ding hebben, zich ten deze rekenschap geven van de oor-
zaken, en wel in de eerste plaats van cle economische oor-
zaken, die een dergelijk verschijnsel te iveeg brengen. En dit
vereischt meer studie en inzicht dan dikwijls blijken uit iie
kinderlijke verklaringen van werklieden, volgens welke erg
stoute werkgevers de schuld hebben.
Men zou zich evenwel zeer vergissen, indien men cleitkt
dat dergelijke verschillen alleen in de Metaal nijvarheid
voorkomen. Dit blijkt bijv. uit het
Rapport van cle Concrnis-
sie van onderzoek naar (le toeslenden in liet bouwbedrijf
van April 1921. Een groot deel valt dat rapport is gewijd
ka!1 cle werkelijke loonsverhoudingen (uurinkomen), waaruit
veer eens blijkt, hoe weinig men kan afgaan op contract-
bonen en dat liet voor een goed inzicht noodzakelijk is het
werkelijk verdiende loon te weten. Het materiaal voor die
wetenschap kan alleen de loonboekliouding der werkgevers
leveren, maar dat is niet voldoende; dit materiaal moet
ook tijdig verwerkt zijn. En clan is deze loontechniek eeti
voorbeeld van een methode, waarmede op snelle wijze prak-
tische resultaten zijn te verkrijgen. Elier ligt een veld braak, waarop speciaal de werkgevers-
bonden met vrucht werkzaam kunnen zijn. De georganiseer-
de werkgevers zullen dan ondervinden, dat zij in cle eerste
lilaats liuti eigen belang belitu’tigeit, omdat cle tijd voorbij
is, waarin eelt werkgeversbond hait volstaan met zieli en kel
te wapenen voor ileti strijd.
Alvorens het een en aiider op te merken omtrent de loon-
techniek valt de gemeente Anisterdam, moet ik eerst een
algemeene opmerking maken.
Indien men Amsterdam uitzonclert, bestaat er bij de
gemeenten in ons land, zoover ik heb kunnen nagaan,
geen speciale techniek, die liet gemeentebestuur in staat
stelt een inzicht te krijgen in cle feitelijke loonsverhoudin-gen van het gemeentebedrijf. Er bestaan ivel voorschriften
omtrent een bepaalde indeeling in loonklassen, maar wat
het resultaat is van deze voorschriften, mciv. wat de werk-lieden werkelijk verdienen, is niet verwerkt of niet op zoo-
clanige beknopte en overzichtelijke wijze, dat ook het ge-
n’eentebestuur in algemeene trekken clie loonsverhoudingen
kan beoordeelen. Door het ontbreken van een loontechniek,
clie hierin voorziet,verkeeren in die gemeenten B. en W. in
dezelfde positie als ccii directie van een groot bedrijf, die
verzuimd heeft hiervoor tijdig maatregelen te nemen. Deze
personen, die in de allereerste plaats de verantwoording
hebben voor den algemeenen gang van zaken, zijn dan niet
in staat om een zelfstandlig oordeel te vormen over de rede-
lijkheici van clie loonsverhoudingen. Ook kunnen zij geen leiding geven, indien zij genoodzaakt zijn wijzigingen aan
te geven en liet meest gunstige tijdstip te bepalen, waarop
(lie veranderingen zijn te verwezenlijken.
De gemeente Amsterdam maakt een zeer gunstige uitzon-
dering, want haar Arbeidsbureau geeft elk jaar een beknopt cii zeer overzichtelijk verslag uit, nader toegelicht met gra-
fieken, die een goed inzicht geven iii de loonsverhoudingen
bij de gemeentebedrijven. Bovendien heeft dit bureau zijn
verslag zoodanig ingericht, dat ook ccii vergelijking tussehen
dc gemeenteloonen en de particuliere bonen mogelijk is.
t)
Mcii kan in het kort dit zeggen: wat het N.A.M. is voor iie
Metnalnijverheicl, kan het Arbeidsbui
–
enu zijn voor cle ge-
meente Amsterdam.
Hoewel beide bureaux in dit opzicht feitelijk hetzelf cle doel
hebben, namelijk een inzicht te geven in de loonsverhoudin-
gen, bestaat er toch een groot verschil in cle snelheid, waar-
mede dat doel bereikt wordt. Het N.A.M. heeft de gegevens
van 1 Januari 1924 (het uurunkomen over het laatste halfjaar
1923) van 113 ondernemingen met 26.000 werklieden in 36
gemeenten binn en drie maanden gepubliceerd. Daarentegen
is het verslag van het Arbeidsbureau over 1922 betreffende
pIm. 10 bedrijven met pIm. 10.000 werklieden eerst ver-
schenen in December 1923, dat is in plaats van 3 bijna 12
maanden later. Zulk een lang tijtisverboop zou aan het
N…M. grootendeels zijn beteekenis voor de particuliere nij-
– verheid ontnemen, omdat vooral bij snelle loonstijging of
daling ccii spoedig inzicht in den. nietiwen stand van zaken
niet te missen is.
Nu zijn bij de gemeente Amsterdam de loonsverhoudingen
zooveel mogelijk stabiel gemaakt, maar toch heeft de ge-
meenteraa:l iii December 1922 moeten besluiten de bonen
van het jaar 1923 te wijzigen en ten slotte te bepalen, dat de
nieuwe regeling tot liet midden yan 1924 zon w-oi-den gehanil-
haafcl. Er is dus onclersteld, dat in 1924 nienn-e onderhande-
lingen over loonsivijzigingen moeten plaats hebben, waarbij
toch zeker het overzicht van de gewijzigde loonsverhoudingen
in 1923 bekend moet zijn. En dan lijkt het mij voor B. en W.,
voor het georganiseerd overleg, voor den gemeenteraad en
ten slotte voor de ingezetenen van Amsterdam geen goede gtiilg van zaken, dat zulk een overzicht eerst een jaar later
verschijnt niet de kans, dat de onderhandelingen reeds zijn
afgeloopeu. Wij meenen, dat dit ook niet noodig is en dat,
wil het Arbeidsbureau cle heteekenis hebben, die liet verdient,
ook in de gelegenheid moet worden gesteld oni elk half jaar
binnen enkele maanden een overzicht te publiceeren. Dit
lijkt mij ook van zeer veel belang voor ccii gemeente als .-m-
sterduun, ciie jaarlijks pIm.
f
23 millioen aan loon betaalt.
De oorzaak van dit late verslag ligt, t’oor zoover ik zien
kan, niet bij liet Arbeidsbureau. De fout zal vermoedelijk
van deiizelfden aard zijn, als kort na de oprichting van het
NAM. ook bij particulieu-e ondernemingen van grooten om-
vang, is aangetroffen. Ook aan dit bureau werden in vele
gevallen de loonschriften te laat ingezonden, omdat in de
loonboekhouding van enkele van die ondernemingen de nood-
1)
1 Zie pag.
325
in liet No. van 9 April -1.1. – Bed..
Aantal
Uurinkomen geschoolden op 1 Januai-i 1924 (in ets.)
werklieden
1
55 56 57 58 59 60 61 62 63 6465 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80
Gemeente A. 2130 ———–24–64-3l1 86 17-85l99514–686 144
13
B. 596
– 91 – – 4 112 15 – – 34
1
18 — 22 — 299
30 April 1924
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
KM
zakelijke gegevens ii iet dan
IM
veel moeite te vinden waren.
Door uit cle loonboekhonding te wijzigen, hetgeen meestal
vereenvoudiging meebracht, is dit bezwaar ondervangen.
Misschien geeft deze ervaring het gemeentebestuur aanlei-
ding om eens na te gaan of het mogelijk is, om met bedrijis-
boekhouding der gemeentebedrijven te bereiken, hetgeen in
de Metaalnijverheid mogelijk is gebleken.
Ook heeft de gang van zaken
ia
de Metaalnijverheid mede-
gebracht, dat de kosten valt het NAM. zeer gering zijn, in
verhouding tot (le beteekenis, die de publicaties van dat bu-
reau voor de werkgevers hebben. De kosten van het naaien
der loonschriften, het gereedmaken van de Mededeeiingeu
voor den drukker en drukkosten bedragen totaal pim.
f
1200 per half jaar. Deze kosten worden door den verkoop
der Mededeelingen gedekt.
Bij cle werkgeversbondeit aangesloten bij
Centraal Ovet-
leg
1),
waaronder ook de Metaalbond, wordt in tien laatsten tijd meer en meer de noodzakelijkheid gevoeld, om ook de
loonsverhoudingen in cle verschillende bedrijfstakken te ken-
nen en te verglijken. Na hetgeen geze-d is zal het wel dui-
delijk zijn, dat het een werk van jaren is geweest om voor dén
w
–
erkgeversbond op dit gebied iets tot stand te brengen. En
het behoeft derhalve geen nadere toelichting, met welke
moeieli,jkheden een Centrale voor werkgeversbonden te ma-
ken heeft om in die richting iets te bereiken. Toch is reeds
datgene w’at bereikt is, cle moeite waard om er bij stil te
staan.
Iii de Economisch-Statistische Berichten van 9 April jl.
heeft de heer 1361ger, aclj.-secretaris van
Centraal Overleg,
een grafiek gepubliceerd, clie gemaakt is naar gegevens, die
door Amsterdamsche werkgevers uit verschillende bedrijfs-takken verschaft zijn.
Daaruit ziet men in de eerste plaats, dat het uurinkomen
der vakgroepen in de verschillende bedrijfstakken belangrijk
uiteen loopt. In de bouwvakkeu is het uurinkomen het
hoogst, maar aangezien deze bedrijfstak meestal onder ab-
normale omstandigheden werkt, is hij hij het gemiddeld uur-
inkomen van de particuliere industrie buiten rekening ge-
laten. Ik zal niet cle ‘l-aag trachten te beantwoorden, wat
men met het oog 01) deze grafiek onder ,,redelijk loon” moet
verstaan: Hiervoor ka.n ik verwijzen naar mijn artikel over
redelijke bonen in de Economisch-Statistische Berichten van
15 November 1922. Daarin staat evenwel
niet,
zooals men
geschreven heeft, dat ik ben uitgegaan van de veronderstel-
ling, dat de bonen in de Metaalnijverheid redelijk zijn. Hier-
over heb ik mij niet uitgelaten, maar in dat artikel staat
wel, dat de overheid cle redelijkheid van de bonen harer
werklieden 66k beoordeelen moet in verband met het uur-
inkomen van particuliere ondernemingen uit de voor
,
naamste bedrijfstakken.
Ook was het mijne meening, tint
als een gemeente in de gelukkige omstandigheid verkeert meer .wcerstand aan cle economische krachten te kunnen
bieden, dan bepaalde groepen van werkgevers, het ge-
meentebestuur hij het loonvraagstuk ook verplicht is rede-
lijk te zijn tegenover de belastingbetalet’s.
Er is evenwel iets anders, waarop ik de aandacht wil
vestigen en dat met de lootitechniek der gemeente in ver-
band staat. Uit het artikel van den heer Bölger is te zien,
dat het vet-schil in unrinkomen, ttisschen de vaklieden (de
geschoolden) en tusschen cle niet-vaklieden (de geoefenden
n cle ongeschoolden) bij de gemeente geringer is dan hij
de andere bedrijfstakken en ongeveer gelijk aan dit verschil
bij de bouwvakken. indien men de bouwvakken buiten be-
schouwing laat dan bedraagt gemiddeld het uurinkomen der
vaklieden bij de particctliere, ondernemingen in de overige
bedrijfstakken resp. 10Y
2
pCt. en 15 pCt. meer dan het
uui’inkomen der niet.vakliecleit in de Metaalindustrie 12
pCt. resp. 22Y2 pCt. daarentegen bij de gemeente maar
3 pCt. en 8 pCt. Volgens de opgaven in dit artikel zijn’
van alle rneerderjarige werklieden in de Metaalnijverheid te
Amsterdam 55 pOt. vaklieden en bij de gemeente maar 29
pCt. Bij de.gemeente is dus de groote meerderheid, 71 pCt.,
niet-vaklieden.
Nu gaat cle loontechniek van de gemeente bij de indeeling der
verkliedeti ii jet ci it Van een indeeling, uitsluiteud gebaseerd
op de vakopleiding, maat’ van loonklassen, waarin de werk-
lieden gerangschikt zijn naar hetgeen zij verdienen. Daardoor
is bij de gemeente Amstetdant de plaatsing in de hoogste
loonklassen volstrekt geen teeken i’an een geschoolde vak-
opleiding. Indien men dan ook voor een oogenblik die loon-
klassen beschouwt als vakgroepen, dan zouden ongeveer 60
pCt. van de meerderjarige werklieden in het gemeentebedri,jf
vaklieden. zijn. Dit komt overeen met het percentage van een
machinefabriek, terwijl er volgens de N.A.M.-indeeling, die
1)
Nadere bijzonderheden omti-ent deze Centrale zijn te
vinden in mijn brochure ,,De Top”, uitgave van den Metaal-
bot
cl.
door den heer Bölgor is gevolgd, hij de gemeente maar
29 pCt. vaklieden kunnen zijn.
De reden van dit volgens cle loon klassenindeeling te
hooge percentage bij de gemeente is hierin gelegen,
cla.t in de twee hoogste loonklassen, die in het algemeen
cle vaklieden omvatten, ook, in verband met de hoogte
van het loon, zijn opgenomen werkliedengroepen, clie niet
in geschoolde maar in geoefende vakken werkzaam zijn.
Zoo zijn o.a. in deze loonklassen geplaatst 1.330 con-
clucteurs, 761 w’agenbestu urders, 136 straatmakei-s, totaal
2.227 werklieden, die geen van allen een vak beoefenen,
waarvoor een’ theoretische en practische opleiding van een
ambachtsschool noodig is. Zi,j behooren dus niet in cie vak-
groep der geschoolden thuis.
Nu meen ik, dat men zich de vraag ken stellen, afgeschei-
den van de kwestie omtrent de loonhoogte, of met het oog
op de beteekenis, die de gemeente Amsterdam hecht aan het
vakondei-wijs en het geld, dat zij daaraan besteedt, een der-
gelijk systeem te rechtvaardigen is. En als men dan zegt: neen, dan moet men trachten dit loonsysteeni in die rich-
ting te verbeteren. Daar ik bij erval-ing weet, wat dit in de
practijk wil zeggen, zoo moet men al tevreden zijn, indien uit
cle voorstellen van het gemeentebestuur een dergelijk stre-
ven zou kunnen blijken. En al w’ordt er door dergelijke voor-
stellen waarschijnlijk direct niets bereikt, dan vestigen zij
toch zeer scherp de aandacht op een algemeen verkeerden
gang van zaken, dien, naar ik bij ondervinding weet, ook
vele werklieden afkeuren.
Een derde opmerking ligt in de vl’aag of het niet in het
belang van de gemeente Amsterdam en haar Arbeidsbureau
is, om, evenals de Metaalbond en het N.A.M. bij de werk-
geversbonden doen, de andere gemeenten. in ons land te be-
wegen het voorbeeld van ‘Amsterdam te volgen. Meestal
hebben zulke pogingen het eerst succes bij gi
–
oote w’erkge-
vel-s, zoodat ik zou aanraden eerst met enkele groote ge-meenten, bijv. Rotterdam, Den Haag en Utrecht te begin-
nen. Zelfs al zou er maar éétm gemeente tot samenwerking
bereid zijn, dan nog kan ten slotte die samenwerking van
veel beteekenis blijken. Dit zou zeker de oplossing van vele
moeilijke vraagstukken bevorderen, bijv. het belangrijke
vraagstuk, welk redelijk verband er bestaan moet tussehen
overheidsboonen en particuliere bonen.
In het kort kan ik de opmerkingen als volgt samenvatten en ter overweging geven:
10. De ]oonboekhouding van elk afzonderlijk gemeente-
bedrijf moet in staat zijn binnen een maand na 1 Januari
en 1 Juli aan het Arbeidsbureau te vet-schaffen de cijfers
van het uurinkomen der werklieden, zoodanig gerangschikt,
dat. zij een volledig inzicht geven in cle loonsverhoudingen bij dit afzonderlijke bedrijf. Het Arbeidsbureau kan dan een
maand later’ een beknopt overzicht publiceeren, dat een in-
zicht geeft in de loonsverhouclingen van het geheele ge.
meentebedrijf.
Daardoor zijn het gemeentebestuur en de ingezetenen van
Amsterdam tijdig ingelicht en kan het overzicht dienen als
uitgangspunt bij het georganiseerd overleg met de w’erk-
lieden.
2o. Het stelsel, waarbij de werklieden in loonklassen ver-
deeld zijn en w’aardoor hun loon hoofdzakelijk is bepaald,
moet zoodanig verbeterd worden, dat in de allereerste plaats
meer met de vakopleiding en met het verschil in bekwaam-
heid rekening kan worden gehouden.
3o. Het kan in het belang van de gemeente Amsterdam
en in het algemeen belang zijn, dat het gemeentebestuur
met enkele van de voornaamste gemeenten tot overeenstem-
ming komt omtrent een te volgen loontechniek. Zij kan
daartoe het initiatief nemen, omdat zij de beschikking heef t
over een Arbeidsbureau, dat die techniek reeds toepast.
M. TRIEISELS.
AANTEEKENINCEN.
De Zweedsche Rijlcsbanit in 1929. –
In
het jaarverslag over
1923
van de Zweedsehe Rijksbank
vindt men de winst- en verliesrekeningen van de jaren
1919, 1920, 1921, 1922
en
1923.
De
cijfers
zijn uit-
gedrukt in millioenen kronen. De netto winst ad.
Kr.
16.059.099,-,
die in
1923
behaald werd, was
grooter dan ooit te voren, behalve die van het jaar 1922.
Winsten
1919 1920 1921 1922 1923
Rente
disconto ………….
14.6
‘
35.7
31.7
21.2
13.7
,,
beleeningen ……….
9.3 4.4
1.8
1.8
2.1
Brutowinstopvreenidewissels
3.4 3.2
2.8
1.2
1.7
Bruto winst op effecten
.;
2.3 0.8
0.9
1.7
4.4
Diversen
……………..
1.2
1.1
0.6
0.4
0.7
30.8 45.2 37.8 26.3 22.6
394
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
30 April 1924
Gereserveerde winst in vorige 1919 1920 1921 1922 1923
jaren ………………..-
24.8
–
–
30.8 70.-
37.8
26.3 22.6
Verliezen
Verliezen op operaties in het
Buitenland en afschrijving
op bezit in vreemde valuta’s
15.8
45.4
12.9
1.1
1.5
Verliezen op effecten ……..
–
10.5
2.7
1.3
0.7
Onkosten ………………
4.9 5.9
5.7
5.4
4.8
Diversen
………………
1.9
1.7
2.4
1.4
l._
22,6
63.5
23.7
9.2 8.0
Netto winst …………….
8..2
6.5
14.1
17.1
14.6
Winst op uitgelote fondsen..
0.8
1.0
1.3 1.4 1.4
9.0
7.5 15.4 18.5 16.0
Uit deze cijfers blijkt, dat de interest op gedis-
conteerde wissels wederom belangrijk lager is dan in
het voorafgaande jaar. Dit kan ook wel niet anders,
aangezien het gemiddelde bedrag, dat de Bank in
portefeuille had, slechts
294
millioen kronen was tegen
413
millioen in
1922.
Ook de bu itenlandsche wisselportefeuille was kleiner,
ni. gemiddeld
14
millioen kronen tegen
55
millioen
in
1922.
Daarentegen is het bedrag, dat de Bank belegd
heeft in binnen- en buitenlandsche staatsfondsen,
grooter; dit verklaart dan ook de meerdere winst
op dezen tak van het bedrijf.
Balans
Activa
1919
1920
1921
1922
1923
Kr.
Kr.
Kr.
Kr.
Kr,
Goud ………281.159 281.777 274.743 273.984 271.839
Zilver ……..1.015
2.733
11.317
19.253 12.774
Zichtwissels .. 37.859
48.653
48.319
33.996 29.689
Bank. (buitenl.) 48.750
73.561
55.351 129.020 43.265
Biun. en buit.
Staatsfondsen.
48.358
12.696
15.497
92.648 115.605
Zweedsche obi.
5.046
4.488
5.183 5.176
5.162
Binn. wissels..
453.369
541.188 525.060
432.581
435.805
Buit, wissels ..
66.976 31.332 72.395 34.033
1.029
J3eleeningen:
op onr. goeder.
219 252
383
698
621
obligaties.
. 101.131
15.596
38.755 44.873
49.690
aandeelen.
.
41
47 65
1.173
2.282
div. effecten
–
–
–
9.383
8.421
goederen
. .
–
–
245
1
6
Debiteuren
. .
1.377
1.125
3.394
2.025 2.082
Diversen
.
…
29.959
4.070
3.573 1.990 2.070
1.075.259 1.017.518 1.054.280 1,080.834
980.340
Passiva,
1919 1920
1921 1922 1923
Kr. Kr. Kr.
Kr. Kr.
Kapitaal …..
50.000 50.000
50.000 50.000
50.000
Reserve ……
12.500 12.500 12.500
.
12.500
12.500
Bankbiljetten.
747.562 759.877
627.699
584,191
576.390
Bankassignat..
10.351
5.361
4.469 5,259
3.221
Crediteuren
. .
221.469
176.773
336.105 392.560
309.313
Buit, banken.
5.016
4.899
3,924
4.612 3.038
Pensioenfonds
534
601
671 771
879
aan den Staat
uit te keeren
–
–
3.500 12.000 8.000
Saldo winst vo-
940
rige jaren …
18.857
–
8
412
Winst ……..
8.970 7.508
15404
18.529 10.059
1.075.259 1.017.519 1.054.280 1.080.834 980.340
Het is van algemeene bekendheid, dat de Rijks-
bank voortdurend het oog gericht houdt op den koers
van de Kroon; vandaar, dat zoowel de buitenland-
sche wisselportefeuille en de saldi in het buitenland
aan groote schommelingen onderhevig zijn. Het ver-slag vermeldt hierover:
,,De buitenlandsche beleggingen, n.l. vorderingen
,,in rekening courant, buitenlandsche wissels en fond-
,,sen, die gedurende
1922
met 100 millioen Kronen
,,toegenomen waren en aan het eind van dat jaar
,,eene waarde vertegenwoordigden van
247
millioen
,,Kronen, daalden in
1923
bijna voortdurend. Het
,,minimum werd bereikt in November
(122
millioen)
,,dus een vermindering van
125
millioen Kronen sinds
,,het begin van het jaar. Ook in April en in Mei en
,,gedurende het laatste kwartaal was de vermindering
,,zeer sterk. De verkoopen van de buitenlandsche
,,waarden moeten voor het grootste deel worden toe-
,,geschreven aan de pogingen van de Rijksbank om
,,de Zweedsche Kroon op goudpariteit te houden
,,of te verhinderen, dat de dollarkoers boven pan-
,,teit zou stijgen”. 51.
Belasting van de inlandsche r’ubbercultuur
in Ned. -Indië? –
In verband met de opmerkingen
van den heer Kasteleyn over deze kwestie in zijn
art. op pag.
386
van dit nummer, laten wij hieron-
der een discussie over dit punt tusschen den Minister
van Koloniën en den heer Ir. Oramer volgen, welke
plaats vond bij de behandeling der Indische begroo-
ting in de Eerste Kamer.
In de vergadering van
9
April 1.1. zeide de heer
Oramer:
De Inlandsche rubbercultuur is van groot belang voor
Indi6, maar een doorn in het oog van de Europeesche
ondernemers, omdat zij een zware concurrent is en al hun
plannen, om de rubberproductie te beperken, in de war stuurt. Daarom zagen zij het liefst die heele inlandsche
rubbercultuur in den grond geboord! In de couranten heb
ik nu gelezen, dat de Regeering voornemens is, om een
uitvoerrecht van die inlandsche rubber te heffen, dat 2
millioen zou moeten opbrengen. Ik kan
mij
niet voor-stellen, dat de Regeering, waar zij de uitvoerrechten voor
de Europeesche rubbercultuur afschaft, ernstig van plan
zou zijn, de inlandsche rubbercultuur een dergeljken
last op te leggen. Ik hoop dan ook van den Minister te
vernemen, dat dit bericht onwaar is.
Minister de Graaif antwoordde hierop in de ver-
gadering van 10 April:
Nu kom ik, mijnheer de Voorzitter aan de Inlandsche
rubbercultuur. Ook daar weer klonk dezelfde klacht, te-genwerking van het bestuur. Mijnheer de Voorzitter! Ik wil er eens op wijzen, wat
die inlandsche rubbercultuur is gaan beteekenen. Dat bedrijf heeft zich zoodanig uitgebreid, dat in het jaar
1921 werden uitgevoerd 6000 ton; in het jaar 1922 is de
uitvoer geweest 23.000 ton; voor 1923 gaf De Indische
Mercuur het cijfer van 45.000 ton en volgens een schat-
ting voor dit jaar zal de uitvoer thans bedragen 64.000
ton. Wanneer men nu verder in aanmerking neemt, dat
de geheele rubberuitvoer in Nederlandsch-Indië is ge.
weest in 1921 ruim 90.000 ton, in 1922 73.000 en in 1923
bijna 104.000 ton per jaar, dan behoef ik niet te zeggen,
dat integendeel de inlandsche rubbercultuur zich lang-
zamerhand ontwikkeld heeft tot ongekende hoogte en dat
wel allerminst zich daarbij verschijnselen vertoonen van
tegenwerking.
De heer Oramer:
Daar heb ik geen stom woord over gezegd!
De heer De GraaiI, Minister van Koloniën:
De heer Cramer heeft gevraagd of de Regeering voor-
nemens is een rubberbelasting in te voeren. Inderdaad
is het mij bekend, dat daaraan gedacht is. De zaak is
echter nog in overweging, maar wanneer deze belasting
wordt ingevoerd, zal dit niet zijn om de rubberplanters
te bezwaren, maar integendeel om tegemoet te komen aan
bezwaren, die zij ondervinden bij toepassing van de al-geineene inkomsten belasting op hun cultuurbedrijf. Of
van het denkbeeld iets zal komen, kan ik overigens niet
zeggen. Tegenwerking van de inlandsche rubbercultuur,
dit staat wel vist, is ook daarbij niet aan het woord en
in elk geval spreekt het vanzelf, dat de Staten-Generaal ook in deze het laatste woord zullen hebben.
De Bubbersituatie in Nederlandsch-Ind’ië –
Aan ,,de Korte Berichten voor Landbouw, Nijverheid
en Handel” van
29
Februari
1924
is het volgende
overzicht, samengesteld door het Statistisch Kantoor,
ontleend:
Nu de voorloopige cijfers omtrent productie en uitvoer
van rubber in Nederlandsch-Indië over 1923 bekend geworden
zijn, is het mogelijk zich een beeld te vormen van de
rubberpositie gedurende de afgeloopen jaren, die zooveel
veranderingen
01)
de markt van dit belangrijke stapelproduct
te zien hebben gegeven.
Met een enkele onderbreking is de uitvoer van rubber
van Nederlandsch-Indi6 sinds 1917 gestadig toegenomen,
gelijk uit het volgende staatje kan blijken.
30 April 1924
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
395
Ten einde aanstonds te doen zien, welke gebieden van
Neclerlandsch -indië iot deze snelle stijging hebben bijgedragen,
worden naast de algemeene uitvoercijfers opgenomen de
gegevens betreffende de productie der Europeesche land-
bouwondernemingen van Java en van Noord-Sumatra
(S. 0. K., Atjeh en Tapanoeli), die samen vrijwel de geheele
productie van oudernemingsrubber omvatten, en de – ten deele geschatte – cijfers aangaande de bevolkingsrubber,
waarvan slechts de uitvoer bekend is, alles in tonnen van
1000 KG-.
Totale
Productie der onder-
Uitvoer
uitvoer van
nemingen van:
van
Nederlandsch-
Inlandsche
Indië
Java
Nd.-Suinatra
rubber
1917
45.713
1
18.933
23.407
3.500
1918
44.094
22.254
26.193
5.000
1919
89.725
26.826
35.696
13.000 1920
76.929
27.258
38.145
10.000
1921
73.402
24.514
33.883
6.000
1922
103.458
28.902
39.169
25.000
1923
139.746
35.000
43.000
53.000
De totale export vertoont een grillig verloop. Door de
afscheepmoeilijkheden van 1917 en 1918 werden groote
stocks gevormd, die in 1919 en ten deele nog in cle volgende
jaren werden afgevoerd. Na 1921 begint dan een snel om-
hoog loopen van den export onder invloed van cle vermeer-
derde productie.
1)
Uit de vergelijking van de cijfers van de ondernemicgs-
rubber moge blijken, dat over de geheele periode genomen
,Java’s productie nog iets sterker is gestegn dan die van
Noord-Sumatra. De totale uitvoer steeg echter nog sneilci-
en wel doordat in deze jaren de rubberboomen der bevol-kingstuinen in tap kwamen en de uitvoer van deze rubber
na een seherpen val van 1919 op 1921 met sprongen omhoog
kwam. In 1917 nog slechts 8 pCt. van den totalen export, steeg de bevolkingsi-ubber tot 24 püt. in 1922 en 38 pOt.
in 1923.
!)
56 000
52 000
48 000
44 000
41 000
36 000
32 000
20 000
24 000
20 000
16 000
12 000
8 000
4000
°
Cj
)
Cli
2?
hen tweetal factoren hebben de stijging van productie en export in de hand gewerkt.
Allereerst het feit, dat de ondernemingen juist na 1915
hun nanplantingen sterk hebben uitgebreid en dus over
jonge en alleiigs in tap en in volle productie komende tui-
nen beschikken. Uit onderstaand staatje moge zulks blijken
voor liet cultuurgebied Sumatra’s Oostkust (Gewest 8.0K.
en Atjeh). Van Java zijn dergelijke cijfers niet beschikbaar.
Ter vergelijking zijn aan deze gegevens toegevoegd de aan-
planteijfers van rubber op de estntes met een aanplant van
meer dan 200 acres in de Federated Malay States. (Zie gra-
fiek II).
Duidelijk- kan uit deze cijfers blijken, dat de uitbreiding
in S.O.K. en F.M.S. in absolute getallen vrijwel dèzelf (le
was, doch naar verhouding tot den aanplant van ultimo 1915
[Alen vergelijke de opmerkingeh ter zake van den heer
J. S. C. Kasteleyn in zijn artikel op p. 386 van dit No. – Red.i
Men bedenke hierbij, dat de inlandsche rubber een
vocht- en vuilgehalte van 25
a
30
0
/0
heeft, zoodat 100 ton
bev. rubber na verwerking in de fabriek hoogstens 75 ton
aan droge rubber oplevert.
1
7
itrj(‘s/rekthejd van den aanplant van oubberondarnciin
op dc 0os1lcnt van Svmatra en in Malaya in acres.
_-J
Al’
11,1fl
II”
2?
2?
9?
9?
1
.ô
oomen
,
yep
/
w?Z
L
vo’r19J5
.Boomenjonyei
–
cJa» 5jcar
..&omeiz van 5-6jqar.
iii het eerste gebied ruim tweemaal zoo groot was als in het
laatste (respect. 110 pCt. en 44 pCt.).
1)e aanplant op deze ondernemingen, jonger dan drie ja-
ren, maakt ter Oostkust 20 pOt., in de F.M.S. slechts 9 pOt.
van het totaal uit. Beeds hierdoor moet – afgezien van alle
andere factoren – de productie-capaciteit hier te lande
sneller zijn toegenomen dan in Malaya en zal ze in cle
naaste toekomst nog verder stijgen.
Ondei
–
staand staatje doet voor de jaren 1920-1922 zien,
line de verhouding was tusschen het in productie zijnde en
het totale oppervlak der ondernemingsaauplantingen op
Java en in Noord-SIlmatj-a.
Java
Noord-Sumatra
totaal
in tap
totaal
in tap
1920 . – –
222.574
141.965
217.770
145.923
1,921. …. 228.164
141.634
238.470
154.721
1922 . – .
231.007
143.093
246.128
161.124
Ruim één derde van den aanplant was in deze centra dus nog in 1922 fliet in tap; op Java 38 pOt. in Noord-Sumatra
bijna 35 pCt. van het totaal.
De statistiek, opgenomen in de F.M.S. Government Ga-
zette van 16 November 1923, maakt het mogelijk voor de
F.M.S. een meer gedetailleerd overzicht van de leeftijden en
de uitbreidingen van den rubber-aanplant samen te stellen,
onderscheidenlijk van cle Europeesche en de Aziatische on-
dernemingen met meer dan 100 acres en van de small
holclings” ter vergelijking met onze bevolkingstuinen.
Uit deze cijfers blijkt, dat de groote :lfuropeesehe onder-nemingen hun aanplant sinds 1916 met 46 pOt. hebben uit-
gebreid.
De andere groepen toonen echter veel hoogere percentages
en wel de ondeimemingen beneden 100 ad-es met 59 pOt.; de
bevolkingstuinen met 64 pCt. en de Aziatische ondernemin-
gen boven 100 adres met 91 pOt. Het totaal steeg in de ge-
noemde periode met 58 pOt.
Als tweede omstandigheid, welke heeft bijgedragen tot de
stijging in productie en export moet worden genoemd: het
prijsverloop.
De invloed van de rubberprijzen is vooral zeer sterk
sche rubber
voer)
Suma!rcz
ducUe)
(pro occüe)
700000
600000
500000
,400000
300000
200000
100000
396
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
30 April 1924
– –
Uitgestrektheid der rubberaanplantingen in de F.M.S. in
1922
(in acres).
in tap
1
Bijgeplant in
Totaal bepi.
in
1922
1917
1
1918
1
1919
1
1920
1
1021
in
1922
Europeesche ondernemingen gr. dan 100 acres
414.244
69.530
1
44.217
32.028
28.774
12.603
608.406
Aziatische ondernemingen gr. dan 100 acres
81.969
34.645
1
14.521
12.701
9.984
2.618
156.738
Ondernemingen kleiner dan 100 acres
40.320
11.4715.119
3.145
2.440
1.801
64.296
Bevulkingstuinen …………………….
.
247.652
52.093
42.429
35.089
21.988
6.504
405.755
waarneembaar bij de exportcijfers van de bevolkingsrubber.
Bij een dalende markt, zooals
1920
en
1921
te zien gaven,
liep de export van bevolkiugsrubber onafgebroken terug,
om op een kleine prijsverhoôgiag, zooa.ls van Augustus tot
December
1921
plaats had, onmiddellijk met een verhoogden
uitvoer te reageeren. Daarna echter bleef de prijs aanvanke-
lijk verder dalen, doch steeg niettemin de uitvoer, toen de
verwerking van bevolkingsrubber in de blanket.fabrieken te
Singapore meer vraag deed ontstaan.
Toen Sept.
1922,
eenige maanden v66r het in werking tre-
den van de rubberrestrictie in Malaya en Ceylon, de prijzen
sterk begonnen op te loopen, nam de uitvoer niet een sprong
toe en bleef, zij het in langzamer tempo, zich in stijgende
lijn bewegen. Tot welke uitvoeren de tegenwoordige bevol-
kingscentra in staat zijn, valt niet te voorspellen. Om
tweeërlei reden bestaat daaromtrent hier te lande veel ge.
ringere zekerheid dan in Malaya. In het laatstgenoemde gebied zijn alle rubberaanplantii-
gen bekend en geregistreerd, aangezien ook (le gronden der kleine inlnndsche planters gekadastreerd zijn. In Ned.-Indië
is daarentegen de ontginning geheel vrij en zijn de niet.
1 andreutepi ichtige bevolki ngsgronden niet opgemeten en
gekadastreerd.
Bovendien liggen de productiecentra van Europeesche en
iiilandsche rubber in Malaya veel dichter bijeen dan in
Ned..Indië, wat hier te lande het overzicht ten zeerste be.
inoeilijkt.
Als tweede factor van onzekerheid moet dan nog worden
genoemd, dat in Malaya het Government sinds het aanvan-
gen van de restrictie prohibitief hooge prijzen vraagt ook van
den inlandschen aanvrager van grond, zooclat steeds lang-
zamer wordt uitgebreid en, zoolang de restrictie gehandhaafd
wordt, dus geen groote vermeerdering van de inlandsche
nanplantingen te verwachten is.
In Ned-Indië, in het bijzonder in Sumatra en Borneo,
daarentegen zijn practisch nog onbegrensde gebieden be-
schikbaar en stelt door het vrije ontginningsrecht feitelijk
alleen de voor het planten en tappen noodige arbeidskracht
een grens aan de uitbreidingen; ten minste zoolang deze
arbeid – gelijk thans – vrijwel uitsluitend door de zeer
dunne bevolking dier streken moet worden verricht.
Zoolang echter het tegenwoordige
l)rkisniveau
voortduurt,
bestaat er uiteraard bij de bevolking dier gewesten een ster-ke neiging om zoowel het tappen als het bijplanten gestadig
op te
voeren:
En zelfs indien wederom eenige prijsdaling
zou optreden – mits deze den prijs niet beneden een zekere (vrij lage) grens terugbrengt — is voor de naaste toekomst
geen belangrijke daling
in
den export van bevolkiagsrubber
te verwachten.
BOEKAANKONDIGING.
Mo?vt anus industrie Handbuch von
Westdeulscliland.
Montan Verlag, Siegen.
Dit hand- en adresboek van indrukwekkencien om-
vartg verdient de aandacht van hen, die theoretisch
of practisch bij cle industrie belang hebben. Het boek
vereenigt geographisch-economische en technisch-wa-
renkuiidige inlichtingen met een goed gedetailleerde
adreslijst voor het betrekken van industrieel pro-
ducten. In het inleidend gedeelte worden de verkeers-
wegen van West-Duitschland, o.a. de Rijn van Rotter-
dam tot Bazel, de waterbouw en de industrieën der
afzonderlijko districten van het Rijnland, Westphaien,
Hessen en 1-lessen-Nassau, door deskundigen beschre-
ven. Eeu volgend gedeelte geeft een algemeen over-
zicht van verschillende steden en alle wetenswaardig-
heden daaivan, benevens een alphabetische lijst dci
industrieele firma’s aldaar. Het belangrijkste en ook
omvangrijkste gedeelte is echter het technisch-waren-
kundige deel. 1-lierin wordt aan de hand van over-
zichtelijke graphische voorstellingen een korte be-
schrijving van het geheele verloop der fabricage, van
grondstof tot het voor aflevering gereede fabricaat en
bijproducten – eveneens door deskundigen – gege-
ven. Daarop aansluitend volgt een
lijst
van de iridus-
trieele verbonden in de betrokken branches (met de
namen der leiders), een vati cle firma’s in West-
i)uitschland, welke in genoemde branches werken
cii
bovendien nog gegevens, waar de afzonderlijke fabri-
caten dezer branches verkrijgbaar zijn. Zeven en dertig
industrieën worden op deze wijze uitvoerig beschreven.
Een trefwoordregister in de .Duitsclie-, Engeische,
Fransche Spaansche en Russische taal aan het einde
van iedere branche verhoogt ten zeerste de bruikbaar-
heid van het geheel en vergemakkelijkt het spoedig
vinden van liet gezochte. Het slot van het lijvig boek-
deel geeft een overzicht van de Overheidsorganen, dc
tc’chnisch-wetenschappel ijke vereenigi ngen en verbon-
den, Kamers van Koophandel enz. en daarna nogmaals een trefwoordregister over den inhoud van liet geheele
werk.
OVERZICHT VAN- TIJDSCHRIFTEN.
D e E c o
ii
om i st. – ‘s-Graveiihage, 15 Januar.i
1924.
Prof. Dr. J. C. kielstra,
Financieel perspectief van
Neclerlandsch-lndië;
Mr. G. H. Dijknrans van Gunst,
Staatsbedrjyen;
Mr. Dr. A. A. van Rhjjmr,
Vrije concur-
rentie en collectieve arbeidsovereenkomst, 1;
J. H. Al-
tona,
Merkwaardige fiscale n ieuwigheid.
Political Science Quarterly. – New
York, December 1923.
A. L. P. Dennis,
Sovjet Russia and Federated Rus-
sia;
P. P.
Gronsky,
The Zemstvo system and local
government in Russia, 1911-1922;
W.
A. 1?obson,
Oompulsory voting;
R. K. Gooch,
Modern French
viewa on the doctrine of the separation of powers, 1;
L. Rogers,
Parliamentary commissions in France, II;
A.
G. Dewey,
On methods in the study of politics, 1;
R. C. Moley,
Proportional representation in Cleveland.
Tijdschrift van het Koninklijk Neder-landsch Aardrijkskundig Genootschap.
– Leiden, Januari 1924.
J. E. A. den Doop,
Landijs iii noordoostehijk Noord-
Brabant;
L. J. Toxopeus,
A short accouiit of the expe-
dition to Buru, (Moluccas);
Dr. A. C. Kruyt,
Een be-
zoek aan de Mentawei-eilanden;
Dr. Ir. H. A. Brou-
wer,
Het tweede ,,Pan-Pacif ie Science Congress’ (Mel-
bourne en Sydney 1923);
J. 11. ,Sebus.,
Herinnering
aan J. F. Niermeyer, 1866-1023;
P.
V.
van Stem Cal-
lenfels
en
L. van TTuuren,
Bijdrage tot cle topografie
van de iesideiitie Soerabaja in cle 14de eeuw;
Dr. S.
van TTalkenburg,
De critiek van demi beer J. van Roon
op de Sumatra-kaarten van den Topografischem
i)ienst.
Tijdschrift voor Economische Geo-
g r a p Ii i e. – ‘s-ravenhage, 15 Jauuari 1924.
Ir. M. C. E. Bongaerts.
liet Schelde-Rijnkariaal;
Prof. Mr. J. C. Kielstia,
Suriname en zijn economi-
sche toekomst;
Prof. Dr. H. Blink,
Economische geo-
graplie van Mexico in het verleden en heden.
De Socialistische Gids. – Amsterdam,
Februari 1924.
bevat o.a.:
F. van Meurs,
Bedrijfsorganisati e en
in ede2eggen –
schap;
K.
Lindner,
De Organisatie der sociale verze-kering;
H. H. van. Kol,
De koloniale maiiclaten en de
Volkenbond, II, (slot).
30
April 1924
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
397
MAANDCIJFERS.
HANDELSBEWEGING OVER DE MAAND MAART 1924
(volgens de groepen der naamlijst van goederen, opgesteld door het Centraal Bureau voor de Statistiek.)
Invoer
Uitvoer
Saldo Invoer
Saldo Uitvoer
Groepen
11
Gewicht
Waarde
Gewicht
Waarde
Gewicht
Waarde
Gewicht
Waarde
K.G.
Gulden
K.G.
Gulden
K.G.
Gulden
K.G.
Gulden
T Dieren en dierlijke
9.730.130 63.205.614
38.963.427
–
–
46.418.341
29.233.297
II Plantaard.
voort-
298.829.416
48.577.875
100.967.488 17.703.518 197.861.928 30.874.357
–
–
Illa Mineralen,metalen
..
brengselen ………..
en niet in andere
groepen
opgeno-
men fabrik. daarv.
1.185.593.481 35.117.097
430999.553′
10.982.091
1
754.593.928
24,135.006
–
–
111h Gouden en zilveren
producten ………16.787.273
munt en muntinat.
1.609
1.061.390 2.484 981.700
–
79.690
875
–
IV Meel en rneelfabri- katen
………….
22.309.611
3.389.065
32.080.530
5.483.023
–
–
9.770.919
2.093.958
V Chemische produc-
ten,
geneesmidde-
len, verfwaren en
28.533.789
3.966.045
9.700.081
3.631.181
18.833.708
334.86
–
–
kleurstoffen
…….
VI Olie, bars, was, pek,
teer en distillatie-
producten vanteer;
fabrikatenvandeze
45.961.843
7.615.882
35.570.028
1
10.497.706′
10.391.815
–
–
2.881.824
VII Hout en fabrikaten
van hout en derge-
lijke stoffen; meu-
35.878.942
4.095.256
6.800A02
912.507
29.078.840
3.182.749
– –
stoffen, n.a.g…….
belen vas………..
VlilHuiden, vellen, le-
der, lederwerk en
2.285.887
4.845.240
2.49 L735
5738.608
–
–
205.848
893.368
IX Garens,
touw
en
touwwerk,weefsels
en stoffen, kleede-
ren en modewaren
8.053.380 27.896.010
4.073.143 10.003.358
3.980.237
17.892.652
–
–
X Aardewerk, porse-
lein,
pottenbak- kerswerk,
gebak- ken steen en andere
schoenwerk ……..
kunststeen …….
93.787.107
4.745.858
1.648.948
1.141.052
3.818.154
2.325.991
620.652
700.808
1
89.968.953
2.419.867 1.028.296
440.244
– – – –
6.695.034
2.482.673
21.720.434
3.212.341
– –
15.025.400 729.668
XIII Voedings-
en ge-
notmiddelen,
niet
genoemd in degroe-
XI Glas …………..
pen T, II, IV en VI
–
–
36.125.380
19.609.870
39.718.988
14.977.873
–
4.721.997
3.593.608
–
XII Papier …………
XIV Rijtuigen, voertui-
gen, vaartuigen en
luchtvaartuigen
– .
4.948.839 4.728.384 844.444
756.431
4.104.395
3.071.953
–
–
XV Andere
goederen
dan gebrachtonder
de groepen
1 tot
1413.122
11.61L633
11.699.342
7.736.951
713.780 3.874.682
—
–
en met XIV …….
Totaal ……..
5
4
70
4
.37511
–
–
1.802.950.571
187.606.550
Hgndelsbew. zond. goud.
766.018.111
132.902.175
1
.
0
36.93
2
.4601
en zilv. munt enmunt-
mat. (groep IlIb)
1.802.948.962
186.545.160.
766.015.627 131.920.475
1.036.933.335
54.624.685
– –
OVERZICHT van de
waarde van
den In-
en Uitvoer
voor elke
maand van
het loopende
jaar
en de drie
daaraan voorafgaande
jaren, met
uitzondering van gouden
en zilveren
munt
en muntmateriaal,
in guldens.
Invoer
Uitvoer’)
7.1a a n d e n
1921
1922
1923
1924
1021
1022
1023
1924
Januari…….
Februari:
——
–
214J36.278
170.369.270 152.495.668 152.353.594
173.045.849 162.189.535
177.909.950
115.835.310
185.566.111
120.956.498
86.106.447 84.204.248
9L487819
94.601.855
116.522.007 125.465.290
Maart ………
213.830.220
180.328.763 165.440.620
186.545.160
107.204.662
112.879.875
106.977.347
131.920.475
Tot. Jan/Mrt.
598.335.768
485.178.025
500.676.004
549.996.221 343.996.470
283.190.570
293.067.021
373.907.772
April
………
167.451.702 169.639.064
108.810.697
92.729.841 97.005.415
Mei
……….
194.080.257 160.129.701
03.818.710
108.423.679 104.128.702
Juni
………
150.899.735 159.533.444
120.815.908
100.680.880 97.860.255
Juli …………
170.674.007
163.863.700
157.464.022
105.420.129
104.572.575 95.693.919
Augustus …..
..
105,772.602
186.640.179
178.807.927
150.975.066 142.544.083
99.442.892
107.933.082
September
– – . –
–
–
168.114.951
..
188,550.719
197.271.439 164.616.506
166.474.283
135.749.765 115.612.131
127.720.569
October …….
179.043.171
186.643.442 192.923.258 114.694.641 112.003.008 125.848.400
November …..
175.806.364
..
172.295.111
.
176.660.045 106.623.879 104.350.396 126.123.548
December
–
–
180.000.903
..
163.762.355
174.750.818
07.115.318
100.225.239
127.839.691
Totaal
. . .
1.303.220.602
40219J03
2.027.598.760
2.009.225.705
1.360.598.600
1.221.23fT1
–
1
1)
Hieronder zijn
niet begrepen
de
bunkerkolen
en bunicerolie
voor Ned. schepen.
398
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
30 April 1924
STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN.
N.B.
•t*
beteekent: Cijfers nog niet ontvangen.
GELDKOERSEN.
BANKDISCONTO’S.
N d Ontch.
isc. Wissels. 5
24Jan.24
Zwits. Nat. Bk. 4
16Juli’28
Bk
e1.Binn.Eff.
524 Jan.’24
N.Bk.v.Denem. 7
17Jan. ’24
inR.C. 624
Jan.’24
ZweedscheRbk 5
8Nov. ’23
Javasche Bank… 3
1Aug.’09
Bank v.Noorw. 7
9Nov. ’23
Bankvan Engeland 4
5Juli ’23
Bk. v. Tsjecho.
Duitsche Rijksbk. 10
29Dec.’23
slowakijë… 6j
9Mrt. ’24
Bank v. Frankrijk 6
17Jan. ’24
N. Bk.v.O’rijk 9 22ept.’22
Belgische Nat.Bnk. 6
14Feb.
’24
Hong. Bank.. 18
5Juli ’23
Fed. Res. Bank N.Y.
4421 Feb. ’23
Bank v. Italië.
5+11Juli
’22
Bank van Spanje… 5 23Mrt.’23Z.-Afr.Res.bnk6
OPEN MARKT.
Data
Amsterdam
Londen
d
Part.
isconto
Berlijn
Part.
P
Part.
N. York
Cali-
Part.
Prolon-
disconto
1
gatie
(3 mnd.)
disconto
disc. money
26 Apr. ’24
5
5
i
3
‘i
– –
3%_%
1
21-26 A. ‘245
5._%
3…31I
– –
14-17
’24
47/_5
4
5
3
–
1
i
–
–
4_48/
4
7-12
1
24
47/_5
4_5
2
+_3l/
–
–
4t,._5%
23-28 A. ’23
38/
4
3_4
17f_2
–
–
41j_6% 24-29 A.
1
22
4y
4
_z/
8
4%_5
21/
2
–
. –
3_5
20-24 Jli
’14
3
1/9_8/39
2% -3%
2% _%
21/
a
_34
2%
184 _2%
1)
Noteering van 25 April.
WISSELKOERSEN.
WISSELMARKT.
1)e wisselmarkt opende na de feestdagen zeer vast. Gefor
–
ceerdie inclekkingen van achterstalige francsposities deden den
koers sprongsgewijze oploopen. Dinsdag werd 18,70 betaald.
Nadat deze posities afgewikkeld waren, trad weder een
ualing in. Da..het grootste gedeelte via Londen gedekt
u erd, trad ook voor het Pond een zeer willige stemming id,
vooral daar ook New York weder zeer vast gestemd was
voor Sterling. Later liep ook deze koers weder terug, de
stemming bleef echter eerder vast. Dollars ‘aren in den
regel eerder aangeboden. Door de vaste stemming voor
Ponden werd Woensdag cle koers van den Dollar een oogen-
blik medegetrokken, zoodat een prijs van 2.70 genoemd werd,
maar direct daarop zakte de koers weder tot 2.69 in, terwijl
bijna de geheelo week de koers van ca. 268 de overhaiicl
had. Skandinavië en Zwitserland waren zeer stabiel. Spanje
was weder aangeboden; geopend op ca. 38- werd aan het
oittde der week voor 36,80 verhandeld. Pesos in het begin
der week sterk aangeboden, konden daarna weder eenigszins
herstellen. Indië onveranderd.
29 April 1924.
KOERSEN IN NEDERLAND.
o
a a
Londen
Berl(n4)
Weenen
Pargs
)
Brussel
)
Ne,v
York
*8)
21April1924
–
–
–
–
–
–
22
1924
11.78+
0.00061+
0.0037i/
17.55 14.93
2.68+
23
1924 11.83+
0.00062
0.00377/
8
18.05 15.35
2.682/
8
24
1924
11.78+
0.00061+
0.00377/
s
17.35
14.82+
2.687/
8
25
1924
11.76+
0.00061+
0.00377/
8
16.97+
14.53
2.681/
8
26
1924
11.79+
0.00062
0.0038
17.25
– –
Laagsted.w.’
11.74
0.00060+
0.0037%
16.85
14.40
2.68
Hoogste,,,,
1
11.89
0.00062+
0.0038%
18.70
16.10 2.70
17April1924
11.69+
0.00000+
0.0037s/
16.77+
14.25
12
,,
1924
11.64+0.
0
0060+
0.O0377/
16.07+
13.34
2
1
2.68
T
.
2.68*2
Muutpariteit
12.10 59.26
8)
50.41
48.- 48.-
2.483%
*)
Noteering te Amsterdam.
*5)
Noteering te Rotterdam.
1 Particuliere opgave.
1
Noteering van ii April
’24.
4 Gulden per milliard Mark.
5)
Gulden per 100 Mark.
a a
Stock-
holm)
Kopen-
hagen)
Chris-
tiania)
s7d
•
Spanje
1)
Batavlai)
telegrafisch
21 April 1924
–
–
–
– –
96l/_7/
22
,,
1924 70.65
44.90 37.20 47.50 37.70
965/7/
23
1924
70.65
44.90 37.40
47.55 37.80
963/
8
-7/
8
24
1924
70.70
45.10 37.50
47.75
37.60
961/_a/
25
1924
70.65
45.-
37.40
47.65
36.90
26
1924
70.70 45.10 37.30 47.70
36.80
96/
8
-81
8
L’ste d.
w.
)
70.55
44.60
37.-
47.35
36.80
968/
5
H’ste
,,
,,
1)
71.
45.20 37.70
47.75 38.15
967/
8
17April1924
70.85 44.70
37.10 47.35 36.70
96
2
18-
7
/8
12
,,
1924
71.-
44.65
36.90
47.15
35.95
96%_3%
Muntpariteit.
66.67
66.67
.
66.67
48.-.
48.-
961/
S)
Noteering te Amsterdam.
1)
Particuliere opgave.
KOERSEN TE NEW YORK.
Data
CoMe
Lond.
(in $pert)
I
Zicht
Parijs 1
(in cls.p.frs.)1
Zicht
Berlijn
1
(in
$
eer
O,
zhi
A,1e,d.
I
(ln
cl,.
p. gld.)
26 April
1924
4.38.87
6.49
0.00023
37.20
Laagste d. week
4.37.50
6.29
0.000
22
+
37.14
Hoogste
,,
,,
4.39.37
6.75
0.00023
37.26
19 April
1924
4.38.-
6.32
0.00022+
37.29
12
,,
1924
4.33.62 6.06
0.00022
37.26
duntpariteit..
4.86.67
19.30 23.81%
1)
40$/,
1)
In Ct. per Mark.
KOERSEN VAN DE VOLGENDE PLAATSEN OP LONDEN
Plaatsen en
Landen
Noteerings-
eenheden
2 Apr.
1924
17Apr.j
1924
ILaagste
l
Hoogstel
21/26 April ’24
126Apr.
1924
Alexandrië …
Piaat. p.
£
9716/
1/82
9715/ 9718/
9725/32
*B
ang
k
o
k
. . .
Sh. p. tical
1/101,’
1/10
t/s
111
7/
1»
lO7j
1/10
7/
B. Aires’) …
d. p.
$
41
9/
35
413/
3915/
4115/
1
4051
s
Sh. p. rup.
114
25
/
1/4
27
/
82
1/43%
1/4
81
/
32
1/4
25
1
32
Constantin.
.
Piast.p.0
8121/
3
805 800 820
812%
Hongkong …
Sh. p.
$
2/4%
2147/ 214
2149/
2/42/
8
Lissabon’)
…
d. per Mil.
1i’
1
28
/
32
15/
19%
1211
Peset.p.
32.19
31.50
30.90
31.80 31.67+
d. per
$
29
3
/
2
2934
29
30
296
Calcutta ……
Madrid
… ….
Mexico
…….
Montevideo’)
id.
427/
8
427/
8
8
)
4234
43
42%
Montreal
…
$
per
X.
4.417/
8
4.44%
4.44 4.48%
4.458/
s
Kr.p.0
146
147%
1471/,
149%
148%
R.d.Janeirol)
d. per Mil.
6%
62/
01
6
9
/33
6)4
Lires
p. £
9734
9834
971
98%
9711/
16
Praag
… … …..
Shanghai ….
Sh.
p.
tael
3126/
2/33/
8
3/2%
3/27/
8
312%
Rome
……..
Singapore….
id.
p. $
2/41/
2/43/
33
2/315/
2/4)4
21481
59
Valparaiso
1
).
peso
p. £
41.20 40.30
38.70 39.90 39.80
Yokohama
…
Sh.
p.
yen
1/1l
1/l0J
l/9
5
1/925/
33
119
19
/
52
* Koersen der voorafgaande dagen.
1)
Telegrafisch translert.
5)
90 dg.
3) Noteering van
14
April.
NOTEERING VAN ZILVER.
te Londen N. York
te Londen N. York
26April 1924- 33
647/
s
28 April 1923… 3215/
673%
17
1924- 331, 64s11) 29 April 1922- 343
6734
12
1924- 33l/ 64
20 Juli 1914- 24’1
541,
8
1) Noteering van
16
April.
NEDERLANDSCHE BANK.
Verkorte Balans op 28 April 1924.
Activa.
Binnenl.Wis
–
IH.
–
bk.
f
150.462.091,96
sels, Prom., B.-bk.
43.564.680,72
enz.indiscAg.sch.
58.994.087,78
f
253.020.860,46
Papier o. h. Buitenl. in disconto ………
–
Idem eigen portef. .
f
30.379.728,-
Af :Verkochtmaar voor
de bk. nog niet afgel.
–
30.379.728,-
Beleeningent H.-bk. f 31.233.274,80
mcl. vrsch. B..bk.
12.137.362 03
in rek.-crt. Ag.sch.
103.334.630,34
op onderp.
f
146.705.267,17
Op Effecten. .. .. ..
f
139.739.296.69
OpGoederenen Spec. ,,
6.965.970,48
46.705.267,17
Voorschotten a. h. Rijk …………….. .,
12.749.970,74
Munt en Muntmateriaal
Munt, Goud ………
f
56.240.100,-
Muntmat., Goud …. ,, 487.738.727,08
f
543.978.827,08
Munt, Zilver, enz.. 9.791.079,73
Muntmat. Zilver
Effecten
,,
553.769.906,81
Bel. v. h. Res. fonds .
f
5.986.677,31
id.van 1/
1
v.h. kapit.
3.996.557,89
9.983.235,20
Geb. en Meub. der Bank … ………….. …. ….
5.000.000,-
Diverse rekeningen …
.-. . … … .. ……
68.779.327,25
f
1.080.388.295,63
Pasaiva.
Kapitaal
.. ……………… …….
f
20.000.000,-
Reservefonds
…………………………..
5.999.469,43
Bijzondere reserve
…………..
in omloop……………..
1.001.098.915,-
Bankassignatiën in omloop
…………..,
1.763.317,97
Rek..Cour.
j
Het Rijk
f
–
saldo’s:
‘
Anderen,,
22.451.176,16
22.451.176,16
Diverse rekeningen
._…… ..
20.075.417,07
f
1.080.388.295,63
Beschikbaar metaalsaldo
………………
f
348.188.440,37.
Op
de
basis van
2/
1
, metaaldekking.
. ..
143.125.758,55
Minder bedrag aan bankbiljetten in om-
loop
dan waartoe de Bank gerechtigd
is. ,,
1.740.942.200,-
30 April 1924
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
399
NED. BANK 28 April 1924
(vervolg).
Voornaamste posten in duizenden güldens.
Bank
1
Andere
1
Beschikb.
1
Dek-
Data
Goud
Zilver
–
biljetten
opeischb.l
Metaal-
Ikings
schuldenl
saldo
1
perc.
28 Apr. ‘241543.979
9.791
1.001.099
24.214
348.188
54
22
’24
1
543.992
9.575
1.000.044
29.581
347.123
54
14
,,
’24
1
556.564
8.868
1.000.303 21.433 360.542
55
7
’24
556.564
8.767
1.007.700 21.534 358.942
55
31 Mrt. ’24
569.138
9.267
1.018.014
19.286
370.379
56
24
,,
1924
581.711
9.777
978.408 28.082 389.369
59
30 Apr. ’23
581.790
8.099 988.881 33.944 384.627
58
1 Mei
’22
605.889
5.575
1.055.698
36.444
392.375
59
25 Juli
’14
162.114
8.228 310.437
6.198 43.521
1
)
54
1
Totaal
1
Hiervan
Schatkist-
–
1
Belee-
1
Papier
1
op het Diverse
Data
1
bedrag,
i
promessen
1
ningen
1
buiten-
ningen
2)
rek
discontosl
rec
ht
s
t
ree
k
s
l
1
land
28 Apr. 1924
253.021 80.000
146.705
30.380
68.779
22
1923
255.845
91.000
146.741
21.398
77.021
14
,,
1924
252.123 88.000
143.350
19.182
66.407
7
1924
259.905
91.000
145.200 20.858 64.917
31 Mrt. 1924
254.185
78.000
157.533
23.412 49.670
24
,,
1924
233.403
65.000
143.561
23.968
39.636
30 Apr. 1923
84.933
34.000 159.622 84.933
30.209
1 Mei
1922
199.496
26.000
189.944 92.912 33.688
25 Juli
1914
67.947
1
14.300
1
61.686 1
20.188
509
1)
Op
de basis van
2/
metaaldekking.
2)
Sluitpost
activa.
‘s
RIJKS SCHATKIST.
De Minister van Financiën maakt
om. bekend:
a
April
1924
1
28
April
1924
dat uitstonden
aan schatkistpromessen
(386.830.000,-
f355.160.000,_
waarv.directbij Ned.Bk
,,
91.000.000,-
,,
80.000.000,-
aan schatkistbiljetten
,,194.983.000,-
1
,,
186.913.000,-
1
aan zilverbons
……….
,
31.511.123,50
,,
31.324.389,50
Tegoedv.d.Postch.en Gdst.
bij ‘s Rijks Schatkist.
…
,,106.558.196,531
,,106.558.196,53
Onder de vlottende schuld is begrepen:
Voorsch. aan de Koloniën
126.021.262,74
,,133.163.318,93
Voorschot aanGemeenten
29
Februari
1924
31
Maart
1924
voordoorRijkvoorhen
76.790.423,26 ,,
74.334.520,58
te heffen Tak. belasting)
Voorschot aan rek. houders
22April
1924
28
April
1924
v. d. Postch. en Girodst.
,,101.1U9.366,75 11
103.759.584,07
1)
Waarvan
/
37.056.000
verval
en op of na 1 April
1927.
NEDERLANDSCH
–
INDISCHE VLOTTENDE SCHULD.
De Minister van Koloniën maakt bekend:
19
April
1924
1
26 April
1924
Voorschot uit ‘s Rijks
kas
aan N.-I ……….
fl11.474.343,78
fll3.537.800,87 md. Schatk.prom. in om!
79.100.000,- 79.100.000,-
Voorsch.Jav.Bk.aanN.-I
30.600.000,_
.
,,
31.300.000,-.
Muntbiljetten in omloop
40.100.000,-
,,
39.700.000,-
1)
Tegoed van Ned.-lndië bij de Javasche Bank.
JAVASCHE BANK.
Voornaamste posten in duizenden guldens. De samengetrok.
len
cijfers
der
laatste weken zijn telegrafisch ontvangen.
Data
Goud
Zilver
–
Bank
bljetten
nuue,v
IOt2ÇILllÇU.
opeïschb.
1
schulden
1
metaal-
saldo
26Apr.
19241
21.750
256.500
89.000
19
•
19241
217.000
259.000
85.500
~150.650
148.100
12
19241
221.750 263.000
79.500
153.250
22Iirt. 1924
ï8.470
1
64.0111′
258.085
85.487
154.604
15
,,
1924
154.700
1
63.942
261.880
70.990
152.815
28Apr. 1923
161.079
60.917
261.989
109.562
148.881
29Apr. 1922
141.273
i
44.463
262.192
97.919 114.284
25 Juli1914
22.057
1
31.907 110.172 12.634
4.842e
Wissels,
1
Vor-
1
Divers
e
De-
Data
Dis-
buiten
I
1
Belee
1
schotten
1
reke-
king’s-
conto’s
N.-Ind.
1
ningen
1
ajh. Gou
ningen
1)
percen-
betaaib.
1
1
vernemJ
1
ta2e
26Apr.1924
149.230
31.300
***
64
19
1924
149.890
30.600
*
63
12
1924 143.330
22.600
**
65
22 Mrt.1924
7.982
21.991
65
35.222 18.328
62.667
15
,,
1924
35.222
17.744 64.865 3.866
18.043
65
28Apr. 1923
36.674
29.387 60.951
24.287 24.918
60
29Apr. 1922
35.310
19.255
87.205 26.562
8
51.303
52
25 Juli 19141
7.259
6.395
47.934
6.446
2.228
44
5)
Sluitpost activa.
2)
Basis
21
metaaldekking.
5)
Creditsaldo.
DE SURINAAMSCHE BANK.
Voornaamste oosten in duizenden mildens.
–
Circu-
Andere 1
Data
Metaal
latie
opeischb. 1 Discont.
schulden 1
fs Maart1924..
1.175
1.416
767
1.112
482
8
1924..
1.175
1.548
725
-1.105
456
1
1924..
1.186.
1.586
460
1.109
432
Febr.
1924..
1.196
1.433
654
1.100
440
16
,,
1924..
1.187
1.437
642
1.105
435
17 Maart1923..
1.206
1.596
1.047
1.201
46
25 Juli
1914..
645
1.100
560
735
396
) Sluitpost Oer actïva.
BUITENLANDSCHE BANKSTATEN.
–
BANK VAN ENGELAND.
Voornaamste posten, onder bijvoeging der Currency Notes in duizenden ponden sterling.
Data
Metaal
Circulatie
1
1Currency Notes
Bedrag
Goudd.
I 00v. Sec.
23 Apr. 1924
128.123
124.853
292.429
1
27.000
248.177
16
1924
128.112
125.477
292.153
1
27.000
247.868
9
1924
128.116
125.742
288.216
1
27.000
243.840
3
1924
128.115
126.355
285.238
1
27.000
241.374
25 Apr. 1923
127.519
122.779
283.970
27.000
239.463
22 Juli
1914
40.164
29.317
–
–
–
11
Data
1
00v.
1
Other
1
Public
1
Other
1
Dek-
–
Sec.
Sec.
Depos.
Depos
Reserve1 kings-
Ioerc.11
23Apr.’24
42.238
74.493
13.704
108.375
23.0171 18,85
16
’24
40.917
74.843
18.403
102.066
22.385 18,57
9
’24
41.518
75.932
12.976
108.909
22.123 18,15
3
’24
47.782
79.851
16.411
114.466
21.510 16,43 25 Apr. ’23
48.206
67.605
14.006
108.641
24.490 19,96
22 Juli ’14
11.005
33.633
13.735
42.185
29.297
52s,
1)
Verhouding tusschen Reserve en Deposits.
–
DUITSCHE RIJKSBANK.
Voornaamste posten, onder bijvoeging der Darlehens-
kassenscheine, in billiarden (duizenden billioenen) Mark.
Dâta
Metaal
1
Daare.
r.icnl
scheine
1
perc.
5
)
1
Kassen-
1
Circulatie
1
15 April’24
0,5
0,460
0,016
1.975
678.254
0,3
7
,,
–
’24
0,6
.
0,465
.
0,021
.
2.479
683.651
0,4
31 Mrt. ’24
0,9
0,465
0,021
4.124
689.864
0,6
22
,,
24
0,9E 0,464E 0,021E
6.186
606.511
1
15 April’23
11,7
1,005
0,184
1.239′
5.837
1
21
23 Juli
‘141
1,7
11,357
1
–
0,065e
1,9
8
1
93
Wissels
IDarl/cas
Renten-
Rek.
1
sensch.
Totaal
Handels-
Schatkist-
scheine
1
gegeven
–
bank-
Couranta
wissels
i
papier
.
1.900.217 1.900.217
–
259.781 1.324.348 2.000
1.867.237 1.867.237
–
262.961 1.255.128 2.500
g
1.767.443 1.767.443
— –
225.389 1.053.120 4.100
1.574.101 1.574.101
–
84.082 1.239.701 6.200
8.028
2
2.587e
5441
3.155
6
1.252′
0,751e
0,7518
–
–
–
1) Onbelast.
•2)
Dekking der circulatie door metaal en Kassenscheine.
S)
In milliarden.
4)
In billioenen.
5)
Waan’, in Rentenmark,uitgedrukt
in
papierm. op 22 Mrt.
977.557 billiard; op 31
Mrt.
1.096.281 bill.;
op
7 Apr.
1.156.717 bill.; op 15 Apr. 1.163.894 bill.
6)
Idem: op 22 Mrt. 447.155 bill.;
op 31 Mrt. 348.426 bill.; op 7 Apr. 439.787 bill.; op 15
Apr. 474.360 bill.
BANK VAN FRANKRIJK.
Voornaamste posten in duizenden fraucs.
1
Waarvan
egoed
Buit. gew.
Data
Goud
in het
Zilver
in het
voorsch.
Buitenl.
Buitenlandl ajd. Staat
24Apr.’24
5.54
2
.3541
1.864.321
298.603
573.423 22.700.000
17
’24 5.542.134 1.864.321
298.343
571.347 22.700.000
iO
’24 5.542.009 1.864.321
298.205
577.351 22.800.000
26 Apr.’23 5.536.764 1.864.345
292.024
596.628 22.500.000
23 Juli ’14 4.104.390
–
639.620
– –
1
–
Uitge-
.
Rek. Crt.
Rek.
Wissels
stelde
e ee-
an
1
–
Partl-
Crt.
Wissels
ningen
je
en
culleren
Staat
e
4.602.939
10.053
2.564.704 39.824.094 2.419.3391
17.666
W
4.694.887
10.286
2.604.361 39.943.151 2.481.129
18.503
4.991.942
10.401
2.646.434 40.145.377 2.524.681
16.432
2.638.454
22.102 2.142.555 36.547.982 2.088.909
27.177
1.541.980
–
769.400
5.911.910
942.570 400.590
400
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
30 April 1924
BANQUE NATIONALE DE BELGIQUE.
Voornaamste posten in duizenden fraacs.
Metaal
iez.
Beleen.
Rek.
Data
mcl. van van
Binn.
wissels
I
Circu-
Crt. buiten!.
buit.l.
prom.d.
en
latie
saldi
vorder. provinc.
beleen.
24Apr.’24
357.921
84.653
480.000
1778.900
7.622.338
292.727
17
,,
’24
357.825 84.653
480.000 1774.412
7.655.576
211.179
10
’24
357.741
84.653
480.000
1807.932
7.705.315
217.881
3
1
24
358.936 84.653
480.000 1813.652 7.676.033
253.421
26 Apr.’23
347.648 84.653
480.000 830.609
6.869.523
109.338
VEREENIGDE STATEN VAN NOORD-AMERIKA.
FEDERAL RESERVE BANKS.
Voornaamste posten in duizenden dollars.
Goudvoorraad
Zilver
Not
F.
es
R.
in
Data
etc.
I
circu-
Totaal
Dekking
77T
____________
bedrag
F. R. Notes
buiten!.
latie
9 April’24
3.103.446 2.041.277
–
97.975 1.981.638
2
’24
»
3.091.767
2.025.157
–
99.564
1.987.262
26 Mrt. ’24
3.122.944 2.139.604
–
100.107
1.982.763
19
,,
’24
3.131.845
2.150.934
–
101.352
1.989.848
11 April ‘2:3
3.085.759
2.103.719
–
98.680
2.23 1.041
Goud-
Â.
Data
Wissels
Totaal Depositos
Gestort
Kapitaal
Dek-
kings-
Dek-
kings-
__________
perc.’)
i
perc.2)
9 April’24
727.165
2.055.067
110.837
76,9 79,3
2
,,
’24
743.432
2.062.364
110.859
76,3
78,8
26 Mrt. ’24
684.773
2.007.116
110.831
78,5
80,8,
19
,,
’24
625.454
2.012.131
110.828
78,3
80,8
11 April’23
897.039
1.942.131
108.683
73,9 76,3
1)
Verhouding totalen goudvoorraad tegenover opeiecbbare
schulden:
F. R.
Notes en netto deposito.
2)
Verhouding totalen
voorraad muntmaterlaal en wettig betaalmiddel tegenover Idem.
PARTICULIERE BANKEN AANGESLOTEN BIJ HET
FED. BES. STELSEL.
Voornaamste posten in duizenden dollars.
Aantal Totaal
uitgezette
Reerve
bij de
Totaal
Waarvan
time
Data
banken
gelden en F. R. banks
deposito’s deposits beleggingen
2
Apr.’241
756
16.629.3501
1.435.579
15.713.7311
4.230.384
26 Mrt.’24i
756 16.579.7571
1.414.945
15.639.372
4.230.974
19
,,
‘241
756
16.620.3831
1.482.880
15.857.7781
4.194.133
12
,,
’24i
757 1G.468.918i
1.445.094
15.663.3431
4.191.105
4 Apr. ‘231
777
16.560.15
6
1
1.406.993
15.538.
636
1
3.989.247
Aan het eind van ieder kwartaal wordt een overzicht
gegeven van enkele niet wekelijks opgenomen baukstaten.
EFFECTENBEURZEN.
Amsterdam, 28 April 1924.
Nu de antwoorden der verschillende regeeringen op de
voorstellen van de conmissie-Daves zijn verschenen, blijkt
eerst welke verschillen tussehen de diverse landen nog over-
brugi moeten worden. Het behoeft dan ooit geen verwonde-
ring te wekken, dat men op de internationale beurzen nog
niet buitengewoon enthousiast gestemd is, hoewel, aan den
anderen kant, geen enkel teekea is op te merken, waaruit
absolute twijfel aan den goeden afloop van een definitieve
overeenkomst afgeeid zou mogen worden. Dit is te minder
het geval, nu de Vereenig1e Staten blijk hebben gegeven,
zich daadwerkelijk met den toestand in Europa te willen
bezig houden. Mag men de tot nu toe circuleerende geruch-
ten gelooven en zou derhalve de heer Morgan niet.officieel
zijn steun hebben toegezegd bij het eventueel doorvoeren van
de voorgestelde leening aan Duitschland, ten bedrage van
800 miljoen goucmarken, clan mag men tevens aannemen,
dat dit niet is geschied zonder ruggespraak met de overige
leidende bankiers in de Unie. Trouwens, op de jongste
,,bankers-conventions” is reeds bij herhaling naar voren ge-
komen, dat men in Amerika in bankierskringen wel ge-
neigd is de liquide middelen in Europeeschd ondernemingen
te beleggen, mits men hiertegeiiover eenige redelijke kans
zou verkrijgen op een herstel van den economischen toe-
stand van Europa. Die kans schijnt men thans aanwezig te
achten in de voorstellen der deskundigen-commissies. Ook op
een andere wijze is dit gedurende de achter ons liggende
week tot uiting gekomen. President Coolidge heeft nl. niet
onduidelijk doen uitkomen, dat ook van de zijde der regee. ring stappen verwacht konden worden, welke een eenmaal
gevestigde orde in Europa zouden helpen cousolideeren –
bijv. door clefhiitieve vermintlering der bewapeningen –
waarbij hij tevens als zijn persoonlijke meeniug heeft uitge
sproken, dat een Duitsche leenitig in Amerika een gunstig
onthaal zou vinden. Iii niet-diplomatieke taal overgezet
zijnde, beteekent ook dit, dat mcii iii regeerings- en ban-
kierskiingen de handeii indén wil slaan, om te trachten ten
spoedigste, d0Ch natuurlijk alleen iii het geval dat geen
tegenwerking van de Europeesche machten wordt ondervon-
den, Anierikas latente economische en fin’ancieele kracht
mobiel te maken, teii einde liet wereldverk.eer ruder iii no’
male banen te leiden.
Ter beurze van N e w Y o r k heeft tIeze gang van zaken
uit den aard (ier zaak ccii goedeil indruk gemaakt. Niet
alleen doordat bankieiskiingen hier veel invloed uitoefenen
en derhalve als vanzelf de kans op verwezenlijking van hun plannen zich w’eerspieget iii ecu opwaartsche beweging der
fondsenmarkt, doch ook omdat eea uauw’ere aaaieensluitiug
met Europa voor de verdere oiitwikkeliug van tien Amen-
kaanschen handel en cle Aiiieiikaansche iudustnie meer en
nieer noodzakelijk w’ordt. De gewijzigde immigratiebepalin-
gen zullen zich binnenkort waarschijnlijk doen gevoelen in
een verder tekort aan arbeidskrachten, een verdere opdrij.
‘iug di.is van cle loonscliaal en eeii verhooging van de kosten
van levensonderhoud, een verhooging, waarin op den duur slechts kan worden voorzien door een uitgebreiden export. Relatief is deze export vel niet zeer groot (de taxaties voor de voornaamste uitvoer-artikelen loopen van 5 tot 15 pCi..
van de totale productie), doch absoluut geeft de uitvoer ten
aanzien van cie winsten in vele gevallen den doorslag. Bo-
vendien zijn het de allervoornaamste industrieën, welke 01)
deze wijze vaa den uitvoer direct afhankelijk zijn, waarbij natuurlijk nog tallooze bedrijven komen, welke midclelljk
htin profijten van een voldoenden export trekken. Deze blijft
echter alleen mogelijk, indien o.a. Europa in staat wordt
gesteld ais afnemer te blijven fungeeren en in deze nek-
tiug te groeien.
Op cle beurzen van Europa zijn cle ongetwijfeld gunstige
politieke vooruitzichten voorloopig nog overschaduwd door
de moeilijkheden aan een oplossing verbonden, alsmede door
voorvallen van ‘zuiver internen aard. Zoo is bijv. de beurs
te B er 1 ij ii gedrukt door de onaangename gevolgen, welke
zeer vele mislflkte Francs-speculaties niet zich hebben ge-
bracht. Men heeft deze week getracht tot een voonloopige
,,clearing” van (le uitstaande verpliehtiugen te komen, waar
–
aan echter cle groote banken nog niet hebben medegedaao.
Het totale verlies is dan ook nog niet vastgesteld, doch wel
is het wel reeds zeker, dat vele firma’s naast degene, (lie
reeds in staat van faillissement zijn verklaard, zoodanige
verliezen hebben geleden, dat hun voortbestaan niet moge-
lijk zal blijken. Deze firma’s vindt men onder alle takken
van bedrijf; verschillende bankiers en kleinere banken zijn
ook hieronder begrepen. Het spreekt vanzelf, dat, naast de
algemeene onrust en onzekerhdid, hierdoor gewekt, ook een druk op de markt wordt uitgeoefend door het gestadige aan-
bod van fonds, dat uit ilezen hoofde op cle beurs te consta-
teeren is. Ook de geldmarkt werkt er niet toe mede een
betere tendens de overhand te doen verkrijgen. De toch al
reeds beperkte geldmarkt wordt thans nog verkleind door
de bovengenoemde verliezen, terwijl de I{ijksbank zich strikt
schijnt te houden aan de plannen van credliet-beperking,
zooals clie per den 7den April naar voren zijn gebracht.
Waar aan den ddneu kant dus dooi verschillende oorzaken
de faciliteiten van de geldmarkt niet al te ruim kunnen
zijn, worden aan den anderen kant de aanvragen steeds
grooter. Doordat verschillende bedrijven hun op het inflatie-
tijdperk ingestelde ondernemingen nog steeds niet hebben
ingekrompen, andere echter door het groote binnenlanclsch
verbruik hun eveneens, wat normale tijden betreft, te groote
installaties, nog winstgei end kunnen gebruiken, worden
eischen aan de geldmarkt gesteld, welke alleen bevredigd zou-
den kunnen worden in tijden van een gezonde hoog-conjunc-
tuur. Iden is in ornstige kringen dan ook zeer bevreesd voor de
naaste toekomst en voorziet hier en daar omvangrijke cata-
strophen, waartegenover zelfs de exorbitante rentevergoe-
dingen van 50 pCt. en 60 pCt. per jaar geen voldoende
risico-premie kuminen verschaffen. Aller hoop is thans ge.
vestigd 6p een spoedige en ruime werkzaamheici van de goud-
discontobank – van cle voordeelen hiervan zullen echter
vermoedelijk vele bedrijven, welke niet er toe bijdragen dcii
Duitschen export te stimuleeren, buitengesloten zijn – en
op het uitvoeren van de plannen der commissie-Dawes,
waardoor althans een basis zon worden geschapen, welke
berekeningen mogelijk zou maken. Een oplossing ver-
tacht men vÔÔr de verkiezingen niet meer te zullen ver-
krijgen.
l)e beurs te P a rij s is uiterst kalm gebleven. Het handels-
leven heeft zich in groote trekken reeds weder
.
aangepast
30
April
1924
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
401
lan de gewijzigde valutaverhouclingen en zelfs de geweldige
stijging, op 66n enkeleii dag van cle achter ons liggende
week, van cle internationale waarde van den Franc, heeft
geen verandering in de houding gebracht. De Fransche lei-
ding op cle internationale wisselmarkt is thans wel zoo
goed georiënteerd, ddt zij de plaats gehad hebbende rijzilig
volkomen juist heeft toegeschreven aan cle geconcentreerde
dekkingsaankoopen van Duitsche en Oostenrijksche zijde.
Overigens zijn het ook hier de verkiezingen, welke de gees-
ten volkomen in beslag nemen en welke derhalve een be
letsel vormen vooi’ de volle aandacht ten aanzien van de
problemen dor buitenlandsclie politiek.
Aan de beurs te Londen ‘aren het eveneens inheem-
sche belangen, hoewel van anderen aard, welke de aandacht
hebben getrokken. Hier was het vooral de .begrooting en de
besprekingen omtrent de mogelijkheden daarvan, die cle in-teresse hebben geabsorheerci. Op het oogeublik van samen-
stellen vani dit overzicht is het Britsche budget nog niet ge-
publiceerd, doch in de City verwacht men vrij algemeen, dat hieruit geen groote verrassingen geboren zullen wor-
den. Men rekent met een gering getaxeerd overschot — in-
dien althans de begrootiug-Baidwin niet al te sterk is ge-
wijzigd en met eenige reductie van. de belastingen 01)
thee, suiker,
enz.,
doch niet met een belangrijke vermincle-
ring van de inkomstenbelasting. Hoewel men derhalve van
meciliug is, dat de toestand, althans voorloopig, slechts wei-
lig zal vercuideren, heeft men, toch met zekere spanning
het indienen der hegrooting tegemoet gezien, waaronder de
omzetten hebben geleden. Een gunstige factor vormde de
stijging van den Sterlingkoers, welke echter aan seizoens-
invloeden werd toegeschreven.
T e ii o n z e n t is de markt slechts voor enkele afdee-
lingen of fondsen afgeweken van cle gewone lustelooze
tendens der laatste weken. Voor
bcieggengswaardea
ont-
stond over het algemeen aanbod, vooral wat inheemsche
staatsfondsen betreft. Zeer geleidelijk, doch gestaclig, wordt
het peil dezer staatsfondsen verlaagd, ten gevolge van aan-
bod uit die kringen, welke van meening zijn, dat de regee-ring zich nog steeds bezig houdt met plannen tot het door-
voeren van verdere emissies, hetzij hier of op de buiten-
landsche gelclmarkten. Ii.i dit verband duiken ook herhaal-
delijk berichten op omtrent onderhandelingen met buiten-lancische bankierssyndicaten en, waar men natuurlijk niet weet onder w’elke condities een eventueel nieuwe leening
zal worden doorgevoerd, is men geneigd deze ongunstiger
te taxeeren dan bij de jongste leening het geval is geweest.
Vandaar een bijna voortdurend aanbod, dat verheugender-
wijs echter geen connecties heeft met eenige inflatie-vrees.
17Apr.
25 Apr. 28 Apr.Rijzi
n
g0I
dalin
g
6
o/
0
Nederland 1922
971/
965/ 961/
2
5
oj
,,
1918
86
84i51
6
84%
– l
4%
0
/0
1916
85/
84%
84′,
—
11/
8
4
/
0
1916
77
9
77 76
—
1
0
/86
3% o/
.
..
7234
–
70
—
2Ij
3
/o
_
61
1
/
8
59%
590,’
8
–
1%
2%
0
/0
Cert. N. W. S.
.
..-
51
49
487/
8
—
2l/
7
o/
Oost-Indië 1921
.,.
1013,’ 1005/
1
00
7
/j
—
181
16
8
0
/0
,,
1919
.
..
96%
96
96
—%
5
o,io
,,
1915
… …
91%
—
91%
—%
5
0/
Rusland 1.906
…….
58/
s
51
2
5i/
–
4
o,’ Rusi. bij Hope
&
Co
8%
7
17
116
—
8
/8
4
0/
Japan
1899 ……..
63%
—
—
5
o
o
Brazilië
1895
……
52%
—
52
1/,
+ %
8
0
/0
San Paulo
1921.. .,
96%
953
—
—
6
0/
0
Amsterdam 1920.. ..
987
— —
7
of,,
Rotterdam
1920….
101%
101
100%
—
Op de aancleelenmnarkt hebben
bo.niraaivdeeien
van een
kalme, doch vaste tendens blijk gegeven. Het dividend ad
7 pCt. op de aaiideelen Amsterdamsche Bank werd, hoew’e]
het reeds tevoren iii den koers dezeo’ aandeeleri was ver-
di scontoo.cl, gunstig door de beurs opgenomen.
Op de markt voor
jn4ustrjeefe fondsen
hebben enkele 12a-
pieren sterk cle aandacht getrokken. In cle eerste plaats
vond een licht herstel plaats in Jurgeuswaa.rden, wijl de
markt het’ verslag der onderneming ook verder niet ongun-
stig conimentarieerde. Voor aandeelen Stearinekaarsenfabriek
Gouda viel een sterke koersverheffiug te constateeren, door-
dat een bericht w’ercl gelanceerd, volgens hetwelk de ven-
nootschap geen reconstructie zon behoeven door te melken.
Bijna onmiddellijk echter werd dit door bevoegde zijde ge-
rectificeerci, waardoor de aandeelen nog zelfs onder het vo-
rige peil zijn gezonken. Aandeelen Holla.ndsche Draad- en Knbelfabriek waren aangeboden in verband met het teleur-
stellende jaarverslag. Over het algemeen trouwens was men
net sterk voor industrieele aandeelen geporteerd, mede in verband met het feit, dat cle liquidatie va.n de Algemeene
Nederlanclsche Eleetriciteits-Mij. Groeneveld, Buempol &
Co., w’ordt yoorgesteld.
De markt voor
suikereancleelen
was aangeboden doordat
cle geruchten omtrent een ,,clai,ïi” op de aandeelen Handels-
vereeniging Amsterdam” thans officieel zijn tegengespro-
ken, terw’ijl tevens een niet al te hoog ‘slot-dividend in uit-
zicht is gesteld. De onzekere Cuba-,noteeri ngell hebben overi-
gens hun invloed op cle overige snikeraandeeleti uitgeoefend.
I’etroleiiniaandeelen
waren vrijwel onbewogen, zoodat het
niveau zich ten slotte bijna niet heeft gewijzigd.
Rubbcreancleclen
konden profiteerea van de plannen tot
pprichting van een coöperatief verkoop-kantoor dooi’ cle
ilubber Grower’s Association, waarvan men goede verwach-
tiJgen koestert.
‘J’abaks fondsen
varen a alive.,
1
kelijk nogal gezocht, doch
brokkelclen. later in kooi’s af toeu men hier cii daar twijfel
begon uit te spreken ten opzichte van de thans aanstaande
eerste oogstberichten uit Sumatra.
17 Apr. 25 Apr. 28 Ap
r
.1
,
0f
Amsterdamsche Bank
125%
124
125%
+ %
Incasso Bank
………….-
93%
93%
+
8%
Koloniale Bank
…………
195%
193%
194
8
/8
—
1
2
/
Ned.Handel-Mij.cert.v.aand.
135
134%
1345/
Rotterd. Bankvereeniging..
988/
4
98%
–
—1/2
Van Berkel’s Patent ……
38′,
38%
394
+
18/8
Gouda Kaarsen
……….
18%
26%
16%
—
1%
Hol!. Draad-
en
Kabelfabriek
54%
55
46%
–
7%
A.
Jurgens’Ver.Fabr.g.aand.
53%
56
.
578%
+
3%
pr. aand.
66%
67%
68
4-
1
34
Leerdam Glasfabrieken ….
27%
28%
25%
—
2%
Philips’ Gloeilampenfabriek
273
271%
—
–
1%
Vereenigde Blikfabrieken..
88%
911
—
+
Vereen.Chemische Fabrieken
43%
43%
43
—
/2
Compania Mercantil Argent.
25
25 24
—
1
Cultuur-Mij. d. Vorstenland.
1846/
182 181
—
Handeisver. Amsterdam …..
489%
474 473
‘- 16%
Handelsverg. Reiss
&
Co.
.’
._
34
33% 34
Int. Crediet-
en
Handelsverg.
Rotterdam
…………..
195
200
202/3
+
7%
Linde Teves
&
Stokvis
77
773%
78
+
1
Redjang Lebong Mijnb.-Mij.
120
120
122
+
2
Gecons. Holi. Petroleum-Mij.
204 200 202
—
2
Kon. Petroleum-Mij.
…..
…
4438 445 l/
448%
+
4%
Phoenix
011 …………..
92%
94
93%
-F
1%
Amsterda.m-Rubber-Mij …
141%
1447/
1441/8
+
2
8
/s
endeng Lemboe
……..
177′
183 180
+
28/
8
Oost-Java-Rubber-Mij.
… …
211
222
222
+
11
Deli-Batavia Tabak Mij.
..
3343
j
33234
330%
—
Deli-Maatschappij
………..
384%
38334
377%
—
6%
Senembah-Maatschappij
..
288% 291% 286%
—
2
De
schecpvaartmarkt
was op enkele
dagen nogal opge-
wekt,
doch het publiek heeft weinig
aandeel hieraan ge-
nometi.
17 Apr.
25 Apr.
28 Apr.R0
,g
0f
Holland-Amerika-Lijn
..
85%
86%
86%
+
1%
•
,,
,,
,,gem.eig
71%
723f
74y,
+
3
Hollandsche Stoomboot-Mij
27 30
32’/
+
5
‘/
Jav a-China- Japan -Lij n
90
91
89
.
— 1
Kon. Hollandsche Lloyd
.
8
7
/8 —
9
f5
+
Kon. Ned. Stoomb.-Mij .
… …
69%
69%
708/8
+ /s Konink.Paketvaart-Mij.
136
136 138
+ 2
Maatschappij Zeevaart
74%
—
73
—
1
3
‘
Nederl. Scheepvaart-Unie
122
117%
119
1
/
2
— 21/,
Nievelt
Goudriaan
………
96
9
+
Rotterdamsche Lloyd
…….
123%
117
1178/
4
—
58%
Stoomv..Mij. ,,Nederland”
140%
137% 139%
— 1%
,,Noordzee”
30%
—
—
De
A.me’,’ikaans7ce ‘markt
was vast
in
aansluiting aan
Wallstrtet.
17 Apr.
25 Apr.
28 Apr.1g0f
dalin
Americ. Smelting
&
Refining
661/ 657/
66%
+
8/8
Anaconda Copper
……. ..
72%
71
17/
32
—
1
5
/8
Studebaker Corp…………
93 /8
9234
94%
+
11/8
Un. States
Steel
Corp .
… …
105
1041/
4
107%
+
2%
Atehison
Topeka………….
1O87/
108%
1088/
— 1
Ene
……………………….
25%
—
261/t
+ ‘Ja
Southern
Pacific
………….
97%
97
8
/8
97
Union Pacific
…………..
142
141/
4
142
Int. Merc. Marine orig. gew.
9
10
,l16
10
28
1
82
l011/15
+
8%
pref.
37
/
36% 3
/8
+ 1
i)e
geldvrao’kt
bleef
kalm;
prolongatie
noteerde
van
5
tot
5’%
pCt.
402
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
30 April
1924
GOEDERENHANDEL
GRANEN.
.
29 April 1924.
Iii deii
100])
dezer week heeft de graaiinuirkt steeds he
karakter behouden, .dat haar ook reeds in de i’aaschweel<
kenmerkte. Hieruit volgt dus, dat de taxveprijzen zich vriji
goed handhaven met bevredigende vraag in sommige Euro-!
I)eesc1e landeu eu dat voor andere graansoorten, vooral voor
sommige voedergranen, de omzet niet groot is met in ver
schillende laiideii prijsverlaging. De tarweverscbepingeu van
Argentinië waren de vorige week miucler groot dan deu
laatsten tijd het geval is gew’eest, wat vel voornmnelijk bet
gevolg zal zijn geweest vnu cle verschilencle feestdagen. De
,
aanvoere:i van tal-we in cle Argentijnsche havens blijven na-:
inelijk bij voortduring groot, doch het aanbod in Ruropa van,
Argentijoscho ta.rwe was ook ditmaal gewoonlijk ii jet drin-gend, omdat de vraag naar verschillende clestin a.ties bevre:
cligend blijft.
01)
het vasteland bleef ook nn weder Frank:
rijk tarwe koopen. Vel wordt nu en dan de veronderstelling
geopperd, dat de Fransche inkoopei.i eigenlijk de behoefte van
het land overtreffen en dat Frankrijk zich latet
–
weder van
een gedeelte dier inkoopen zal moeten ontdoen. Dit neemt
echter niet weg, dat op het oogenblik de Fransche inkoopen
een steun voor de markt vormen. Ook schijnt het, dat men
in Frankrijk rekening houdt niet een verhooging van, het
invoerrecht en daarom w’nt meer koopt dan anders wel het
geval zou zijn geweest. Italië blijft eveneens als kooper op-
treden. Ook in Engeland was de consumtievraag hevredi-
gen(l. Toch houdt men rekening met de waarschijnlijkheid
‘aIi spoedige groote verscltepingen van Canadeesche tarw’e
via de Oostelijke Canadeesche haveis, nu dezer dagen de
scheepvaart daar wordt hervat. Reeds wijzen de groote uit-
klaringen uit cle Westelijke havens der Caitacleesche meren
dop,
dat spoedig aan de kust veel taj-we beschikbaar za
zijn. Misschien kan hiervan een flauwere stemming in de
toekomst w’orclen verwacht doch deze week was de grond toon aati de Noord-Amerikaasische markten nog niet flauw
in verband niet de goede vraag voor export. Aan de ter
mijuniarkten te Chicago en Winnipeg trad zelfs na de
Paaschdagen eenige prijsverltooging in, die echter aan de
Engelsche markt niet werd gevoeld, wegens verbetering van
den Engelschen wisselkoers, zoodat voor Canadeesche tarwe
in Engeland de prijs eeuigszins daalde. Op 28 April waren
trouwens zoowel Chicago als Winnipeg weder lager. Chicago
sloot voor Mei 1 cent en voor Juli 1% cent lager dan
01)
den 21sten, doelt tegenover het laagste punt der week valt.
toch ‘nog een verhooging van cent per 60 lbs. te consta-
teren. Winnipeg is tegenover 21 April vrijwel onveranderd.
Voor Argentijusche tarwe veroorzaakte in Engeland cle
loop van den wisselkoers geen prijsdaiing, daar ook de
koers van de Peso verbeterde. Na de Paascbclagen werd aan
de Engelsche markt een zestal ladingen, vooral Argentijn-
sche en Austra.lische tarwe, omgezet, terwijl ook Grieken-
land en Egypte in Engeland twee ladingen Australische
tarwe kocliten. Griekenland is trouwens den laatsten tijd
geregeld als kooper van buiteialancisch hroodgraan opgetre-
den, voornamelijk van Rusland, van welks verschepingen
van i-ogge reeds eenigen tijd een flink gedeelte voor dit land
bestemd was. In Nederland is de vraag naar ta.rwe nog
steeds weinig verbeterd. Men koopt hier nu eis dan Plattu
en Manitoba tarwe, doch van groote beteekenis zijn dee
zaken niet. Bovendien wordt nog steeds in een gedeelte der behoefte vom-zien door her-verkoopen uit de Zuid-
Duitsche tweede hand, waar men blijkbaar bij voortduring de
bezwaren ondervindt, die de verschaffing van vreemde va
lutta met zich brengt. Iets beter is de markt in Noord
Duitschland, gedeeltelijk tea gevolge van uitbreiding der
vraag uit de Noorsche landen, waarheen ook uit te AntweP
pen liggende partijen de vorige week het een en ander werd
verkocht. Intusschen echter is ook in België zelf de vraag
naar tarwe verbeterd en cle laatste dagen werd daarheen
ielfs te Rotterdam aangekomen Canadeesche tarwe verkoclit
De tarwe-uitvoer uit de Vereenigde Staten van Amerika is
nog steeds niet groot, doch met het oog op de verwachting, dat de opbrengst van wintertarwe wau’sc1ijnlijk kleiner za
zijn dan in het vorige jaar en met eenige vet-mindering in
den uitzaai van zomertarwe mag worden gerekend, had de
geringe uitvoer geen prijsverlagingen van eenige beteekenuis
ten gevolge. Ook de groote verschepingen van Argentini
hadden op de Noord-Amerikaansche markten weinig invloed
en zelfs zou het niet te verwonderen zijn indien binnenkort
een omgekeerde wisselwerking intrad en de Argentijnsche
markt gedrukt werd door de grooe verschepingen, die spoe
dig van Canada kunnen worden verwacht.Tot nog toe echter
konden ook in Argentinië de prijzen zich goed handhaven
en met eenige fluctuaties waren ten slotte op 28 April de
termijnmarkten te Buenos Aires en Rosario onveranderd tot
centavos per 100 KG. hooger in vergelijking niet den
2lsten.
De berichten omtrent den stand van de wintertarwe iii
Noord-Amerika, blijven gunstig zoodat er
1U
geen aanlei-dling is out rekening te houden, niet een geringere opbrengst
dan dc tot nog toe vei-melde hoeveelheid, die echter, zooals
,
ii reeds vroeger vprmeldden, vrij belangrijk benedCn de op.
hrengst van het vorige jaar belooft te zullen blijven. Ook
voor den uitzaai der zomertarwe zijn iii de meeste streldeti
(•’e omstatidighedeti gunstig, dient dan ook op een verniin-
clering van eenige procenten in den uitzaai te worden ge.
rekend. i:
.1 etzelide geldt voor Canada, cii daar is zelfs liet
vochtgehalte van den bodem zeer overvloeclig tot groote
vreugde van de tfnrweverbonwers. Minder hooge verwachtitu.
geit worden van den nietiwen ta.rw’eoogst gekoesterd iii ver-
schillende deden van Britsch-Indië, doch ten slotte schijnt
lc opbrengst niet veel kleiner te zullen wordien dan liet ‘o-
rige jaar. T.n t EutrOi)ut is liet uu’intergraan in cle meeste lan-
(len achterlijk, doch liet eindelijk ingetu-eden zachtere weder
zal daarin zeker nog veel verbetering brengen, hehnlve uien
misschien in gedeelten van Duitscha.lnd, waa,r aoowel tarwe
als rogge van dcii ongunstigen winter hebben geleden. De
officieele onlangs gepubliceerde cijfers, die den stand van ta.rve en rogge iii Duitscliland aangeven, zijn dan ook be-
langrijk slechter dliii in het vorige jaar, toen beide aan,ge.
geven werden met liet verhouclingsgetal 2,8 (2 = goed, 3 = midclelmatig. 4 = slecht), terwijl nu voor tarwe 3,2 en voor
rogge 3,4 wordt opgegeven.
Over het algemeen blijft nog steeds, zooals wij in ciii; sei
zoeti reeds zoo dikwijls hebben opgemerkt, de tlirwe]iinrki:
slechts in geringe mate den indruk der otutegeitzeggelijk
groote voorraden, die in de uitvoerlandeu aanwezig zijn, on-
dervinden, onidat telkens weder in eeuige
i
nvoerl an de:u
goede vraag voor spoedige tarw’e blijkt te bestaan cii liet
heeft er alle schijn van, dat ook in de laatste weken vals dit,
seizoen clie toestand zal blijven voortbestaan. De reden hier-
van ligt meet- en meer in de w’aarschijnlijkheid, dat in liet
nieuwe seizoen met een minder greoten overvloed valt
hroodgraan zal kunnen worden gerekend, i’elk vooruitzicht reeds uit aan de markt eettigen steun verleent.
Voor rogge was de stemming eerder iets beter. Rus-
sische rogge iverd ook de laatste week niet zooveel ver-
scheept en het itaubol is niet overvloedig, zoorjat, al was
de vraag niet groqt, cle prijzen op hetzelfde niveau konden
blijven. De veel lagere prijs, w’aartoe Noord.Amerikan,n-
sche rogge beneden Russisclie te. koop is, leidde nu en dan
tot zaken, zoowel naar Nederland
hIs naar Dtiitschiand ei’
Scandinavië, terwijl bovendien ten gevolge van de goede
kwaliteit van Poolsche rogge, daarin enkele transacties tot
stand kwamen naar Nederland en België, tot belangrijk
hoogeren prijs dan waartoe Russische rogge wordt verhan-deld. Hiertoe w’ordt medegewerkt door het geleidelijk ver-
minderen van het aanbod van inlandsche rogge in die
landen.
Voor mais is in de meeste Europeesche landen in over-eenstemming met liet jaargetijde de vraag verminderd en
daar bovendien in verschillende havens de aanvoeren zijn
toegenomen, kon de premie voor• spoedige mais sledhts aan
enkele markten worden gehandhaafd. In Nederland is die
premie zelfs geheel verdwenen en kost het groote moeite
voor aankomende partijen voldoende koopers te vinden.
Van een viertal ladingen iloemeeusche en Russisclie mais,
– die onlangs naar Rotterdam varen gedirigeerd, moest ccii
gi-oot gedeelte in lichters worden genomen, terwijl spoedig
verwachte partijen dagelijks lager werden verkocht en ten
slotte op 28 April zelfs beneden het prijsniveau van laden-
de Donau mais werden verhandeld. In die latere positie
waren zaken dan ook deze week naar Nederland moeilijk
en zeer weinig talrijk. De enkele zaked, die werden gedaan,
waren voornamelijk verkoopen uit de tweede hand, daar Roe-
meensche veischepers in verband met de vaste markt iii Roe
menië hoogere prijzen vraged clan hier op het oogenblik
te maken zijn. Van Argentinië werd deze week belangrijk
meer nieuw’e mais verscheept daii tevoren en teza.men met
groote versnhepingen van de» Donau waren dan ook de
wereldverschepingen van maïs deze week voor het eerst
sinds langen tijd weder eens werkelijk ruim. Voor de spoe-
clige nieuwe Plata-maïs bleef goede belangstelling bestaan,
zoowel in Engeland als op het vasteland en het aanbod
werd vrij gemakkelijk opgenomen. Voor verdere versche-
pitigen bleef de markt sterk (let) invloed otidervincleu
van schomniehingen in de wisselkoersen, die deze week
weder sterke fluctuaties vertoonden, zoowel voor Franken
als, zij het dan ook in mindere mate, voor het Pond Ster-
Ii ug. Nu en dan was tuieuw’ Plata-maïs op zomei’aflading
lager te koop, wat tot een uitbreiding der zaken naar het
vasteland leidde, terwijl ook in Engeland de belangstelling
30 April 1924
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
403
Noteeringen.
Chicago
Buenos Ayres
Data
Tarwe Maïs
Haver
Tarwe
Maïs
Lijnzaad
Mei Mei
Mei
Mei Mei Mei
26Apr.’24 1035/
8
767/
8
46y,
10,85
7,75
19,15
19
,,
’24
1045/
8
78;
10,90
7,99
19,05
26Apr.’23 1261/
8
818/8
5/8
12,20
1
).
8,45
1
)
22,15
1
)
26Apr.’22 140
603
367/
8
13,75
8,05
26Apr.’21 126X
2
59X
383,
15,80 7,90 121,65
14,–
20Juli’14
82
568/
8
36X
9,40
5,38
13,70
1)
Per Juni.
Locoprjzen te RotterdamfAmsterdam.
Soorten
28 April
1
22 April t 30 April
1924
1
1924
1
1923
Tarwe. …………….
1
12,25
12,-
13,95
Rogge (No. 2 Western)
.
•1
9,65 9,70
10,85
Maïs (La
Plate) ……..
2
226,-
230,—
215,-
Gerst(48 Ib. malting)
•
.
2
198,-.-.’)
202,_
8
)
187,-
Haver (38 ib. white clipp.)
1
9,90
5
)
9,708)
10,80
Lijnkoeken (Noord-Amen-
kavan La Plata-zaad)
1
11,30
12,40
11,15
Lijnzaad (La Plata)
. . .
•8
390,- 395,-
461,-
1)
per 100 KG.
2)
per 2000 KG.
8)
per
1960 KG.
eN
o
. 2 Hard/Red Winter Wheat.’) Donaugerst.
5)
Canada No, 3.
AANVOEREN in tons van 1000 KG.
Rotterdam
JI
Amsterdam
Totaal’
Artikelen
20126 April
Sedert
1
Overeenk.
II
20/26 April
Sedert
1
Overeenk.
1924
1923
1924
1 Jan. 1924
tijdvak 1923
1924 .
1Jan. 1924
1
tijdvak 1923
16.818
287.980
231.142
–
12.128
17.811
300.108
248.953
Tarwe ………………
Rogge ………………
10.720 182.989 144.460
–
3.325
485
186.314 144.945
Boekwejt
…………….
L673
7.288 4.828
– –
–
7.288
4.828
23.243
214.249
211.633
3.688
99.489
34.382
243.738 246.015
1.359
107.242
49.990
–
20.473
4.127
127.715
54.117
Gerst ………………
Haver
………………..
899
73.722
26.898
. –
–
533
73.722
27.41
Mais
………………
Lijnzaad ……………6,636
80.933
48.317
–
30.843.
41.520
111.776
89.837
Lijnkoek ………….
5.509
63874
73.907
.
–
.
700
–
64.574
73.907
Tarwemeel ………….
5.757
82.408
23.691
.
‘1.935
7.981
3.377
90.39
27.068
Andere meelsoorten
–
3.256
627
–
– –
3.256 627
grooter was en meer zaken tot stand kwamen. In eder-
land gaat den laatsten tijd in den detailhandel meer om in
Plata-rnaïs op l.atere posities en zelfs ter levering in
Januari tot April 1925 worden geregeld zaken gedaan.
Blijkbaar gevoelen cle koopers zich aangelokt door de in
vergelijking met het tegenwoordilge prijsniveau voor spoc-
dige maïs zooveel legere prijzen voor Plat.a-maïs op af-
lading. Het staat echter te bezien, of niet, wanneer cle
verschepiugen van Plata-maïs krachtig aan den gang zijn,
de prijzen der maIs zich weder meer op het niveau van
vroeger zullen bewegen, daar toch ook van den Baikan en
Rusland nog veel maIs te verwachten is. Slechts staat hier
tegenover, dat Noord-Amerika dit jaar nauwelijks als leve. raucier van maïs optreedt. Ook deze week weder waren de
maïsverschepingen uit de Vereenigde Staten zeer klein en
het aanbod, ook op afladiiig, is uiterst schaarsch, ofschoon
toch de termijnmarkt te Chicago over het algemeen niet
vast was cii de prijs daar in dci loop der week
Ii
cent per 56 lbs. daalde.
De zichtbare malsvoorraad in de Vereenigde Staten
neemt reeds geregeld af en het is dus mogelijk, dat ook in het restant van dit seizoen geen groote maïsversche-
pingen meer uit Noord-Amerika te verwachten zijn. Dan
zal het dus vooral Argentinië zijn, dat in de malsbehoefte der invoerlanden zal moeten voorzien en ofschoon de op.
brengst van den maïsoogst daar nu op 6.8 millioen ton wordt geschat tegen 44 millioen ton in het vorige jaar,
zou het zeer goed mogelijk kunnen zijn, dat deze eenigs-
zins monopolistische positie va.n Argentinië sterk tot
handhaving der maïspnijzen bijdroeg. Daarbij zal dit jaar
ook Zuid-Afrika in niet zoo sterke mate als het vorige
jaar maIs kunnen verschepen. De fluctuaties aan de maïs-
markten te Argentinië waren ook deze week weder niet
groot en op de verlaging, die dadeljk na de Paaschda.gen
plaats vond, volgde weder een iets vastere markt.
Voor gerst verbeterde de stemihing aanvankelijk, voor-
namelijk in Engeland, doch later ook op het vasteland.
Een lading Russische gerst, onderweg naar Nederlano,
werd voor het grootste gedeelte ten slotte naar Duitsch-
land geplaatst en de Rotterdamsche voorraden Donau.
gerst, die langen tijd wegens cle groote bijmeuging zeer
moeilijk te plaatsen svaren geweest, wekten eindelijk meer
belangstelling en verclen voor een groot gedeelte opge-
ruimd, al waren clan ook de prijzen, waartoe deze zaken plaats vonden, slecht en vrij sterk beneden die voor Rus.
sische gerst. Het aanbod van gerst uit Rusland blijft be.
perkt, doch een enkele lading op af lading werd deze week
nog naar Europa verhandeld. Naar Engeland werd weder
een flinke hoeveelheid Britsch-Indische gerst verscheept,
voor welke soort hoogere prijzen werden betaald. Ook Rus-
sische gerst werd in Engeland gekocht en nu en dan Cana-cleesche soorten. Duitschland kocht behalve de Russische gerst, waarvan zooeven reeds sprake was, ook enkele pal’-
tijen van den Donau en betaalde daarvoor .hoogere prijzen
clan Nederland. Aan cle Nederlandsche markt vond ook
1’lata gerst weder beteren afzet en over het algemeen is
daar cle belangstelling voor gerst verbeterd. In haver blijven de zaken nog altijd van beperkten om-
vang en het zal wel voor een groot gedeelte •het steeds
toenemende autoverkeer zijn, dat een verbetering van den
omzet in haver tegenhoudt, terwijl van vervanging van
andere voedergranen door haver, die reeds zoo dikw’ijls is voorspeld, weinig komt. Voor Nederland geldt bovendien,
dat de eigen haveroogst nog steeds niet is uitgeput.
SUIKER.
In Amerika fluctueerde de markt de afgeloopen week
weder sterk, hetgeen blijkt uit onderstaande noteeringen
voor Spot Centrifugals en op de termijnmarkt:
Spot
Centnif.
Mei
Juli
Sept.
Dec.
2
1
1 April . . 6.15
4.42
4.63
4.64
4.21 22
.. 6.15
4.47
4.68
4.73
4.28
23
6.40
‘
4.65
4.87
4.92
4.45 24
.
6.40
4.45
4.67
4.70
4.27
2,5
…..6.28
4.53
4.73
4.74
4.35
6.28
4.49
4.69
4.71
4.27
Eenerzijds is het regenachtige weer op Cuba en de
daarmede verband boudende gereserveerdheid van fabri-
kanten oorzaak geweest van de vastere stemming. Ander-
zijds vormden de raming van E[imely, die den Cubaoogst
tot 15 April taxeerde op 3.372.000 tons en de verlaging
van zekere Ameriaansclie raffinadeurs voor Granulated
van 8.10 tot 7.80, factoren, welke de markt drukten.
De ontvangsten in de Atlantische havens der V. S.
bedroegen de afgeloopen week 76:000 tons, de versmeltingen
62.000 tons en de voorraden 175.000 tons.
Cubasuiker werd verhandeld tot prijzen
I
varieerende
tusschen 4.50 en 4.75 $c. c. & f. New York.
De laatste’ C u b astatistiek luidt als volgt:
1924
1923
1922
Tons
Tons
Tons
Weekontvangsten 19 April ’24 138.388 142.891 107.053
Tot.sedertlDec.’2319Apr.’24 2.642.001 2.544.978 2.106.453
Aantal werkende fabrieken ..
146
109
175
Weekexport 19April’24 ……73.889
115.432
81.498
Tot. sedert 1 Jan.
1
24-19 Apr.’24 1.737.126 1.791 245 1.150.236
Totale voorraad op 19 April ’24 904.965 754.633 1.053.758
De productie van die’ fabrieken, welke afgemalen zijn he-
draagt 27.000 tons ‘meer dan verleden jaar.
Volgens Czarnikow wordt int D ii it s cli 1 a ii d gerappor-
teerd, dat de Regeering het kwantum van voor uitvoer toe-
gestane suiker verhoogd heeft tot 200.000 tons, waarvan de
helft ruwsuiker, waarschijlijk voor November en latere leve-
ring.
In E n ge 1 ii n cl verlaagden raffinadeurs hunne prijzen
met 8h. 1/1 voor prompte levering en met 6 cl. voor leve-
ring op termijn.
404
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
30 April 1924
Do zichtbare voorraden zij ii volgens Czarnikow:
1924
1923
1922
Tons
Tons
Tons
Duitschland 1 Mrt. ’24 ……806.000
867.000 615.000
Tsjechoslowakije 1 Apr. 24.
377.000 260.000 262.000
Frankrijk 1 Apr. ’24 …….127.000
148.000
104.000
Holland 1 Apr. ’24……….83.000
144.000
177.000
België 1 Mrt. ’24 ……….89.000
79.000
97.000
Engeland 1 Apr. ’24 ……..275.000 286.000 218.000
Europa…. 1.757.000 1.784.000 1.473.000
Ver. Stat. 23 Apr. ’24 …….175.000 212.000 235.000
Cuba, alle havens 19 Apr. ’24 905.000 755.000 1.054.000
Totaal . . 2.837.000 2.751.000 2.762.000
Op J a v a bleef cle markt onveranderd kalm. De notee-
rinegn waren nominaal voor Superieur Mei
f
17,50, Juni’
f
16,75, Juli
f
15,75 en Augustus
f
15,50. Er ging nage-
noeg niets om.
H i er te 1 an cle opende de markt iii eene vaste stem:
ming cii konden prijzen nog verbeteren, zoodat Mei met
f
33,25; Augustus met
f
28,62y2 en December met
f
25,—-
iverci afgedaan. Groot was de animo echter niet ea toen
New Vork lager afkw’am, zakten ook hier de prijzen in en
sloot cie markt flauw met verkoopers op Mei tot
f
32,50
en Noverinber/i)ecember tot
f
24,75; Augustus werd aan het
slot nog tot
f
27,62y2 afgedaan. De omzet bedroeg deze
week orngeyeer 4700 tons.
NOTEERINGEN.
25 Apr. ’24
f27f
17 ,, ’24,,27
,
s/
16
25 Apr.
1
23 ,,40I;
25 Apr. ’22 ,,233%
4
Juli
’14
KATOEN.
Noteering voor Loco-Katoen.
(Middline Unlands.l
25 April
1924
17 April
1924
1
11 April
1924
1
25 April
1923
25 April
1922
New York
voor
Middling …
31,- e
30,70e
31,35e
29,- c
18,25e
New Orleans
voor Middling
30,88 c 30,75 c 31,50 c
28,25e
17,- c
Liverpool voor
Fy Middi. ..
18,20 d 18,85 d
19,41 d 15,50 d 10,26 d
Ontvangsten in- en uitvoeren van Amerikaansche havens,
(In duizendtallen balen).
1Aug. ’23 Overeenkomst ige periode
25 tot
April’24
1922-23
1
1921-’22
Ontvangsten Gulf-Havens.
ly
Atlant.Havens
Uitvoer naar Gr. Brittannië
‘t Vasteland.
,,
,,
Japan
Ontvangsten.
Rio
Santos
Data
-________________
Afgeloopen
Sedert Afgeloopen
Sedert
week
1Juli
week
1Juli
26 Apr. 1924….
55.000
3.086.000
186.000 8.494.000
26 Apr. 1923….
10.000
2.340.000
31.000
6.246.000
1)
Feestdag.
COPRA.
De markt was deze week, hoofdzakelijk tengevolge van
den hoogeren pouden-koers, vaster gestemd. Indië kwam
meer als verkooper aan de markt, en dientengevolge waren
de omzetten wat grooter. –
De markt sluit met de volgende noteeringen:
Nederl.-Ind. f.m.s. stoomenci ……
f
32,.–
April aflading
317/
8
.MIei
,, 313%
Juni
,, 31
5/
9
Juli
,,
,, 31
STEENKOLEN.
Na de optimistische berichten uit Engeland betreffende
de lang gevreesde staking- in de kolencnijnen, welke thans
zoo goed als van de baan is, zijn de prijzen
01)
de .lfngelsche
kolenmarkt in een ongekend tempo gedaald. 13 innen e nke c
dagen daalden zelfs Yorksbire kolen 7/.
it
S/- per ton. Ook
in de andere districten van het Vereenigd Koninkrijk is de ondertoon van de markt zwak en koopers, die zoo ver wil-
len gaan een bieding te doen, kunnen feitelijk den prijs zelf
bepalen. Of de met de opening van liet Oostzeeseizoen ver-
ivachte meerdere vraag naar kolen de flauwe stemming zal
vermogen te keeren, moet afgewacht worden.
In Westfalen gaat de productie kalm voqruit en de arbei-
dersmoeiljkheden zijn voor het oogenblik bezworen.
De prijzen zijn:
Northumher]and Ongezeef de ……..
f
16,25
Dnrham Ongezeefde ………….. ..16,-
Carclif 1 Ongezeefde ………………1.8,25
ScInotsche Gezeefde ……………. ..16,-
Westfaalsche Vetförder …………..1725
Vetstukken
…………19,50
Smeenootjes …………1S,25
Gasvlamförder ……..
..17,25
Gieteokes
…………..24,50
Alles per ton van 1000 KG., franco station .[1otterd;nn/Aru. sterdam. Markt flauw.
29 April 1924.
VERKEERS WEZEN.
GRAAN.
Rot ter-
I
Bristol
I
Rotter-
dam
I
kanaal
I
dam
21-26 April 1924 –
14-19 ,, 1924 –
23-28 April 1923 – 24-29 April 1922 –
Juli 1914 11 d.
Amerik. havens ………..
Binnenland ………….
New York …………..
NewOrleans …………..
Liverpool ……………….
–
KOFFIE.
(Mededeeling van de Makelaars G. Duuring & Zoon, Kolff
& Witkamp, Leonard Jacobson & Zonen
en
G. ]3ijdendijk.)
Noteeriugen en voorraden.
Rio
Santos
Data
–
Voorraad
1
Prijs
No.7
1
Voorraad
Prijs
No.4
Wisselkoers
26 Apr. 1924
262.000 26.000
1.070.000
27.500
‘/16
19
1924
237.000
1
25.600 1)
1)
69/
3$
12
1924
225.000
1
26.000 974.000 27.000
611/
32
26 Apr. 1923
946.000 22.750
1.569.000
23.400
5
9
/
16
21-26 April’24
5/iN
1 116
13
/
4
N
13/4N
i
4
/
7
N
–
14-19
,,
’24
5/3
11(3
13/3
13,7
4/7i.
–
23-28 April’23
616
11/.-
11/3 13/6
(;1_
8/6
24-29 April’22
6(6
13/134
14/6
1419
5/iN
7/9
Juli 1914
fr. 7,-
7/_
7/3
1416
312
4/_
DIVERSEN.
21-26 April
1924..
2317
28/9
14-19
,,
1924…
2317
–
23-28 April
1923..
2916
32/6
24-29 April
1922..
201_
28/.-
Juli
1914..
14/6
16/3
1)
Am.
cents per 100 lbs.
2)
Per ton d.w