Ga direct naar de content

Jrg. 8, editie 393

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juli 11 1923

ii JULI 1943.

AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN.

Econom
,
i
*
sch~Statistische

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL. NIJVERHEID, FINANCIËN
EN VERKEER

ORGAAN VOOR DE MEDEDEELINGEN VAN DE CENTRALE COMMISSIE VOOR DE RIJNVAART

UITGAVE VAN HET INSTITUUT VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN

8E JAARGANG

WOENSDAG 11JULI1923

No. 393

INHOUD

Blz.
TENDENZEN EN PERSPECPIEVEN IN DE SOCIALE VERZE-
KERING 1
door
Mr. W. Ti. M. Werker …………..602
Eenige :[ndische Reisindrukken IV door
Ir. 0.
F. $tork 606
Het Indische Belastingvraagstuk [II door
J. L.TTlelning Jr.
met naschrift door
Mr. J. Gerritren ……………609
De Haagsche conditiën en hare behandeling te Gothen.
burg door
F. 11
7
. A.
d. K. v. L…………………612
De Nederlandsche en Nederlandsch-Indische gulden en
de Politiek der Javasche i3ank (uit het verslag der
Ned. Bank
1.922_23) ……………………….613
OvERETeIIT VAN TIJDSCIIRiFTEN …………………
616
MAANDCIJFERS:
Emissies in Juni
1923 …….. ………………. 616
STATTSTIIEKEN EN OVERZICHTEN…………….
616-623
Geidkoersen.

Effectenbeurzen.
Wisselkoersen.

Goederenhandel.
Bankstaten.

Verkeerswezen.

INSTITUUT

VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN

Algemeen Secretaris: Mr. G. W. J. Bruisi..s.
Redacteur-BeCretari8 van het weekblad:
D.
J. Wansink.

10 JULI
1923.

Zooals te verwachten, is er na cle maandswisseling

op cle gelclmarkt een lichte ontspanning gekomen. De

verruiming is echter nog niet groot. De prolongatie is

na de buitengewoon hooge noteeringeil van cle vorige

week natu u i’lijk snel gezakt, slot 3% pOt. De rente

voor particulier disconto bleef echter nog vrij stijf en

ee:rst inIt laa’tst der week werd weder voor 3% ver-

hancield. Ook cailgeld bleef aanvankelijk nog zeer ge-

zocht en ook hierin kwam eerst Vrijdag meer aanbod.

De post binnenlandsche wissels op den weekstaat

van De Nederiandsehe Bank vertoont een stijging van

f 9.3
millioen. Deze stijging komt geheel voor reke-

ning van den Staat, terwijl er in de laatste weken in

het geheel geen sehatkistpapier rechtstreeks bij de
Bank geplaatst was, blijkt thans weder een bedrag

van
.f
18 miilioon bij de centrale credietinsteiling te

zijn ondergebracht. De beleeningen geven een daling

van
:1′
24.8 millioen te zien, die voor het grootste deel
de floofdbank zelf en zoowel de effectenbeleeuingen

Is de goed e.renbel eeni i:i gen betreft.

De metaalvoorraad der Bank bleef nagenoeg op de-
zelfde hoogte. De post papier op het buitenland daalde

met
T
1.2 milioen, daarentegen geven de diverse reke-

11
iligen onder het actief ecu aanmerkelijke stijging te

ien. Zij noteert
f
19.4 mi hioen liooger dan verleden

week. ]3lijkbanr heeft de Bank op dezelfde wijze, zoo.

als hij vorige gelegenheden is geschied, in de afgelno.

pen week het eerste gedeelte van de jongste indische
pondenleening van den Staat ter realisatie overgeno-

men. Ii ierut laat zich thans eveneens verklaren, dat

het debet-saldo van het Rijk bij de Bank in cle afge-

loopen week wederom voor een credit-saldo heeft

plaats gemaakt, ditmaal ten bedrage van
f
3.4 mil-

lioen.

De bil jettencirculatie daalde met
f
9.7 millioen, de

rekeningcourant-saldi blijken in totaal met
f
9.1 mil-

.lioen te zijn vermeerderd. Het beschikbaar metaal-

saldo bleef nagenoeg onveranderd.

Ook deze week was de wisselmarkt weder zeer flauw.

Alleen voor Londen kwam in het midden der week,

door de verhooging van het disconto der Bank van En-

gel and met een vol procent, ccii verandering. Een

lichte stijging ontstond, maar later was de koel-s toch

weder flauwer, zoodat deze verhoogi:ng voorloopig al-

leen een verdere dal ing heeft kunnen voorkomen, in

de overige wissels kwamen weder verschillende frap-

pante dalingen. Parijs daalde van 1.5.42% op 14.75;

Marken op Maandag geopend
01)
14%, waren heden

oor
77/s
verkrijgbaar; maar ook in cle sterkere wis-

sels kwamen groote dalingen voom-, Zwitserland 45.10

—43.50; Denemarken 45-44.10; Noorwegen 42-

40.70 enz. Ook zelfs Dollars varen in het midden der

week plotseling flauwe:i-, zoodat de gulden over de

geheele lijn zegevierde.

LONDEN, 7 JULI
1923.

De laatste dag van het finaneieele halfjaar ken-

merkte zich door een gebrek aan liquide middelen

van, in vergelijking met voorafgaande jaren, buiten-

gewone grootte. Voor daggeld werd tot 4Y2 pOt. be-

taald, doch des Maandags kou de markt profiteeren

‘cu de groote bedragen opgenomen en nog niet ver-

vallen zevendaagseh geld, dat k 1Y2 pOt. wederom

gèlaten werd. De markt bleef kalm tot Donderdag,

toen men verrast werd door de verhooging van 3 tot

4, pOt. van het disconto van de Bank of England.

Nadat men zich aangepast had aan den nieuwen toe-

stand stelde zevendaagseh geld zich op 2Y2 pOt. en

d
4
aggeld op 2-34′ pOt.

De discoritomarkt werd natuurlijk ook geheel ,,ge-
desorganiseêrd” dooi de verhooging van de bankrate.

Treasui-y Bills werden des Vrijdags toegewezen k

£ 3.10.2 tegen
£
2.5.5 de vorige week.
Deposito’s bij banlciers

2 pOt.

idem

bij brokërs

2 pOt.

ideni

idem (nbtiee) 234′ pOt.

2-maands prima bankaccept
3112-18
pOt.

3-maande

idem

35
1
5_3
1
4
pOt.

4-maands

idem

3314715 pOt.

6-maands

idem

4_1/4 pOt.

3-maands handelswissels

4_
1
12 pOt.

6-maands

idem

412-5 pOt.

602

S

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

11 Juli 1923

TENDENZEN EN PERSPECTIEVEN IN DE

SOCIALE VERZEKERING.

1.

Ons geslacht beleeft de ontreddering der Europee-

sche samenleving. Het productieproces en de ruil

der goederen zijn volkomen verstoord; het waarde-

begrip is voor individu en gemeenschap een onzekere
factor geworden.

Doch er is erger dan dat. De eerbied is geschokt

voor geestelijke waarden, voor de religie, voor het

leven der individuen, voor de bespiegelende weten-
schap, voor het bezit, voor den arbeid.

Er is geen leven zonder hoop. En aldus moet uit
de ontbinding de neiging tot herstel geboren worden.

Is er niet bij een jonger geslacht te onderkennen
een geloof in ethische waarden, en is er aldus niet
een tegenstelling tot de al te materialistische aera,

die achter ons ligt, reeds lang ook vôôr den wereld-

oorlog?

Na de wereldcatastrofe, die leidde tot ontbinding,

moest ook wel ontstaan uit het instinct tot zelf be-

houd – een nieuwe neiging tot gezagsvorming. Er

kan niet achterwege
blijven
een nieuw inzicht in de

opvoeding van.een jonger geslacht. De bespiegelende

wetenschap, met name ook de economie, tracht haar

wetten te herzien en lessen te trekken uit het onder-

vondene.
Zal niet een nieuw inzicht in ‘de beteekenis van

kapitaal en waarde leiden tot een nieuw zoeken, maar

ook een vinden van solidariteit in de arbeidsge-

meenschap?

Zoo ontwaart een ieder, die het levensgeloof en
dus de hoop bezit, na de ontreddering nieuwen groei.

Dit uitgangspunt werd opzettelijk zeer algemeen

gekozen. De nieuwe wereld kân er niet uitzien, als
die, waarin ons geslacht geboren werd. Elke waarde
moet in de nieuwe samenleving een nieuwe plaats,

een nieuwe aanwending, een nieuwe constructie krijgen.
En zou nu de sociale verzekering daaraan ont-

snappen?

Wanneer het waar mocht zijn, dat in de herboren

samenleving het stoffelijk kapitaal en het arbeids-
kapitaal een nieuwe solidariteit zullen vinden, indien
het waar mocht zijn, dat aldus een nieuwe liefde tot

den arbeid de regenereerende factor in die samen-
leving zal blijken – ligt dan niet in de benaming.
der sociale verzekering zelve hare hooge waarde op-

gesloten?

Maar behoort zij dan ook niet minstens evenzeer

als elke andere stoffelijke of geestelijke waarde zich
aan te passen aan, doch ook te ondergaan, den in-

vloed van dezen tijd?

De sociale verzekering kan en mag in een
e1
anderde samenleving niet onveranderd blijven. Zij
kan en moet een andere, wellicht een veel hoogere
waarde worden. Zij echter, die bouwen -aan de sociale

verzekering, staan hier voor een groote moeilijkheid,
wijl zij – gelijk de ontwerper van het uitbreidings-
plan eener groote stad – inzicht moeten hebben in
een nieuwe samenleving, die steeds nieuwe eischen
zal stellen, terwijl zij toch die samenleving en die

eischen niet kennen.
Wie zich aldus contemplatief stelt tegenover het
werk en de plannen van hen, die den moeizamen arbeid van den opbouw trachten te ondernemen, zal de sociale

verzekeiing ook niet
voorbijgaan
als het uitbroeisel

van een aantal verzekeringsmapiakken. Hem zal slechts
kunnen verdrieten, dat er in den strijd om de denk-
beelden zoo weinig neiging tot onderlinge waar-

deering wordt gevonden.
Strijd – wij erkennen het ten volle – kan en
mag ookten deze niet gemeden worden. Wij ge-
boven zelfs, dat de Neuorientierung een algeheele
revisie van het behandelingsproces der sociale ver-
zekering ten gevolge moet hebben, waarbij alle bouw-

stoff en opnieuw zullen moeten worden gekeurd.

Strijdvragen, uit een vorige periode, der sociale
verzekerihg zullen weder aan de orde komen. En

misschien zullen standpunten, die als overwonnen

werden beschouwd, weder worden ingenomen en met

klem verdedigd.

Het kan geen kwaad, kort en bondig een viertal

hoofdzaken te noemen, waarom – zien
wij
het wel –
de
strijd
in vroegere periode voornamelijk werd ge-
voerd. Men
vermijde
ook hier de bijzaken.
De vier hoofdzaken zijn o.i.:

lo. Welke is de rechtsgrond der sociale verzekering?

2o. Moet de sociale verzekering rechtskundig een

publiekrechtelijk of een privaatrechtelijk karakter

dragen?

3o. Bij wie behoort de zeggenschap, het gezag in
de sociale verzekering te berusten?

4o. Hoe moeten cle kosten der sociale verzekering

worden opgebracht, eenerzijds met betrekking tot de
vraag, wie in die kosten zullen hebben bij te dragen,
en anderzijds in verband met de verdeeling der

lasten, waf den tijdsduur betreft, waardoor het vraag-

stuk . van kapitaaldekking tegenover omslagstelsel

aan de orde komt.

Bij clk dezer vier punten doet het zich voor, dat

er
zijn,
ciie ten deze een onaantastbaar axioma aan-
nemen, die slechts zien een uitgestreden strijd, maar

die zich wellicht bij eigen apriorisme nu eenmaal
niet kunnen indenken een terugkomen op een op-

vatting, die eens als de juiste, de nieuwe, ‘of de

vooruitstrevende werd beschouwd.

Ook bij de sociale verzekering komt het wijclers voor, dat zelfs waar men het eens is over eenig be-

ginsel, de diepere motieven, die
01)
dit gebied veelal
grondslag vinden in ]evensbeschouwing, weder zoozeer

van elkander
afwijken,
dat in de toepassing het ge-
meenschappelijk als juist erkende desondanks leidt
tot gansch verschillende consequenties. Men verstaat
elkander niet. Men spreekt verschillende talen.

Bij ieder der vier hoofdzaken, die wij zooeven hèh-

ben genoemd,
blijkt
dat ons_ erachtens – telkenmale.
Behoudens de groep der gemoedsbezwaarden, en

eenige enkelingert, die het bestaan ervan ontkennen,

willen wij aannemen, dat een communis opinio de aanwezigheid van een rechtsgrond voor de sociale
verzekering erkent. Men bedoelt gemeenlijk hiermede

de in de rechtsphilosophie wortelende bevoegdheid
van den Staat, niet slechts formeel, -doch ook mate-rieel, om verplichte pi-emieheffing op te leggen, ten einde dat deel der bevolking, dat niet bij machte zou

zijn om door
vrijwillige
verzekering daarin te voor-

zien, tegen de
geldelijke
gevolgen van zekere slechte
levenseventualiteiten verplicht te verzekeren.
Doch met het aannemen van het bestaan van een

rechtsgrond voor de sociale verzekering is men er allerminst; want de cardinale verschillen, die zich
omtrent omvang, materie, en organisatie der sociale
verzekering openbaren, spruiten bijna steeds voort

uit het feit, dat men een
verschillend en
rechtsgrond

heeft gekozen, welke weder samenhangt met religi-
euze, staatkundige of economische levensbeschouwing.

Het verschil in uitgangspunt
blijkt
dan te leiden tot

onoverkomelijkheden bij het zoeken naar een bevre-
digende oplossing.
Wij willen trachten dit te bewijzen.
Toen de jongere vrijzinnige levensbeschouwing
eenmaal een rechtsgrond voor de sociale verzekering
erkende, zal zij op den grondslag van de ethische
leer van den nieuweren rechtsstaat van Ahrens,
J’ellinek en Opzoomer deze wel gezocht hebben in de
mogelijkheid, om in het staatsdoel te begrijpen een
verhooging van de prôductiekracJit der natie. Wie
op dit. standpunt staat, heeft weinig, reden om op

den duur vrede te vinden
bij
een sociale vei-zekering,

beperkt tot hen, die in looncontract werken. De al-
omvattendheid is hier primair; maar anderzijds zal
de vraag, hoever men gaan kan, in sterke mate af-
hankelijk zijn van de draagkracht der productie. De

socialist echter, die krachtens zijn beginsel den klas-
senstrijd voert, en het recht op de productiemiddelen
aan de arbeidersklasse toekent, ziet in de huidige

sociale verzekering slechts een correctief, een Errun-

genschaft, een verovering van een deel van aan de
arbeidersklasse onthouden meerwaarde. In deze laatste
leer zal beheer door de arbeiderskiasse en vergrooting

van het belegde kapitaal altijd gerechtvaardigd en

primair zijn, hetgeen uit de vrijzinnige leer allerminst

behoeft voort te vloeien.
De Katholieke leer betreffende het rechtvaardig
arbeidsloon aanvaardt de sociale vcrzekering als een
deel van dat loon. Zij verschilt dus van de vrij-

zinnige en socialistische rechtsgrondslagen, die in
uitkeeringen, welke niet met het arbeidsloon recht-

streeks samenhangen, nog geen armenzorg behoevcn
te zien. De Katholieke solidariteitsleer zal de voor
de sociale verzekering afgezûnderde bijdragen ver-

volgens inzooverre losmaken van het loon, dat de
gezamenlijke bijdragen een collectieven waarborg

vormen, waarbij geen verband tusschen storting en
uitkeering rechtstreeks behoeft aanwezig te zijn.
De Protestantsch Christelijke rechtsgrond der

sociale verzekering ligt in de Christelijke naasten-

liefde: ,,draagt elkanders lasten”. In het wezen zorgt
de arbeider zelf: hij spaart; doch
zijn
patroon, goed

werkgever, helpt hem zijn lasten dragen. Ook hier

is er,
gelijk
bij de Katholieke leer, veib and tusschen

looncontract en sociale verzekering; ook hier worden
andere uitkeeringen van staatswegc tot ormenzorg.
Maar wijders is er groot verschil, want de arbeider spaart zelf, en de patroon draagt slechts bij, terwijl

in de Katholieke gedachte de bijdrage in totaliteit

te betalen door den werkgever, zeer wel verdedigbaar
is. Het individueele sparen in de Prot. Christelijke
gedachte moet leiden tot correaliteit tusschen indi-
vidueel bespaarde penningen en de uitkeering, waarop
de individu recht krijgt. Maar de Katholieke soli-
dariteitsleer behoeft daar geenszins toe te voeren.
Zoo is het, dat, hoezeer allen erkennen een rechts-
grond voor de sociale verzekering, en hierin zeker
iets gemeenschappelijks ligt, toch het verschil in
rechtsgrond leidt tot wijd uiteenloopende conclusies.

Zoo is het ook, dat de strijd over den rechtsgrond
geenszins is uitgestreden, – integendeel – die strijd
heheerscht principieel bijna al datgene, waarover
men elkaar niet verstaat.

De tweede hoofdzaak, waaromtrent de
strijd
uit-

gestreden heette, ligt in het z.g. publiekrechtelijk
karakter der sociale verzekering, dat haar scherp
zou onderscheiden van het privaatrechtelijk assurantie-

contract.

Het heeft er somwijlen van, of elke meening, die
een verdediging vindt, op dit gebied door den ver-
dediger tot onomstootelijke waarheid kan worden
verheven door een verwijzing naar de orakelspreuk,
dat de sociale verzekering een publiekrechtelijk
karakter heeft. Waarin ligt echter dit publiek-
rechtelijke? In den staatsdwang? Doch niemand
ontkent toch het bestaan van dwingend recht in het
civiele recht.

Vindt het publiekrechtelijke dan wellicht
zijn
grond
in het ontbreken van een contractueele verhouding?
Maar ook daarmede komen wij niet verder, want
het privaatrecht erkent immers Kontrahierungs-
zwang, Zwangvertrag, verbintenis uit de wet.
Zou misschien het publiekrechtelijk karakter der sociale verzekering te zoeken zijn in het ontbreken
van een correlatie tusschen bijdrage in de ontvangsten
van den socialen verzekeraar tegenover de uitkee-
ringen? Doch die correlatie wordt door sommige
voorstanders der sociale verzekering met klem ver-
dedigd; en is zij
anderzijds
in de civiele verzekering
niet somwijlen zoek?
Bedoelt men dan wellicht met het publiekrechtelijk
karakter der sociale verzekering, dat overheidsinsti-
tuten als beheerders moeten optreden en dat hunne

beslissingen administratiefrechtelijke
zijn?
Het op-

treden van de overheid als beheerder is o.i. in dezen
echter weinig zeggend, want men zal moeten erkennen,

dat vele bedrijven als overheidsbedrijf uitgeoefend,

slechts civiele handelingen verrichten.

Van meer belang zou kunnen zijn de eisch, dat

alle beslissingen inzake de sociale verzekéring met
betrekking tot verzekeringsplicht, premievaststelling,

toekenning van schadeloosstelling door een admini-

stratief overheidsorgaan genomen moeten worden,
onverschillig wie dan wel het beheer voert. De zaak

wordt aldus tot eenvoudiger proportie teruggebracht,

maar in haar wezen wordt zij toch niet
werkelijk

eenvoudig. Het leerstuk der overheidsvorming komt

er dan bij te pas, en men kan zich deze door het

roepen van corporaties van belanghebbenden op zoo-

danige
wijze
denken, dat de administratiefrechtelijke
beslissingen in sterke mate gaan geljken op catego-
rieën van gebondenheid veroorzakende privaatrechte-

lijke handelingen.

Maar bovenal: het decreet, dat de sociale verzeke-
ring zich door haar publiekrechtelijk karakter ken-

merkend onderscheidt, moge waarde hebben voor hen,

die een principieelverschiltusschen privaat- en publiek
recht onderkennen; – voor hen echter, die hier con-
stateeren een der meest betwiste vraagstukken der

rechtswetensehap, en.nôg in sterkei mate voor hen,

die in de onderhavige materie elke priucipieele
scheidslijn ontkennen, is de vooropstelling van het
publiekrechtelijk karakter der sociale verzekering al
zéér weinigzegged.

Wij willen ten deze slechts waarschuwen; wat als
een terugtred wordt aangemerkt, wat als privaat

rechteljk minderwaardig wordt teruggewezeh, kon
vel eens resultaat van nieuwe rechtsvorming blijken,
een recht van nieuwe orde, dat zich losmaakt van
administratiefrechtelijk formalisme.

Met de derde door ons genoemde hoofdzaak, het
zeggenschap der belanghebbende groepen in het be-
stier, staat het al niet anders. Zeggenschap der over-heid sluit zeggenschap der belanghebbende groepen
niet uit, want ei kan overheidsvorming plaats vinden,
die een gezag, met dwingende macht toegerust, uit
de belanghebbende groepen schept.

Men hoede zich echter voor spel met woorden: de
administratie in den engeren zin behoôrt over juri-
dische, administratieve, medische, wiskundige en finan-
tieele kennis te beschikken, en het bestuur der admi-
nistratie mag haar geenszins ontberen, doch moet
bovendien leidersgaven bezitten. Moet dat bestuur nu
voortkomen uit de belanghebbenden? Moeten zijn

leden gekozen vertrouwensmannen zijn? Of kunnen
de gekozen vertrouwensmannen de technische admi-
nistratie weder aan eene directie delegeeren? Maar
wie
zijn
echter de belanghebbende groepen? Alleen
werkgevers en werknemers, dan wel ook, indien men
verruiming der sociale verzekering voorstaat, andere
groepen der gemeenschap? Men gevoelt den cirkel-
gang in de redeneering. Hoe ruimer de kring wordt van hen, die men in de sociale verzekering betrekt,
hoe meer men nadert tot vertegenwoordiging der
geheele gemeenschap in de medezeggenschap. Zal de
technische kennis der medezeggende vertrouwens-
mannen aldus rijzen of dalen? Hoop en vrees wisselen
elkaar hier af. Zeker moet er nochtans aanraking
zijn met de samenleving; verambtelijking moet worden
geweerd; maar eenheid in leiding, en administratieve,
juridische, medische, wiskundige en finantieele ervaring
mogen allerminst worden verwaarloosd. De betrekke-
lijkheid aller begrippen treedt hier aan den dag.
Het zoeken naar de juiste verhouding is
bij
de voor-
bereiding dier wetgeving in dezen allerminst een ge-
makkelijk werk, en met het axioma van de zeggen-
schap der belanghebbende groepen heeft men inder-
daad nog zeer weinig gezegd.
De vierde cardinale quaestie – kapitaaldekking
of omslagstelsel? – scheen vooral in Oostenrijk en

604

ECONOMISCH-STÂTISTISCHE BÉRICHTEN

11 Juli 1923

Duitschiand alweder een uitgevôéhten zaak. Het leek,

dat het pleit gewonnen was door de voorstandrs..

van het kapitaaldekkingstelsel, die — zien wij Iet

wel – uitgaan van de gedachte, dat jaarlijks ge-

heven moet worden het bedrag van de kapitaalwaarden,

die noodig zijn om vermoedelijk de in de toekomst

uit dat ‘jaar voortvloeiende verzekeringsiasten te

dekken. Deze leer leidt dus, naar het schijnt, tot eén

reserve-vorming, welke in de toekomst de lasten ver

mindert, onzekerheïd in de heffingen wegneemt, n

voor de belanghebbenden een waarborg biedt voor de

verzekerde uitkeeringen, indien het
bedrijf
ophoudt

te bestaan. –

In de civiele verzekering spreekt het wel vanzelf,
dat dikwerf door een omsiagstelsel – waarbij een-

voudig over eenig jaar het totaal der heffingen

aequivalent is aan het totaal der uitkeeringen, clie

uit dat jaar feitelijk voortspruiten – deze voordeelen

-niet worden verkregen. Hoezeer men nu ook eenerr

zijds het publiekrechtelijk karakter der sociale ver-
zekering vooropstelt, heeft men toch gaarne anderzijds

clezen wiskundigen opzet van de civiele verzekering

overgenomen. Hoe komt het nu, dat zoowel in het

buitenland als hier te lande de vraag weder met

sterker klem wordt gesteld, of men ten deze wel op

den goeden weg is?

Heeft men het recht, dit verschijnsel enkel te he-

schouwen als een gevolg van oorlogspsychose? Hoc

sterker de neiging wordt om de. sociale verzelceririg al-

omvattend te maken; hoe meer cle wensch naar voren
treedt tot constante uitkeeringen; des té geringer

wordt de kans op fiuctuatie in de heffingen, en daar-

.meclo vervalt een voordeel van de kapitaaireserve. 1-let
is war, dat kapitaalreserveering in de toekomst baten
afwerpt, die voor een komend geslacht de lasten ver-

minderen; maar de vraag
rijst,
of wij thans in een
periode leven, waarju het geraden is, liet levende ge-
slacht zwaarder te belasten dan absoluut noodzakelijk

is.
Tjj
hebben geleden schade te clelgeri, wij hebben te

herstellen, en deze wederopbouw drukt de p:rocluctib
reeds zwaar genoeg.

De vraag
rijst
echter, of de :reservcering :hiet drin-

gend nood ig is in verband met de mogelijkheid van
staking van het bedrijf. Bij cle private verzekering
ligt hierin juist de g:roote waarborg voor cle verzeker-

den, clie eigen lijk spaarders zijn. Maar in de sociale

verzekering vomt dit toch geen motief; de Staat is

steeds garant voor de uitkeeri.nge.ci
, cii welke goede
reden zou er ii u kunnen zijn, om cl ienzel fclen Staat een
afzonderlijk potje als reserve te doen vormen, terwijl
hij voor andere cIoeleinden geld leent? Stak ing vait

hpt bedrijf is toch ook niet wei denkbaar, tenzij een zoodanige catastrofe on land mocht treffen, dat ook
cle sociale verzekeringsfondsen daarbij we] gemoeid
zouden worden. Meerdere zekerheid verschaft dus deze
fondsvo,rming den sociaal verzekerden o.i. niet, mna:u-
wel wordt door cle vorming dezer fonclse:n een enorm
bed lag aan de rechtsti,eeksche procl u,eti.e onttrokke.tt

– Men kan nu. wel beweren, dat de geldn der fondsen
loor de overheid op zoodanige
wijze
belegd zullen
worden. dat zij aan cle voiksweivaart ten goede komen,
doch naar ons inzicht is er geen goed recht om in de-
ze•aera meer kapitaal aan do rechtstreeks producee-
rende hand, to onttrolcken, dan absoluut noodzakelij]c
is. Hier zien wij het allereerste belang voor het ge-
bede volk, ook voor cle. arheide:rsklasse. Dat cle afzon-
derlijke foncisvorm ing van groote kapitalen als reser-
ve hij onze Oostelijke naburen, tevens de ve’rgankelijk-
heid dier reserve heeft getoond, is een bekend feit.
Nu zal Nederland zich wellicht niet iliet opzet in ge.

vaar begeven, maar daarin kunnen w’ij desondanks ge-
raken. iComen die gevaren, dan geeft deze reservee-
ring nets; en blij.en zij achterwege, dan is de reser-

veering niet noodig, w’ijl het geheele voiksvormogen
waarborg is voor de uitkeeringen. Waarom zou de

overheid dan de zorg en de verantwoordelijkheid voor
beleggingen, die over een betrekkelijk klein aantal ja-

ren meer dan een niiiliard zullen beloopen, op zich

nemen? Men kan ten deze wel beweren, dat – ter

vermijding van niet hij de sociale verzekering beoogde
aanwending der fondsen – er voor deze beleggingen
en vooi het gansehe beheer een afzonderlijk orgaan

moet geschapen worden ; men kan belegging en beheer

in de hand der belanghebbenden bepleiten ; doch blij-

ven de moeilijkheden clan toch eigenlijk met dezelfde,

en l’ioopt men – naar wij vreezen : ijdel – niet door
wetsfictie aldus economisch bezwaar te ontgaan?

.I)e socialistische opvatting moge in de kapitaal-

eserveering een gerechtvaardigde terugneming van
aan de arbeiders]classe onthouden meerwaarde zien, en

haar daarom a]leeû reeds gerechtvaardigd achten. 1-ret
is echter niet duidelijk, hoe d it standpunt te. rijmen

is met de evenzeer van social isti.sche zijde verdedigde
staatspensioneeriiig. Wie veriiiiming van de sociale

vOo:rzieniiig voorstaat, zal de staatspensioneering van

harte wenschen; maar hij zal haar’tevens beschouwen

als een eonstanten last, die door ieder geslacht jaarlijks
gedragen moet worden, en die geen reserveering kan
eischen.

Het vraagstuk der fondsvorm:ing is dus wel in een

nieuwe periode getreden, en toen wij in een rede voor

de Vereeniging voor Verzekeringswetenschap op 20
1u ni jl. het vorenstaande ontwikkelden, hadden wij
niet kunnen denken, dat wij van bij uitstek deskun-

d.ige zijde weinige dagen later bevestiging zouden vin-
den

van hetgeen wij te horde brachten. in
zijn
jaar-
rede over 1922123 (jaarverslag hlz. 22) zegt toch de

President van De Nederlandsehe Bank het volgende:

,,Op ccii ander gevaar willen wij ten slotte nog de aan-
dacht vestigen, met name
01)
het vormen van groote kapi-
talen ter ii itvoeiing wall de verschillende :llijksverzekerings-
wetten. De kapitalen dezer itijksiïistellingei.i nemen per
jaal’ niet tientallen mi.11 iocnen toe, welke door de belasting-scliuliligeii rrioeteri worden opgebracht. Aan de vorming van
leze kapitalen is een tweeledig gevaar verbonden; eerstens
dat cle druk op de belastiugbetalers te groot wordt, zoodat
deze ten slotte hunne belasting niet meer uit hun inkomen kun nou betalen en eventueel geleden verliezen niet meel kunnen inhalen dooi besparing uit de inkomsten iii de
ko-
monde jaren. De bolastingbetalers zullen dan genoodzaakt
worden ook tot aantasti lig van lui n kapitaal of tot helm-
ning over te gaan. In heide gevaillen zullen zij dus gedreven
worden tot inflationistische maatregelen.
Ten tweede zal
ook voor deze kapitalen, vooral i nu (lie n
deze nog sterk zullen toenemen, in verhoogde mate liet be-
zwaar komen te bestaan, dat men moeite zal ondervinden
om die kapitalen op verstandige wijze te beleggen. De be-
heerders dier kapitalen zullen dus ook allicht ei- toe konuen
clie gelden weder teveel in één zelfde richting uit to zetten,
en ook daarin ligt een – groot gevaar voor toenemende
ia-
flatie. Indien inderdaad langs dien weg inflatie zal ge-
kweekt worden, dan zal deze ook hare vernietigende uit-
werking oefenen op die nieuw gcvori1de kapitalen, zoodat
de groote opofferingen van cle helastisigbetalers tot liet op-
brengen der belastingen, welke voor hen reeds te zwaar
gewoi-den zullen zijn, door eeiIie verkéercle nawerking ten
slotte zullen medegewerkt hebben om de daaruit vergaarde kapitalen tot depreciatie cnn dus tot gedeeltelijke vernieti-
gi ig te brengen.”

T

let spreekt vanzelf, dat hiermede in deze materie
liet laatste woo:rd wel niet gezegd zal. zijn. Maar liet
komt ons voor, dat er genoeg gezegd is, om tot om-

zichtigheid te manen.

Zoo is liet dan., dat er ten aanzien van clon rechts-
grond; ten aanzien van het publiekrechtelijk, dan
wel pnivaatrechtel;jk karakter; ten aanzien van het
medezeggenschap cii ten aanz:ien van de vraag, of het
dragen der ‘kosten door kapitaalciekki:ng of naar om-
slagstelsel moèt geschieden, in de sociale verzekering

allerminst rust is.

Men moge telkens een vraag als uitgestreden be-
schouwen; men moge van het standpunt van eenig dogma, revisie van aanvaard inzicht op ander plan
afwijzen – voor ons staat liet vast, dat er in dit alles
is uitwikkeling en weder inwikkeling, evolutie en in-
volutie, en dat de synthese, die ons brengt op hooger plan, nog niet aanwezig is.

II Juli 1923

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

605

Maar misschien wei is in wording.

:De beschrijving van den chaotischen toestand onzer

sociale verzekering heeft in de laatste maanden her-

haalcielijk plaats gevonden.
Wij willen kortelijk in herinnering brengen dat cle

Ongevallenwet 1901 – uiting van centralistischo

staats.inmengingsidee en reactie tegen de sociaal-
economische staatsonthouding — een zuiver ambte-

lijke u:itvoering bracht, waarbij cle arbeiders van een
verzekeringsplichtigen werkgever collectief verzekerd

zijn met premiebetaling aan cle hand van loonlijsten.

Daarnevens is aan het zelf-doen der werlcgevers eenige
plaats geruimd door het instituut der risico-over-
ciracht, waarbij echter cle centrale Rijksverzekerings-

bank het administratief-beslissend orgaan blijft.

De gewijzigde Ongevallenwet 1921 heeft intussehen
dc ccntral.istische uitvoering eenigszins gemitigeerd,
doordat overdracht van gedeelten van de taak dci’

Rijksverzekeringsbank aan de Raden van Arbeid

mogelijk is gemaakt,’ welke mogelijkheid ook tot wer-
kelijkheid geworden is.

Het verzet tegen de zuiver ambtelijke uitvoering

en tegen het centrali.stisch karakter heeft neerslag
gevonden in cle in 1913 tot stand gekomen Talma-wet-
gevi:ng. Decentralisatie en medewerking der belang-
hebbetide groepen van werkgevers en werknemers

wordt mogelijk in de territoriaal georganiseerde Ra-
dien van Arbeid en Verzekeringsraden, terwijl het
Kon:i.nkiijk vernietigingsrecht ten aanzien van de be-
sluiten van de Raden van Arbeid en Verzelcerings-

raden eenheid bevordert.

Naast cle iladenwet, waarin een en ander belichaamd
s, staat de Ziektewet met haar ziekenkassen onder be-
heer der Raden van Arbeid, die de pi.èmiën innen
en cle ziekengelden uitbetalen. Een en ander behoudens

cle beperkte ge]egeuhe:id om cle uitkeering van zie-
kengeld onder contrôle van den Raad van Arbeid door
een bijzondere ziekenicas te doen geschieden. Een cen-
traal instituut als de Rijksverzekeringsbauk treedt

hier n:iet op; er is geen collectieve verzekering der
arbeiders, doch zij zijn individueel verzekerd, met

premiebetahng in geld, waarbij de werkgever naar het
beginsel ,,draagt eikanders lasten” bijdraagt.

Terwijl de iridustrieele Ongevailenwet premiehe-
taling op loon lijsten, maar collectieve verzekering der
arbeiders kent, met de Rijksverzekcringshank als cen-

traal beheersjnctituut, is er dus in. de Ziektewet in-
divici ueele verzekering zonder centraal behecrsinsti-
tuut, maar met premiebetaling in geld. Werd de Ziek-
tewet tot nu toe niet ingevoerd, met de Radenwet

geschiedde zulks in 1919 wèi, evenals met de Invali-
ditaitswet ter verzekering tegen geldelijke gevolgen
van invaliditeit en ouderdom. Deze Invaliditeitswet
bevat anders dan de Ziektewet een taakverdeeling
tussehen de centrale Rijksve:rzekeringsbank en de Ra-
den van Arbeid; anders dan de Ongevalienwet kent zij
geen risico-overdracht en geen collectieve verzeke-
ring, doch overeenkomstig de Zielctewet beoogt zij in-
diviclueele verzekering der arbeiders. Waar de Ziekte-
wet echter premiehetaling in geld voorschrijft, staat
in de Ïnvaiidite:itswet premiehetaling door het plak-
ken van zegels op rentekaarten op den voorgrond. Ging
cie Taima-wetgcv.ing van ee:ti constructief zeifdoen der
belanghebbende groepen van werkgevers en werlc-
nemers in de Raden van Arbeid uit; — kende de in-
ritistrieele Ongevailenwet centraal heheo:r met moge-
lijkheici tot risico-overdracht
—;
wederom anders staat het met de Landbouw-Ongevalleuwet 1922. ir.i.n-
c.ipiee! zijn hier de heclrijfsvereenig.ingen van werk-
gevers, die het zelf-doen ter hand Icunnen nemen, ook bevoegd zelf de beslissingen te nemen. De werkgever,
die niet opteert voor een bedrijfsvereeniging, is oven.-
gens van rechtswege aangesloten bij de Rijksverzeke-
:ringsbank. In deze L.O.W. geschiedt de premiebetaling
weer collectief aan de hand van loonlijsten.
De mannen van studie kunnen zich verplaatsen
in de leidende gedachten, die aan ieder onderdeel ten

grondslag lagen, zij weten, dat hier vooral tot uiting
komt, hetgeen wij boven hebben opgemerkt over het

versehi.l in opvatting met betrekking tot den iechts-
grond der sociale verzekering. Maar al kunnen zij

veel vergeven, omdat de omstandigheden in deze zee-

veel verklaren, toch schudden
zij
het hoofd over .zooveei

verwarring, die hier heerseht; over de rechtsonzeker-
heid, die eruit voortspruit; over den
strijd
tusschen

organen, die niet achterwege kon blijven, en over cle
kostbaarheid, die noodwendig ten aanzien van de

administratie uit het gemis aan eenheid moest voort-

spruiten.
Bij cle Nedenlandsehe bevolking Icon deze verwar-
ring al evenmin populair zijn. Allerlei omstandig-

heden hebben in den loop der jaren, dan.
bij
deze groep

en dan
bij
genen, de populariteit niet verhoogd. Eerst,

in de jaren na 1903, was er de onlust tegenover de
centrale administratie der Rijksverzekeningsbank. }3ij de arbeiders werkte daartoe mee het laten zooveel ver-
beterde lange wachten op de uitkeeningen. Bij de

werlcgevers en
bij
de helastingbetalers was er de vrees
die na eenige jaren door het 4 milhoen tekort out-
stond.
Begrijpelijk
was het, dat de belanghebbende
groepen naar medezeggenschap verlangden. Maar toer]
dit in de Raden van Arbeid helichaamd werd, zag een
belangrijk volksdeel in het constructieve zelf-doen der
werkgevers en werknemers toch geen waarachtig zelf-

doen. Doordien in 1919 de Raden van Arbeid aller-
eerst belast zijn geworden met medewerlcing aan cle
uitvoering der Invaliditeitswet, die ons het zegeiplak-
ken bracht, is men de Raden van Arbeid daarmee gaan
vereenzelvigen, en is de impopulariteit van dat zege].-
plakken op de Raden overgedragen. De geruchten over
omvangrijke administratie met talrijk personeel; de
opgeh]aze:n huizenkwesties hebben het hunne gedaan;
en zoo moest – gezien de kleine uitkeeringen — de
vraag opkomen, waartoe
eigenlijk
die administratie
diende, en of men ivel waar Icreeg voor zijn geld. Het
kwam zoover, dat men de Raden van Arbeid, die
in het leven werden geroepen om liet zelf-doen der
bel an gheh’bende groep en te
verwerkelijken,
volkomen
miskende, terwijl men die Raden signaleerde als typen
van bureaucratie.
Zoo was dus niemand tevreden. En al moge er in
den wreveli.gen onlust allerlei overdrijving hebben ge-
scholen, het is dan toch wtr:
dat de wetten betreffende de sociale verzeke-
ring in eik opzicht telkens van ander beginsel zijn
utgegaan;
dat het gemis aan eenheid do adnïinistratie
cluu r maakt;
dat het rentekaartensteisel voor het publiek las-
tig is, en n.00dzalceflk een omslachtige administratie niet zich brengt;

dat – hoezeer de omstandigheden voor hem, die
is ,,uourni dans le sérail” veel verklaren – de nood-
zakelijke grondslag der sociale verzekering, een ziekte-
verzekering, nog steeds niet tot uitvoering kwam.
Bij al deze enitiek op het doen en laten der over-
hei cl is het voorts een feit, dat de oordeelvelhingen over
het instituut der risico-overdracht steeds minder ver-
oordeelenci we:rden, en dat dit gunstiger oordeel leid-
de tot een steeds sterker wordend streven naar zelf-
doen in
vrijheid,
dus los van wettelijke constructies.
Wij willen in dit verband erop wijzen:
1.o. dat de speciale Staatscommisie van 1913, die
tot taak had liet resultaat der risico-overdracht te en.-
derzoeken, in haar rapport van 1.917 tot de conclusie
kwam, dat de risico-overdracht voor een goede uit-
voering der geldende ongevafleniijnt niet kan worden
gemist;

2e. dat van de bevoegdheid tot risico-overdracht
met betrekking tot de industnieele ongerallenwet door
de werkgevers in zoo ruime mate gebruik is gemaakt, dat 70 p0. van de verzeke:rde arbeiders bij andere or-
ganen dan de R.V.B. zijn verzekerd;
3o. dat bij de behandeling van wijzigingen in de
Zieictewet in den Hoogen Raad van Arbeid – welke

606

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

11 juli 1923

wijzigingen voornae1ijk beoogden uitbreiding diër
wet tot de losse arbeiders en meerdere’ emancipatiè

der bijzondere zieken kassen – hebben geleid tot het

voordragen, door den Hoogen Raad van Arbeid, aan
de Regeering van een gansch ander stelsel, dat be

]ichaamd is in de bekende ,,Proeve”. Daarbij bleek,

dat de overgroote meerderheid der werkgevers, maar
ook die der georganseerde werknemers, de voorkeur

gaf, boven de Ziektewet-Talma, aan een Ziektewet,

waarbij de uitvoering zou geschieden door bedrijfsver
eenigingen van werkgevers en werknemers;

4o. dat bij de behandeling der Landbouw-Ongeval

lenwet 1922, die gelijkberechtiging der zelf-doende be-

drijfsvereenigingen met do R.V.B. kent, in do Volks-
vertegenwoordiging slechts bleek van de oppositie van

een gering aantal leden, terwijl straks, wanneer de

resultaten van de toetreding tot de bedrijfsvereenigin-

gen bekend zullen zijn, naar het zich laat aanzien,
die resultaten wel zeer veelzeggend zullen zijn. -,

Voor deze feiten. kan men de oogen niet sluiten.
Wie in het verleden, hetzij in centrale ambtelijke uit-
voering, hetzij in constructief zelf-doen, een aan:

nemelijke oplossing voor het sociale verzekeringsvraag
stuk zag, behoeft in den eenen of in den anderen

vorm een overheidsbeheer niet meer voor te staan,

waar de maatschappelijke krachten tot werkelijk zeif-
doen in staat blijken.

Het gaat hier inderdaad om een rechtsphiloso

phisch vraagstuk vn de allergrootste beteekenis: de
verhouding van Staat en Maatschappij.
Voor ons staat het echter vast, dat in deze materie
de feiten spreken; er blijkt iets om te gaan
bij
de over-
groote meerderheid •der Noord-Nederlandsche bevol-
‘king, waarmede rati.oneel beleid zal hebben rekening

te houden, ,ondanks daaraan tegengesteld apriorisme.

Arnhem, Juli 1923.

W. IT. M. WERKER.

EENIGE INDISCHE .REJSINDRUKKEN.

IV.
(Slot).

Het komt mij voor, dat buiten de landbouw-indu-

strie van zoogenaamde industrialisatie van Java in
afzienbare tijden
niet veel te verwachten is. Men weet,,
dat hieraan door sommigen nogal gehecht wordt, zij’
droomen zelfs in dit tropeuland van een industrie
op Westersche leest geschoeid en
wijzen
dan op Japan
of, om iets minder ver te gaan, op Britsch-Indië.
Daarbij
schijnt
men de groote verschillen te vergeteii
in klimaat en aard van bevolking. Het is waar, met’
eeh geopende schatkist ter beschikking kan men wel

wat tot stand brengen, maar of zelfs hiermede
eei
iu

Indische industrie te maken is,
blijft
toch de vraag.
Opmerkelijk is het, dat ook op dit gebied, zoodra
iets zich langs natuurlijken weg tot een zeer winst-

gevende zaak ontwikkelde, dit bij velen niet in de
gunst staat: waar de ,,Koninkljk&’ petroleum wint;
ontstonden voor verwerking en raffinage industrieele

centia van grooten omvang en veelzijdigen aard,

die duizende menschen te werk stellen. Te betreuren
is het, dat ten gevolge der bekende moeilijkheden
een deel ‘van het’ bedrijf, voorloopig naar ik meen
gelukkig alleen de kaarsenfabricage, naar elders is
verplaatst.

Waar kolen worden gevonden van zoodanige’ hoe-•
veelheid en kwaliteit, dat economische exploitatie
mogelijk is, kwâm een belangrijke particuliere en
gouvernements-mijnindustrie tot bloei. Daar deze ten

deële met gestrâften werkt en evenals vele onderne-
migen in de buitenbezittingen met contractkoelies,
levert
zij
wat de inlandsche bevolking betreft van
,,industrialisatie” niet het meest gelukkige voorbeeld.

Van de tinwinning, hoe belangrijk ook, geldt dit laatste
eveneens. –

Op Java wordt op het oogenblik met kostbaren
regeeringssteun dodr ondernemende en zeer bekwame
Nederlanders een vrij belangrijke papierfabriek in
bedrijf gebracht.
Wij
moeten vertrouwen, dat deze
onderneming, ook als de steun
verdwijnt,
levensvatbaar

zal wezen en hope, dat zij
eis
grondstoffen de thans
vrij waardelooze afval der volkscultures zal kunnen
gebruiken. Zij zal daardoor indirect meer nut doen

voor de bevolking dan als type voor industrialisatie,

daar een papierfabriek niet veel werklieden behoeft
te gebruiken.

Eenigszins zonderling doet het aan, dat vooral de

metaalnijverheid, die men nu juist niet de meest ge-

schikte voor de tropen zoude achten, voorwerp werd

van speciale, zorgen der regeering. Men heeft in de

grootere steden verschillende werkplaatsen, die zich

langzamerhand ontwikkelden en als reparatie-fabrie-

ken tot steun van de andere industrieën van betee-

kenis zijn, welke zich ook op de vervaardiging van

complete toestellen en gebouw-constructies hebben
toegelegd. Vooral in den oorlog zijn
zij
in dit opzicht
met vrucht werkzaam geweest. Of het nu echter noo-

dig is, zooals door de tegenwoordige regeling der
invoerrechten geschiedt, aan deze industrieën een be-

scherming van vrij groote beteekenis te geven tegen-
over de Nederlandsche industrie, lijkt mij de vraag.
Misschien acht men
mij
in dit opzicht niet geheel
onbevooroordeeld. Wat in de laatsté jaren is geschied

met de eenigszins beruchte constructiewerkplaatsen

te Cheribon en wat daarmede samenhangt, heeft
terecht de verontwaardiging in vele kringen, ook in

die der Indische belastingschuldigen, gaande gemaakt.

Men zal wellicht wat kunnen bereiken met eenvou-

dige bedrijven als huisnijverheid door de bevolking
uitgeoefend, maar ook dat zal nog veel moeite en

toegewijde zorg van Europeesche deskundige leiding
vergen. Men maakt nu eenmaal uit een landhouwend

en dan nog wel uit een tropisch volk op verzoek of

omdat Marx het zoo als programma voorschreef, geen industrie-arbeiders, laat staan menschen, die met kans
op succes, industrieele leiding zullen moeten geven,
tenzij – wie zal zich hier aan voorspellingen wagen? –

na lange voorbereiding! Dat men voorloopig dank-
baar zij, dat onder Europeesche leiding in’ de land-
bouwindustrie, die wel voor de bevolking geschikt is,

millioenen in allerlei cultuurondernemingen ‘hun
levensonderhoud kunuen verdienen. De inlandsche
bevolking in de eerste plaats profiteert van die Euro-
peesche bemoeienis in hooge mate.

Op de
mij
ginder gedane vraag, of Nederlandsche
industrjeelen er geen groot belang
bij
zouden hebben
filialen hunner fabrieken op Java te vestigen, heb ik
op bovenstaande gronden oiitkenneud geantwoord en
ik geloof daarmede de stemming der’ Nederlandsche
industrie in het- algemeen juist te hebben weerge-
geven. Ik meende daarbij, dat de Nederlandséhe in-

dustrieelen, behalve dan door wat directen tijdelijken
steun uit. de Indische schatkist, wegens de omstan-.
digheden en de stemming van vele toonaangevers daar’
en hier, afgezien van al het andere, niet zeer geani-
meerd zouden zijn voor het inrichten van een Indisch
bedrijf.

Over die stemming ten slotte nog een korte be-
schouwing.

Wat den reiziger in Indië meer dan iets anders
treft is de overweging, dat in dit complex van
eilanden, die over de kaart van Europa uitgelegd,
ons wereldde1 bestrijken van Ierlands Westpunt

tot het Oostelijk deel van de Zwarte Zee, het bestuur
onder leiding staat van een Europeesche bevolking,
die in haar geheel weinig meer dan honderd duizend
zielen telt ‘ tegenover een inheemsche bevolking van

50 millioen menschen. In volksaard, en ras zelfs,
van ‘elkaar verscheiden, een groot aantal verschillende
talen sprekend, voegen zich toch al deze volken onder

ons centraal gezag, dat wonderen heeft weten te
verrichten.

Op Java vindt men overal communicatie-middelen,
in de meest afgelegen oorden telefonen, veiligheid

en rechtsbedeeling als de natuurlijkste zaak. En daar-
buiten? –

In enkele tientallen jaren eene
wijziging
in politieke

11 Juli 1923

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

607

verhoudingen, die weinig minder verbazingwekkend is.

Toen ik Indië vroeger bezocht – op Atjeh de beruchte

geconcentreerde stelling, in verder Sumatra groote
streken, waar geen Europeaan het kon wagen een

voet te zetten, Borneo en Celebes op slechts enkele
kustplaatsen onder ons gezag, het laatste land vooral

ten prooi aan elkaar beoorlogende vorsten! En de

stemming onder de Europeesche bestuurders? Zij

voelden diep het bedenkelijke, om niet te zeggen het
vernederende onzer positie: onlusten in Tjilegon van
betrekkelijk geringe beteekenis dreigden weinig minder

dan de inleiding te worden tot een ramp, die slechts

door tactvol en kordaat optreden van enkele ambte-

naren bezworen werd. En nu?

Om eerst iets te zeggen van de buitenbezittingen. In twee dagen reist men per spoor en tram van Deli
naar Atjeh, volkomen veilig midden door de vroeger
meest beruchte oorden van dat land. Per auto rijdt

niet alleen de Europeesche reiziger van Fort de Oock,

het eindpunt van West-Sumatra’s prachtigen spoor-
weg, naar Deli, maar drukke gouvernements- en

particuliere autodiensten vervoeren
dagelijks
hon-

derden inlanders. En dat midden door de Batak-

landen, waar sommige oudere bewoners nog weten
hoe menschenvieesch smaakt! Alleenreizende dames,

die er wat vermoeienissen voor over hadden Indië
te leeren kennen in den zelfden tijd, dat ik er reisde,

trokken per auto Zuid-Sumatra door en wandelden,
bij reparatie aan hun wagen, langen tijd alleen verder
tot groote ontsteltenis van den gastheer, die hen
wachtte; niet echter voor overlast van inboorlingen
hadden zij behoeven te vreezen, maar voor wilde
dieren. In Korintji reizen Europeesche ambtenaren,
zonder eenige aanraking met Europeanen, weken

geheel alleen rond. Van de andere groote eilanden
kan ik niet uit aanschouwing spreken, maar van
hoevelen hoort men daarginder niet, die Celebes per
auto bereizen; welke
belangrijke
industrieele neder-
zettingen
zijn
niet in verschillende kustplaatsen van
Borneo ontstaan; tochten ver in het binnenland
worden ook daar zonder eenig gevaar ondernomen.

Deze volledige ommekeer in enkele jaren is te
danken aan het beleid en doorzicht van enkele
mannen, die gelukkig op het rechte oogenblik hun wil konden doen gelden, elkander steunende; voor
alles aan den genialen van Heutsz. Door de beves-

tiging en uitbreiding van ons gezag is welvaart
gebracht in uitgebreide landstreken, vroeger onder
inheemsche vorsten ten prooi aan wanorde en kneve-
larj, thans onder ons bestuur en die vroegere vorsten
als zijn dienaren, in rechtszekerheid en vreedzame
ontwikkeling levende.

Welk een zegenrijken invloed bekwame bestuurs-
ambtenaren en landbouwleeraren kunnen uitoefenen,
bemerkt men het meest in de buitenbezittingen, waar
grooter zelfstandigheid van dezen noodig is en minder
ambtenarij mogelijk. Maar ook op Java kan zoo
ontzaggeljk veel goeds van hen uitgaan, mits hun
blik niet beneveld
zij
door te groot besef der hoog-
heid van hun ambt, zoodat zij alleen door middel
van de naast of onder hen gestelde inlandsche hoofden
met de, bevolking in aanraking zijn gekomen. Mits
ook de gouvernements-ambtenaar den particulieren
ondernemer of diens beambten niet beschouwt als de
natuurlijke tegenstanders van de bevolking. Want
even goed als de ambtenaar moet ook hij, die in de
cultures werkzaam is, een plaats van beteekenis
innemen
bij
de handhaving van een goed en recht-
vaardig gezag. Als
hij
in voldoende mate beschikt
over de eigenschappen, die ik hierboven
bij
den be-
kwamen ondernemer noodig achtte, kent deze in de eerste plaats de landstaal en daardoor heeft hij kans
door te dringen tot de gedachtenwereld van den
inlander. Of hem dat zal gelukken is een andere
vraag; ieder die iets van den Javaan weet zal u
verzekeren, dat dit allerminst zeker is. Maar in
ieder geval, in de moeilijke bestuurstaak moeten

gouvernements-ambtenaren en
zij,
die in departiculiere
bedrijven werkzaam zijn, naast niet tegenover elkaar
staan. Dan alleen zal ook de verhouding van de

inlandsche ambtenaren tot beide groepen van Euro-

peanen zuiver kunnen wezen. Zoo dikwijls toch de
schoen ergens wringt tusschen de Europeanen, blijft

dit voor de inlandsche ambtenaren natuurlijk niet

verborgen en, hoe trouwe gouvernementsdienaren zij
ook mogen
zijn,
gebrek aan harmonie tusschen Euro-
peanen werkt op hun werk terug.
Worden, mag men vragen, de a.s. ambtenaren bij

hun opleiding wel genoeg doordrongen van het besef,

dat hun toekomstig bestuurswerk wel gewichtig is,
ook in het geestelijk belang van de inlanders, maar
dat voor diens materieele belangen het werk van

den particulieren planter, fabrikant of koopman
toch nog veel
belangrijker
is? Men leert zulke dingen
moeilijk op school, dat weet ik wel, maar ik heb er elders op gewezen, hoe zeer te betreuren het in het

oog van velen was, dat de opleiding voor Indische
ambtenaren van Delft geheel naar Leiden is over-
gebracht, omdat de omgang in l)elft van a.s. inge-

nieurs, van jongelui uit industrieele kringen, met
de a.s. ambtenaren, op beiden een goeden invloed had;
dat daarnaast aangeknoopte vriendschapsbanden tus-

schen hen, die later in Indië gouvernements- of par-
ticuliere belangen zouden gaan behartigen, op de

Indische verhoudingen gunstig werkte. Dit is voorbij,
voorloopig tenminste. Met te meer klem moet daarom
te Leiden op het groote belang der cultures worden
gewezen; men mag verwachten, dat dit wordt gedaan

door daartoe bevoegden, die zelf overtuigd zijn van
de overwegende beteekenis der particuliere onder-
nemingen op allerlei gebied.

De geschiedenis herhaalt zich en waar ik mocht

herinneren aan den geest van gedruktheid, die voor
een dertig tal jaren heerschte en welke plaats maakte
voor die van vertrouwen, is sedert eenige jaren reactie
gekomen, uit allerlei omstandigheden te verklaren.
Ik heb op verschillende groote verbeteringen kunnen

wijzen; hoewel ik vrees te uitvoerig te worden en
voor de meeste lezers wellicht het bekende te her-
halen, moet ook over de verbetering van het onder-
wijs nog iets gezegd. Vooreerst
zij
er opgewezen, dat
aan het lager en voortgezet onderwijs aan de inland-
sche bevolking volle aandacht wordt gewijd en in

vele opzichten met succes. Het eenvoudigste lager
onderwijs komt, mits men het zoo weet in te richten,
dat vooral ook de voor dit landbouwende volk aller-
noodigste primaire landbouwwijsheid wordt geleerd,
aan groote kringen der bevolking ten goede, ook al
maakt uit den aard der zaak slechts een betrekkelijk
klein deel van deze, van de gelegenheid tot leeren
gebruik. De scholen moeten om financieele redenen,
die gelukkig met de paedagogische wonderwel samen-
gaan, zeer eenvoudig worden ingericht. Een voor-
beeld hiervoor is wel de merkwaardige meisjesschool
te Bandoeng door een vrouw van hooge afkomst en
beschaving, vriendin en volgelinge van Kartini, inge-
richt en sedert jaren met uiterst geringe huipmid-
,delen geleid. Honderden meisjes ontvangen van haar
en hare helpsters eenvoudig lager en practisch huis-
houdonderwijs. Analoog onderwijs kan ook voor de
jongens niet te krachtig worden bepleit; bij dezen
dreigt echter het groote gevaar, dat ook het zeer een-
voudige hun den indruk kan geven, dat zij eigenlijk te
goed zijn geworden voor het bedrijf hunner vaderen.
Men moet hopen, dat, juist
bij
algemeener worden
van wat elementaire schoolkennis, dit bezwaar min-
der wordt.

Voor het onderwijs met Nederlandsch als voertaal
geldt deze overweging in nog meerdere mate. Tal van jonge mannen, die ervan profiteerden, achten
zich te goed voor ander dan schijverswerk; terwijl
ze op andere wijze dikwijls veel meer zouden kunnen
presteeren, dreigen ze nu soms een soort geestelijk proletariaat op laag plan te vormen.

608

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

II Juli 1923

De Hollandsch-Javaansch lagere scholen worden

ook door meisjes bezocht; op enkele plaatsen heeft

men voor dezen bovendien de uitstekend ingerichte
Kartinischolen, die, waar ze onder leiding staan van

Europeesche onderwijskrachten met toewijding maar
tevens met een koel hoofd, grooten invloed ten goede

kunnen uitoefenen, als bereikt wordt dat de leerlingen

in hun eigen omgeving terugkeerende, niet meenen
aan deze ontgroeid te zijn. Als vervolg op deze schole

kunnen de i.g. van Deventerscholen met internaat,
die ten deele met opleiding voor onderwijzeressen
bezig zijn, opvoedend werk van groote waarde ver-
richten.

De jongens kunnen van verder onderwijs op ge-

wone en vakscholen profiteeren. Ook bij de laatsten

is groote eenvoud geboden. Deze wordt hij enkelé

dier scholen inderdaad betracht, maar ook in Indië

is mijns inziens tegen den eisch van eenvoud ge-

zondigd. Soerabaya heeft een technische school, zoo

grootsch en fraai gebouwd, dat de leeraren, voor wier
werk ik allen eerbied heb, er niet dan met de uiterste
krachtsinspanning in zullen kunnen slagen uit zulk

een inrichting de

in Indië noodige krachten af te
leveren, die niet hun neus zullen ophalen voor het

hun op te dragen werk! Daartegenover zag ik andere

particuliere en gemeentelijke scholen voor technisch

en ambachtsonderwijs, waar in de inrichting en niet minder door de
onderwijskrchten,
het rechte begrip
der zaak werd getoond. Het heeft uiterlijk den schijn,

of öok hij sommige scholen voor de opleiding van
ondrwijzers, ambtenaren en artsen in door mij f ge-

keurde richting is gezondigd; men heeft nu eenmaal

na den oorlog gedacht, dat geld geen rol speelt en
de belastingbetalers er wel goed voor waren! Het

gevaar dreigt in ieder geval, dat, voordat het
thas in korten tijd tot stand gebrachte voldoende be-
zonken is, onder den drang van met zevenmijlsvaart
voortschrjdenden, te veel wordt overhoop gehâald.

Spreekt men niet reeds als van een eisch des tijds
van Hooger
Onderwijs
op allerlei gebied, voordat
het eperiment met Technisch Hooger
Onderwijs
te
Bandoeng, dat door velen met
mij
bedenkelijk wordt
geacht, gedurende een voldoend aantal jaren is ge-
nomen om te toonen, dat de twijfelaars aan het
succes dier school zich hebben vergist? En hierover

moeten nog vele jaren heengaan: wie gelooven moeten
niet te veel willen haasten!
De verbetering van het
onderwijs
in Indië, de vol-tooiïng der opvoeding van vele Javanen uit de hoo-

gere klassen in Europa hebben een grooten invloed
gehad op hunne ontwikkeling.
Terwijl
het vroeger
eene uitzondering was, hooge inlandsche bestuurs-
ambtenaren aan te treffen, die Hollandsch sprakén,
is nu het omgekeerde het geval. Verschillende leden
der vorstelijke families van Midden-Java, tal van
regenten en. vele dames uit hunne kringen spreken
uitstekend Hollandsch; de meeste wedanas (districts-
hoofden) en lagere ambtenaren zijn, naar ik meer-
malen hoorde, onze taal machtig evenals de Javaan-
sche dokters. Ook in andere kringen is men er op
gesteld onze taal te leeren omdat men in die kennis
een middel ziet om meer vooruit te komen.

Dit alles heeft natuurlijk een grooten invloed uit-
geoefend op het geestelijk leven der inlandsche be-
volking en hierbij de na-oorlogspsychose, die ook in

Oost-Azië in verschillende opzichten tot uiting komt,
in aanmerking nemende, baart het geen verwondering
dat de verhouding tot de Europeesche bestuurders
meer gecompliceerd is geworden dan deze vroeger
wel eens was. Vooral sommige. radicale elementen
hebben dit een goede gelegenheid gevonden ook Indië
tot een propaganda-terrein te maken; het behoeft
ons evenmin te verwonderen, dat zij met die propa-
ganda op het ontvankeljke Oostersche gemoed veel
indruk maakten. Geen wonder,dat in den tijd van hoog-
conjunctuur die achter ons ligt, de gevolgen niet uit-
bleven. Waar gedurende zekeren
tijd
ook in Gouver-

nementskringen de zoogeaamde ethische beginslen

hoogtij vierden, waar, gelijk ik in deze regelen meer-
malen aanduidde, de eigenlijke diaagsters van de
welvaart, de Europeesche bedrijven, aan miskenning,
juist van hoogere en lagere Europeesche zijde bloot-

stonden, ligt het voor de hand, dat de inlander met

weinig doorzicht in de Europeanen, die hein niet
naar den mond praatten, zijn vijanden zag. Onbe-

kookte uitingen tegen de cultures, waarvan ik enkele
staaltjes vermeldde, nog onbekookter werkstakingen
waren daarvan het gevolg. Wij Hollanders zijn, ook

in de tropen, geneigd onze iîerdraagzaamheid of ver’

lichte denkbeelden te toonen door de uitingen van
Moskou-wijsheid of, wat
eigenlijk
in dit tropisch land weinig ininder exotisch is, Marxistische propaganda

met een welwillend schouderophalen te begroeten:
wij weten nu eenmaal, dat de soep niet zoo heet

wordt gegeten, als ze opgediend is! Maar de Javaan

meent het echter, en denkt, dat hij het geleerde ook

in practijk moet brengen. Er komt een punt, dat hij
niet voldaan is met vergaderingen met roode vlaggen
of roode stoelen,
hij
wil ook wel eens een echte
staking hebben of, als er godsdienstig fanatisme bij
te pas komt, erger dingen. En dan vallen er slacht-
offers, terwijl in Indië
gelijk
elders, de eigenlijke
geestelijke aanstichters van den brand buiten schot
zijn. Dan bevat een deel onzer pers waardeerende

correspondenties over die aanstichters en word eii er
interpellaties gehouden in ons parlement.

Intusschen is er in Indië groot kwaad verricht!

Wat – moeten de trouwe inlandsche ambtenaren, op

wier grooten invloed op de inlandsche bevolking vol-

gens onze koloniale bestuursbeginselen ons Europeesch
gezag berust, en die in overgroote meerderheid weten

dat ons bestuur zegenrjk is, wat moeten
zij
toch van
ons Hollanders denken, als we met onhegrijpelijke wel-
willendheid de ondermijning van dat gezag vergoelij-

ken, dit toejuichen zelfs? Er is nog iets. Ik wees er

op, welk een, deel van de gezagshandhaving moet
ivôrden verricht door hen, die te midden der bevol-
king in de cultures werkzaam zijn. Wanneer dezen

zien, dat hun werk door eigen landgenooten niet wordt
gewaardeerd, veeleer tegengewerkt, dan is het natuur-

lijk dat hij hen de ,,ethische zin”, die ik in verstan-
dige mate bij zoovelen hunner rnocht aantreffen;
wordt gedoofd. En daarnaast loopt men gevaar, dat

het vertrouwen in de toekomst van het land wordt
verminderd of verdwijnt
bij
die leiders van zaken in
Europa, vier energie en kapitaaikracht voor Indië
onmisbaar
zijn.
Wat verkeerde regeeringsmaatregelen,
wat gebrek aan appreciatie kunnen doen, heeft men

aan de geschiedenis der
Koninklijke
kunnen zien:
wie haar daden of uitlatingen critiseeren, mogen be-
denken dat ook eminente leiders van gi’oote onder-
nemingen ,,maar menschen” zijn!

In sommige opzichten gelukkig voor Indië, is ook

daar de malaise gekomen. De in Europeesche cultures en fabrieken werkende bevolking heeft hare stakings-
neiging, haar onlust in het werk, die daar met tijdelijk
serkgestegeu bonen in
bedenkelijke
mate heerschte,
verloren; op de meeste plaatsen is de geest der
bevolking ten opzichte van de planters veer goed of uitstekend. En ten opzichte van het Gouvernement?
Niet in die mate wellicht als vroeger na Tjilegon,
is toch ook na Garoet in sommige kringen vrees –
of hoop! – ontstaan. Het
uiterlijk
tenminste sterk
ontwikkelde, ten deele op godsdienstige gronden be-rustend, vereenigirigsieven baart zorg. Het is natuur-
lijk verkeerd struisvogelpolitiek te volgen, maar het
ware toch doodzonde, als men uit verkeerd begrepen
volkslief de dit aantrekkelijke, kinderlijke volk metzijn
vele goede eigenschappen, naast andere die het thans
zeker nog volkomen ongeschikt maken voor de
taak, die sommige
zijner
vrienden op zijn schouders
willen leggen,
werkelijk
afkeerig maakte van ons gezag.
Op het oogenblik is het dit volgens het oordeel van
hen, die het ‘t best kunnen weten, niet. Ik heb op

11 Juli 1923

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

609

Koninginsverj aardag urenlang gereden door kam-
pongs, huis aan huis met vlaggen en lampions ver-
sierd; voor het komende bezoek van den Gouverneur-

Generaal aan eene suikerfabriek waren de inlanders
nog veel drukker met versiering en eerepoorten dan
de Europeesche beambten; ‘ik weet wel, dat het volk
dit alles nu eenmaal mooi vindt, maar op een slechte

stemming duidt deze actie toch niet.
Het ware een onherstelbare fout, indien men door

wankelmoedigheid of verlichtheid, die hièr zwakheid

is, het werk van Van Heutsz zoude gaan verknoeien.

Men scherffit tegenwoordig veel met het begrip

,,autonomie”, ik heb bij mijn terugkomst gemerkt,

dat dit in verkiezingsdagen zelfs gediend heeft om

vogels van verschillende pluimage onder een auto-

nomie-hoed te vangen. De beteekenis van het woord
als beginsel voor een Indisch bestuur is vaag; de
eene voorstander wenscht haar dadelijk ingevoerd,
de tweede over tien jaar, de derde beklaagt zich, dat

men het hem en zijn medestanders aanwrjft overjid

te werk te gaan, en spreekt’ over langen tijd. Ook
hier zou ik den voorstanders Paulus’ les in het ge-
heugen willen roepen: voorloopig hebben gemeente-

lijke en gewestelijke raden nog veel te doen en te

leereri, om van den Volksraad, waar men vooral de
hoogere politiek beoefent en in ongegeneerde be-

handeling van Departementshoofden zelfs aan enkele
onzer Kamerleden lesjes weet te geven, niet te spreken!
Heeft niet ,,autonomie voor Indië”, afgezien van de meerdere of mindere snelheid, waarmede men haar
wil laten komen, voorshands nog de beteekenis van
een groot woord, dat honderden spreken, voor dui-
zenden een klank is, en voor millioenen daargin-

der niets?
Van den steun en den invloed der inlandsche
hoofden op hunne landgenooten – dit is een indruk,

dien ik in velerlei kringen opdeed – is voor een goed
bestuur onder krachtige en rechtvaardige Neder-
1andsce leiding voor de verdere ontwikkeling van
landen en volken van Insulinde nog veel te ver-
wachten. Aan den anderen kant hebben we juist in
de laatste kwarteeuw kunnen zien, hoe door ons gezag
orde en welvaart
zijn
gebracht, waar onder Indische
hoofden zonder dat gezag anarchie en onderdrukking
heerschten; men moet wel zeer idealistisch gestemd
zijn om te verwachten, dat reeds binnenkort een

tegenovergestelde richting moet of kan worden in-
geslagen zonder groote
i
waarschijnljk onherstelbare
schade. Naar mijne ervaring kan de eiziger, die
het onschathare voorrecht had daarginder getuige
te zijn van wat door ons volk tot stand is ge-
bracht en nog
dagelijks
wordt verricht, de over-

tuiging medenemen, dat deze tropische volken met
hunne zoo verscheiden behoeften en eigenschappen,
zich gelukkig mogen rekenen te leven en zich te
kunnen ontwikkelen onder het rechtvaardig maar
krachtig bestuur van een klein volk als het onze;
dat daar nog een groote taak zal kunnen vervullen
in het belang van ontwikkeling en welvaart van de

beide deelen van ons gebied.
C. F. STORIC.

HET INDLSCRE BELASTING VRAAGSTUK.

Antwoord aan Mr. J. Gerritzen.

III
(Slot.)

Aan het slot van
mijn
vorig artikel schreef ik,
dat ik mij, ter wille van de zaak, waarom het gaat,
nog eenmaal de moeite zou getroosten, den lezers van
,,Economisch- Statistische Berichten” de werkelijke

waarde van des heeren Gerritzen’s geschrjf zelf te
laten beoordeelen, doch er dan mee op te zullen houden.
Ik citeer dan uit zijn eerste artikel:
,,Het totaalbedrag, dat in Indië werkende maatschappijen
aan zeer vele verschillende belastingen hebben op te bren-
gen, is inderdaad groot. In de ,,Economisch-Statistische
Berichten” van
28
April
1922
geeft de heer L. van Vuuren
01)
pag.
387
eene opstelling over hetgeen cle suikercultuur
over
1920
aan inkomstenbelasting, heffing van een halven

gulden per picol over oogst
1919,
suikerbelasting over
1920,
verponding, belasting voor auto’s en paarden ten laste van
het bedrijf heef t moeten betalen. Voor deze belastingen
moest, volgens de aan den heer van Vuuren verstrekte
gegevens, betaald worden een bedrag van rond
f
146
mil-
lioen. Daarbij komen nog betaalde invoerrechten ad
j 900.000,—,
uitgaven voor de cultuurpolitie
f
1.800.000, en zegelbelasting
f
55.000,—,
te zamen dus over
1920
bijna
f149
miljoen aan belastingen en andere bijdragen aan pu-
blieke middelen. De winst, door de suikercultuur over
1920
gemaakt, kan aangenomen worden op
f
18
per picol en mag dus
geschat worden op
f
450
millioen. Van die winst moest
bijna % gedeelte aan bijdragen aan publieke middelen wor-
den besteed, dus bijna
33y,
pCt. Dit cijfer ziet er heal
anders uit dan de nauwelijks iets meer dan
6
pCt. aan
inkomstenbelasting, waarvan de heer Vleming gewaagt.”

ik heb er het bewuste artikel eens op nageslagen
en nu bleek mij, dat de heer L. van Vuuren
bij
een
bespreking van het Proefschrift van den heer W.
Huender, het volgende geschreven heeft.
,,Door de Cultuur moet over
1920
worden gereserveerd
voor:

/
Inkomstenbelasting naar het zuiver inkomen en naar
de overwinst.
Heffing van
f
0.50
per pikol over oogst
1919.
Suikerbelasting over
1920,
waardoor extrawinstbe-
lasting over
1920
vervalt.
Verpondiiig.
Belasting voor auto’s en paarden ten laste van het
bedrijf gebruikt.
Voor déze middelen te zamen werd uit de verstrekte g-
geveus verkregen een bedrag rond ……..
f
146.000.000
Inkomstenbelasting opgebracht naar
aanleiding van door de cultuur verkregen in-

komen door physieke personen ………….

5.500000
Betaald invoerrecht …………….

990.000
Bijdragen aan inkomsten der Gouv.

bedrijven ……….. ………………….

8.761.000
Uitgaven voor cultuurpolitie …………
1.800.000
Zegelbelasting

………………….
55.500
L ..[rrigatie

……………………..

1.687.000
M. Havengelden

………………….

160.000

f
164.953.500
Wat mag de reden zijn, dat Mr. Gerritzen niet het
citaatje heeft overgenomen wat ik hierboven weer-
geef?

Men behoeft slechts een zeer beperkt begrip te heb-
ben van een bedrijfsrekening om te weten, dat,
D.
,,Verponding”,
E.
,,Belasting voor auto’s en paarden
ten laste van het
bedrijf”,
G. ,,Betaaid invoerrecht”,
J.
,,Uitgaven voor cutuurpolitie” en
K.
,,Zegelbelas-
ting”, (evenals de door Mr. Gerritzen niet overgeno-
men bedragei, door dien heer van Vuuren genoemd
onder H., L. en M.) ten laste van de bedxjfsrekening
komen, en met andere posten als arbeidsloon, onder-
houdskosten, grondhuur, afschrijvingen eriz., de lasten
vormen, waartegenover de baten staan, terwijl dan het
verschil de
winst
vormt. Van de aldus gecalculeerde
winst wordt dan A. de inlcon’cstenbelasting
berekend.
i).iezelfde, aldus gecalcuieezde winst, (vermeerderd
met de te betalen suikerbelasting en tantièmes, uitge-
keerd aan personeel) is weer de basis voor de bere-

kening van
C.
,,Suikerbelasting over 1920″, terwijl
B.
,,Heffing van
f 0,50
per picol over oogst 1919″, niet
in verband staat met het winstsaldo en allerminst met 1920. Dat de heer van Vuuren deze opsomming geeft is, gezien in het verband met
zijn
betoog te begrijpen,
maar als Mr. Gerritzcn ons, schijnbaar luk-raak, een
aantal bedragen, door den heer van Vuuren genoemd,
voorzet, in verband met de winst die ,,de suiker” (vol-
gens hem) in 1920 gemaakt heeft, dan wordt het toch
al te erg.
Het gaat immers niet aan de posten, die
mede
cle
bedrijfslasten vormen, en dus het netto vinstsaldo bc-
invloeden, nu nog eens opnieuw ten ‘tooneele te voe-
ren als ,,belastingdruk” op datzelfde netto winst-
saldo.

Er staan in dit kleine citaatje echter nog veel meer
onjuistheden. .Ecrstcns is de
kostprijs
voor Javasuiker oogst 1920,
te stellen niet op
f 16,—,
zooals Mr. Gerritzen doet,
doch op ruim
f10,50;
laat ons zeggen:
f10 â f11,—.

610

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

Ii Juli 1923

1-let bedrag van
f 16,
is aangenomen voor de bereke-
ning van de suikerbelasting, omdat de Regeering

heeft toegestaan dat ,,belastinggeld” en ,,tantième”;
die -beide berekend worden van de gemaakte winst
en
als er winst is gemaakt, al vast van tevoren als kost-

prijsfactor in rekening mochten gebracht worden. In-

dien dus voor een bedrijf de kostprijs van de suiker’
f 10,—
is – geweest en de opbrengst
1
16,—,
dan valt
dit niet in de termen van de suikerbelasting, want’
dan heeft het, volgens de kostprijsberekening, die de
Regeering voorschreef, geen winst gemaakt.

Dr. H. C. Prinsen Geerligs stelt den kostprijs 1920
voor de superieure ‘hoofdsuiker op
f
10,67
1)
per
picol (zie o.a. het Archief voor de suikerindustrje in
Nederl.-Indië 1921, afi. 15).
2)

Ik vond o.a. in de ,,Indische Financier” bij verschil-

lende suikerfabrieken ongeveer dit bedrag terug; na-
tuurlijk ‘schakel ik de factoren uit, die niets met kost-
prijs hebben uit te staan.

Zoo kom ik bijv. voor de cultuur-maatschappij ,,Pa-gotan” op
f
10,60.

De Maatschappij zelf calculeert
f
19,35. Maar in
dit bedrag is begrepen:
f
6,50
belastingen,
f
1,75
tantième en (in vergelijk met vorige jaren m.i.
1
0,50
te veel voor onderhoud machines” (aanschaffing).
Waar verder de opbrengst van den oogst 1920 op
ruim
f
34,— pel

picol is te stellen, rest een winst
per picol van pl.m.
f
23,50 of voor den geheelen oogst,
groot
f
25 millioen picol, van afgerond
600
millioen gulden.
1)

Gaan we nu even terug naar de belastingen, door
den heer van Vuuien genoemd, en voor zoover die

thans gebezigd mogen worden in vergelijk met de net-
to winst van
f
600 millioen, dan merken we het vol-
gende op: Sukerbelasting oogst 1919
behoort natuur
lijk bij de winst van
dat
jaar, en valt dus vanzelf
al uit.
Suikerbelasting oogst 1920
bracht op bijna
f
70
mii-
lioen (dit is dus het bedrag dat door ,,de suiker”

over 1920 betaald is wegens buitengewone belasting).
De heer van Vuuren
zegt zeer terecht (men zie het
citaatje) dat de
extrawinstbelasting 1920
vervalt, (we-
geris compensatie met suikerbelasting 1920); zoodat
door ;,de suiker” over oogst 1920, wegens
gewone be-
lasting
slechts betaald behoeft te worden:
A.
le. Inkomstenbelasting naar het zuiver inko-
men –
6 pCi. van de netto winst
en
A. 2e. Inkomstenbelasting naar de overwinst.
Deze laatste belasting wordt betaald over de
uit kee-
ringen,
die gedaan zijn, en wel volgens onderstaand
schema.

Uitkeeringen wegens dividend of daarmee
gelijk
te.
stellen posten ………………..
f
……….
Af 8 pOt. van het kapitaal
1),
op
verzoek berekend volgens art. 25 van
de herziene ordonnantie ink.bel. 1920
(kapitaalsaantooningen) af

…….., ………..

Rest

1 …………
â 10 pOt.
= f
……….
Overwinstbelasting.

Alleen bij exorbitante uitkeerin gen (zooals gedaan
zijn van de exorbitante winsten van oogst 1920) zal
deze overwinstbelasting een eenigszins beduidend be-
drag opbrengen, zeg ik de Regeering na, en dan be-
hoeft daarvan geen woord teruggenomen te worden.,
ik ken de bedragen niet welke ,,de suiker” over 1920
de
uitkeeren weet als vanzelf sprékend ook niet indi-

vidueel den invloed van de kapitaalsaantoonidgen,

1)
Met inbegrip van de productnbelasting, die hij toen
ook op
f 5,—
stelde, (terwijl ze maar
f 3—
opbracht) kwwn
de berekening op
f 15,67.
‘) [Vrg. ook pgn.
421
van dezen jaargang. – Red.i
1)
Dat van deze winst oa. de Staat en de tantiCme-
genieters een deel krijgen, mag toch geen reden zijn om die bedragen af te trekken en nu te zeggen, dat de winst
zooveel keiner is?


1)
Vrij algemeen wordt het suikerkapitaal (met inbegrip
van reserves) gesteld op
f
500
millioen; ik meen, dat
ook
Mr. Gerritzen onlangs dit cijfer noemde.

wat ,,de suiker” zelf ook nog wel niet ziJ weten, dies

kan ik niet zeggen, wat de overwinsbelasting 1920
opbracht in 1921, maar dat in 1920 de suiker exovbi-
tante winsten maakte, zal wel niemand betwisten.
Zou echter Mr. Geriitzen eens willen mededeelen

waarom hij eigenlijk wat de heer van Vuuren schreef

niet precies citeerde? Had hij zulks gedaan, dan had-
den do lezers van ,,Econ.-Stat. Berichten” dadelijk

kunnen lezen, dat de exlrawinstbelasting voor 1920
niets opbracht van ,,de suiker”;
dan had men ook
kunnen lezen, dat de heer van Vuuren zeer terecht
sprak van ,,reserveeren” l), terwijl de heer Gerritzen
spreekt van ,,betalen” en had men ten lesto dadelijic

gezien, waarvoor de heer van Vuuren zijn materiaal

hanteerde en waarom Mr. Gerritzen niet met dit ma

teriaal mocht werken, op de wijze, als hij deed. Maar
dan had do heer Gerritzen, in het verband van zijn

betoog, niet kunnen sihrijven, dat van de suikerwinst
1920 bijna
Y
3
gedeelte aan bijdragen voor de publieke
middelen wordt besteed, dus bijna 33y
3
püt. en dan
had hij ook niet aan mijn adres kunnen lauceeren:

,,dit cijfer ziet er heel andeis uit dan de nauwelijks iets
meer dan
6
pCt. aan inkomstenbelasting, waarvan de heer
Vleming gewaagt.”

De laatste zinsnede is bovendien daarom onoprecht,

omdat ik n’cijn uitspraak deed in verband met normale
winsten en daarover loopt de kwestie.
Ik gaf toch im-
mers ook in mijn brochure de voorbeelden over
1921
en liet toeii zien, dat voor de Javasche Bank, die wel
een exorbitante winst had gemaakt over 1921, de op-
brengst van extrawinst- en overwinstbelasting bedui-

dend was, hoewel zich natuurlijk ook de werking van
art. 25 liet gevoelen.

Aangezien ik nu meen voldoende te hebben aange-
toond, hoeveel en wat op dit terrein aanvaard kan

worden van mededeelingen des heeren- Gerriten, stap
ik hiermede van mijn tegenstander af.

J.
L. VLEMING
Jr.
Weltevreden, April 1923.

Naschrift. Wanneer meii de vraag stelt, hoe
groot de winst is, die een landbouwbedrijf heeft op-

geleverd, dan zal men van de werkelijke opbrengst
van het verkochte product moeten aftrekken de

noodige afschrijvingen op de tot het bedrijf be-
hoorende bezittingen benevens alle uitgaven, die het bedrijf heeft, moeten doen voor de voortbrenging en
den verkoop van het product, inclusief de op het
bedrijf drukkende belastingen. Het overschot vormt

dan de ‘inst, die de eigenaar van het landbouwbe-
drijf geniet. Stelt men daarentegen de vraag, hoe
groot de op een
bedrijf
gelegde belastingdruk is in
verhouding tot de opbrengst van een
bedrijf,
dan
spreekt het vanzelf, dat men onder de bovenbedoelde
bedrijfsuitgaven de belastingen niet mag meerekenen,
omdat, zooals de heer Vleming het met juistheid uit-
drukt, die belastingen mede de bedrijfslasten vormen,
dus het netto-winstsalcjo beïnvloeden, en daarom

niet nog eens opnieuw ten tooneele mogen worden
gevoerd als belastingdruk op datzelfde netto-winstsaldo.
Nu zegt de heer Vleming, dat

ik mij aan deze
fout zou hebben schuldig gemaakt, waar ik in mijn
artikel van 21 Februari j.1. de winst door de suiker-
cultuur (waaronder ik verstond de eigenaren dei
suikerondernemingen) over 1920 gemaakt, schatte op

f
450 mill., en mededeelde, dat van die winst bijna
/s gedeelte aan de Indische publieke middelen moest worden afgestaan, dus bijna 33113 pOt.

1)
Wie eenigszins in het zakenleven thuis is, weet dat in
haussetijd, als groote winsten zijn gemaakt, men met ‘het
reserveeren van gelden voor belastingen en diversen aan
den hoogen kant blijft. Aandeelhouders krijgen dan immers
toch reeds eed hoog dividend.
Volgens de becijfering van den heer van Vuuren werd
in
totaal gereserveerd
f
146
millioen. Trekt men hiervan af

f
80 millioen suikerbelasting
1919
en
1920
en
f
1
millioen
voor de andere door hem genoemde belastingen, dan
zou
dus wegens
gewone
belasting gereserveerd zijn
f
65
millioen.

ii Juli 1923

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

ar

Het door den heer Vieming tot mij gerichte ver-
wijt is echter ongegrond en het door mij genoemde

winstcijfer van
f 450
miii. is, behoudens eene kleine

correctie, juist. Volgens het jaarverslag van de

Handelsvereeniging ,,Amsterdam” over het jaar
1920

(pag. 11) bedroeg de opbrengst der diverse suikers
uit den oogst
1920
gemiddeld
f
33,07
per picol. Het
jaarverslag over
1921
van het Algemeen Syndikaat
van Suikerfabrikanten in Nederlandsch-Indië publi-

ceert een iets hoogr cijfer, nl.
f
33,05
per picol. Ik

heb mij gehouden aan het cijfer, opgegeven door de
Handelsvereeniging ,,Amsterdam”. De
kostprijs
der

suiker uit den oogst
1920
bedroeg volgens vermeld

jaarverslag van het Algemeen Syndikaat van Suiker-
fabrikanten
f
14,50
per picoi
exclusief belastingen.

Neemt men nu in aanmerking, dat de oogst
1920
nog
niet ten volle
25
miii. picois heeft bedragen, dan kan
de winst, door de eigenaren der suikerondernemingen
over
1920
gemaakt, geschat worden op
f 465
milI.,
dus op
f 15
miii. hooger dan ik vroeger aannam. Van

deze winst zijn de belastingen nog niet afgetrokken,
daar de kostprijs, zooais ik zeide, berekend werd
exclusief belastingen.
Waar nu uit het citaat van
den heer Van Vuuren blijkt, dat de suikercultuur
over
1920
bijna
f 149
mill. aan belastingen en
andere bijdragen aan publieke middelen heeft moeten
betalen, daar komt dit neer op ongeveer
32
pOt. van
de opbrengst dier cultuur.

De vroeger door
mij
genoemde cijfers zijn dus, be-
houdens eene kleine correctie, alleszins juist. De heer
Vieming neemt de winst der suikercultuur over
1920
aan op rond
f 600
mill., doch
bij
deze berekening
maakt hij twee fouten. In de eerste plaats neemt hij
de opbrengst van den suikeroogst
1920
te hoog aan;
hij stelt die op uim
f 34,—
per pico!,
terwijl
die
opbrengst volgens de Handelsvereeniging ,,Amsterdam”
f 33,07
bedroeg. En in de tweede plaats nam de heer
Vieming den gemiddelden
kostprijs
der suikers uit
den oogst
1920
op een veel lager bedrag aan dan die
kostprijs in werkelijkheid heeft bedragen.
Hij
beroept
zich daarvoor op een kostprijsberekening van Dr. H.
0. Prinsen Geerligs, voorkomende in het Archief
voor de Suikerindustrie in Nederlandsch-Indië
1921,
die inderdaad kwam tot een bedrag van
f 10,67.
Doch een enkele blik op deze berekening doet zien,

dat zij slechts bevat de voornaamste, doch geenszins
alle factoren, die op den kostprijs van suiker invloed
hebben. Dr. Prinsen Geerligs verwaarloosde b.v. de
noodige afschrijvingen, en het aan het personeel der
fabrieken onder den naam van cultuurpercenten of
tantièmes betaalde wisselvaliige salaris. Wanneer men

nu weet, dat de aan het personeel der fabrieken aan
wisselvallig salaris over den oogst
1920
betaalde be-
dragen uitkomen op
f 3,60
per picoi suiker, en voor
afschrijvingen op machinerieën en andere installaties
toch ook een zeker bedrag per picol suiker mag wor-

den aangenomen, dan verkia art zich hierdoor het
groote verschil tusschen de berekeningen van den
kostprijs per picol suiker over oogst
1920
van het
Suikersyndikaat en van Dr. Prinsen Geerligs.

De heer Vleming heeft in een noot de opmerking
gemaakt, dat het aan het personeel der suikerfabrie-
ken onder den naam van tantième betaalde wissel-
vallig salaris toch een deel is van de winst,. die met
de suiker is gemaakt. Men kan er vrede mee hebben
om dat wisselvallig salaris te qualificeeren als een
aandeel in de winst, maar dan moet men niet uit
het oog verliezen, gelijk de heer Vleming deed, dat dit aandeel in de winst genoten wordt door het per-
soneel der fabrieken, en niet door de eigenaren der
ondernemingen zoodat, waar het hier ging om de
vraag, hoeveel winst over
1920
de eigenaren der sui-
kerondernemingen gemaakt hebben, de winsten van

het personeel der ondernemingen buiten beschouwing
moeten blijven; want die winsten van het personeel
werden door de eigenaren der ondernemingen niet
ontvangen, maar integendeel betaald.

Ook het personeel der ondernemingen betaalt be-
lasting over de ontvangen cultuurprocenten; maar

deze door het personeel betaalde belasting blijft
evenzeer buiten beschouwing, waar het geldt de op
het bedrijf
zelf rustende belastingdruk.

De heer Vleming heeft er aanmerking op gemaakt;
dat ik onder de belastingen over
1920
door de suiker-
ondernemingen verschuldigd, ook rekende de belasting
van
f M
per picol ovéi oogst
1919.
Hij
zegt, dat de
suikerbelasting oogst
1919
natuurlijk
bij
de winst
van dat jaar behoort. Ik kan met deze opmerking

niet medegaan. De belasting van
f
Y2 per picol suiker
over oogst
1919
werd afgekondigd bij de ordonuantie
van 11 Mei
1921, op
een tijdstip derhalve, dat de
bednijfsrekeningen over
1919
reeds lang waren af ge-
sloten en de winsten over
1919
onder de recht-
hebbenden waren verdeeld. Die belasting kwam dus
door hare zeer late invoering ten laste van het
bedrijf over
1920.
De opbrengst dier belasting wordt
dan ook in de Indische begrooting voor het jaar
1920
onder de middelen vdor dat jaar opgenomen.

De heer Vleming is er verder over gevallen, dat ik in
mijn
bovengenoemd artikel zeide, dat het bedrag
van
f
149
miil. aan belastingen en andere bijdragen

aan publieke middelen door de suikercultuur over
1920
betaald moest worden,
terwijl
de heer Van
Vuuren, aan wiens opstel ik voornoemd cijfer ont-

leende, er van gewaagde, dat voormeld bedrag door

de ondernemingen gereserveerd moest worden. En in
een noot teekent de heer Vieming bij deze opmerking
aan dat, wie eenigszins in het zakenleven thuis is
weet, dat in haussetijden als groote winsten zijn

gemaakt, men met het reserveeren van gelden voor belastingen aan den hoogen kant blijft.

Het spreekt vanzelf, dat waar de aanslagen in de
verschillende belastingen over
1920
uiterst lang op
zich hebben laten wachten en zelfs op dit moment,
als ik goed geïnformeerd ben, nog geen enkele defi-
nitieve aanslag voor de over
1920
verschuldigde
suikerbelasting heeft plaats gehad, de suikeronder-
nemingen
bij
de afsluiting hunner boeken over
1920
niets anders hebben kunnen doen dan reserveeren
voor de volgens hare berekeningen over dat jaar aan
diverse belastingen verschuldigde bedragen. Nu beweert
de heer Vleming, dat men
bij
het maken van derge-
lijke reserves aan den hoogen kant
blijft.
Ik ben zoo
vrij dit niet te gelooven. Wanneer eene onderneming
voor belastingen moet reserveeren, dan reserveert zij
in den regel niet meer dan hetgeen volgens hare

berekening aan belasting verschuldigd zal zijn. Die
berekening kan van de berekening der belasting-
administratie verschillen, hetzij in een voor de onder-
neming gunstigen, hetzij in een voor de onderneming
ougunstigen zin. Zoo blijkt b.v. uit het vcrslag van
de s.f. ,,Tjoekii” over het jaar
1921
(pag.
23),
dat
de directie per uit. December
1921
uit de winst had
gereserveerd voor belastingen
f
964.907,50,
doch dat
later gebleken was, dat die reserve
f
103.170,40 te
weinig
was! De bewering van den heer Vleming dat,
wanneer ondernemingen gelden voor belasting-
doeleinden reserveeren, deze reserves altijd te hoog zijn, steunt derhalve op niets.

Tenslotte richt de heer Vleming tot mij de vraag
waarom ik het staatje, dat de heer Van Vuuren
publiceerde in het nummer van
26
April
1922
van
dit tijdschrift, niet precies heb geciteerd. Het ant-
woord is eenvoudig dit, dat het
mij
te doen was om
het bedrag der belastingen, die het suikerbedrijf over
1920
moest opbrengen, terwijl het staatje van den

heer Van Vuuren diverse posten behelsde, die hetzij
geene belastingen betroffen, met name irrigatie- en
havengelden, hetzij belastingen, die niet door het be-
drjf werden opgebracht, t.w. inkomstenbelasting op-
gebracht naar aanleiding van door de cultuur ver-
kregen inkomen, door physieke personen. Waar het
mij alleen te doen was om het bedrag der
belastingen,
die door de suikercultuur moesten betaald worden,

612

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

II Juli 1923

kon ik op voormelde posten, die het staatje van den

heer Van Vuuren ook behelsde, geen acht slaan en had

het daarom geen zin het staatje over te nemen.
Het bedrag, dat de suikerondernemingen over 1920

aan diverse belastingen moesten opbrengen, was dus

ongeveer 32 pCt. van hare netto winst. Ik stelde dit
cijfer tegenover de nauwelijks iets meer dan 6 pCt.
aan inkomstenbelasting, waarvan de heer Vleming

gewaagde. De heer Vleming wraakt het maken dezer

tegenstelling, omdat hij slechts gesproken zou hebben
over gewone winsten en belastingen. Dit deed echter,

zooals ik vroeger reeds heb aangetoond, de heer
Vleming niet. Hij demonstreerde de werking der in-

komstenbelasting, die behalve gewone winsten ook

buitengewone winsten treft, over het jaar 1921, het-
geen een jaar was van laagconjunctuur. Dat was,

om in de terminologie van den heer Vleming te

blijven, onoprecht, omdat in een jaar van laagcon-.

junctuur natuurlijk geene buitengewone winsten wor-
den gemaakt, en omdat bovendien de heer Vleming

de vele andere belastingen, die eene onderneming

behalve de inkomstenbelasting te betalen heeft, buiten
beschouwing liet. En daarom stelde ik tegenover de

tendentieuse cijfers van den heer Vleming de bedragen,

die de suikercultuur over het jaar 1920, het jaar

van de hoogconjunctuur, aan gewone en buitenge-

wone belastingen heeft moeten opbrengen.
J. GERRIT’LEN.

DE HAAGSOHE CONDITIEN EN HARE BE

HANDELING TE GOTHENBUEG.

Zooeis ldfr. H. J. Knottenbelt in nummer 337 van

14 Juni 22 der E.S.B. mededeelde, heeft de totstand-

koming der Brusselsche tractaten betreffende aan-
varing, hulp- en bergloon zeventien jaren gekost. Het

ziet er naar uit, of de Haagsche Conditiën hiervoor
aanmerkelijk minder tijd noodig zullen hebben.
Weliswaar is het tot heden nog nergens tot wette-
lijke invoering gekomen en mag niet worden verwacht,

dat de gerneenlijk zeer traag werkende wetgevende
Regeeringsmachine op even voortvarende wijze, als (Ie

menschen uit de praktijk de Conditiën hebben opge-
4
.

ste]d en gewijzigd, daaraan hare uiteindelijke be-.
stemming zal geven, maar, zooals ik in het hieronder
staande overzicht van den toestand in de voornaam-
ste zeevarende landen zal aantoonen, zijn wij dit eind-

doel thans zeer nabij.
In Engeland is den 26 Maart door den Lord Chan-
eellor een wetsontwerp in het Hoogerhuis ingediend, hetweik beoogt de Haagsche Conditiën in hare Brus-
selsche kleedij tot algemeen geldende wet te maken.
1)

De vorm, waarin dit geschiedt, is practisch Engelsch:
(Ie Conditiën zelve zijn niet eens in de ,,Bill” maar in de daaraan gevoegde ,,schedule” opgenomen; er
wordt eenvoudig verwezen naar den officieelen tekst

van het Ontwerp-tractaat, opgestèld in de diploma-
tieke Zeerecht Oonforentie, in October te Brussel ge-
houden. Dit hëet opzettelijk daarom te zijn gedaaii,
out andere zeevarende landen een voorbeeld tot navol-
ging te geven, waardoor de kans, dat een dezer landen
nog wijzigingen in de Conditiën zou brengen, geringer

wordt.
In het zeer korte Engelsche wetsontwerp zijn twee
bepalingen van belang opgenomen: ten eerste worden
do Conditiën toepasselijk verklaard op alle uitgaande
ladingen van elke haven in Groot-Brittannië of,
Noord-Ierland en ten tweede wordt, overeenkomst;ig
de Conditiën, nog eens nadrukkelijk bepaald, dat de
vervoerder niet de absolute zeewaardigheid van het,
schip garandeert, zulks in tegenstelling met de thans
in Engeland geldende wet. Bij Engelsche kustvaart-
belanghebbenden blijkt tegen eerstgenoemde bepaling
eenig verzet te zijn, doch in ‘t algemeen zijn. de Engel-
sche reeders gebonden aan hunne belofte aan de Re-geering, om mede te werken aan de totstandkomi.ng

van deze wet.

‘) Zie blz.
902 en 1002 jg.’ 1922.

Doch wat zien wij nu in Engeland gebeuren? In

tegenstelling niet het reeds boven aangeduide streven
om aan de andere zeevarende landen een
gelijke
wijze
van invoering zon gemakkelijk
mogelijk
te maken, ten-

einde daardoor de eenvormigheid te bevorderen, is
onlangs uit de beide Huizen van het Parlement een

bijzondere Commissie (Select Committee) ingësteld, welke tot taak heeft het Engelsche wetsvoorstel zoo-

veel mogelijk aan de wenschen der voornaamste be-

laughebbende groepen aldaar aan ,te passen.

In Amerika zien wij het volgende gebeuren. Ook
daar is een wetsonwerp
bij
liet Congres aanhangig
gemaakt, hetwelk, anders dan het Engelsche voorstel,

wèl de Conditiën in haar geheel opneemt. Deze ,,Biil”

is vo]gens Amerikaansche gewoonte in Secties i.p.v.
in Artikelen verdeeld, waardoor het geheel zeer on-

overzichtelijk wordt. Verder is i.p.v. £ 100,— als

maximum gedrag per stuk, waarvoor de reeder aan-

sprakelijk kan worden gesteld, een bedrag van $ 100,-opgenomen, hetgeen echter op een drukfout schijnt te

berusten.

De voornaamste verschillen tusschen den tekst van
dit wetsontwerp en den Brusselschen tektt, door het

Comité Maritime International gepubliceerd, zijn de
volgende:

In art. 1 (b) zijn de slotwoorden: ,,is negotiated”
vervangen door ,,governs the rights of the carrier and

of the holder of the Bill of lading”. De Amerikanen
zeggen, dat dit de juiste vertaling is van het Fransche

protocol der Biusselsche Conferentie,,
terwijl
die van

liet Comité Maritime volgens hen niet juist is.

Art. ‘VII (Limitations on the Application of

these Rules) is geheel weggelaten, daar het zou slaan

op handelingen
voor
de belading, en na de lossing van

het schip, welke, als vaileiïde buiten den termijn door
de Conditiën gedekt, daarin niet thuis zouden behoo-
ren. In de plaats hiervan is een nieuwe Sectie opge-
nomen, welke bepaalt dat de Harter Act, voor zoover deze bepalingen bevat, welke niet binnen genoemden

termijn vallen, door de aanneming der Conditiën niet

geschbnden zal worden.

De American Steamship Owners Association heeft
onlangs voor het eerst verklaard, dat zij niet tegen

de Conditiën was, mits deze niet zouden worden ge-
amendeerd. De eenige oppositie ertegen komt van cie
kant dci ,,packers”, die van den beginne aan zicl’i te-
gen deze Conditiën hebben verzet en thans willen trach-

ten. den .reeders nog meer voordeelen af te dwingen
dan hun thans reeds door de Conditiën worden toege-

staan.

In Frankrijk schijnt er een goede kans te bestaan,
dat de Conditiën, door ratificatie van het ontwerp-

tractaat van Brussel, tot wet zullen worden verheven. De ‘Fransche reeders hebben zich eveneens voor zulk
een wijze van invoering uitgesproken.

Wat Duitschland doen zal, is nog niet bekend.
Wel hebben eenige groote ljnreederjen de Condities
reeds in hunne cognossepaenten opgenomen, maar

de vraag is, of ook in dat land
wettelijke
sauctie

aan de conditiën zal worden verleend. Wanneer
Engeland en Amerika hiertoe overgaan, schijnt echter

daardoor wel een kans te zijn.
In de drie Scandinavische landen ontstond èen
groeiende oppositie tegen dle Conditiën in haren te
Brussel vastgestelden vorm. i)eze oppositie richtte
zich hoofdzakelijk daartegen, dat de regelen, ook op de algemeene vrachtvaart zouden worden toegepast,
terwijl voorts eenige wijzigingen in den tekst vô6r

een invoering bij de wet noodzakelijk werden geacht.
De drie Scandinavische reedersorganisaties richten

zich elk tot hunne Regeering met het verzoek met
deze wenschen rekening te willen houden in de eerst-
volgende diplomatieke Conferentie, waarin de Con-

ditiën tot een tractaat zullen worden gemaakt. Dat
door een zoodanige afzonderlijke beweging in Scan-
dinavië de internationale eenvormigheid evenzeer in
gevaar zou worden gebracht als door de wijze van

ii Juli 1923

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

handelen, welke thans in Engeland wordt voorbereid,

is duidelijk.
De Nederlandsche reeclers hebben clan ook gemeend,

deze actie niet te ‘moeten ondersteunen en niet een

gelijksoortig verzoek tot onze Regeering te moeten
richten. Wat zij wel gedaan hebben, zal vanzelf ter

sprake komen bij de bespreking van de jaarlijksche

vergadering der Baltic & White Sea Conference

welke den 21en Juni te Gothenburg werd gehouden.

Vooraf zij nog vermeld, dat in Mei van dit jaar

de ,,Commissie uit belanghebbenden bij de ladingen

voor de invoering der Haagsche Conditiën 1921″

onder voorzitterschap van den Heer Abram Muller

een request aan de Tweede Kamer heeft gericht,

waarin zij verzocht om het nog steeds aanhangige

wetsontwerp-Zeerecht niet te willen invoeren, vôôr-

dat dit in overeenstemming zal zijn gebracht met
de Haagsche Conditiën, ,,gelijk deze ten slotte defi-
nitief zullen worden vastgesteld”.

Het valt zeer zeker toe te juichen, dat de ver-

tegenwoordigers van den Nederlandschen handel, in
tegenstelling met hunne Engelsche collega’s, niet
hebben aangedrongen op invoering der Haagsche

Conditiën zooals zij thans
zijn,
doch ,,gelijk deze ten-
slotte definitief zullen worden vastgesteld”. In deze

woorden ligt toch de erkenning opgesloten, dat de
Haagsche Conditiën nog niet een voor het oogenblik

zoo vo1m’akt
mogelijk
geheel vormen.

Het standpunt door de vertegenwoordigers der
Nederlandsche -reedersgemeenschap in de Gothen-
burgsche vergadering ingenomen was hiermede vol-
komen in overeenstemming.
Zij.vreesden
slechts, dat

door de Engelsche en Scandinavische
wijze
van han-
delen de internationale eenvormigheid, welke toch
de opzet van de regeling is geweest, in gevaar zou
worden gebracht. Teneinde nu, met behoud der uni-
formiteit, de mogelijkheid te openen tot het aanbrengen
van de thans noodig gebleken wijzigingen en in
aanmerking genomen het feit, dat te Brussel slechts
een ontwerp-conventie werd opgesteld, oordeelden zij
het veeleer verkieseljk, dat de Conditiën nog eens in
een internationale zeerecht-conferentie zouden worden
herzien, om daarna uiteindelijk in den vorm van een
conventie te worden vastgesteld.

Merkwaardig was, dat ter verpdering niet alleen
de Scandinaviërs, maar ook de Engelschen het met
dit Nederlandsche standpunt volkomen eens bleken.
Echter konden de laatsten hiervan niet doen blijken
bij de stemming over de ten slotte aangenomen motie,
daar de Engelsche reeders, zooals gezegd, hun woord

aan hunne Regeering hadden verpand, de invoering der ,,Rules” niet tegen te zullen werken.
Wel werd ook van Engelsche
zijde
het Scandinaafsche
voorstel ondersteund, om de Conditiën niet op de
algemeene vrachtvaart van toepassing te doen zijn.
De bekende Engelsche zeerecht-advocaat Temperley, de rechtskundige adviseur der conferentie, verklaarde
zelfs, dat men aanvankelijk
bij
de samenstelling der
Conditiën, met de geheele ,,tramp”-vaart geen reke-
ning had gehouden en de bezwaren der verschepers
zich dan ook• uitsluitend tegen de cognossements-
bepalingen der ]ijnreederjen hadden gericht. Het

scheen dus onredelijk thans de Conditiën op de al-
gemeene vrachtvaart of ,,wilde” vaart toepasselijk te verklaren, daar de hierbij
gebruikelijke
chertepartijen
meestal het resultaat vormen van speciale onderhande-
lingen tusschen reeder en hevrachter. Echter zal het
niet gemakkelijk zijn om, ingeval de wilde vaart van
de ,,Rules” wordt uitgesloten, duidelijk te omschrijven,
wat onder verschepiug en onder cherteparty zal
moeten worden verstaan.

Dat het Nederlandsche voorstel om te komen tot
een voortzetting der Brusselsche Zeerecht-Conferentie
instemming vond, moge uit de volgende door den
Deenschen reeder A. P. Möller voorgestelde en door
den Voorzitter der Nederlandsche Reedersvereenigiug
ondersteunde en vervolgens aangenomen motie blijken:

This general meeting of the Baltic and White Sea
Conference, an association of shipowners and

shipbrokers from 15 maritime nations (the British
members and the United States Shipping Board
abstaining) considers that uniform international

law governing buis of lading is preferabie to the

enactment of separate national laws with their con-

sequent diversity but does not consider that the
Hague Rules as formed at the diplomatic con-
ference at Brussel in October 1922 are accep-
table in their present form.

The conference is of opinion that some of the

provisions in the rules are undesirable and unrea-
sonable and that the wording is in some instances
defective.

The conference notes that at the Brussels di-

plomatic conference “many of the delegates were
without instructions as to the attitude of their
respective governments on the subject” and con-

siders that a further conference should be held

after the governments have had an opportunity
of consulting the various interests concerned.

The conference therefore hopes that represen-
tations may be made to the British government

with a view to the bill now before the British
parliament being deferred until such furthêr con-
ference shali have been held and an international
convention conciuded.
The conference is further of opinion that an
endeavour shoulci be made to limit the scope of
such convention to liner traffic and to exclude
from its application shipments made under char-
terparties, the conditions of which are mutually
agreed and incorporated in the buIs of lading.

Het is voorzeker te hopen, dat de Regeeringen der
voornaamste zeevarende landen aan de strekking
dezer motie gevolg zullen geven.

Voor de Nederlandsche reederjen is.het bovendien noodzakelijk, dat, vôdrdat hier te lande tot wettelijke
invoering der Conditién wordt overgegaan, de zeker-
heid bestaat, dat dit eveneens
bij
onze oostelijke na-
buren geschieden zal, daar anders voor de Neder-landsche scheepvaart, wegens de voor reeders op,

somige punten onereuse bepalingen der Haagsche
Conditiën, de toch al zware mededinging met Duitsch-
land nog meer zal worden bemoeilijkt.
F. W. A. o. K. v. L.

DE NEDEJ]LANDSÜHE EN NEDE1?LANDSCH-

INDISCHE GULDEN EN DE POLITIEK DE]?

JA 17ASCHE BANK.

In het verslag over 1922/1923 wijdt de President
der Nedei’landsche Bank een uitvoerige, beschouwing
aan de. verhouding van de Nederlandsche en Neder-
iandsch-Indische gulden en in verband daarmëde aan
de politiek in de afgeloopeii jaren door de Javasche
Bank gevoerd. Deze beschouwing valgt, met twee dci
daarbij afgedrukte staten, hieronder:

De schuld van Indië is door verschillende uitgiften van

f
104
inillioen op liet einde van
1913
opgeloopen tot
f 1.334
inillioen iii
1923,
waarbij in mindering te brengen zijn cle in
hetzelfde tijdvak plaats gevonden amortisatiën tot een ge-
zamenlijk bedrag van ongeveer
f 82
millioen en cle reeds
vÔCr
1913
geamortiseerc[e
f 16
millioen. Het totaal restant
is dus thans ongeveer
f 1.236
millioen.
De schuld van het Moederland is dus tot ongeveer liet
• drievoudige verhoogd sedert
1913;
clie van Indië tot bijna
het twaalïvonclige. Men hebbe daarbij in aanmerking te rie-men, dat iii
1913
de schuld van Indië inderdaad zeer gering
was. Toch is clie snelle en onophoudelijke toeneming van
de schuld van Indië een feit, waarvan de consequentiën
met grooten ernst onder oogeri moeten worden gezien.
• Ten aanzien van Nederland komt daarbij nog de bezwa-
rende omstandigheid, dat Indië in de laatste jaren doorloo-
pencl een ruim gebruik gemaakt heeft van het crediet, dat
cle Minister van Financiën aan den Minister van Koloniën
ten behoeve van Neclerlanclsch-Inclië heeft geopend.i) Dit
op-
nemen van geld in Nederland voor de Indische behoeften is

(Zie de hieronder volgende staten)

614

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

II Juli 1923

bijna ononclei’broken doorgegaan sedert 1919 en op die opge-
nomen gelden werd slechts in eenigszins belangrijke mate
afgelost door het provenu van leeningen, door Indië in Ne-
derlanci en later in Amerika en Engeland geplaatst. Re-
misen uit Indië tot afbetaling vonden slechts in onbetee-
kenende mate plaats en werden in de laatste anderhalf jaar
zelfs in het geheel niet gemaakt. De Javasche Bank heeft in deze aangelegenheden een po-
litiek gevolgd, waarmede wij ons niet konden vereenigen.
Eenige jaren geleden had de Indische regeering belangrijke
bedragen aan vlottencie schuld in Indië uitgegeven, die op
aandringen vak de Javasche Bank door de Regeering dii

eet
en alleen bij haar werden ondergebracht. Naar onze mee-
ning werd hierdoor iu Indië onnoodig inflatie veroorzaakt;
bij de banken en andere lichamen, die groote kassen aali-
hielden in Indië, was het gekd zoo overvloedig, dat zij niet
genoeg emplooi daarvoor konden vinden; wij meenden dus,
dat de open markt in Indië die vlottende schuld gemak-
kelijk kon opnemen, mits deze slechts herdiscontabel werd
verklaard door de Javasche Bank, en was het dus onnoodig,
dat de Javasche Bank nieuwe koopkracht ging scheppen
door naast de overvloedige geldmiddelen in de open markt nog nieusye bedragen aan circulatiemiddelen in omloop I
brengen als gevolg van het direct opnemen van de vlottende
schuld door haar. De Nederlandsche Bank héef t toen aan
den Minister van Koloniën moeten mededeelen, dat zij niet
bereicl zou zijn achter een nieuwe Indische leening te staaii,
indien niet eerst eene poging was gewaagd om de vlottende
schuld in Indië in de open geldmarkt te plaatsen. Die po-
ging is volkomen gelukt; binnen enkele maanden was de in
Indië uitgegeven vlottende schuld ten volle in de open markt
geplaatst; geen stuk was meer bij de circulatiebank. De Indische Regeering had echter voortdurend belioef te
aan meer geldopnemiiig, daar hare uitgaven de ontvangsten
belangrijk bleven overtreffen. Om die reden -zocht Indië
steeds meer een uitweg naar Nederland, en het Moederland
was wel wat te gewillig om steeds grootere credieten voor
Indië in te willigen. In de laatste dagen van December 1922
is de Minister van Financiën wederom bij de wet gemach-
tigd om een crediet aan zijn Ambtgenoot van Koloniën voor Nederlandsch-Indië te verschaffen tot een maximum bedrag
van
f400
millioen.
Aldus werd een nieuwe toestand geschapen, dat Indië
voortdurend meer vlottende schuld maakte en dus op ei

n-
stige wijze op het hellend vlak der inflatie kwam; men be-
merkte dat eether niet zoo zeer in het Indische geldverkeer,
omdat door het voortdurend meer opnemen van gelden in
Nederland die inflatie inderdaad tijdelijk naar het Moeder-
land werd overgebracht. De vertoogen van De Nederland-
sche Bank tot den Minister van Financiën om de uitgifte.
van vlottende schuld in ons land te verminderen, liepen
dood op de mededeeling van dien bewindsman, dat hij voor
Nederlandsche behoeften niet zooveel geld nooclig had, doch
dat een zeer groot bedrag dier vlottende schuld haren oor-
sprong
vond in de steeds vermeerderde beschikkingen van de Indische Regeering op het haar alhier geopende crediet.
Dat de vlottende schuld nog niet hooger was geworden, was
alleen te danken aan de geslaagde pogingen om een deel
dier vlottende schulden telkens te consolideeren door plaat-
sing van langloopende leeningen ten laste van Neder-
landsch-Indië. Feitelijk werd cle kwestie daarmede niet op-
gelost, doch werd zij telkens voor een deel naar later ver-
schoven. En intusschen ging het scheppen van die vlotten-de schuld in zOO snel tempo voort, dat luttele maanden na
eene vermindering uit de opbrengst dier consolideering, de
vlottende schuld weder tot een bedenkelijk hoog cijfer klom.
Die voortdurende schuldvermeeidering van Indië en de
overbrenging van de lasten daarvan naar Nederland hadden
dus mede ten gevolge, dat wij alhir, ondanks het hier te
lande in deze richting reeds bereikte, niet in voldoende ma-
te tot deflatie konden overgaau; dat gaf ons dus het recht
om over deze quaestie een woord mede te praten. Indië was in deze omstandigheden verplicht geweest om,
althans voor de uitgaven op zijnen gewonen dienst, zoo spoe-
dig mogelijk remise te maken naar Nederland, of, als het
dit tijdelijk, niet kon doen, die vlottende schuld in Indië op
te nemen, desnoods met directe hulp van de Javasche Bank.
Het zou dan aan Indië zelf beter duidelijk geworden zijn,
dat het door zijn leven verre boven zijne middelen reeds in
ernstige mate op den weg van inflatie was gekomen. En de
circulatiebank zou dan al haren invloed hebben kunnen uit-
oefenen om aan die neiging tot te veel geld uitgeven paal
en perk te stellen.
De circulatiebank heeft echter lijdelijk toegezien, dat die -schuld naar Nederland werd overgebracht, en heeft althans
gedurehde anderhalf jaar hare medewerking niet verleend
om remise naar Nederland te maken tot afdekking van die
steeds vermeerderencle schulden.

1)oor een en ander was een toestand ontstaan, welke eeni-ge overeenkomst had met de z.g .,, pegging” tusschen Enge-
land en Frankrijk eenerzijds en Amerika anderzijds gedu-
rende den oorlog; die beide Europeesche landen hadden zich
,,vastgeklampt” aati den koers van den .Amerikaausclien
dollar, door voortdurend op eene vaste aangenomen pariteit
te trekken op een onbeperkt crediet, hetwelk Amerika hun
voor oorlogsdoeleinden had geopend; dadelijk na den oorlog
werd die bevoegdheid tot trekken door Amerika ïngetrok-
kan en liepen die wisselkoersen dus van zelf naar eene no-teering van hunne innerlijke waarde terug, wat na Novem-
ber 1918 voor Engeland en Frankrijk een ernstig disagio
beteekende tegenover den A.merikaanschen dollar; dat disagio
was des te ongunstiger voor die landen, omdat vooral langs
den weg van die ,,pegging” de groo.te schuld ontstaan
is, welke thans nog op Engeland en Frankrijk tegenover Amerika drukt en door het disagio tegenover den dollar
nog des te zwaarder weegt.

Door het niet remitteeren van Indië kon de koers op
enkele percenten na op pariteit blijven. De waarde van eene
dergelijke pariteit is echter zeer twijfelachtig, en wij kunnen
dan ook de koersen, door de Javasche Bank gepubliceerd,
voor wissels op Nederland niet dan onder groote reserve
aanvaarden; immers blijkbaar was zij niet geneigd groote
remises tot die koersen te verschaffen.

De onmiddellijk voor de hand liggende erustige gevol-gen daarvan waren:
dat Indië steeds meer schuldig werd in eene andere
valuta dan Nederlaucisch-Indisch courant, waarin de In-
dische Regeering hare belastingen int en hare verdere
ontvangsten verkrjgt, dus dat bij een lateren teruggang in
koers van den Indischen gulden de betalingsplicht van
Indië op onrustbarende wijze zou worden vergroot; de terug-
gang in koers zal in de toekomst ouvermijdbaar zijn, tenzij
de belastingopbrengst in Indië nog belangrijk kan worden
verhoogd en de export zÔÔ toeneemt of nieuw kapitaal in die mate blijft toevloeien, dat uit dien hoofde veel remise-
materiaal ter beschikking zal komen, of tenzij Indië zeer
spoedig tot een sluitend budget kan komen door belangrijke
inkrimping der uitgaven;
dat, zoolang dit niet plaats vindt, een deel van de in
Indië gekweekte inflatie feitelijk naar Nederland vei-d of
nog wordt overgebracht.

Wij hebben deze quaestie van
zÔô
groot belang geacht,
oovel voor de financieele toekomst van Indië, dat als regel
zijn verplichtingen uit leeningen zal moeten nakomen in
een andere valuta dan in Nederlandsch-Indisch courant,
alsook met het oog op de noodzakelijkheid, dat Nederland
rustig tot eene verdere deflatie overgaat, dat wij de op-
dracht hebben gegeven aan 6én onzer Directieleden, Mr. P. J. C. Tetrode, om deze moeilijke quaestiën met de Indische
Regeering, de circulatiebank en andere belanghebbenden te
gaan bespreken. Mr. Tetrode is daarvoor. 6 Maart 1923 uit Marseille naar Indië scheep gegaan.

In den laatsten tijd heeft de Indische Regeering via de
Javasche Bank weder de remises hervat, niet het gevolg,
dat het bedrag der indische vlotteude schuld in Nederland
thans (d.i. begin Juni) wederom door remises tot
f
271.9
millioen is teruggeloopei:t. Sedert 20 April 1923 werd
f40
milhioen geremitteerd. Voortzetting dier remises, minstens
in gelijken omvang, is eene gebiedende noodzakelijkheid.

In dit verslag hebben wij nog van een ander punt, de
politiek van de Javasche Bank betreffende, melding te ma-ken. In de jaren 1916-1919 hebben wij geleidelijk een zeer
belangrijk bedrag van onzen goudvoorraad aan de Javasche
Bank afgestaan, tot een gezamenlijk beloop van ruim
f
85
millioen. ‘Wij deden dit als uitzonderingsmaatregel met het
uitsluitende doel onze zusterinstelling in de Koloniëu te
helpen aan uitbreiding van haren goudvoorraad als metaal-
dekking van hare in die jaren ook belangrijk oploopende
emissie van bankbiljetten en vorming van tegoed in reke-
ning-courant, beide dienende tot uitbreiding van de circu-
latiemiddelen in Indië. Juist omdat het als een hulp bedoeld
was, hebben wij aan de Javasche Bank dit goud steeds afge-
staan voor de pariteit van vSör den oorlog, niettegen staan-de goud op die tijdstippen van afgifte herhaaldelijk belang-
rijk agio deed boven onze valuta in de wereldmarkt. Wij
gaven dit goud niet af met de bedoeling daardoor den wissel-
koers tusscheu het Moederland en de Koloniën te hand-haven; immers zouden wij daarvoor vrijelijk goud in de
open markt hebben afgegeven tegen die prijzen, dan zou de
– internationale arbitrage zich dadelijk daarvan meestei- ge-
maakt hebben en onze pogingen toch hebben verijdeld; en
voor een herstel van de goudpariteit tusschen de twee cir-
culatiebanken afzonderlijk bestond geen reden. Toen cle
obligo’s van de Javasche Bank weder belangrijk waren te-
ruggeloopen, zSO dat hare encaisse mét-allique een aanmer-

ii Juli 1923

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

615

kelijk hooger percentage van metaaldekking dan de princi-
pieel gehandhaafde 40 pCt. ging bedragen, heeft de Directie
der Koloniale circulatiebank, zonder ons daarover te infor-
meeren, een deel van haren goudvoorraaci in dollars om-
gezet en deze tot de destijds hooge wisselkoersen tegenover
den Nederlandsclijndischen gulden verkocht. Deze trans-actie heeft geleid tot de ongewoon groote winst der Java-
sche Bank over het boekjaar 1921-1922, waaruit zij het
voor eene circulatiebank ongehoord groote dividend van 166
pOt. op hare aandeelen had willen uitkeeren. De Regeering
vati Nederlandsch-Indië kon zich met eene dergelijke opma-
king van de balans en van de winst- en verliesrekening niet
vereenigeu, en heeft ingevolge wet en statuten eene arbi-
trale uitspraak daarover geëischt. De procedure om tot die
arbitrale uitspraak en tot benoeming van arbiters te komen
is nog hangende voor den Raad van Justitie te Batavia.

Wij kunnen met deze opvatting van de Regeering volko-
nieR meclegaan. Immers een avans, verkregen bij verkoop
van goucl uit den metaalvoorraad van de circulatiebank (of
in casu van dollars, voortkomende uit dat goud) tijdens
eene abnormale noteering van de eigen landsrnunt in het
internationale wisselverkeer, en zulks terwijl de Vrije af-
gifte van goud gestaakt is, mag niet als een normale be-
drijfswinst beschouwd worden. Voor uitdeeling aan deelge-
rechtigden in de normale winst behoorde daarom dit avans niet in aanmerking te komen.

Vele circulatiebanken hebben voor een soortgelijk vraag

stuk gestaan als de Javasche Bank, doch niet 66n enkele
heeft de quaestie aldus opgelost, dat afgifte van goud uit
den eigen metaalvoorraad, clienende tot dekking der obli-go’s, tegen een grooter bedrag landsmunt als eene gewone handelswinst ware te beschouwen; niet 66n circulatiebank
is dus in ongeveer anadoog geval tot verdeeling van der-
gelijk avans onder zijne deelgerechtigden overgegaan. An-
dere uitwegen zijn daarvoor gevonden. Wij hopen dus, dat
de Directie der Indische circulatiebank in deze quaestie het
alsnog eens zal worden met de Regeering over de beste-
ding van dat buitengewone avans, hetwelk werd verworven
uit die transacties, voortkomende uit afstaan van goud uit
den metaalvoorraad van de Bank.
Intussehen hebben wij gemeend, dat de Javasche Bank in
deze zelfde aangelegenheid ook tegenover ons niet correct
heeft gehandeld, en dat zij die buitengewone winst ten
slotte slechts heeft kunnen maken, omdat wij haar zooveel
goud hebben afgestaan tot vÔSr-oorlogsprjzen. Wij gaven
dit goud af bepaaldelijk tot versterking van hare encaisse
m6tallique, maar niet met de bedoeling, dat d Javasche
Bank daarmede direct of indirect door verkoopen van goud
met groot agio ongehoorde winst zou maken. Hadden wij
het goud als gewone handelswaar aan de Javasche Bank afgestaan, dan zouden wij bij de afgifte voor ons zelven
reeds veel hoogere prijzen geëischt hebben. Tot ons leed-
wezen hebben wij moeten ondervinden, dat de Javasche
Bank wal een beroep op onze collegialiteit heeft gedaan,
toen zij het goud noodig had en het nergens anders kon
verkrijgen; doch dat zij zich heeft beroepen op hare zelf-
standigheid als koloniale circulatiebank, toen het overtollig geworden bedrag aan goud met belangrijke boekwinst door
haar naar elders kon verkocht worden. Wij hebben onzen
naar Indië vertrokken Directeur de opdracht gegeven ook
over dit punt met de Javasche Bank in onderhandeling te
treden, in de hoop, dat hare Directie alsnog tegenover ons
tot eene betere oplossing zou willen komen.

Wij hebben bij al onze mededeelingen in deze zaak uit-
cirukkelijk op den voorgrond gesteld, dat wij winsten op goud
uit onze encaisse métallique gemaakt, ingevolge eene abnor-
male verhouding van deu gulden tegenover goud, niet tot
verdeeling aan deelgerechtigden in onze winst- en verlies-
rekening zouden brengen, omdat wij dat avans op goud niet
als eene gewone winst beschouwen, maar dat wij die zouden
storten in de bijzondere reserve, welke wij ingevolge art. 9
van het Octrooi van De Nederi. Bank met goedkeuring
van den Minister van Financiën wenschten te kweeken. Het
doel dier speciale reserve is om een extra steun te kunnen
verleenen in verband met de nog steeds voortvoekerende
crisis, of om eventueeel later, indien de omstandigheden
zich zoover gewijzigd zullen hebben, dat (te pariteit van den
gulden door afgifte van goud of chsques op het buitenland weder beschermd kan worden, daarvçor eene extra kracht
uit clie reserve te putten. Indien door eenige teruggave of uitkeering van de Javasche Bank uit haar boekwinst voor
ons instituut eeiiige winst zou zijn verworven, zduden wij
ook die winst in deze speciale reserve gebracht hebben.

De beide staten, welke in het verslag bij boven-
staande beschouwingen zijn afgedrnkt, volgen hier-
nevens:

Nederlandsche en Nederlandsch.Indische gefundeerde en vlottende schuld over de jaren 1913-1923.

(In millioenen guldens).

Nederland:
Nederlandsch-Indië

o
0
g.n

Cd
0
H

1913
1.156
3
1.159
83
21
104
14
f914
1.148
13
1.161
82
78
160 60
1915
1.140
174
1.314
143
62
205
62
1916
1.406
168
1.574
219
17
236
17
1917
1.508 251
1.759 263
18
281
18
1918
1.609
335
1.944
254
99
353
75
1919 1.851
614 2.405
420
82
502
82
1920
2.183
643
2.826
412
349
761
219
1921
2.569
514
3.083
475 570
1.045
335 1922
2.502
839 á.361
763
435 1.198
317
Mei
1923
2.727
692

)i
3.419 11
878

1
353

1
1.216

1
272

Voor Nederland aanvang Januari; voor Ned.-Ïndië in
het laatste kwartaal.

De bedragen in deze kolommen zijn geraamd, na aftrek
van wat reeds geamortiseerd is.
Zonder de muntbiljetten.
Hieronder zijn begrepen een bedrag van
f
113.654.000,_
rentegevend tegoed
van den
Postchêque- en Girodienst
bij
‘s Rijks Schatkist, de in omloop zijnde zilverbons tot een
bedrag van
f
27.000.000,_ en het renteloos voorschot van I)e Nederlandsche Bank tot een bedrag van
f 11.000.000,-,
alles afgerond.

Overzicht van de vlottende Staatsschuld in het tijdvak April
1922_Mei 1923, daarbij inbegrepen Voorschotten aan
de Koloniën, en bedragen aan Schatkistpromessen
direct of indirect bij De Nederl. Bank geplaatst.

(In millioenen guldens).

1922/1923
Vlottende
Staat4-
schuld

Waarvan
voorschot
aan
Koloniën.

Schatkist.
prom. bij de
Bank
direct
geplaatst.

Schatkist
prom. bij de
Bank
mdi.
rect
gepi.

314
794.6
261.6
52.5
14.5
115
813.5
270.0
29.0
8.8
2915
734.6
231.2
3.0 9.0
317
769.9
252.5
60.0
0.3
3117
635.0
257.8
6.0 0.3
28,8
682.2 278.2
34.0

2110
752.4
292.2
64.4
7.5
30110
770.3
306.2
65.0
1.9
27111
771.8 313.6 44.0
2.7
2/1
837.8 337.5
87.0
6.0
2911
787.3 348.6
34.0
5.0
2612
747.9
328.0 22.0
0.1
20/3
721.7
282.7
– –
3014
733.2 282.9 34.0
5…
2815
691.5 272.4
16.0
5.5

ONTVANGEN:

Het bevolkingsvraagstuk
door S. van der Wijk; (Po-
pulair Wetenschappelijke herdrukken) Amster-

dam, N. V. Boekhandel en Uitgevers-Mij. ,,Ont-
wikkeling”.

Statistisch Zakboelcje der Gemeente Amsterdam 193
(Bureau van Statistiek); Amsterdam, Johannes
Müller,
1923.

Het Middenstands-Bankwezen in Nederland
door
Hendrik Johan Marie Janzen. Dissertatie Rot-
terdam,
1923.

De Staat en het Zeensolest
door J. W. H. van Oost-veen. Dissertatie Rotterdam,
1923.

Eenige grondslagen voor de Financiering der Onder-
neming
door Dr. Nico J. Polak. Tweede Druk.
Haarlem, De Erven F. Bohu,
1923.

Foreign Trade of China, 1922. Part 1: Report and
Abstract of Statistics.
Published by Order of
then Ispector General
of
Customs. Shangahi,
1923.

1E

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

II Juli 1923

OVERZICHT VAN TIJDSCHRIFTEN.

De Socialistische Gids. – Amsterdam,

Jun:i
1023.

bevat o.a

R. R. A’ramow’itsch,
De toekomst van Sovjet-Rus-

land,
T; H. R. van I(ol,
De koloniale mandaten en (Ie

Voikenbond,
II
S1ot).

Journal
of
theInstitute of Bankers.

– Londen, Mei
1923.

bevat o.a.:

H. Hart,
Gilbart lectures.
1923.
Lectures
11
artcî

III; J. Brunton,
Some comparative notes on bank-

.uptcy and winding up.

The American Journal of Interna-

t i o n a
1
L a w. – Concord, N. H., April
1923.

L. E. Thayer,
The capitulations of the Ottoman

Empire and the question of their abrogation as it

affects the United States;
Q.
Wright,
International

law in its relation to constitutional law;
J. C. Wise,

Tort at international law;
S.
A. Korff,
Russia in the

far East.

MAANDCIJFERS.

EMISSIES IN JUNI
1923.

Staatsleenirigen

…………….f
60.900.000,-
zijnde:
Neclerlandsch-Indië

f

65.000.000,-
5
0
/0

obi.

It

90
0
10.
Oostenrijk
f
3.000.000,- 6 ‘t, obL
It

80
0/.

Prov. en Gemeentelijke Leeningen.
,,
25.732.500,-
zijnde:
Gelderland
f
2.000.000,- 5
0
/0
obi. It

98

0
/0.
Rotterdam
f 10.000.000,-
5
0
/0
obi.
It

94

os,.

Amsterdam f14.250.000,- 5
0/
obi.
It

94 o/o

1)

Deventer
f

1.000.000,-
5′ ol
o
obi. ii.

97

o.

Cultuurondernemingen, Handeisver-

eenigingen en Handelsvenn…..
,,
375.000,-
zijnde:
N. V.

Cultuur-Mij.

,,Melangbong”

f
375.000,- aand.
a
1.00
01.

Rubber-Maatschappijen ……….
,,
3.000.000,-
zijnde:
Rubber Cultuur-Mij. ,,Amsterdam 1.1″

f3.000.000,- cert.
v.
aand.
a
100
0/
o
.

Scheepvaart-Maatschappijen ……
,,
400.000,-
zijnde:
J.

&
A.

v. d. Schuyt’s Stoomboot-
reederj f400.000,- aand.It 100
0
/0.

Diversen

………………….

,,
980.000,
zijnde:
Mij.,,Stadhouderslaan’.’ tot exploitatie
van Onroer. Goedereuf 1.000.000,-
6
0
/0

obi.

It
98
0
/0.

Tramweg-Maatschappijen

……..
,,
2.280.000,-
zijnde:
Semarang-Cheribon

Stoomtram-Mij.

f 2.000.000,- aand.
It
114
0/,.

Totaal ….
f

93.667.500,–

Totaal der emissies in Januari ….
f
86.663,725,–

Februari ..,,

5.757.500,-

Maart . . .
,,

4.765.840,-

April . . .
,,

6.979.250,-
Mei ……
,,

8.503.000,-
Juni ……
,,

93.667.500,-

Algemeen Totaal.
– f 206.336.815,-

Voorts bestond ook hier te lande gelegenheid tot insclirij-
ving op de uitgifte van Assam Theeonderneming Malabar

f
500.000,- md. Crt. aand.
It
115
°lo
en Mij. ,,Hotel dei

Indes”
f
392.500,- md. Crt. aand.
It
112k
0
/0.
Naast het reeds vroeger gepubliceerd overzicht van emis-
sies in de maand Maart 1923 moet nog worden vermeld de uitgifte van Utrechtsehe Hypotheekbank
f
471.000,–aand.
It
150
‘/0
en
f
29.000,- aand.
It
175
of
o
, waarop te
storten 10
0
/o.
1)
Conversieleening.

STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN.

N.B. *** beteekent: Cijfers
nog
niet ontvangen.

GELDKOERSEN.

BANKDISCONTO’S.

Ned gDisc. Wissels. 4
18Juli ’22
Zwits. Nat. Bk. 3
17Aug. ’22
Bel.Binn.Eff. 4
18Juli ’22
N.]3k.v.Denem. 6
1Mei ’23
Bk )
lVrsch. inR.C. 5
18Juli ’22
ZweedscheRbk 41
1Juli ’22
Javasche Bank … 31
1Aug.’09
Bank v.Noorw. 6
1Mei ’23
Bankvan Engeland 4
5Juli ’23
Bk. v. Tsjecho-
Duitsche Rijksbk. 18
23Apr.’23
slowakijë…
4128
Mei ’23
Bank v. Frankrijk 5
11Mrt.’22N.
Bk.v.O’rijk9
2$ept.’22
Belgische Nat. Bnk.
5*22
Jan.’23
Hong. Bank.. 12 25Apr. ’23
Fed.Res.BankN.Y.
4*21Feb. ’23
Bank
v.
Italië.
5*11Juli ’22
Bank van Spanje.. 5
23Mrt.’23
Z.-Afr.Res.bnk 6

OPEN MARKT.

Data
Amsterdam
Londen
Part.
disconto

Berlijn

1
Parils
Part.
Part
j
N. York
Cail-
art.
1

Prolon.
disconto
gatie
(3 mnd.)
disconto
disc.
monej

7
Juli

’23
311,
3(
1)
3
’18


1-‘%
1

2-7 Juli’23
351,_
3

-4
211
8
-38,(


4_53,(
25-30 J.
1
23
3X 4_5

.
231_31


18-23,,

’23
3ii’
3
3
,( _43(
2-
T

î


5_

3-8 Juli’22
2y,
2_3
21,_2

– .
45
4-9 Juli’21
4-
818

2(-3
51,

31
s



56

20_24Jli’14
3
1
1
8
81,
6

2_3)
2_%
2′
8
_
2V
4

134 _2
) Noteering van
6
Juli.

WISSELKOERSEN.

WISSELMARKT.

Louden liep onder deti sterken druk van New York ook
deze week gestaclig terug; Donderdag werd voor 11.57
Y
ver-
harideld. Daarna kwam er onder tien invloed der disconto-
verhooging een verbetering tot
11.66l’.
Het slot was echter
ovecler flauwer. Parijs en België liepen weder gestadig terug.
Vooral België was zeer flauw; later kwam er echter steun
van Fransche zijde, zoodat de marge tusschen België
eis
Parijs, die in den loop der week gestegen was tot 23 we-der iets terug kon loopen. Marken weder zeer flauw. De
uitwerking der nieuwe deviezen v&rorcleniug is geheel onbe-
.teekeneud. Dollars aanvankelijk vast, waren in het middeti
(ier week plotseling bedu/dend lager, daar de invloed valt
(te Engelsche discontoverhooging in New York grooter was
tau hier. Skandinavië flauw vooral voor Christiauia. Ook
Zwitserlaiid weder zeer flauw, ondanks het reisseizoen. In-
dië onveranderd.
10 Juli 1923.

KOERSEN IN NEDERLAND.

Daa

Londen Berlijn
1
Weenen
1
Parijs

Brussel

New

•)

5)

)

) York”)

2 Juli 1923. 11.691 0.00
14
1 0.0036 15.20 12.92 2.55k

3
,,
1923. 11.671 0.0
014
1 0.0036* 15.1
2
* 12.88 2.555,

4
,,
1923. 11.65* 0.00151 0.0036* 15.
2
71 12.95 2.55s,

5
,,
1923. 11.60
0.00131
0.0036

14.90 12.68 2.54h

6
,,
1923.
11
.
61
*
0
.
0012
1
0
.
0036

14.77* 12.21* 2.54+1
7
,,
1923. – –

– – –
Laagste d. w.’
11.57*
0.00101 0.0035 14.65 11.85 2.54k
Hoogste
,, ,,
1 11.691 0.0017 0.0037

15.
42
* 13.1
2
* 2.551
8

29 Juni 1923. 11.70* 0.0016 0.0036

15.55
13.29*
2.5531,
0

22
,,

1923. 11.77 0.00181 0.0036

15.75 13.43

2.551,
Muntpariteit. 12.10 59.26 50.41

48.- 48.- 2.489

•) Noteering te Amsterdam. ‘) Noteoring te Rotterdam.
1) Particuliere opgave.

0

D a
Stock-
holm

)
Kopen-
hagen)
Chris-
tiania)
Zwitser) Spanje
land)

1)
Batavial)
telegrafisch

2 Juli

1923
67.55
44.85 41.90
44.80
36.50
97_

3

1923
67.60 44.75 41.75 44.70 36.30
97s,-5,

4

1923
67.55
44.30 41.35 44.20 36.15
973/,_5/,

5

1923
67.55
43.75
41.10
44.10 36.15
9731,_%
6

1923
67.50 44.20 40.90
43.50
36.15
973/_%

7

,,

1923
– – –

36.25
97_

[Jste d.
w. 1)
67.20
43.60 40.60 43.50 36.10
973
EI’ste

,,

,,

1)
67.65
44.95
42.-
45.10
37.05
98

29 Juni 1923
67.60
45.-
42.10
45.20.
37.002
97_97

2

22

,,

1923
67.75
45.771
42.40 45.80
37.80e
973
/8

E
8

l4untpariteit.
66.67 66.67 66.67
48.- 48.-
100

‘) Noteering te Amsterdam. ‘)Particullere opgave.
0) Noteering van 30 Juni. 0) Idem van 23 Juni.

11
Juli 1923

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

617

KOERSEN TË NEW YORK.

Da
0
Cal,/eLond.
(in
$
per £)
Zicht Parij31
(in ci,.
p.frs.)

Zicht Berlijn
(In cl. P. Mrk.)
1Zich1
,
Amsterd.
(in
ds.
p. gld.)

7
Juli

1923
4.56.37
5.79
0.000481
39.13
Laagste d. week
4.55.25
5.79
0.0004/
8

39.09
Hoogste

,,
4.56.75
5.92
0.000571
8

39.25
30 Juni

1923
4.58.12
6.05
0.0005s1
39.18
13

,,

1923
4.61.50
6.20
0.0009%
39.22
Muutpariteit..
4.86.67
19.30
23.81%
401

KOERSEN VAN DE VOLGENDE PLAATSEN OP LONDEN

Plaatsen en
Landen
Noleerings.
eenheden
23Juni
1923
30 Juni
1923
217 Juli’23
Laagste
1
Hoogste
7Juli
1

1923

Alexandrië.
.
Piast. p.
£
97151
33

97151
33

977
°/16
97%
*B
ang
k
o
k…
Sh.p.tïcal
1110
1110 1110 1110 1110
B. Airesi) ..
cl. p.
$
42
1
1
417/
8

41
4251
16

41
1
18
Calcutta
. . . .
Sh. p. rup.
114
5
1
33

114
5
1
114
1
18
1
1
47
1
32
114s1
Constantin.
.
Piast.p.0
695
715 700 730 723
Hongkong
. .
id. p.
$
2/3
5
/
8

213
9
1
33

2/2% 2
1
3,1
16
2
1
39
1
32

Lissabon 1)
. .
d. per Mii.
281
8

2
5
116
2
9
1
53
218133
25116
Madrid …..
Peset.p.
31.091
31.55 31.55
32.35 32.02
Mexico …..
d. per $-
24.26 24.26 24.26 24.26
24.26
Montevideo
1)
.

id.
4318
42% 42%
43
42%
Montreal

$
per
£
4.72
7
/
8

4.6851
8

4.65%
4.69%
4.68
Praag ……
.Kr. p.
£

..

154
1531/
8

149 153
%
1505/
9

R.d.Janeiro
1)

d. per Mii.

.

5%
5%
571
58
4

5%
Lires p.
£
102%
103U

104 108%
10881
8

Shanghai
. . .
Sh. p. tael
312518
311
1
18
310%
3/1%
311
1
18
Rome ……..

Singapore…
id. p.
$
21411
8

214
3
1
33

214
214
1
18
214
1
1
ValparaisoS).
pesop.£
34.30
34.60
3
)
34.80
35.40 35.40
Yokohama ..
Sh. p. yen
2/1
15
/
2/1
11
/
33

2/119/33

2/118/16

2/121/
35

– s’,.oersen der vooratgaande dagen. ‘) 1elegratsscn transtert.
‘) 9U
Ug.
8)
Koers van 29 Juni 1923.

NO’Ii]SERING VAN ZILVER.
te Londen N. York
te Londen N.York
7Juli

1923.. 31%

63%

8Juli
1922..

36114

7112
30Juni

1923..

31
1
/56

63

9Juli
1921..

37%

61
23

,,

1923..

31.

,1,
6

64%

20 Juli
1914..

2415/

548

NEDERLANDSCHE BANK.
Verkorte Balans op 9 Juli
1923.
Activa.
Binnenl.Wis-g IEL-bk.

f

64.424.849,04
seis,Prom.,

B.-bk.

,,

35.508.636,82
enz.in disc.I Ag.sch.

,,

60.998.599,-
160.932.084,86
Papier o. h. Buitenl. in disconto

Idem eigen portef.
.
f

50.866.198,-
Af Verkocht maar voor
de bk. nog niet af gel.


50.866.198,-
Beieensngen

f
ll..bk.

f

37.017.381,40
mcl. vrsch.
B.-bk.

7.640.136,17
sn rek.-crt.
Ag.sch.

107.802.910,82
op onderp.

f
152.460.428,39

Op Effecten…….
f
139.043.772,28
OpGoederenenSpec. ,,

13.416.656,11
152.460.428,39
Voorschotten a. h. Rijk …………….
,,


Munt en Muntmateriaal
Munt, Goud
……f

56.240.285,-
Muntmat., Goud
.. ,,
525.551.274,85

f
581.791.559,85
Munt, Zilver, enz.. ,,

10.438.718,48
Muntmat. Zilver
..
,,

Effecten
592.230278.33

Bel.v.h.Res.fonds
.
f

5.982.352,74
id.van
51
v.h. kapit.
,,

3.965.615,12
9.947.967,86
Geb. en Meub. der Bank
…………….
,,

5.000.000,-
Diverse

rekeningen
………………
,,

59.457.187,1.6

f
1.030.894.144,60 Pas8iva.
Kapitaal
……………………….
f

20.000.000,-
Reservefonds
……………………
Bijzondere

reserve
……………….
..

9.000.000,-
Bankbiljetten in omloop
…………..
,,

952.093.875,-
Bankassignatiën in omloop
…………
,

1.339.720,91
Rek..Cour.
j
Het Rijk
f

3.429.605,13
saldo’s:

Anderen,,

34.927.633,50
38.357.238,63
Diverse

rekeningen
………………
,,

4.103.840,63

f
1.030.894.144,60

Beschikbaar metaalsaldo
………….
f

393.175.387,19
Op de basis van
51

metaalciekking.
. . –
,,

194.817.220,46
Minder bedrag aan bankbiljetten in
om-
ioop
dan waartoe de Bank gerechtigd
is.
,,
1.965.876.935,95

9 Juli 1923 160.932

18.000

1.52.460

393.175

60
2 ,,

1923 151.646

177.289 393.165

60
25 Juni 1923 .154.715

157.454 398.575

61
18

1923 141.116

9.000 133.226 -403.650

63
11

1923 145.292

9.000 135.046 401.693

63

10 Juli 1922 232.728

68.000 105.275 400.578

60
11 Juli 1921 297.873 128.700 132.803 394.841

56

25 Juli 1914 67.947

14.300

61.686

43.521
1
)

54
1) Op de basis van
31
metaaldekking.

Uit rdebekendimakingvan den M i n i s t e r van F i nan-
c i ë n blijkt, dat .uitstoidcn op:

2 Juli 1923

1

9 Juli 1923

Aan schatkistpromessen. 1
f263.130.000,_
f235.340.000,-
waarv. direct bij Ned. Bk.

,, 18.000.000.-
Aan schatkistbiljetten ..

229.340.000,-‘ ,,229.340.000,-‘
Aan zilverbons ………
.

26.986.272,50 ,, 27.309.213,-

Onder de vlottende schuld is begrepen:
Voorsch. aan deEoloniën ,,213.620.000,- ,,187.350.000,-
Voorschot aanGemeenten

30 Apr. 1923

31 Mei 1923 voordoorRijkvoorhen. ,, 77.709.420,31

57.208.892,95
te heffen Ink. belastingJ
2 Juli 1923

9 Juli 1923
Tegoedv. d. Postc. &G. dst
,,105.656.176,6241
,,106.027.447,654
1) Waarvan
f33.653.000
vervallen op of na 1 April 1927.

JAVASCI-IE BANK
Voornaamste posten in duizenden guldens. De samengetrok-
ken cijf.er
.s der laatste weken zijn_telegrafisch_ontvangen.

B k-

Andere Besc/,
bil
Data

Goud

Zilver

je”tten

opeischb.

metaal-
schulden

saldo

30Juni1923

211T000

264.500

84.000 141.300
23

1923

218.000

264.500

80.500 149.000
16

1923

215.500

265.500

78.500 146.700
26 Mei 1923 154.065

61.21

265.402 100.789 142.687
11)

1923 159.043

61.035

268.245 102.274 146.596
12

1923 161.218

61.158 271.806

97.769 149.093

1 Juli 1922 148.994

48.723 265.049

83.330 128.739
2Juli1921 221.362

16.935 307.461 118.466 153.562

25 Juli 1914 22.057

31.907

110.172

12.634

4.8422

L,ata
Dis-
.
conto,
buiten
N.-Ind.
betaalbaar

Belee-
.
nlngen

voor-
schotten
aan het
Gouv.nem.

Diverse
re e-
t
gen

L’CK
king,-
percen-
lage

30Juni1923
156.080
12.900
***
61
23

1923
145690
5.400

63
16

1923
146.070 8.200
***
63

26

1923
33.162
19.882
59
36.422
28.100
59.623
19 Mei 1923
36.508
28.060 60.220
31.366
20.111
59
12

,,

1923
36565
28.285
59.161
29.166
21.976
60

1Juli1922
33.261
22.808
78.827
20.315
22.870
57
2Juli1921
34.934
21.222
101.877 16.382
24.901
56

25 Juli 1914
7.259
6.395
47.934
6.446
2.228
44
1)
Sluitpost activa.
3)
Basis
5
19
metaaldekking.

DE SURINAAMSCHE BANK.
Voornaamste posten in duizenden guldeim.

Data
Metaal
Circulatie
Andere
opeischb.
schulden
Disconto’s
Div. reke-
ningenl)

2 Juni

1923..
1
.187
1.675 1.152
1.160
495
26

Mei

1923..
1.211
1.550
1

969
1.154
451
19

,,

1923..
1.194 1.570
1

833
1163
470

3 Juni

1922..
1.604
2.163
1

833 1.051
1.129

25 Juli

1914..
645
1.100
560
735
396

‘)
Sluitpost der activa.

NED. BANK
9
Juli
1923
(vervolg).
Voornaamsteposten in duisenden guldens.

Data
Goud
Zilver
Bank biljetten
Andere
opelschbare

schulden

9

Juli

1923
……
8i.792
10.439
952.094
39.697
581.792
10.535 961.821
30.508
..

581.791
10.538 910.631
54.660
2

,,

1923
…….

581.791
10.198
916.891
21.325
581.791
9.819
926.163
19.939

25

Juni

1923
…….
18

,,

1923
…….

605.955
7.607
1.000.648
60.569

ii

,,

1923
…….

10

juli

1922
…….
605.969
11.422
1.027.764
81.280
11

Juh

1921
…….

25

Juli

1914 ……
162.114 8.228
310.437
6.198

Totaal
Hiervan
1
1

Beschi,.-
1

Dek-
Data
bedrag
Schatkist-
1

Belee-
1

baar
1

kins-
disconto’s
promessen
1

ningen
1

Metaal.
t
percen-
1

rechtstreeks
1
1

saldo
1

tave

618

ECONOMISCH-STATISTISCHÉ BERICHTEN

11 Juli 1923

BUITENLANDSCHE BANKSTATEN.

BANK VAN ENGELAND.

Voornaamt,e posten, onder bijvoegii’g der Currency Notes,

in duizenden rond sterling.

Data

Metaal

Circulalic

Currency Notes.

Bedrag
1
Goudd.
1
Go. Sec.

4 Juli 1923 127.624 126.927 289.237 27.000 244.795
27 Juni 1923 127.621 125.103 286.503 27.000 242.446
20 ,,

1923 127.538 123.741 286.458 27.000 242.033
13,
,,

1923 127.534 124.100 287.944 27.000 243.632

5 Juli 1922 128.459 124.523 297.904 28.000 256.461

22 Juli 1914 40.164 29.317

Data
Gov,
Sec.
Other
Sec.
Public
Depos.
1

Other
Depo,.
Reserve
1
1

LjCC-
kings.

4 Juli ’23
18.570
96.425
19.458
123.785
20.398
1

14,24
27 Juni’23
42.97
80.682
13.909
114.072
22.267
‘17,39
20

,,

’23
45.359
71.177
16.982 105.255
23.548
19,26
13

,,

’23
46.339 68.089
11.000
108.794
23.184
19,35
5 Juli ’22
67.988 75.820 14.923 133.394
22.386
15,09
22 Juli ’14
11.005 33.633 13.735
42.185
129.297
523
1)
Verhouding tusschen
Reserve
‘en Deposits.
.

VEREENIGDE STATEN VAN NOORD-AMERIKA

FEDERAL RESERVE BANKS.

Voornaamste posten iii duizenden dollars.

Goudvoorraad
Data
Zilver
dc.
Notes in
circu-
Totaal
Dekking
In het

bedrog
F. R Notes
buiten!.
lat ie

20 Juni ’23
3.129.015 2.090.700

85.966 2.222.352
13

,,

’23 3.139.257
2.114.070
,

87.357 2.235.755
6

,,

’23 3.113.666
2.089.687

84.552 2.250.213
21 Juni ’22
3.019.000
2.170.056

127.715 2.126.304

Goud-
Algem.
Data
Wissels
Totaal
Gestort
Dek-
Dek-
.

.
eposito s
op,laa
ings
ings-
_______________

perc.
1)

perc.
2)

20 Juni ’23
936.817
1.921.314
109.422
75,5
1

77,6
13

,,

’23 926.483
1.956.318
109.363
74,9
77,0
6

,,

’23
983.155
1.976.029
109.422
73,7
75,7
21 Juni ’22
543.035
1.854.399
105.079.
75,9
79,1
2)

Verhouding

totalen

goudvoorraad

tegenover
opeischbare
schulden: F. R. Notes en netto deposito.

2)
Verhoudiug
totalen
voorraad muntmateriaal en wettig betaalmiddel tegenover idem.

PARTICULIERE BANKEN AANGESLOTEN BIJ HET
EED. RES. STELSEL.

Voornaamste posten in duizenden
dollars.
DUITSCHE RIJKSBANK.

Voornaamste posten, onder iijvoegiug Iller Darlehens.
kassenscheine, in millioenen Mark.

Waarv.

Dek-
Daarvan

.

Kassen-
Data

Metaal

G
a
bij Buil!.

h

Circulatle

kings.
OU

circ.bkn
1

ie
cme

l
perc.
2
)

30 Juni ’23 19.903

717

140 12866837 17.291.061 17
23

’23 19.543

77

180 2.385.872 13.091.739 18
15 ,,

’23 17.581

757

180 2.159.675 10.905.092 20
7 ,,

’23 16.819

757

180 2.194.993 9.309.566 24

30 Juni ’22 1.024 1.004

14.605

169.212 9

23 Juli ’14 1.691
1
1.357

65

1.891 93

Wissels

Darlehens-
kassenscheine

Handels- Schatkist. Rek. Cr1.

Tot0a!

1,, kas bij de
Totaal

.
W:ssels

POP,er

uitgegeven i’iijesoan

25.253.076 6914.199 18338877 9952.717
W
18.811.932 5913.783 12898149 7414.434

*C

•*

15.460.705 5034.102 10426603 6141.782 2172.100 2.159.700 13.067.564 4619.167 8.448.397 5643.060 2207.500 2.195.000

190.878

4.752 186.126

37.174

25.083

14.589

7511

751

944
11
– 1 –
i)
Onbelast. Bovendien verpand op 7 Juni 1923 134.9 milI.,
01)
1
5Juni
1923 134.9 milI., op 23 Juni 1923 134.9 mili., op 30 Juni 1923
*00
miii.
2)
Dekking der circuiatie door metaal en Kassenscheine.

BANK VAN FRANKRIJK.
Voornaamste posten in duizeniden francs.

Waarvan

Te goed

Buit.gew.
Data

Goud

in het

Zilver

in het

voorsch.
Buitenland
1
Buitenland
1
old. Staat

5 Juli’23 5.537.744 1.864.345 ‘293.428

566.107 23.900.000
28 Juni’23 5.537.704 1.864.345 293.101

566.590 23.100.000
21 ,, ’23 .5.537.696 1.864.345 292.805

569.939 23.100.000
5 Juli’22 5.529.200 1.948.367 284.942

23.700.000
23 Juli ’14 4.104.390
– J
639.620 – –

Uitge.

Rek. Crt.

Rek.

Bel00.

Bankbil.
vi’
isse s

‘ ste ae

.

.

r’aetl-

Lrt.
5′

ningen

jellen
,.’.

Wissels

culleren

Slaat

es
3.00i3.250

19.436 2.078.323 37.661.951 2.553.715 18.642
W
2.486.525

19.836 2.057.635 36.689.303 2.141.924 20.165
2.159.143

19.858 2.126.045 36.621.812 2.035.705 21.043
2.105.264

36.180 2.370.000 36.798.717 2.344.127 22.758

1.541.980

769.400 5.911.9101 942.570 400.590

BANQUE NATIONALE DE BELGIQUÈ.

Voornaamste posten in duizenden france.

Metaal Beleen. Beleen.

Binn.

R k
mcl.

van

van

wissels

Circu.

0
,jata

buiten1, buiten!, prom. d.

en

latie
saldi
1
vorder. provinc.

heleen,

1

parlic.

5 Juli’23
348.2721


777.009
6.794.0411
163.790
28Juni’23
348.576 84.653
480.000
997.334 6.718.838
183.942
21

,,

’23
348.127
84.653 480.000
980.071
6.669.300
142.804

6 Juli ‘221328.036

1


149.60616.252.732
273.658

Reserve

Waarvan
D

antai

uitgezetle

bj d

‘ 1
olaai
ata

i

e

ime

banken , gelden en F R. b k

deposito

d
beleggingen

.

. an s

ePos,ts

13Juni’23

774 11.823.186 1.419.55115.457.853 3.991.008
6 ,,
1
23

774 11.808.272 1.405.889 15.317.666 3.999.063
29 Mei ’23

774. 11.839.835 1.385.551 15.368.404 4.004.052

14Juni ‘221 800
10
.9
4
3.9971 1.339.433 14.730.535 3.281.607

Aan het eind van ieder kwartaal wordt een overzicht
gegeven van enkele niet wekelijks opgenomen bankstaten.

EFFECTENBEURZEN.

Amsterdam, 9 Juli 1923.
Indien men CeLS karakteristiek zou wenschen te geven
van ‘ de houding der internationale beurzen gedurende de
week, ciie juist achter
ons
ligt, dan
‘zou
dat niet beter kun-
nen geschieden dan door de omschrijving: uiterste tiervosi-
teit. Een zenuwachtige stemming heeft vrijw’el overal ge-
heerscht, omdat men gevoelde, dat er groote gebeurtenissen
op handen zijn, dat er evenementen zijn te verwachten,
waarvan de draagwijdte op dit oogenblik nog niet kan wor-
den getakeerd. Eenerzijds is het gebouw
des:
intergeallieerde
vriendschap, dat gedurende de jaren ah den oorlog toch al
reeds bedenkelijke scheuren vertoonde, op angstwekkende
wijze begonnen te kraken, anderzijds is het thans ‘el duide-
lijk geworden, ‘zelfs voor hen, clie dit gevaar tot nu toe sterk
hebben oticlerschat, dat de roekelooze finaticieele politiek
van cle meeste staten van Europa vele van de betrokken
landen aan den rand van dec afgrond hebben gebracht. Eet
spreekt vanzelf, dat dit gevaar voor het dOne land veel
meer rechtstreeksch is dan voor het andere, doch, met en-
kele uitzonderingen, gaan alle landen van Europa het toch
tegemoet. De mogelijkheid van eene breuk tusselien cie geal.
lieerden heeft zich gemanifesteerd in cle wijze, waarop de
Engelsehe Regeering thans van cle l?ransche een definitief
antwoord op haar vragen ten aanzien van haar bedoelingen,
in het Ruhrgebied heeft verlangd. Eet Duitsche aanbod ligi
nog steeds’ ter tafel en het is begrijpelijk, dat Groot-)3rittan-nië, nu de minister-crisis in België tot het verleden behooi-t,
ook stappen wil doen, om tot een oplossing van de gewel-
clige Europeesche’ moeilijkheden te komen. Dit is ook wel
reeds vroeger geschied, doch de toon schijnt, blijkens de
niet.officieele persberichten, thans veel scherper te zijn ge-
weest. Eet dient te worden afgewacht, of de onderhande-
lingen zich ook verder op deze wijze zullen blijven otitwik-
kelen, of dat het gevaar van een mogelijke isolatie van
Frankrijk niet zoo groot zal worden geacht, 56k voor liet
overig Europa, tInt van beide kanten ten slotte toenadering
zal w’orden betoond. Inmiciclels heeft men in Engeland zelve
reeds getracht perk ‘te stellen aan de daling van het eigen betaalmiddel, ccii daling, die als een sluipende ziekte ook
reeds tot Londen was doorgedrongen. Eenigermate is wel-licht de schuld van deze reactie te wijten aal) de tot nu toe
gevoerde Britsche disconto-politiek, clie door eeït lagen
rentestandaard de verhoudingen schiep, gunstig voor het ort-
derbrengen der Regeeri ngsschulden niet alleen, doch ook
voor cle heroverin’g dooi Londen van de centrale macht op
de wereld-gelclmarkt. In het vorig overzicht te dezer plaatse
werd de aandacht gevestigd op het feit, dat Engeland reeds

11 Juli 1923

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

weder in grootele hoeveelheid kapitaal begon te exporteeren;
thans is gebleken, dit dit een geforceerde transactie is ge-
w’eest, of wellicht een verschijnsel, dat ongewild zich mani-
festeercie door den lang-gehouden rentevoot. En ieder geval
is nu technisch iets gedaan, dat in een land met
vrij
stabie-
le verhoudingen, als Engeland, zeer zeker een goed resul-
taat zal kunnen hebben. Doch. de hier genoemde omstandig-
hedeit zijn toch niet de eenige gew’eest, clie voor de daling
van deti stcrlingkoers aanspr;ikel ijk kunnen worden geste]d.
De verwarrende toestanden van Europa zullen eerst in het
reine gebrach.t moeten worden, wil een disconto-politiek van
eellige circulatiebank in cle landen, die aan den oorlog heb-ben deelgenomen, of die sterk door den oorlog hebben gele-
den, weder de macht van vdôr de dagen van 1914 terug
krijgen. En in dit verband is het dan ook begrijpelijk, dat
thans met alle kracht door cle Engelsche Regeering wordt
naugestuiird op een oplossing; de toekomst, niet alleen van
Groot-Brittannië, staat hier op het spel.
De beurs te L o n de ii heeft de consequenties uit de posi-
tie getrokken. Beleggingswaarden waren alle aanmerkelijk
lager, terwijl de aandeelenmarkt, zonder bepaald flauw te
zijn, in een apathische houding is blijven volharden.

Te P a r
ij
s hebben verschillende omstandigheden samen.
gewerkt om de stemming extra opgewonden te maken. Als
voornaamste kunnen hier worden aangemerkt dc moeilijk-
heden in het Ruhrgebied, de verrassend scherpe toon van
de Engelsche pers, de beschouwingen in binnen- en buiten-
land omtrent de begrooting en last, but not least, de zeer
groote en plotselinge daling van den Franschen Franc. Het
behoeft geen nader betoog, dat cle laatste factor niets anders is geweest dan een uitvloeisel van de eerste factoren. De on-
zekerheid ten aanzien van de houding, die Engeland zou
vensehen aan te nemen, heeft de kwestie der inter-geal-
lieerde schulden nog eens scherp belicht, en tevens de conse-
quenties, clie hieruit zouden kunnen voortvloeien, indien tot
een betaling dier schulden zou meten worden overgegaan.
Doch ook zonder deze mogelijkheid als een directe bedrei.
ging te beschouwen, zijn de moeilijkheden voor Frankrijk
wel zOd groot, dat ccii onrustige houding door de beurs als
volkomen gewettigcl kon w’orclen beschouwd. De begrooting
toch, hoewel thans aangenomen, draagt alle sporen van te zijn opgemaakt met cijfers, clie den toets van een scherpe
kritiek moeilijk kunnen doorstaan. Dit werd reeds bewezen
door het heen-en-weder-zenden tusschen Kamer en – Senaat
en wordt nog sterker gedemoustreerd door het feit, dat de
thans geldende taxaties tot het einde van 1924 aangenomen
zullen worden als basis van de inkomsten en uitgaven der
l,ransche Regeeriug. Dit is geschied, niet op overwegingen
van financiecl-economischeu aard, doch louter met politieke
lccloelingen ; nieti vreest, dat cie parlements-leden in het
voorjaar van 1924 als de nieuwe verkiezingen in zicht zijn,
geen tijd 2ullen hebben de begrooting te behandelen. De ge.
volgen viii deze daad zijn natuurlijk nog niet te overzien,
dc,ch indien men bedenkt, dat cle geheele begrooting op losse
schroeven komt te staan, indien de wisselkoers zich niet
herstelt oi vcider daalt en indien men verder weet, dat in
cle gewone hegrooting,
die dus ook voor 1924 geldt,
inkom-
sten zijn opgenomen als 500 millioen Franes ontvangsten
van de spoorwegen voor materiaal, door de Regeering ver-
strekt, 125 nillioen voor verkoop van oorlogsvoorraden,
2000 millioen achterstallige oorlogsn’insthelasting, dan kan
uien thans itel reeds veronderstellen, dat de werkelijke in-
komsten en uitgaven iii 1924 zeer sterk van de taxaties
zullen moeten niwijken. hierbij is clan nog in het geheel
geen rekening gehoudeu met de buitengewone begrooting,
die thans reeds sinds den aanvang van 1923 tot 8000 mill. is
geklommen, welk bedrag geheel door leeningen gedekt zal
moeten worden. Onder deze onistaudigheden is de tendens
van do beurs, die zich gretig naar buitenlandsche of in het
buitenland verhandelde waarden wendt, begrijpelijk, hoewel
aan den anderen kant de markt toch ook nog steun
ondervinclt door de tot nu toe gevolgde financieel-technische
politiek dci

iegeericg, die de biljetten-circulatie geruimen tijd niet roenienswaard heeft doen vergrooten en het dek-
kings-pereentage niet heeft doen verminderen.

Aan de beurs van B er lij n heeft, men zou haast kun-
nen zeggen, natuurlijk, weder dezelfde hausse-stemming
bestaan, als gedurende de laatste w’eken. Het spreekt van-
zelf, dat men in geheel Duitscliland het verloop der ge-
beurtenissen tusschen Londen en Parijs met meer clan ge-
wone belangstelling volgt, doch de economische wagen is
bij onze .Osterbureu reeds zoo diep in het moeras weg-
gezakt, dat het, welke oplossing ook wordt gevonden, meer
dan buitengewone inspanning zal moeten kosten, om
hem weer op den weg te helpen …. als het ooit lukken
zal. De ,,Defizitwirtschaft” neemt voortdurend . grootere
vormen aan; van 1 Februari tot einde Juki is de vlotten.
de schuld des Rijks van 3115 tot 16.389 milliard Mark
gestegen, terwijl de uitgaven op dit oogenblik circa 11
maal zoo groot zijn als de inkomsten. Men dringt thans
aan op maatregelen, om althans deze verhouding iets beter
te maken, b.v. door het spoediger en volgens een index-
cijfer innen der belastingen, door het doen opbrengen der
benoodigde Ruhr-credieten door middel van nieuwe be.
lastiagen, enz. Het staats-apparaat werkt echter in Duitsch-
land al bijzonder langzaam, zoodat de beurs met de toe-
passing van dergelijke maatregelen, die allicht een beter
stabiliseerende uitwerking zouden hebben dan de alleen
op de uiterlijkheici der koersen gerichte voorschriften der
tegenwoordige deviezen-verordening, absoluut geen reke-
ning houdt en de dagelijks voortschrijdende Marken-depre-
ciatie in voortdurend stormachtiger stijgende koersen ver-
disconteert.
De markt te Wa]lstreet is, hoewel ver van Europa
verwijderd, in geographisch zoowel als in politiek opzicht,
toch niet onberoerd gebleven door de Europeesche gebeur-
tenisen. De jongste faillissementen, in hoofdzaak veroor-
zaakt door de Marken-catastrophe, hebben een run op de
Duitsch-An erikaansche in stellingen ten gevolge gehad,
waardoor deze genoodzaakt waren fonds op de markt te
werpen, ten einde aan hun verplichtingen te kunnen vol-
doen. Dit heeft een druk in Wallstreet uitgeoefend, waar-
bij nog de berichten omtrent mindere industrieele bedrij-
vigheid zijn gekomen. Officieel wordt deze vermindering
nog niet erkend, doch hoe voorzichtig men ook in de Unie
met of ficieele mededeelingen moet zijn, bewijst wel de door
de Regeering gepubliceerde verbruiks-statistiek van katoen.
Voor cle maand Mei w’ordt dit verbruik aangegeven met
620.000 balen, terwijl April slechts 577.000 -balen noemde
en dit, ondanks het feit, that in Mei een aantal fabrieken
zijn gesloten of korter werken. Er moet dus een zekere
onnauwkeurigheid schuilen in de w’ijze van samenstelling
der ambtelijke cijfers. De beurs heeft dan ook meer acht
geslagen op haar eigen gegevens en heeft een over het al-
gemeen kalm verloop gehad.
Ten o n ze n t is het inarktverloop als geheel niet bij-
zonder belangwekicend geweest. De beurs heeft het zich
reeds lang ontwenci zich naal- de fluctuaties der diverse bui-
tenlandsche betaalmicidelen te richten en ties te minder
was dit nu het geval, waar het direct belang van het pu-
bliek bij de daling van Fransche en Belgische Francs, in
welke deviezen de reactie wel het hevigst is geweest, niet
zeer groot kan worden genoemd. Aan den anderen kant
waren er ook geen invloeden, die op andere wijze een sti-
mulans hadden kunnen uitoefenen.
De
hele ggingsmerkt
heeft zich voor binnenlandsehe staatsfondsen op het peil kunnen handhaven, dat reeds
daclelijk bij de intrede van het goedkooper geld was bereikt.
Enkele Oost-Indische soorten daarentegen, benevens bui-
tenlandsehie staatsfonclien, clie in London eveneens een
markt hebben, zooals Brazilië, moesten iets van hun koer-
seil prijs geven.

2 Juli 6 Juli 9 Juli
Ri;zing oF
daling.
6 o/
0
Nederland 1922

10171
8
101% 1011 –
5

01e

,,

1918 . . . .

947/
6

94

— 18
4% o/

,,

1916 . . . . 91%

9i7
8

91%
4

01
0

1916 . . . .

8691

86

85
7
1
8

01
116
3%
0
/o

. . . . 76

761/
8

75718 —%
3

010

. . . . 66%

66l/

66
/8 —
1
/8
2%
0/
Cert. N. W. S. …… 565/32 5601
33
56818 +
7
1
32
7

‘ijO
Oost-Indië 1921 . . . 10271
8
102l11 10211
9

6

0/

1919 …. 100%

99

98
16
/ – l0/
is

5

0/

1915 . . . .

9311,

94
,
1
8

93
1

+ 318
4 olo Oostenr. Kronenrerite 1


5
o/o
Rusland1906 ……
/16

3%

311 – 1%
4 ol. Rual. bij Hope & Co. 4%

4%

3% –
4
0/
Japan 1899 ……..72%

7171
8

70% – 1%
5

o
Brazilië 1895 ……50%

49

4811
8
—2’1
8
0
/0
San Paulo 1921…. 98%

95

95% — 3%
6
0
/0
Amsterdam 1920…. 100k lOL

+ %
7 ol, Rotterdam 1920…. 102’1 102131,. – + ‘
116
Van de
awndeeleninarkt
is de ongeanimeerde houding
voor
Tabakswaarden
opgevallen, hetgeen iii verband stond
niet niet zeer goedi onihijnde berichten, onitt

ei.it den te velde
staanden oogst.
Rubber-aannieelev
waren onbewogeu, met
uitzondering van enkele minder courante fondsen, waarin
fluctuaties voorkwamen, door speculatie en beroepshandel te voorschijn geroepen. Binnenlandsche industrieele waar-
den
konden nog steeds geen koopers vinden, nu de daling
van de Mark nog geen einde schijnt te nemen. Ook de
Pctrolewirn-rnarkt
was zeer ongeanimeerd, voornamelijk dooi
aanbod van brutenlandsche beurzen.
De
2ocikerntarkt
heeft zich goed kunnen handhaven,
meer echter door het volkomen gebrek aan omzetten bij relatief gunstige berichten, dan door eenige vraag.

II
620

ECONOMISCH-STAISTISCHE BERICHTEN

11 Juli 1923
11

2Juli
6 Juli 9 Juli
Rijzung of
daling.
Amsterdamsche
Bank

119%
11.7i1-

—2
Incasso Bank …………9034

Koloniale Bank ……….153%
153
15234

i’
Ned.Handel-Mij.cert.vaand

12534
124% 124%
-134′)
Rotterd. Bankvereeniging

9134
91
8
18


118

Amst. Superfosfaatfabriek

32


Van Berkel’s Patent
.
……

43%
3834
39%

4%t
Gouda Kaarsen

… . ……

8134
80
– –
i.
Holl.Draad- enKabelfabriek

58
5134
50%
—7%
Jurgens’Ver.Fabr.gew.aand

59
55%
57

114.
pr. aand

59%

5734
—2
Leerdam Glasfabrieken ..

37W
36
36518

71
Philips’ Gloeilampenfabriek 234%
234% 234

34
Vereenigde Blikfabrieken.

10034
100%
100
-34
VereenChemische Fabrieken

33%
32


1%
CompaniaMercantilArgent

1051
8
9
7′

3%
Cultuur-Mij. d. Vorsten1and.
]
58%
15871
16

15634
—2%
Handeisver. Amsterdam

43234
432
429%

3
Handeisverg. Reiss
&
Co

2434
25%
27
+
2%
Int. Crediet-
en
Ban deleverg.
Rotterdam

…………

175
,
14

175%
175

Linde Teves
&
Stokvis

60
65%
65%
±
5%
Tels
&
Co’s Handel-Mij…

551
6

+
31

Redjang Lebong Mijnb.-Mij

103
10134
102
—1
Gecons. Holl. Petroleum-Mij

109%
10434
107

2%
Kon. Petroleum-Mij.

……

359
I/
347
347%

11718
Orion Petroleum-Mij…….
Afgest. Aand

29
27 27
—2
Amsterdam-Rubber-Mij ….

.l37i
137%
139518
+
2%
Nederl..Rubber-Mij-

……

68%
68 69
+
34
Oost-Java-Rubber-Mij.

….

189

199
210
+
2L
Deli-Batavia Tabak Mij.

296
289%
288

8
Deli-Maatsehappij

……..

263o1
8

26134
263%
+
Vs
Senembah-Maatschappij

265%
258% 255

10%

&heepvaartwaarden

echter

waren
op
sommige dagen
sterk aangeboden, althans in verhouding
tot den handel
op
de overige af deelingen. Weliswaar
kwamen
in

enkele,

in
laag niet verhandelde, soorten noteeringen tot stand, die
wellicht

een

verkeerden

indruk
zouden
kunnen
geven,
oniclat de nieuwe koersen tegenover
den zeer ouden vorigen
koers natuurlijk een groot nadeelig
verschil te aanschou-
weri geven, doch de tendens was
op zichzelve beschouwd,
ongeaiiimeerd.

2
Juli 6 Juli 9 Juli
Rijzins of
daling.
Holland-Amerika-Lijn

86
8534
85

1
,,

,,gemeig

77%
75
75

2
Elollandsche Stoomboot-Mij

1981
8

2034
1834

1/8
Java-China-Japan-Lijn

– . –

71
63 60

11
Kon. Hollandscbe Lloyd
.

7
734
7
Kon. Ned. Stoomb-Mij …..

56%
5434
50

6%
KoninkYaketvaart-Mij.

116
115%
115%

Maatschappij Zeevaart ….

63
54
54
—9
Nederl. Scheepvaart-Unie
– –

115s1
114% 114%
– 718
Nievelt Goudriaan ……..9634
93%
92

4%
Rotterdamsche Lloyd ——120%
119%
121
+
34
Stoomv.-Mij. ,,Nederland”
.

133 133
132

1


,,Noordzee”

– –

3314
32


1%

De
Amerikaansche markt
was stil,
doch
voor
sommige
soorten kon toch een niet onbeteekeneuci
herstel
worden
behaald. Prolongatie
‘/
2
pCt.

2 juli
6 juli
9 Juli
Rijzing of
daling.
Americ. Smelting
&
Refining

5711
58
58,
116
+
°
/16
Anaconda Copper

……..82
7
/
82
82

/16
Studebaker Corp.

……..

i007/
103%
104%
+
3718
Un. States Steel Corp-

….

93i
9334
94
lis
1)

Atehison Topeka ………..

102%
102/

. +
Ene

………………..11 l/
1181
11%
+
11/16
Southern Pacific ……….

89
,
51,
6

91%
90%
+
8/

1)

Union Pacific

…………135%
133
135%
+34

‘)
Int. Merc. Marine orig gew.

‘/s
6%
6’1
– 15
pref.

2381
16

2434
24%
+
18/1
1)
ex div.

GOEDERENHANDEL.

GRANEN.
10 Juli

1923.

])at rtiettegenstaaiicle de nog steeds zeer gunstige oogst-
berichten,

zoowel

uit

Europa

als

uit
de exportlanden
daar

buiten,

cle

prijzen

van

tarwe

niet
verder gevallen
zijn

gedurende

cle

afgeloopen

week,

heeft

waarschijnlijk
geeu andere oorzaak clan dat het niveau
reeds
zoo
laag is,
dat vrij algemeen aangenomen wordt, dat de baisse-factoren
grootecicleels. verdisconteerd zijn

De Juli-termijn te Chicago sluit op 9 Juli op $ 1.O3i/ –
tegen 1.02x/ een week vroeger ; daarentegen sluit de
September-termijn op 1 .02% tegen 1.03 een veek daarvoor.
En Argentinië werden cle prijzen eerder iets hooger. Ook
deze week varen cle vei

schepingeu slechts matig. Zoowel
van Noord-Amerika als van Argentinië werd iets minder
afgeladen, doch van Indië namen de verschepingen nog toe.
De Europeesche vraag is niet veel verbeterd; het was we-
clerom de Engelsche makt waar de grootste zaken tot stand
kwamen. In Engeland kocht men niet alleen spoedig ge-
wachte tarwe, doch ook Canadesche tarwe op . aflading tot
September/October toe. Wat de Eurbpeesche oogstberichteu
betref t, over het algemeen juicht men het warme zomer-
iveer toe; in een enkel district begint men reeds over droog-
te te klagen, dit is voornamelijk in Engeland het geval,
doch voor tarwe heeft dit gebrek aan regen de minste be-
zwaren.
De graanmarkten worden nog steeds voor een belangrijk
deel beheerscht door de vraag: in

welke mate zal Rusland in
het komende jaar aan de voorziening van West-Europa deel-
nemen? Zeer zeker is de hoe’eelheicl graan, speciaal
i

ogge en gerst, die dit jaar over de R,,ssische grens ge-
komen is. verrassend geweest ei,, voor zoover men uit de
weinige ei:, vage berichten kan oordeelen, staat in belang-
rijice districten de Russische oogst er goed voor, zooclat mei,
hoogstwaarschijnlijk op een nog veel belangrijker export zal
kunnen rekenen. De concurrentie tuschen de Russische en
Noord.Amerikaausche rogge hield ook in de afgeloopen
week de markten voor dit artikel kalm, ofschoon ten slotte
Chicago een verhooging van ca. 3 1. 4 pCt. aanwijst. De
aanvoeren ii, de Europeesche landen zijn veelal te groot om
een verbetering te verwachten. Ge r st werd iets minder
aangeboden eb niettegenstaande zich de Fransclie zoowel
als de Belgische Franc cle meeste dagen der vorige week in
dalende richting bewoog, zijil de prijzen uiet verder terug-
geloopen. Integendeel er bestond op aflading iets meer
vi

aag,
doch aan den Donau is mefi op het oogenblik meer
terughoudend.
Van de vrij groote voorraden in i3elgië en in Hollarul
wei

den belangrijke hoeveelheden opgeruimd door export
naa.r Scandivavische landen. Voor m al s was de geheele
week de vi-aag teleurstellend. De voornaarristc oozzaak bie,-
van zijn de zeer groote verschepingen van La Plata. Deze
zijn de laatste weken voortdurend toegenomen, zoodat nu
cle wereld-verschepingen groot zijn niettegenstaande de an-
dere export-landen bijna niets bijdroegen. Ook deze weelc
werden er geen ladingen La Pata-maïs verkocht. Na een
vrij scherpe daling der prijzen -vond er in de Continentale markten, vooral in Holland, eenig herstel plaats. Ook mais
werd, zij het ook in bepeikte hoeveelheden door Scandina-
vië van cle Rotterdamsche markt genomen. Ook de Zuid-
Afrikaansche maIs blijft geregeld op de markt, ofschoon de
omzet de1aatste week niet bijzonder groot is. Noord-Ame-
tikaansche n,aïs wei-cl af en toe wederom verhandeld door

dat de prijzen tijdelijk inzakten. Op 9 Juli evenwel vinden Wij ecn plotselinge vei-hoogiiig van den Chicago juli-ter-
mijn, waardoor deze sluit op 83 cent; dit is slechts een klei-
nigheid beneden den hoogsten prijs waarop deze termijn om-
streelcs 22 Juni stond. De September-termijn sluit ook aan-
merkelijk vaster, doelt het verschil tussclien de 2 -opties is
oog veel grootel geworden, hetgeen duidt op ccii min of
neer gecoriterden toestand van den Juli-termijn.
II
a v e r trok ook deze week weinig belangstelling. Het
Continent kocht weinig en ook in Engeland was de import-
markt vrij onbelangrijk.
Lij ii za a d. Na ccii aanvankelijke daling in Argentinië
zijn ten slotte de prijzen wederom gaan stijgen. Goede voor-
uitzichten vnu den nieuwen Noot

d-Amerikaansclien oogst maken tien toestand vrij onzeker. Daar de verschepingen van Argentinië aanmerkelijk zijn afgenomen, zoodat Europa zich
voornanielijk vnu Indië voorziet, zal men tot den nieuwe,.,
Noord-Ameriknanschen oogst niet te groote voorraden vnn
lijnzaacl kunnen verwachten, temeer daar ook de voorraad
va.n olie nog steeds zeer gering is.
Zie voor den staat volgende pagina.

SUIKER.
In 1)
ci
i t s c h 1 a lid heeft volgens F. 0. Licht het koude
natte veer in de maand juni geen goed gedaan tian den
gloei der jonge bieten, terwijl cle veldwerkzaamhederi in vele
gevallen verwaarloosd moesten worden. Het gewas staat on-
geveer 2-3 weken in ontwikkeling ten achter bij het vorig
jaar. Toch staan de velden er niet bepaald slecht voor en
kan alles nog ingehaald worden, als het weder blijft mee-
werken en aisdan genoeg werkkrachten beschikbaar zijn
vooi- den zoo noodigen veldarbeid.
In T s j e cli o sI o w a k ij e had het gewas niet zoo van
het koude weer te lijden, doch is de voorsprong in den stand

Dato

1
Tarwe
1
Maïs
1
Hauer

Tarwe
1 May,

Lijnzaad
Juli

Juli

1
Juli

Aug.
1
Aug.

Aug

39
11,35
8,45
21,75
40
1
1
8

11,10
1
)
8,40
1
)
21,651)
357j
12,65
S,-
21,05
353%
17,30
8,35
19,25
963%
25,-‘)
9,15
23,50
36X
9,40
5,38
13,70

AANVOEREN in 1

Rotterdam

7Juli’23
104
80l1
30Juni’23
103
78.
7 Juli’22
1133%
63
7Juli’21
1203%
61’1
7 Juli’20
283
161
20Juli’14
82
56’1
8

1)
Per Juli

,je v.,,.o.I:. rauieti nul!
uugn
LrhlO
Lilutils
01) aa..ae.a.uuu
picols.
11 i e r te 1 nu cl e was cle markt de uifgeloopen week
zeer otigeauirnewd. Augustiis-terrinjn bewoog zieh out de
f30,- en Nov/Dec, out
f2514.
Op ongeveer deze prijzen
sloot de markt in zeer kaline steniming. De omzet bedroeg
zooivutt 1900 tons.

NOTEERINGEN.

Amste,.
Londen
New Yo,k
96 pCi.
1

White Java
1 Ame,. Gra-
Data
dom per
Tates
_
1

f.o.b. per
1
nulatedc.i.f.
Ceni,i.
Cubes
No.
/1
1
Juli
1
Juli
Aug. fugals

Sh.
5h.
$Cts.
5 Juli ’23
f30
6219
2319
321
0,91
28 Juni’23
,,29s1
6413
2313
321_
6,91
5 Juli ’22
,,2431
8

5613
1919
22/714
4,79
5 Juli ’21
,,

6116
2013 2916
4,3714
4 Juli ’14
11
1113132

181_


3,26

KATOEN

Marktberieht van de Heren Sir Jacob Behrens & Sons,
Manchester, d.d. 4 Juli 1923.

Prijzen van Au erikaansche katoen zijn zeer otiregel-
matig, zooals dit vOOr de ptdlicatie van liet Amerikaanseli
Bureau Bericht meestal liet geval is en in den loop van
deze week ongeveer 30 pnstelt gedaald. Het l3ureaubericht
is uitgekomen zooals men dit over het algemeen verwacht
bad; wel was liet oogstc:ijfer iets grootcr duin men bereken-
de, doch is dit verschil niet van zoo’n beteekeiris, dat men
aan kun nemen, dat cle nieuwe oogst voldoende katoen voor
verbruikers zal opleveren. De verbetering van cle kwali-
teit van de oogft, clie uiten over liet algemeen gedurende de
niaandl Juli kan verwachten, heeft echter riet plaats ge-
vonden doch wordt integendeel jtnst een kleice verslech-tering gerapporteerd. Ook Egyptische katoen is in de af-
geloopen week in prijs gedaald. De vraag van Spinners
is verminderd en de berichten over de groei der nieuwe
oogst luiden over het algemeen gunstig.
Spin ners zôowel van Amerikaansehe als Egyptische

ii Juli 1923

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

621

Noteeringen.

Locoprijzen te Ratterdam/Anisterd.

Chicago

1

Buenos Agres
Soorten

9
luit

2
Juli
1

10
luit
1923

1

1923

1

1922

Tarwe
.
……………
1) 13,25
13,25
Rogge (No. 2 Western)
1)
8,75
9,.
Maïs (La Plate) ……..
2
)
187,-
189,-
Gerst (48 Ib. malting) .
.
.
2
)
168,-
163,-
Haver (38 ib. White
Cl.). .1)
9,25
6,–
Lijnkoeken (NOord-Amen-
kavanLa Plata-zaad)
1
)
11,80
11,10
Lijnzaad (La Plata)
… .)
432,-
437,-
1)
p. 100 NO.

2)
p. 2000 KG.

3)
per 1960 KG
*) Nr. .2 Hard/lIed Winter Wheat.

ons
van 1000 KG.

Amsterdam

Totaal

13,75
11,75
195,-
214,-
10,65
14,75
450,-

Artikelen.

1

1/7
luit

1

Sedert

1
Overeenk.
II

117
Juli

1

Sedert

1

Overeenk.
1923

1
lan.
1923

tijdvak
1922
II

1923

1
Jan.
1923
1
tijdvak
1922
1923

1

1922

Tarwe ……………..
30.113 371.158
522.011
290
31.086
26.976 402.244
548.987
.

250.753
74.481

485

251.238
74.481
Rogge

……………..17.338
1.107
7.006 9.229
– –

7.006
9.229
Boekweit

…………….
Maïs

………………
11.095
324.165
530.413
100
47.715
62.853
371.880
593.266
5.953
108.847 72.771

7.062 2.597
]
15.909 75.368 2.969
43.901 59.432

533
50
44.434
59.482 4.603 80.371
86.081

47.652
54.083
128.023
140.164

Gerst ………………
haver

……………..

5.770 120.394
61
29.
68.1
747


1.547
120.394 69.708

Lijnzaad ……………
Lijnkoek ……………
1.826
41.606

3.864
4.954
45.470
34.701
Tarwemeel ………….
Andere meelsoorten

1.227
4.645


2.615
1.227
7.260

der ontwikkeling geheel teniet gedaan. Als het weer goed
eerste helft 1921
blijft,

kan

de oogst

nog goed

intvallen.
Ï)e 0 u b a-statistiek is als volgt:
In II’ r
it
n kr ij k

staan de bietvelden er evenzoo voor als
1923

1922
1921
ii! Dnitschlaiid. Slechts zeer gunstig weer en overvloedige
Tons

Tons
Tons
werkkraehten kunnen daar

het

oogstresultaat

op

gelijke
Weekontvangsten

2 Juli

’23

23.755

94.051
38.350
hoogte brengen als verleden

jaai, terwj1 in bil a ocl ei’
Tot, sedert 1 Dec. ’22-2 Juli’23 3.192.532 3.215.381
2.927.345
Belg
i
ë voornamelijk het onkruid, dat wegens het natte
Aantal werkende fabrieken

6

20
11
weder niet voldoende verwijderd kon worden, dcii groei der
Weekexport

2

Juli

’23

42.535

166.949
27.484
bieten heeft benadeeld. Ook hier zullen in cle naaste toe-
Totale export 1 Jan.-2 Juli ’23 2.602.329 2.374.560
1.509.782
komst weder cii werkkruicbt moeten samenwerken om tot
Totale voorraad 2 Juli ’23

590.209

862.551
1.416.943
een normaal oogstresultaat te geraken.
ci des heeft F. 0 Licht cle
i
olcude
1
iming van het biet
Op J

t

t
II uctueei ih. cle
iii
ii Lt voor ti eedehandsel,
ii
i
areaal van
ker

a,l

naa.rni:t,tc

ervraag

was

van

13r itscii-lndie;
echter

1923124

1922123

nasd cl
ealcude ric’hti itgoverheerschend

Duitseliland …………….343.520

363.789

ILA.

Tsjecho Slowakye ……….219.486

184.591

Frankrijk ………………149.84S

127.450

ltolltcnd ………………..72.500

57.526

Relgid ………………….65.500

59.176
Zweden

…………………..700

16.716

Denemarken ……………..10.000

24.330

Polen ………………….150.000

107.825

Rusland ………………..230.000

175.000

Hongarije ………………41.250

29.800

Italid ………………….90.000

85.000

Spanje ………………….80.000

65.015

Jugwilavië ………………29.925

24.745

Oostenrijk ………………12.600

11.563

andere landen …………..32.000

22.000

Totaal Europa …… 1.590.321)

1.354.526

11.A.

Over e su ikerniarkten valt niet veel te zeggen.
in New Tork liepen cle prijzen voor Spot Centrifugals in
de afgeoopen week op van 6.88 tot 7.09, terwijl cle ternii,jn-
markt nogal fltictueerde, hetgeen blijkt uit ouidervolgend
overzicht
Open ing Hoogste Slotkoers
September ……..5.05

5.35

5.28
.Deccniber ……..4.56

4.84

4.72
IlE;iart

………..3.67

3.93

3.76
Ifilei

…………3.73

4.-

3.82
Volgens C. Czaruikow is cle vraag naar geraffineercl in
Amerika, beter en liet aanbod van werkelijke suiker iiiet
clringeuid. De versnieltingeit in de V. S. bedroegen tot 15
Juni 2.392.000 tons tegen 2.726.000 touis verleden jular, ter-
wijl de export gedurende dien tijd ongeveer 155.000 tons
tegen 410.000 tons bedroeg, zooclat van de versrneltingeit iii
cle consumptie zijn gegaan 2.237.000 tons tegen 2.316.000
tons, waaruit volgt, dat gedurende de eerste 514 maand ,’mi
dit jaar cle consumptie ongeveer 80.000 tons minder bedroeg
dan gedurende dien tijd verleden jaar. .lirl)ij diei.it echter
in aanmerking genomen te worden, dat met inlancische
bietsuiker nog geen rekening gehouden werd, zoodat de con-sumptie voor cle eerste 6 maanden val.! 1923 geraamd wordt
140.000 tons minder te zullen bedragen clan gedurende cle

622

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

11
Juli 1923

garens hebben een slechte week gehad en het. wks geen ver-
rassi eg dat cie :l?eclertie den 50 pCt. korteren werktijd voor
de twee volgende maanden besloot te verlengen. Spinners
van Egyptische katoen zijn iii een betere positie dan die.
van Amerikaansche. India toont belangstelling voor corps
en voor hun diegaren
S
in de iioogere nummers, doch hiedi ii-
gen zijn over het algemeen te laag. Gedurende cle aïgeloo-

pen week zijn er ekele zaken gedaan voor liet Nabije Oos-
ten in extra harde garens, doch over het algemeen gaat er
oog zeer weinig
Om,
terwijl prijzen slecht b]ijven.
• Over de cloekmarkt valt (leze w’eek weinig te veritielden
en zij, clie na de publicatie van het Bureau Bericht op j.l.
Maandag een opleving verwacht hadden, zijn telen rgestelcl
Wel bestaat er een
vrij
goede vraag van cle meeste over
;

zeesche markten en waar prijs en levertijd gcinstir waren,
zijn enkele zaken in stapels tot stand gekomen. :De kortere
o erktijcl en cle ‘natlerencle vacan tie;l Igelt in cle verschillen ie
inclustriedistricten geven cle Manchesterniarkt ccii vistereti
toon. Van India, komen wel enkele aanvragen binnen,
evenals van China doch (leze zijn slechts van wei ii ig hetee-
kenis en wijst er nog niets op een toekomstige opleving
der markt; er gaat weinig om, prijzen blijven vast en
slechts enkele partijen voor spoedige levering zijn geboekt.

KOFFIE.

(Mededeehing van de Makelaars G. Duuri’ng & Zoon, Kohl & Witkamp, Leonard Jacobson & Zonen
en G. Bijdendijk).

Noteeriugen en voorraden.

Rio

Santoa
Data

… ..

… ..

Wisselkoero
Voorraad
1
Voorraad

7 Juli
1923
896.000

17.425

1.121.000
18.000
5171

30 juni
1923
857.000

19.400 1.104.000
18.000
5i3
23

,,
1923
873.000

19.400

1.088.000
20.300
5
17
1
32

7 Juli
1922
1.567.000

15.800

1.121.000
18.000
717133

Ontvangsten.

Rio
Santo.,
Data
,Afgdoopen
Sedert
,.4fgeloopen
Sedert
week
1 Juli
week
1 Juli

7 Juli
1923.

71.000 71.000
97.000
,

97.000

7 juli
1922.

49.000
49.000 45.000
45.000

THEE.

(Opgave van den makelaar J. van Eck.)

Bericht van den afloop Theeveiling op 28 Juni 1923.

Aanbod in veiling bêstond uit:

Heden:

12815, 52212, 2014 kn. Java thee
1092, 12012,

Sumatra thee
720,

Voor reken. belanghebb.
24112,

China thee
1133,

ex voorg. veiling

Totaal. . 15760, 88312, 2014 kn. thëe.

o
3:uni 1922:

18781, 2014 kn. Java thee
341,

Sumatra thee
1856,

ex voorg. veiling

r1otaal . 20978, 2014 kn. thee.

Aanbod 1 Januari jl. tot heden:

1922

1921

Java thee

82698 k. ‘ 89667 kji. 177254 ku.
Sumatra thee

29614

19728

7747
Voor rek. belangh. 3355

4594

1482

Totaal ………..115607 ku. 113989 kn. 186483 kn.
Gem. per veiling

11567 .,,

11399 ,,

18648

China thee …….11127/2

10012 ,,

De stemming in veiling was belangrijk beter dan in
voorgaande veilingen, vele theeën boekten een belangrijk
avance.
Oranje Pecco was op vorige prijzen goed gevraagd en
vele nummers wérden 2 tot 4 cts hooger afgedaan, een
enkel nummer bracht 12 ets boven taxatie op.
Pecco’s, Pecco SouchQn’s en Souchon’s werden naar gelang
de kwaliteit 1 tot 7 ets hooger betaald, waarbij de best
smakende theeën het meest in prijs opliepen.
Gebroken Pecco’s én Gebroken Oranje Pecco’s hadden een
zeer goede vraag, prijzen waren iets onregelmatig en van
3 tot 8 ets hiooger.
ii’annings, Gebroken thee, Bohea, werden vergeleken bij
voorgaande veiling belangrijk hooger verkocht.
Dust, van goede kwaliteit was eveneens veel vaster.
”Vitpunt, met weinig vraag.
i)e 24112 ku. China thee ‘bleven onverkocht.
Totaal opgehouden in veiling bleven 1742 ku.
Volgende veiling zal vorden gehouden op ])onderdag
26 Juli ek.

NEDERLANDSCH-INDISCHE THEE.

(Opgave Pakhuismeesteren van de Thee.)

(JELerleid tot 111 Kisten.)

Voorraad 31 Mei 1923 …………….41.445

Sedert aangevoerd………………..16.363

57.808
Sedert afgeleverd…………………18.916

Voorraad heden ………………….38.892

Waarvan in de eerste hand …………6.216

Amsterdam, 30 Juni 1923.

RUBBER.

De markt was in de algeloopen week kalm en prijs-
houdend. De stemming bleef zeer rustig en transacties van
eenige beteekenis vonden niet jlaats.
Het slot is iets ,vaster op dc volgende noteeringen:

einde voorafgaande week
Prima (.)rêpe

Juni . . . . 74

ct.

………… 74

et

Aug./Sept. 75

74,14

Oct./.Dec.. 76y,,………….. 75

Smoked Sheets Juni …. 75

,…………. 74

Aug./SepL. 75

,………….75
Oct./Dec..

77

, ………….7 6
1,0 Juli 1923.

COPRA.

De markt was deze week flauw gestemd, doch er werd
door consumenten meer belangstelling getoond, ook voor
latere aflading.
De markt sluit niet de volgende n’oteeringen:
Ned. md. f.m.s. stoomeud ….. ‘tot / 31,75
Aptil/J uni all.

,,

31,50
Mei/J uIt

3 l,I
2
J.
J nul/Aug.

,

31,-
0 Juli 1923.

STEENKOLEN.

De koleninarkt is ge;lureude cle afgeloopeit berichtsperiode
vrijwel iii 61i:i doen gebleven. ]Jona ficle koopers hebben op
groote schaal gekocht, w’nartoe lagere prijzen d.e gereecle
aanleiding waren. ‘De Engelsche markt volgt cle Amerikaan-
sche prijzen, vooral voor de coilr’ante stoomkolen, op dicii
voet. :0e Engelsche exporteurs jeittijieti er van verzekerd zijn, dat zij, zoolang cle Oceaaii’rachteit zoo laag blijven,
hui.i Arnerikaausciie collega s oieral op huit. weg zullen ont-
moeten. ‘Wanneer stakiugeit en andere onvoorziene gebeur tenissdn niet storend tusschenbeicic komen, zal liet ititet’es-
sant zijn dezeji strijd te volgen..
De prijzen zij t als volgt

– Northumberland Oiigezcefcle ………
f
16.00
Durham Ot.igezeefcle ………………19.25
Cardif 1 Ongezeef cle ………………2.1.25
Schotsche Gezeefde …………………75
ïorkshire Gewassche;i .Doubles ……..19.50
Gietcokes ……………………..40.50

Alles per ton van 1000 Kil., franco ‘iotterclani/Aiiisterclam.
Markt vast.

10 juli 1923.

METALEN.’

Loco-Noteeringen te Londen:

Data

1
Koper
Standaard1

Koper Eleciro-
Tin
lyiisch

Lood Zink

9

Juli 1923..
65._/_
72.101_
181.716
24.216.
28.716
2

,,

1923..
64.12/6′
71.151_
176.1716
23.1716
28.51_.
25 Juni 1923..
65.17/6
72.151_ 188.151_
25.216
28.101
18

,,

1923..
67.716
1

74.5/_
190.216
25.101_
29.101
10 Juli

1922..
62.17161
71._/_
154.101_
24.216
2851_
20 Juli 1914..
61._/_
1
145.151_
19._/_
21.101_

ii Juli 1923

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

623

VERKEERS WEZEN.

VRACHTENMARKT.

i)e algemeene toestand van de vrachtenmarkt is zeer
droevig. .I)e thuiskomende vrachten zijn zeer laag, mede als
gevolg van de zeer beperkte vraag naar ruimte. Van Argen-
tinië is niet meer dan 221- te bedingen voor Juliaflading
en voor Augustus verscheping worden bijna geen booten
nog opgenomen.
Van de Northern Range werden geen booten met volle
ladingen graan afgesloten.
Voor steenkolen werd betaald $ 3,25 naar West-Italië,
$ 2,25 naar
,
St. Nazaire en $ 2,- naar Rotterdam.
Van Montreal werd een boot afgesloten naar West-Italië tegen 17 ct. 6én, 17f4 cent twee havens voor Juli/Augustus
aflading.
Van Miramichi werd 601- betaald voor een prompte boot
naar West Engeland/Oost. Ierland en van Newfoundland
401- naar het Kanaal van Bristol. Van de Golf van Mexico werd een boot afgesloten naar
Antwerpen/Hamburg range tegen 313 per quarter naar 66n
en 3/4X naar twee havens voor Augustus aflading.
De vrachten in het Oosten zijn vast, doch weinig zaken
worden afgesloten en devrachten blijven ongeveer op dezelfde
hoogte, nl. 2619 tot 271. on deaclweight van Bombay.
Van Australië is ruimte opgenomen tegen 3216 en van
Zuid Afrika zijn de maisvrachten iets gedaald en werden
booten opgenomen tegen 261- naar United Kingdom Continent.
Er werden weinig zaken afgesloten van de Middellandscbe
Zee voor ert.
Van de Zwarte Zee havens is de vracht voor graan 1516
tot 1616 per ton en van de Donau 161- naar U.K. Cont.
De uitgaande vrachten van Wales zijn opgeloopen, vooral
wat La :Plata betreft. IE[et hoogste wat is betaald is 1.61-
naar down river, doch thans is niet meer dan 151- te be-
dingen.
Ook naar andere havens zijn de vrachten iets hooger,
nl. 11/-. naar Alexandrië, 9,3 naar Algiers en 1213 naar
Constanti tiopel.
GRAAN.

All.
Kust
Pet,o. 0de3sa

Ver. Staten

San Lorenzo

Data

grad Rotte,-
onden/
dam

Rotte,. Bristol Rotte,. Enge.
R’dom

dam Kanaal dam

land

2-7 Juli 1923 –

1516
1
2,10
8
216

21111 21/1
25-30 Juni 1923 –

1516 ‘ 2,20
8

21111 21111
3-8 Juli 1922 –

14
2
41_

2211

2211
4-9 Juli 1921 –

616

616

4219

4219
Juli 1914 11 d.

713

l/ll( 111l

121_

121_

KOLEN.

Cardifi

Oostk. Engeland

Data
La
Bordeaux Genu,

Po,t

Plato
Rotte,- Gothen.
Said

Rivier

dam

burg

2-7 Juli

’23
6/_
1
9/6

10/9

161_

519 516
25-30 Juni ’23
5/10k
10/3

1016

1513

5171

516
3-8 Juli

’22
611,
1012

121

1416

515
71.
4-9 Juli

1
21
8/3
1719

1716
1717f
71_
1016
Juli 1914
fr. 7,-.
71_
713

1416

312
41_

DIVERSEN.

Bo,nbag
Eirma Vladivo.
Chili
Dato
W03t
West
1

stock
1

l,Ve.,,t
Europa Europa
West
Europa
(d. to.)

(rijst)
Europa
(salpeter)

2-7 Juli
1923..
2516
301 351 351
25-30 Juni
1.923..
2619
3216
351_ 371_
3-8 Juli
1922..
181_
261_
301_ 301_
4 9 Juli
1921..
2716
3716
501
351_
Juli
1.914..
1416 1613
251_
2213

1)
per ton d.w.
2)
Am. cnts per 100 lbs.
8) $
per ton kolen

RiJN VAART.
Week van 1-7 Juli 1923.
.Dea:uiv oeren van zeezijde bleven gering cii bestonden
lioofilzakel jk uit kolen:
De voorliaii den zij ii de hol land selie en Duitsche seheeps-
i’iii uite was meer da n voldoende.
De waterstand wa.s langzaam vallend.
De (lagh u ir ii a:I,r de [tij istatiotis voor liollandsche sche-
iei haalde tot 1 % ets., terwijl voor :Duitsche scheepsruin-
te om te vletten 1 Y.
,
ets. en iii enkeld gevallen. 1 ets. per
toii
Ci
PC
r dag betaal (1 wed.
.[Fet sleeplooii was genoteerd volgens liet, 55 ets. tarief.

INKLARINGEN.

IJMUIDEN.

Landen van
Juni 1923 Juni 1922

Aantal
schepen
N.R.T.


Aantal
schepen

N.R.T.
herkomst

Binnenl. havens
2
463
S
7.480
Groot-.l3rittaunië
120
78.189
104
67.985
Duitschland ..
. –
44
67.389
35
42.293
Noorwegen
5
2.770
3
1.220
Zweden
26
11.967
19
9.224
Denemarken ….
7
3.459
5
3.003
Rusl._Oostz.hav.

1
2.15.1

Finland ……..
42
25.201
36
23.818
]3elgië.

……..
..1
3.251
3
8.165
Frankrijk
3
1.238
4
2.322
Spanje ………
2.160
6
5.850
Portugal
4
.
3.207
4
2.764
Italië ……….


2
2.547
:Levant
1
1.118
3
4.630
And. Midd. Zeeb
7
10.838
1
735
Ov.Westk.Afrika
3
6.884
5
8.791
Oostkust Afrika


1
3.619
1
4.065
Ncd. Oost-Indië
9
35.313
7
27.917
Vereen Staten.
S
24.876


Midden.Amerika

.3


3
12.630
Ned. West-Indië-

..

Ned. Antillen
3
4.599
2
2.066
Brazilië ……..

1
2.120
Argent., Urug
4
20.050
2
8.488
Chili

………..1

..-

1.989
4
10.766
Over.

Z.’Afrika
.

1

.
1.960

Totaal

– . . .
295
310.6:11
259
260.839

Periode 1 Jan.-
30

Juni ……
1.519 1.745.301 1.366
1.506.942

Nationaliteit

Nederlandsche
– –
1.24

184.193
107
146.525
Britsche
61
52.196
56
48.899
Duitsche
84
50.791
53
32.976
Noorsche

..

7
4.165
12
7.841
Belgische


1
1.268
Zweedsche
14
100.16
20
10.614
Deensche
1
524
7
5.917
Vereen. Staten
2
6.966
1.
5.261
Andere
2
1.780
2
1.538

Totaal

– . . .
295
3l0.31
259
260.839

(Vereenigde Scheepsagenturen van

Halverhout & Zwart en Zurmühlen & Co.)

VLISSINGEN.

Juni 1923 Juni 1922
Landen van herkomst
Aantal
schepen
Aantal
schepen
143.

Binneni. .11avens
1.
15.030
1
15.000

Groot.Brittannii
30
246.500
{3
251.slo}
Duitschlancl….
1
635

-.
Zweden
1
3.906
1
2.920
België ………


2
1.609

Italie.i)
(
1
5

..
750
1.321


Levant
2)
8
5.518
6
3.408′

46
269.754
42
274.980
1
3.906

Totaal….
47
273.660

Nationaliteit.

Nederlandsche
.
32
250.579
36
269.860
Britsche
2
15.351
3
1.305
])uitsche
6
4.989
1
2.920 ]3elgisclte
7
2.741
2
895

Totaal

….
47
273.660
42
274950

t)
Bijlegge’s.
t)
Sleepbooten. (Barend Stofkoper & Co.)

624

II Juli 1923

DE TWENTSCHE BANK

AMSTERD MVI – ROTTERDAM ‘s-GRAVENIIAGE – DORDRECHT- UTRECHT ZAANDAM

Maandstaat op 30 Juni 1923

DEBET

Aandeelhouders nog te storten 90 pOt. op aandeelen B,
waarvoor waarborg gedeponeerd …………………..

Deelneming in de firma’s:

B. W. BLIJDENSTEIN & Co., te Londen;

B. W. BLIJDENSTEIN Jr. te Enschede;

LEDEBOER & Co., te Almelo,
f
7.985.000,—, waarvoor in
geld gestort

…………………………………..

waarvoor effecten gedeponeerd ……………………

Deelneming in bevriende Bankinstellingen
. . . . f
9.561.487,58
waarvoor in geld gestort ……………………….

waarvöor effecten gedeponeerd ……………………

Effecten van Aandeelhouders
gedeponeerd bij bevriende instellingen …………….

ten eigen gebruike …………………S:…………

f

1.695.600,

6.435.000,–

f
1.550.000,-

7.124.287,58

25
2.437.200,-
3.000.000,-
30.116.150,—

Kassa,

Wissels

en

Coupons

…………. ……………..
25.697.374,71

Nederlandsche Schatkistbiljetten en Schatkistpromessen
. . .
40.991.881,78
Saldo’s bij Bankiers:
beschikbaar

voor

eigen

gebruik

………. ………….
f

41.91.574,67
voor

rekening

van

derden …… . …….. ……………
,,

10.796.819,47
14.988.394,14
Prolongatiën

gegeven …. . ………………………….
.
12.419.040,-
Eigen

Effecten

en

Syndicaten

……………… . ………
13.973.481,14
Credietvereeniging

………………………………..
f
61.778.798,75
Af:

loopende

Promessen

…………………………..
,, 10.976.750,-

50.802.048,75
Voorschotten tegen Onderpand of Borgtocht en Saldi Rek. Crt
f
51.297.663,68
Af:

loopende

Promessen

………………. . ………..
.
1.705.000,-

49.592.663,68
Voorschotten

op

Consignatiën ……………………….
..
.
,,
2.802.785,25
Gebouwen

……………..
………………………..

4.464.056,24

Totaal ……
f
268.089.963,27

CREDIT

Kapitaal

……………………….

.

………………..
f
35.500.000,-
Reservefonds ………………………………………
8.388.581,85
Buitengewone

Reserve

……………………………..

Credietvereeniging …………….. . ……
5.828.887,50

Reserve

Credietvereeniging

………………………….
2.593.606,20

f
54.011.075,55
Aandeelhouders voor gedeponeerd als waarborg voor 90 pOt.
storting op aandeelen B:
Effecten

………………………….
f

1.680.300,-
Contanten

……………………….
Leen-Depot

Effecten

………… . ………………
35.423.050,-

32

Contanten

……. … …… . ……….
.
1.124.000;-

Totaal

Effecten

…………………………
S

37.103.350,- Totaal

Contanten

……………………….
en

Pensioenfonds …………………………..
,,
1.760.819,62
Deposito’s

……

………………………………….
……
40.609.362,07
Prolongatie-Deposito’s

………………………………
2.903.000,–
Saldo te ontvangen en te leveren Fondsen

… ………….

695.949,6 6
Saldi

Rekeningen

Courant

…………………………
.f
81.580.281,29

,,

,,

voor gelden in het Buitenland

.
,,

10.796.819,47
Credietvereeniging …………..
,,

4.354.369,49 96.731.470,25
Daggeldieeningen ………………………………….
8.100.000,-
Te

betalen

Wissels

…………………………………..
,,
23.461.121,79
Diverse

Rekeningen ……………… …………………
.
1.574.514,33

Totaal……
f
268.089.963,27

Auteur