Ga direct naar de content

Jrg. 9, editie 434

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: april 23 1924

23 APRIL
1924.

AUTEURISRII’CHT VOORBEHOUDEN.

Economisch,-Stati
‘Osti”sche

B

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER

ORGAAN VOOR DE MEDEDEELINGEN VAN DE CENTRALE COMMISSIE VOOR DE RIJNVAART
UITGAVE VAN HET INSTITUUT VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN

9E JAARGANG

WOENSDAG 23 APRIL 1924

No. 434

INHOUD

Biz.
REISINDRUI(KEN T
door
J. S. C.
Kasteleyn ……….
362
.Eiet ,,Congr9s Scientifique pour I’Expansion des Relations
Coinmerciales Internationales” te Lyon door
Prof. Mr.
G
.
W. J.
Bruins

…………………………..
364
De verdeeling van het inkomen in Amsterdam door
Mr.
A. F. L.
Stapel …………………………….
365
liet belastbaar vermogen in 1914 en 1922 door
Mr.
A.
l’een
met naschrift door
Prof.
Mr.
A.
van 0-ijn …..
367
De Loontechniek in liet Particuliere Bedrijf en bij cle
Gemeente Amsterdam door
M. Triebels………….
369
Il)e Rijksmiddelen …………………………….371
AANTEEKENINC:: I{et Italiaansch-Russische handels- en scheepvaart-
verdrag en de Italiaansch-Russische douaneconven –
tie van 7 Februari 1924 II (Slot) …………..371
MAANDOIJFER5:
Overzicht der Rijksmiddelen ………………..373
STATISTIEKEN EN OVERZIORTEN
…………….. 374-380
Gel dkoersen.

Effectenbeurzen.
Wisselkoersen.

Goederenhandel.
Bankstaten.

I

Verkeerswezen.

INSTITUUT
VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN

Algemeen Secretaris: Mr. G. W. J. Bruins.
Redacteur-Secretaris van het weekblad:
D. J.
Wansink

Secretariaat: Pieter de Hoochweg 13, Rotterdam.
Aangeteekende stukken: Bijkantoor Ruige Plaatweg 37.
Telefoon Nr. 3000. Postchque- en girorekening
Rotterdam No. 8408.

Abonnementsprijs voor het weekblad franco. p. p.
in Nederland f 0,—. Buitenland en KolQniën f 55,-
per jaar. Losse nummers 50 cents.

Leden en donateurs van het Instituut ontvangen
het weekblad gratis.

De verdere publicaties van het Instituut uitgaande
ontvangen de abonné’s, leden en donateurs kosteldos, voor zoover daaromtrent niet anders wordt beslist.
Advertenties f 0,50 per regel. Plaatsing bij abonne-
ment volgens tarief. Administratie van abonnementen
en advertenties: Nijgh & van Ditmar’s Uitgevers-
Maatschappij, Rotterdam, Amsterdam, ‘s-Gravenhage.

23 APRIL 1924.

In den toestand van de ge]dmarkt kwam gedurende

deze korte berichtsweek geen verandering. De prolon-

gatierente noteerde meestal 4% pOt.; particulier dis-

conto van
47/s
tot 5¼ pOt.

* *

Bij de inschrijving op schatkistpapier op Dinsdag

1.!., werd ingeschreven in totaal voor
f
53.761.000.

Toegewezen werden
f
2.090.000 3-maands prornessen

â 1
987,95,
1
6.160.000 6-maands promessen k
f
976 en

f
5.411.000 biljetten h par
ii of reep. 4
11
110
en 5 pOt.,

hetgeen vooral in verband met het zeer geringe aan

bod van geld op de open markt buitengewoon gunstig

mag genoemd worden.

Op de balans van De Nedej-landscho Bank geeft de

post binnenlandsche wissels een stijging van
f
3,1 mii-

ben te zien, welke uitsluitend de Roofdbank betreft

en ook l.itmaal weder voor het grootste gedeelte voor

rekening komt van den Staat. Het totaal der recht-

streeks bij de Bank geplaatste schatkistpromessen

blijkt in de afgeloopen week van
f
88 millioen tot

f
91 millioen te zijn opgeloopen. De effectenbeleenin-

gen vertoonen een kleine daling. Daar echter de goe-

derenbeleeningen van
f
6 millioen tot
f
11,5 millioen

toenamen, stelt het hoofd beleeningen in totaal zich

ten siotte toch
f
3,4 millioen hooger dan verleden

week.

Het renteloos voorschot an het Rijk en de zilver-

voorraad der Bank stegen resp. met
f
200.000 en

1
100.000. Daarentegen vertoont de goudvoorraad op-

nieuw een daling van een goede
1
12,5 millioen. Ook
mde afgeloopen week is dus blijkbaar weder een partij

goud naar Amerika verzonden. De post papier op het

buitenland en de diverse rekeningen onder het actief

namen resp. met
f
2,2 millioen en
f
10,6 millioen toe.

De bil jettencircu] atje bleef vrijwel op dezelfde
hogte. De rekening-courant saldi stegen met
f
7,7

millioeri. Het beschikbaar metaalsaldo stelde zich

1
13,4 millioen lage:r dan verleden week.

* *

Op de wisselmarkt heerschte ook deze week weder

een zeer vaste stemming. Verschillende wissels kon-

den niet onaanzienlijk in koers verbeteren ah vooral

Francs warèn weder sterk gezocht. Geopend op

ca. 16,10 en 13,65 werd aafn het einde der week 16,90

en, 14,50 betaald, terwijl na de feestdagen de stemming

buitengewoon vast was, zoodat de koersen opnieuw

ongeveer
f
1 opliepen.

LONDEN, 17 APRIL1924.

Ondanks het feit, dat de markt Dinsdag het de

vorige week geleende bedrag aan de Bank of Englaud

terugbetaalde, bleef kort krediet aangeboden en liep

dientengevolge de koers, van daggeld terug tot 1%
2 pOt. Het vernieuwen van zevendaagsche ieeningen

kostte onveranderd 2% pOt.

De discontomarkt was verlaten. Juli Treasury Buis

werden tegen 2
15
110
pOt. genoteerd.

2-mnds. prima bankaccept . . .

3 pOt.

,,

,,

,,

. ..

3-110 pOt.

,.

,,

,,

3¼ pOt.

6- ,,

,,

,,

3%-
5
1io
pOt.

362

ECONOMISCH-STftTISTISCHE BERICHTEN

23 April
1924

REISINDRUKKEN.

I.

Hieronder worden enkele indrukken weergegeven,
opgedaan gedurende mijn laatste verblijf in Indië van
einde October a
0
. p°. tot begin Februari 1.1.
Ofschoon op het oogenblik de algemeene toestand
nog gedrukt is, zijn er toch teekenen, die het recht-
vaardigen de toekomst met vertrouwn tegemoet
te zien.
Indië produceert voornamelijk eerste levensbehoeften
en zoodra er eenige verlichting van den treurigen
toestand in Europa intreedt, zal dat in de eerste
plaats tot uiting komen in het meerder gebruik van.
het allernoodigste.
De prijzen van verschillende producten bewegen zich in een
stijgende
lijn, zoodat in de naaste toe-
komst een verhoogde koopkracht van de Inlandsche
en Europeesche bevolking te verwachten is met de
daarmede samenhangende opleving der importzaken.
De suiker en de tabak op Java hebben door het laat
intreden van de West-moesson veel geleden, hetgeen
weder een factor in het nadeel is. De rubber- en
thee-oogsten vallen over het algemeen mede, terwijl
de koffie minder van de bessenboeboek te lijden heeft
dan verleden jaar.
De lage koers van den Indischen gulden maakt
het leven in Indië duurder en vooral zij, die maan-
delijks belangrijke betalingen in Holland te doen
hebben voor de opvoeding hunner kinderen als anders-
zins, ondervinden in nog sterkere mate de nadeelige
gevolgen van die koersdaling.
Voegt men daarbij de in uitzicht gestelde salaris-
vermindering der ambtenaren, dan is het zeer goed
te begrijpen, dat in die kringen de stemming niet
opgewekt is.
Bemoedigend voor iedereen achtte ik de mede-
deeling, dat
hoogstwaarschijnlijk
de begrooting voor
1925 zal sluiten. Er kwam, naar ik uit goede bron
vernam, nog een bedrag van eenige tonnen aan tekort,
maar die zouden over de verschillende departementen
verdeeld, gemakkelijk gevonden kunnen worden. Het
maken van een . begrooting voor 1925, wanneer
zelfs de uitgaven voor 1923 nog niet bekend zijn,
blijft een buitengewoon
moeilijk
werk en verrassingen
kunnen daarbij niet
uitblijven,
te meer omdat men van de markttoestanden in het begrootingsjaar ook
nog absoluut niets weet (men denke bijv. aan de
onverwachte stijging der tinprjzen).

Ik zou dan ook deze mededeeling niet zoo hoog
aanslaan, als ik daarbij niet do overtuiging gekregen
had, dat er niet alleen zeer en zeer ernstig naar
bezuiniging gestreefd wordt, maar dat men tevens
doende is, verschillende diensten te reorganiseeren,
waarvan een blijvende vermindering der uitgaven het
gevolg zal zijn.
Voorop staat: le. dat de voor elk onderdeel van
de begrooting toegestane gelden niet overschreden
mogen worden en dat dit op de zelfde wijze als zulks
op de particuliere ondernemingen geschiedt, aanhou-
dend gecontroleerd zal worden;
2e. dat de papieren contrôle, die tot nu toe hoogtij
vierde, vervangen wordt door een persoonlijke, en als het
mogelijk
is, een meest onverwachte (vliegende)
contrôle.

Het onder punt 1 opgemerkte, wordt de ,,bewakings-
dienst” genoemd en schijnt op Banka bij het tinbe-
drijf reeds goede resultaten af te werpen. Ook bij
andere gouvernementsbedrjven zal deze bewakings-
dienst worden ingevoerd.

Een ieder, die voor het gebruik der gelden van
het kleinste onderdeel van de begrooting verantwoor-

delijk
is,
krijgt een opgave hoevel door hem mag
worden uitgegeven en welk werk daarvoor moet
worden verricht.

Dat de papieren contrôle, d.w.z. die met behulp
van staten, door persoonlijke en zeer onverwachte
contrôle vervangen moet worden, is nog te duidelijker

als men weet, dat
zij,
die gecontroleerd moesten
worden, vaak zelf de staten opmaakten, die te hunner
contrôle dienden.
Men hoort de ongeloofelijkste staaltjes van groote
bedragen, die verloren gingen, omdat zij, die met
de boekhouding van verschillende bestuurslichamen
belast waren, niet de flauwste notie van boekhouding
hadden.
Over de Landspakhuizen heeft reeds het een en
andêr in de couranten gestaan. De wantoestanden, die daar heerschten, hebben de volle aandacht van
den Gouverneur-Generaal gehad. Te verwonderen is

het niet, dat
dergelijke
toestanden konden ontstaan,

indien men weet, dat de ordonnantie, waarbij het
beheer van die pakhuizen geregeld was, van het jaar

achttienhonderdnegentien dateerde.

Te hopen is het, dat men bij het controleeren der

voorraden een voorbeeld zal nemen aan de wijze, waarop dit
bij
de groote import-huizen geschiedt,

waar door een kaartsysteem schier elk moment den
stand der voorraden is na te gaan en men zich door
steekproeven kan overtuigen, dat alles behoorlijk
wordt bijgehouden.

Toch betwijfel
ik of al die maatregelen van be-

stuurszijde te nemen, wel het gewenschte gevolg
zullen hebben, zoolang het zoo moeilijk blijft een zoo-
genaamden ambtenaar ,,in vasten dienst” te ontslaan.

Iemand, die zijn plicht niet doet, moet er in den

kortst mogelijken
tijd
door zijn chef kunnen worden
uitgezet, evenals in het particuliere, en het in dienst
houden van onbruikbare krachten moet den chef als
een fout worden aangerekend, die hem ongeschikt
maakt voor een hoogere, leidende positie.

De menschen zitten zoo rotsvast op hun stoel, dat
het feit, dat een Resident een der ambtenaren in
zijn gewest absoluut ongeschikt vond voor de ver-
vulling van een betrekking, niet voldoende was den
man te ontslaan en overplaatsing naar een aange-
namer standplaats het eenige resultaat was van de
door den Resident begonnen actie.
Er scheen aan gedacht te worden den ambtenaar

waar dit
mogelijk
was te interesseeren
bij
de finan-

cieele resultaten van de takken van dienst waarbij
hij betrokken was. Doet men dit uit billijkheids-
overweging, dan laat ik het daar, maar indien ver-
wacht wordt, dat dit tot meerdere plichtsbetrachting
zal leiden, geloof ik, dat men bedrogen zal uitkomen.
Een op zijn gemak gesteld ambtenaar zal niet harder
werken in de hoop, dat daardoor zijn tantième hooger
zal worden, evenmin als zijn ijverige collega dien
prikkel behoeft om zich met hart en ziel op zijn werk
te .bljven toeleggen. In het particuliere heb ik dat
voldoende kunnen opmerken, trouwens iemand, die
steeds aan zijn tantième denkt, is ook niet de ware.
Het nut, dat uitgaat van het toekennen van een
winstaandeel aan ondergeschikt personeel, is, dat de
betrekking op zichzelf te begeerlijker wordt en men
meerdere waarde hecht aan het behoud daarvan en

vreest
bij
onvoldoende plichtsbetrachting haar te

verliezen.
Indien ambtenaren daarvoor niet bevreesd be-
hoeven te zijn, dan zal men met een winstaandeel
niet datgene bereiken wat men er van verwacht.
De belooning van een ijverig ambtenaar moet

liggen in een snellere promotie, terwijl een slechte plichtsbetrachting dezelfde gevolgen moet hebben
als in het particuliere bedrijfsleven, nl. ontslag.
Het zou zeer wenscheljk zijn, dat de bladen even weinig notitie namen van het ontslag van een amb-
tenaar als van dat van den particulieren werknemer.

Een Raad van Beroep kan er borg voor zijn, dat

geen onbillijkheden geschieden.
Het vlugst worden de bezuinigingsmaatregelen bij
leger en vloot ingevoerd, dank zij de militaire

organis.itie.
Het minst doortastend schijnt men bij Onderwijs
te zijn, niettegenstaande op dat gebied nog veel te

23 April 1924

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

363

doen zou zijn. De salarissen van het onderwijsper-
soneel zijn in verhouding van die, welke in andere
landsdiensten betaald worden, veel te hoog. Een jong
ingenieur, die bij de Burgerlijke Openbare Werken diende, vertelde, dat hij direkt tweehonderd gulden
per maand meer kon verdienen, indien hij bij het
onderwijs overging, bijv. als leeraar in de wiskunde.
Sommige gemeenten voeren die onderwijssalarissen
nog hooger .op, dan het Gouvernement zulks reeds
doet; zoo de . Burgemeester van Batavia, de. Heer
Meyroos, die aan een jonge onderwijzeres driehonderd
gulden per, maand salaris gaf, plus veertig gulden
per maand duurtetoeslag, met het gevolg, dat de
onderwijzers op andere scholen ontevreden werden en hooger salaris beginnen te vragen.
De instelling van gemeenteraden heeft ook een
blijvenden last pp de schouders der ingezetenen gelegd,
zonder een evenredig voordeel daartegenover te stel-
len. Vaak zitten in den gemeenteraad menschen, die
slechts zeer tijdelijk inwoner van een gemeente zullen
bJijen en geen belang hebbea
bij
de financieele
positie van zoo’n plaats. De toestanden in plaatsen
met gemeenteraden zijn absoluut niet beter, dan die
waar het bestuur evenals vroeger door een controleur
wordt uitgeoefend (Djember
bijv.).
De gemeente
Semarang schijnt de eenige te zijn, die naar een
economisch beheer streeft. Het woningbedrijf dier
gemeente maakt den indruk, dat daar rationeeler
tewerk werd gegaan, dan in menige groote plaats in Holland. In plaatsjes, waar een controleur als hoofd
van plaatselijk bestuur nauwelijks werk voldoende
zou hebben, vindt men nu groote gemeentehuizen van
steen opgetrokken, o.a. in Siantar op de Oostkust
van Sumatra.

Van de ,,evolutie, die zich in Indië voltrekt” heb
ik in het binnenland weinig kunnen bemerken.
De massa, die een eventueelen nieuwen staatsvorm
zou moeten dragen, vond ik weinig veranderd. Nog
steeds zijn de J’avanen
blijkbaar
niet in staat het
kleinste winkeltje in de dessa zelf te drijven en moeten
zij dit aan Ohineezen overlaten; nog steeds leven zij
van de – hand in den tand en verdringen zij zich op
passardagen voor de pandjeshuizen.

De pandhuisdienst; de uitgebreidste gouvernements-
dienst in Ned.-Indië, een dienst, die niet gemist zou
kunnen wrden, bracht volgens een m’ededeeling in deN. R. Ot. dit j’aar ruim zes millioen gulden op.
1
)
Bedrijven van eeuigen omvang onder Javaansche

leiding zijn er haast niet. Niettegenstaande zij bij
Europeanen geleerd hebben, hoe zij cultuurgewassen
moeten onderhouden om de grootst mogelijkeop-
brengst te verkrijgen, komt er van ‘hun eigen aan
plantingen doorgaans weinig terecht. Alleen den rijst-
bouw verstaan zij, ofschoon zij er veel meer van
zouden kunnen maken; maar irrigatie-werken, etc.
moeten door de Europeanen worden aangelegd. Het
laatste bijv. in tegenstelling met Bali, waar de be-
woners het zelf zeer goed kunnen en oplossingen
wisten te vinden, waar’Europeesche ingenieurs faalden.
Zoolang hierin geen spoor van verbetering komt, geloof ik niet aan een ernstig streven van de massa
naar een zelfstandig volksbestaan. De zoogenaamde
drang naar ontwikkeling is in hoofdzaak het verlan-
gnn van den tot welstand gekomen inlander, om zijn
kinderen meer te laten leeren dan hij zelf geleerd
heeft; met het doel hen in staat te stellen ‘in de
Eiropeesch-Indische maatschappij een goed betaalde
betrekking te krijgen.

1.
Zij, die. met goed gevolg een M. U. L. 0.-, Tech-
nische-, Hoogereburger- of -Landbouwschool door-
loopen hebben en daarbij over verantwoordeljkheids-
gevoel en de noodige energie beschikken, zijn welkome
krachten in die maatschappij, omdat er een algemeen streven bestaat om ter wille van de. zuinigheid Euro-

1)
(Verg. ook pag’
323
in het nummer van 9 dezer. – Red.)

peesche krachten, waar mogelijk, door inheemsche te
vervangen.

De meerderheid van hen, die zich willen ontwik-
kelen, brengt het echter niet verder dan de Hollandsch-
Indische school en de daar opgcdane zeer elementaire
kennis, een vernisje van ontwikkeling, is niet vol-
doende om het voorop gestelde doel te bereiken. De
leerlingen zelf, die het daar ontvangen onderwijs zeer
hoog. aanslaan, beseflen dat allerminst en zijn eerder
geneigd de keuze van. Europeanen voor de door hen
geambieerde betrekkingen aan rassenvooroordeel toe
te schrijven.

Het is vooral .deze categorie van Inlanders, waar-
uit de ontevredenen voortkomen en die in samen-
werking met enkele meer ontwikkelden, welke. de
macht over hunne dociele landgenooten het liefst
aan zich willen trekken, de beweging tegen ons gezag
gaande houden.

Hun aantal zal grooter worden naarmate het ‘ge-
tal Hollandsch-Indische scholen zich uitbreidt, want
de zeer ondergeschikte baantjes, waarvoor zij ten
slotte in aanmerking komen, zijn beperkt en zij, die
een Hollandsch-Indische school bezocht hebben, houden
zich te goed voor den landbouw of anderen handen-
arbeid.

Er zijn vooraanstaande Inlanders, ook enkele Euro-
peanen, die dat zeer goed inzien en op de scholen
in . de allereerste plaats een Inlandsche taal geleerd
willen hebben omdat, zooals een hunner schreef, het
Hollandsch de leerlingen van hun omgeving (Bangsa) vervreemdde en ,,demoraliseerde”, waarmede hij ver-
moedelijk wilde zeggen, dat zij niet meer door han-
denarbeid hun brood wilden verdienen.
Ongetwijfeld is het leeren van onze taal een goed
middel, om den Javaan aan ons te binden, maar
wanneer dit de ontevredenheid in de hand werkt,
lijkt mij beperking zeer gewenscht.

De beweging in ons Indië is van geheel anderen
aard, dan die in Britsch-Indië, waar zij gedragen
‘ordt door een bevolking, die economisch, vooral
wat spaarzin aangaat, ver boven den Javaan staat, en
die vôôr alles en zelfstandige Indische maatschappij
wil hebben, maar dan ook boven alles Indiich,’
die
Europeesche goederen boycot en eigen kleederdracht
vooischiijft. .

Waar Britsch-Indiërs toe in staat
zijn
kunnen de
Javanen voorloopig nog niet aan denken, zoolang zij
bp den laagsten trap van de ecoxomische ladder
blijven staan.

Ongetwijfeld zijn er onder de Inlanders, die gestu-
deerd hebben, knappe menschen, waarvan er enkele
wellicht ‘geschikt zouden zijn vôor een. leidende po-
sitiè, blaar dat aantal is in verhouding lot dé massa
zöo minimaal, dat het voorloopig nog geen gewicht
in de schaal legt.
Bouwt men
zijn
theorieën op de verwachtingen,
die men van die enkelingen mag koesterén, znder
daarbij op d&rest, de massa, wellicht 99Y2 pOt. van
het geheel te letten, dan heeft men veel kans; dat,
worden deze theorieën eenmaal in practijk gebracht,
zij zullen blijken niet alleen niet te deugen, maar
tot ‘desorganisatie van de massa te leiden. –
Wel zèggen de voorstanders van zeifbestuur er niet
aan te’ denken ,,dat aan Indië nu reeds dadelijk vol-
ledig zelfbestuur en autonomie zou mogen worden
verleend,” maar de Inlandërs, tot wie zij dat zeggen
en’ de Europeesdhe jdngèlui, wie-n’ zij dat leeren,
letten meer op cle woorden ,,elfbestuur en autono-
mie” dan op ‘het ,,niet nu reeds dadelijk ‘volledig”,
hetgeeu’natuurljk is, want het eerste wordt doorgaans
veel meer naar voren gebracht dan het laatste.
Het duurt dikwijls een paar’ jaar, voordat de jonge
ambtenaren, die ich aan de academie een beeld van
den inlan’der gevormd hebben, tot’ de conclusie komen,
dat de massa geheel anders is; dan zij zich gedacht

hadden, en dât er hoe zeer zij het ook ‘betreuren,

van het’ in practij’k bren&en der dor hen’ geleerde
theorieën voorloopig niets kan komen.

364

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

23 April 1924

• Hoe,,yoorzichtig. men moet zijn.om de zoogenaaind
ieidèr te terken in de gedachte, dat zij in afzjin-
haren. tijd geschikt zullen zijn hun landgënoöten te
hestireu, moge blijken uit het gezegde van een hunner
in een vergadering te Bandoeng, nl. dat zij niet zou-
den rusten, véér dat de laatste auto van Java ver-
dwenen en het laatste steenen huis afgebroken was.
Arm volk, dat aan zulke leiders wordt overgeleverd!
Wilson heeft terecht gezegd: ,,De menschheid heeft
echt op een economische ontwikkeling van de hulp-
bronnen der aarde” en daarop is ons recht van kolo-
.niaal bewind” gebaseerd.
De wereld heeft behoefte aan de producten van

Java en zoolang de Javanen niet door voorbeelden.
zij het ook op kleine schaal, kunnen bewijzen, dat zij

zelf in staat
zijn,
de productie van hun land op te
voeren tot die hoogte, waarop wij dat weten te doen,
is ons bewind volkomen gerechtvaardigd.
Men steile zich een oogenhlik voor, dat Java, waar

bijna al de kinine, die de menschheid voor malaria-bestrijding noodig heeft, vandaan komt, werd over-
gelaten aan de Javanen en deze er niets voor voelden

kina-ondernemingen aan te leggen. Zou de wereld
zulks toelaten? Wie zou dat
lijdelijk
aanzien?
Zoolang de evo]utie van den Javaan zich ook niet
in economischen zin voltrekt, kan er van zeifbestuur

geen sprake zijn.
Zij, die de autonorni.e willen bespoedigen, moeten
dn Javaan in. de allereerste plaats in die richting

opvoeden.
J. S. C. KASTELEYN.

(Slot volgt).

HET ,,CONGRES SCIENTIFIQUE POUR L’EX-

PANSION DES RELATIONS COMMERCIAfES
INTERNATIONALES” TE LYON.

Gebrek an plaatsruimte is almede oorzaak, dat
eerst in dit nummer met enkele woorden op boven-genoemd in de eerste dagen van de vorige maand te
Lyon gehoudefi congres wordt ingegaan.
Met opzet is de naam van het congres, dat dooi
de goede zorgen van den algemeenen secretaris, prof.

Antonelli, uitnemend was voorbereid, hierboven in
originali weergegeven. In den naam toch spiegelt zich
reeds voor een groot deel het karakter van het congres.
Slechts vaagheid vermag zoo velerlei verscheidenheid

van meening onder één omschrijving te vangen.
In de discussie is, van Lyonsche zijde in dc eerste
plaats, een parallel getrokken tusschen Manchester en
deze s4d. Inderdaad is deze parallel voor een groot
deel reëel. Domineert in Manchester de katoenindus-
trie, in Lyon domineert, zij het niet in zoo absoluten
zin, de zijde-industrie. Is de katoenindustrie, welke
in hoofdzaak voor de tropen arbeidt, vrijwel uitslui.-
tend export-industrie, ook de Lyonsche zijde-industrie
exporteert de groote meerderheid van haar product.
Lyon, evenals Manchester, een centrum te noemen
va.n de orthodoxe vrjhandeisleer gaat misschien wat
ver. Wel echter leeft in Lyon niet minder dan in
Manchester het besef van de noodzakelijkhei,d van
een zoo breed mogelijk internationaal verkeer. Men
heeft buiten Frankrijk roridgekeken en kent de vreem-
de afzetgehieden, men gevoelt, meer nog dan Manches-
ter,• met het eigen luxeproduct aan den lijve wat
hooge invoerrechten heteekeneri. Het gevolg is. dat Lyon, dat bovendien, in afwijking van andere Fran-sc’he industriecentra, van krachtigen groei en drang
naar expansie blijk geeft, in handeispoii.tiek opzicht
anders en ruimer denkt clan de rest van Frankrijk.
Vandaar, dat de Nederlander er, vooral in partiëulier
gesprek, klanken hoort, die hem vertrouwd zijn, van-
daar ook dit congres, dat, naar men mag aannemen,
hoofdzakelijk ten doel had den eigen landgenoot ge-
legenheid te geven tot hoor en weclerhoor.
In dit laatste opzicht stak inderdaad het congres
sterk af bij zoo velerlei ander internationaal congres
op het gebied der handelspolitiek. In plaats van een
eenstemmig getuigen voor het beginsel van den vrij-

handel, werden van iederen toonaard- klanken gehqor.d.
it was ongetwijfeld een voordèel. Het bereiken iran eenparige, scherp om]ijnde resultaten moge hierdoor
uitgesloten zijn geeest – immers over quaesties als
deze, die zoo diepen wortel hebben in historie en
maatschappelijk inzicht, overtuigt men elkander waar-
lijk niet in enkele uren – resoluties en ,,voeux”
mogen iioodwendigerwijs een vaag karakter hebben
gedragen, daartegenover won de discussie er in hooge
mate door aan afwisseling en levendigheid en de
onderlinge aanraking aan belangrijkheid.

Vreemdelingen waren er, niettegenstaande het breed
opgezette ,,Oomité de Patronage”, slechts weinige.
Naast een afvaardiging van de Cobden Club, waar-
onder Sir Hugh Bell en S.ir George Paish, welke
afvaardiging voornamelijk bij monde van het parle-
mentslid, den heer Wedgwood Benn, met groote tact
op het juiste oogenblik het juiste geluid deed hooren,
waren er enkele Italianen en Zwitsers – o.a. prof.
Paillard uit Lausanne – verder o.a. de Brusselsche
hoogleeraar Ansiaux, terwijl aan Nederlanders slechts
de heer J. Pierson uit Parijs, Mr. Voorbeytel, Parjsch
correspondent van het ,,Handelsblad”, en schrijver
dezes aanwezig waren.

Onder de Franschen trad in het bijzonder de Pa-
rjsehe hoogleëraar Rist op den voorgrond, terwijl
uiteraard ook de oude leider van de Fransche vrij-
handelaren, Yves-Guyot, present was. Naast een
aantal vertegenwoordigers van handel en industrie
namen voorts vele van de jongere Fransche hoog-
leeraren in. de economie aan het congres deel.

Vooral in gesprekken met deze laatste was het
mogelijk te pogen een beter inzicht te krijgen in het
geheel van factoren dat het, over het algemeen ook
bij hen sterk protectioriistisehe Fransche -sentiment
beheerscht. Te ciassificeeren als staatssocialistisch
in den bijzonderen zin van het woord of als impe-
rialistisch is het stellig niet. Misschien nadert men
het dichtst de waarheid,
w
rannee
r
men aan den eenen
kant wijst op den van oudsher sterk gecentraliseerden
opbouw van het Fransche bestuursstelsel en de bij-
zondere, positie, die dientengevolge de staat in de
heerschende Frausche opvatting inneemt, en het aan
den anderen kant terugvoert tot het onmiskenbaar
exclusief element, dat het Fransche nationaliteitage-
voel kenmerkt en dat, terwijl het zich dikwijls in agressieven vorm uit, toch economisch gezien in
wezen defensief is en ten nauwste samenhangt met het hevolkingsvraagstuk, welks domineerenden in-
vloed men, gen oemd of ongenoemd, in schier iedere
uiteenzetting op den achtergrond gevoelt.
Het heeft weinig nut hier van de talrijke prae-
adviezen en de drieclaagsche discussie een systema-
tisch en volledig relaas te geven. Enkele grepen
slechts mogen voldoende zijn.

Een van dQ wijzen, waarop men, zonder zich vier-
kant tegen hetprotectionistisch beginsel te verklaren.
niettemin poogde zooveel oge1ijk het hcgisel van
vrijheid van verkeer op den voorgrond te stellen, was
door zich te beperken tot gronçlstoffen en zoo moge-
lijk haiffabrikaten. Aldus geschiedde os. in een ‘uit
cenzetting van den heer Fougère, president der Lyon-
sche ,,Association Industrieliè, Oommerciale et Agri:
coic”, clie deze denkbeelden in een ,,voeu” belichaam-de. Met de verder door hem voorgestane noodzakelijk-
heid van meer overleg van de Regeering met de ver-
schillende groepen van producenten vereenigden zich

verschillende andere sprekers, ook en voornamelijk zij,
die zich als volbioed protectionisten deden kennen.
Een juiste en heilzame reactie hierop was een betoog
van den heer Poisson, secretaris-generaal van de Fe-
deratie van Fransche coöperaties, die op een niet aan
duidelijkheid te wenschen latende wijze het belang
van den consument naar voren bracht en ook voor
dozen minstens gelijk recht op overleg opeisehte.
Hierbij sloot cle heer Antonelli zich aan.
Verschillende prae-adviezen en redevoeringen wa-

23 April
1924

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

365

1

ren- gewijd aan cle vraag, wanneer detransito.ire han-
delspolitieke. verhoudingen- van -hot -oogenhiik weder
voor een definitieven toestand plaats zouden kunnen
maken. Van verschillende zij-den bleek men in dit vei-
band vrees te koesteren voor de gevolgen van het
met 1 Januari 1925 -afloopen van den in art. 2 0
van het vredesverdrag van Versailles gestelden ter-
mijn, gedurende weikeri Duitschland in hooge mate in
zijn vrijheid op -handelspolitiek terrein werd beperkt en
met name aan de geallieerden een volstrekte meest-
begunstigiiig moest toestaan.

Scherp uitte zich met name de heer Hauser, hoog-
leeraar aan de Sorbonne, wiens praeadvies en rede-
voering svel het meest geprononceerde protectionisme
ademden. Een -opmerking als deze, dat het meesbbe-
gunst.igingsbeginsel in wezen neerkomt op het begin-
sel van ,,la nation la plus défavorisée” en niitsdien
volstrekt verwerpelijk is, toont weinig inzicht in de
enorme beteekenis-, -die deze clausule in cle ja:reti -v66r
den oorlog voor een stabiel verkeer en tot voorkoming
van ein-delooze wiijvingen en moeilijkheden heeft
gehad. Ook zijn visi-e -op de Engelsche handelspoli
t-iek en op -de wenschelijkheid van economische autar-
ki.e was op zijn minst zonderling. Het feit, dat dc
heer Hauser geen gelegenheid bleek te hebben bij de
discussie aanwezig te blijven, verhinderde niet, dat
ook in zijn afwezigheid van alle zijden tegen zijn stel-
lingen scherpe tegenkanting bleek te bestaan.
In tegenstelling met deze stem bleken verschillen-
de sprekers aan het sluiten van handelsver-dragen, zoo
mogelijk met meestbegunstiging, zeer veel waarde te
hechten. De V-olkenbond, welks -secretariaat ccii uit-
oe
r
ig en duidelijk resumé had aangeboden over de
werkzaamheden van den Bond op het gebied van het
internationaal handelsv-erkeer, werd in dit ver-band
door verschillenden genoemd. Prof. Antonelli, die
wellicht geac

ht mocht worden het inzicht van Lyon
te vertegenwoordigen, ging verder eu meende, dat in
plaats van bilaterale tractaten, internationaal ovei-
leg
0
1) breed-eren grondslag wenschelijk was.

14et valutav:raagstuk – cle Franc was toentertijd
in vollen neergang kwam, zooals – van zelf sprak,
op tal van wijzen tot uiting. Over -de vraag, of

beta-
ling van act valorem geheven invoerrechten iii goud

– juister tot een op dien doilarkoe:rs gecalcuieerd
bedrag – wenscheljk was, verschilden cle Parjsche
hoogleeraren Rist en Nogaro- van -opinie. De tweede
verklaarde zich in een praeadvi.es
hoofdzakelijk op
psychologische gronden ertegen. Een interessant over-
zicht van de sinds 1890 in dit opzicht door Italië
gevoerde politiek was vervat in een praeadvies van
den heer Giretti. – –

Het vraagstuk, welke houding in landen met sterke
valuta. tegen ovel: liet vraagstuk van valuta-ddiipi-ug
behoorde

te worden aangenomen, was – uitvoerig he-.
handeld in een tweetal praadvi:ezen – van Sir Gepige
iaish en prof. Pai hard. Beide stonden lijn echt teëi-
over elka-uder. Si.r. Geo:rge Paish verdedigde in eën
knap betoog de vnschelijkhëicl van een vri.j-zi nwi ge

politiek in dezen, waorbij hij er o.a ‘ôp wbe§
1
hoe hii

1 –
teiigewooh weinig béteekeni s. clè Eigelsche maatre- –
gelen, waarop voortdurend van iie andere zijde ver-
wezen wordt, in werlceiijkheid ljebliën gehuci. Fr of..
l’ai Eland -daarentegen gaf ccii uitvoerige uiteeii zotting
en verdecligi nig van het Zwi tsersche stels6l vaninvoer-
belemmering. Uit zijn pinead’ie blijkt, dt
oii
1 No- –
vember jl. nog voor 210 artikelen een volledige ci
voor .70 een gedeeltelijke restrictie bestaat. Alhoewel
aan de Fransch-Zwjtsërsche en . Ïtaliaaitsh-Zwi-tser-
sche – grens deze restricties slechts -gelden oor
tesp. 21 en ‘6 rubrieken vén – artikeln — waaronder

evenwel de belangrijkste – moest cle spreker erken:

nen, -dat op dat oogenblik hét restrietie-stelselfeiteljk
alleen tegenover d-dze vroegere Entente-landen wezen-
lijke beteekenis had, aangezien alle valuta-invoer uit
Dnitschlapd eji Oostenrijk reeds sedert eenige maan-
den tot het verleden behporde. Ter adstructie van

zi.jii
,
gunstig oordeel ,ovei

verkiug der maat-
i:egelen beriep prof. . Paillarcl zich ‘ op he sterk
,ef7
neinend werkloosheidscijfer. Dit is inderdiaad thaiis

belangrijk lager dan enkele jaren geleden. In 1920
wai het eeJater vermoedelijk. het hoogste ‘aii Eu:ropa

enjuist toen was het restrietie-stelsel op
zijn
hoogte-
punt. Overigens blijkt, dat een zoo ver gaande eisch
als hier -te lande krachtens het Sehoenenwetje gesteld,
dat al. tegenover iedereu -in’oer een evenredige biri-
rieulandse’he aankoop -moet staan, in Zvitserlancl
slecht-s in enkele gevallen geldt. In den regel wordt
-de invo-erlieentie gebonden -aan – – een laag recht, – dat
sedert de jongs-te ve.rhooging vait het Zwitsersche
tarief nog verminderd is.
Ook prof. Ansiaux, aan wien,s hand bovendien een
heldere uiteenzetting over het vraagstuk van de in-
ternationale lca-pitaalverpiaatsing in verband met cle
theorie van het internationaal ruilverkeer aan het
congres was voorgelegd, gaf in een tweede praeacivies
enkele beschouwingen over de gevolgen van dalende
wisselkoersen voor de haii deispolitiek.
Ten slotte, eindigde het congres niet ‘dc volgende
,,voeu”, waaraan zoowel Sir George Paish als de heer
Antonelli deel had-den: –

,,Le Oongrès corisidéran-t qua i’avènement -d’uu
o.rdre économique oJgarlisé implique nécessairement
ilexistence d’unr égime de i iberté abso-lue des échanges,
émet le voeu: que tous ]es Gouvenneme-nts s’ inspirent
pour ]a liquidatiori cle la crise mondiale actuelie de
ces principes que ie Congrès cousidère comme fort-
damentaux.” –

Of bij -de aanvaarding dezer resolutie niet door
verschilleaden zekere stilzwijgende reserve werd ge-
– maak-t, blijve onbeantwoord.

De -heteekenis van het congres moet, als gezegd, in
de eerste plaats worden gezocht in het feit, dat het
op ruimschootsche wijze gelegenheid gaf van een
gansche sehakeering van meeningen kennis te nemen. De vreemde deelnemers stellen het hierom op dubbe-
– len prijs, -dat hun op zoo gastvrije wijze de gelegenheid
geboden werd ook na de openbare bijeenkomsten in
kleinereri kring deze persoonlijke aanraking voort te
– zetten. . B.

DE VE.RDEELINO VAN HET IN,KOMÉN – –

IN AMSTERDAM.

De ,,Voorloopige Cijfers” van de gemeentelijke in-komstenbelasting van Amsterdam over het belasting-
jaar 1,922/’23 zijn einde Maart jl. gepubliceerd.
1) –

In deze statistiek, opgemaakt uit de tot en met
– 31. December 193 vastgeteide kohieren, zijn verwerkt 223.683 aanslagen naar een totaal zuiver inkomen van
T
618.292.800, tegen 21.9.134 aanslagen – naar
f
656.278.400 in de het vorig jaar verschenen Voor-
– loopige Cijfers over 1921/’22 en 203.012 – aanslagen

naAr
f
638.644.300 in die -over 1920/’21. Het gemiddeld
– i nkomet

r per aanslag daalde van 1921/22 op 1 922/’23,
van
T
2995 tot
f
2-765, of met bijna 8 pOt. – —
– Uit deze getallen mag echter niet- zonder meet een
– conclusie worden getrokken omtrent toeneming van

– het aantal aanslagen; de voo:rloopige statistiek pleegt
te worden opgemaakt, wanneer liet doel, waartoe zij
is in het ieven geroepen, niet gedoogt; dat langer op
– meer
I
volledige gegevehe wordt gewacht. Het aantal
aanslagen dat erin h’ordt betrokken, wordt dus medo
bepaald door den’stand van werkzaam-heden van de ad-
ministratie, niet de regeling der aanslagen belast. In-
tussehen wordt wel de indruk gevestigd,

dat de pu-
blicatie over
19221’23
niet onvollediger is dan die over
de beide voorafgaande jaren, hetgeen de -bruikbaarheid
ni:iet anders dan ten goede komt. –
Voor de kennis van het inkomen in Amsterdam heeft
men de heschilcking over tweeërlei uitgaven van het
gemeentelijk Bureau van Statistielc: de voorloopige
en de definitieve statistiek. De eerste verschijnt 6 tot

1)
No. 71 van iie Statistische Mededeclingen, uitgegeven
bol het Bureau van Statistiek der Gemeente Asterdai.

366

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

23 April 1924

10 maanden na het einde van het belastingjaar en
geeft niet meer dan een overzicht van de eerste resul-
taten van de aanslagsregeling; de laatste geeft van de
uiteindelijke resultaten van heffing en invordering
een op alle belangrijke punten zorgvuldig uitgewerkt

beeld. Die volledigheid, en met name ten aanzien van
de invordering, kan echter niet worden verkregen dan 4 A, S jaar na het einde van het belastingjaar.
1)

Onder deze omstandigheden is het verklaarbaar, dat
de belangstelling van hen, die ook uit het. inkomen
van een groote en levende gemeenschap als Amsterdam
is, de teekenen des tijds meenen te kunnen verstaan,
in hoofdzaak uitgaat naar de Voorloopige Cijfers.
Voor het trekken van conclusies vormen de V. C.
een verleidelijk, maar gevaarlijk materiaal. Op den
voorgrond moet gesteld, dat zij een zeer onvolkomen
beeld geven van den werkelijken toestand. Zij zijn
eenzijdig onvolledig in zooverre de hooge aanslagen,
•door de vaak tijdroovende aanslagsregelinig, er onvol-

doende in vertegenwoordigd zijn. Zij geven voorts een
onzuiver beeld, omdat de correcties als gevolg eener-
zij’ds van reclame en beroep, anderzijds van navorde-
ring, er niet in zijn opgenomen.
Doet laatstbedoelde omstandigheid haar invloed over
de geheele linie van aanslagen gevoelen en levert ze
daarom geen onoverkomelijk bezwaar op voor het tegen
elkaar afmeten van de beteekenis van de verschillende
inkomensgroepen, de onvolledigheid van de hooge aan-
slagen is van dien aard, dat men uit de Voorloopige
Cijfers van een belastingjaar geen positieve conclusie
kan trekken omtrent het aandeel, dat do verschillende
groepen bijdragen in het totaal inkomen of in de totale

belastin gopbrengst.
De waarde van de V. 0. is, dat ze ons in staat stellen
tot het trekken van vergelijkingen tusschen de opeen-
volgende jaret. Daarbij komen dan naast elkaar te
staan gegevens, die dus eik voor zich niet voor abso-

luut juist kunnen gelden, maar die.in hun onjuistheid
1thans overeenkomstig zijn. De beweging, die door
deze vergelijkingen aan den dag treedt, is het belang-

rijkste wat de V. C. ons brengen.
Men kan daarbij het aan elke groep toekomende inko-

men uitdrukken in geld, of wel in een percentage van
het totaalinkomen. Er is reeds gelegenheid geweest in
dit blad voor laatstbedolde methode onze voorkeur uit
te spreken. Zulks om den hijzonderen aard van het
onderwerpelijke statistische materiaal, in verband
voorts met waarde-verandering der munteenheid, en
ten slotte omdat veranderingen in elke groep voor
zich – hoe belangrijk ook – voor het oogenblik niet
in die mate onze belangstelling hebben als de
onder-

lnvgc wijziging der inkomensgroepen in het kader van

het geheel.
In het nummer “an 14 November 1923 werden tot
dit doel opgesteld proportioneele vergeljkingen tus-
schen de belastingjaren 1911/’18 tot en met 1921/’29,
waarbij het inkomen, dat aan elk der vier groote
groepen van belastingschuldigen in de opeenvolgende
jaren toekwam, werd uitgedrukt in een percentage van
het gezamenlijk inkomen. Deze overzichten kunnen
thans met het belastiugjaar 19221’23 worden uit-

gebreid.
Belastingschuld wegens Hoofdverblijf.

Percentage van het gezamenlijk inkomen
Inkomens-

in elk belastingjaar
groep


19
17
/
18
191
8
/
9
1
19191
lol 19
20
/
21
199
22
19
22
1
23

bo:en
1.200 26,9 29,8 41,2 52,1 60,7 67,-

boven 5.000

tot
10.000

9,6

10,2

10,5

8,5

9,6

10,6

boven 10.000

tot
20.000

9,7

9,8

9,3

6,5

6,7

6,5

boven
20.000 53,8 50,2 39,- 32,9 23,- 15,9

100,- 1100,- 1100,_ 1100,-
1
0
0
,

1100,_
1)
December
1923 is
verschenen de definitieve statistiek
over
1018119.

Belastingschuld wegens Uoofdverblijf en Forensochap.

Percentage van het gezamenlijk inkomen
Inkomens-

in elk belastingjaar
groep
1917!…I
19181.j 19′
9
1_j
19201…
119
21
1… 19
22
!..,

boven
1.200

tot 5.000
boven 5.000

tot 10.000

boven 10.000

tot
20.000

23,9 126,5 137,6 148,6 156,3
1

9

9,610,4

8,6

9,6

9,7

9,8

9,4

6,8

7,2

63,5

10,8

6,!)

boven
20.000 157,4
1
54,1 142,6 36,-
1
26,9 118,8

1100,- 1100,- 1100,- 1100,- 1100,- 1100,_

Uit het bovenstaande
blijkt,
dat de wijziging in de
verdeeling van het inkomen in Amsterdam, zooals
deze zich in de statistieken over de belastingjaren
1911/18 tot en met 1921/’22 vertoonde, over 1922/’23
vorderen voortgalig heeft gehad. Voegt men in de over-
zichten de twee onderste en de twee bovenste inko-
ineiisgroepen te zameo, dan valt zelfs de volgende
belangrijke overgang te constateeren.

.E[oofdverblijf

Hoofdverblijf en
Forensschap

921122
1
1922123
1921/22
1
1922123

boven 1.200

tot
10.000

70,3
o

77,6 o/

65
1
9
0/

74,3
0/

boven 10.000

1
29,7
0/0
1
22,4
0/
II
34,1
0/0
1
23,7
0/

Hierbij moet echter het volgende worden opgemerkt.
‘ren einde het belangrijk renteverlies, dat de Staat
regelmatig leed ten gevolge van het laat vaststellen en
daardoor ook laat innen van vele hooge aanslagen te
kunnen voorkomen, schiep de wet van 13 Januari
1922, Stbl. No. 9, de mogelijkheid tot het opleggen van voorloopige aanslagen. Van deze bevoegdheid heeft dc
Minister van Financiën, te beginnen met het helas-
tingjaar 1922/’23, gebruik gemaakt, in dier voege, dat
aan alle belastigschuldigen, die aangifte deden vap
een inkomen van
f
1500 of hooger, – in afwachting
van de vaststelling van hun definitieven aanslag –
een voorloopige aanslag werd opgelegd naar het be-
drag van de aangifte. Deze voorloopige aanslagen kon-
den niet in de statistiek worden opgenomen. Aan een
zuivere vergelijking met voorafgaande jaren komt deze
omstandigheid natuurlijk ten goede, maar anderzijds is het mogelijk dat wanneer een voorloopige aanslag
bestaat, de prikkel om zoo spoedig mogelijk tot vast-
stelling van den definitieven aanslag te geraken, bij de administratie minder sterk is. Deze mogelijkheid
moet dus bij de beoordeeling van bovenstaande cijfers
als reserve worden in acht genomen.
Uit het feit, dat de overgang van 1921/22 op

1922/23 bij belastingschuld wegens hoofdverblijf en
forensschap grooter nog is dan bij belastingschuld
wegens hoofdverblijf alleen, mag vooralsnog geen con-
clusie worden getrokken. De practi.jk van de huidige
regeling der foreusenbelasting, waarbij, in verband met
het desbetreffende voorschrift van de gemeentewet,
het initiatief is bij de gemeentebesturen en de taak
van de rijksadministratie zich er in hoofdzaak toe be-
paalt de pretenties van de gemeentebesturen in aan-
slagen om te zetten, is van dien aard, dat een verschil
in voorloopige resultaten niet aanistonds leiden mag

tot een besliste gevoigtiekking.
Intusschen is het duidelijk, dat het tempo, waarin

de
wijziging
der inkomensverdeeling in die vijf jaren
in één richting voortschreed, niet lang meer kan
aanhouden. En indien niet alle teekenen bedriegen is een kentering ook niet ver meer af. De factoren,
die daartoe samenwerken, zijn voornamelijk tweeërlei:
positieverbetering van den groothandel en verslech-
tering van de loonsvoorwaarden. Beide factoren
hebben een sfeer van onmiddelljken invloed om zich.
Opleving van den groothandel deelt zich onverwijid
mede aan transport, verzekering, geldwezen; loons-

23 April
1924

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

367

verslechtering treft mede, indirect, hen, die aan de
breede lagen van de arbeidersbevolking in laatste
instantie de verbruiksgoederen leveren. De werking
der factoren is tegengesteld. In 1920 en 1921 was
de verhouding omgekeerd, maar de tegenstelling niet
anders; in den groothatidel was de depressie reeds
een feit, toen de loonstandaard nog stijgende was.
Het keeren van het getij schijnt wel in den groot-
handel het eerst merkbaar.

Dit verloop van de verschijnselen heeft intusschen
voor het totaal inkomen van een gemeenschap een
onmiskenbaar egaliseerende werking. Schommelingen
in het economisch leven hebben door de elkaar ten
deele compenseerende bewegingen niet die onmiddel-
lijke en hevige uitwerking op het totaal inkomen als
vaak wordt gevreesd en geprofeteerd. Voor de huis-houding van de gemeenten, die bij het nastreven van haar bestuursdoeleinden in niet geringe mate hebben

rekening te houden met de capaciteit van het totaal inkomen – waaruit immers alle periodieke belastin-
gen moeten worden voldaan – is deze omstandigheid
een zeer gelukkige. Want het bestuursdoel is ten
slotte eminent en bij zijn behartiging zijn de ups and
downs van het economisch leven niet op den voet te
volgen, maar moet zoo nauw mogelijk een gelijkma-
tigheid worden betracht, die niet naar de ongunst
van enkele jaren mag worden afgèmeten.

Amsterdam.

A. STAPEL.

HET BELASTBAAR VERMOGEN IN 1914 EN 192

Met belangstelling werd door mij kennis genomen
van het onderschrift, dat prof. v.
Gijn
plaatste onder
mijn artikel over het belastbaar vermogen in 1914
en 1922.
1)
De redactie zal mij wel willen veroorloven
dat ik mijnerzijds nog de volgende opmerkingen maak.
Niet duidelijk genoeg is blijkbaar door mij in het
licht gesteld, dat ik niet a priori aftrek der crisis-
schulden ontoelaatbaar acht, maar alleen het niet
doelmatig vind om deze in mindering te brengen op
het aangeslagen vermogen. Omtrent het totale ver-
mogen hebben wij geen zekere cijfers, zoodat men
m.i. beter doet dit buiten beschouwing te laten en
niet met vermoedens te gaan werken, die toch niet
aan de werkelijkheid kunnen worden getoetst. Bij de
vermogensbelasting moet men echter m.i. het bezit
van crisisobligaties beschouwen van de zijde der aan-
geslagenen, voor wie deze papieren, zooals reeds door
prof.
V.
Gijn in zijn Kamerrede werd erkend, werke-
lijk vermogen beteekenen.

Wanneer men nu de meerdere of mindere welvaart
uit de vermogensbelasting wil afiezen, moet men er
m.i. ontwijfelbaar rekening mede houden, dat deze
waarde voor de betrokkenen aanwezig was, omdat zij deze obligaties b.v. tot onderpand hebben doen
strekken voor hun bankcrediet, van de rente daarvan
hebben geleefd, enz. De realiteit van dit bezit zou
het pijnljkst aan het licht komen, indien men b.v.
met een beroep op de door mij bestreden theorie,
eene heffing in eens invoerde, waarbij de crisisschuld
door eene vermogeusheffing tot een bedrag van pIm.
1000 millioen werd gedelgd. Men zou dan ook kunnen
zeggen – en heeft dit inderdaad ook wel aange-
voerd -: ,,er is niets veranderd, het is slechts schijn-
vermogen dat te niet is gegaan”. Uit de debacles in de handeiswereld, die van zoo’n heffing het gevolg
zouden zijn, zou men echter wel tot ander oordeel
komen. Het bovenstaande sluit niet uit – en ik vestig
daarop nog wel eens nadrukkelijk de aandacht – dat
men
siaast
de toeneming van het vermogen ook de
vermeerdering der Staatsschuld in acht moet nemen bij
het beoordeelen van den algemeenen toestand. Alleen
al is dit wenscheljk met het oog op het bederf van
het ruilnaiddel, dat van eene groote toeneming der
Staatsschuld het gevolg kan zijn. In dit opzicht ben ik
zelfs pessimistischer dan de heer van
Gijn,
voor zoo-

‘)
[In het no. van 2 April 11. – Red.]

Verre, als ik niet klakkeloos wil aannemen dal tegen
over de vooroorlogsche schuld altijd eene behoorlijke
tegenwaarde staat en als dit wel zoo is, dat dan die
tegenwaarde voldoende productief is om rente en
aflossing der geleende bedragen te dekken.

Over de rectificatie, die moet worden aangebracht
wegens de
gewijzigde
vaststelling van de waarde van
het

onroerend goed zijn wij het vrijwel eens, alleen
liet ik in
mijn
artikel doorschemeren, dat ik ver-
moedde, dat de deswege in rekening te brengen som
te hoog is geweest. Indien het verschil n.l. becijferd
was in den tijd toen het onroerend goed zeer hoog
in prijs stond, dan mag het tot dat bedrag zeker niet
in rekening worden gebracht. Om de jaren 1914 en 1922 zuiver met elkaar te vergelijken, oordeelde ik
het ‘t beste om in 1914 rekening te houden met de
werkelijke waarde die het onroerend ged
destijds
had,
evenals dit ook voor 1922 is geschied.

Ten slotte nog eenige opmerkingen over de toe-
passing van de
indexeijfers
der

groothandeisprjzen
op het vermogen van 1922. De bedoeling van mijn
betoog – dat niet gehedl duidelijk schijnt geweest
te zijn – is geweest om de aandacht te vestigen op
de omstandigheid, dat de waarde van het gefundeerde
kapitaal anders moet worden berekend dan die van
het geld, hetwelk dient om de kosten van het levens-
onderhoud te bestrijden. Het inkomen der individuen
heeft in het algemeen twee (economische) bestem-mingen; in de eerste plaats wordt het gebruikt voor
levensonderhoud en alzoo verbruikt en verteerd, maar
daarnaast dient het ook voor kapitaalvorming. Zoo-
dra nu b.v.
f
1000 niet wordt uitgegeven, maar be-
legd, krijgt deze geidsom een ander karakter en moet
volgens een geheel anderen maatstaf worden beoor-
deeld. Zij is dan blijvend kapitaal geworden, waarvan
de waarde hoofdzakelijk beoordeeld wordt naar het
rendement, alzoo naar het inkomen dat
zij
zelf weer
gaat afwerpen. De koopkracht van het geld dat voor
het levensonderhoud dient, kan men het beste beoor-
deelen naar de
indexcijfers
van de kosten van het
levensonderhoud die door de gemeentelijke statistische

burèaux te Amsterdam en ‘s-Gravenhage worden be-
cijferd. Voor 1922 was dit gemiddeld 180, zoodat men
kan zeggen dat een gulden in 1914 slechts een ver-
bruikswaarde heeft van ruim 55 ets. in 1922. Het
eigenaardige is nu, dat alzoo duizend gulden voor verbruik en levensonderhoud in 1922 veel
min,der
waard waren dan in 1914, terwijl eenzelfde bedrag
aan kapitaal (vermogen) juist
meer
waard is, omdat
men er een grooter rendement van kan maken.

Rekening moet er natuurlijk mede worden gehouden,
dat het rendement op zich zelf weer inkomen is en
dus, voorzoover het wederom wordt verbruikt, ook
aan de vermindering der koopkracht van den gulden
onderhevig is. Daarom zocht ik naar een indexcijfer
voor de waardeschommeling van het kapitaal, dat
helaas niet bestaat. Dat daarvoor de indexeijfers der
groothandeisprjzen mogen worden gebruikt, daarvan
heeft prof. van Gijn mij nidt overtuigd. Voor deze
prijzen zijn de kosten der productie (arbeidsloonen,
transportkosten, ondernemerswinst) van groot belang,
terwijl daarentegen het gefundeerde bedrijfskapitaal,
dat in de vermogensbelasting tot uiting komt,
hiervan bijna geen invloed ondervindt. De ,,prjzen”
van dit kapitaal zullen juist stijgen in den
tijd
dat
er weinig kapitaal gevormd wordt. Daarentegen zal

een tijdelijke sèhaarschte van voedingsmiddelen, die
de groothandelprijzen doet stijgen, op de waarde van
het kapitaal geen noemenswaardigen invloed hebben.
Speciaal onze groothandelprijzen vind ik weinig ge-
schikt, omdat van 48 artikelen, die tot de samen-
stelling van het indexcijfer dienden, er 28 zijn van
voedings- en genotmiddelen, 1 van chemische pro-
ducten (zwavelz. ammoniak), 3 van weef stoffen, 3 van
metalen (zilver, Banka-tin en ijzer) en nog 13 van
enkele andere willekeurige artikelen. Het gemiddelde
wordt verder genomen zonder rekening te houden met

38

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

23 April 1924

ëer of fiaihdere veelvîIdihéid van het gebruik. Het
goud nam Ak derhalve tot maatstaf, omdat het een
vrij constante waarde heeft, al kan het natuurlijk zelf
ok wel gedeprecieerd zijn.
Uit het bovenstaande zal duidelijk zijn geworden,
dat ik niet bestrijd, dat men voor dezelfde hoeveelheid
goud in 1914 meer kan krijgen dan in 1922, omdat
immers de koopkracht van den gulden als betaalmiddel

voor verbruiksgoederen is achteruitgegaan, noch ook
dat hij, die een gedeelte van zijn vèrmogen inteert
(dus zijn vermogen verbruikt), de genoemde vermin-
derde koopkracht aan den lijve voelt. Iemand die
echter, zooals tegenwoordig helaas nog al eens ge-
schiedt, inteert, onttrekt zijn vermogen aan de
bestemming en doet er hetzelfde mede als met zijn
verbruiksinkomen. In normale gevallen blijft het
vermogen evenwel bestaan.
Kunnen wij dan niet uit deze puzzle geraken en
per slot van rekening een beteren maatstaf vinden
van de eventueele waardevermindering van het
kapitaal? Bij nader inzien zou men m. i. aldus kunnen
redeneeren: Een rentenier die in 1914 f4000.— uit
zijn vermogen trok, zal voor de vermogensbelasting
hebben aangegeven + [100.000.—. Om van die / 4000.-
op denzelfden voet te kunnen leven als in 1914, heeft
hij, volgens het indexcijfer van de kosten van het
levensonderhoud te Amsterdam, in 1922 noodig
f7200.—. En dit jaar kan hij echter gemiddeld 6 pOt.
van zijn kapitaal maken, zoodat, om bovengenoemd be-
drag van / 7200— op te leveren een kapitaal noodig is
van f120.000.— of 20 pOt. meer. In deze becijfering
is zoowel het gemiddelde hoogere rendement als het
indexcijfer verwerkt. Men kan ook een ander op-
brengstpercentage nemen, maar zal een vrij uitvoerig
onderzoek moeten instellen om te kunnen nagaan
wat een vermogen in 1914 en 1922 gemiddeld afwierp.
M. i. zijn echter 4 respect. 6 pOt. niet onredelijk. Het
is theoretisch denkbaar dat een vermogen van dezelfde
reëele waarde in 1914 en 1922 hetzelf cle inkomen
afwierp, maar in de pracktijk zal dit hoogst zelden

het geval zijn.
Men heeft mij van andere
zijde
nog gevraagd of

er iets omtrent de samenstelling der vermogens
bekend is. Uit de statistiek der vermogensbelasting
weten wij daaromtrent niets, maar wel is wat op te
maken uit de succesiestatistiek, welke laatsteljk eene
gespeciflceerde opgaaf van de in 1921 vererfde ver-
mogens gaf (zie statistiek der Rijksinkomsten over

1921, pag, 51.)
Het totale actief der vermogens bedroeg ruim 527
millioen, het passief 75 millioen. Bovengenoemd actief
was samengesteld uit: onroerend goed (ruim 33 pCt.),
rentegevende schuidvorderingen (ruim 16 pOt.), bin-
nenlandschestaats-, prov.- en gemeenteobligatiën (ruim
7 pOt.), andere binnenlandsche effecten (19 pOt.),
pandbrieven (pim. 0,5 pOt.), buitenlandsche staats-
fondsen (1,68 pOt.), andere buitenlandsche effecten
(4,75 pOt.), uitkeeringen krachtens levensverzekerin-
gen (0,79 pOt.) en andere roerende zaken (ruim 15 pOt.)
Het leeuwenaandeel vormt het onroerend goed
(33 pOt.),
terwijl
de rentegevende vorderingen en de
andere effecten te zamen ook reeds ruim 40 pOt. vor-
men. Over de samenstelling van het vermogen zouden
hieruit aardige conclusies zijn te trekken, die ik
echter voorloopig gaarne aan anderen overlaat.
ALB. VEEN.

Naschrift. Als ik wel zie verschillende Heer Veen
en ik ten slotte in zake den aftrek van de crisisschuld
niet veel. Door annuleering van de crisisschuld (hetgeen
een zeer onbilljke heffing-in-eens van de houders van

die schuld zoude
zijn),
of door aflossing dier schuld
met behulp van een billijker geregelde heffing-in-eens
zoude het nationale vermogen niet achteruit gaan,
behoudens dan voorzoover de moeilijkheden, waarin
vele menschen van zaken zouden komen, ongunstig
zoude terugwerken op het nationaal vermogen, maar

dit is dan hét gevolg van de heffing-in-eens, niet
van het verdwijnen van de crisisleenigen.
Wat de andeie staatsschuld betreft, door mij is niet
gezegd, dat die geheel is aangegaan voor productieve
doeleinden. Ik durf dit alleen beweren van de staats-
schuld sedert 1878 aangegaan. Maar het gat er in
ons betoog slechts om, of de vermeerdering der staats-schuld sedert 1.914 (anders dan voor crisisdoeleinden)
een aequivalent vindt in toeneming van productief
staatsbezit. Ik zeide reeds, dat dit niet ten volle -het
geval is met het geleende voor de volkshuisvesting;
het is ook niet het geval met het geleende voor
tekoiten op den gewonen dienst; overigens meen ik echter dat men het wèl mag aannemen. Wat bij ons
onder buitengewone uitgaven wordt gebracht, mag
wel als productieve uitgave beschouwd worden.
Met betrekking tot de toepassing van het index-
cijfer der groothandelsprjzen op het vermogen is de Heer Veen thans beter te begrijpen, al zoude ik zijn
betoog nog in duideljkeren vorm willen inkleeden.
Ik meen dat ik
zijn
bedoeling aldus goed weergeef:
Een stuk land bracht in 1914 100 eenheden graan
op ter waarde van
f
1000. De bebouwingskosten
bedroegen
f
600, de netto-opbrengst
f
400, zoodat

bij een rentevoet van 4 pOt. de waarde van het land
was
f
10.000. In 1922 zijn de 100 eenheden graan bij
een indexcijfer van 150/100
f
1500 waard; de bebou-
wingskosten waren f
900, de netto-opbrengst
f
600.
Ware de rentevoet 4 pOt. gebleven, dan was de waarde
van het land thans
f
15.000. Wijl echter de rentevoet
tot 6 pOt. is gestegen is de waarde van het land
maar
f
600 : 6 x
f 100
of
f 10.000.
Past men nu op die

f 10.000
het indexcijfer toe in dien zin, dat men zegt:
f 10.000
van 1922
zijn
maar
f
6.666 van 1914, dan
brengt men ten slotte
slechts
de waarde van 2/3 van
het stuk land in aanmerking, terwijl inderdaad het
zelfde land voortbrengende dezelfde hoeveelheid graan
nog aanwezig is.
Intusschen gaat deze redeneering alleen op voor
vermogensbestanddeelen, welke niet door arbeid zijn
gevormd en door arbeid in stand moeten worden
gehouden. Bij vermogensbestanddeelen bij welke
zulks v61 het geval is, zijn er meer factoren voor
de waarde dan het rendement en de rentevoet n.l.
de reproductiekosten van het kapitaalgoed. Ik kan
dezelfde redeneering als hierboven toepassen op
huizen: waarde 1914 bij een netto-opbrengst van
f
400

en een rentevoet van 4 pOt.
f 10.000; netto-opbrengst
in 1922 bij een indexcijfer van 1,5
f
600; waarde bij

een rentevoet van 6 pOt. eveneens
f 10.000.
Maar als

de kosten van den bouw van zulk soort huizen, waar-
aan een steeds toenemende behoefte bestaat, sedert
1914 van
f 10.000
tot
f
15.000 gestegen zijn, dan zal
toch de waarde ook van de huizen, die reeds i1i 1914
bestonden veel iieer dan
f 10.000
bedragen; door de
stijging van den rentevoet zal de netto-huur ook tot
meer dan
f
600 gestegen zijn. Nog sterker geldt dit
bij kapitaalsgoederen als machines, gereedschappen,
installatiën enz., die in den loop der jaren voort-
durend vernieuwd moeten worden, wijl ze in een
aantal jaren verslijten of wel verouderen. Intusschen moet erkend worden, dat hetgeen door
den Heer Veen in deze is aangevoerd omtrent den
invloed van den rentevoet op de waardebepaling van vermogensbestanddeelen, er toe moet leiden om met
een zeer matig indexcijfer te werken. Ik koos daar-
om het indexcijfer van groothandeisprijzen, zijnde het

laagste der ten onzent berekende indexcijfers. Men
kan van meening zijn, dat dit nog te hoog is. Maal:
men zou het indexcijfer al zeer laag moeten stel-
len, ‘wilde men nog tot een accres van het onder de
vermogensbelasting vallende nationale vermogen sedert
1914 – komen, ul. 1.28 en dan blijft toch altijd nog,
dat door’ de toeneming der bevolking sedert 1914 van
6.340.000 op 7.086000 het belastbaar vermogen peI hoofd zoude zijn gedaald met 11 pOt.
VAN GIJN..:

1
23 April 1924

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

360
11

DE LOONTECHN1EK IN HET PARTICULIERE

BEDRIJF EN BIJ DE GEMEENTE

AMSTERDAM.

Over dit onderwerp heeft de heer M. Triebels
op 15 dezer een lezing gehouden voor de ,,Algemeene
Vereeniging van Iloogere Ambtenaren der Gemeente
Amsterdam”, van welke voordracht de tekst hier-
onder volgt;. * *

Onder looutechniek versta ik cle wetenschap, clie den lei-
draad vormt bij het bepalen van de loonsverhouclingen, die
voor het bedrijf het meest productief zijn. Reeds aanstonds moet ilc hieraan toevoegen, dat ik over de loonpolitiek, die
beoordeelt in hoeverre clie loon sverhoi idingen te verwezen-
lijken zijn, slechts hier en daar een enkel woord zal zeggen.
Ik doe dit met opzet, omdat ik overtuigd ben, dat een ge-
dachtenwisseling over de loonpolitiek, die een bepaalcie
groep van werkgevers of een Gemeente meent te moeten
volgen, op het oogenblik tot geen practische resultaten kan
leiden. Daarvoor acht ik noodzakelijk, dat wij beginnen met
te trachten tot overeenstemming te komen omtrent een
loontechniek, die zoowel de overheid als de particuliere
werkgevers moeten toepassen, willen zij een loonpolitiek
kunnen volgen, die niet alleen hun eigenbelang, maar ook
het algemeen belang bevordert.
Om nu ten opzichte van de loontechniek tot een praktisch
resultaat te komen, zal ik beginnen met een denkbeeld te
geven van de loontechniek van een particuliere onderneming
iii de Metaalnijverheid. Deze techniek is voornamelijk van
belang voor ondernemingen, behoorende tot het groot-mid-
denhedrijf met 100-400 werklieden en tot het grootbedrijf
met 400-1000, 1000-2000, 2000 en meer werklieden. Deze groepen van oliciernemingen zijn ook daarom bij deze be-
spreking van liet meeste belang, omdat men het Gemeente-
bedrijf to Amsterdam beschouweu kan als een groep van
afzonderlijke ondernemingen, waarvan het aantal werklie-
den afwisselt van ongeveer 100 tot ruim 3000 man. Zoo vindt men in het verslag van 1922 van het Gemeentelijk
Arbeidsbureau een 10-tal dergelijke gemeenteondernemingen
opgenoemd, waarvan er, volgens bovenstaande indeeling,
3 tot het grootmiddenhedrijf en 7 tot het grootbedrijf zijn
te rekenen, zooals onderstaand staatje aangeeft:

Electriciteitswerken

…………952
Gasfabrieken ——————–1.254:

3.

Handelsinrichting

…. -………
-108
Publieke Werken —————-813
Stadsreiniging

——————:1.001
G.

Stadsdrukkerij

………………91.
7.

Trlf

————————-565
S.

Tram

————————–3.203
9.

Veeren

……………………192
10

Waterleidingen

——————297

8.536

Hierbij komen nog ongeveer 1500 verkliecIen in andere diensten, zoodat het geheele gemeentebedrijf in 1922 om-
vatte pl.m. 10:000 werklieden.
Do loontechniek, die een inzicht geeft iii de looiisverhou-dingen van een onderneming, werd door mij in den loop van
het jaar 1.916 ontworpen en toegepast bij Werkspoor. Dee onderneming bestaat uit twee fabrieken,
D.I.
een machine.
fabriek te Amsterdam met pl.m. 2.000 werklieden en een
vagonfabriek t Utrecht met pIm. 1.000 man. Elke fabriek
is verdeeld in werkplaatsen met pl.m. 100-500 Nverklieden, clie onder toezicht staan van afzonderlijke bedrijfsleiders.
• De directie van een onderneming van een dergelijkeit
omva,ng kan, wat de loonsverhoudingen betreft, zich niet
bezig hduclen met de indiviclucele bonen der werklieden. Zij
is genoodzaakt de beoordeeling daarvan over te laten aan
de bovengenoemde bedrijfsleiders, waarbij de directie even-
wel heeft toe te zien, dat cle boonsverhoucliugen in algemeene
trekken volgens haar oordeel redelijk zijn. • Om dit
te kunnen beoordeelen was vOor •de directie tot aan
het begin van den oorlog de gewone loonboekhouding vol-
doende. Want de bonen, dus ook de loonsverhoudiugen,
veranderden in die jaren slechte langzaam en zeer geleide-
lijk, zoodat er voor de hoofdleiding geen speciale loon-
techniek nooclig was om een goed inzicht te houden.
Toen de oorlog een ige maknden aan den gang was begon-
nen. de bonen langzaam omhoog te gaan, naar in de ver-
schillencie bedrijfstakken iii zeer verschillende niate. Daar-
door werden bij Werkspoor de loonteerhoudigen tussehen
bepa0der groepen van weiklioden zeer ongelijk beïnvloed,
zoodat ik meende, dat de, gewone loonboekhouding spoedig
te kort zoi sdhietdn om het op ervaring gegronde” inzicht
der directie aan Le vullen. Weldra bleek, dat dit juist was
ingezien, en werd meer cii meer de • noodzakelijkheid ge-
i’oeld van een methode om regelmatig de loonsverhoudingen
iii eigen bedrijf te kunnen overzien en de wijzigingen te
volgen. Op die wijze ontstond de loontechniek, die door
mij reeds in 1916 bij Werkspoor werd toegepast en waar-
vaii de methode op het einde van 1917 werd overgenomen
(.loor liet Normalisatiebureau voor Arbeidszakeu in de Me-
t:ialnijverheid (N.A.M.). Omdat deze boontechniek niet alleen
van belang is voor de Metaalnijverheid, maar ook voor an-
lere bedrijfstakken, zal ik enkele hoofdzaken van die tech-
niek aangeven en laten zien wat met haar te bereiken is.
T-let uitgangspunt is zeer eenvoudig en de hoofdzaken zijn
ook begrijpelijk voor degenen, clie niet gewoon zijn zich op
dit gebied te bewegen.
Ik hen uitgegaan van het feit, dat eeji werkman, die in
een bepaald tijcivak een aantal til-en werkt, een inkomen verdient, dat in geld is uit te drnkken. Noemen wij dit in-
komen R. en het totaal aantal gewerkte uren T., dan is
R
– = het uurinkomen. Bijv. werkt een werkman A. in een
T
bepaald half jaar 1000 uur en bedraagt zijn inkomen
f 700,

dan is zijn uurinkomen
f 700

70 ct.;
een werkman B.
1ouo

met 500 gewerkte uren en
f
400 inkomen

= 80 ct. etc.

flituurinkomen heb ik aangenomen als maatstaf voor het
inkomen der werklieden. waardoor het mogelijk is gewor
den een bèeld te geven niet alleen van de loonsverhouclingen
van een bepaalde onderneming, maar ook van een bepaalcleu
bedrijfstak.
Om dit te bereiken zijn de werklieden verdeeld in man-
iieljke en vrouwelijke werklieden en elk van deze groepen
weder in meërder- eu minderjarigen. Om niet te uitvoerig
te worden moet ik mij bepalen tot de hoofdgroep, namelijk
tot de
meerderjarige, mannelijke werklieden.
Omdat op
Werkspoor aan biUe fabrieken in verband met het bedrijf de vakopleiding een hoofdrol speelt, ben ik begonnen met
de vakken, die de werklieden beoefenen te verdeelen in drie
groepen, namelijk.

Vakgroep. 1.
Geschoolde vakken met een theoretische en
praktische opleiding van een ambachtsschool.

Vakgroep 2.
Geoefende vakken, met een opleiding hoof d-
‘akeljlç bestaande in oefening of routine.
Vakgroep 3.
Ongeschoolde vakken, waarvoor geen op-
leiding noodzakelijk is.
Van die vnkindeeling heb ik een vaklijst gemaakt,. waar-
door de werklieden naar gelang van hun vak, worden in-
geleeld in: Geschoolclen, Geoefenden- en Ongeschoolden.
‘ei

‘olgens ontwierp ik een boonschrift, waarin, aan dé hadd
van die vaklijst, op een bepaalde wijze het uurinkomen der
-veiiklieden gérangschikt was. Hierdoor kreeg ik een in-
zicht in de navolgende boonsverhoudiagen:
ten eerste,
van
de aantallen werklieden, di,e hetzelfde uurjnkomen verdie-
nen;
ten tweede.-
van het gemiddeld uurinkomen der vak-
ken;
ten derde.-
vaij. liet gemiddeld nurinkomen der vak-
groepen. Dit boonschrift was noodzakelijk, omdat het mijne
bedioeliug was het uurinkoriien regelmatig te doen invullen
en ik zeker moest zijn, dat daarbij steeds eenzelfde methode
van rangschikking gevolgd werd, door de personen, die daar-
voor de ggeveiis overnamen uit de boonboekhouding.
AAnvankelijk meende ik, dat eens pel

jaar, op 1 Januari,
een’
overzicht van dn toestand vôlcioende zou zijn, maar bij
de toepasisng bleek ook een boonc-hrift van 1 Juli nood-
rakblijk. Op déze wijzekieeg’d’e dii

eôtie niet alleen regel-
matig een, goed overzicht van elke fabriek, maar was zij
tveni in staat een dei

gèlijking’te maken tuss,chen de beide
faljiieken, die ‘in twee gemeeriften Vn zéer verschillenden
aard gelegen wauen.’ Ik Juéb nO eed grafiek laten maken,
rhe, nair ik hoop, eéui

inzidht kan geven van de wijze,
daarop een boonschrift’ is

ingericht en van zij
Ii
beteekenis
voor een particubieie odderhémi’ng.

Deze grafiek No. 1 geeft een overzicht van de vakgi-oepen op
1’Jnuari 1924 van éen fabriek vO SOOman in de Metaal-
nijverheid – ])e aantallen d’erklieden zijn grafisch voorge-
steld door een zwarte kobom; in het boonschrift zelf zijn
de zwarte kolommer vervangen door cijfers. Het uurinko-
uien is boven di aantallen der iverklieden aangegeven, het.-
geen’ beteekent dat alle werkli&d’en in’ elke kolom hetzelfde
uui-inkdiuen verdiend hebbeul, gérekend over ééui half.jaar.
Het uurinkonidn “vain de
vekgroëp
wbrdt verkregen door
het totale uurinkomen vad. alle werklieden te deelen doOr
1iüt akutail. Het cijfdr, dat liet Uûrikkoun’en van de ‘vakgdep
akngeeft, is geplaatst ‘in een cirkel. Wij kunnen uu. hét
uuriiikomen yaii ‘de werltliqclen en van de ‘vakgroepeii ,Ve:-
eljkéh.

II
370

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

23 April 1924

I
Vak

t Aantal

l
groepen
0
Uurinkomen Vakgroepen

Geschoolden 1 290

Geoefenden 1 124

1A

Totaal aantal 1 601

Bij een particuliere onderneming, waarvan hier een
voorbeeld is gegeven, moet de directie bij het beooTdeelen
der loonsverhoudingen, die voor het bedrjf het meest
productief
zijn,
op het volgende letten:

De loonsverhouding tusschen de vakgroepen moet zoo-
danig zijn, dat zij zooveel mogelijk overeenkomt met de
waardeering, die de directie heeft voor de vakopleiding in
verband met het belang van de onderneming Deze waar-
deering blijkt uit dit overzicht direct: de geschoolden ver-
dienen het meest, namelijk gemiddeld 70 ct., de geoefenden
60 ct., de ongeschoolden 50 ct., of beide laatste groepen
rsp. 15 pCt. en 29 ‘pCt. minder.

De loonsverhouding tusschen de vakken iii elke vak-
groep moet zoodanig zijn, dat iedere werkman met ge
middelde bekwaamheid in de gelegenheid is, het vakgroep-
gemiddelde te verdienen.
Of dit werkelijk bij deze onderneming het geval is, is
iiet zonder meer uit dit beeld te zien. Daarvoor is het
1100-
dig het loonschrift te bestudeeren, waarbij men moet be-
schikken over de noodzakelijke algemeene kennis van den be-
drijfstak en de bijzondere kennisder loonsystemen vaic (leze
onderneming. Ik kan hierop, zonder al te uivoerig en te
bedrijfstechnisch te zijn, niet ingaan, maar zal trachten
met een eenvoudig voorbeeld dit tweede punt eenigszins toe
te lichten.
Nemen vij de vakgroep der geschoolden, clan komen bijv.
aan een wagonfabriek een groot aantal geschoolden vakken
voor. Niet enkel, zooals men vermoedelijk zou meenen, werk-
lieden, die metalen bewerken, maar os, ook timmerlieden,
meubelmakers, schilders, bekleeders, enz. Stel u nu voor,
dat de woorden geschoolden, geoefenden en ongeschooldcii
vervangen worden door meubelmakers, bankwerkers en
schilders, dus door werklieden, die allen geschoolde vak-
ken beoefenen, dan is het met een oogopslag duidelijk, dat
die loonsverhouding verkeerd zou zijn. Want, bijzondere om-
standigheden buiten rekening gelaten, is er geen enkele
reden, waarom, als de timmerlieden gemiddeld 70 ct. kun-
nen verdienen, de andere geschoolde werklieden reap. met
15 pCt. en 29 pCt. minder naar huis moeten gaan. Geeft het
loonschrift een dergelijke loonsverhouding aan tusschen
werklieden met gel ijkwaardige vakopleiding, dan doet een directie het verstandigst deze loonsverhoudiugen zoo spoe-
clig mogelijk te wijzigen. Dit is, dunkt mij een. duidelijk
voorbeeld, maar een in normale bedrijfsomstandigheden on-
mogelijk geval, want in de praktijk zou ook de stemming
onder die werklieden voor den werkgever reeds voldoende
aanwijzing zijn, (lat hij op den verkeerden weg is.
Aan de hand van deze grafiek is ook eenigermate aan te
geven, waarom de politiek van den Metaalbond en ook het
algemeen belang zich verzet tegen het persoonlijk mini-
mum-uurloon. Wordt bijv. voor de gtoep der gesclioolclen

het persoonlijk minimum-uurloon vastgesteld op het uurin-
komen der vakgroep (70 cent) dan wdrdt deze werkgever
gedwongen alle werklieden links van, dus beneden, 70. cent
te verhoogen. Dat vil zeggen, aan dit deel der geschoolden,
dat de gemiddelde bekwaamheid niet kan bereiken, derhalve
ook niet cle productiviteit daarvan, wordt kunstmatig
te
veel
betaald. Daar de concurrentie het totale loon der werk-
lieden door den prijs van het product begrenst, waardoor
de werkgever dit meerdere niet in den prijs van zijn pro-
duct kan vinden, wordt hij door het persoonlijk minimum-
loon tevens gedwongen de groep, clie rechts van, dus boven,
de 70 cent staat minder te beloonen. M.a.w. de minder
bekwamen krijgen te veel en de meer bekwamen te weinig.
])it ontneemt den bekwamen grootendeels de lust om ijverig,
dus meer productief te zijn. Het toegeven aan den drang naar een persoonlijk minimumloon heeft dan ook dit ef-
fect, dat de bekwamen ontevreden worden en de minder be-
kwamen ontevreden blijven, omdat vooral in de mindere
bekwaamheid een element van ontevredenheid ligt opge-
sloten.
Indien men een ingevuld loonschrift inziet, dan moet
men in de allereerste plaats bedenken, dat men met een
technisch hulpmiddel te maken heeft, dat dient om een in-
zicht te krijgen in de loonsverhoudingen. Op het eerste ge-
zicht lijkt voor een niet-deskundige dit schril t gevuld met
cijfers en getallen, zooals voor den leek een inuziekblad lijkt
op een papier met punten en strepen. Maar zoöals een goede
muziekkenner, niet alleen de noten leest, maar daarbij oolc
de muziek hoort, zoo moet de bedrijfsleider in dit loon-
schrift niet enkel cijfers en getalsverhoudingen zien, maar
ook menschen en menseheljke verhoudingen. Want is dat
niet het geval, dan kan zelfs de meest bekwame bedrijfslei-
ding gaan lijken op het spel van een violist met onberispe-
lijke techniek, die den muzikalen mensch niet kan bevre-
digen, omdat aan zijn voordracht alle menschelijke gevoel
ontbreekt.

Ik zal nu trachten een indruk te geven van de toepassing
van deze loontechniek in een
bedmijfstâlc.
Hoe dat geschiedt
kan ik het beste duidelijk maken door in het kort aan te
geven den weg, die voor dat doel door de belangrijkste
groep werkgevers in de Metaalnijverheid gevolgd is.
Zooals ik heb medegedeeld waren de wijzigingen, die men
in het eerste jaar van den oorlog in de loonsverhoimdingen
kon waarnemen, oorzaak, dat aan Werkspoor in den loop
van 1916 een speciale loontechniek werd toegepast, die nog
niet zoo in alle deelen uitgewerkt was als tegenwoordig
het geval is, maar waarvan toch de hoofdzaken onveranderd
zijn gebleven. Daar langzamerhand in 1916 en begin 1917
de loonsverhoudingen zich meer en meer wijzigden, behoeft
het niemand te verwonderen, dat ook de directies van an-

23 April 1924

ECONOMISCH-STATÎSTISCHE BERICHTEN

371

dere ondernemingen voor dezelfde moeilijkheden kwamen te
staan. Dit was clan ook de reden, waarom in liet begin
van 1917 enkele directies uit het groot-bedrijf bij elkander kwamen om clie verschijnselen te bespreken. Zij kwamen
toen tot de conclusie, (lat het voor hunne ondernemingen
van groot belang zou zijn, indien de bedrijfsleiders niet al-
leen een goed inzicht konden krijgen ja de loonsverhoudin-
gen van hunne eigen ondernemingen, maar ook in staat wa-
ren een vergelijking te maken tussehen de loonsverhoudin-gen van hunne ondernemingen onderling. Daarvoor, meen-
den zij, was noodzakelijk een bepaalde loontechniek, die
alle ondernemingen volgens eenzelfde methode konden toe-
passen. –
Om die eenheid van methode te bereiken, richtten in
September 1917 negen ondernemingen, 6 grootbedrijven en
3 midclenbedrijven, met 10.000 werklieden, een bureau op,
genaamd het Normalisatiebureau voor Arheidszaken in de
Metaalnijverheid (verkort het N.A.M.), waarvan ik de
leiding op mij heb genomen. Daar 3 fabrieken gelegen waren
in Amsterdam, 1 in Haarlem, 1 in Kinderdijk, 2 in Rotter-
dam, 1 in Schiedain en 1 in Vlissingen, welke fabrieken te-
nmen (le meest verschillende producten verwerken, was
het N.A.M. met behulp van de oprichters in de gelegenheid
om in den geheelen bedrijfstak de loontechniek toe te pas-sen, clie hij Werkspoor praktisch bruikbaar was gebleken.
Het N.A.M. heeft in September 1917 tot December 1918
in verschillende Medecleelingen die loontechniek en hare toe-
passing uiteengezet en ten slotte in een Hahdleiding vast-
gelegd. Deze uitgaven werden tegen den kostenden prijs
nan alle werkgevers in de Metaalnijverheid toegezonden,
onder voorwaarde, dat zij het bureau de gegevens verschaf-
ten, die het N.A.M. voor het bereiken van zijn doel noodig
achtte. Elke onderneming, die zich daartoe bereid verklaar-
de, werd beschouwd als medewerkster. De werkzaamheden
van het N.A.M. varen derhalve geheel gebaseerd op vrij-
u

illige medewerking, die, zoo meenden de oprichters, van-
zelf zou worden verleend, indien de methoden van het
bureau in het voordeel bleek te zijn van de aangesloten
werkgevers. De uitkomst heeft bewezen, dat dit juist was
gezien. I.it September 1917 begon het N.A.M. met 10 op-
richters met 10.000 werklieden, en in Maart 1919 bij de
oprichting van den Metaalbond waren 150 werkgevers met
pLm. 40.000 weiklieden aangesloten, waarbij niet zijn me-
degetelci de medewerkers, die geen lid van deze organisatie
waren. Deze werkgevers heb ik daarom niet medegeteld,
omdat het N.A.M. na 1919 enkel de gegevens publiceerde,
die door de leden van den Metaalbond verstrekt worden,
nidat deze organisatie aan hare leden de verplichting heeft
opgelegd om het loonschrif t elk half jaar in te zenden, on-
der toezicht vnu haar directeur, met de bevoegdheid om, bij
twijfel aan de juistheid der gegevens, clie cijfers door een
accountant te doen controleeren. De eerste grafieken van
het N.A.M. omtrent de loonsverhoudingen in de Metaal
nijverheid betreffen dan ook het tweede halfjaar van 1910
in zijn gepubliceerd ongeveer in den vorm, zooals zij tegen-
woordig elk halfjaar verschijnen. Door dezen gang van Za-
ken voldoet de betrouwbaarheid der cijfers aan redelijke
eischen. M. TaisBans.
(Slot volgt).

DE RIJKSMIDDELEN.

In dit nummer treft men aan het gebruikelijke
overzicht van de opbrengst der .Rijksmiddelen over de
maand Maart 1924, vergeleken met de overeen:komsti-
ge cijfers van Maart 1923.

De gewone middelen brachten in de afgeloopen
maand
f 31.234.110
op tegen
f 33.324.738
in Maart
1923
en vertoorien mitsdien een achteruitgang van
f 2.090.628.
De totale opbrengst in de afgeloopen
maand bleef bij de raming met een bedrag van
f 1.843.913
ten achter.
De opbrengst over de eerste drie maanden van dit
jaar bleef bij de opbrengst in de overeenkomstige
maanden van
1923
een bedrag van
f 5.820.502
ten
achter, terwijl de ramin.g met een bedrag van
f 1.843.231
werd overschreden.

In vergelijking met de overeenkomstige maand van
het vorig jaar vertoonden in Maart
1924
de personeele
belasting, de dividend- en tantièmebelasting, de wijn-
en de zoutaccijns, de zegel- en de registratierechten,
de successierechten, de invoerrechten, de statistiek-
rechten en de loodsgelden een hooger opbrengstcijfer.
Daarentegen brachten minder op de grondbelasting,
de inkomstenbelasting, de vermogensbelasting, de

suiker-, ‘de gedistilleerd-, de bier-, de geslacht- en de
iaba.ksaccijns.

De ontvangsten uit de inkomstenbelasting liepen
in de afgeloopen maand met
f 190.805
terug.
Wat de vermeerdering van de dividend- en tan-
tièmebelast.ing met
f 15.730
betreft, moet wel in het
oog worden gehouden, dat de opbrengst in de maand
Maart van het vorig jaar abnormaal ongunstig was.
Immers leverden Maart
1920,
Maart
1921,
Maart
1922
en Maart
1923
respectievelijk op
f 199.516, f 2.675.149,
f 803.511
en
T
446.80.
Op zichzelf genomen moet dus
de bate uit dit ‘middel in de afgeloopen maand ad
f 462.010
onbevredigend worden genoemd. De slechte
toestand van vele onzer bedrijven en ondernemingen
schijnt hierin tot uiting te komen.

Zette de maand Januari
1924,
wat de vermogens-
belasting ‘betreft, niet slecht in – er was in tegen-
stelling met het jaar
1922
eene hoogere opbrengst te
constateeren thans was de opbrengst van dit mid-
del, evenals zulks ook in de vorige maand het geval was, in vergelijkin.g met Maart
1923
weder minder
(f 952.056
tegenover
f 1.083.713).
Eene belangrijke vermindering van den gedistil-
.Ieerd-accijns is ‘voorts te constateeren: in •de afge-
loopan maand kwam een bedrag van
f 3.556.914
bin-
non, tegenover een ‘bedrag van
f 4.121.458
in Maart
1923.
Dere vermindering vindt voor een deel hare ver

klaring in de omstandigheid, dat in
1923
de maand
Maart één Donderdag méér bevatte, welke dag de ver-
schijndag is van den krediettermijn.

Met het oog op de komende accijnsverhooging be-
zitten de bierbrouwers thans groote voorraden; in de
maand Maart jl. is nu minder gebrouwen, wat voor
een deel den ‘teruggang van bieraccijns met een be-
drag van
f 95.146
verklaart.

Evenals de beide vorige maanden wijzen de midde-
len, die meer in het ‘bijzonder verband houden met het
zakenleven – de zegel- en de registratierechten -,
een vrij belangrijk hoogere opbrengst aan; onderschei-
denlijk kwamen deze middelen van
f 1.411.528 op
f 1.590.120
en van
f 1.518.943 op f 1.193.92.2.
Wat
meer leven in den handel ter beurze heeft voor een
deel geleid tot de ‘hoogere opbrengst van de zegel-
iechten; immers was ten vorigen jare over Maart in
de opbrengst van de zegelrechten edu bedrag van
j 282.239
aan beursbelasting begrepen, terwijl de op-
brengst in •de afgeloopen maand een bedrag van
f 291.932
aan beursbelasting bevatte.

AANTEEKENING.

Het Italiaansch-Russische handels- en
scheepvaartverdrag en de Italiaansch-

Ri.zssische douaneconve’ntie van 7 Februari
1 9S4.
II.
(Slot.) – In aansluiting aan het overzicht
van de eerste 20 artikelen van het handeléverdrag,
volgen hieronder de bepalingen van dit verdrag, die

in het bijzonder op de scleepvaart betrekking hebben, benevens een overzicht van de douaneconventje.

Artt. 20 en 21 luiden als volgt:

De schepen van elk der beide verdragsluitende partijen
en hun ladingen zullen in de havens van de andere partij,
zoowel bij binnenkomst, verblijf, als vertrek, op denzelfden
voet worden behandeld als de nationale schepen, zoowel
wat betreft de rechten en heffingen, van welken aard of
benaming ook, die geheven worden ten behoeve van den
Staat, van gemeenten, corporaties, publieke ambtenaren of
instellingen van welken aard ook, als wat de aanwijzing
van een ankerplaats voor die schepen, de voorwaarden
waarop zij mogen laden en lossen in de natuurlijke en
kunstmatige havens, reeden en dokken aangaat, en in het
algemeen wat betreft alle verschillende formaliteiten en
bepalingen, waaraan de schepen, hun bemanning en hun
lading onderworpen kunnen worden.

Elk voorrecht en elke vrijstelling te dezen aanzien aan
een derde mogendheid door een der verdragsluitende par-
tijen toegestaan, zal onmiddellijk en onvoorwaardelijk aan de andere partij worden toegekend.

Art. 21. De onderdanen van elk der beide verdragsluitende

372

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

23
April
1924

partijen zullen de vrijheid hebben, op dezelfde voorwaarden
als de onderdanen van het land zlf en tegen betaling van
dezelfde rechten, gebruik te maken van de zeekanalen,
sluizen, veeren, bruggen, draaibruggen, havens en ontsche•
pingsplaatsen, signalen en lichten ter aanduiding van be-
vaarbare vatére, beloodsing, kranen en weegmachines
van de overheid, pakhuizen en inrichtingen voor de ber-
ging van de lading, de schepen en andere voorwerpen, voor zooverre deze inrichtingen of instellingen bestemd: zijn ten
nigemeenen nutte, onafhankelijk of zij door de» Staat of
door particulieren worden beheerd.
Met uitzondering van speciale bepalingen voor vuur-
torens, lichten en beloodsing zal geen enkel recht worden
geheven, indien geen werkelijk gebruik van deze inrich-tingen of instellingen is gemaakt.

Het slotprotocol van het verdrag bepaalt nader,
in verband met art.
21,
dat onder zeekanalen zullen
worden verstaan natuurlijke en ki.instmatige kanalen,
die een integreerend deel van een haven vormen of
die dienen als toegangsweg tot een haven en dat alle
havens, die, ofschoon ze aan rivieren gelegen zijn,
veelvuldig door zeekoopvaardijschepen worden bezocht,
als zeehavens zullen worden beschouwd.
Art.
22
stelt de goederen in transit vrij van douane-
rechten, terwijl art.
23
toestaat, dat direct van het

eene schip in het andere wordt overgeladen.
Art.
24
luidt aldus:
Italiaansche schepen en schepen van de USSR mogen
zich van dc cciie haven van een der beide verdragsluitende
partijen naar 66a of meer havens van hetzelfde land be-
geven, hetzij om hun gelteele van buitenslands aangevoerde
lading of een gedeelte ervan aldaar te lossen, hetzij om
lading met bestemming naar het buitenland in te nemen
of aan te vullen.

Art.
25
regelt de kustvaart:
Met inachtneming van de algemeene uitzonderingen van
art. 32
i),
mogen Italiaansche schepen lading in de eene
haven van de linie innemen of aanvullen, indien deze be-
stemd is voor een andere haven van de Unie, gelegen aan
een andere zee.
Deze» schepen zal het op hun reis, gedurende een ter.
mijn van twee jaar vanaf het inwerkingtreden van dit
verdrag, geoorloofd zijn, het vervoer van goederen en pas-
sagiers te bedienen tusschen de volgende havens: Odessa,
Novorossisk, Poti, Batoem en Rostov.
Schepen van de Unie zullen gedurende dienzelfden ter-
mijn van twee jaar vergunning hebben, het vervoer van
goederen en passagiers te bedienen tusschen de volgende
havens: Triëst, Genna, Napels, Livorno en Catania.

Art.
26
bepaalt:
In de voornaamste havens gelegen aan de Zwarte Zee
en de Zee van Azov, zullen italiaansche onderdanen en
maatschappijen van alle soort en vooral Itahiaanscb-Rus-
sische maatschappijen voor den buitenlandschen handel, het
recht hebben, goederen van Italiaanschen oorsprong en
afkomst op te slaan in de entrepöts of in open of gesloten
ruimten, voor dit doel door de douane-autoriteiten bestemd.
Deze goederen zullen slechts in genoemde entrepôts of
ruimten opgeslagen kunnen worden, indien zij voorzien zijn
van de vooraf vereischte toestemming tot invoer in de
Unie.
Zij zullen hier gedurende zes maanden, vanaf den dag
van opslag, mogen blijven en gemanipuleerd mogen
worden, vooi- zooverre de wetten van de USSR dit toestaan,
zonder onderworpen te zijn aan douanerechten of andere
douane-belastingen. liedurende die periode mogen goederen,
die in de entrepôts zijn toegelaten, en die niet in de Unie
verkocht zijn, weder worden uitgevoerd, vrij van alle douane-
rechten of andere douanebelastingen.
Na afloop van deze periode moeten de goederen, die nog
in de genoemde eutrepôts of bergplaatsen aanwezig mochten
zijn, weder worden uitgevoerd op dezelfde voorwaarden als
hiervoor vermeld.
De Italiaansche regeering zal aan de regeering van de
Unie en aan de onderdanen of maatschappijen van de Unie
toestaan, goederen op te slaan in de entrepöts en vrije
entrepôts van de voornaamste italiaansche havens. Deze
goederen mogen aldaar gemanipuleerd worden, voor zoo-
verre cle Italiaansche wetten zulks toestaan. Bovendien
verbinden de beide verdragsluitende partijen zich, een spe-
ciale conventie te sluiten, om aan de goederen uit de Unie
-in de haven van Triëst het gebruik van de entrepôts en opslagplaatsen, zoowel als van de haveninrichtingen te
verzekeren. –

i) Zie hieronder.

De Nirijstelling vali douanerechten en -belastingen, in dit
artikel voorzien, omvat, nièt de kosteit van opslag, ver-
zekering en dergelijke.

Art.
28
bpaalt o.a. dat de iiationaliteit van de
schepen zal worden bepaald volgens de wetten van
den Staat, waartoe het schip in kwestie behoort, aan
de hand van de titels en scheepspapieren, afgegeven
door de bevoegde autoriteiten, die zich aan boord
bevinden.
Het slotprotocol van het verdrag bepaalt omtrent
dit art. nog het volginde:
De regeering van de USSR verklaart, dat 11e bepalingen
van art. 28 in geen geval derogeeren aan de rechten van
de linie op alle schepen van de voormalige Russische oor-
logs- en koopvaardij vloot, die toebehoorden aan de Russische
regeering of genationahiseerd, werden bij decreet van 26 Ja-
nuari 1918, en die meegevord zijn naar het buitenland
gedurende een interventie, of zich op eenige andere wijze aan de nationalisatie onttrokken hebben.

Art.
29
luidt:
De volgende schepen zijn geheel vrijgesteld van betaling
van lasten en rechten in de havens van elk der beide
Staten:
de schepen, die in ballast van een of andere plaats
aankomen en in ballast weer vertrekken;
de schepen, die van de cciie haven van een der beide
Staten gaan •naar een of meer havens van dienzeifden
Staat en die kunnen aantoonen, dat zij reeds de boven-
bedoelde rechten in een andere haven van denzelfden Staat
hebben betaald, met inachtnemiog echter van den geldig-
heidsduur van die rechten, door de respectieve wetten vast-
gesteld en van de uitzonderingen, die in dit opzicht ook
voor de eigen schepen gelden;
de schepen die, hetzij vrijwillig, hetzij uit nood, met
lading in een haven binnenhoopen en deze weder verlaten, zonder eenige handelsoperatie te hebben verricht.
Deze vrijstelling zal zih niet uitstrekken tot de vuur-
torengelden, loodsgelden, sleeploonen, quarantainekosten en
andere rechten, die in het algemeen door schepen betaald
moeten worden voor diensten en het gebruik van inrich-
tingen, in het belang van het verkeer en waaraan de
schepen van het land zelf, zoowel als schepen, behoorend
tot de meestbegunstigde natie, evenzeer onderworpen zijn.
In geval van binnenloopen uit nood zullen niet als
handelsoperaties worden beschouwd: het lossen en het we-
der laden van de goederen, als dit noodig is voor het her-
stel van het schip; de overlading in een ander schip, indien
het eerste onzeewaardig is gew’orden; de noôdzakelijke
uitgaven voor het onderhoud van de bemanning en de
verkoop van goederen, die averij gehad hebben, wanneer
de douane-administratie tot dien verkoop verlof gegeven
zal hebben.

Art.
30
verklaart in geval van stranding en schip-
breuk de nationale wet toepasselijk, terwijl art.
31
bepaalt, dat een speciaale zeevaart-conventie binnen
3
maanden gesloten zal worden.
In art.
32
wordt vastgesteld, dat de bepalingen
van dit verdrag zich o.a. niet uitstrekken tot:
de toepassing van de speciale wetten voor het behoud, de hernieuwing en de ontwikkeling van de
nationale koopvaardijvloot;
de uitoefening van havendiensten, hieronder
begrepen loodsdienst, sleepdienst, hulp en berging
en de uitoefening van de visscherij en de jacht in de
kustwateren, die bij uitsluiting aan de nationale vloot
wordt voorbehouden;
di
de kustvaart, e aan de nationale vlag is voor-
behouden, behoudens de uitzonderingen van art.
25
1
).

Art. 33, het laatste, bepaalt, dat het verdrag in
werking treedt
15
dagen na de uitwisseling der rati-
ficatiën, welke, gelijk reeds aan den aanvang werd
vermeld, 7 Maart
1924
te Rome plaats heeft gehad.
Het verdrag zal, met uitzondering van de politieke
bepalingen, drie jaar van kracht blijven.-
Indien geen der verdragsluitende partijen zes maan-
den véôr den afloop van gezegden termijn te kennen
heeft gegeven, dat zij het verdrag wil doen ophouden,
zal. het in werking blijven, een jaar nadat een der
verdragsluitende
partijen
het zal hebben opgezegd.
* *

De douaneconventie vrleent in de eerste plaats
1)
Zie hierboven.

23 April .1924

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

373

een verlaging van invoêrrechten in Rusland, benevens
meestbegüntiging; a(h een aantal grtindstofîen en
fabrikaten van Italiaanschen oorsprong en uit Italië
afkomstig. Onder deze artikelen komen o.a. voor (de
percentages geven de reductie aan):
versch en geconserveerd fruit (60 pCt.);
allerlei soorten citroenen (75 pOt.) sinaasappelen en mandarijnen (60 pCt.); perziken, abricozen en versche druiven (75 pCt.);
gedroogde vijgen en andere gedroogde vruchten (60 pCt.);
gedroogde en geconserveerde citroen- en sinaasappel-
schillen (60 pOt.);
,gepelde en ongepelde amandelen (30 jCt.); geconserveerde tomaten, verpakt (40 pCt.):
druivenwijn (50 tot 75 pOt.);
ruwe kurk en kurkafval (geheel Vrij);
alle soorten marmer en albast (33 tot 100 pOt.);
rubber, gutta-percha, balata en daarvan vervaardigde
artikelen (2 tot 50 pOt.);
zwavel en bloem van zwavel (geheel Vrij);
olijfolie (20 pCt.);
citroenolie en dergelijke (50 pCt.);
mechanische tractoren (geheel Vrij);
electrische motoren (40 pOt.);
schovenbinders, rapers, stoomploegen, dorschmachines,
enz, (geheel vrij);
ruwe zijde (35 pCt.);
getwijnde zijde en zijden garens (20 pOt.);
katoenen manuf. van alle soorten, mousseline enz. (55pCt.);
touw (60 pOt.);
weefsels van zijde en gemengde zijde (50 pCt.(;
mutsen en hoeden (60 tot 70 pOt.).

Een verlaging of opheffing van invoerrechten in
Italië, respectievelijk meestbeguustiging, wordt o.a.
aan de volgende Russische producten, indien daar-
vandaan afkomstig, verleend:
kaviaar (60 goud-lire per quintal);
boonen en erwten (1,51) goud-lire per quintaij;
lijnkoeken (geheel vrij);
hennep en vms (geheel vrij);
onbewerkt dierljk haar (geheel vrij);
Oostersche tapijten (8 goud-lire per quintal);
zijde-cocons (geheel vrj;
gehaspelde ruwe zijde (geheel vrij);
afval van zijde (geheel Vrij);
metaalertsen (geheel vrij);
afval van ijzer en staal (geheel Vrij);
ruw asbest, ook in puedervorm (geheel vrij);
hout (geheel Vrij);
huiden, die niet geschikt zijn voor pelswaren, in alle
vormen (geheel Vrij);
rubberschoeisel, zelfs met stof bekleed (1,25 goud-lire
per quintal).

Meestbegunstiging wordt aan Italië voor nog een
honderdtal posten van het Russische tarief toegekend
en aan Rusland voor nog• een dertigtal producten.
Voor de overige producten zal het algemeen tarief
van het andere land gelden, met dien verstande, dat,
als een derde mogendheid vermindering van invoer-
rechten krijgt voor artikelen, die ook Italië, respec-
tievelijk Rusland, in wil voeren, een ernstig onderzoek
naar de mogelijkheid van een dergelijke gunstige be-paling ‘oor die Italiaansche, respectievelijk Russische
producten. vordt toegezegd.

Bovendien worden de uitvoerrechten van de vol-
gende Russische producten, indien zij voor Italië
bestemd zijn, verminderd:
dierljk haar (waaronder begrepen paardestaarten)
(75 pCt. reductie);
gekaard. gehekeld en ruw vlas, benevens afval ervan
(2 pCt.);
zijde-cocons (75 pCt.)

Overigens worden de uitvoerrechten van goederen
van het eene land naar het andere land over en weder
ook geregeld op den voet van meestbegunstiging.
De bepalingen omtrent in- en uitvoerrechten zijn
voor de vaststelling van de meestbegunstiging o.a.
niet toepasselijk op de preferentieele rechten, die
Italië aan zijn koloniën, bezittingen of protectoraten
mocht hebben toegekend ‘of in de toekomst zal toe-
kennen, noch op de preferentieele rechten, die de
USSR mocht hebben verleend of naderhand zal ver-
leenen aan de Staten, yier gebied den 1 Augustus
1914

in alle opzichten deel uitmaakte van het oude Rus-
sische Keizerrijk, en die aan het douanetarief van
het Keizerrijk waren onderworpen, noch op de con-
tinentale grensstaten in Azië.

OVERZICHT DER RIJKSMIDDELEIN.
(In Guldens).

‘Sedert
1 Januari
1924

Overeen-
komstige
periodelg23

Directe belastingen.
808.835
3.081.661
1.970.879
Personeele belasting
940.413
4.446.895 4.280.784
Inkomstenbelasting
8.039.473
26.42.1.911
30.37.051

belasting ……….-
462.010
L251.616
4.405.788
Vermogensbelasting
952.056 1.938.240
2.062.922

Grondbelasting

………..

Accijnzen.
‘2.604.584
9.273.465
10.253.028 467.892
581.555 524.803 3.556.914
11.500.785 12.231.632

Suiker

…………….

117.118
358.050
416.101
291.882
1.264.794
926.218

Dividend- en tantiême-

Gedistilleerd ………..
Zout

…………………

710.881
2.238.942 2.488.393
Bier

………………..

1.356.626
3.840.600
4.978.115
Geslacht

…………….
Tabak……………..
Belast, op speelkaarten
‘10.285
39.178
25.588

Indirecte belastingen.
11.590.720
2

5.241.654
8

4.363.970
Registratierechten
1.793.922
6.004.576
4.546.808

Wijn ………………..

3.254.252
11.556.961 11.141.789
Invoerrechten
3.405.466
9.089.866
9.125.736
Gouden en zilver. werken

Zegelrechten ……….

65.245
214.222 234.334

Successierechten…….

Essaailoon ………..
90
274 264
Statistiekrecht ………
1.030.916
884.537

Belasting …………..
……


182.376
162.568
Mijnen
……………..
…..
Dorneiizen

………….

336.5
.
16

506.633
506.561
Staatsloterij

…………
154.2
.
49
12.207
196.725 197.169
Jacht en visscherij
206
1.159
1.103
302.268 814.427 796.844
Lood8gelden ………….

Totaal ……….
31.234.110
101.077.481
106.897.983
1

001
00(1
…——–

nota’s van makelaars en commissionnairs in effecten, enz.
(Beursbelasting).
2)
Idem fl.l75.59S.
8)
Idem

BELASTINGEN IN VERBAND MET DE BUITEN-
GEWONE OMSTANDIGHEDEN.

‘anuari 1924

Verdedigingsbelasting la ….
252.718 548.296
Verdedigingsbelasting Ib ….
550.228
1.682.407
Verdedigingsbelasting II ….
2.225.132
7.329.425


3.028.078 9.560.128
Oorlogswinstbelasting
120.400
646.658

OPCENTEN VOOR HET LEENINGFONDS
1914.

Sedert
1 Januari
1924

Overeen
kornsfige
periode
1923

Directe belastingen.
162.839
619.563 398.059
Grondbelasting

……….
Personeele belasting
192.582
881.642
886.681
Inkomstenbelasting
2.517.195
7.745.783
8.649.744
Vermogensbelasting
213.014
459.560
515.439
Dividend- en tantième.
152.463
413.033
1.453.910
Accijnzen.
bela.sting ………..

520.917 1.854.693
2.050.606
Suiker

……………
116.311
104.961
Wijn ……………..93.578
Gedist. (binn.- en buitl.)
355.691
1.150.079 1.223.163
Indirecte belastingen.
Zegelrechtvan buiti. eif.

25.607
109.547
73.897

Totaal
4.233.886
13.350.211
15.356.460

SPLITSING VAN DE OPBRENGST DER GROND-, PERSONEELE-, INKOMSTEN- EN VERMOGENS
BELASTING SEDERT 1 JANUARI
1924.

Dienstjaren
Grond- belasting
Personeele
belasting
1 Inkomsten-

L

belasting
Vermogens-
belasting

1920/21
1



325.252
989
.1921/22
1

4.426
66.083 1.668.415
7.519
1922/23,
1

45.679
412.944
.7.212.112
46.968
1923/24
2.479.442 3.819.106
‘17.216.132
1.882.764
1924125
(

552.114
148.762

Totalen .•.
3.081.661
4.446.895
26.421.911 1.938.240

3
7
4

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

23 April 1924

STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN.

N.B. *** beteekent: Cijfers nog niet ontvangen.

GELDKOERSEN.

BANKDISCONTO’S.

Ned Ornh.

isc. Wissels. 5
24Jan.
1
24
Zwits. Nat. Bk. 4
16Juli’23

Bk

el.Binn. Eif. 524
Jan.’24
N.Bk.v.Denem. 7
17Jan. ’24
inR.C.
624 Jan.’24
ZweedscheRbk 5j
8Nov. ’23
Javasche Bank… 3j
1Aug.’09
Bank v.Noorw. 7
9Nov. ’23
Bankvan Engeland 4
5Juli ’23
Bk. v. Tsjecho-
Duitsche Rijksbk. 10
29Dec.’23
slowakijë… 6j
9Mrt. ’24
Bank v. Frankrijk 6
17Jan. ’24
N. Bk.v.O’rijk 9
2Sept.’22
Belgische Nat. Bnk. 6 14Feb. ’24
Hong. Bank.. 18
5Juli’23
Fed. Res. Bank N.Y.
4121
Feb. ’23
Bank v. Italië.
5l11Juli ’22
Bank van Spanje… 5
23Mrt.’23
Z.-Afr.Res.bnk 6

OPEN MARKT.

Data
Amsterdam
1
Londen
Part.
t disconto

Berlijn
Part.
Parijs
Part.
N. York
Cail
Part.

1

Prolon-
disconto
1

gatie
(3 mnd.)
disconto
disc.
money

17 Apr. ’24
471_5
4%
31


4_%
14-17 A. ’24
47/
8
5
4%

3
-/8


4_48/

7-12 ,, ’24
47/_5
4_5
2+_31/

31M.5A.
1
24
47/_5
3%_5
3_’/

4-5%

16-21 A. ’23
3%
1+_2t/8


4_5
18-22 A. ’22
4/4

/8

4_%
2′,
– –
3_3%

20_24Jli’14
31/9..5159

2%_3% 2%_%
21/_34
2%
1% -234
1)
Noteering van 19 April.

WISSELKOERSEN.

WISSELMARKT.

Londen was deze week zeer gezocht. Onder den invloed van de vaste stemming voor sterling in New York liep ook
hier de koers regelmatig op. Daar echter cle stijging hier
iets achter bleef bij New York, was de stemming voor
Dollars_iets terugloopend. Dit was echter de eenige uit-
zondering op cle wisse markt want alle andere wissels wa-
ren vester. Skandinavië, Zwitserland, Spanje waren allen
liooger. Ook Marken liepen nog iets verder op. De grootste
vraag was weder voor Francs. Bijna dagelijks liepen de
koersen hooger en

vooral na de feestdagen was de vraag
weder bijzonder groot, hetgeen een nieuwe sterke verhef-
fing van den koers ton gevolge had.

22 April 1924.

KOERSEN IN NEDERLAND.

D
00
Londen
Berlijn
4
)
•)
Weenen
9)

Par/s
)
Brussel
)
New
York”)
14April1924 11.650.000801 0.00375/

16.17
13.70

2.68
i

15

1924 11.69

0.00062

0.0037% 16.60
14.05

2.69%
16

1924 11.690.000611 0.0037% 16.70
14.311

2.691/
8

17

,,

1924 11.69

0.00060e 0.0037’/
2 16.771

14.25

TIJ

18 ,,

1924



19

1924

– –


Laagste d.w.
1
1
11.841
0.000591
0.0037% 16.10
13.65

2.68%
Hoogste,,,,
1
11.731 0.00063

0.0038

16.90
14.60

2.70
12April1924 11.6
4
1
0.000601
0.00377/9
16.071

13.34 2 268H
5

,,

1924 11.61

0.00056
3
0.0038

15.521

12.95

812.69y, 8
Muntpariteit 12.10

59.26
5)

50.41

48.-
48.-

2.48h

*)
Noteering te Amsterdam.

9*)
Noteering te Rotterdam.
1

Particuliere opgave.
Noteering van
11
April ’24.
3)
Idem van 4April.
4
Gulden per milliard Mark.

5)
Gulden per lOO Mark.

Data
Stock-
h
o
l
m
9),h
agen
*)Iti
an
i
a
*)Inta,n
)
c
Kopen-
Chris-
Zwit-

Spanje
1)
1
Batavial)
telegrafisdi

14 April 1924
70.90
44.35
36.90
47.20
36.15
965/_7/
15

1924
70.95
44.60 37.25 47.30 36.70
96’/
8
…7/
8

18

,,

1924
70.95
44.70 37.10
47.321 36.60
98
5
/8-
7
/8
17

,,

1924 70.85
44.70
37.10 47.35
36.70
969/
9
_7f
5

18

1924



– – –
19

1924
– – –



L’ste d. w.
2)

70.80 44.20
36.75
47.05 36.10
961/
9

]l’ste

,,

,,

)
71.20
44.80 37.20
47.50
3685
967/
8

12 April 1924
71.-
44.65 36.90
47.15 35.95
96%_34
5

,,

1924
71.25
44.50
36.90 46.90 35.90
961/..8/8
Muntpariteit.
66.67 86.87 66.67
48.- 48.-
96
1
/8
9)
Noteering te Amsterdam.
1)
Particuliere opgave.

KOERSEN TE NEW YORK.

Data
1
Cahle Lond. (In
$
per)
Zicht ParlJ8
I(In cli.
p
.
f
ri.)
1

rzichg
Berlijn

1/id
MOTk)

1

,4m,terd.
(in
cl,. P.
gld.)

19 April

19241
4.38.-
6.32
0.000
22
1
37.29
Laagste d. weeki
4.34.69 6.14
0.00022
37.13
Hoogste
,,

,,
1

4.38.-
6.32
0.000221
37.29
12 April

19241
4.33.62
6.06
0.00022
37.26
5

,,

1924!
4.33.75
5.75
0.00021
37.25
htuntpariteit..
4.86.67
19.30
23.81%
1)
40$/
1) In ct. per Mark.
KOERSEN VAN DE VOLGENDE PLAATSEN OP LONDEN

Plaatsen en
Landen
Noteerings-
eenhe den
5Apr.
1924
12Apr.
1924

ILaagste
l
Hoogstel
14j17 April ’24
17Apr.
1924

Alexandrië
..
Piast.
p. £
9715/ 9735/ 9716/
9736/
9739/
8
,

‘Bangkok…
Sh.p.tical
1/10I/
11101/
8

1110
1 10%
1/1011
8

B.
Airesl)
..
d.
p. $
4111/
16

41
0
/16
415/
9

415/
8

415/
16

Sh.
p.
rup.
114%
114
25
/
88

114%
1/4
27
1
33

1/4
27
/
32

Constantin.
.
Piast.p.
8221
81211
2

800
820
805
Hongkong
..
Sh.
p. $
2/40/
8

2/4%
2/4%
2/49/
2/4
7
!
Lissabon
1) …
d. per Mii.
111/
95

1II/
j5

18/
8

1 17/
99

128/,,

Peset.p.
X,
32.021

32.19 31.30 32.30 31.50
Mexico
…..
d. per
$
29%
296/
9

29
30
29
%
Montevideo’)
id.
431/
9

427/
2

42%
43
427/
8
)

Calcutta
….
..

Madrid
….

Montreal
….
$
per
X.

..

4.4034
4.417/
8

4.41%
4.45%
4.44%
Praag
………
Kr.
p. £
1458/
8

146 145
%
148/4
147
%
R.d.Janeiro
1)

d. per Mil.
6%
6%
65/52
60/
3
,
6
8
116
Lires
p. £
98
8
/8
97%
97
98%
98%
Shanghai
….
Sh.
p.
tael
312%
3125/
9

312%
3/271
8

2135/
s

Rome
……….

Singapore….
id.
p. $
2/481
5

2141/
2
1
3
31
(
82

2145/
8

214
1
/16
Valparaisol).
peso
p. £
41.90 41.20 40.30
40.90 40.30
Yokohama

Sh.
p.
yen
‘/’IH

1/111
1/101/
2

1/11
11103
*
Koersen der voorafgaande dagen.
1)
Telegrafisch transfert.
2)
90 dg.
8)
Noteering van
14
April.

NOTEERING VAN ZILVER.
te Londen

N. York
te Londen N. York
17April 1924- 338/

646/1)

21 April 1923- 328/

66%
12

,,

1924-
331,

64

22 April 1922…

348/
9

67a/
5

,,

1924- 33t

637/
9

20
Juli

1914-
2416l

541/
1)
Noteering van
16
April.

NEDERLANDSCHE BANK.
Verkorte Balans
op
22 April
1924.
Activa.
Binnenl.Wis-(H.-bk.

f
154.893.203,88
seis,
Prom.,
B.-bk.

43.066.755,83
enz.indisc.Ag.sch.

57.884.714,35

f
255.844.674,06
Papier
o.
h. Buiteni. in disconto

Idem eigen portef.
.
f

21.397.712,-
Af :Verkochtmaar voor
de bk. nog niet afgel.

21.397.712,-
Beleeningen
IH..bk.

t’

32.574.683,18
mcl.
vrsch.
B.-bk.

15.240.901,33
in rek..crt.1
Ag.sch.

98.925.874,78
op
onderp.

f
146.741.459,29

Op
Effecten.
… … .-.
f
135.280.597.71

Op Goederen en Spec.
,,

11.460.861,58
146.741.459,29
Voorschotten a. h. Rijk…

………….
14.734.926,83
Munt en Muntmateriaal
Munt, Goud
… … –
f

56.240.100,-
Muntmat., Goud
._,,
487.752.157,-

f
543.992.257,-
Munt, Zilver, enz.
• ,,

9.575.429,62
Muntmat. Zilver…

E-,ffecten
553.567.686,82

Bel.v.h.Res.fonds
.
f

5.986.677,31
id.van

v.h. kapit.
,,

3.996.557,89
9.983.235,20
Geb. en Meub. der Bank
… … …
… . ………,,
5.000.000,-
Diverse rekeningen

..

,,
77.020.730,35

f
1.084.290.424,35

Passiva.
Kapitaal

t’
20.000.000,-
Reservefonds
… …. ….

…. …. .. …………..
5.999.469,43
Bijzondere reserve

…………
in omloop..
.. … … …….,,
1.000.043.540,-
Bankassignatiën in omloop….
… ……..
1.554.906,83
Rek.-Cour.
j
Het Rijk
f


saldo’s:

‘,
Anderen

28.025.763,39
28.025.763,39
Diverse rekeningen
.._

,,
19.666.744,70

f
1.084.290.424,35

Beschikbaar metaalsaldo
.

…___……
f
347.122.990,83
Op de
ba8i8 van
il,
metaaldekking_

,,
141.198.148,79
Minder bedrag aan bankbiljetten in om
loop
dan waartoe
de
Bank gerechtigd
is. ,,
1.735.814.950,-

23 April
1924

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

375

NED. BANK 22 April 1924
(vervolg).
Voornaamste posten in duizenden guldens.

Bank
ndere
Beschlkb.
1
Dek-
Data
Goud
Zilver

biljetten
opeischb.l
Metaal- Iklngs
schuldenl
saldo
perc.

22 Apr. ‘241543.992
9.575 1.000.044 29.581
347.123
54
14

,,

‘241556.564 8.868
1.000.303
21.433
360.542
55
7

241556.564 8.767
1.007.700 21.534
358.942
55
31 Mrt. ’24
569.138
9.267
1.018.014
19.286 370.379
513
24

1924
581.711
9.777
978.408
28.082 389.369
59
17

,,

’24
581.711
9.708
985.005 20.247 389.780
59

23 Apr. ’23
581.790
8.281
939.612
36.750 394.102
60
24 Apr. ’22
605.889
5.608
985.085
37.241
406.356
60

25 Juli

’14
162.114
8.228 310.437 6.198
43.521
1
)
54

Totaa,
.lHlervan
Schatkist-
Belee-
Tpapier
ophef
1
1Diverse

Data
bedrag ipromessen
ningen

I

buiten-
I
1

reke-
nineen
2)
I
dtsctosl
rec
ht
s
t
ree
k
s

land

22 Apr. 1924 255.845

91.000 146.741 21.398 77.021
14 ,,

1924 252.123

88.000 143.350 19.182 66.407
7

1924 259.905

91.000 145.200 20.858 64.917
31 Mrt. 1924 254.185

78.000 157.533 23.412 49.670
24
,,

1924 233.403

65.000 143.561 23.968 39.636
17

1923 247.019

82.000 131.434 23.182 42.868

23 Apr. 19231 170.504

22.000 124.154 98.749 25.124
24 Apr. 19221 180.170

26.000 133.066 92.864 34.805

25 Juli 19141 67.947 1 14.300
1
61.686 20.188

509
1)
Op de. basis van
1/
metaaldekking.
1)
Sluitpost activa.

‘,RIJKS SCHATKIST.
De Minister van Financiën maakt o.m. bekend:

14
April
1924

1

22
April
1924

dat uitstonden
aan schatkistpromessen f396.900.000,- f386.830.000,-
waarv.directbijNed.Bk.
,,
88.000.000,-
,,
91.000.000,-
aan schatkistbiljetten.
,,
193.110.000,-‘ ,,194.983.000,-
1

an zilverbons …. .. …
.
,,
31.636.018,50
,,
31.511.123,50
Tegoed v.d.Postch. en Gdst.
bij ‘s Rijks Schatkist. … ,,106.558.196,53I ,,106.558.196,53
Onder de vlottende schuld is begrepen:
Voorsch. aan de Koloniën

135.066.133,57 ,,126.021.262,74
Voorschot aanGemeenten’ 29
Februari
1924

31
Maart
1924
voordoorRijkvoorhen.
,,
76.790.423,26
,,
74.334.520,58
te heffen Ink. bel astingJ
Voorschotaan rek. houders

14April1924

22
April
1924
v. d. Postch.enGirodst.
,,
98.1d8.417,73 ,,1O1.169.366,75
1)
Waarvan
/
37.056.000 verval en op of na 1 April 1927.

NEDERLANDSCH-INDISCHE VLOTTENDE SCHULD.
De Minister van Koloniën maakt bekend:

$2
April1924

1

19
April1924

Voorschot uit ‘s Rijks
kas aan N.-I ………. .fllG.O24.2Ol,58 flll.174.343,78
md. Schatk.prom. in omi.
,,
79.100.000,-
,,
79.100.000,-
Voorsch.Jav.Bk.aanN..I.

22.600.000,-
,,
30.600.000,_
Muntbiljetten in omloop.
,,
40.200.000,-
,,
40.100.000,-
1)
Tegoed van Ned.-Indi8 bij de Javasche Bank.

JAVASCHE BANK.
Voornaamste posten in duizenden guldens. De samengetrok-
ken cijfers der laatste weken zijn telegrafisch ontvangen.

k

Andere Beschikb.

Data

Goud

Zilver

an –

opeischb. metaal-
je en schulden
I
saldo

19Apr.1924

217.000

259.000
1
85.500 148.100
12 ,, 1924

221.750

263.000

79.500 153.250
5

1924

219.750

263.000

79.500 153.250

15Mrt.1924 ‘1700

63.942′ 261.880

70.990 152.815
8 ,, 1924 158.695

64.436 263.374

78.722 155.512

21Apr.1923 160.612

61.177 263.501 110.305 147.737
22 Apr. 1922 143.168

40.872 263.090

96.981 112.696

25 Juli1914 22.057

31.907 110.172

12.634

4.842e

Wissels,

Voor-

.

Dek-
Dis-

buiten

Belee- schotten

iverse kings-

a a

IC
onto’s N.-Ind. ningen a(h. Gou-
n
ï
n
e e1) percen-
betaalb.

vernem.

g

tage

19Apr.1924

1i9.890

30.600

63
12 ,, 1924

143.330

22.600

65
5

1924

146.990

22.900

64

15 Mrt.1924 35.222 17.744 64.865 3.866 18.043

65
8 ,, 1924 34.881 19.033 68.736 3.783′ 21.514

65

21Apr.1923
36.405
29.857 64.028 16.064 32.600

59
22 Apr. 1922 35.315 18.625 88.722 25.324
8
52.769

51

25 Juli 1914 7.259 6.395 47.934 6.446

2.228

44
5)
Sluitpost activa.
3)
Basis
2!
metaaldekking.
8)
Creditsaldo.

CURA(;AOSCHE BANK.
Voornaamste posten in duizenden Euldens.

Data Metaal
Circu-
latie
Dis-
conto’
s
Voor-
schotten
aan de
kolonie

Diverse
reke-
ningen1ningen

1 Dïvers
1

reke-

1 Maart

1924
685 1.332
83
227 722
78
1 Februari ’24
3
)
690 1.195
82
237
821
237
1 December 1923
732
1.235
80
245
819
245
1 November1923
695 1.259
84
257 813
195
1 October

1923
688 1.253
77
241
828
185

1 Maart

1923
663 1.215
128
286
667

1

134
-,

ILWOL (lOL
paeO,Ya.
3)
Bankstaat van
1
Januari nog niet ontvangen.

BUITENLANDSCHE BANKSTATEN.
BANK VAN ENGELAND.
Voornaamste posten, onder bijvoeging der Currency Notes, in duizenden ponden sterling.

Data
Metaal
Circulatle

Currency_Notes
Bedrag
I
Goudd.
Gov. Sec.

16 Apr. 1924
128.112 125.477
**
***

9

1924
128.116 125.742
288.216 27.000
243.840
3

1924
128.115
126.355
285.238
27.000
241.374
26 Mrt. 1924
128.105 125.403
281.538
27.000 236.867

18 Apr. 1923
127.521
122.380
285.565
27.000 241;335

22 Juli

1914
40.164
1

29.317
– –

D ata
Gov.
Other
Public
Other
Reserve
Dek-
kin gs
Sec. Sec.
Depos.
Depos.

16 Apr. ’24
40.917 74.843
18.403
102.066
22.385
18,57
9

’24
41.518
75.932 12.976 108.909
22.123
18,15
3

’24
47.782
79.851 16.411
114.466
21.510
16,43
26 Mrt. ’24
48.167
72.145
26.983
100.507
22.453
17,61

18Apr.’23
51.299 67.406
14.103
111.815 24.891
19,76

22 Juli ’14
11.005 33.633
13.735
42.185
1
29.297
523
-, V CILLVUUILI5 LU22LI.ClI P.CbCJ YC CH LJCpU2ILS.

DUITSCHE RIJKSBANK.
Voornaamste posten, onder bijvoeging der Darleheus
kassenscheine, in billiarden (duizenden billioenen) Mark.

Data Metaal
DlarI.
rv
Kassen
1
Circulatie
1
Dek-
1
kings
sc
heine

7 April’24
0,6
0,465
‘0,021
2.479
683.651 0,4
31 Mrt. ’24
0,9
.
0,465
.
0,021
.
4.124
689.864
0,6 22

’24
0,9
0,464
.
m
0,021
w

6.186 606.511
-.

1
15

,,

’24
0,9
0,464
0,021
9.103
613.176
2

7 April’23
9,1
1,005
0,165
.1,301′
5,624′
23

23 Juli

’14
1,7
1,357

0,065′
1,9

8
93

Wissels
Renten-
IDarl. kas.

bank-
Rek.
1
sensch.

Totaal
Handels-
51
Schatkist-
scheine
Courantø
1
Tot, uit-
wissels
papier
1
gegeven

1.867.237 1.867.237

262.961 1.255.128 2.500
W
1.767.443 1.767.443

225.389 1.053.120 4.100
1.574.101 1.574.101

84.082 1.239.701 6.200
1.431.236 1.431.236

37.917 1.119.214 9.100

7,221′

2,423′

4,7982

2,688′ 1,313′

0,7518

0,7518

– 1 0,9448


1) Onbelast.
2)
Dekking der circulatie door nlelaal en Kassenscheine.
8) In miiIiarden.
4)
In billioenen.
5)
Waarv. in Rentenrnark,uitgedrukt in
papierm. op IS Mrt. 867.787 biliiard; op 22 Mrt. 977.557 bill.; op 31 Mrt.
1.096.281 bill.; op 7 Apr. 1.156.717 bill.
4)
idem: op 15 Mrt. 401.399 bill.;
op 22 Mrt. 447.155 bill.; op 31 Mrt. 348.426 bill.; op 7 Apr. 439.787 bill.

BANK VAN FRANKRIJK.
Voornaamste posten in duizenden 1 rancs.

Waarvan

Te goed
Buit.
gew.
Data

Goud

in het

Zilver

in het

voorsch.
Buitenl.

Buitenland ajd. Staat

17Apr.’24 5.542.134 1.864.321 298.343 571.347 22.700.000
10

’24 5.542.009 1.864.321 298:205 577.351 22.800.000
3

’24 5.541.900 1.864.321 298.087 573.844 23.000.000

19 Apr.’23 5.536.605 1.864.345 291.979 598.692 22.800.000

23 Juli’14 4.104.390

639.620


Uitge-

Rek. Crt.

Rek.
Wissels

stelde

ee

Bankbil-

Parti-

Crt.
Wissels

ningen

je en

culleren

Staat

4.694.887

10.286 2.604.361 39.943.151 2.481.129 18.503
w 4.991.942

10.401 2.646.434 40.145.377 2.524.681 16.432
5.945.053

11.716 2.470.733 40.213.562 2.887.459 27.372

2.532.350 22.448 2.127.836 36.823.777 2.009.164 19.596

11:541.980

769.400 5.911.910 942:570 400590

‘:4

376

EÇONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

23.
April 1924

BANQUE NATIONALE DE BELGIQUE.

Voornaamste posten in duizenden trance.

1 Metaal
I
Beleen.l Beleen. 1 fi/nn.
1

Data

1
mcl.
1
van
1
van

wissels

Circu-

Rek.
Crf.
1
buitenl.
1
buit.l.
1
prom. d.I

en

latie

1 1
saldi
1
vorder.I provinc.I beleen.

partic.

17Apr.’24 357.825 84.653 480.000 1774.412 7.655.576 211.179
10
.

’24 357.741 84.653 480.000 1807.932
7.705.315
217.881
3

’24 358.936 84.653 480.000 1813.652 7.676.033 253.421 27 Mrt.’24 358.503 84.653 480.000 1812.762 7.651.704 368.282

19 Apr.’23
347
.
342
18
4
.
653
480.000 818.638 6.858.492 138.947

VEREENIGDE STATEN VAN NOORD-AMERIKA.

FEDERAL RESERVE BANKS.

Voornaamste posten in duizenden dollars.

Goudvoorraad
r..1..
Zilver
Notes in
Data
etc.

I

circu- Totaal
__________

Dekking
7i’i’T
bedrag
F. R. Notes
bultenl.
latie

2 April’24
3.091.767 2.025.157

99.564 1.987.262
26 Mrt. ’24
3.122.944 2.139.604

100.107 1.982.706
19

’24
3.131.845
2.150.934

101.352 1.989.848
12

»

’24
3.130.082 2.095.797

105.758 2.010.595

4 April ‘2:3
3.069.495
2.066.795

103.522 2.240.951

Goud-
Algem.

Data
Wissels
Totaal
Gestort
Dek-
Dek-

I
Deposito’s
Kapitaal
1
kings-
kings-
1
verc.’)
perc.Z)

2 April’24 743.432 2.062.364

110.859

76,3

78,8
26 Ivlrt. ’24

684.773 2.007.116

110.831

78,5

80,8
19 ,,

’24

625.454 2.012.131

110.828

78,3

80,8
12

’24

726.015 2.018.850

110.836

77,7

80,3

4 April’23 955.109 1.988.606

108.647

72,5

75,0
1)
Verhouding totalen goudvoorraad tegenover opeischbare
schulden:
F. R.
Notes en netto deposito. ) Verhouding totalen
voorraad muntmateriaal en wettig betaalmiddel tegenover Idem.

PARTICULIERE BANKEN AANGESLOTEN BIJ HET
FED. RES. STELSEL.

Voornaamste posten in duizenden dollars.

Aantal
u
/
0
e
t
z
a
ete

Reserve

Totaal

Waarvan
Data
bij °
banken bgginn F.,biks deposito’s

dsts

26 Mrt.’24 756 16.579.757 1.414.945 15.639.372 4.230.974
19

’24

756 16.6.20.383 1.482.880 15.857.778 4.194.133
12

’24

757 16.468.918 1.445.094 15.663.343 4.191.105
5

’24

758 16.383.574 1.409.988 15.492.890 4.194.062

28 Mrt. ’23 777 16.497.611 1.394.778 15.367.802 3.948.420

Aan liet eind van ieder kwartaal wordt een overzicht
gegeven van enkele niet wekelijks opgenomen bankstaten.

EFFECTENBEURZEN.

Amsterdam, 17 April 1924.

De korte arbeidsweek, ‘welke ten aanzien van – de inter-
nation1e beurzen heeft bestaan, heeft, als gewoonlijk, be-
let, dat de omzetten 01) de fondsenmarkten grooten omvang
hebben aangenomen. Toch was er, in tegenstelling met art-
.dere dienovereenkomstige perioden, veel grooter belang.
stelling op te merken, hetgeen in hoofdzaak wel -moet wor-
den toegeschreven aan de omstandigheid, dat men vrijwel
in alle landen op het punt staat besluiten te nemen, welke
bijzonder belangrijk kunnen worden voor cle verdere ontwik.
keling van den econonuschen en financieelen toestand van
Europa. In de eerste plaats hebben de rapporten van de
L:ommissies van deskundigen ten aanzien van het vraagstuk
ier schadevergoe:Iingen nog steeds een onderwerp van bree-
(le discussie uitgemaakt, vooral, nu ook ])uitschlaad heeît
verklaard, dat de conclusies der experts een grondslag vor-
men voor verdere onderhandelingen. Het spreekt bijna van-
zelf, dat deze uitspraak op de beurs van B e r 1 ii n een
gunstige uitwerking heeft uitgeoefend, zoodat hier op som-
mige dagen een veel opgewekter stemming heeft bestaan,
dan sinds lang het geval is geweest. Het is den kringen
van handel en nijverheid in Duitschland op het oogenblik
dan ook in de eerste plaats te doen om een nauwkeurige
omschrijving van de verplichtingen, welke het land op zich
heeft te nemen, waaruit dan conclusies getrokken kunnen
worden ten aanzien van de belastingen en andere omstan-
digheden, waaronder men in Duitschlancl de diverse bedrij-
ven zal kunnen voortzetten. Door het schema van de com-
missies van experts is kans op zulk een vaststelling ver-
groot en de beurs heeft hieruit onmiddellijk de consequenties

getrokken. Toch zal het tie –y-raag blijven, of cle gevolgen
reeds cladelijk zoo gunstig kunnen zijn, als thans door som-
migeil wordt aangenomen. De lasten zullen ongetwijfeld
zwaar worden en bij de heftige concurrentie op de wereld-
markt, welke van andere landen is te duchten, zal het
nog moeten blijken, in hoeverre de Duitsche industrie zon-
der zeer belangrijke wijzigingen te brengen in haar pro-
ductie-vorineji, als mededinget- zal kunnen optreden. Veel
zal ook afhangen van den toestand op de gelclnia.rkt, welke
tot
1111
toe voor de credietbehoeveiic.,e ondernemingen zoo on-
gunstig mogelijk is. Het valt niet te ontkennen, dat de
verzorging met credict op dit oogenblik, zelfs voor cle ge-
vinger behoeften vai.i het minder groote i)nitschlaiid nh-deii
oorlog, zeer onvoldoende is. De taak wordt vaargenomeii
door de Rijksbank, de Rentenbt,ak, cle gouci-discoatobank –
welke thaus haar werkzaamheden heeft aangevaugen – en
door de talrijke Dtiitscbe bankiustellingeii, in het buiten
land gevestigd, waarbij cok nog cle internationale banken,
in Nederland opgericht, gerekend dienen te worden. Ten
slotte zal echter het kapitaal, dat over de Duitsche grenzen
is gebracht, dcii doorslag moeten geven. Voor een deel kan
dit geacht woi’den te zijn teruggevloeid, doch alleen een vol-
komen terugkeer van vertrouwen zal in staat zijn hier in
belangrijke mate een wijziging ten goede te doen intreden.
Onder deze omstandigheden is dan c,ok ter betirze, ondanks
den veel beteren ondergrond, toch een zekere w’eifeling te
(:011stateerell geweest.
Te P a r ij s heeft men zeer kalme dagen doorgebracht.
Hier is cle invloed van een reeks vacantiedagen overigens
steeds zeer groot. Thans kwam hierbij nog de omstandig

heici, dat in de factoren, welke in den laatsten tijd de beurs
hebben beheerscht, vrijwel geen verandering is gekomen. De
rijzing van het Frausche betaalmiddel heel t zich kunnen
handhaven, af en toe onderbroken door een geringe inziti-
king en men heeft zich vertrouwd gemaakt niet cle gedachte,
dat een verdere, doch kalme rijring tot cle waarschijulijk-
heden moet worden gerekend. De minister van financiën,
Marstt,l, heeft bekend gemaakt, dat liet bij Morgan opgeno-
men crediet thans is afbetaald en dat bovendien hier en
daar in het buitenland reserves van buitenlanclsche betaal-
middelen zijn aangelegd, welke het gemakkelijk moeten Ina-
ken, te gelegener tijd, wanneer de internationale speculatie
weer wat meer dttrf zon gaan vertoonén, in te grijpen, zon-
der opzien te haren. Men acht het echter niet waarschijn-
lijk, dat de Franc nog vele en heftige aanvallen van cle zijde
der speculatie za,l hebben te ondergaan, indien de maat-
regelen van de regeeriug in fiscaal opzicht met dezelfde
ki

acht als tot dusverre doorgevoerd zullen worden. De be-lastighervormingen doen thans hun uitwerking gevoelen in
een verhoogde opbrengst en de uitgaven voor het herstel
van Noord-Frankrijk zijn tot een minimum beperkt. Toch
acht men het in financieele kringen wenschelijk, dat ten
aanzien van het schadevergoedingvraagstuk zoo spoedig
mogelijk een beslissing wordt genomen. i)e ,,Micum”-con-
tracton zijn thans wel tijdelijk verlengd, doch men voorziet
moeilijkheden, wanneer dit bij expiratie (op den 1.5den
Juni) weer zon moeten geschieden, zonder dat een algemeene
regeling zou zijn getroffen. –
Te L o n d e
]1
heeft cle opening
val!
de Russisch-J3ritsche
conferentie de meeste aandacht getrokken. Men kan niet
zeggen, dat de City al te tegemoetkomend in dit opzicht is
géweest. Stellig, bestaat er eenige tegenstelling tnsschan de
weliswaar scherp omiijnde, doch welwillende woorden, ‘welke
McDonald heeft gesproken en itet memorandum, dat de
voornaamste bankiers hebben opgesteld cli waarin zij d
eischen opsontnteit, waara in B usl afid zal moeten voldoen,’
alvorens niet ‘dit land regélmatige handelsbetrekkingen kitit-
nen worden aangeknoopt. Van het verloop der conferentie
IS 0
dit oogenblik nog, niets te zeggen; voorloopig worden
van beide zijden nog slechts cle voelhore,ns uitgestoken.
Een gunstige omstandigheid kan het w’orden genoemd, dat
de Russische delegatie uitgebreide volmachten heeft ‘mede-
gekregen, waardoor bij zeer belangrijke beslissingen veel- op-
onthoud, en onzekerheid kan worden vermeden.

De markt te N e
w
Y o r k is eenigsziils onder den indruk
geweest van de iets geringer bedrijvigheid in de stalin-
clustrie gedurende den laatsten tijd. Nu de automobielnij-
verheid haar productie tijdelijk heeft ingekrompen, heeft,
deze zeer belangrijke cliënt de orders aanmerkelijk vermin-,
derd, zoodat cle metaalproductie thans grootendeels haar
weg moet vinden naar de spoorwegen en naar de bouwnijver-
heicl. Deze zijis op dit oogenblik nog, zeer goede afnemers,
doch men verwacht, dat dit tegen den zomer geringer zal
worden. Voorts heeft de kans op onaangenaamhedcii met
Japan, nu de nieuwe immigratie-bepalingen in de Unie zijn
aangenomen, aanleiding gegeven tot een gereserveerde hou-
ding.

23
April
1924

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

377

Te n o n z e nt heeft de
beleggingsmarkt
een kalm aan-
zien gehad. De nieuwe 6 pCt. staatsleening werd Vrij ruim
verhandeld iets onder den officieelen emissiekoers, doch, in
aanmerking neineude eenerzijds de bij inschrijving verstrek-
te uitkeering aan den effectenhaudel, anderzijds de koster,,
welke beleggers thans bij aankoop aan provisie en zegel
hebben te betaien, kon de feitelijke koers van uitgifte Vrij-
wel worden gehandhaafd. In gemeentelijke leeningen is
slechts zeer weinig omgegaan, zelfs riet, nadat bekend werd,
dat de gemeente Rotterdam was overgegaan tot het emit-
teeren van $ 6.000.000 6 pCt. oh]. te New York tot den
koers van 98 pCt.

14 Apr.
16 Apr. 17
Apr.
RuJ

ol
daling
971,
97
971
/io
85′
85%
86
+
i2/i
8434
851/,
855/
s

+
‘/
777/
8

77%
— 5/
16

72%
727/
s

72%
611/
16

61%
61’f
+
50
7
/
8
51%
51
+
I
/
1011/
101
101%
+
/i
961/
2

96%
96%
923/
s

92
91%

51/
4

55
58/8
±
810
8%
8%
+ ‘/16


52
521/
8

52%
+ % 97
97%
96%
—%


,u—-….—.—–

.
,
….,0


7 oi
0
Rotterdam 1920…. 101%

101%

Op de markt voor aandeelen zijn
petroleuin.fond-sen
vrij
sterk naar voren gekomen, vooral door de geanimeerde hou-
ding voor aaudeelen Geconsolideerde. Bij de reeds sterk uit-
eenloopende geruchten, heeft zich deze week een nieuw ge-
voegd. Men beweerde ni. ter beurze, dat een dividend van
slechts 6 pCt. kon worden verwacht, doch dat hiertegenover
aali aandeelhouders een ,,bonus” zou worden verstrekt van
66n gratis nieuw aandeel tegenover het bezit aan twee oude.
Bevestiging van dit gerucht kon, evenmin als van de ove-
rige, niet worden verkregen, doch cle markt heeft hieronder
niet geleden. Aandeelen Koninklijke varieerden slechts in
zcer bescheiden mate.
Ook
suikeraandeelen
hebben in het centrunl der belang-stelling gestaan, vooral toen tegen het einde der berichts-
periode de noteering voor Cubasuiker een zeer aanmerke-
lijke verbetering te aanschouw’en heeft gegeven. De tech-
nische positie van de suikerrnarkt was trouwens reeds lang
zoodanig, dat slechts een geringe verbetering van het pro-duct een Vrij aanmerkelijke koersverheffing te voorschijn
moest roepen. Aanbod had reeds lang niet in eenigszins be-
teekenende mate bestaan, zoodat de thans opkomende vraag
slechts tegen verhoogde koersen kon worden bevredigd. De

14Apr. 16 Apr. 17 A
pr
)izi!1
of
daling
Amsterdainsche Bank .

1259/
4
125% —

—%
Incasso Bank ………… .- 96%

96%

93

— 3%
1)
Koloniale Bank …………1938/
s
19218/ 195%

+ 23/s
Ned;Handel-Mij.cert.vaand 133

136

135

+ 2
Rotterd. Bankvereeniging

98%

982/
4

Van Berkel’s Patent ……. .3Si

—.
Gouda Kaarsen ………..25%

17

18% — 7%
Roll. Draad- en Kabelfabriek 54718 —

54% — 5/
8

A. Jurgens’Ver.Fabr.g.aand 55’i

51

53% —
11/
s

pr. aand 66l/

65i’j

66% -f-
Leerdam Glasfabrieken

292/
t
26

27% — 2’f
Philips’ Gloeilampenfabriek 265

270

273

+ 8
Vereenigde Blikfabrieken

881/
4


Vereen.ChemischeFabrieken
°%

44

+3
Compania Mercantil Argent 25% 24% 25


Cultuur-Mij. d. Vorstenland 181% 181% 1845/ + 3′
Handelsver.Axnsterdam…..480

480% 489% + 9%
Hnndelsverg. Reiss & Co…..34


Int. Crediet- en Handelsverg.
Rotterdam ………….189

195

+ 6
Linde Teves & Stokvis

73% 76

77

+ 3%
Redjang Lebong Mijnb.-Mij 120

— . 120
Gecons. Roll. Petroleum.Mij 197
1/4
201% 204

+ 6%
Kou. Petroleum-Mij . ……

440% 4432/
4

8/
5

Phoenix Oil ………….. 93%

93%

92% —
Amsterdam-Rubber-Mij . . . 1405

1397/ 141% +
11/
0

Kendeng Lemboe ……..176

176

1778/8
-1–
18/
0

Oost.Java.Rubber-Mij. …. 209

203

211

+ 2
Deli-Batavia Tabak Mij.

33614 331

334% — 2l/
Deli-Maatschappij ……..385

382

384% —%
Senembah-Maatschappij

289% 285

288%
1)
ex. div.

,bonus”-geruohten omtren aandelen l’:LV.A.. circuleeren
nog steeds, ook in dit geval niet bevestigd door een mede-
dieeling van competente zijde.
Van
tabaksaandeelen
is deze week de grootste aandacht
op de Javasoorten, niet name op aandeelen Besoeki geval-len; van de aanstaande inschrijving voor Javatabak te Ani-
stet-dani verwacht uien wederom goede resultaten.
De
rabbernsarkt
kon lichtelijk verbeteren in verband met
dle plannen van de Rubber Growers Association orn een
coöperatieve verkoopcentrale te stichten, waarvan men ten oi,zent meer heil voor een handhaving, resp. opvoering van
het prijsniveau verwacht, dan van de restrictie-voor-
schriften.
Van
industrieele aandeelen
waren aandleelen Jurgens te-
gen het einde der week, toen liet jaarverslag werd gepubli-
ceerd, tot hoogeren koers gezocht. De verbetering heeft ecli-
ter de voorafgaande daling nog niet kunnen nivelleere.
iScheepvaartaandeelen
bleven mat en nagenoeg zonder
variaties.

14 Apr. 16 Apr. 17 Ap
r
)izi!1g of
daling
Holland-Amerika-Lijn

… 85

85%

8534 + %

11
P,
„gemeig 711/
2

72S

719

+ %
Hollandsche Stoomboot-Mij 27

26%. 27
Java-China-Japan-Lijn

90


Kon. Hollandsche Lloyd

8%

9

8
7
/8 +
Kon. Ned. Stoomb.-Mij…….69%

67%

69% + %
Konink.Paketvaart-Mij.
..
133% 1341/
4
136

+ 2%
Maatschappij Zeevaart …. . 74y
4

741,i
2

74%
Nederl. Scheepvaart-Unie.. 120% 121% 122-

+ ii,’,
Nievelt Goudriaan ………92%

93

96

+ 3%
Rotterdamsche Lloyd ……1221/, 124

123% + 1
Stoomv.-Mij. ,,Nederland”.. 140

143% 140% + %

,,Noordzee” . ./ 30

De
A.merikaansche a.fdeeling
was stil en onregelmatig,
doch meerendeels niet ongeanimeerd.

14 Apr. 16 Apr. 17 Apr.
g
0f
dalin
6534

66

(561/8 + 0/8
72

721/
io
72%
931

92%

93
1
/ —
1
/8
103

1037/ 105

+ 2
10731 1087/

+ 11j
26

261i

25% —3
967 . —

97% +
u/
142

14181

142

9%

9
18
/26 918/16 + 2/10
32s/
8

35

347/s + 2%

De
geld-markt
was stabiel; prolongatie noteerde doorgaans
4% pCt.

GOEDERENHANDEL

GRANEN.
22. April. 1924.

Doordat de feestdagen in de overzichtsweek vallen, kun-
nen wij niet anders ‘dan kort zijn. Vele veranderingen heb-
ben niet plaats gevonden. Over het algemeen zijn de t a r is’ e-
markten vast gestemd geweest, waarbij de overheerschende
factor geweest is de aankoopen voor Fransche rekening.
i)eze zijn hoogstwaarschijnlijk het gevolg van den nog steeds
stijgenden wisselkoers en er heerscht dan ook in de andere
markten niet al te veel vertrouwen, dat deze inkooperm lang z.illen voortgaan. Toch. hebben bijv. de Britsche meelfabri-
kanten zich niet geheel afzijdig kunnen houden en in liet
begin yan de vorige week was ook in Engeland de handel
tamelijk levendig. Groote versihepiugen van La Plata hadden
de stemming eerst flauw gemaakt, doch later verbeterden de
markten, zoowel in Europa als in Noord-Amerika. In Noord-
Amerika wordt de verhooging voornamelijk toegeschreven aan den invloed van de schatting van den nog resteerenden
voorraad in handen van de Canadeesche hoeren, die tame-
lijk klein is. De oogstberichten in Noord-Amerika ljven
overigens gunstig. Wat den uitlaai van zomergraan betreft
worden de gissingen voortgezet. Zeer zeker zal men dit jaar
met meer’ dan gewone belangstelling de officieele cijfers af-
wachten.
De berichten’ uit Rusland maken het zeer moeilijk een
conclusie te trekken. Eenerzijds wordt nog steeds gesproken
over een tekort aan graan van dezen oogst, doch de versche-
pingen gaan nog regelmatig voort. Schattingen van den
uitzaai betreffen slechts een gedeelte van Rusland, doch de
cijfers zijn niet ongunstig wat betreft den uitzaai van zomer-
tarwe in den Oeral en den Wolga.
De wereldmarkt van maïs is weinig veranderd, maar de
verschepingen nemen geleidelijk aan toe. Vooral de Donau-

6

0
/0
Nederland 1922 …..
5

0
/0

,,

1918 4%
O/

1916
4
0
/0

1916

3

o,i,
234
0
/0
Cert.
N. W. S.
7 o Oost-Indië 1921
6

o/

,,

1919
5

o,

,,

1915 ……
5

°Io
Rusland 1906 …….
4 o/, Rusi. hij Hope & Co
4

ol
o
Japan 1899 ……..
5

o/
o
Brazilië 1895 …….
8
o/
San Paulo 1921….
R

o,

1920

Americ. Smelting & Refining
Anaconda Copper
Studebaker Corp………..
Un. States Steel Corp…..
Atchison Topeka………..
Ene
…………… ……….
Southern Pacific …………
Union Pacific ………….
Int. Merc. Marine orig. gew.
pref.

378

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

23 April 1924

Noteeringen.

Chicago

1

Buenos Ayres
Data

..Tarwe

Mats

Haver Tarwe

Mats L(jnzaad
Mei
I
Mei
I
Mei

Mei
I
Mei
I
Mei

19Apr.’24
1045/
8

78M
4 7,V,
10,90
7,99
19,05
12

,,

’24
1021/
77)4
47
10,70
8,-
19,10
19Apr.’23
1257/
s

798/
4

45
12,15
1
)
8,55
1
)
22,40
1
)
19Apr.’22
142%
61)4
37)4
13,75
8,35
21,30
19Apr.’21
121k
568/
8

3734
15,50
8,10
13,75
113,70
20Juli’14
82
568/
8

36)4
9,40
5,38

1)
Per Juni

Locoprijzen te Rotterdam/Amsterdam.

22
.
A
pril
1
14
April

23 April
Soorten

924

1

1924

1923

Tarwe* ………………
1
12,-
11,75
13,90
Rogge (No. 2 Western)

1
9,70 9,65
11,40
Mais (La

Plate) ……..
2

230,- 228,- 219,-
Gerst (48 Ib. malting)

.2
202,-
4
)
205,-‘)
188,-
Haver (38 ib. white clipp.)l
9,70
2
)
9,40
8
)
10,80
Lijnkoeken (Noord-Amen-
kavan La Plata-zaad)
l
12,40 13,40 10,85
Lijnzaad (La Plata)

. . . .
395,-
398,-
468,-
1)
per 100 KG.

2)
per 2000 KG.

8)
per
1960 KG.
0
No.2llard/Red Winter Wheat
1)
Donaugerst.
5
)Canada No. 3.

AANVOEREN in tons van 1000 KG.

Rotterdam
Artikelen

13/15 April

Sedert

1
Overeenk. I 13/19 April
1924

1 Jan. 1924

tijdvak 1923
Ir

1924

Amsterdam

1 Jan. 1924 tijdvak 1923

1924 Totaal 1923
Sedert

1
Overeenk.

Tarwe . .. . …………17.360

271.162

226.417
Rogge ………………4.314

172.269

143.004
Boekweit .


L

6.615

4.170
MaIs …………………13.247

191.006

200.113
Gerst ……………….
.6.179

105.883

46.009
Haver ……………………1.690

72.823

26.263
Lijnzaad………………….

74.297

47.009
Lijnkoek ……………..

5.6
.07

58.365

63.983
Tarwemeel ……………4.559

76.651

22.566
Andere meelsoorten ..

267

3.256

555

landen spelen claai:bij een groote rol, doch ook Argentinië
begint iets meer af te laden: Hoogstwaarschijnlijk zullen de
4rgentijnsche verschepingen in Mei groot zijn, aangezien
het weer voor het oogsten gunstig geweest is en de aan-
voeren in de havenplaatsen sterk toenemen. De stemming in Europa voor maïs is niet bijzonder gunstig geweest. De
meeste markten onthouden zich van aankoopen van spoedig
gewachte mais, bij de gelde’nde hooge prijzen. Bij gebrek aan
andere markten werden verschillende ladingen onverkocht
naar Rotterdam gezonden. Het spreekt vanzelf, dat dit onze
markt beïnvloed heeft. In ieder geval is de omzet niet vol.
doende om dozen betrekkelijk grooten toevoer in spoedigen
tijd op te nemen. Het tekort aan Plata-maïs en in het alge.
meen aaii maIs voor kippenvoer doet zich ernstig gevoelen. De Noord-Amerikaansche markten toonden neiging tot stij-
gen, doch door overigens onbekende redenen is de markt op 21 April niet onbelangrijk gedaald. De hoeveelheid Amen-
kaansche mais, onderweg naar Europa, is evenwel niet van
groote beteekenis en gezien den aandrang van andere landen,
zal waarschijnlijk ook verder niet veel Noord-Amerikaan-
sche maIs verscheept worden.
Over gerst valt deze week weinig nieuws te vermelden.
i)e prijzen bleven vrijwel onveranderd, met matigen handel.
Ook in haver ging weinig om. Lijuzaad was evenals andere artikelen beïnvloed door de
ïecstdagen. De verschepingen van Argentinië zijn iets afge.
liomee, terwijl Indië na iets grootere verschepingen de.vo
rige week, wederom minder heeft afgeladen. Toch mogen
grootere ‘orschepingen van Indië nu spoedig tegemoet ge-
zien worden.

SUIKER.

NOTEERINGEN.


Amster-
Londen
New York
96pCt.
White Java’s
Cubas
Data
domper
Aug.
Tates
1
Cubesl-
f.o.b. per
96 pCi.
c.i.f.
Centri-
No.
1
1
Mei/Juni
April
fugals


Sh. Sh.
$
ct8.
17Apr.’24
f271a/
62/
6

22/9
24/_
6,15
10

,,

’24
,,27Is/
6316
23/9
2513
6,40
17 Apr. ’23
6819
29/_
29/9
8,03
17Apr.’22
,,237/
53/_
181-
13/3
3,98
4 Juli
’14
fl
11
18/
82

181_


3,26

De afgeloopen week, wegens de daarin vallende feest-
dagen eene korte, kenmerkte zich door weinig zaken.
Toch schommelden prijzen op de markt in A m e r i k a niet onbelangrijk. Spot Centrifugals op d.c. 6,15 geopend
sloten op gelijken prijs, na de 2 tusschenliggende dagen
met dc. 6,03 en dc. 6,18 genoteerd te zijn geweest. Op
de termijnmarkt trokken prijzen daarentegen aan en waren
de oponings- en slotnoteeringen als volgt: Mei dc. 4,3314,46;
Juli 4,49/4,68; September 4,45/4,68; December 4,02/4,23.
De ontvangsten in de Atlantische havens bedroegen deze

12.128

17.811

283.290

244.228

3.325

485

175.594

143.489

6.615

4.170

850

95.801

31.802

216.807

231.915

4.612

20.473

4.127

126356

50.136

533

72.823

26.796

957

30.843

41.520
1
105.140

88.529

700

59.065

63.983

698

6.046

3.377

82.697

25.943

3.256

555

week 62.000 tous, de versmeltiugen 65.000 tons en de voor-
raden 160.000 tonis.
Cubasuiker werd verhandeld tot prijzen dalende van
d.c. 4,6234 tot d.c. 4,25 c. & f. New York, waarna prijzen
veer opliepen tot d.c. 4,6234.
De laatste
C
uh
a-statistiek luidt als volgt:

1924

1923

1922
Tons

Tons

Tons
Weekontvangsten 12 April ’24 181.894 157.696 194.759
Tot.sedertlDec:23_l2Apr.’24 2.503.703 2.402.087 1.999.400
Aantal werkende fabrieken ..

162

137

178
Weekexport 12 April’24 ……

91.880 108.318 115.564
Tot, sedert 1 Jan.’24-12 Apr.’24 1.663.237 1.675.813 1.068.738
Totale voorraad op 12April ’24 840.366 727.174 1.039.242

In E n ge 1 a n d verlaagden Raffinadeurs hunne prijzen deze week met sh.
11-
voor Mei/Juni levering en daarna
met sh. 1/- voor alle posities.
Uit J a v a werd weinig nieuws vernomen. Prijzen aldaar
liepen terug en herverkoopen van Superieur Juni levering vonden plaats tot
f
16,25 en eerste helft Juli tot
f
15,50.
II
i e r t e 1 a n d e fluctueerden de prijzen op de termijn-
markt nogal sterk. De markt opende flauw en zakte nog
verder in tot f31,12
34
voor Mei,
f
27,1234 voor Augustus
en f24,1234 voor November/December. Toen New York
aan het slot vaster ;nfkwam, herstelden ook hier prijzen
zich en waren de slotnoteeringen voor Mei
f
31,75, Augus-
tus f27,75 en NovemberfDecember f 24,3734. De omzet be-
droeg deze week ongeveer 6000 tons.

KATOEN.

Noteering voor Loco.Katoen.

(Middling Uplands.)

17 April 11 April 4 April 16April 18April
194

1924

1924

1923

1922

New York voor
Middling … 30,70e 31,35e 30,60e 29
1
– c 18,10e
New Orleans
voor Middling 30,75 c 31,50 c 30,75 c 28,38e 17,- c
Liverpool voor
Fy Middi. .. 18,85 d 19,41 d 18,13 d 15,65 d 10,42 d

Ontvangsten in- en uitvoeren van Amerikaansche havens.

(In duizendtallen balen).

1 Aug.’23 I Overeenkomstige periode
tot

*11 April’24 1922-23

1 1921-22

Ontvangsten Gulf-Havens.
I
,,

Atlant.Havens
6.195 5.392 5.012

Uitvoer naar Gr.Brittaunië
1.487
1

1.225
1.199
2.756
1

2.369
1

2.486
‘tVasteland.1

Japan

.. . –
541
540
784

)
Berichten dd. 18 April niet ontvangen.

23 April 1924

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

379

Voorraden.
duizendtallen

1
Ot’ereenkomstig tijds
*11 April ’24i-
1

1923

1

:1922

Amerik. havens …………595

545

-1.004
Binnenland ……………546

658

1.078
Neiv.York ……………-

-.
New Orleans ………….-


Liverpool …………….355

417

483

Marktbericht van de Heeren Sir Jacob Behrens & Sons,
Manchester,. d.d; 9 April 1924.

Prijzen van Amerikaansche katoen zijn ‘sedert ons

laatste bericht weer gestegen; spotnoteeringen liepen in vier dagen
1X d. op, Mayfutures 1 d. per lb Onmiddellijk na deze
verhooging daalde New York 90 punten, welke daling echter
niet door Liverpool gevolgd werd en op het oogenblik, dat
wij dit schrijven zijn prijzen
y
4
d. hooger dan een week
geleden, terwijl alles er op wijst, dat deze nog verder
zuilen stijgen. Verkoopen in Liverpool zijn moer dan 16
O/
hooger dan verleden week, terwijl ook de uitvoeren naar
Europa belanrjk zijn. Egyptische katoen fluctueerde in
sympathie met Amerikaansche en wordt over het algemeen
goed gevraagd. –
Garenprijzen hebben de hoogere katoennoteeringen ge-
volgd, speciaal de lagere nummers, die meer dan 1 d. stegen,
terwijl bundelgarens 1 A 1M d. hooger noteereo. Egyptische
garens zijn gedeeltelijk in prijs gelijk gebleven, gedeeltelijk
1 d. duurder. De positie van Spinners is ongetwijfeld beter
geworden, ondanks het totaal gebrek aan vraag zoowel
van het Verre Oosten als van de Nederlandsche fabrieken, die voor het meerendeel door de bek-out gehandicapt zijn.
Voor koopers is het een moeilijke week geweest met het
oog op de steeds oploopende prijzen, doch over het alge-
meen zijn er toch nog vrij veel zaken tot stand gekomen
speciaal voor binnenlandsch gebruik, doch ook voor, het
Vasteland. Aan den korteren werktijd wordt streng de hand
gehouden, hoewel het een feit is, dat enkele fabrieken
voldoende werk hebben om met een behoorlijke winst
,,full time” te kunnen werken. Het blijft dan ook een
moeilijke kwestie om voldoende aanvoeren te krijgen van
die spinnerijen, die korter werken
De doekmarkt is vast en door de vastere houding van
Spinners wordt het voor fabrikanten moeilijk hij de tegen-
woordige garennoteeringen dekkende prijzen te bedingen;
bovendien hebben zij door den korteren werktijd in de Ame.
rikaansche spinnerijen dikwijls moeilijkheden met tijdige
levering hunner orders. Over het algemeen bestaat er van
verschillende markten een goede vraag, want het is een
feit, dat voorraden op de wereld,markten slechts gering zijn;
toch is iedereen zeer voorzichtig, wat wij een gelukkig
teeken achten, want bij de minste onvoorzichtigheid van den
kant der consumeerende markten, zouden prijzen wel eens
geweldig de hoogte in kunnen gaan. Van de overzeesche
markten bestaat momenteel alleen vraag tegen zeer lage
prijzen en voor vlugge levering, zoodat er slechts weinig
orders tot stand komen. De vraag van Indië voor de lichtere
soorten is misschien van de grootste beteekenis; toch is de
handel te algemeen om op een bepaalde soort of markt de
aandacht te vestigen.

Manchester, d.d. 16 April 1924.
Prijzen van Amerikaansche katoen hebben de afgeloopen week nog al sterk gefluctuqerd en New York was Maandag
zelfs meer dan 100 punten lager; de Liverpoolmarkt heeft
deze daling niet gevolgd en is in de afgeloopen week totaal
slechts 49 punten gedaald wat Mid-American betreft. Er
zijn vrij veel zaken gedaan, zoowel voor binnenland als
voor export; Spinners schijnen in sommige gevallen moeilijk
de hoogere klassen te kunnen krijgen. Ontvangsten in Ame-
rikaansche havens zijn grooter dan verleden jaar. Egypti
sche katoen is Vrij vast, hoewel noteeringen wel iets lager
zijn.
Prijzen van Amerikaa,nsche garens blijven vast en de po-
sitie van Spiuners wordt geregeld beter. Er is deze week
niet zooveel verkocht als verleden week, doch Spinners
blijven zeer vast gestemd en trachten hoogere prijzen te be-
dingen. Er is echter een vrij goede vraag, maar fabrikanten
zijn niet geneigd de huidige vraagprjzen te betalen en en-
kele belangrijke zaken zijn op slechts kleine prjsverschillen
afgesprongen. Dit geldt zoowel voor mulegarens, alsook voor
ringcops en bundels. Voor getwijnde garens voor Duitsch-
land bestaat nog eenige belangstelling en hierin zijn dan
ook enkele zaken tot stand gekomen. De Master’s Federa-
.tion stelde Vrijdag voor den georganiseerden korteren werk-
tijd. voorloopig. tot eind Sept. te handhaven, daar deze tot

nu toe zeer gunstig op den a.lgemeenen handelst6estan heft geïnfluenceercl en d’6r Spinners dan ook algemeen gsteuud
wordt. Spiiners van Egvptische garens zijn dan’ ook zeer
goed bezet vpdral in hèt Boltondistrict. Het wordt nu moel-
]ijker om vlugge levering te kFijgen, speciaal voor getwijude
garens voor voiles. Er is eenige belangstelling voor fijne
medio nummers voor Calcutta, maar zaken van belang zij ii
niet afgesloten. Van het Continent blijft de vraag naar ge-
twijnde garens vrij goed. –
De doekmarkt blijft vast eu toen in het begin van de week
katoenprijzen opliepen: werden ook doekprijzen steëds hoo-ger. en de daling, van gisteren in Amerikaansche katoen ver-
sterkte slechts. de vaste positie. Er bestaat een Vrij goede.
vraag, doch wij gelooven niet, dat er zaken van beteekenis
zijn afgesloten. De overzeesche markten weigeren elke prijs.
verhooging te betalen, terwijl er alleen op vlugge levering
gereflecteerd wordt, zoodat het grootste gedeelte van de.
biedingen geen succes heeft. De markt van deze week is dan
ook slechts een natuurlijk gevolg van de ontwikkeling der
factoren, waarvan wij in onze vorige berichten melding
maakten; een bijna algemeene prijsstijging en daartegenover
het wantrouwen van de overzeesche koopers bij de tegen.
woordige hooge prijzen, zooclat men liever wacht totdat er
iets bekend is over cle vooruitzichten van den uieuwen
katoenoogst. Alleen voor zeer vlugge levering zijn er in
verschillende soorten nog enkele postjes afgesloten.
9Apr. 16Apr. Oost.koersen.8 Apr. 15Apr.
Liverpoolnoteeringen. T.T.opindië ‘/
4
H ‘/
4
H
F.G.F.Sakellarides 22,25 22,30 T.T.opHongkong24 2/43.
G.F. No. 1 Oomra 12,00 11,75 T.T.op Shanghai
3
/
2
K 312X

KOFFIE.

(Mededeeling van de Makelaars G. Duuring & Zoon, Kolff & Witkamp, Leonard Jacobson & Zonen en G. Bijdendijk.)

Noteeringen en voorraden.

Rio

Santos
Data
– t

.

Wisselkoers

No.4
Prij
Voorraad 1 No.7 i Voorraad 1 Prijs
s

1

19 Apr.

1024

237.000 1 25.600

1)

1

1)

691st

12

19241.

225.000126.000

974.000127.000

611S
t 22
5 ‘ ,,

1924 t

191.000 1 25.250

877.000

27.000

67/10

19 Apr.

1923

963.000

2)

1.656.000

23.400

519/8

Ontvangsten.

Rio

I

San fos
Data

Afgeloopen

Sedert Afgeloopen

Sedert
week

1Juli

week

1Juli

19 Apr. 1924

55.000 3.031.000
1
131.000
1
8.271.000
1,9 Apr. 1923

7.000 2.330.000

35.000 6.215.000
1)
Feestdag.
2)
Niet genoteerd.
Statistiek der firma G. Duuring & Zoon.

Zichtbare voorraad op 1 April 1924 in duizenden balen.

1924 1923 1922 1921 1920

Voorraad in Europa

1.380 1.860 2.004 1.966 2.042
Stoomend ÇBrazilië

520

599

945

550

531
n. Europa Oost-Indi635

4

28

17

1.935 2.463 2.977 2.533 2.573

Voorraad Ver. Staten 652 1.225 1.181 – 2.048 1.528
Stoomend)
naar

,Brazilië

423

393

402

717

681
Ver.StatenJ

.

3.010 4.081

4.560 5.298 4.782
Voorraad in Rio ..

155 1.083 1.794

513

310
Santos

778 1.801 2.749 2.832 3.059
Bahia

21

19

37

44

23

Totaal …..3.964

6.984

9.140

8.687

8.174
Op 1 Maart ……..4.266

7.480

9.328

8.807

8.737

1923 1922 1921 1920 1919

Op 1 Juli ……….5.340

8.639

8.700

6.750 10.336

COPRA.
De Copramarkt was deze week, voornamelijk door dekkings.
vraag, vaster -gestemd. Consumenten kochten regelmatig en
boden tensbotteook iets betere prijzen.
Circa 2500 tons Zuidzee Copra, welke in het midden der
week werden aangeboden, zijn grif. opgenomen.

380

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

23 April 1924

De noteeringen zijn:
Nederl.-Ind. f.m.s. April aflading

3l’i,
lszlIei

,,

,, 31
Juni

,,

,, 31,-
Juli

,,

,, 307/
8

22 April 1924.

METALEN.

Locö-Noteeringen te Londen:

Data
Koper
Stan-
daard

Koper
Electro-
lytisch Tin
Lood
Zink

22 Apr. 1924..
64.12/6
70.126
247.1716
32.17/_
32.12/6

14

1924..
64.7/6
70.5/-
246.12/6
32._/_
32.7/6

7

1924..
64.12
1
‘6
70.15/_ 266.12/6
33.15/_
33.17/6
31 Mrt. 1924..
64.5/-
70.15/_
254.2/6
35.5/_
33.10/_

23 Apr. 1923..
72.1716
81.5/_
212.17/6
26._/_
33.1716

20 Juli 1914..
61._/_
145.15/_
19.-!-
21.101_

VERKEERS WEZEN.

GRAAN.

Af!.
Kust
I
San Lorenzo
Petro- Odessa

Ver. Staten


grad Rotter-

t
Data

I Londen1 dam Rotter-
1
Bristol Rotter- i Enge-
/R’dam

dam I kanaal
1
dam
1
land

VLISSINGEN.

Landen van herkomst

Maart 1924

Aantal

M8.
schepen

Maart 1923

Aantal

M.
schepen

Binnenl. havens
1
29.715


Groot.Brittanni’
33
258.673
31
254.740
Finland


1
1.030
België
1
1.812
1
11.093
Italië’)
1
271
4
12.1.32
Levant
2)


6
3.462
Rusl.-Zw. Zee
2)
13
7.365


Midden-Amerika


1
10.797

Totaal….
49
297.836
44
293.254

Nat io n al
i
t ei t.

Nederlandsche


40
289.158
37
279.475
Britsche
4
5.973
2
11.140
Duitsche
1
688
– –
Belgische
4
2.017
5
2.639

Totaal
. .
..
49
297.836
44
293.254

1)
Bijleggers.
2)
Sleepbooten.
8)
Sloopen.

(Barend Stofkoper & Co.)

14-19 April 1924

14/6

2
14e’

29/2
29/2

7-12

,,

1924

13/7

2

3/7
29/10
29110
16-21 April 1923

16/6

2

12e’
216
29/8 29/8

17-22 April 1922

171_

2

13e’
4/3
29/6 29/6

Juli 1914
11 6.
7/3
1/113. 1/1134
12/_
12/…

KOLEN.

Cardiff
IOostk. Engeland

Data

1

Rotter-
1
Gothen-
Bordeauxl Genua

Plata
dam burg

14-19 April’24
5/3 11/3
1313
1 131734
/
4/7k

7-12

,,

’24
16-21 April’23 17-22 April’22

5/6 6/9 6/6

11/…
10/9
13/_

13/3
1113
14/3

1314

j
1316
16/6


6/_
513


8/6
8/-
Juli 1914
Ir. 7,-
71-
7/3
14/6
3/2
41_

DIVERSEN.
Bombay
Birma
Vladivo-
Chili

,.

,.
a a
West

I

West
stock
West
Europa
Europa
West
Europa
(d.w)
(rijst)
Europa
(salpeter.

14-19 April

1924..
23/7

31/_
27/6
7-12

,,

1924..
24110
30/-
31/_ 27/6
16-21 April

1923..
29/3
3216
35/_
35
1
1
_
17-22 April

1922..
2013
2716
35/-
276
Juli

1914…
14/6
1613
251_ 2213

‘) Am. cents per 100 lbs.
2)
Per ton d.w.

Graan Petrograd per guarter van 496 Ibs. zwaar, Odessa per
uni2, Ver. Staten per quarter van 480
it’s.
zwaar.
Overige noteeringen per ton van 1015 KU.

INKLARINGEN.
DELFZIJL.

Maart 1924.
Maart 1923
Landen van
herkomst
Aantal
schepen
N.R.T.
Aantal

schepen
N.R.T.

Binnen!. Havens
1
4.417
1
4.374
Groot-Brittannië
2
1.898
4
2.332
Duitschiand
7
1.657
8
895
Zweden ……..
– –
1
392

Denemarken
1
354


Litthauen
1
257


Frankrijk

..

1
4.798
1
2.081

Chili

……….


t
3.090

13

..

13.381
.16
13.164
Totaal ..

Nationaliteit

Nederlandsche
9
12.203
7
11.877
Britsche
1
354
– –
Duitsche
2
361
9
1.287
Deensche
1
463

13
13.381
16
13.164
Totaal

.. …

(A. van Dijk.).

DORDRECIIT/Z WIJ NDRECHT.

Maart 1924 Maart 1923
Landen van
herkomst.
Aantal

N.R.T.

schepen


Aantal

N.R.T.
schepen

Binnenl. havens
2
871
6
1.399
Groot.Brittannië
1
356
3
811
Duitschiand
1
304
2
613
Denemarken
.
1
631


België
1
574
3
1.073
Frankrijk
2
2.380


Portugal


1
928
Ov.Westk.Afrika
1
789

Totaal….
9
5.905
15
4.824

Nationaliteit

Nederlandsche
1
789
1
85
Britsche
1
356
6
1.500
Duitsche
5
2.380
7
2.868
Noorsche
1
380


Andere
1
.
2.000


Letsche ……..


1
.371

Totaal….
..9
5.905
1

15
4.824

INSTITUUT VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN.

Bedrijfsleven en de strijd tegen

de Armoede in Nederland

door Dr. CH. A. VAN MANEN.

Prijs
ingenaaid
f
3,-.

Gebonden
f
4.75.

Voor leden der Vereeniging en geabon-

neerden op het Weekblad wordt dit werk

beschikbaar gesteld tegen den prijs van

f.
2,50 ingenaaid en
f
4,- gebonden.

Bestellingen richte men tot het Secretariaat van het

Instituut, Pieter de Hooghweg 122, onder gelijk-

tijdige remise per postwissel of op postchèque- en

girorekening No. 8408, Rotterdam.

Auteur