Ga direct naar de content

Jrg. 8, editie 379

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: april 4 1923

4 APRIL 198

AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN.

Econom
—1
‘ssch~Statistische

Beri
*chten

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL. rIJVERHE1D, FINANCIÈN EN VERKEER

ORGAAN VOOR DE MEDEDEELINGEN VAN DE CENTRALE COMMISSIE VOOR DE R1JNVAART

UITGAVE VAN HET INSTITUUT VOÖR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN

8E JAARGANG

WOENSDAG 4 APRIL 1923

No. 379

INHOUD
1hz.

INTERNATIONALE EAMER VAN KOOPHANDEL
door
W.
Wes-
terman

…………………………………
298
Eenige beschouwingen naar
aa leiding van Mr. H. M. A.
Schadee’s
,,Opmerkingen
over
N aamlooze Vennootschaps-
recht, speciaal over Prefereiite Aandeelen” door
Mr. 0.
B.

W.

de

Rat ……..
……………………….
300
Een Anomalie
in
het Nederlandsche Muntwezen door
Prof
Mr.

El. W. C. Bordewijk

……………………..
303 De
Duitsche stoomtreilers
in
Ijmuiden
1 …………….
304
Het Herstel van Oostenrijk
1

……………………
307
De
Zuidafrikaanse Reservebank

………………….
309
AANTEEKENINGEN:
De
financieele
en
economische resolutie door
de
Interna-
tionale Kamer van Koophandel
te
Rome vastgesteld
310
Weekstaat van de Nationale Bank van Oostenrijk
. . . .
311
INGEZONDEN STUKKEN:
De
Koloniale Spoorweg
in
Suriname door
Mr. Dr. C.
F.

Schoch ………………………………
312
4AANDCIJFERS:
Giro-omzet bij
de
Nederlandsche Bank
…………..
312
Giro-kantoor der Gemeente Amsterdam

……….
312
STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN

313-.–320
Geldkoersen.
Effectenbeurzen.
Wisselkoersen.
Goederenhandel. Bankstaten.
Verkeerswezen.

INSTITUUT
VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN

Algemeen Secretaris: Mr. G. W. J. Brui ns.
Redacteur-Secretaris van het weekblad: D. J. Wansink.

Secrelariat: Pieter de Hooghweg 12, Rotterdam.
i.tangeteekende stukken: Bijkantoor Ruige Plaatweg 87.
Telefoon Nr. 3000. Postchêque- en girorekening
Rotterdam No. 8408.

4 APRIL 1923.

De geidmarkt was aanvankelijk ook deze berichts-

week weder zeer ruim. In verband met de maand-

wisseling en de langdurige periode van sluiting

gedurende de feestdagen begon er echter reeds

Woensdag een groote geldvraag bemerkbaar te worden,

waardoor het aanbod van geld voor particulier dis-

conto plotseling ongeveer geheel ophield. Donderdag

openbaarde zich daarna een buitengewoon groote

geldbehoefte, in verband waarmede voor disconto aan-

vankelijk een rente van
3518
pOt., of een vol percent

hooger dan in het begin der week, genoemd werd.

Later kwamen eenige afdoenixigen tot stand tegen

3 pOt. en ook gisteren werden enkele posten, zij het

ook moeilijk, voor 3 pOt. geplaatst. Gall geld zeer

gezocht tot koersen wisselend tusschen
3114
en 4 pOt.

Prolongatie eveneens vast meestal 3
1
/
2
pOt.
*

*
*

In de heden verschenen weekstaat van De Neder-

landsche Bank teekent zich
duidelijk
de invloed van

de maandwisseling af. Het opereerend kapitaal der

bank vertoont een aanzienlijke
stijging.
De post

binnenlandsche wissels blijkt
met
f
11.3 millioen te

zijn opgeloopen; de beleeningen noteeren zelfs f
45.4

millioen hooger dan verleden week. De stijging van

eerstbedoelden post laat zich nagenoeg geheel ver-

klaren uit de toeneming van de credieteischen van

den Staat.

Deze week is weder voor een bedrag van
f. 11

millioen aan schatkistpromessen rechtstreeks bij de

Bank geplaatst.

De vermeerdering der beleeningen betreft in de

eerste plaats de Hoofdbank; ook bij de Bijbank en

de Agentschappen liepen de
cijfers
der beleeningen

echter aanzienlijk op. In totaal blijken de effecten-

beleeningen met
f
32.9 millioen, de goederenbeleenin-

gen met
f
12.5 millioen te
zijn
gestegen.

Het renteloos voorschot aan het
Rijk
steeg met

f
0.3 millioen; de zilvervoorraad daalde met
f
0.4

millioen. De post papier op het buitenland en de

diverse rekeningen namen resp. met
f 0.7
millioen

en
f 1.6 millioen af.

De biljettencirculatie steeg met
f
32.2 millioen;

de rekening-courant saldi met
f
22.1 millioen. Het

beschikbaar metaal- saldo liep tot
f
383,5 millioen terug
*

*
*

De wisselmarkt was de afgeloopen week
vrij
rustig.

Alleen francs ondergingen weder vrij groote schom-

melingen, zonder dat het niveau veel verandering

onderging. Op den laatsten beursdag ontstond plot-

seling nog een vrij belangrijke daling voor marken,

die echter gisteren weder grootendeels werd ingehaald.

LONDEN, 31 MAART 1923.

Zooals verwacht werd is de vraag naar kort cre-

diet gedurende de laatste dagen nog toegenomen;

maandwisseling en einde van het financieele jaar

dwongen de markt een belangrijk bedrag
bij
de cen-

trale instelling op te nemen en ook de op Woensdag

vervallende schuld moest vernieuwd worden. Des

Zaterdags noteerde geld voor de volgende week 2 â

234 pOt. Daggeld bereikte 3 pOt. Zevendaagsch geld,

dat dus in April vervalt, werd voor 134-2 pOt. ver-

nieuwd, doch nieuwe posten werden niet onder 234

pOt. gelaten.

De discontomarkt was zeer kalm onder invloed

van de schaarschte aan contant geld en het vooruit-

zicht op goedkooper crediet na de feestdagen.

Treasury Bills 3 maands 2-21i pOt.

Zevendaagsch geld 134

234 pOt.

Daggeld 2-3 pOt.

2, 3 maands prima bankaccept 234-1 pOt.

4 maands

idem

23′(-
5
116
pOt.

6
maands

idem

294-1 pOt.

298

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

4 April 1923

INTERNATIONALE KAMER VAN

KOOPHANDEL.

Gaarne geef ik gevolg aan het door de Redactie
tot mij gerichte verzoek eenige niededeelingen te doen
over het onlangs te Rome gehouden Congres van de

Internationale Kamer van Koophandel, welk congres
ik als gedelegeerde van de Nederlandsche Organisatie dier Kamer voor de groep ,,Financiën” bijwoonde.

De Internationale Kamer van Koophandel, in Juli

1920 opgericht, heeft zich in den betrekkelijk korten
tijd van haar bestaan ontwikkeld tot een instituut van

beteekenis voor het econorpische leven. Het ledenaan-

tal (1225) moge gering schijnen: wanneer men echter

bedenkt, dat verreweg het meerendeel dier leden zijn:
corporaties, vereenigingen, Kamers van Koophandel

over de geheele wereld verspreid, bankier- en scheep-

vaartvereenigingen en tal van andere lichamen, dan

wordt het duidelijk, dat dit kleine getal geen rol
speelt en dat integendeel de Kamer reeds nu een

groot deel van ‘s werelds handel, scheepvaart, industrie,

transportwezen en bankbedrijf vertegenwoordigt. De
lange lijst van deelnemers aan het Congres, welke
513 namen telt, bevestigt dit volkomen. Niet vaak

zullen zich zoovele figuren van economische beteeke-
nis op één plaats te zamen hebben bevonden.

Het Congres stond onder leiding van den heer
Marco Cassin, Voorzitter van de Italiaansche organi-
satie der Kamer en van de ,,Unione delle Camere di

Commercio e Industria Italiano”, terwijl als Voorzit-
ter van het Comité, aan weiks goedkeuring de door

de groepen voorgestelde resoluties waren onderwor-
pen, fungeerde de Voorzitter der Kamer, de heer

Etienne Clementel, Senator, oud-Minister en Voor-

zitter van de Fransche organisatie der Kamer.
De groep: ,,Industrie en Handel” werd gepresi-
deerd door den Voorzitter van de ,,Chambre de Corn-
merce de Paris: Roger, met als vice-voorzitters de hee-

ren Fortunati (Italië), Frey (Zwitserland), Prast
(Spanje) en Sosnowski (Polen).

Voor de groep ,,Transportwezen” fungeerde als
Voorzitter de heer Arthur Balf our J. P., bijgestaan
door de heeren Blydt (Noorwegen), Cloos (Denemar-
ken) en Stodola (Tsjechoslowakije).
Als voorzitter van de groep ,,Financiën” trad op
de heer Willis H. Booth, Vice-President van de
Guaranty Trust Company of New York,
terwijl
hem
als vice-voorzitters bijstonden de heeren Despret (Bel-
gië), Dr. Pirelli (Italië), Wallenberg (Zweden) en
Westerman (Nederland).

Ik zal mij in mijne mededeelingen beperken tot het
behandelde in de groep ,,financiën”, het aan de Ne-
derlandsche vertegenwoordigers in de andere groepen
overlatende, zoo zij zulks wenschen over de in die
groepen bereikte resultaten te rapporteeren.

Het programma voor de vergaderingen van de groep
financiën luidde als volgt:
Exposé de la situation éconornique et finan-
cière des divers états.
Etude des mesures financières nécessaires á la
restauration du commerce international (Dettes inter-
alliées. – Réparation. – Crédits internationaux. –
Cbange).
waarop dan als ,,Questions supplémentaires” nog volg-de ,,Effets de commerpe” en ,,Doubles impôts”.
De samenstelling van dit programma had nogal
eenige voeten in de aarde gehad, en dit had vrij be-
langrijke wijzigingen ondergaan in vergelijking met
de oorspronkelijke redactie. In eene op 18 Januari
1923 te Parijs gehouden vergadering van de groep:
,,Financiën” toch was als redactie voorgesteld:
Réparations.
Dettes interalliées.
Autres mesures financières nécessaires pour la
restauration dii commerce international.
waarop dan de reeds genoemde ,,questions supplémen-taires” zouden volgen.

In die vergadering, welke bij afwezigheid van den

President en de andere vice-presidenten door mij werd
geleid, bleek zoowel van Franschen als van Engel-

schen kant, bezwaar te bestaan tegen de eerste twee
punten, omdat onder de bestaande• politieke omstan-
digheden de bespreking daarvan, in ieder geval voor
de Fransche gedelegeerden, niet wel mogelijk was.

Hoewel daartegen van andere zijden, Italiaansche en

Zweedsche, en ook door mijzelve werd aangevoerd, dat

eene bespreking van de middelen tot herstel van den internationalen handel, weinig zin zou hebben, wan-
neer men de fundamenteele kwesties, waartoe ook be-
hoorden de internationale credieten en de wisselkoer-
sen geheel buiten beschouwing liet, werd op voorstel

van den Belgischen gedelegeerde, Thijs, besloten tot

eèue wijziging van het programma, waarbij meer de
nadruk werd gelegd op het derde punt,
terwijl de beide
andere toch daaraan bleven vastgeknoopt. De hoofd-
overweging daarvoor was, dat zich in de twee maan-

den, welke ons nog van het congres scheidden, ver-
ânderingen in den politieken toestand konden voor-
doen. Op verzoek van den Franschen gedelegeerde

Lewandowsky werd als eerste punt op de agenda ge-

bracht het bovenvermelde exposé. De heer Lewan-
dowsky is nog
altijd
overtuigd aanhanger van het
,,plan-te.r Meulen” en in dat kader pasten natuurlijk
de exposé’s, die te Rome veel tijd gekost en naar mijne
meening weinig nut hebben gehad.

V66r de opening van het Congres te Rome op Zon-
dag 18 Maart, vond op
Vrijdag
16 Maart te 6 uur
‘s avonds een v66r-vergadering van de groep ,,Finan-

ciën” plaats, nu voor het eerst onder leiding van den
heer Willis H. Booth, waarbij van de vice-presidenten
de heeren Pirelli en
schrijver
dezes aanwezig waren

en verder de voornaamste gedelegeerden der andere
landen, o.a. Sir Felix Schuster en Dr. Walter Leaf
voor Groot-Brittannië en de heeren Lewandowsky en
Nicotte voor de Fransche delegatie. Aangezien tegen

hoop en verwachting de politieke omstandigheden
zich
niet
gewijzigd hadden, bevond zich de vergade-
ring ten opzichte van de beide agenda-punten ,,Répa-

rations” en ,,Dettes interalliées” nog tegenover de-
zelfde moeilijkheid. Men was eenerzijds niet geneigd
die punten ,,taboe” te verklaren, anderzijds moest
natuurlijk alles vermeden worden wat frietje kon ver-
oorzaken. Mede met het oog op de reeds bekend ge-
worden zeer positieve meeningen der Amerikaansche
delegatie, waarvan de heer Fred. I. Kent, Vice-Pre-
sident van de Bankers Trust Company, en ongetwij-
feld een der eerlijkste, bekwaamste en invloedrijkste
financiers van de Vereenigde Staten, de voornaamste
woordvoerder was, benoemde de President een sub-
comité, hetwelk als opdracht kreeg in het algemeen
belang eene oplossing te vinden. In dit sub-comité
namen zitting de President van de groep ,,Financiën”
Willis H. Booth, Fred. 1. Kent, Sir Felix Schuster,
Lewandowsky, Pirelli en
schrijver
dezes. Na aankomst
te Rome van de nog afwezige vice-presidenten Maurice
Despret en K. A. Wallenberg traden ook deze tot het
sub-comité toe.
Ik meen geene
vrijheid
te hebben mededeelingen te
doen over het verhandelde in de vergaderingen van
dit comité, dat zich van tijd tot tijd ook weer naar
den landaard splitste, maar geloof wel te mogen zeg-
gen, dat de resolutie, zooals die ten slotte in de vol-
ledige zitting van de Kamer op Zaterdag 24 Maart I.I.
is aangenomen, dank zij de werkzaamheden van dat
comité, is ontstaan, en ik hoop ook niet al te indis-
creet te zijn, wanneer ik vermeld, dat het aan de be-
moeiingen van Sir Felix Schuster, den heer Fred.
I. Kent en schrijver dezes te danken is geweest, dat
de ten opzichte van enkele punten oorspronkelijk wat
scherpe bewoordingen zoodanig zijn gewijzigd en ver-
zacht, dat noch vroegere belligerenten, noch neutra-
len daaraan aanstoot kunnen nemen. Daarbij mag
wel worden gezegd, dat de gedelegeerden van lan-den, die sommige eischen zeker wel wat positiever
hadden wenschen gesteld te zien, in deze een zeer

4 April 1923

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

299

conciliante houding hebben aangenomen en erkend
hebben, dat de publieke uiting van de Internationale
Kamer van Koophandel niet anders als neutraal

kon zijn.
Dat enkelen hunner, bij de aanbeveling der resolu-

tie in de publieke zitting der groep ,,Financiën” op
Vrijdag 23 Maart, gemeend hebben dat neutrale stand-
punt weder te kunnen verlaten, heb ik minder fraai

gevonden, maar in de moeilijke politieke en econo-
mische omstandigheden, waarin sommige landen ver-

keeren, is dit wel te verontschuldigen.

Wanneer wij nu de werkzaamheden van de groep
,,Financiën” nog eens de revue laten passeeren, dan

zien wij, dat de vergaderingen van den morgen en
den middag van Woensdag 21 Maart geheel gewijd

waren aan de exposé’s, die als no. 1 op verzoek van
den Franschen gedelegeerde Lewandowsky op het
programma waren gebracht en die zich meestal be-
perkten tot eene nadere toelichting van de in bro-
chure-vorm aan de gedelegeerden uitgereikte ge-

schriften.
Met groote aandacht werden die toelichtingen aan-
gehoord, hoewel het voor hen, die het geluk hebben

Engeisch en Fransch voldoende machtig te zijn, nog
al vervelend was, na iedere redevoering, de door den
tolk, zij ‘t dan op dikwijls buitengewoon handige en

bekwame wijze geleverde vertaling te moeten aan-

hooren.
In hoeverre deze exposé’s als materiaal kunnen die-
nen voor de banken en bankiers, die later mede moe-
ten werken om de geschokte financiën van Polen, Lit-
tauen, Hongarije of andere staten weder in goeden
staat te brengen, blijve een open vraag. Of in aan-
sluiting aan die exposé’s op basis van het plan-Ter
Meulen voor de betreffende landen iets te bereiken
zou zijn, zooals de heer Lewandowsky gelooft, is moei-

lijk uit te maken.
Ik sta daar, zooals de meeste ter congresse aanwe-
zige bankiers, vrij sceptisch tegenover en geloof niet,
dat deze opsomming van bijzonderheden den tijd
waard

is geweest, welke eraan is besteed, al hebben wij dan
ook veel wetenswaardigs vernomen.
Eene vermakelijk intermezzo was de ontsteltenis,
veroorzaakt door de circulaire, welke de Hongaarsche
delegatie had gepubliceerd en die zich zoover op poli-
tiek terrein had begeven, dat de Tsjechoslowaaksche
gedelegeerde tegen de behandeling bezwaar meende te
moeten maken. De storm in een glas water was echter door den Voorzitter gemakkelijk te bezweren en heeft
niet verhinderd, dat de Hongaarsche oud-minister

Graaf Teleszky in
zijn
korte redevoering eenige zeer

rake opmerkingen maakte aan het adres van de vrede-
fabrikanten te Versailles, zonder dat dezen oogen-
schijnlijk in het geding betrokken werden.
Het beste moment van den Woensdagmiddag was
de redevoering van Professor Gustav Cassel, die de door de Zweedsche delegatie voorgestelde resolutie

verdedigde en toelichtte. Deze resolutie drong aan
op stabiliseering van de wisselkoersen en beval aan,
dat landen welker wisselkoersen de oude pariteit
dichtbij naderden, deze zoo spoedig mogelijk zouden
herstellen, dat echter landen, die niet in dit geval
verkeerden, de politiek om te trachten die vroegere
pariteiten te bereiken zoo spoedig mogelijk moesten
abandonneeren, omdat dit slechts de stabilisatie in
den weg stond, in de meeste gevallen geheel onmo-
gelijk, bovendien onnoodig en schadelijk was.

In diezelfdë vergadering van Woensdag had de Lon-
densche Kamer van Koophandel nog een resolutie
voorgesteld en verdedigd, waarin ook op stabilisatie
van wisselkoersen werd aangedrongen en de weg werd
aangeduid, welken men daarvoor had in te slaan. De
resolutie, die werd aangenomen, is later door het
Comité voor Resolutie afgewimpeld, omdat de ,,groote
resolutie” deze ounoodig maakte.
Bijna had ik vergeten te vermelden, dat eene reso-
lutie door Nederland voorgesteld, waarvoor de heer
Ph. L. von Hemert, Voorzitter van de Nederlandsche

Kamer van Koophandel te
Parijs
en Voorzitter van

het Uitvoerend Comité van het door de Internationale
Kamer van Koophandel ingestelde Hof van Arbitrage,
zich zeer veel moeite had gegeven, en die betrekking
had op de afschaffing van affidavits voor coupons en

lossingen, oorspronkelijk eigendom van ,,late-enemies”,

met een kleine wijziging werd aangenomen.

De vergadering van Vrijdag 23 Maart ving aan met
de bespreking van de Zweedsche resolutie, waarbij

Dr. Walter Leaf zich heftig tegen de strekking daar-

van verzette. Ook Fransche en Italiaansche gedele-
geerden kwamen daartegen in opstand en wilden zich

door Professor Cassel niet laten overtuigen. Duidelijk
bleek, dat ook in landen met zeer gedeprecieerde

valuta de hoop blijft
leven, de vroegere goud-pariteit

weder terug te winnen en hoe een devaluatie voor
het gevoel van de meesten toch altijd gelijk staat met

een faillissement of althans met een accoord. Omdat
het wel bleek, dat men het over deze gewichtige kwes-
tie niet eens zou worden, stelde ik voor de redactie

van de resolutie te wijzigen. Een daartoe benoemde
commissie bestaande uit Prof. Cassel, Dr. Walter

Leaf en
schrijver
dezes deed daarop het voorstel, dat

wel de wenscheljkheid zou worden uitgesproken, dat

de landen, wier valuta dicht
bij
de vroegere pariteit

was, die zoo spoedig mogelijk geheel zouden herstellen,

maar dat de wenschelijkheid al of niet tot devaluatie
van de munteenheid over te gaan, door ieder land

zelf onder de oogen moest worden gezien.
Met deze resolutie, die later ook door het Comité
van Resolutie ,,overruled” werd, vereenigde zich ten
slotte de vergadering.

Het groote moment van het Congres brak aan op
Vrijdagmiddag, toen de heer Fred. 1. Kent zijn rede-

voering hield en daarna de heer Fahey de resolutie,
zooals die door het sub-comité was geredigeerd, voor

de vergadering bracht.

Het zou inderdaad de waarde van deze korte mede-
deelingen verhoogen, wanneer ik hier een Nederland-
sche vertaling van de voortreffelijke redevoering des
heeren Kent mocht inlasschen, maar ik
begrijp,
dat

daarvoor de plaatsruimte zou ontbreken.

Toch is het wel van belang, dat de volledige tekst
van de redevoering en van de resolutie bekend wordt,
aangezien het mij is opgevallen, dat o.a. de ,,Figaro”
een onjuisten tekst van de resolutie heeft gepubliceerd,
een tekst, die correspondeert met den oorspronkeljken

tekst, die 5uist niet is
behouden, en, zooals bovenver-

meld, met volledige instemming van alle gedelegeer-

den veranderd en verzacht is.
1)

De slot-passus der resolutie zegt, dat de Internati-

onale Kamer van Koophandel, van meening, dat een
algemeene economische conferentie van de volkeren,
betrokken bij de uiteindelijke regeling der verschil-
lende vraagstukken, noodig en onvermijdelijk is; ten
volle erkent, dat een voorstel tot regeling van den
tegenwoordigen toestand tusschen de geallieerde lan-
den en Duitschland niet aangebracht zoude zijn. In-
tusschen, geloovende, dat te rechter tijd de regeerin-
gen zullen wenschen gebruik te maken van de prac-
tische ondervinding der zakenlieden van de verschil-
lende landen, houdt zich de Kamer gereed om den be-
trokken natiën iedere gewenschte hulp te verleenen.

In afwachting hiervan neemt de Kamer op zich,
te bevorderen dat de zakenlieden, uit wier naam zij
spreekt, al de in de resolutie genoemde internationale
financieele problemen in ernstige studie zullen nemen

en dringt zij er
bij
hare leden op aan, dat zij, zoowel
als de regeeringen, de door de Kamer geuite denk-
beelden in ernstige overweging zullen nemen.
De Kamer
besluit,
dat het bestuur wordt opgedra-
gen de daarvoor noodige comité’s te benoemen en die

1)
[De hier bedoelde resolutie is in Nederlandsche ver-
taling onder de aanteekeningen in dit nummer opgenomen.
De beschikbare ruimte laat niet toe de redevoering van den
beer Kent, vooral van beteekenis, doordat zij door een Ame-
rikaan werd uitgesproken, in extenso op te nemen. – Red.]

300

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

4 April 1923

maatregelen te nemen, welke het bestuur noodig acht
om het doel te bereiken.

Alvorens de resolutie in stemming te brengen, gaf
de Voorzitter van de groep ,,Financiën” achtereen-

volgens het woord aan de leden van het sub-comité,
die allen op hun beurt de resolutie ondersteunden.

Zonder hoofdelijke stemming werd deze daarop aan-
genomen.

In de ,,Plenière” der Kamer op Zaterdag, werd

de resolutie, welke door het ,,comité voor resoluties”

onveranderd was overgenomen, met algemeene stem-

men aangenomen en werd op voorstel van Sir Albert
J. E[obson het sub-comité permanent verklaard. Op

deze heeren, hunne namen heb ik reeds vermeld, rust
dus thans de taak uitvoering te geven aan het besluit

der Kamer en te trachten eene oplossing te vinden
voor de moeilijkheden, waarin de wereld op economisch

gebied verkeert. Of zij uiteindelijk ook de regeerin-
gen van de juistheid van hun inzicht zullen kunnen

overtuigen en of deze dan bereid zullen worden ge-
vonden, in dien zin te handelen, blijft natuurlijk een

open vraag. In ieder geval is van het grootste belang,
dat de Vereenigde Staten, zooals de heer Kent uit-

drukkelijk deed uitkomen, nooit zoo geneigd zijn ge-
weest hun afzijdsche houding te laten varen als op het

huidig oogenblik, eene omstandigheid, welke de Euro-
peesche machthebbers toch zeker tot nadenken zal
stemmen.

In hoeverre het feit, dat dit Congres te Rome plaats

vond en dat de Minister-President Mussolini er zich

zeer voor interesseerde, van beteekenis zal zijn voor
de toekomstige ontwikkeling van de ingezette cam-

pagne, laat zich moeilijk zeggen. Bij gelegenheid van

een onderhoud, hetwelk ons sub-comité met den Mi-

nister had, kreeg ik den indruk, dat Mussolini, die
voor een politicus buitengewoon zakelijk voelt, wel
verwachtingen had, dat iets kon worden bereikt en
zeker zijn steun niet zal onthouden. ,,Congressen

werken gewoonlijk niet veel uit”, zei Mussolini scep-
tisch, ,,laten wij hopen, dat het benoemde Comité zal
wericen,
want daarop komt het ten slotte aan.”

Bij de opening van het Congres op Zondag 18 Maart
hield de Minister-President een redevoering, die in
vele opzichten merkwaardig was. Een van de aller-

merkwaardigste uitingen uit dezen mond was zeker
wel de volgende:
,,Je ne crois
pas que
cet ensemble dé forces qui, dans
,,les industries, dans l’agriculture, dans le commerce, dans
,,les banques, dans les trausports, petit Stre appel6
,,du nom global de capitalisme, soit proche au dclin,
,,comme certains thoréticiens de l’extrmisme social se
,,plaisent
ft
affirmer depuis longtemps. L’expérience qui
,,vient de se drouler sous nos yeux et qui est une des
,,plus grandes de Fhistoire, prouve d’une manière éclatante
,,que tous les systCmes d’économie soi-disant assocife, en
,,négligeant la libre initiative et les ressorts individuels,
,,sont, dans un très bref d6lai,
vou5s á
une faillite plus ou
.moins lamentable.”
,,Mais la libre initiative n’exclut pas l’accord des grou-
,,pes, d’autant plus 1 aiile que la dfense des intérts mdi-
,,viduels est faite loyalement.”

Ik hoop niemand te kwetsen, wanneer ik zeg, dat ik
dat met groote instemming heb aangehoord.

W.
WESTERMAN.

EENIGE
BESGHOUWINGEN NAAR AANLEIDING VAN Mr. R. M. A. SOHADEE’S ,,OPMERKINGEN OVER
NAAMLOOZE VENNOOT,SOHAPREGHT, SPECIAAL
OVER PREFERENTE AANDEELEN”.’)

In bovengenoemd artikel, dat de belangstelling
wekt wegens de rijke ervaring van den auteur ten aan-

zien van het onderwerp, komen enkele stellingen voor,
die ik meen te moeten bestrijden.
Na den lezer te hebben verzocht een oogenblik aan
te nemen, dat de aandeelhouder schuldeischer der
naamlooze vennoolschap is, doet schrijver opmerken,

1)
No. 368
van dit tijdschrift.

,,dat althans bij de boekhouding der vennootschap aan-

deelhouders worden opgevoerd onder het ,,passief”,

als waren zij crediteuren inderdaad.” Dit acht ik niet

juist. Wanneer een alleenhandelend koopman zijn
balans opmaakt, brengt hij het bedrag, waarmee het

actief het passief te boven gaat, in het passief. Die

koopman kan echter ook, evenals een N.V., zijn
oor-
spronkelijk
kapitaal opvoeren, waarbij hij dan, als ‘t
ware ter correctie, de winst in het passief of het ver-

lies in het actief moet brengen. Maar men zal dan

toch bezwaarlijk kunnen beweren, dat hij zoodoende,

ten bedrage van zijn oorspronkelijk kapitaal in de
balans voorkomt als ware hij
schuldeischer
(van zich-
zelf!). Welnu, evenmin kan men dit m.i. zeggen van

de aandeelhouders eener N.V. ten aanzien van het

aandeelenkapitaal. Men boekt dan ook niet ,,Aandeel-

houders”, doch ,,Aandeelenkapitaal”. Het karakter

dier boeking komt overeen met die van een gewone

reserve. Ook deze post wordt niet opgevoerd als schuld, zulks in tegenstelling met die bijzondere

reserves, welke schulden aan derden vertegenwoordi-gen, gelijk bv. de wiskundige reserve bij levensverze-

keriugmaatschappijen, de premiereserve bij brandver-
zekeringmaatschappjjen, de discontô-reserve en pen-

sioenfondsen e.d. Aandeelenkapitaal en reserve vor-
men met
winst of verlies
het saldo waarmede de balans
sluit,
het verschil dus tusschen actief en passief: het
vermogen
der naamlooze vennootschap. Deze posten
hebben, zelfs naar het uiterlijk, niets met schulden
der naamlooze vennootschap gemeen. Tot zoover de
vraag in hoeverre de aandeelhouder
bij de boekhouding
als crediteur wordt opgevoerd,
aanstonds kom ik tot
de vraag, of wij den aandeelhouder mogen
beschou-
wen
als een soort van crediteur.

Mijn tweede bezwaar tegen het betoog van den ge-eerden schrijver is, dat hij m.i. niet voldoende onder-
scheidt tusschen
vermogen en
kapitaal
der vennoot-
schap.

De Hooge Raad heeft, gelijk schr. vermeldt, bij
arrest van 18 Jan. 1901 ‘) de N.V. minder gelukkig
omschreven als een ,,verzameling van kapitalen”. Min-

der gelukkig, want, gezien de juridische handboeken,

die terecht het kapitaal noemen een ,,rekengrootheid”
of boekpost zou dan de N.V. – aldus merkte Schrij-

ver destijds geestig op – moeten zijn ,,een verzame-
ling van rekengrootheden!” Schrijver meent echter

dat de Hooge Raad gelijk heeft door het
zakelijk
ka-
rakter der N.V. op den voorgrond te stellen. ,,Nog
steeds ben ik van meening” – aldus Schrijver – ,,dat
de Hooge Raad
gelijk
heeft: dat bi.jde naamlooze ven-
nootschap in het
kapitaal,
het voor de bereiking van
het doel dier vennootschap afgezonderd
vermogen,
het wezen der vennootschap ligt enz.” Tegen deze uit-

legging van ‘s bogen Raads omschrijving heb ik be-
zwaar, en wel om twee redenen:

le. De vereenzelviging van ,,het kapitaal” met ,,het
voor de bereiking van het doel der vennootschap af-
gezonderd vermogen”, lijkt mij uit den booze.

Als men de groote massa, voor zoover deze met
naamlooze vennootschappen in aanraking komt, eenig
begrip hiervan wil bijbrengen, moet men beginnen met
kapitaal en vermogen streng uiteen te houden. De
verwarring wordt in de hand gewerkt door het ge-
bruik van het woord kapitaal in de beteekenis van

bedrijfskapitaal.
Dit bedrijfskapitaal brengen de leden samen. Indien de stortingen en inbrengsten inderdaad

zooveel waard zijn als het aandeelenkapitaal bedraagt, zijn bij den aanvang kapitaal en vermogen een oogen-

blik gelijk. Maar dit kan niet lang duren. En dan blijft
het kapitaal als ,,rekengrootheid” of boekpost, steeds
gelijk, terwijl het vermogen voortdurend op en neer
gaat, wellicht zelfs geheel verdwijnt. Het karakter

van het kapitaal als rekengrootheid wordt dan voor de
aandeelhouders zeer tastbaar! Als lichtzijde van de
huidige malaise mag men beschouwen het betere be-
grip, dat het publiek krijgt van het kapitaal eener
naamlooze vennootschap.
1)
W. v.
h.
R. 7553,
Mag. v. Handelsr.
1901, bi. 44.

4 April 1923

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

301

2e. Onjuist lijkt mij de gevolgtrekking, dat de
Hooge Raad, blijkens genoemd arrest, het wezen der
N.V. gelegen acht in het afgezonderd vermogen. De
Hooge Raad had m.i. de definitie beter achterwege

kunnen laten. In het arrest van 27 Mei 1898
1)
vin-

den wij, dat volgens de Nederlandsche wet de naam-

boze vennootschap
in haar wezen is een overeenkomst

tusschen partijen.
:Noch de eene noch de andere def i-

nitie mag men opvatten als bedoeld om het wezen

der NV. in zijn geheelen omvang weer te geven. Dit

blijkt wel heel duidelijk uit bovengenoemd arrest van
1901, waar de Hooge Raad komt tot de volgende

slotsom:

,,dat, waar alzoo zelfs de namen (der aandeelhouders)
,,niet bekend zijn, niet kan worden aangenomen, dat, in-
,,dien (te vennootschap met derden overeenkomsten sluit, er
,,tussehen dezen en de individueele aandeelhouders eenige
,,rechtsbetrekking zoude ontstaan.”

Ziehier nu naar mijn meening veeleer het ,,wezen”
der naamlooze vennootschap!
Geen recht stree7csche

gebondenheid der aandeelhouders jegens derden.
Bij-
eenbrenging van (bedrijfs)kapitaal is natuurlijk ook
noodig, doch daar
houden
we al rekening mee als we
het wezen zien in het ontbreken van rechtstreeksche

aansprakelijkheid der leden, immers die rechtstreek-
sche aansprakelijkheid, zou niet kunnen ontbreken als
er geen vermogen was
bijeengebracht,
waarop de

schuldeischers verhaal hebben. De enkele afzondering
van vermogen voor een bepaald doel treffen we ook
aan bij de vennootschap onder firma. Dit komt het
duidelijkst uit in geval van faillissement: alleen de
vennootschapsschuideischers worden voldaan uit de
vennootschapsbaten; hetgeen daarna mocht overblij-

ven komt in de boedels der veunooten en strekt tot
voldoening van de privé-crediteuren, alsook van de
vennootschapsschuldeischers, zoover niet uit de ven-

nootschapsbaten voldaan. Het bijzondere van de
naam-
boze vennootschap is,
dat de schuldeischers het maar
moeten doen met het vennootschapsvermogen, door-
dat elke band tusschen hen en de vennooten ont-
breekt. De toeneming van het aantal familievennoot-
schappen en one man’s companies bevestigt mijn op-
vatting, immers om beperking van aansprakelijkheid
is het daarbij slechts te doen. Een eigenaardigheid

van de naamlooze vennootschap is, dat die vereeni-
gingsvorm is
ontstaan
uit den wensch met elkancier
bedrijfskapitaal samen te brengen voor ondernemin-gen, die de draagkracht van één of enkelen te boven

gaan,
terwijl thans
als kenmerk verreweg het meest op
den voorgrond treedt de uitsluiting van rechtstreek-
sche persoonlijke aansprakelijkheid.

Schrijvers meening, dat het karakter der naambooze
vennootschap als vereeniging van personen meer en
meer op den achtergrond geraakt, lijkt
mij
juist. Merk-
waardig in dit verband is de opvatting onzer recht-
spraak, dat een N.V. blijft voortbestaan ook als alle
aandeelen in één hand zijn gekomen en er dus heele-
maal geen vereeniging van personen meer is!

Schrijver leidt uit de stelling, dat de naamlooze
vennootschap ,,is een rechtspersoon, waarvan het we-
zen ligt in het voor haar doel afgezonderde kapitaal”
af, dat ,,de aandeelhouder is een soort crediteur van
dien rechtspersoon”, zij het dan ook ,,een achteraanko-
mend, postcurrent crediteur”.

Ik zou daartegenover willen volhouden: de aan-
deelhouder is
volstrekt geen
crediteur. Nemen we als
voorbeeld den aandeelhouder, die zijn aandeel heeft volgestort, zoodat hij jegens de naamlooze vennoot-
schap slechts
rechten
heeft. Een vordering voor zijn
storting heeft hij echter niet,
zelfs
niet na vereffening.
Zijn aandeelenbezit
wijst
o.m. aan,
welk aandeel hem
toekomt in het saldo, dat
blijft
na de vereffening
en
aan de aandeelhouders gezamenlijk toebehoort. Daar-
bij doet zich de bekende rechtsvraag voor, of hetgeen
er blijkt te zijn boven het bedrag der stortingen, het
z.g. ,,excedent”, moet worden verdeeld naar de op de

1)
W. v.
h. R. 7128, Mag.
v.
E[andelsr. 1898, bl. 209.

aandeelen
gestorte
bedragen of naar de
nominale
be-
dragen der aandeelen.
1)
Weliswaar kan de aandeel-
houder
ten gevolge
van
zijn
aandeelhouderschap
schuldeischer
worden:
men denke aan dividenden ‘en
aan de aflossingssom hij uitloting van het aandeel.

Dat hij echter als aandeelhouder schubdeischer zou
zijn, zij het ook een van
bijzondere
soort, ontken ik.

Dat men niet genoeg kan wijzen op de onjuistheid

der stelling, dat de aandeelhouder schuldeischer der naamlooze vennootschap is, blijkt om. uit paragraaf

24 van dl. III van Kreukniet’s voortreffelijk ,,Prac-

tisch boekhouden”, waar men leest:

,,Iedere aandeelhouder krijgt voor het bedrag zijner deel.
,,itame ) een vordering op de N. V. S.”

Als noot is daarbij aangeteekend:

.,Deze vordering is niet te allen tijde opvorderbaar. Geen
,,aandeelhoucler kan, wanneer hem dit goed dunkt, de inlos-
,,sing van zijn aandeel vorderen. Steeds kan hij echter, door
,,den verkoop van zijn aandeel, zijn vordering op de
N. V. S.
,aan een ander overdragen.”

Men bedenke eens, hoezeer de dwaling, dat de aan-

deelhouder schuldeischer is, door deze alom gebruikte
handleiding in de handclswereld moet worden ver-

breid! Merkwaardig is, dat Kreukniet den aandeel-
houder eerst een vordering toekent voor zijn storting,

doch hem die tevens weer ontneemt door te verklaren,
dat de aandeelhouder de inlossing van zijn aandeel
niet kan vorderen. Blijkbaar gevoelt hij zelf wel, dat
het met die vordering niet in den haak is!
Er is, behalve de opvoering van het kapitaal in het
passief, nog een andere omstandigheid, die ertoe leidt
dat men wel in den aandeelhouder een schuldeischer
ziet. Bij de verdeeling van het na vereffening blijven-
de saldo zal men in de eerste plaats den aandeelhou-
ders, zoover dat saldo toelaat,
hun stortin gen terug-
betalen.
Dit wijst echter nog geenszins op een vorde-
ring. De aandeelhouder zal dan ook, na afloop van de
vereffening, dus nadat alle schulden zijn voldaan, zoo
noodig den liquidateur moeten aanspreken tot
reke-
aring en veraniwbording,
ten einde zijn
aandeel in het
liquidatie-saldo
te ontvangen.

In de beschouwing van Mr. Schadee treft mij nog,
dat Schrijver het zeggenschap en de bijzondere winst-mogelijkheid, waarin aandeelhouders zich verheugen,
beschouwt als ,,compensatie voor hunne postcurren-
tie”. De aandeelhouder zou dus eigenlijk zijn een bij
de andere schuldeischers achtergestelde crediteur, aan
wien men, om die verongeljking goed te maken, heeft
gegeven het recht om te stemmen en de kans een
hoogere rentevergoeding te genieten dan een gewone
geldschieter. Miskent Schrijver niet het ware karak-
ter van den aandeelhouder? Het moge waar zijn, – de
malaise leert liet ons maar al te goed – dat de meeste
hancieelhouders van hun recht tot spreken en stem-
oen geen ander gebruik maken dan om in geval van déconfiture het bestuur een terechtwijzing te komen
geven, men houde niettemin vast aan het karakter
van den aandeelhouder als
vennoot
met de hem als
zoodanig toekomende rechten. Geen achtergestelde
schuldeischers dus met eenige rechten om de achter-
stelling goed te maken, wil ik in de aandeelhouders
zien, maar
vennooten,
met de rechten aan dezen eigen.
Dit geldt zoowel voor de gewone als voor de prefe-
rente aandeelhouders.
Ten betooge, dat het medezeggenschap van de aan-
deelhouders geeilszins in den ,,aard der zaak” ligt,
vraagt Mr. Schadee:

,,Is
het niet opvallend, dat bij den bekenden anderen
,,vorm van postcurrent crediteurschap: bij de commandi-
,,taire vennootschap, den postcurrentea crediteur juist
,,wordt verboden zich in het beheer der zaken te mengen,
,,terwijl hier juist het allervoornaamste recht tot benoe.
,,ming en ontslag van het bestuur welhaast als een element

1)
Ik verwijs hiervoor naar mijn Effectenbeheer, 2e druk,
blz.. 97 e.v.
t 2)
Aan schrijvers stelling gaat de mededeeling vooraf,
dat hij aanneemt dat de aandeelen volgestort zijn: ,,deel.
name” beteekent hier dus
storting.

10

302

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERIÇHTEN

4 April 1923

het aamlee!liouderschap op den voorgrond wordt go-
,,bracht, als een ,,natuurlijk recht” door aandeelhouders
.,wordt opgevor(lerd?

Dit beroep op den commandjtajren vennoot gaat
m.i. niet op. Wat Mr. Schadee opvallend noemt lijkt
mij dit niet als men bedenkt, dat de commanditaire
vennoot – art. 19 Wetb. v. Kooph. zegt het uitdruk-
kelijk –
geldschieter is,
zij het ook een van bijzondere
soort, en dus als zoodanig buiten het beheer staat, ter-
wijl de aandeelhouder is
vennoot
en dus uit den aard
der zaak deel heeft in het beheer. Dat de aandeelhou-

ders in den regel lang niet ,,de baas” zijn ‘in de ven-

nootschap, geef ik Mr. Schadee gaarne toe. Eveneens

dat zelfs een heel klein crediteurtje de faillietverkla-

ring van de naamlooze vennootschap kan aanvragen,

maar daarmede is, naar mij voorkomt, dat crediteurtje
nog niet ,,meer de baas dan alle aandeelhouders bij
elkaar”, gelijk Schrijver meent. Immers de mogelijk

heid
1)
het faillissement uit te lokken beteekent nog
geen invloed op het beheer. Ik kan dan ook niet met

Schrijver instemmen, waar hij in het algemeen de
crediteuren noemt onder de belanghebbenden bij de
N.V., die bij een regeling van dezen vereenigings-
vorm zouden moeten worden ,,in gelid gesteld”. De

rechten van crediteuren in het algemeen behooren te

zijn vastgelegd bij het verbintenissenrecht en, zoover
hun vorderingen door
zakelijke
rechten gedekt zijn,
in het zakenrecht, onverschillig of de schuldenaar is
een natuurlijk of een rechtspersoon.
Nemen we als
voorbeeld den crediteur, die vaak veel invloed heeft
op het beheer der N.V., ni. den bankier. Als deze een

crediet heeft geopend, zoodat de vennootschap tot
zeker bedrag kan disponeeren, zorgt hij wel, dat hij

aan die ,,verplichting” tot geldverstrekking steeds een
einde kan maken door middel van de onvolprezen
clausule ,,te allen
tijde
opzegbaar”. Al zou het onbe
hoorlijk zijn zonder zeer grondige reden tot opzegging
over te gaan en aldus den cliënt in groote ongelegen-
heid te brengen, toch kan de bankier b.v. door het

stellen van voorwaarden aan de bestendiging van het crediet, groote pressie uitoefenen. Maar geldt dit niet evenzeer ton opzichte van den
natuurlijken
persoon?
In de verhouding tusschen bankier en N.V. is mi.

niets wat in het vennootschapsrecht thuis behoort.

Gekomen tot de bespreking van de obligatiehou-
ders,
verwijst
Schrijver ten aanzien van hun organi-

satie naar het artikel van Mr. J. Gilissen in Nr. 358 (,,Verplichte Trustactes”), waarin wordt bepleit de opneming in het (nieuwe) vennootschapsrecht van
een artikel omtrent de
verplichte
aanstelling van
een aan zekere eischen voldoenenden trustee
bij
obli-
gatie-uitgiften. De noodzakelijkheid van dien ,,trustee-
dwang” wordt gegrond op twee volgens Mr. Gilissen
zeer duidelijk sprekende feiten 1. In zeker faillisse-
ment is, naar hij op goeden grond onderstelt, een
groot aantal obligaties niet ter verificatie ingediend;
2. Nadat vele obligatiehouders hun instemming
hadden betuigd met een door de vergadering van aan-
deelhouders goedgekeurd reorganisatieplan, werd
zekere N.V. kort daarop failliet verklaard en wel ,,ten
verzoeke van één onwilligen obligatiehouder, bezitter
van één luttel couponnetje”. Hoewel ik geenszins blind ben voor de voordeelen,
die de organisatie van obligatiehouders en de aanstel-
ling van een trustee bieden, ontgaat mij de kracht van
Schrijvers voorbeelden.

Wat het eerste voorbeeld betreft: zouden de obliga-
tiehouders, wien de oproeping van den curator blijk-
baar is ontgaan, wèl hebben gezien de advertentie van
den trustee? Deze kan ingevolge de trustacte veelal
volstaan met een of twee oproepingen tot de verga-
dering in ,,een in Nederland veel gelezen dagblad”.
2)

) Gaat het, gelijk Sehr. ouderstelt, om een zeer kleine
schuld, zoo is die mogelijkheid niet van practisch belang,
daar de
N.V.
de schuld zal voldoen om faillissement te
viorkomen.
2)
De somtijds bovendien voorgeschreven oproeping iii
eeu
blad, verschijnende in de gemeente waar de maat-

Ik geloof niet, dat er reden is voor de onderstelling,

dat in ‘t algemeen de faillissementscurator zich min-

der moeite zal geven de obligatiehouders te bereiken
dan de trustee.

Wat Schrijvers tweede voorbeeld aangaat: ook al
is
er een trustee aangesteld, heeft de houder van een

verschenen coupon het recht betaling te vorderen.
1)

Immers de trustee treedt voor de obligatiehouders op,
slechts als het gaat om rechten of belangen
aan allen
gemeen.
Dit geval zou zich bij couponbetaling kunnen
voordoen, als de maatschappij de betaling weigert op

grond, dat zij ingevolge de trustacte of krachtens een

nadere overeenkomst bevoegd is de rentebetaling uit

te stellen of dat renteverlaging is overeengekomen.

Zoover was het echter in het betreffende geval nog

niet gekomen: het reorganisatieplan was den obliga-
tiehouders nog slechts
bekend gemaakt.
Zorgt een
maatschappij niet, dat het reorganisatieplan is aange-
nomen véér den verschijndag der coupons, dan kan

ook een trustee het gevaar voor faillissementsaan-
vrage niet afweren, tenzij de bevoegdheid tot die
aanvrage den individueelen obli gatiehouder mocht
zijn ontnomen.

Het groote voordeel van de organisatie van obliga-
tiehouders met benoeming van een trustee zie ik

hierin, dat een reorganisatie — houdende b.v. rente-

vermindering – tot stand komt door aanneming van

het daartoe strekkende voorstel door de meerderheid
der vergadering,
2)
terwijl daarvoor anders de instem-
ming van
alle
obligatiehouders noodig is. De verkrij-ging van de toestemming van alle (ongeorganiseerde)
obligatiehouders is practisch
vrijwel onmogelijk,
onderhandelingen met den trustee en een beslissing
van de door deze opgeroepen vergadering bij meerder-
heid van stemmen is
steeds mogelijk.
Dit voordeel
komt de naamlooze vennootschap ten goede. Voor de
obligatiehouders levert de organisatie slechts eenig
gemak op ingeval
zij
tegen de vennootschap willen op-
treden,
3)
waartegenover echter staat, dat zij hun vrij-
heid grootendeels prijsgeven. Immers besluit de meer-
derheid ter vergadering b.v. om de renteschuld over
eenige jaren
kwijt
te schelden, zoo is de minderheid
en zijn ook de afwezigen daaraan gebonden.

Waar nu het voordeel hoofdzakelijk is aan de zijde
van de vennootschap en deze bij de uitgifte van de

obligaties zelf voor de organisatie kan zorg dragen,
zie ik de noodzakelijkheid van een dwingend voor-
schrift, gelijk M’r. Gilissen wenscht, niet in. Wel acht
ik wettelijke regeling van de organisatie van obligatie-

houders en de rechten en verplichtingen van den
trustee noodig ten einde misbruiken te weren,
4)
maar
dit is iets anders dan de
verplichting
tot organisatie
van de obligatiehouders en tot aanstelling van een
trustee.

Nog een opmerking moet mij van het hart naar aan-
leiding van hetgeen Mr. Schadee schrijft omtrent de
verhouding tusschen gewone en preferente aandeelen:

,,Bij liquidatie gaan preferente aandeelhouders vdOr aan
,,de gewone (althans als de statuten in dit opzicht behoor-
,.lijk zijn geredigeerd; er zijn wel statuten, bij welke de,
,,preferentie in dit opzicht, niet behoorlijk is geformu-
,,leerd) .”

Schrijver beschouwt blijkbaar de preferentie op

schappij is gevestigd, is voor de achterblijvers, die wel
steeds buiten de gemeente zullen wonen, van weinig
of
geen belang.
i)
Verg. Rb. Amsterdam
14
Juni 1909 W. v. h. R., W. P.
X. R. 2116.
Ik onderstel, dat de trustee ingevolge de acte niet be-
voegd is in deze zoo gewichtige aangelegenheid, buiten de
vergadering van obligatiehouders om een beslissing te
nemeti.
.
Ingeval tot zekerheid van de obligatiehouders hypo-
theek is verleend, doet de behoefte aan een trustee zich zeer
sterk gelden. Ik schreef hierover t.a.p., bi.
352/363 en
383/384.
Men denke bijv. aan de mogelijkheid van samenspan-
ning tusschen een aantal obligatiehouders en de naamlooze
vennootschap.

ij

4
April 1923

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

303

het liquidatie-saldo als vanzelf sprekend en acht de

statuten, als zij daaromtrent geen bepalingen inhou-

den, niet behoorlijk geredigeerd.
Het komt mij echter voor, dat men uit het feit, dat

aandeelen bevoorrecht zijn ten aanzien van de
winst-

verdeeling,
geenszins mag afleiden dat dit ook geldt

ten opzichte van het
liquidatie-saldo.
Integendeel,

deze preferentie kan alleen op een uitdrukkelijke be-

paling iii de statuten berusten. Ik meen dan ook dat
het voorrecht, aan preferente aandeelen verbonden,
kan betreffen bf de winstverdeeling alleen, ôf de ver-

deeling van het saldo alleen, èf beide. De preferentie

bij do winstverdeeling kan op tal van verschillende
wijzen geregeld zijn, doch het zou mij te ver voeren
daarop thans in te gaan.
‘)
Mr. 0. B. W.
DE KAT.

Den Haag, Maart 1923.

‘EN ANOMATlE IN HET NEDERLANDS’UHE

MUNT WEZEN.

De wet van 27 November 1919 (Staatsblad No. 786)
heeft het zilvergehalte van het z.g. teekengeld – halven

gulden, gulden, rijksdaalder – teruggebracht van 945
op 720. Ten aanzien van den aard der verandering

merkte Minister de Vries
5)
in de Memorie van Toe-

lichting op:

,,dat het hier een maatregel geldt van technischen aard,
welke in den grondslag van ons muntstelsel, dat in het
wezen der zaak op den gouden standaard berust, geener-
lei wijziging brengt. De waarborgen voor de instandhouding
van die grondslagen blijven onverzwakt gehandhaafd. Zij
zijn gelegen in de bepaling van artikel
4
der Muntwet
1901
en in de goudpolitiek van de Nederlandsche en de Java-
sche Bank.”

En ook – had de Minister er kunnen bijvoegen, zoo

hij in een ironisch accent de
realiteit
met betrekking

tot dit onderwerp had willen treffen – in het K. B.

van 31 Juli 1914
(Staatsbiad
No. 333) houdende ver-

bod van den uitvoer van gouden munt en goudmunt-
materiaal, waardoor op 1 November 1910, den datum
van het wetsontwerp, een dollarkoers van 2,64V4, d.i.
een goudagio van ruim 6,2 pOt. mogelijk was! Dit in

parenthesi.
Gelijk bekend is, had de Regeering aanvankelijk
voorgesteld de teekenmunt te brengen op 800. In de
Memorie van Toelichting ) kan men ter zake het vol-

gende lezen:
,,Daar niet vooruit is te zeggen, tot welke hoogte (le
zilverprijs zal stijgen, verdient zekerheidshalve een eenigs-
zins belangrijke gehaiteverlaging aanbeveling. In overeen-
stemming met het advies van ‘s Rijks muntmeester wordt
voorgesteld, het gehalte der nieuw aan te munten zilveren
specie op 0,800 te bepalen. Ook de ruimte op het gehalte
is verhoogd, van
0,0015
tot
0,003.”

Blijkens het Verslag wilden ,,enkele” leden den zil-

veren rijksdaalder doen verdwijnen en voor het gehalte
nog een stap verder gaan, nl. tot 640, het gehalte onzer

zilveren pasmunt:
,,De teekenmunt” – merkten zij op – ,,is in de practijk
niets dan pasmunt en daarom kan het gehalte zoo gemak-
kelijk worden verlaagd.”

De leden, hier aan het woord, ontvingen voor dit
laatste steun van ,,audere” leden, die overigens van
de bepleite afschaffing van den rijksdaalder niet wil-
den weten. Bij Nota kwam de Regeering een eind aan
het verlangen van die ,,enkelen” en ,,anderen” tege-

moet:
,,Eene andere vraag, die ook blijkens het Verslag ter
sprake kwam, is deze, of het met het oog op den voortgang

11
Tk behandelde dit onderwerp t.a.p., bl.
335/338.
*) De toelichting was ook geteekend door Minister Ruys
de Beerenbrouck, als fungeerend Minister van Koloniën,
vermits ook begrjpeljkerwijs Indië betrokken was bij de
gehaltevermindering van den gulden. *’) Men vindt de schriftelijke gedachtenwisseling iiiet (le
Tweede Kamer in Bijlagen
1919120
onder
No. 277
en de
mondelinge beraadslaging in de Handelingen
1919120
blz.
476-479.
Voor de Eerste Kamer verwijs ik naar de Han-
delingen van hetzelfde jaar, blz.
153-156.

van de stijging van den zilverprijs
t)
geen aanbeveling ver-
dient, met de verlaging van het gehalte der teekenmunt
een stap verder te gaan. De ondergeteekenden meenen, dat
onder cle thans bestaande omstandigheden deze vraag be-
vestigend moet worden beantwoord. Blijkens cle hierbij-
gaande Nota van Wijzigingen wordt nader voorgesteld, het
zilvergehalte van de teekenmunt te verlagen tot
720,
welk
gehalte overeenkomt met dat van de Indische zilveren pas-
munt (zie art.
6
van (te Indische Muntwet
1912). Nog ver-
der te gaan en het zilvergehalte te bepalen op
640, zou
met het oog op de technische eischen, aan de munten te
stellen, geen aanbeveling verdienen.’

Z66
is dus het gehalte van 720 in de weL en daar-

mede in den gulden gekomen.

Bij de openbare beraadslaging in de Tweede Kamer
op 25 November d.a.v. brak de heer J. F. Heemskerk

nog een lans voor het gehalte van 640. Hij becijferde,

dat, zoo de Regeering de hand legde op 200 millioen
aan zilver, het voordeel bij vermunting zou zijn
bij
een

gehalte van 800: 3614 millioen, van 720: 6214 millioen

en van 640: 95
1
1s millioen. Inderdaad voor ccii Minis-

ter van Financiën wel een sterke verleiding. De heer
De Vries hield zich echter aan de technische bezwa-
ren, die hierin bleken te bestaan, dat zilveren munt

tot z66 laag gehalte spoedig in het gebruik onooglijk

werd.

– Bij deze gelegenheid bleek weer eens, aan welke ge-

varen een fonds blootgesteld is, waarover het Rijk te
zeggen heeft. Want de heer Heemskerk wilde z66
maar, gezien den nood van de schatkist (en wanneer is
die nood er niet?) overgaan tot de liquidatie van de
beide Muntfondsen. Deze fondsen waren ingesteld hij
(te wetten van 31 October 1912
(Staatsblad
No. 324

en 325) tot wijziging en aanvulling van de Muntwet

1901 resp. houdende nadere regeling van het Neder-
]andsch-Indische muntwezen, vgl. art. 3bis resp.
art. 4. ) Hierbij was uitgegaan van de inderdaad zeer
gezonde gedachte, dat de winst, op aanmuntingen
verkregen, zou worden besteed tot aankoop van Wer-

kelijke Schuld. Het aldus verkregen bedrag zou, met de gekweekte renten, moeten dienen om verliezen te
dekken, die door latere ontmunting of vermunting
zouden ontstaan. Aldus zou geen Regeering in staat zijn de schatkist ten koste van het Nederlandsche of
Indische geldwezen te vullen, maar ook, zoo de toe-
stand van het geldwezen opruiming van zilveren munt
wensehelijk maakte, niet door overwegingen van daar-
op te lijden verliezen, worden afgehouden van zooda-
nigen in het algemeen belang nuttig geoordeelden
maatregel. En nu wilde zoowaar de heer Heemskerk,

nog wel incidenteel, deze nuttige instelling opdoeken,
op grond, dat de fondsen geweldig zouden aangroeien,
het gevaar voor nadeel bij ontmunting voortdurend
verminderde en in den tegenwoordigen
tijd
van nood
niet een dergelijk bedrag voor denkbeeldige verliezen
mocht worden gereserveerd. Hier bleek toch wel, dat deze afgevaardigde wel wat heel impressionabel was
mêt opzicht tot het oploopen van den zilverprijs. Hij zag dit blijkbaar niet als een episode zonder eenigen
waarborg van vastheid, zoodat aan dozen toch stellig
tijdlijken toestand fondsen met een duurzame be-
stemming ter wille van een schatkist-in-nood mochten
worden opgeofferd. Minister de Vries toonde hier het
belang te
begrijpen,
dat roekeloos in de waagschaal
werd gesteld. Hij wees op de mogelijkheid, dat in de
toekomst zooveel zilver tot ontmunting zou worden
aangeboden, dat op de fondsen een beroep zou moeten worden gedaan:

,,Alleen als men zeker is, dat dit moment niet zou ko-
men, zou kunnen worden besloten tot liquidatie.”

‘) Op 1 Nov., den datum der Kou. Boodschap, noteerde
het zilver in Londen
6534, op 22
Nov., den datum der Nota
naar aanleiding van het Verslag echter
74.
2)
Even wil ik hier wijzen op de handige ,,Verzameling
van wetten, besluiten en regelingen, betreffende ons Munt-
en Bankwezen”, van inleidende aanteekeningen voorzien
door Mr. S. J. Binnerts, bij J. H. de Bussy,
1921.
Ook Ned.-
Indië, Suriname en Curaçao vinden iu deze verzameling
haar plaats.

304

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

4 April 1923

iettemin zou de Minister de zaak oudei de oogen
zien. Daatbij is het gelukkig gebleven.

Met ongekendeii spoed kwam het ontwerp in de Eerste Kamer in behandeling, reeds den dag na de

aanneming door de Tweede! Het ging z66 snel, dat

het Eindverslag in de Handelingen een plaats heeft
gekregen
achter
de debatten! De Minister betuigde
zijn ,,respect voor de onovertrefbaar snelle wijze,

waarop de Eerste Kamer dit wetsontwerp heeft willen

behandelen”. Hier was het de heer Van Wassenaer van

Catwijck, die den Minister een lokaas van 50 millioen
voorhield, bereikbaar zoo het zilver door nikkel werd

vervangen. Hij kreeg den steun van den hoogleeraar
Van Embden, die eveneens voor nikkelen guldens en

rijksdaalders gevoelde, ,,omdat het op de grondstof

niet aankomt en het een weeldeuitgaaf is.” Minister
(le Vries toonde zich van dit denkbeeld afkeerig en
antwoordde meer krachtig dan hoofs:

,,Ik hoop dat, wat wij ook doen, wij altijd bewaard zou-
den hljve]1 voor den naam van valsehe miinters, en daarop
zouden wij wel eenigszins gaan gelijken, wanneer
wij
gul-
(lens en rijksdaalders maakten van nikkel.”

Dat deze woorden meer van een gevoelsuiting heb-
ben dan van een bewijsvoering, ligt voor de hand. Het

ontwerp werd daarna aangenomen en stond den vol-
genden dag in het Staatsbiad.

Hiermede heb ik in hoofdzaak de geschiedenis van
de laatste wijziging onzer muntwetgeving weergege-

ven. Thans kom ik aan de anomalie. Merkwaardig mag
het heeten, dat destijds niemand daarvoor oog heeft
gehad – de groote spoed zal wel schuld hebben, al-

thans voor een deel -, en dat ook aan onze speciali-
teit, den Nestor der economen G. M. Boissevain, die
in dit Weekblad, nummer van 19 Nov. 1919, schreef

over ,,Het wetsontwerp ter wijziging der Muntwet”,

de tegenstrijdigheid, waarin men met deze regeling
verviel, is ontgaan. Min of meer toevallig is thans
mijn oog erbp gevallen. Wat is de zaak?

Pasmunt is van lager orde in een geidstelsel dan

z.g. teekenmunt. Zij heeft met de laatste gemeen, dat

Vrije aanmunting uitgesloten is. Doch terwijl teeken-
munt met standaardmunt, weiks aanmaak wèl vrij

is, de eigenschap deelt van te zijn wettig betaalmiddel tot elk bedrag, is ten aanzien van pasmunt het bedrag,
dat een crediteur
moet
aannemen, beperkt: te onzent
tot
f 10
voor zilver,
f 1
voor nikkel en
f
0,25 voor
brons. Deze regeling is de formeele sanctie van de
juiste gedachte dat pasmunt een bijkomstige rol in het
ruil- en betalingsverkeer heeft te vervullen. En tot de
wet van 27 Nov. 1919 kwam dezelfde gedachte tot
uiting in de regeling van gehalte in verband met ge-
wicht. Immers, terwijl het gehalte van den gulden ‘)

945 bedroeg, was en is dat van het kwartje en het dub-
beltje in Nederland 640. In verband met het gewicht
van 10 gram, bevatte de gulden dus 9,45 fijn zilver.
Het kwartje weegt 3,575 gram, zoodat vier kwartjes
9,152 gram fijn
zilver bevatten. En het gewicht van
het dubbeltje, zijnde 1,4 gram, brengt mede, dat tien
dubbeltjes nog iets minder, nl. 8,96 gram
fijn
zilver
inhouden.

Nu is het vreemde van het geval, dat bij de ver-
zvakking van den gulden blijkbaar alleen gedacht is
aan het
gehalte
van de pasmunt en niet aan het
ge-
wicht. Koos
niet Minister de Vries (al ontgaat mij het
verband) 720 voor den nieuwen gulden onder ver-
wijzing naar het
gehalte
van de Indische zilveren pas-
munt? Doordien nu niet op het gewicht is acht ge-
geven, is,
zorder dat dit is beoogd,
in 1919 de zilver-
verhouding tusschen gulden en zilveren pasmunt om-
gekeerd. Bevatte v66r dien de gulden 0,298 gram zilver
meer dan vier Nederlandsche en 0,2916 meer dan vier
Indische kwartjes, alsook 0,49 gram zilver meer dan
tien Nederlandsche en 0,45 gram zilver meer dan tien
Indische dubbeltjes, thans is het andersom: de zilve-
ren pasmunt, hoewel de mindere in de monetaire hiër-

‘) Waar ik van gulden spreek, bedoel ik ook den halven
gulden en den rijksdaalder, voor zoover het zinsverband
dit meebrengt.

arehie, houdt meer zilver per gulden in dan de gulden
zelf. Met het niet-gewilde, maar vaststaande gevolg,

dat het oogenblik, waarop versmelting en verkoop

voordeel geeft, het eerst aanbreekt voor de kwartjes,
daarna voor de dubbeltjes, en eerst in de laatste plaats

voor de guldens! Ik heb berekend, dat bij een wissel-
koers op Londen van
f
11,89 en een, zilvernoteering
van per ons troy shillinggehalte
(2221240),
waarbij
zoodanig ons komt te staan op
f
4,16215 en een ons
fijn op
f
4,50, een gram fijn zilver
f
0,1447 waard zou
zijn, hetgeen voor den gulden een zilverwaarde be-
teekent van
f
1.0418, zeg ruim 104 cents. Vier (Ned.)

kwartjes zijn dan echter reeds lang het ,,smeltpunt”

voorbij, vermits daarvan de zilverwaarde in bovenge-
noemde onderstelling zou zijn bijna 1311% cent, en
ook tien dubbeltjes wijzen met ruim 126
3
/2
cent een
belangrijk hoogere zilverwaarde aan dan de gulden.

Aan dit voorbeeld kan men zien, hoe in 1919 het

onderling verband van teeken- en pasmunt uit het
oog is verloren.

Al bestaat er bij den huidigen zilverprijs van 31116
geen reden tot direct alarm, toch dient de wetgever

deze dwaze onregelmatigheid, zoowel voor Nederland

als voor Ned.-Indië te regulariseeren, èn ter wille van

het uit onbedachtzaamheid verbroken logisch verband
tussehen teeken- en pasmunt èn wegens de blijkens
alle ervaring volkomen onberekenbaarheid van den
ioop der zilvernoteering. Uit het tragi-comische (on) –

geval, dat den wetgever bij het uitzonderingsgewijs
betrachten van buitengewonen spoed hier is overko-

men, kan deze leering worden geput, dat incidenteele

wijziging van één enkel punt uit een regeling betref-
fende een z66 samenhangende materie als het munt-
en geldwezen is, een uiterst riskant bedrijf moet hee-

ten, vooral wanneer de wetgever zich daarbij niet de
moeite geeft het geheel te overzien.

Groningen, Maart 1923.

H. W. C. BORDEWIJK.

DE DUITS’CHE STOOMTREILERS

TE IJMUIDEN.
I.

Een medewerker schrijft:

De komst van de Duitsche treilers in Iimuiden
1)

nu reeds gedurende bijna twee jaar, heeft een steeds
ingewikkelder probleem doen ontstaan, omdat zich ook
hier te lande daarbij tegenstrjdige belangen zijn gaan
vormen. De oplossing wordt daardoor moeilijker; thans
staan niet meer eenvoudig het Nederlandsche en het

buitenlandsche belang tegenover elkaar, maar er zijn
in beide landen tegenstrijdige belangen, die onderling
deels evenwijdig loopen, deels weer .verschillen.

Zooals men zich zal herinneren, is de geschiedenis

deze: nadat in Maart en April 1921 sporadisch enkele
Duitsche treilers in IJmuiden waren binnengeloopen,
is hun aantal daarop plotseling snel gestegen.

1)
Bezoek Duitsche stoomtreilers aan IJmuiden.

1021

ir
1922

.
Vangst Opbrengse a

Vangst Opbrengst

KG.

Gid.

KG,

Gid.

Jan.

6

43.000 13.900
Febr.

79 1.250.200 211.200
Maart

4

3.000

700

106 1.504.800 224.500
April

11

8.000

1.800

76

940.000 172.100
Mei

91 2.399.000 269.700

106

909.100 186.500
Juni

98 1.001.000 309.900

117

822.7001 252.800
Juli

114

1.582.000 281.200

79 1.051.400 148.000
Aug.

89 1.195.000 266.900

66

824.500 110.600
Sept.

68

1.014.000 196.000

45

651.100 118.300
Oct.

70

1.109.000 161.500

120 1.365.500 246.400
Nov,

43

388 000 103.300

158 1.336.600 357.800
Dec.

19

157.000

40.600

124 1.022.600 283.900

Totaal
1
607
1
8.856.0001 631.600 111.082111.721.50012.326.000

4 April 1923

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

305

De meer onmiddellijke aanleiding daartoe was, dat,

toen ongeveer half April, door de staking van de mijn-
werkers in Engeland, het kolengebrek de meste trei-

iers aldaar noodzaakte het bedrijf te staken en de

vischprijzen dientengevolge aanzienlijk stegen, de ree-

ders in IJmuidcn, die met groote moeilijkheden in
hun bedrijf te kampen hadden, hun schepen ginds

deden markten.
Daardoor geraakten echter de vischhandelaren hier,

die zich nu plotseling het grootste deel van hun waar

zagen ontvallen, in de klem. Aan hun moeilijkheden

werd daarop tegemoet gekomen door de Duitsche

reederijen, die het op haar beurt voordeelig vonden

van de hooge
prijzen
in Ijmuiden te profiteeren en

hare treilers dan ook daarheen zouden tegen hun

komst in Engeland werd nog bezwaar gemaakt.
Na afloop van de kolenstaking in Juli was vanzelf
de prikkel voor de Nederlandsche schepen om op En-
geland, en daardoor weer voor de Duitsche om op Ne-

derland te varen, veel geringer geworden. Het bezoek
van deze laatste daalt dan ook aanmerkelijk, maar
wordt toch nog tot November geregeld voortgezet.

Het markten te Ijmuiden, gepaard aan een toene-
menden uitvoer, schaadde echter verschillende Duit-

sche belangen, zooals nader zal blijken, en de Duitsehe
regeering zag zich ten slotte dan ook genoopt den
16en November 1921 niet alleen de grenzen voor den

uitvoer van alle visch te sluiten, maar daarenboven
den treilers te verbieden in vreemde havens te mark-
ten; zij was daartoe vrijwel bij machte, omdat de vloot
destijds in hoofdzaak nog met Duitsche kolen werd
verzorgd. ‘) In de eerstvolgende maanden kwamen dan
ook slechts weinig schepen meer in IJmuiden.
Het gevolg hiervan was, dat de Duitsche vischhan-
del zich voor de taak gesteld zag èn voor de hoeveel-

heid visch, die anders te IJmuiden werd geland, èn
voor die, welke tevoren over de grens ging, in het
binnenland afzet te vinden, te zamen ongeveer 2 â 3

millioen KG. ‘s maands.
Het ligt voor de hand, dat dit zoo plotseling niet
mogelijk was, ondanks de krachtige propaganda voor
het vischverbruik gevoerd, en het gevolg was, dat de
prijzen sterk daalden en krachtige aandrang werd uit-
geoefend om de grenzen weder open te stellen.
Daarbij kwam, dat de kolenvoorziening in de eerste
weken van het jaar 1922 volkomen onvoldoende werd,
zoodat het grootste deel der stoomtreilers werkeloos
moest blijven liggen. In verschillende havens kon nl.
slechts 10 pOt. van. de benoodigde hoeveelheid kolen
worden geleverd.
2)
Het ontbrekende moest met En-
gelsche kolen worden aangevuld, maar het bedrijf kon
deze zooveel duurdere kolen alleen
bij
een veel hoogere

opbrengst betalen, en deze was alleen te verkrijgen door de visch in het buitenland te verkoopen. Later
zijn de Duitsche kolen meermalen even duur gewor-
den als de Engelsche, zoodat voor de met deze kolen gebunkerde treilers in die tijden hetzelfde gold.
Met ingang van 1 Maart 1922 besloot daarop de
Duitsche regeering, o aan de schepen, die met Duit-
sche kolen verzorgd werden, te vergunnen in buiten-
landsche havens te markten.
Niet zoo dadeljk laat zich de tegelijkertijd geno-
men maatregel, om den vischhandel te vergunnen den
uitvoer van zeevisch weder te hervatten, verklaren.
Noch het belang van de reeders, noch dat van den
consument, maakte dezen maatregel noodig; integen-

deel deze
schijnt
zelfs met dat van den laatsten in

strijd.
Echter moest ook nog met andere belangen reke-

ning worden gehouden, want behalve de reeders, die
de vrijheid wenschen hun visch daar aante voeren,

waar
zij
het meest opbrengt, zijn er nog de groothan-

‘) Ten aanzien van de schepen, die Engelsche kolen
hunkerden, had de regeering geen bevoegdheid, ze te nood-
zaken in Duitschiand te markten; die bleven dus vanzelf
Vrij.
2)
Over het geheele jaar
1922 is 40
pCt. van de behoefte
geleverd, in het jaar
1921 58
pCt.

del, de vele nevenbedrjven van reederj en handel,

zoomede de havenexploitanten (Staat, gemeente),

spoorwegen, enz., wier belang juist zoo groot mogelj-
ken vischaanvoer in eigen havens vordert, en als derde

belangengroep, de kleinhandel en de consumenten in
het binnenland, die, wat de aanvoer betreft, hetzelfde

belang heeft als de tweede, maar, in afwijking met
deze, door uitvoer van de visch geschaad wordt. Deze

groepen hebben dus deels tegenstrijdige en deels uit-

eenloopende belangen, en wordt nu b.v. een al te druk

gebruik gemaakt van de
vrije
vaart op het buitenland,

dan wordt aan de belangen van de beide laatste groe-

pen te veel nadeel toegebracht; de eigen havens zullen

dikwijls leeg zijn en ook ontstaat er groote werkloos-

heid. Door nu den uitvoer
vrij
te laten, trachtte men

de nadeelen, die zoodoende uit de
Vrije
vaart voortkwa-

men, zoo goed mogelijk te neutraliseeren; de handel kan
dan veel hoogere
prijzen
besteden voor de vischsoor-
ten, die in het buitenland gewild zijn, waardoor de

prikkel grooter wordt om in de eigen havens te mark-

ten,
terwijl in zoover de consument er nog voordeel van
kan hebben, als de overige vischsoorten tegen lage
prijzen voor het binnenland beschikbaar komen. Fei-
telijk beschouwt men dan ook de openstelling van de

grenzen als het
onvermijdelijk
supplement van de

vrije vaart op het buitenland.

Na Juni 1922 is het bezoek der Duitsche treilers
aan Ijmuiden sterk gedaald en wel van 117 schepen

in Juni tot 45 in September. Behalve aan de gewone
inkrimping van de vloot wegens de voorjaarsschoon-
maak omstreeks Juli, moet hier als oorzaak vooral ge-

dacht worden aan de
omvangrijke
en zeer loonende

treilvaart op haring, die nadien werd uitgeoefend.

Het onvermijdelijke gevolg van de drukke haring-

treilvaart was echter, dat voor de verzorging van den
binnenlandschen consument veel minder zeevisch be-

schikbaar was.

Den 25en September j.l. werd daarop weder een

uitvoerverbod van kracht.

Teeljkertijd zou de voorziening der Duitsche trei-
lc-rs met kolen aanzienlijk worden verbeterd om de
vaart op het buitenland overbodig te maken. Al spoe-
dig is de voorziening blijkbaar tekort geschoten. Im-
mers men ziet de vaart op IJmuiden weder belangrijk
stijgen en wel van 45 schepen in September tot 120

in October en zelfs tot 158 in November en wel on-danks dat met ingang van die maand de vergunning,
1 Maart j.l. aan de schepen, die Duitsche kolen hadden
gebunkerd, verleend om op het buitenland te varen,
was ingetrokken; het aantal Duitsche schepen in
IJmuiden daalde eerst in December daarop, en wel

tot 124.

Welken invloed heeft nu de aanvoer van de Duit-

sche treilers op ons bedrijf gehad en hoe is de toestand

thans ten onzent?

Het ligt voor de hand, dat het drukke bezoek dezer
schepen met hun aanzienlijken aanvoer op het bedrijf
der Nederlandsche reederjen een nadeeligen invloed
moet gehad hebben.
Dit laatste heeft in de jaren 1919 en 1920 zeer
groote moeilijkheden ondervonden, ten gevolge van de
daling der valuta’s, den aanvankeljken weerzin tegen
het vischgebruik hier te lande na den oorlog, enz.,
waardoor het
bedrijf
onmogelijk meer loonend kon
worden uitgeoefend en een groot deel der vloot moest worden opgelegd; de toestand begon echter in 1921 te
verbeteren, vooral toen de vorenvermelde kolenstaking
in Engeland uitbrak. Toen echter na afloop daarvan
de Duitsche schepen wel in aantal verminderden, maar
toch tot half November 1921..nog in
vrij
groot aantal
blevén komen, veranderde de toestand; deze is daarop
zeer wisselend geweest, niet alleen als gevolg van de
meer of minder drukke vaart van de Duitsche schepen
op Ijmuiden, maar, zooals nader zal blijken, ook in verband met het openstellen van de Duitsche grens
voor den uitvoer van versche zeevisch, waardoor onze
handel niet alleen in ons binnenland, maar ook in

306

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

AANTAL

REIZEN

JAN. FEBR. MRT. APR. MEI JUNI JIII
1 LIII’, SFDT
nrr
JflU flf

4 April 1923

••
1

vr
‘v,
•••

••••••••

-.

naam
1
1
•?. •,
,

_

)••••

1
_
,•
•••

•,
S.


1
-IS…

S.

,.

:..

.
..
‘II

-L…

•o
m

a

maas
:L…

wonaa
~
200.
000
,

om
mamon

m

België, Frankrijk en Zwitserland met de goedkoopere
Duitsche visch moest concurreeren.
Naar de meening van den
vischhandel
zijn de moei-
lijkheden, die deze van dit openstellen der Duitsche
grenzen heeft ondervonden, veel ernstiger, dan die,

welke van den rechtstreekschen aanvoer door de Duit-
sche treilers in IJmuiden het gevolg zijn.
Immers door vrijlating van den Duitschen uitvoer

wordt den vischhandel concurrentie aangedaan met
een goedkooper artikel, waardoor afzetgebied verloren
gaat.

In het andere geval, ni. dat van rechtstreekschen
Duitschen aanvoer in IJmuiden, wordt de markt in

den aanvang alleen overvoerd, en daardoor krijgt

de handel geregeld de beschikking over een goed-
koop artikel, waardoor gelegenheid ontstaat nieuwe
wegen voor den afzet te zoeken. De handel blijft dit
zelf distribueeren, en hem wordt dus geen concurren-

tie .aangedaan, al zal de reederj den invloed daarvan

gevoelen, door de lagere prijzen, die geboden worden,
evenals zij

en vermoedelijk in nog veel sterker mate

bij openstelling der Duitsche grenzen de gevolgen van de concurrentie, die de Duitsche visch in binnen-

en buitenland aan den Nederlandschen visehhande]
aandoet, zal ondervinden.

Bij beschouwing van bovenstaande grafiek valt nu
op te merken, dat verschillende factoren op het Nedej-
landsch verkeer hun invloed doen gelden. De invloe-

den van een toenemend of dalend Duitsch verkeer
komen echter niet steeds en ook niet steeds dadeljk
of in evenredige mate tot uiting in het Nederlandsch
verkeer. Zoo kan vermindering van dit verkeer
gevolg zijn van een ongunstigen markttoestand
in IJmuiden, maar ook van een meer gunstigen in En-
geland en in dat geval in plaats van gevolg, zelfs oor-
zaak van de komst van meer Duitsche treilers zijn
geweest. De invloed van dergelijke factoren is uiter-
aard niet steeds ten volle na te gaan, waardoor een

zuivere vergelijking bemoeilijkt wordt; in het bijzon-
der voorts is het voor de maanden Maart-October 1921
bezwaarlijk uit den loop der curven eenige conclusies
te trekken, daar hierin de Engelsche kolenstaking
valt, toen de Nederlandsche treilers voor een groot
deel van het jaar in Engeland marktten, en ook daar-
na een overgangstoestand heeft bestaan, waarin van
een zuivere onderscheiding der gevolgen van de Duit-
sche aan- en uitvoeren geen sprake kan zijn.
Intussehen schijnt in sommige maanden de grootere
invloed van de openstelling der Duitsche grenzen voor
den zeevischuitvoer boven dien van de Duitsche aan-
voeren te IJmuiden toch wel merkbaar; zoo b.v. in
Maart 1922, toen de Duitsche aanvoer zeer groot was,

maar de Duitsche uitvoer, hoewel stijgende, nog be-

trekkelijk matig, zoodat het Nederlandsche verkeer dan ook nog steeg; in April daarentegen, hoewel de

Duitsche aanvoer belangrijk daalde, maar de Duitsche
uitvoer nog niet eens ten volle in dezelfde mate toe-nam, daalde het Nederlandsche verkeer aanzienlijk.

in September d.a.v., toen de .Duitsche uitvoer weder
tot eén aanmerkelijke hoogte was gestegen, daalt, on-

danks de voortgaande belangrijke vermindering van den Duitschen aanvoer, toch het Nederlandsche ver-
keer. Nog sterker, maar in omgekeerde richting, zien
we, na de sluiting van de Duitsche grenzen voor den
uitvoer op 25 Sept. j.l., dezen uitvoer in October zeer
belangrijk dalen en ofidanks dat de Duitsche aanvoer
in die maand nog aanmerkelijk steeg, sterker dan de
uitvoer daalde, toch het Nederlandsche verkeer toe-
nemen. De volgende maanden geven merkwaardiger-

wijze zoowel daling in het Nederlandsche verkeer als
in den Duitschen aalivoer, terwijl de Duitsche grenzen
gesloten bleven. Hier hebben echter voornamelijk de
slechte vangsten, waardoor lange en dus minder reizen werden gemaakt, hun invloed doen gelden en, wat De-
cember betreft, bovendien ook het ruwe weer en de
drukkere vaart op Engeland. in het laatste kwartaal
nam ni. vrijwel hetzelfde aantal treilers in Ijmuiden
aan het bedrijf deel.

Intusschen hebben de stoomtreilreederjen in IJmui-
denzeer moeilijke tijden doorgemaakt en wat den toe-
stand vooral ernstig maakte was, dat door de geringe
opbrengst van het bedrijf, gepaard aan gebrek aan vol-
doende bedrijfskapitaal, de directe exploitatiekosten
dikwijls niet meer betaald konden worden, zoodat, toen
het erediet bij de leveranciers uitgeput was, de sche-
pen stilgelegd moesten worden. Verschillende reede-rijen hebben het daardoor in den ioop der beide jaren
moeten opgeven; sommige failleerden, andere liqui-
deerden of gingen over aan de bank, die haar finan-
cierde.

Wel zouden sommige ook zonder de Duitsche con-
currentie in déconfiture zijn geraakt. Voor een deel
waren het ni. crisisondernemingen, en er zijn b.v. gedu-
rende de ,,hoogconjunctuur” tijdens en korten tijd na de oorlogsjaren, bedragen van
f
150.000 á
f
160.000
besteed voor schepen, die thans bij
verkoop
f
17.000
hebben opgebracht. Ook andere reeds bestaande bona-
fide reedenijen, die hun vloot ,met ifleuwe of aan-

gekochte schepen hadden uitgebreid, moesten zeer
hooge prijzen betalen, die evenmin loinende exploita-
tie toelaten; daardöor werden deze reederijen, ondanks
hooge winsten in de c]isisjaren gemaakt, financieel zeer verzwakt. De moeilijkheden voor al dergelijke
reederjen zijn dus allicht verhaast door de Duitsche.

4 April 1923

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

307

concurrentie, maar zouden zonder deze toch geko-

men zijn.

T)e
töostand
is
thans zoo, dat een zeker deel van het

bedrijf geen groot weerstandsvermogen meer over
heeft, zoodat te vreezen staat, dat, mochten wederom

ongunstige jaren
als
thans zijn doorgemaakt, spoedig

terugkeeren, dit niet meer in staat zal zijn deze door

te maken.

Wat den toestand er precair maakt
is,
dat het gevaar

bestaat, dat het dan over het algemeen niet met een
meer of minder groot kapitaalverlies zal afloopen,

maar dat de vloot wellicht voor een groot deel in
verval zal geraken. De verliezen, die financieele in-

stellingen en particuliei’en sedert
1919,
als gevolg van

de malaise in het treilbedrijf hebben geleden, zijn

reeds aanzienlijk; mochten zij nog grooter worden, dan
ligt het voor de hand, dat, wanneer de toestand weer
zooveel verbeteren mocht, dat de
bedrijfskosten
ge-
(lekt kunnen worden, de kans op beschikbaarstelling
van nieuw kapitaal voor het weder in de vaart bren-

gen van de oude schepen, of voor aanschaffing van
nieuw modern materieel, ten behoeve van een bedrijf,
dat voor een groot deel geen reserves en geen crediet

meer heeft, gering zal zijn. Het
is
dus wel van

groot belang, dat het
bedrijf
niet verder wegzinkt en

dat ernstig wordt overwogen, door welke middelen

dat eventueel
zou
kunnen worden voorkomen.

(Slot volgt).

HET HERSTEL VA.N OOSTENRIJK.

I.

Eenige maanden geleden
i)
werd in dit blad een
door Sir J. A. Salter, Chef van de Economische
en Pinancieele Afdeeling van het Volkenbondssecre-tariaat, samengesteld overzicht van de Volkenbonds-
actie in zake Oostenrijk afgedrukt. Daarin werd
behandeld de periode vanaf Maart
1921,
toen de

Volkenbond voor de eerste maal werd uitgenoodigd
het Oostenrijksche vraagstuk te bestudeeren, tot 4
October
1922,
den datum, waarop de ,,Protocollen
van Genève” werden onderteekend,
terwijl
een samen-

vatting van den inhoud dezer laatste werd gegeven.
In het dezer dagen verschenen supplement van de Maart-aflevering van het Resumé Mensuel des Tra-
vaux de la Société des Nations zet nu Sir Arthur
hetgeen sindsdien geschied is tot aan de uitgifte der
schatkistbiljetten eenige weken geleden, uiteen. Deze
uiteenzetting volgt hieronder in het Nederlandsch.

De resultaten der eerste vier maanden.

De Protocollen van Genève, die het Volkenbondsplan
voor het herstel van Oostenrijk bevatten, werden op 4 Oc-
tober 1922 onderteekend.
Dit Volkenbondsplan heeft uitsluitend betrekking op het
finencieele
herstel. Het doel is Oostenrijk in staat te stel-
len, zijn budget in evenwicht te brengen in een tijdsverloop
van twee jaar, dus tegen het einde van 1924, en na dat
tijdstip zijn normale uitgaven te dekken door middel vân
de gewone inkomsten, zonder zijn toevlucht behoeven te
nemen tot leenen of inflatie.
Daar het echter van het hoogste belang was de inflatie
terstond tot staan te brengen cii het nog twee jaar
moest duren, alvorens door vermindering van de uitgaven
en vermeerdering der inkomsten de begrooting in even-wicht gebracht kon zijn, moest men er toe overgaan het
tekort over deze twee jaren te dekken door leeningen. Het
plan schreef voor, dat de leeningen, benoodigd voor de eer-
ste maanden, in Oostenrijk zelf moesten worden geplaatst
en stelde daarna buitenlandsche leeningen tot een bedrag
van 650 millioen goudkronen ( 27 millioen) in uitzicht
voor de verdere periode. Deze leeningen zouden worden
uitgegeven met Oostenrijks eigen hulpbronnen als onder-
pand, met name de inkomsten der douane ee van het ta-
baksmonopolie en voorts gagarancieerd worden door de aan
het plan deelnemende staten, elk voor een bepaald percen-
tage. De uitvoering van het plan in zijn geheel zou gecon-troleerd worden door een Commissaris-Generaal, die ver-
antwoordelijk zou zijn aan den Volkenbond, terwijl de be-
langen der gegarandeerde mogendheden bovendien zouden
worden behartigd door een Contrêle.Commissie.

1)
Zie de nos. van 8 en 15 November 1922.

Als dit plan slaagt heeft Oostenrijk een fivancieelen
grondslag voor zijn economisch leven. Natuurlijk kan de
Oostenrijksche kwestie nimmer door eenig financieel plan
allôén. worden opgelost. Oostenrijk moet niet meer buiten-
landsche goederen verbruiken dan het met zijn zichtbaren
en onzichtharen uitvoer verdient en het is nog niet te over-zien wat de gevolgen zullen zijn, wanneer het economisch
leven van het land zich aan dezen eisch aangepast heeft.
Een gezonde financieele basis is vôôr alles noodig, want bij
een ongedekt tekort op de begrooting en een steeds in
ivaarde dalende munteenheid is een normale en blijvende
economische ontwikkeling onmogelijk. Is zulk een basis
eenmaal gevormd, dan kan het natuurlijk een groote steun zijn, indien met andere landen economische overeenkom-
sten worden gesloten en de economische relaties ontwikkeld
worden, maar in laatste instantie moet het vraagstuk
toch worden opgelost, door de bevolking zelf. Het aandeel,
dat de Volkenbond in het herstel van Oostenrijk heeft, is
speciaal het verzekeren van dezen finaucieelen grondslag. Als de begrooting in evenivicht en de Raad van oordeel is,
dat de stabiliteit van Oostenrijks financiën is verzekerd,
zullen de functies van den Commissaris.Generaal geëindigd
zijn, hoewel een speciale commissie van contrôle over de
voor den dienst der leening bestemde inkomsten zal blijven
bestaan.
In de uitvoering van het plan, tot en met December 1924
kan men drie periodes onderscheiden:
ii.
de periode vôôr de onderhandelingen betreffende de
buitenlandsche leeningen (ongeveer van October 1922
tot Januari 1923);
de periode, gedurende welke omtrent de buitenlandsche
leeningen wordt onderhandeld en waarin deze wordèn
uitgegeven, (deze periode kan wellicht een groot deel
van 1923 omvatten);
de daarop volgende periode, tot het einde van 1934.
het tijdstip, waarop de begrooting in evenwicht moet
zijn.
De eerste dezer periodes kan worden beschouwd als te
zijn geëindigd met de zitting van den Volkenbondsraad en
de Oostenrijksche Commissie, van 29 Januari tot 3 Febr.
1923.
Het doel van dit artikel is een overzicht te geven.van de
vorderingen, die gemaakt zijn vanaf den datum der on-
derteekening van de protocollen tot het einde dezer eerste
periode.

Het aannemen der nieuwe wetten in Oostenrijk.

a. de Wet op het Herstel.

Bij Protocol III was bepaald, dat Oostenrijk ,,binnen een ,,maand, in samenwerking met den Commissaris-Generaal,
,,of met een eventueel door den Volkenbond te benoemen
,.voorloopige delegatie, een programma van hervormingen
,,en verbeteringen zou opstellen, dat bij gedeelten zou wor-
,,den uitgevoerd en dat Oostenrijk in staat zou moeten stel-
,,len binnen twee jaar de begrooting in evenwicht te
,,brengen.”
De voor dit doel door den Volkenbond benoemde Dele. gatie bestond uit de leden der Financieele Commissie van
den Bond, die in hoofdzaak het financieele plan hadden
opgesteld. Deze Commissie arriveerde te Weenen op 17 Oc-
tober en iverkte daar, (met eenige wijzigingen in samen-
stelling) onafgebroken tot 15 December, waarna de Com-
missaris-Generaal, Mr. Zimmerman, zijn functie aanvaardde.
De Oostenrijksche regeering ontwierp een Wet op het
Herstel, in welk ontwerp voorschriften waren opgenomen betreffende bezuinigingen (administratieve hervormingen,
reorganisatie der staatsbedrijven, enz.), nieusve belastingen
(hoogere invoerrechten, verbruiksbelastingen, directe be-
lastingen en belastingen op haudelstransacties). In overeen-
stemming met de Delegatie werd de wet, na bespreking
eenigazins gewijzigd en op 3 December bij meerderheid van
stemmen aangenomen door de Volksvertegenwoordiging.
Bovendien werd door de Regeering, in samenwerking met de
voorloopige Delegatie, een gedetailleerd programma opge-
steld van de maximum-uitgaven onder elk hoofd en de ge-
raamde inkomsten in de verschilleude periodes tot het tijd-stip, waarop het budget in evenwicht zal’ zijn.
De uitgaven, die volgens dit programma veroorloofd zijn,
komen neer op de volgende bedragen per jaar:
1)

miii. goudkr.

mili. goudkr.
Januari 1923… 569,7

Juli

1924… 438,9
Juli

1923… 535,8

December 1924… 350
Januari 1924… 447,9

‘} Uitgezonderd de bedragen in de plaatselijke besturen,
die in Januari 1923, 30 millioen goudkronen bedroegen.
Deze uitgave wordt echter geneutraliseerd door een over-
eenkomstige vermeerdering der geraamde inkomsten.

308

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

4 April
1923

De geraamde inkomsten voor 1924 zijn hooger dan het
laatstgenoemde bedrag, maar de opbrengst van nieuwe be-
lastingen is moeilijk te berekenen en dit overschot gaf de
Delegatie het vertrouwen, dat indien het programma nnar
behooren wordt ten uitvoer gelegd, er goede grond te-
staat te verwachten, dat aan het einde van 1924 de be-
grooting in evenwicht zal zijn.

b.
De Wet tot het Verleenen van Volmacht.

Van de Oostenrjksche Régeering werd verder verlangd,
dat ,,zij bij het Oostenrijksclie Parlement een wetsontwerp
,,zou indienen, waarbij gedurende twee jaar aan elke in
,,functie zijnde regeering volmacht wordt gegeven om bin-
,,neu de grenzen van dit programma alle maatregelen te
,,nemen die volgens hare inzichten noodzakelijk kunnen
,,zijn, om vÔôr het einde dezer periode de begrooting in
,,evenwicht te brengen, zonder dat zij verp]icht is voor deze
,,maatregelen goedkeuring van het Parlement in te roepen.”
Deze wet was uit den aard der zaak een grondw’etswijzi-
ging, waal-voor een meerderheid van 2/3 der stemmen nood-
zakelijk was. Hiertoe was dus overeenstemming met de
partij der oppositie nooclig. Ten slotte werd de wet aan-
genomen in een vorm; waarbij een Buitengewone Kabinots-
raad werd ingesteld, bestaande uit leden van de Regeeri.ng en 26 leden, die door den Nationalen Raad zouden worden
gekozen op dusdanige wijze, dat de verschillende partijen
hierin zouden vertegenwoordigd zijn, naar evenredigheid
van hun getalsterkte. De meeste maatregelen in verband
met de uitvoering van het programma kunnen rechtstreeks
door de Regeering worden genomen krachtens de Recon-
structiewet, maar voor sommige der belangrijkste maat-
regelen en voor wijzigingen in het programma, die de Regee-
ring noodig mocht achten, is de goedkeuring van dezen
Kabinetsraad vereischt. De beraadslagingen in dezen Raad
mogen echter niet langer dan acht dageii duren en in som-
mige gevallen niet langer dan drie dagen.
Op 1 Februari nam de Volkenbondsraad de volgende
resolutie aan, met betrekking tot deze wet:

,,De Raad heeft de overtuiging, dat voor zoover het her.
,,v ormingsmaatregelen betreft, die volgens de Constitu-
,,tioneele wet aan den Buitengewonen Kabinetsraad worden
,,voorgelegd, deze maatregel niet zl worden gebruikt om de
,,beslissingen, noodig voor de snelle uitvoering der hervor-
,,mingen, te verzwakken. De Raad vertrouwt op den geest
,,van samenwerking en vaderlandsliefde der leden van den
,,Buitengewonen Kabinetsraad en spreekt de verwachting
,,uit, dat zij de Regeering krachtig zullen bijstaan in de
,,zware taak, welke zij zoo moedig op zich genomen heeft.
,,Slechts door groote energie en gezamenlijke actie, door
,,van hun rechten met een gepast gevoel van verantwoor-
,,delijkheid gebruik te maken, door aan de Regeering alle
,,nooclige rechten toe te staan of te doen toestaan, zullen
,,zij in staat zijn het werk te doen slagen.”

Als aanvulling van de bovengenoemde wetten werden
eenige minder belangrijke wetten aangenomen (zie het Rap.
port der Delegatie) en liietmecle waren de Protocollen van
Genève bekrachtigd.

De Nienwe Circulatieljanlc.
1)

Een essentieel onderdeel van het Volkenbondsplan was, dat er een einde zou komen aan de uitgifte van papiergeld
door de Regeering, ter dekking van de uitgaven en te dien
einde moest een nieuwe circulatiebank worden ingesteld,
onafhankelijk van de Regeering, welke bank het monopolie
van biljettenuitgifte zou hebben.
De noodige wettelijke maatregelen, benevens de nieuwe statuten der bank werden door het Parlement goedgekeurd
op 14 November. De inflatie door uitgifte van bankpapier
door de Regeering eindigde op 18 November. Het benoodigde
kapitaal van 30 millioen goudkronen was volgestort en de
nieuwe Bank werd op 2 Januari geopend.
De Bank staat onder de contrôle van een Raad, waarin
geen officieele personen zitting hebben, en waarvan alle
leden, met uitzondering van den President, Dr. Roisch, door
de aandeelhouders worden gekozen.
De werkzaamheden van de Bank zijn uitsluitend van
commercieelen aard. Noch het Bondsbestuur, noch de Pro-
vinciën, noch de Gemeenten geven papiergeld uit of kunnen
rechtstreeks of indirect voor hunne behoeften beschikken
over gelden van de Bank, tenzij zij betalen met goud of
panden tot een gelijk bedrag als de ontvangen biljetten. De
uitgifte van papiergeld zal zich binnen bepaalde vastge-
stelde grenzen bewegen; de dekking moet geleidelijk ver-
meerderd worden van 20 tot
33i/
pCt.; deze dekking
heeft echter geen betrekking op de biljetten, die in omloop

t)
[Verg. ook page. 778, 946 en 1032 van den vorigen jaargang en pgn. 311 van dit nummer. – Red.]

zijn ten gevolge van leeningen die de vroegere Oostenrijk-
Ilongaarsche Bank aan den Staat heeft verstrekt.
De eerste balans, die de nieuwe bank heeft gepubliceerd,
vertoont een bevredigenden stand van zaken. Tegenover 44fl
milliard aan verplichtingen, nl. biljetten in omloop 4054
anilliard en rekeningen-courant 417 milliard, staat een
verhandelbnar eigendom van 1195 milliard aan goud en
panden. De commercieee eigendommen vertegenwoordigen
een bedrag van 732 milliard en de schatkistbons vertooneti
hetzelfde cijfer (2558 milliard), als op de laatste gepubli-
ceerde balans van de oude bank. Hieruit blijkt, dat het
bedrag aan goud en vreemde waarden 26,7 pCt. bedraagt
van de verplichtingen, d.w.z. 6,7 pCt. meer dan het vol-
«ens de statuten vereischte cijfer. Om verschillende techni-
sche redenen is de positie in werkelijkheid nog gunstiger
dan uit deze cijfers blijkt.
Dit resultaat is te danken aan het feit, dat de zgn. ,,De-
visen-Zentrale” in de nieuwe bank is overgegaan. Dit was vÔÔr dien tijd een afzonderlijke organisatie, welke onder
toezicht stond van de Regeering en door welker bemidde-
ling transacties in vreemde waarden werden gecentrali-
seerd en gecontroleerd. Dank zij het hernieuwde vertrouwen
bleek het aanbod van vreemde waarden tegen een koers,
die binnen zeer enge grenzen stabiel bleef, veel grooter
dan de vraag. De ,,vlucht voor de kroon” werd vervangen door een ,,vlucht terug naar de kroon”. Vreemde waardeit en bankpapier, die men te voren opgezameld had, werden
teruggebracht en in kronen omgezet. Handelstransacties,
die te voren in vreemde waarden geschiedden, werden thans
weer in Oostenrijksche kronen verricht, welke munt thans
een der meest stabiele van Europa geworden is en de goud-
waarde vati het in omloop zijnde papiergeld bleek onvol-
doende voor de vraag op de markt. Meerdere biljetten vier-
den gedrukt, maar in tegenstelling met die, welke vôÔr 18
November in omloop werden gebracht, waren al deze nieuw
uitgegeven biljetten voor hun volle waarde gedekt door een
extra reserve van goud of vreemd geld. Het resultaat was
dat elk der 4.000 milliard bankbiljetten, die in Januari cir-
culeerden, beter gedekt was dan de 3.000 milliard in No-
vember en de waarde der reserves van de ,,Devisen-Zen-
trale” steeg van £ 700.000 in October tot niet minder dan
£ 4.000.000 aan het einde van het jaar.

Financieele Positie.

Gedurende de hier besproken periode werden de gelden,
benoodigd voor de uitgaven van Oostenrijk, uitsluitend ge-vonden uit binnenlandsche hulpbronnen.
Tot 18 November werden de oude inflatiemethoden ge-
volgd: de Regeering leende van de Bank, die voor een over-eenkomstig bedrag nieuwe biljetten in omloop bracht. Dank
zij het hernieuive vertrouwen tengevolge van het Volken-hondsplan was dit mogelijk zonder eenige van de gewone
gevolgen der inflatie mede te brengen, d.w.z, zonder dat de
ruilwaarde of de koopkracht van de kroon gedaald zijn. Een
vermeerdering van de biljetteneirculatie was zelfs noodza-kelijk, om een sterke
stijging
der waarde van de kroon te
voorkomen (die noodlottige economische gevolgen zou heb-
ben gehad) want de voorafgaande daling van de waarde
had de vermeerdering der circulatie ten eenenmale inge-
haald en in begin. September was de goudwaarde van den
geheelen in omloop zijnden geldvoorraad slechts 10 pCt. van
die in 1919.
Echter kon de inflatie niet worden voortgezet, zonder op
den duur haar gewone schadelijke uitwerking te doen ge-
voelen en toen zij op 18 November geëindigd was, werd het
noodzakelijk, een binnenlandsche leening te sluiten. De
regeering gaf op 16 Januari met succes een leening uit van
50 millioen goudkronen, tegen 8 pCt. schatkistbiljetten, in
dollars luidende en gegarandeerd door de bruto-ontvangsten
van de douane en het tabaksmouopolie, behalve de 30 mil-
lioen goudkronen, die opgenomen werden als kapitaal
voor de nieuwe circulatiebank, en de 18 millioen als op-
brengst van de gedwongen leening. Met behulp van deze leeningen en een operatie, gebaseerd op een hoeveelheid
goud ter waarde van 74 millioen goudkronen, in het bezit van de Regeering, kon het tekort gedekt worden tot einde
Januari. Verder was er nog het resteerende gedeelte van
zekere credieten, die in 1922 door de Regeeringen van
Frankrijk, Italië en Tsjechoslowakije waren voorgeschoten
tot een gezamenlijk bedrag van ongeveer 630 milliard pa-
pierkronen. Met deze fondsen en met enkele andere beperk-te hulpbronnen zal de Oostenrijksche Regeering in haar ver-
dere behoeften moeten voorzien, totdat de opbrengst van
de buitenlandsche leeningen op korten termijn beschikbaar
zal zijn.
J. A. SALTER,

(Slot volgt).

C/,ef de, Economi,d,e en Finencieele Afdeding
von het Vo!kenbondjsec,ela,jaat.

4 April 1923

ECONOMISCH-STATISTiSCHE BERICHTEN

309

DE ZUIDAFRIKAANSE RESERVEBANK.

[Onder de driemaandelijks gepubliceerde banksta-
ten zal de lezer in dit nummer voor de eerste maal

aantreffen enkele cijfers nopens de ,,Zuidafrikaanse
Reservebank”. in verband hiermede volgt hieronder
een uiteenzetting omtrent karakter en taak dezer

bank, van de hand van den heer L. N. André de la

Porte, voorzitter van de Nederlandsche Monsterkamer
te Kaapstad. Wij ontvingen deze uiteenzetting door

de welwillende tusschenkomst van den Nederland-

schen Consul-generaal te Pretoria, Mr. H. A. Lorentz.
Daar uiteraard de litteratuur over deze nieuwe en

belangrijke stap van Zuid-Afrika ter eigen regeling harer economische belangen nog zeer schaarsch is,

mogen wij van de gelegenheid gebruik maken belang-

stellenden voorts in de eerste plaats te verwijzen naar

cen uitvoerige en gedocumenteerde beschouwing over
het munt- en bankwezen in Zuid-Afrika, opgenomen

in het Federal Reserve Bulletin van November 1922

blz. 1324 v. Een tweede geschrift, dat hier genoemd
mag worden, is een van December 1921 gedateerde
brochure van Sir Henry Strakosch ,,The South Afri-

can Currency & Exchange Problem Re-examined.”
(Johannesbirg, 1921). Het geschriftje is gewijd aan
de
belangrijke
vraag of en in hoeverre tot een spoe-
dig herstel van de vrije inwisseling tegen goud moet

worden overgegaan, een vraag, die voor Zuid-Afrika
met
zijn
enorme eigen goud-productie een bijzonder
karakter heeft. Volgens art. 7 van de ,,Betaalmidde-
len en Bankwet 1920″, welke tevens de Grondwet
vormt voor de hier te bespreken Reservebank, eindigt
de
termijn,
gedurende welken de inwisseling der goud-
certificaten opgeschort kan blijven, op 30 Juni 1923.
Sir Henry, die ook reeds v66r de totstandkoming
der wet de adviseur der Regeering geweest is, betoogt
in zijn brochure, dat deze termijn uit de wet behoort
te verdwijnen. Leidt de ontwikkeling der economische
verhoudingen zelve tot het herstel der goudpariteit

– wat thans ook voor Zuid-Afrika op enkele percen-
ten na het geval is – dan is het deze ontwikkeling
en niet de wetgever, die den termijn van hervatting
der inwisseling bepaalt, terwijl, wanneer de ontwik-
kelig der verhoudingen niet in deze richting mocht
gaan, de doorvoering van het voorschrift, indien al
mogelijk, noodzakeljkerwijs een drastisch ingrijpen
in het economisch leven ten gevolge zou hebben, dat
in zijn gevolgen erger zou zijn dan de kwaal, die men
wenschte te bestrijden. – B.l

De heer L. N. André de la Porte schrijft:

De ,,Zuidafrikaanse Reservebank” is opgericht
overeenkomstig de bepalingen der ,,Betaalmiddelen en

Bankwet 1920″ met een oorspronkelijk kapitaal van
£ 1.000.000 (een millioen Pond Sterling), waarvan
een bedrag van niet meer dan de helft volgens
de wet a pari gefourneerd moest worden door de in
de Unie werkende Banken en wel in verhouding van
het bedrag van hun volgestort kapitaal en reserve-
fondsen. Krachtens de Wet werd £ 300.000 aan de ban-
ken toegewezen, terwijl de resteerende £ 700.000 aan
het publiek werden aangeboden. Voorziening was ge-
maakt dat, indien het aan het publiek aangeboden
bedrag niet geheel volteekend werd, het restant door

de schatkist zou worden opgenomen. Aanvankelijk was de belangstelling van het publiek niet groot en
moest de schatkist voor circa £ 350.000 aandeelen op-

nemen, doch in het begin van 1922 is dit bedrag toch
nog geheel in handen van het publiek gekomen.

Het bestuur der Bank bestaat uit een raad van elf
directeuren, waarvan 3 benoemd worden door de

deelnemende Banken, 3 (vertegenwoordigers respec-tievelijk van handel, landbouw en nijverheid) door de
aandeelhouders, 3 door de Regeering en voorts een
president en een vice-president, welke eveneens door

de regeering worden benoemd. Tot president werd
benoemd de heer W. H. Clegg, Chief Accountant van
de Bank of England en tot vice-president de heer

H. C. Jorissen, voormaals hoofdagent der Nederland-
sche Bank voor Zuid-Afrika.

De werkzaamheden en bevoegdheden der Bank zijn

bij de Wet omschreven en ofschoon zij het recht heeft
algemeene bankzaken te drijven, treedt zij tot nu toe uitsluitend op als credietinstellirig voor de regeering
en de andere banken.

in verband met de bevoegdheid tot het koopen en
herdisconteeren van wissels zij opgemerkt, dat bepaald
is dat:

handelswissels niet langer mogen loopen dan ne-

gentig (90) dagen, wissels betrekking hebbend op

transacties voor landbouw- en veeteeltdoeieinden niet
langer dan 6 maanden.

Een belangrijke factor onder de omschreven be-
voegdheden der Reserve Bank is het uitsluitend recht

voor 25 jaren tot uitgifte van bankbiljetten, een voor-
recht tot 1 Juli 1922 door alle banken genoten. Bij
de Wet is bepaald, dat de door de Reserve Bank uit

te geven bankbiljetten (behoudens speciale regeling

met de Schatkist) gedekt moeten zijn tot ten minste
40 pOt. door goud en voor de rest door handelspapier.

Tot de gouddekking zal ook gerekend worden goud
in transito en (behoudens. toestemming van de schat-

kist) goud vooi’ rekening der bank in het buitenland
gedeponeerd.

Voorziening is gemaakt, dat met toestemming van de Schatkist de reserve-eischen tijdelijk kunnen ver-

zacht worden voor een aanvankelijken termijn van niet
meer dan 30 dagen;
1)
echter met de bepaling, dat
door de bank aan de schatkist zal betaald worden een
progressieve belasting van .1 pOt. p. a. wanneer de
goudreserve zal zijn minder dan 40 pCt. en meer dan

324 pOt. en verdere 1Y pOt. p. a. voor elke 2Y2 pOt.,
welke de goudreserve minder bedraagt dan 324 pOt.,
terwijl de Bank verplicht is alsdan haar rente- en
discontokoers in gelijke mate te verhoogen.
De verplichtingen der Bank in verband met deposi-.
to’s en wissels moeten voor niet minder dan 40 pCt.

gedekt zijn door een metaalvoorraad, welke voor niet
meer dan een vijfde uit zilveren specie mag bestaan.
Een vierde gedeelte
(1%)
dezer reserve kan met toe-
stemming van de Schatkist in het buitenland gede-
poneerd zijn.

De andere in Zuid-Afrika werkende Banken moe-

ten bij de Reserve Bank reservesaldo’s handhaven, ver-
tegenwoordigende niet minder dan 13 pCt. hunner
direct opeischbare schulden en niet minder dan 3 pCt.

hunner verplichtingen op langer termijn. Ter voor-
koming van te snelle deflatie is echter de bepaling gemaakt, dat gedurende de eerste 3 jaren na de in-
werkingtreding der Bankwet, deze reserve voor de
direct opeischbare schulden slechts 10 pOt. behoeft te
bedragen.

Zooals blijkt uit de regeling nopeus de plaatsing
van het aandeelenkapitaal,
i:3
de Reserve Bank geen
Staatsinstelling, doch een particulier credietinstituut
met gedwongen deelneming voor zoover betreft

de andere in Zuid-Afrika werkende Banken. De Staat
heeft echter aandeel in de winst, aangezien de vol-
gende bepalingen met betrekking tot verdeeling der
te maken winsten zijn vastgelegd:

Uit de, na reserveering wegens dubieuze debiteuren, pen-sioenfonds en andere gebruikelijke voorzieningen overblij-
vende zuivere winst, wordt in de eerste plaats betaald een
cumulatief dividend van 6 pCt. op het aandeelenkapitaal en het overschot gestort in een reservefonds, totdat zulk reser-
vefonds gelijk zal zijn aan 25 pCt. van het volgestort k;pi.
taal der Bank.
Wanneer het reservefonds deze hoogte bereikt heeft,
wordt, totdat dit fonds gelijk zal zijn aan het volgestort
kapitaal, van het overschot de helft aan de reserve toege.
voegd,
1%
aan de regeering uitgekeerd, terwijl het overige
(tot een bedrag van ten hoogste
4
pCt. op het volge-storte kapitaal) aan aandeelhouders ten goede komt. Tn-
dien dit laatste Y
4
van het viastoverschot meer dan 4 pCt.
op het volgestort kapitaal vertegenwoordigt, wordt dit
meerdere eveneens aan de regeering afgedragen.

Met verdere verlenging voor tijdperken van 15 dagen.

310

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

4
April 1923

Zoodra het reservefonds gelijkstaat aan het volgestort
kapitaal der Bank, komt de na betaling van 10 pOt. di-
vidend verblijvende netto winst geheel den Staat ten goede.

Het is te verwachten, dat de Reserve Bank een
heilzamen invloed zal uitoefenen op het karakter van

het handelscrediet in Zuid-Afrika. Tot nu toe is het

grootste gedeelte van het handelscrediet aldaar op

open rekening, met het gevolg, dat de Banken weder-

keerig hunnen cliënten crediet in rekening-courant

verleenen. Nu echter de gewone Banken het voorrecht

derven van uitgifte van eigen bankbiljetten, en dus

hunne faciliteiten tot credietverleening aanmerkelijk
bekort zijn, zullen zij gedwongen zijn meer en meer

gebruik te maken van de Reserve Bank. Daar zij Ier

verkrijging van crediet van deze Centrale instelling
over wissels ter herdisconteering zullen moeten be-
schikken, zullen zij noodgedwongen op hunne cliënten

druk moeten uitoefenen om de rekening-courant

ej-edieten te doen vervangen door wisselcredieten. Het
proces zal langdurig zijn, daar de oude, zeer conser-

vatieve Banken zich moeilijk in dezen nieuwen toe-
stand schikken en ook de handel daartoe niet gereede-

lijk bijstand verleent.

Het is echter te voorzien, dat ten gevolge van den

druk, aldus uitgeoefend door de Reserve Bank, wissel-
credieten meer en meer in de plaats zullen treden van

de rekening-courant credieten en dat zoodoende de
crediettoestanden op een gezonder basis, geplaatst

zullen worden dan tot heden in Zuid-Afrika het

geval is.

1

*

Aan bovenstaande uiteenzetting van den heer

André de la Porte zij tot goed begrip van het in dit

nummer voor de eerste maal afgedrukte driemaande-
lijksch overzieht der weekstaten nog het volgende

toegevoegd.
De laatst ontvangen weekstaat luidt volledig als

‘volgt:

Staat, ingevolge Seksie
25 (1)
van Wet
31
van
1920, van
de Baten en Lasten op
24
dag van Februarie
1923.

Baten.

Verplichtingen.
£

sd

£

sd
Gemunt en on-

Kapitaal . – 1,000,000. 0.0
gemuntgoud

483,350. 0.0
Reserve …

2,081. 5.1
Goudcertifi-

Banknoten
katen
. . – . 10,039,216. 0.0

in omloop.
9,730,748. 0.0
Pasmunt. . . .

125,123.12.5
Deposito’s Gediskonteerde

van:
wissels:

Bankiers.
5,232,950.18.6
Binnenlandse
2,268,991.19.9

Anderen
.

4,144.18.3 Buitenlandse

785,856.14.3
Andere ver- Leningen en

plichtingen

170,457.18.9 voorschotten
a/d.Regering
1,300,000. 0.0
Andere lenin-
gen en
voor-
schotten. . . 1,000,000. 0.0
Andere Baten.

137,844.14.2

16,140,383. 0.7

16,140,383. 0.7
Verhouding van specie-reserves tot verplichtingen tegen-
over het publiek
71,1
percent.

Bij de berekening van dit algemeene dekkings-
percentage zijn dus aan den eenen kant bankbiljetten
en deposito’s te zamen genomen en aan den anderen
kant goud, goudcertificaten en pasmunt. Zooals uit
de hiervoor afgedrukte beschouwingen blijkt zijn er
evenwel overeenkomstig de regeling van de Amen-
kaansche Federal Reserve Act, die ook in andere
opzichten een duidelijken invloed op de Zuid-Afri-
kaansche bankwet heeft uitgeoefend,
feitelijk
twee
dekkingsper cent ages.
Van dezen weekstaat worden hierachter de volgende posten overgenomen:
a.
gemunt en ongemunt goud.
en goudeertificaten
gezamenlijk,
b.
de som van de
gedisconteerde wissels en verdere credietverleeningen,

c.
de in deze som begrepen voorschotten aan de
Regeering,
d.
de bankbiljetten in omloop,
e.
de
deposit&s,
f.
het officieel gepubliceerde algemeene
dekkingspercentage.

Ten einde een overzicht van de ontwikkeling van
de bank te geven volgt hieronder sedert de oprich-

ting der bank op 1 Juli 1921 de eerste weekstaat

van iedere maand. Opmerking verdient, dat pas in
den loop van April 1922 de eerste bankbiljetten in

omloop kwamen. Verder is aanvankelijk het Gouver-

nement
vrijwel
de eenige crediteur. Dit verandert
echter allengs, terwijl tegelijk het bedrag waarvoor
de Regeering in het
krijt
staat, vermindert.

In £ 1000.

Data
Gouden
Goud-
cert.

Dis-
.

.
conto,
en
oejeen.

Waar-
‘0fl
Reg.-
papier

.

lot,e
Cri.
Algem.
Dekkings
perC.

2

Juli

’21 ……
5.187
750


5.699
91
6
Aug.

’21 ……
5.561
850


5.884
94.5
3

Sept.

’21 ……
5.996
2.002
1.400

7′.436
80.6
1

Oct.

‘2! ……
5.346 2.750
2.150

7.490
71.3
5

Nov.

’21 ……
5.346
2.800
2.200

7.320
73
3

1)ec.

’21 ……
5.346
2.800 2.200

7.129
74.9
7

Jan.

’22 ……
4.746
2.800 2.200

6.521
72.7
4

Febr.

’22 ……
5.102 3.300 2.200

7.366 69.2
4

bErt.

’22 ……

..
..

5.152

..

3.300
2.200

7.408
69.5
1

April

’22 ……

..

5.167
2.500
2.200
-.-.
6.618
78
6

Mei

’22 ……

..

2.200
2.200
551
6.239
82.7
3

Juni

’22 ……
6.017

.. ..

3.212
2.200
951
7.258
73.2
1

Juli

’22 ……

..5.617

7.962

.. ..

3.271
2.200
4.568
5.640
77.9

..

9.436 3.570 2.200 6.715
5.515
79.1
2

Sept.

’22 ……
9.990

.. ..

3.876
1.700
7.823
5.254
78.3
5

Aug.

’22……..

7

Oct.

’22 ……
10.247
..
3.880
1.500
8.256 5.075
78.7
4

Nov.

’22 ……
.10.340
..
4.456
1.500
8.707
5.288
75.6

Ten slotte zij nog medegedeeld, dat volgens het
eerste jaarverslag op 31 Maart 1922 een winst ge-

maakt was, die over de 9 maanden, dat de Bank in

werking was, een dividend op basis van 6 pOt. toe-
liet, waarnaast £ 2.081.5.1. op reserverekening kon

worden overgebracht.

AANTEEKENINGEN.

De fiivan.cieele en economische reso-

lutie door de Internationale Kamer
v
a n K o o p h a ii d e 1 t e R o n e v a s t g e s t e 1 d. –
Hieronder volgt in extenso de in het eerste artikel
in dit nummer bedoelde resolutie. Haar inhoud dekt zich, de ontwikkeling der dingen in aanmerking ge-
nomen, met de uitvoeriger resoluties, welke o.a. op de

congressen te Brussel en Genua werden aangenomen.

In het artikel van den heer Westerman wordt uit-
voerig uiteengezet, waarom op verschillende punten,
waarop men van de hier verzamelden een positiever
uitspraak zou hebben verwacht en gewenscht, met
enkele dikwijls vage algemeenheden werd volstaan.
Niettemin valt het te betreuren, dat met name ten opzichte van het schadevergoedingsvraagstuk uit
dezen kring niet meer concrete uitspraken worden
vernomen. Sedert de zeer precieze voorstellen dooi’
Bonar Law in Januari ji. gedaan is dit vraagstuk

toch definitief in een nieuwe phase gekomen.

RESOLUTIE.
De Internationale Kamer van Koophandel spreekt als
haar meening uit, dat de voortgezette economische ont-
wrichting in een groot deel der wereld niet alleen een ge-
vaarlijke belemmering vormt voor het vestigen van een
blijvenden vrede, de opheffing van de werkloosheid en het
herstel van normale levensverhoudingen voor millioenen
menschen, doch ook een bedreiging inhoudt met nog ver-
dere ernstige gevolgen.
De volkeren der wereld vragen en hebben recht op een
billijka en rechtvaardige oplossing dezer problemen met de
geringst mogelijke vertraging. De fundarnenteele beginse-
len, welke hebben te gelden ten einde een dergelijke oplos-
sing te kunnen bereiken, zijn duidelijk en bij gemeenschap-
pelijken wil spoedig tot toepassing te brengen.
De problemen, welke aan de tegenwoordige economische ontwrichting ten grondslag liggen, zijn:
het Schadevergoedingsvraagstuk;
de Intergeallieerde schulden;
de tekorten op de regeeringsbudgetten en de ongecon-
troleerde inflatie;
de ontwrichting van het internationale crediet;
het abnormale verloop der wisselkoersen.

4
April
1923

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

311

De Internationale Kamer gelooft. dat het onmogelijk is te geraken tot een blijvende oplossing, zonder (lat erkend
worden de onderlinge afhankelijkheid van (le verschillende
cleelen van cle economische organisatie der wereld, cle on-
mogelijkheid van partieel herstel en cle noodzakelijkheid van
een samenvattende beoordeeling van deze onderling samen-hangende vraagstukken.
Algemeen behoort te worden ingezien, dat het vertrouwen
hersteld moet worden en dat een essentjeele voorwaarde
voor sociaal en industrieel herstel is vermeerdercie pro-
ductie en consumptie, waarvan de herleving van het inter-
nationaal handeisverkeer afhankelijk is.
Deze Kamer verklaart, dat het hare overtuiging is, dat.
de stricté beginselen, welke behooren te worden nageleefd
ter verkrjging van oplossingen, welke de wereld aanvaar-
den zal als vertegenwoordigende rechtvaardigheid en billjk-heid tusschen (Ie volkeren, als volgt kunnen worden samen-
gevat:

liet &hadevergoedingsoraagstuk.

De definitieve regeling van het schadevergoedingsvraag-
stuk is voorwaarde voor een blijvende versterking van de
economische krachten der wereld. Het is noodzakelijk, dat
de volledige omvang van en de moreele verplichting tot
schadevergoeding erkend worden en herstel en vergoeding
gegeven worden tot de uiterste grens van de hulpbronnen van
den schuldenaar, zoowel binnenlandsche als buitenlandsche.
Het heeft geen zin wederom te trachten het bedrag der
vergoeding onder het oog te zien zonder tegelijk zoodanige
maatregelen te nemen, dat de uiteindelijke regeling verze-
kerd is en tevens redelijke verwachting bestaat, dat alle
landen de regeling zullen handhaven.
De betaling der schadevergoeding is op zichzelf niet vol-
doende. Het is even noodl7nkeljk, dat het onderling ver

trouwen hersteld wordt en zekerheid gegeven wordt, dat
schending van grenzen niet langer gevreesd behoeft te
worden en de wereld verlost kan worden van den last van
onnoodige bewapening.
Dergelijke zekerheid is niet alleen noodig voor de vesti-
ging van den wereldvrede, doch ook om mogelijk te maken de verleening van internationale credieten, noodig voor het
herstel van den handel en als gevolg hiervan van de rela-
tieve stabiliteit der wisselkoersen. De besparingen der
wereld kunnen niet voor belegging ten behoeve van herstel
en ontwikkeling der internationale verhoudingen in bewe-ging vorden gebracht zonder volstrekte zekerheid van een
gevestigden vrede.

De Intergeallieerde Schulden.

Het herstel en de verdere expansie van handel en indus-
trie, waarvan de volkeren der wereld afhankelijk zijn voor
hun levensonderhoud en welstand, kunnen slechts met suc-
ces worden doorgevoerd, wanneer de onaantastbaarheid van bestaande verplichtingen wordt gehandhaafd.
Het behoeft geen betoog, dat de regeling der interge.
allieerde schulden een zaak is van overleg tusschen de direct
betrokken landen; de beginselen, welke hierbij gevolgd moe-
ten worden, moeten echter zoo spoedig mogelijk worden
vastgesteld.
Terwijl het waar is, dat de geallieerde schulden, in het
leven geroepen door den wereldoorlog, verplichtingen vor-
men, welke te goeder trouw zijn aanvaard en niet kunnen
worden herroepen, zoo behoort niettemin, waar zij aange-
gaan werden in een gemeenschappelijke zaak en gedurende
een periode van ontzaglijke opoffering aan levens en goede-
ren, bij de regeling van een dergelijke schuldverhouding de tegenwoordige en waarschijnlijke toekomstige betaalkracht
van iederen schuldenaar de haar toekomende rol te spelen.
Bij de beoordeeling van de betaaikracht van iedere debiteur-
natie behoort redelijke aandacht te worden geschonken aan
den invloed, die naar zich laat verwachten, op de huidige
en toekomstige ,,earning capacity” van het land zal worden
iiitgeoef end door een gezond budget, te zamen met de be-
sparingen, die van de vermindering van de excessieve mili-
taire uitgaven het gevolg zullen zijn, welke vermindering
mogelijk zal zijn door de verzekerdheid van vreedzame ver-
houdingen en de definitieve regeling van de vorderingen
voor schadevergoeding en herstel.

Budgetten.

Het terugkeeren tot een gezond en evenwichtig staats-
budget is volstrekte voorwaarde voor de handhaving van
het staatscrediet en stabiele wisselkoersen. Elke mogelijke
vermindering van uitgaven moet onder het oog worden
gezien en er behoort niet een zoodanige druk van belastin-
gen op de bevolking te worden gelegd, dat productieve
ondernemingen worden tegengegaan en werkloosheid wordt
veroorzaakt.
In beginsel behooren loopende overheidsuitgaven niet ge-

dekt te worden door leeningn, noch door dle uitgifte van
papiergeld.

Internationale credieten.
Leeningen en credieten tusschen regecringen zijn on-
wenscheljk, in dle eerste plaats wegens cle politieke com-
plicaties, ciie onvermijdelijk dergelijke transacties verge-
zellen.
De verwijdering van inflatie en het bereiken van ge.
zonde staatsfinanciën zijn voorwaarden, welke vooraf moe-
ten gaan, wil behoorlijke internationale creclietverleening
mogelijk zijn.

Wisselkoersen.
Pogingen tot kunstmatige stabilisatie van wisselkoersen
zijn gevaarlijk en onwenschelijk.
Stabilisatie van het ruilmiddel op een goudbasis behoort
het uiteindelijk doel te zijn.

De Internationale Kamer van Koophandel is van oor-
deel dat een algemeene economische conferentie van de be-
trokken volkeren noodig en onvermijdelijk is ten einde tot
definitieve regeling van deze vraagstukken te geraken.
De Kamer erkent ten volle, dat een voorstel tot regeling
van den tegenwoordigen toestand tusschen de geallieerde
landen en Duitschland thans niet opportuun zou zijn. In-
tusschen geloovende, dat te rechter tijd de regeeringen wel.
licht gebruik zullen venschen te maken van de practische
ondervinding van de zakenlieden der verschillende landen,
houdt de Kamer zich gereed om aan de betrokken landen
de gewenschte hulp te verleenen.
In afwachting hiervan neemt de Internationale Kamer
van Koophandel op zich, te bevorderen, dat de zakenlieden,
uit wier naam zij spreekt, al de in de resolutie genoemde
internationale financieele problemen in voortgezette em-
stige studie zullen nemen en dringt zij zoosvel bij haar leden
als bij de regeeringen erop aan, de denkbeelden, welke
hierbij eerbiedig worden aangeboden, in ernstige overweging
te nemen.
De Kamer
besluit
mitsdien, dat het bestuur wordt opge.
dragen, de noodige commissies te benoemen en clie maatre-
gelen te nemen, welke noodig zullen blijken om de uiteen-
gezette doeleinden te bereiken.

Weekstaat van de Natio’n.ale Bank van
Oostenrijk.

Onder de driemaandelijks opge-
nomen weekstaten van Centrale Banken treft men
thans voor de eerste maal ook aan den weekstaat van
de nieuwe Nationale Bank van Oostenrijk. De wor-
dingsgeschiedenis der bank, alsmede de verhouding,
waarin zij staat tegenover haar voorgangster, de
oude Oostenrijksch-Hongaarsche Bank, werden in

deze kolommen – zie de nummers van 6 Sept., 1
en 29 Nov. 1922 blz. 778, 946 en 1032 – reeds

uitvoerig uiteengezet, zoodat hierop niet behoeft te
worden teruggekomen.
1)

Voor een goed begrip der weekstaat diene thans
nog het volgende:

De weekstaat is opgemaakt in papierkronen, waar-

bij het goudbezit omgerekend is op den voet: 1 goud-
kroon = 12.834 papierkronen, zijnde het gemiddelde
van de officieele wekelijksche noteeringen voor de
betaling der invoerrechten, gedurende het tweede

halfjaar 1922. Wij laten hieronder den laatsten in
dit nummer voorkomenden weekstaat in dan gepubli-
ceerden vorm volgen:
Weekstaat van
7
Maart
Activa
Baarbezit:

Papierkronen:
Goud, gemunt en ongemunt (goudkr.
6
.
3
99.
2
68)………………………………82.951.312.434
Overeenkomstig art.
85
der statuten
mede te rekenen buitenlandsche wissels
en valuta’s (goudkr.
78.785.279)

1.221.853.632.500
Nog te verrichten stortingen op het

aandeelenkapitaal (goudkr.
6.756.473)

86.712.584.493
Wissels, beleende effecten, etc………….
714.048.026.565
Beleeningen van goederen………………
1.067.874.300
Oostenrijksche schatkistbiljetten ………
2.550.158.947.000
Overige activa ……………………………
736.557.765.190
Passiva

Aandeelenkapitaal (goudkr.
30.000.000)

385.020.000.000
Biljettencirculatie
……………………..4.195.926.817.933
Direct opvorderbare verplichtingen uit

het giroverkeer etc …………………….

368.734.272.946

Overige passiva. ……………………………

444.578.051.603

1)
Verg. ook het artikel op pagina
307
van dit nummer.

312

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

4 April 1923

In de driemaandsstatistiek in dit weekblad worden
niet opgenomen, wat de activa betreft, de nog t

verrichten stortingen op het kapitaal en de sluitpost,
terwijl het bedrag der goederenbeleeningen samen-

getrokken wordt met dat der wissels, beleende effecten

etc. Van de passiva blijven ongênoemd het onver-

anderlijke bedrag van het aandeelenkapitaal en dat

der overige passiva.

Bij de oprichting was bepaald, dat de bank haar
werkzaamheden zou aanvangen, wanneer de helft

van het kapitaal gestort zou zijn. Dit was 1 Tanuari

1923 het geval, zoodat de eerste weekstaat van

7 Januari 1923 dateert.
Het verloop der totdusver gepubliceerde cijfers

geeft geen belangrijke verschuivingen te zien. Zooals

men weet maken de credieten uit den vreemde het

thans voor den staat
mogelijk
het bestaand tekort

te dekken, zonder dat tot vermeerdering der biljetten-

circulatie behoeft te worden overgegaan, in verband
waarmede ook de post der schatkistbiljetten zekere

stabiliteit vertoont.

In herinnering wordt gebracht, dat krachtens de

statutaire dekkingsregeling van de totale hoeveelheid

direct opvorderbare schulden (bankbiljetten, rekening-

courant saldi etc.)

gedurende de eerste 5 jaren 20 pOt.
tweede 5

,,

24

52
derde 5

28

en vervolgens 33V3

gedekt moet
zijn
door wat als ,,Barschatz” in

rekening mag worden gebracht: d. i. het goudbezit

der bank, alsmede de buitenlandsche wissels en saldi

op landen, wier ruilmiddel op goudwaarde staat of

althans ,,niet onderhevig is aan buitengewone koers-

schommelingen.”
Bij de berekening van het te dekken bedrag mag
evenwel van de som der direct opvorderbare schulden

worden afgetrokken het bedrag van het voorschot

aan den staat, dat de nieuwe bank van de oude

heeft overgenomen, ten beloope van 2.558 milliard

kronen. Op dezen voet berekend is het dekkingpercen-
tage volgens den jongsten weekstaat dus 1.304,8 mii-

hard: 2.014,5 milliard = 64.7 pOt.

Aan de bank is voorts wat haar ,,Barschatz”
betreft,. de verplichting opgelegd een waarde van ten
minste 25 millioen goudkronen bij voortduring in

het buitenland te laten.
Het rentetarief der bank is voor disconteering
van wissels etc. etc. 9 pOt., voor beleening van staats-

obligaties en schatkistbiljetten 9Y2 pOt en voor

beleening van andere effecten 10 pOt.
Tot ons leedwezen is ook deze week ruimtegebrek
cie oorzaak, dat het tweede deel van het
Chronologisch

overvicht van de verlagingen, welke de tarieven voor
het vervoer van goederen over de Nederlandsche
Spoorwegen sinds Juni 191 ondergaan hebben,
niet

kan worden opgenomen. – Red.

ONTVANGEN:

Vernso gen en Inkomen in Nederland gedurende den
oorlogstijd (1913-1920).
Een statistische stu-

die door Prof. Mr. W. A. Bonger, 1923; Uitgave
van de N.V. Boekhandel en Uitgevers-Maatschap-
pij ,,Ontwikkeling”, Paleisstraat 43, Amsterdam.

INGEZONDEN STUKKEN.

DE KOLONIALE SPOORWEG IN SURINAME.

Mijnheer de Redacteur,

Met belangstelling las ik in het nummer van 14
Maart ji. der Economisch-Statistische Berichten hét
pleidooi van Mr. 0. E. G. graaf van Limburg Stirum
voor behoud van den kolonialen spoorweg in Suriname.
Gaarne vereenig ik mij met
Zijne
conclusie. In mijn

jaarverslag van De Surinaamsche Bank over 1920
sprak ik reeds dezelfde meening uit.

Vergun
mij
echter op één historische onjuistheid

in het stuk van den heer van Stirum de aandacht’

te vestigen.
Hij
schrijft over den bouw van den

spoorweg het volgende:

,,Over een afstand van 200 KM. van Paramaribo uit
,,werd een spoorwegtraeé ontworpen, doch gelden waren
,,hiervoor noch in Nederland noch in het Buitenland te
,,verkrijgen. Zoo besloot de Regeering zelf den bouw van
,,den spoorweg in handen te nemen, meenende, dat hierdoor
,,in groote mate zoude worden bijgedragen tot de ontwikke-
,,ling van het land.”

Toen het met de ,,maatschappij Suriname” in den

aanvang van deze eeuw niet goed ging, heeft zich

een Amerikaansch-Nederlandsch Syndicaat gevormd

om den spoorwegbouw tot stand te brengen. Aan

het hoofd van dit sterke concern stond de oud-

Gouverneur-Generaal Jhr. 0. H. A. van der Wijck

en de groote zakenman in dat Syndicaat was de

Amerikaan Orlando Joslyn, die de kolonie uit eigen

aanschouwen kende.

Ondergeteekende was zelf vertegenwoordiger van

dit Syndicaat te Paramaribo. Geld was
destijds
wel

degelijk van uit het buitenland te verkrijgen.
Toen Gouverneur Tonckens in 1902 zou aftreden
en het gouverneurschap door Minister van Asch van
Wijck aan den oud-Minister Lely werd aangeboden,

stelde deze als voorwaarde, dat de spoorwegaanleg
van Regeeringswege zou plaats hebben. Die voor-

waarde werd aanvaard en daarmede was de gele-

genheid om voor den spoorwegaanleg geld uit het

buitenland te verkrijgen afgesneden, hetgeen
mij
al-

tijd, zoowel voor Nederland als voor de kolonie, heeft

gespeten.
Nederland had eenige millioenen minder voor

Suriname behoeven uit te geven en de spoorweg was er toch wel gekomen.
Ik meende het bovenstaande toch even in her-

innering te moeten brengen.

Hoogachtend,

Uw dw.,

Mr. Dr.
C. F. SCHOCH,
Hoofddirecteur van de Surinaamsche Bank.

Amsterdam, 24 Maart 1923.

MAANDCIJFERS.

GIRO-OMZET BIJ DE NEDERLANDSOHE BANK.

Januari
1923
Januari
1922

Posten
Bedrag
Posten
Bedrag
Voor reke-
ninghouders
59.503
/1.958.953.000
47.299
f1.965.658.000

waarvan door
de H.-bank
plaatselijk…
34.488
,,I .595.71 7.00(
23.649
.,
1.620.817.000

Ter voldoe-
ning van
Rijksbelast.
2.274
7.474.000
1.330
.,

15.127.000

GIRO-KANTOOR DER GEMEENTE AMSTERDAM.

Augustus
1922

September 1922

Posten
1

nedrag

Ontvangen en
betaald:
in contanten.
28793

f

15.199.550

30443

/
17.466.981
door over-
schrijving
‘).
84548

59.811.583

93926

77.718.637
Particuliere
rekeningboud.
16013
1
)

28.359.264

16185
5
)
,,
32.619.233
Saldo te goed
part. rek. u°.

15.665.630

,,
16.628.079
Deposito’s voor een jaar vast.
1596

6.660.900

1688

7.048.000
1)
Inciusieve
verrekeningen

tusschen

gemeentediensten,
zijnde
Pl m. f
6.731.33 1.09
voor de maand Augustus
1922
en

f
6.292.160,77 voor
de maand September
1922.

‘) Aantal•

4 April 1923

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

313

STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN.

N.B. ” beteekent: Cijfers nog niet ontvangen.

GELDKOERSEN.

BANKDISCONTO’S.

{Vrsch.inR.C.

Disc. Wissels. 4
18Juli ’22
Zweeds.R.ksbk 5
lOMrt.’22
Bel.Binn.Eff. 4
18Juli ’22
Bk. v. Noorw.. 5
17Aug.’22
5
18Juli ’22
Zwits. Nat. Bk. 31 23frt. ’22
Bk. van Engeland 3
13Juli ’22
Belg. Nat. Bk.
5*
22Jan. ’23
Duitsche Rijksbk. 12
18Jan. ’23
Bank v. Spanje
5*
18Mei
’22
Uk. van Frankrijk
5*22 ITeb.
’23 Bank v. Italië 6
20 Mei ’20
Nat. Bk.v. Oostenr. 9
1Jan. ’23
F.
Res.
Bk. N.Y.
4
*
23
Feb. ’23
Nat. Bk. v. Denem. 5
25 Apr. ’21
Javasche Bank
3*
1Aug.’09

OPEN MARKT.

Data
Amsterdam
Londen
Pan.
Berlijn
Part.
Parijs
Part.
N. York Cali.
iar1


Prolon.
disconto
gatic
disconto
disconto
disc. moncu

31
Maart’23
33518 1)
3341)
21
4-11

6-6341)
26-31 M. ’23
21,-31
334

2’1-1
4-’18

5-634
19-24 ,, ’23
21-‘%
3-34
2
1
Js-34
4-1e

534-634
12-17 ,, ’23
2
1
-3′
1
234-334 234-34
4_61

434-6

27M.-1 A.’22
4
51
4-34
3-34
4-
1
1

334-5
29lt{.2A.’2l
434-34
434-5
6
1
1834
4-1

6-7

20-24Juli’14
3
1
/_
8
/
234-34
234-34
2
1
/_34
24
534-734
1)
Noteenng van 29 Maart.

WISSELKOERSEN.

WISSELMARKT.

Londen was ook deze week weder zeer stationnair. De
stemming was echter opnieuw iets, flauwer, zoodat de koers
3/
5
It
34
cent daalde. Daarentegen waren Dollars opnieuw
iets vaster, hetgeen den koers op ongeveer 2.54 bracht.
Parijs en België schommelden weder vrij sterk. Het hoogste
punt was op 16.95114.75 maar na een reactie tot 16.60114.30
was het slot weder vast, vooral voor Parijs. Marken weder
Vrij stationnair, behalve Donderdag toende koers een oogen-
blik tot 0.0115 terugliep. In de overige koersen kwam weder
weinig verandering.
3 April 1923.

KOERSEN IN 2EDERLAND.

Data
Londen
)
Parijs
1)

1

Berlijn
)
Weenen
*)
1
Brussel
)
New
York”)

26 Mrt.

1923..
11.89′
16.15
0.0121* 0.0035*
13.85
2.53/8
27

1923,.
11.88*
16.90

0.0121*

0.0035*
14.50
2.53,
9
,
28

,,

1923.,
11.88*
1677*0.0121
0.003514.52*
2.531,
29

,,

1923

.
11.88* 16.80
0.01150.0036
14.53
2.5334
30

,,

1923
-.




31

1923

– –



Laagsted.w.
1)

11.88*
16.10
0.0115*0.0034
13.85
2.5334
Hoogste
,,

,, ‘)
II 89*
1695
0.0122
0.0038
14.75
2.54
24
Mrt.

1923..
11.89*
16.42*0.0112*
0.0035*
14.46’2.53k
17

,,

1923..
1189*
15.85
0.0122
0.0035*13.84
‘253+* hluntpariteit..
12.10
48.-
59.26
50.41
48.-
2.48

‘) Noteering te Amsterdam. “) Noteering te Rotterdam.
5)
Particuliere opgave.
5)
Noteering van 23
Maart
5)
idem van 16 Maart.
D ta
.
a
Stock-
holm’)
Kopen-
hagen’)
Chnis.
tiania’)
Zwitser.
land’)
Spanje
i)
Botavio
t
)
telegrafisch

26 Mrt.
1923 6747*

48.75 45.85
46.87*
39.-
98-9834
27

1923
67.50
4860
45.85
46.87*

39.-
98-9834
28

1923
67.50 48.65 45.90

46 87* 38.95 98-9834
29

,,

1923
67.50
48.65
45.90 46.92* 38.95
98-9834
30

1923
– –



98-9834
31

,,

1923





98-9834
L’ste d. w.
l)

67.35
48.35 45.70
46.77*
38.90
98
H’ste,,
,,

‘)
6755
4895
46.-
46.90
39.10
9834
24 Mrt. 1923 6750
48.90
4590
4687*
39.05
98-9834
17

,,

1923
67.55
4990
46.10
4720
39.15
98-9834
Miintpariteit
66.67 46.67
66.67
48.-
48.-
100

‘)Noteering te Amsterdam. ‘) Particuliere opgave.

KOERSEN TE NEW YORK.

Da ta
Cal,le Lond.
(in *per
,
E)
1
Zicht Parijs
(in cts.p.frs.)
1
Zicht Berlijn
(in cl. p. Mrk.)
1Zicht Amsierd
(in
ds.
p. gld.)

31 Maart

1923
4.67.75 6.66
0.0047
39.38
Laagste d. week
4.67.75 6.56
0.0046
39.38
Hoogste
,,

,,
4.69.25
6.66
0.0048
39.44
24
Maart

1923
469.12
6.49
00048
39.45
17

,,

1923
469.62
6.31
0.0048
39.46
Muntpariteit
4.86.67
19.30
23.8134
1

40
3
1

KOERSEN VAN DE VOLGENDE PLAATSEN OP LONDEN

Plaatsen en
Landen
Noteenings.
eenheden
17 Maart24 Maa,t
1923

1

1923
2631 Maart’23
1
Laagste
1
Hoogste 131 Maart
1

1923

Alexandrië .. Piast. p.0 9715j,

97
15
1
32

97
15
132 97
15
1
3
,

97
18
1
8
,
‘Bangkok

..
Sh.p.tical
1195/s
o

11951,
o

1110

1110

1110
‘B. Aires’)..

d.
p. $

43

43
t/5
43

43118

4311

Calcutta
. . . .
Sh.
p.
rup. 1148132

114
1
1
114313, 1145132

114u18
Hongkong

..

id.
p. $

2/4132

214
1
1
6

21334

214
71

214
7
1,
Lissabon
. . ..
d. per Mil.

2
1
1

2
1
/
234

2
9
/io

2
17
1
82

Madrid

….
Peset.
p.

30.38

30.47*

3043

30.53

30.46*
‘Montevideo’

d. per
$

43
8
1

43/8
4334

43’%’

43
5
1
Montreal….

$
per
£

4.8034

4.78 4.75

47734

4.7534
‘R.d.Janeiro
.
d. per
Mil.

521118,

521132
534′

5
11
116

5
17
1
Rome

..

..
Lires
p. £ 97/,,

96
9234

9634

93
Shanghai…. Sh.
p.
tael

3234

3/234
311%

3/3%

3/2
3
%
Singapore

..

id.
p. $.

2/4
3
/

3/4
8
/
1e

214
1
1

21434

214
81
i

‘Vaiparaiso.. peso
p. £

36.50

35.00 36,00

3660

36.60
Yokohama
. . Sh. p.
yen.

2/0%

2j0
11
/1
2/O”/,

2/081/,, 2/0’/o

‘Koersen der
voorafgaande dagen.’) Telegrafisch
transfert.

NOTEERINGVAN ZILVER.
Noteering
te
Noteering
te
Londen
N.
York
Londen N.Yorlc
31Maart1923

32%
1
)

68

i
April
1922..

33718

651
24

,,

1923

32
5
/

68

2April1921..
3234

56
8
/
17

,,

1923

321

6734

20Juli
1914

24
1
/

541
1) Noteering
van
29 Maart1923.

NEDERLANDSCHE BANK.

Verkorte Balans
op
3 April
1923.
Activa. Binnenl.Wis-f’H.-bk.

f
56.657.429.69
sels, Prom.,

B.-bk.

,,
34325.996.31
enz. in disci, Ag.sch.
,,
56851 007,26
147.834.433,26
Papier
o.
h. Buitenl. in disconto
……..

Idem eigen portef.. (113.332.076.-
Af: Verkocht maar voor
de bk. nog niet afgel.


113.332.076,_
Beleeningen

1
H.-bk.

f
58.552.990 23
mcl.
vrsch.
B.-bk.

9 568 449,75
in rek..crt.(
Ag.sch.
,,
90201.428,18
op
onderp.
(158 322 868,16

Op
Effecten

……f144 874.099,58
Op
Goederen en Spec.
,,
13.448.76858
158.322.868 16
Voorschotten a. h. Rijk …………….
..

10.610.813
01
Munten Muntmateriaal
Munt, Goud ……
f
56 239.410,-
Muntmat., Goud ..,,525.550.137,91

f581.789.547,91
Munt, Zilver, enz..

6.706.041,39
Muntmat., Zilver


588.495 589,30
Effecten
Bel.v.
h.
Res. fonds..

f

5.650.646,93
id. van ‘/sv.h.kapit.
..

3.972.813,50
9.623.460,43
Geb. en Meub. der Bank
…………….
..

4.522.000,-
Diverse rekeningen

………………
..

34.013.976,36_

f1.066.755.216,52

Passiva.
Kapitaal ……………………….
f

20.000.000,-
Reservefonds …………
……………5.660.599,75
Bijzondere reserve ……………….. ,, 1.675.581,33
Bankbiljetten in omloop ………….. .. 964.584.105,-
Bankassignatiën in omloop ………. .. 800.374,73
Rek.-Uour,

,
Het Rijk
f


saldo’s: 5 Anderen ,, 55.974.765.95
55.974.765,95
Diverse rekeningen ………………..18.059.789 76

f1.066.755 216,52

Beschikbaar metaalsaldo ……..
……t 383 528.152,87
Op de baaia van /, metaaldekhcin,g …. ..
179.256.303,74
Minder bedragaan bankbiljetten in omloop
dan waartoe de Bank gerechtigd is.. ,,1.917.640.764,35

314

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

4 April 1923

0′
0
-0
0

NED. BANK 3 April 1923
(vervolg).

Voornaamste posten in duizenden guldens.

Bank

1
Andere
Data

Goud

Zilver

biljettn

opeisdabare

581.790
6.706
964.584
56.775
26 Mrt.

1923 ……
581.790
7.110
932.433
35.306
19

1923
581.790
7.135
935.481
37.633
581.790
6.016
944.420
37.355

3

Apr.

1923 …….

5

,,

1923..
581.790
6.394
958.108
34.961
12

1923 …….

3

Apr. 1922
605.953
5.567 1.002.479
41.888
621.034
16.011
1.054.070
51.047
4

Apr.

1921,
……

25
Juli

1914……
162.114
8.228
310.437
6.198

Data Totaal

bedrag
disconto’s

Hiervan

Schatkist-
promessen
rechtstreeks


Belee-
nin gen

Âik’
baar
Metaal-
saldo

bT
kings-
percen-
lage
_________________

3 Apr.
1923
147.834
11.000 158.323
383.528
58
26 Mrt. 1923
136.573

112.950
394.656
61
19

1923 136.315

107.631
393.606
60
12

1923
136.838

105.297
390.755
60
5

1923
185.833
48.000
108.650
388.874
60

3

Apr.
1922
203.201
58.500
134.295
401.908
60
4 Apr. 1921
218.201
53.000
219.721
415.256
58

25 Juli

1914
67.947 14.300
1

61.686
43.5211)

54
‘)
Op de basis
van
1/,

metaaldekking.

Uit de

ekendmakingvanden Minister
v a n Finan
c
i
ë ii
blijkt, dat uitstonden op:

1

26 Mri. 1923

1
3 Apr. 1923

Aan schatkistprosnessen.
1
(385.310.000,-
f382.300.000,-.
waarv. direct bij Ned. Bk


,,

11.000.000,-
Aan echatkistbiljetten

,,200. 106.000.-
,,222.406.000,- Aan zilverbons

……….» 28.191.865,-
,,
28 811.089,50

Onder de vlottende schuld is begrepen:
Voorsch. aan de Koloniën
1
,,282.728.000,-
,,295.464.000,-
Voorschot aan Gemeenten)

31 Jan 1923
28
Febr. 1923
voor door Rijk voor henk
,,
97.836.024,80
97.
,,

311.255,60
te heffen Ink. belasting)
26 Mrt. 1923 3 Apr. 1923
Tegoed v.d. Postch.
&
G.dstf ,,97.366 668.77k
1
97.336.688,77k

JAVASCHE BANK.
Voornaamste posten in duizenden guldens.
De samengetrok-
ken cijfers der laatste weken zijn_telegrafisch_ontvangen.

B

8.
Andere
Beschikb.
Data
Goud
Zilver
biljeiten
opet,chb.
metaal.
schulden
saldo

24Mrt. 1923
22.000
261.000
101.500
149.500
17

1923
219.500
264500
100.500
146.500
10

1923
219.000
266.500
100.500
145.600

17Feb. 1923
158.883

58.917
261.033
108.234 144.635
10

1923
158.585

58.923 263.818
104.542 144.254
3

1923
158.985

58.366
259.261
108.310
144.543

25MrL1922
148631

38551
262271
84.101
118.517
26Mrt.1921
224.974

12.009
325.809
141.456
143770

25Juli 1914
22.057

31.907
110.172
12.634 4.842e
Wissel,.

Voor-
Dtverse

Dek-
D
0 0
Dis-
buiten
Belee- schotten
te
C
kings-
conto’s
N.-Ind.
betaalbaar
ningen
aan het
Gouv.nem.
ningen
percen-
a
ge

24Mrt.1923

149130

8300
‘**

61 17

1923

152.140

8.500
**S

60
10

1923

154.710

9.300
•’

60

17 Feb. 1923 35.594

33.433

69.59

12.799
27.358

59
10

1923
35.725

32.613

73.396

12.127
24.151

59
3

1923 35.012

32.209

71.764

14.195
23.362

59

25Mrt, 1922 37.037

19.436

87.517

7.433
25972

51
26Mrt.1921

35.872

24.882 104121

50.944 30.190

51

25Juli1914

7.259

6.395

47.934

6.446 2.228

44
i) Sluitpost activa.

°)
Basis°/5 metaaldekking.
5)
Creditsaldo.

CURAÇAOSCHE BANK.
Voornaamste posten in duizenden
guldens.

1
Circu.
D»s.
Voor.
1
schotten 1
Diverse
Div rse
re
e
e-
Dato
Metaal
iatie
c onto,
1
aan de
[
kolonie
reke-
Iningen
1)

.

2)
ningen

1 Februari

1923
675
11.213
73
337
892
369
1 Januari

1923
666
11.178
74
329 879
377
1 ])ecewber 1922
678
1.326
77
322 870
327
1 November1922
666
1.243
78
353
702
163

1 Februari

1922
749
11.121

79
312
725
1

288
-J
osuitpuat Uer
UCLIVO.
-,
OIU,tpUbl.
uur
pLibatVu.

BUITENLANDSCHE BANKSTATEN.

BANK VAN ENGELAND.

Voornaamste posten, onder .bijvoeging der Currency Notes

in duizenden pond sterling.

Currenc,., Notes.
Data

Metaal

Circulatie

Bedrag
1
Goudd.
1
Gov. Sec.

28 Mrt. 1923 127.505 124.437

***

*5*
1

21

1923 127.512 123.199 280.955 27.000 236.246
14

1923 127.509 122.996 281.039 27.000 236.373
7

1923 127.508 123.468 281.156 27.000 236.451

29 Mrt. 1922 128.771 122.719 300.351 28.500 261.479

22 Juli 1914 40.164
1
29.317

Data
Cao. Sec. Other Sec.
Public
Depo.,.
Other
Depos.
Rmerve
Dek-
kings-
28
Mrt. ’23
48.354
79.812
35.678
97.030
22.819
17,19
21

,,

’23
48.529
72.436 24.129
102.644
24.063
18,98
14

,,

’23 48.452
70.650
15.623
109.495 24.263
19,39
7 Febr.’23
47.412 70.394
15.868
107.491
23.790
19,28

29

,,

’22
46.319
97.931
30.037 120.504
24.502
1627

22Juli ’14
1

11.0051
33.6331
13.7351
42.185
29.297
52
3
/
‘) Verbouding tuaschen Reserve en Deposits.

DUITSCHE RIJKSBANK.

Voornasimste posten, onder bijvoeging der Darlehens-

kassenscheine, in millioenen Mark.

.
Data Metaal
Daarvan
Goud
t

Kassen.
scheine
Circulatte
Dek-
lperc.
king.-
11
J

23
Mrt. ’23
4.195
1.005
988.373 4.955.635
20
15

’23
1.474 1.005
787.781
4.272.511
18
7

’23
1.074
1.005
733.246 3.871.256
19
28 Febr.’23
1.074
1.005
708.305 3.512.788
20

23 Mrt. ’22
1.016
997
4.742
122.904
4

23 Juli

’14
1.691
1.357
65
1.891
93
1) Dekking der circulatle door metaal en Kassenachelne

Wissels
Darlehens.

kassenscheine

Totaal

Handels- Schaist-
Rek. Co. 0 Totaal

In kas bij de
1

1
wissels
1 papier

uitgegeven Rijks bonk
».1
p

6.566.449 2281.991 4.284.457 2253 524 1001.200 988 400
5.856.358 2100.621 3.755 737 1971.413 800.400 787.800 5.550.800 2034.469 3.516.331 1972.198 746.300 733.200 4.776.705 1829.341 2.947.364 1582.981 721.000 708.300

133.552

1.491

132.061

24.145

12.713

4.621

751

751

944 11 – 1 –

BANK VAN FRANKRIJK.

Voornaamste posten in duizenden 1 rancs.

Waarvan
Te goed
Butt.gew.
Data
Couo
in het
Zilver
in het
voorsch.
Buitenland Buitenland
old. Staat

29Mrt.’23
5.536.252
1.864.345
291.521
23.100.000
22

,,

’23
5.536.101 1.864.345
291.277
23.300.000
15

,,

’23
5.535.962
1.864.345
290.948
598.150 23.400.000

29Mrt.’221
5.526.055
1.948.367
281.921
631.561
21.500.000

23Juli
‘141
4.104.390

639.620

Wissel,
Uitge. stelde
Belee.
1

Bankbil.
Rek. Crt. Parti-
Rek.
Crt.
Wissels
ning

jetten
culteren
Staat

E.
2.684.908
24.471
2.059.778137.187.869
2.040.5981
25.387
ro
2.469.593 24.630
2.088.304 37.221.438
2.080.633
19.000
2.067.041
24.712
2.099.201
37.554.740
2.067.041 38.247

2.914.198
47.571
2.298.605 35.528.005
2.209.747
26.298

11.541.980

769.4001
5.911.910
942.570400.590

BANQUE NATIONALE DE BELGIQUE.

Voornaamste posten in duizenden fr&nes.

Data

t
“;cT”
i’s”i ”,” 1

1
Circu-

Rek.
1 builenl. t builenl. prom.
d.
1

en

1

latie

1

Crt.
1
saldi
1
vorder.
1
provinc.
1
heleen.
1

1

partk.

2911rt.’23 345.220 84.653 480.000 859.293 6.884.334 174.365
22

’23 344.738 84.653 480.000 828.236 6.825.206 185.825
15

’23 344.851 84.653 480.000 862.951 6.890.617 148.911
30Mrt.’22 326.224 8
4
.6531480.000 667.350 6.312.943 309.742

4 April 1923

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

315

VEREENIGDE STATEN VAN NOORD-AMERIKA.

FEDERAL RESERVE BANKS.

Voonnaamste posten in duizenden dollars.

Goudvoorraad F.R.
______________

Ziloe,
Notea in
Data
1

dc.
circu-
Totaal
Dekking
In het
___________-
bedrag
F. R. Notes
buiten!.
1
latie

14 MrL. ’23

3.078.294 2.126.875

118.275 2.242.902
7

,,

’23

3.083.641
2.126.806

117.633 2.256.302
28 Febr.’23

3.072.813
2.166.194

128.787 2.246.943

15 Mrt. ’22

2.976.022
2.170.559

125.37 5 2.188.590

Goud.
1

Data
Wiosela
Totaal
Gestort
Dek-
Dek.
Depo,tto’a
Kapitaal
kings
1

king,.
pete.

1)
Ipe,c.’)

14 Mrt.’231
838.475
1.995.789
108.483
72,6 75,4
7

,.

‘231
790.373
1.942.862
108.852
73.4
1

76,2
28 Febr.
‘231

803.438
1
1.952.317
108.867
73,2 76,2

15 Mt. ‘221
679.041
1.913.463
103.948 72,5
75,6
‘; vernouoing tocalen gouavoorraaa tegenover opelscnoare
schulden: F. R. Notes en netto deposito.
2)
Verhouding totalen
voorraad muntinaterlaal en wettig betaalmiddel tegenover Idem.

PARTICULIERE BANK1N AANGESLOTEN BIJ HET
FED. RES. STELSEL.

Voornaamste posten in duizenden dollars.

Totaal

Data

Aantal uitgezette

Reserve
banken gelden en

bij de
1
Totaal

Waarvan
time
beleggingen F. R. bank.,

deposito’a

deposit.,

7 ,1rt. ’23

777 11.634.927 1.403.01415.340.982 3.855.553
28 Feb. ’23

777 11.639.373 1.408.310 15.400.548 3.775.827
21 ,, ’23

778 11.531.743 1.425.098 15.317.273 3.772.556

8 Mit.’221 806
10.896.2251
1.303.763 13.717.410 3.104.900

Aan het eind van ieder kwartaal ‘wordt een overzicht
gegeven van enkele niet wekelijks opgenomen bankstaten.

BANKSTATEN,

KWARTAALSGEWIJZE OPGENOMEN.

1. BANK VAN SPANJE.

(In millioenen Peseta’s.)

Dato
Goud
Zilver
Staat,.
fond.
5Cfl
i)

coDis-
nto, s
en
Beleen.

Circu. lotie
R e k.
Cr1.

10 Mrt.

1923..
2525,4
653,0
779,0
1676,8
4106,2
1054,4
3

,,

1923.
.
2525,4
656,1
774,1
1687,3
4094,0
1031,3
24 Febr.

1923..
2525,4
656,6
802,0
1676,6
4076,7
1080,2
17

1923..
2525,4
651,3
794,4
1767,1
4116,4
1123,1
tO

1923. .2525,4
649,5 798,7
1810,1
4148,7
1108,1
3

1923..
2525,3
652,0
813,3
1779,6
4133,6
1060,7
21

Jan,

1928..
2525,2
653,9

1798,9
4103,0
1065,3
20

1923..
2525,1
649,7 804,3
1837,5
4138,6
1077.4
13

1923..
2525,0
645,5 809,2
1874,2
4167,1
1071,2
5

1923..
2525,0 644,6
808.9
1935,0
4178,8
1072,4
23 Dec.

1922..
2524,2 647,4
849,2
1870.8
4095,1
1045,5
16

,,

1922..
2523,9 646,4 813.3
1932,5
4095,7 1053,3

11

Mrt.

1922..
2519,0
631,6 940,0
2127,4
4195,9
1100,4
12 Mrt.

1921..
2475,9 582,3
912,1
1882,8
4249,7
1164,5

24 Juli

1914..
543,5 726,8 494,4 783,8
1919,0
497,9

‘) Inclusief de schuld van de schatkist in rek.-crt.

11. ZWITSERSCHE NATIONALE BANK.

(In millioenen Francs.)

Jala
Goud
.e.t11cr
Done.
hen,.
assen-
scheine

Di,.
conto’s
en
Beleen.

Cftcu. latie
Rek.
Lrt.

15 Mrt.

1923..
532,6
105,8
11,9
521,8 856,3
299,3
7

,,

1923..
531,9
105,7
12,3
523,7
873,4 283,5
28 Feb.

1923..
535,1 105,6
12,3
506,8 883,8 258,8
23

1923..
530,9
105,8
12,3
494,6 840,0
310,9
15

1923..
530,6
106,3
12,3
440,8 840,7 280,5
7

1923..
530,2
106,3
12,6
446,0
860,0
221,2
31

Jan.

1923..
529,9
106,8
12,6
451,6 878,9 213,4
23

1923..
538,3
103,1
12,8
432.8
838,0
235,7
15

1923..
537,5
103,6
13,1
422,1
863,5
207,3
6

1923..
536,1
104,1
13,1
431,0 918,3
155,6
30 Dec.

1922..
535,1
103,9
13,2
494,1
976,4
165,0 23

,,

1922..
534,4
108,6
11,7
449,4
938,8
147,7

15 Mrt.

1922

.
546,1
108,0
17,6
347,0
800,4
197,8
15 Mrt.

1921..
543,3
188,1
4,4
311,5 920,4
94,0

23 Juli

1914..
180,1
18,9

107,8
267,9
50.7

III. NATIONALE BANK VAN DENEMARKEN.

(In ntillioenen Kronen.)

Data
Goud
Zilver
Vorde.
ringen
op het
buitenl.

Di,.
conto’,
en
Beleen.

Circu.
latie
Rek.
Cr1.

28 Feb. 1923..
228,2
4,4 3,7
404,4
447,9
70,5
31

Jan. 1923..
228,3
4,6
9,9
482,2 442,9
164,3
31

Dec.

1922..
228,3
4,5
5,9
467,6 459,4
163,6

28 Feb. 1922..
228,3
4,2
21,0
434,1
440,8
124,3
28 Feb. 1921..
227,6
2,7
15,4
352,5
508,5
63,3

30 Juni 1914..
75.6
6,6
19,8
95,6
159,8
4,8

IV. ZWEEDSCHE RIJKSBANK.

(In millioenen Kronen.)

Data
Goud
Vorde.
ringen
op het
bulten!.


1 Staat,.
1

fond-

1

‘t”

Dl,.
conto,
en
Beleen.

Cirtte

cu.
Zo
Cr1.
Rek.

17 Mrt.’23
273,7 102,4
127,4
344,1
525,9
268,1
10

,,

’23
273,7
103,2
122,8
333,3
524,7
252,3
3

,,

’23
273,8
107,6 122,8
352,8 544,2
258.2
24Feb. ’23
273,9 113,4
122,8
327,7
493,6
287,0
17

’23
273,9
114,7 122,8
345,7
503,5
297,1
10

’23
273,9
118,0 122.8
354,9
508,1
300,8
3

’23
273,9
119,6
122,8
371,2
526.8 303,6
27Jan. 23
274,0
121,4
122.8
362,4
482,1
337,2
20

’23
274,0
144,7
104,0
396,8
493,0 363,2
13

’23
273,9
145,4
104,0 420.9
509,5
368,9
5

’23
274,0
157,8
92,6
458,7
538,1
379,5
30Dec.’22
274,0
158,4
92,6 490,8 584,2 389,5
23

,,

’22
274,0

147,6
95,4 480,8
547,2 386,0

18 Mrt.’22
274,4 96,3
‘53,2
544,3
568,7 352,9
18Mrt.’21
281,7
109,7
12,7
552,6
673,8 223,8

25Juli ’14
105,8
115,6
28,0
92,4
206,2
68,2

V. BANK VAN NOORWEGEN.

(In millioenen Kronen.)

ah,
‘.,,ou
Vorde.
ringen
op ei
buiten!.
c.,Uecien
,

Dis.
conto’s
en
Bdeen.

Clrcu.
logie
Rek.
cri.

15 Maart 1923..
147,3
24,9
9,4
453,6
352,9
172,7
7

,,

1923..
147,3
28,7
9;1
453,2
353,6
171,6
28 Febr.

1923..
147,3
30,7
9,1
455,7
353,9
174,3
22

,,

1923..
147,3
33,6
9,0
449,3
345,7 179,4
15

,,

1923..
147,3
36,1
9,0
460,9 343,5
179,7
7

,,

1923.
.
147,3
36,8
9,0 454,3 346,7
170,7
31

Jan.

1923..
147,3
37,2
9,1
447,6
349,7
161,0
22

,,

1923..
147,3
38,9
9,2
445,7
348,3
162,5
15

,,

1923..
147,3
40,4
9,4
447,3
356,2
158,0
8

,,

1923..
147,3
41,2
9,5
450,2
363,0
153,4
30 Dec.

1922..
147,3
42,4
9,6
479,4 384,8
163,4
22

,,

1922
147,3
39,8
9,7
455,4 392,8
129,6

15 Maart 1922..
147,3
47,0
10,1
432,9
368,1
153,3
7 Maart 1921..
147,3, 43,5
9,1
430,2 416,3
115,5

22 Juli

1914.
.
52,4
65,7
8,9
79,3
120,8
10,7

VI. BANKBUREAU VAN TSJECHO-SLOWAKIJE,

verbonden aan het Ministerie van Financiën.

(In millioenen Tsjecho-Slow. Kronen).

ata

Vonden.
op de
jsienr.-
H
Bank’)

Dis-
conto s
Belee.
ningen
Vonde.
ringen
op het
buitenl.

Circu.
latie
Rek.
Cri.

7 Maart 1923
10096,7
696,4
1257,4
474,7
8788,3
1156,5
28 Febr.

1923 10096,7
650,8
1265,1
458,8
8948,0
1018,9
23

,, .

1923 10096,7
5597
1268,4
453,0 8554,7
1127,7
15

,,

1923
10096,7
612,9
1275,4
429,1
8689,4
1163,9
7

,,

1923
10096,7
547,2
1298,7
419,6
8981,6
978,7
31

Jan.

1923
10096,7
638,8
1305,8
408,7 9222,4
797,6
23

,,

1923
10096,7
615,8
1334,1
367,5
8820,7
1049,4
15

,,

1923 10096,7
600,5’1
449,5
432,1
9140,2
982,2
7

,,

1923 10096,7
674,9
1479,1
503,8
9610,2
890,3
31 Dec.

1922
10096,7
715,4
1496,9 657,7
10064,0
599,5
23

,,

1922
10096,7
678,2
1495,3
635,3 9405,7
1164,1
15

,,

1922
10096,7
572,0
1492,6 1029,2
9597,8
1285,0

7 Maart 1922
10096,7
1547,3 1487,5
381,9
10488,9
396,3
7 Maart 1921
9526,2
1681,9
2072,9 615,0
10881,2 989,2
t)
Bankbiljetten rekening-crt.-saldi en schatkistbons.

.

316

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

4 April 1923

VII. OOSTENRIJKSCHE NATIONALE BANK.

(Voornaamste posten in millioenen kronen).

Buiten!,

Di.’-
hotk,st.
Data

Goud

goud-

COflto
3
Sr

Circulalie Rek.- Cr1.
en

biljetten
Wisse
3
Beleen.

7
Mrt.
’23 82,9511221,854 714,948 2550,159 4195 927 368,734
28
Feb.
‘2’ 83,438 102
0
,134 728,269 2552,682 4207,992 178,752
23 ,,

’23 82,128 101 1,13″ 748,846 2552,682 4016,027 373,989
15 ,,

’23 82,128 1001,336 758,178 2552,682 4077,988 312,449
7 ,,

’23 49,306 1094,289742,991 2552,682 4073,000 362,682
31
Jan.
’23 49,304 1058,244 7.l0,4362556,848 4110,551 279,092
23

’23 49,241 1134,793 666,125255ri,848!3976,769 422,557
15

’23 50.119 1178,315 676,7842556,848 4078,919 372,904
7

’23 49,672 1145,518 731,6132557,9494053,689 417,204

VIII. HONGAARSCHE BANK.

(Voornaamste posten in millioer,en kronen.)

D
ata

Gouden
uileni
goud.
wissels

z.u-
ver

Disconto
en
e eeningen
‘…,rcuiotle
e

..

ït.

7
Maart
1923 22.8
0,6
62.281,5 75.696,7
6.660,2
28
Febr.

1923 22,8
0,6
42040,8
75.135,3
6.599,9
23

,,

1923
22,9 0,6
6.254,4
74090,8
7.987,8
15

,,

1923
13,3
0,6
58 776,0 74.262,9
7.378.0
7

,,

1923
138
0,6
58.195,2
74057,5
7.593,7
31
Jan.

1923
14,5
0,6 56.523,1
73.716,5
5.8882
23

1923 14,9
0.6
55769,6
72 190,6
6.701,1
15

1923 15.2
0,6
55.617,0 73.687,2
5.899.3
7

1923
156
0,6
55.104,8
74.1288
5.598,0
31
Dec.

1922
15.6
0,6
52.718,0
75887,0
4.760.7
23

1922
15.7
0,6
51 839,6
73 931 3
5972,2
15

1922
15,7
0,6
50494,8
72845,3
5.010,5

7
Maart
1922
12,9
0,6
25.192,5
26.903,4
2.525,1

IX. ZUIDAFRIKAANSE RESERVEBANK

(V(iornaamste p”steii
in
duizendeti Poider)

Data
Goud en
Goud’
cccl.

Dis’
conio

s
en
heleen.

1

i7
von
Req..
papier

Circu-
latie
Rek.’
Cr1.

Mge.
meen
Dekkiogs

24

Febr,

’23

..
10.523
5.355 1.300
9.731
5.237
71.1
17

’23

. .
10.523
5.229 1.300 9.697
5.258
72
10

’23

. .
10.526
5222
1.300
9765
5.187
72
3

’23

..
10 486
5.282
1.300
9.862
5.111
71.7
27

Jin.

’23

..
0.486 5.149
1.300
9810
5.040
72.2
20

’23

..
10.486
5.278
1.300
9.770
5.210
71.6
13

’23

..
10.486
5.200
1.3fl0
9.812
5.091
72
6

’23

..
10.436 5.386
1.300
9929
5110
71
30

Dec.

’22

..
10.436
5.507
1.300
10.014
5.156
704
23

’22

.
10436
5.263
1.300
9.706
5.223
71.5
15

’22

. .
10436
5.193 2 100 9.220 5.646
71.8
9

22

..
10436
4777
1.300
9.148
5.304
73.9
2

’22

..
10.436
4.786
1.300
9.151
5309
73.8

25

Febr.

’22

..
5 102 3.300
2.200

7.366
69.2

°) Vrhou”‘g go’id, gou’lcert. en pasmunt tegenover opeischbare
schulden: hankbijcten en d. pesio’s.

EFFECTENBEURZEN.

Amsterdam, 29 Maart 1923.
De ,,stille week” heeft ook dit jaar haar uitwerking op
de internationaie fondsenmarkt niet gemist. Het vooruit-
zicht op eenigef achtereenvolgende officieele feestdagen,
welke door het meerendeel der beursbezoekers met nog en-
kee niet-officieele worden aangevuld, is niet in staat den ondernemingslust sterk aan te wakkeren,. vooral niet, in-
dien deze vacantie-perioJe in een tijd valt, waarin, als
thans het geval is, zoovee onzekere factoren in financieel
en politiek opzicht een rol spelen. Wellicht heeft de beurs
van Berlijn de eenige uitzondering op de allerwegen heer-
schende stilte en lusteloosheid gevormd. Daar ter ‘plaatse
toch viel een buitengewone activiteit op te merken, ge-
paard gaande aan een Vrij sterke verheffing van het alge-
meen koerspeil. Het is moeilijk te zeggen, waaraan
deze
gang van zaken toe te schrijven is geweest, al zijn er wel
enkele momenten aan te wijzen, die een stimulans gevormd
kunnen hebben. Zoo is de geidmarkt opvallend ruim ge-
weest, hetgeen zeker voor een deel moet worden toega-
schreven aan de voorbereidingen, ten aanzien van de
eischen der maandwisseling getroffen. In veel grooter mate
echter heeft de voortdureiue aanmaak van bankbiljetten
(thans circa
480
milliard Mark per week bedragende) deze
geidruimte in de hand gewerkt. Aangenomen mag worden,

dat een aanzienlijk deel van de nieuwe biljetten be-
stemd is voor het Ruhrgebied, daar, wegens inkrimping
van de algemeene bedrijvigheid, de vraag naar nieuw geld niet buitengewoon omvangrijk is. Ten gevolge van laatst-
genoemde omstandigheid beschikken de banken dan ook over ruime liquide middelen, die zij o.a. ook de beurs ter
beschikking kunnen stellen. Afgezien van dezen prikkel
tot het entameeren van nieuwe affaires is er toch bij het
publiek een zekere neiging te bespeuren, zich opnieuw bij
de beurs te interesseeren en wel voornamelijk met het oog
op een mogelijk einde van het Ruhr-conflict. Het is wel
teekenend, dat in Duitsche bladen thans reeds in beschou.
vïngen omtrent de economische positie van Duitschland,
rekening wordt gehouden met een Fransch-Duitsche rege-
ling. Op zichzeve zegt dit natuurlijk niets, daar de tegen-
voordige toestand uit den aard der zaak niet bestendigd
kan blijven en men dus alleszins gerechtigd is, een blik
in de toekomst te werpen, doch in samenhang met de loo-
pende hardnekkige gruchten omtrent reeds in gang zijnde
onderhandelingen geven dergelijke uitlatingen toch te
denken.

Af te wachten blijft inmiddels of scherpe botsingen als
clie in de jongste dagen in de Krupp-fabrieken te Essen
zijn voorgekomen, niet een andere richting aan de ge-
beurtenissen zullen geven. Over het algemeen echter houdt
men in Duitschland rekening met een stijging der bui-
tenlandsche wisselkoersen bij een einde van het Ruhr-con-
flict; zelfs verwacht men een dergelijk verloop nog vddr
van een oplossing sprake zal zijn. Het is in dit verband
wel merkwaardig, dat de groote meerderheid van het pu-
bliek zich niet tot de z.g. ,,dollar”-leening van het Rijk
d

heeft gewend, doch de voorkeur aan gewone binnenlan-
sche fondsen heeft gegeven. De ,,dollar”.leening heeft
slechts voor een vierde deel plaatsing gevonden. Wel is de
helft door de banken gegarandeerd, zoodat het Rijk in
ieder geval 100 millioen goudmarken zal ontvangen, doch het uiterst geringe succes zal wel geen aansporing yormen
op den ingeslagen weg voort te gaan. Blijkbaar hebben de
Duitsche beleggers te weinig vertrouwen in de gestie van
den Staat, te minder waar dit vertrouwen sterk werd ge-
schokt door Fransche officieuze uitlatingen, die de garail..
tie van de Beichsbank in tw’ijfel hebben getrokken. Aan
den anderen kant echter viel de inschrijving in een periode
van buitengewone stilte op de deviezenmarkt, zoodat het
niet uitgesloten schijnt, dat het niet geplaatste deel der
leening bij opleving van den deviezenhandel en nadat de
,,dollar ‘-obligaties ter beurze verh’andelbaar zijn gesteld,
toch nog ondergebracht kan worden.
Te P a r ij s is de stemming zeer kalm gebleven. De
berichten uit de industrie hebben nog niet gunstiger ge-
luid; opnieuw moest een aantal hoogovens worden ge-
doofd en de invoer van Duitsche kolen bedraagt bij lange
na nog niet de hoeveelheid waarop Franrijk vÔÔr de be-
zetting kon rekenen. Uit nationaal oogpunt is dit niet
zulk een nadeel, daar het geleidelijk herstel van de Fran-
sche mijnen een waarborg vormt voor een voldoende kolen-
voorziening. Men neemt aan, dat dit herstel gedurende
het loopende jaar zoodanig zal worden doorgezet, dat de
Fransche kolenproductie slechts een tiental procenten bij
die van vBÔr den oorlog achter zal blijven. Financieel
echter is het uitblijven van de Ruhrkolen een schadepost
van beteekenis, vooral nu de moeilijkheden met de mijn.
werkers in het Saargebied ook de productie van dien kant
in gevaar brengen. Frankrijk kan op deze manier niet meer
in gelijke mate over
goedkoope
kolen beschikken, waar-
mede het op de wereldmarkt goede winsten kon maken.
Ondanks al deze tegenslagen echter geeft de stemming 01)
de londsenmarkt bij voortduring blijk van groot vertrou-
wen in de toekomst. Wellicht hebben de onlangs gepubli-
ceercle jaarverslagen der banken over het jaar 1922 ook
hiertoe me’degewerkt. Bijna alle hebben zij grooter winsten
gemaakt, dan gedurende het jaar 1921 ; de dividenden zijn
clan ook 6f verhoogd, 6f ten minste onveranderd gebleven,
behoudens een enkele uitzondering.

De mafkten van L o n d e n en van N e v Y o r k heb-
ben weinig stof tot bespreking gegeven. Opgemerkt dient echter te worden, dat de tendens aan de Theems niet zeer
opgewekt is geweest. Behalve de reeds vroeger hier ter
plaatse vermelde redenen voor deze houding, is hierbij ge-durende de berichtsperiode nog gekomen het feit, dat men
wellicht spoedig rekening zal hebben te houden met een af-
tre’len van den heer Bonar Law als Eerste Minister. Met
bezorgdheid vraagt ]ien zich af, of de tegenwoordige regee.
ring aan het bewind zal kunnen blijven, indien men er
niet in zou slagen een geschikte persoonlijkheid op den
zetel van den heer Bonar Law te plaatsen. De beschouwin-
gen, die in verband hiermede zijn gehouden, zijn niet ne-

5
.

4 April 1923

ECONÖMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

317
II

vorderlijk geweest voor een opleving van zaken. Alleen be-
leggingsfondsen hebben een uitzondering gevormd en zijn
bij voortduring vast gestemd geweest.
T e
11
o n z e n t is de markt wel stil geweest, doch had zij
over het algemeen een vast voorkomen, wharop slechts en-
kele rubrieken een uitzondering hebben gemaakt. Voor
staats- eio beleggingsfondsen
was de vraag wederom bevre-
digend, zoodat de meeste soorten uit deze af deelingen een
fractioxieelen vooruitgang hebben kunnen aantoonen.

26 Mrt. 28 Mrt. 29 Mrt.

6

ol
o
Nederland 192 …… 100%

1011

I0I18 + 1
18
5

0/

,,

1918 ……91
‘i

901

911

-4- %
4’1
2
0
/0

,,

1916 …… 89
5
1s

89
15
1,o 90

+ 318
4

01

1916 ……83i

83
1
/

8318
+ %
3′
2
0
10

,,

73
9
1

731

73e1s
+ 1/16
3

oio

,,
65 65
1
/8
65
211, o/

Cert. N.W. S.

………
54%
54
1
18
50I

Ils
7

o/
a
Oost-Indië 1921 ……
I02
10
/,
103
1033
+
1
/
jo

6

010

,,

1919

……
97”/,
98
98’/
+
?/
5

O,

,

1915

……
94
1
/s
95%
95%
+
7/
4
.

°Io
Oostenr. Kronenrente
1


5

oj

Rusland 1906

………
49/
4%
434
– li
la

4

0/o
Rusi. hij Hope
&
Co. 4
1
18
4%
01,

/io
4

0
/0
Japan

1899 …………
69%


5

ol
o
Brazilië

1895

………
52% 52%
521/
10


/10
8

0
/0
San Paulo

1921……
97 V
4

97
9611

lj
01

n,

A,+..,..1n,

loon
in,,,,

lvi
“/16


7 ol
o
Rotterdam 1920 …… 102% 102% 102%
Iets minder geanimeerd waren binnenlandsche indus-
frieele aandeelen, voornamelijk als gevolg van de dividend-
aankondiging der Philips Gloeilampenfabrieken, welke een eenigszius te]eurstellenden invloed had. Nadat het volledig
verslag echter gepubliceerd was, ontstond op het verlaagd
niveau vraag van eenigen omvang, zoodat de nadeelige dif-
ferentie per saldo toch slechts gering is gebleven. Voor de
overige industrieele soorten moet de reactie eerder be-
schouwd worden als een natuurlijke terugval op de wat
schielijke verheffing van de vorige week.
l3ankaandeelen
waren onveranderd, ondanks de aankon-
diging van een dividend van slechts 6 pCt. tegen S pCt.
v. j. op de aandeelen der Twentsche Bank.
Sterk in herstel waren
rubberwaarden
eb, in aanslui-
ting hieraan,
tabaksaandeelen.
Het schijnt, dat in beide
afdeelingen een contramine-positie is opgebouwd, welke
weliswaar geen grooten omvang heeft aangenomen, doch
die toch van zoodanigen aard is, dat bij beperkte omzetten
als die van de laatste week, dekkingen een zekeren invloed
konden uitoefenen.
Dc
petroleum-markt
was vast van toon. Blijkbaar heeft
het in dit weekblad verschenen artikel van Prof. Oppen-

26 Mrt. 28 Mrt. 29 Mrt. Rij:ingof

Amsterdamsche Bank ……12234 123% 122% —%
Incasso Bank ………………96%


Koloniale Bank ……………178%

180

179%

+ 1
Ned.Handel-Mij.cert.v.aand 142% 143%
142
8
1
+ 11
8

Rotterd. Bankvereeaiging

94


Amst. Superfosfaatfabriek 44%

45

43

– 1%
Van Berkel’s Patent ……… 42%

43

42%
Gouda Kaarsen ……………113%

112

110% —334
Holl.Draad- enKabelfabriek 87

85%

86% –
Jurgens’Ver.Fabr.gew.aand 64
0
18
649

6471 +
34
pr. aaad 71% 71% 70% – 1%
Leerdam Glasfabrieken ….. 4434 43
41

3%
Philips’ Gloeilampenfabriek 2494 240% 245% – 3%
Vereenigde Blikfabrieken 96% 100 105 + 8%
Vereen.Chemische Fabrieken 4434


Compania Mercantil Argent.14

13

13% -34
Cultuur-Mij. d. Vorstenland 184

188

188

+ 4
Handelsver. Amsterdam …… 481

485

4809 —%
Handelsverg. Reis & Co…….30

28%

28

— 2
Int. Crediet- e, Handelsverg.
Rotterdam ………………185

185

185
Linde Teves & Stokvis ……79

79

80

+ 1
Tels & Co’s Handel-Mij…….7


Redjang Leboag Mijnb.-Mij 10271
8


Gecons. Holl. Petroleum-Mij
117
7
18
119% 1 20o/ + 2%
Kon. Petroleum-Mij. ……… 384% 39i% 394% + 10
Orion Petroleum-Mij……….
Afgest. Aand 2918

2918

29
71

Amsterdam-Rubber.Mij …… 146

148% 1529/
,
-f
6%
Nederl.-Rubber-Mij . ……… 67%

69
1
1

71% + 3%
Oost-Java-Rubber-Mij . …… 218

217b1 2279 + 934
Deli-Batavia Tabak Mij.

316

327% •329

+ 13
Deli-Maatschappij …………291 – 300% 300% + 9%
Senembab-Maatschappij

337% 34734 347
8
1 + 10’18

heim, dat ter beurze met interesse werd besproken, er ook
toe bijgedragen het vertrouwen in de gestie van cle Ko-
ninklijke Petroleum Mij. bij het publiek te versterken. De
overige soorten trokken slechts voorbijgaand cle aandacht.
2.uikeraandeclen
vonden geringe belangstelling. Het be-
richt, dat de Vereenigde Staten wellicht zullen, overgaan
tot verlaging van invoerrechten op suiker, ten einde onge-
motiveércle prijsstijging tegen te gaan, heeft geen invloed
van heteekenis uitgeoefend, hetgeen begrijpelijk is bij de
vage bewoordingen, waarin de geruchten dienaangaande
zijn vervat. De V. J. S. P. heeft hare verkoopen voortgezet
op de reeds bekende basis en deze hebben geen aanleiding
tot groote koersverschillen gegeven.
&heepoaartwaarden
waren eenigermate in herstel; on-
danks ongionstige mededeelingen uit het reedersbedrijf an
geruchten omtrent dividend-passeeringen werden de be-
trokken aandeelen toch tot iets monteerende koersen uit
de markt genomen.

26 Mrt. 28 Mrt. 29 Mrt. Rij:ing ol

Holland-Amerika-Lijn ……
104

106

109% + 5%

,,gem.eig 921
4

96

9734 + 4%
Hollandsche Stoomboot-Mij 21

23% 24% + 3%
Java-China-Japan-Lijn ……88


Kon. Hollandsche Lloyd

4%

S’

4
1
1 +
I8
Kon. Ned. Stoomb-Mij ……. 68%


Konink.Paketvaart-Mij. … 107% 107
1
18 108
1
1

+ li&
Maatschappij Zeevaart ……57


Nederl Scheepvaart-Unie

1063.1 10814 109% + 314
Nievelt Goudriaan …………105

107

108 . + 3
Rotterdamsche Lloyd………127

1279 130

+ 3
Stoomv.-Mij ,,Nederland”

130

130% 135% + 5%
,,Noordzee”

401

40

40

+ ‘i
De
Amerikaansche
afdeeling was zeer kalm bij bijna en
gewijzigd prijsniveau.

26 Mrt. 28 Wrt. 29 Mrt. Rijzing of

Americ. Smelting
&
Refining
67%
65%
66151,9
– alle
Anaconda Copper

…………
106%
105
1
1,
106’°/
+

/,o
Studebaker Corp
.

…………
125
127
1
1
125’/
+ ‘ja
Un. States Steel Corp.
……
109%
1 l0si
109%
+ 34
Atchison Topeka ……………
106%
106
105
— 134
Ene

…………………………
I2
9
1
1

12%
1234

Southern Pacific ……………
96%
96
1
18
96
11
1
— al
le

Union Pacific ………………148′


Int. Merc. Marine orig. gew.
lilal
Ie
11
5
1,
6

11
82
/10
preI. 42
4
1

43%

4318 + 1
De
geldmarkt
bleef stabiel; prolongatie 3% pCt.

GOEDERENHANDEL.

GRANEN.
3 April 1923.
Aangezien de Paaschdagen vielen in de week, waarover
wij het overzicht schrijven, is er minder dan gewoonlijk te vermelden. De meeste markten waren weinig levendig. De
prijsverschillen zijn evenwel slechts gering; Noord-Ame-
rika toonde wel eenige neiging tot lagere prijzen, doch
later trad weder een herstel in en Chicago sluit Mei-tarwe op 2 April op
120%,
tegen 118
1
/
2
op 26 Maart. In Buenos
Aires waren deze noteeringen resp. 11,90 en 11,90. De ver-
schepïngen waren niet groot, doch de opgaven waren in
verband met de feestdagen niet volledig. De berichten van Noord-Amerika melden koud weer, waardoor de groei van
cle wintertarwe vertraagd wordt. Tot oog toe zijn de aan-
duidingen dat de oogst van wintertarwe in het aanstaand
seizoen althans niet grooter zal zijn dan het vorig jaar, doch
voor een ernstig tekort behoeft men op dit oogenblik nog
niet te vreezen.
In de meeste landen van Europa zijn de voorraden van
binnealandsche tarwe geringer dan gewoonlijk om dezen
tijd van het jaar; hierdoor is het vaarschijnljk dat de
vraag voor tarwe in den eersten tijd wel vat zal toene-
men, temeer daar bijna nergens de voorraden van buiten-
landsche tarwe en bloem groot zijn. Men mag verwachten
dat na de feestdagen de belangstelling voor tarwe zal ver-
méerderen en dat zoowel Noord- als Zuid-Amerika gele-
genheid zullen krijgen, wederom flinke hoeveelheden te
verkoopen. In Noord-Amerika is de zichtbare voorraad
eenlgszins afgenomen.
M n 1 s. In mais kwamen in de afgeloopen week al zeer
weinig zaken tot stand. Engeland bleef belang stellen in
Noord-Amerikaansche maIs, doch de omzet was niet bij-
zonder groot. Op het Continent, speciaal Holland, bestond
eveneens vraag voor Amerikaansche maIs, doch de verhoo-
ging der vraagpnijzen belemmerde nieuwe zaken. Er was
aanvankelijk meer aandrang van verschepers van La Plata-

318

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

4
April
1923

Noteeriugen.

Locoprijzen te Rotterdm/Arnsterm.

Chicago
Buenos Ayrcs

Data

Torue
Mais
Hovr
Tarwe
Mais
Lljnzaad
Mei Mal Mei
Aptil
Mei April

31 Mrt.’23

120
1
/s
74%
45
tl
a

11,54
8,80
20.72
24

,,

’23

120
739
44
5
/
11,75
8,55
20,20
31 Mrt.’22 132k
57
3
/
36% 12,85
8,20
19,60
31 Mrt. 21

154h
60
1
/
39
5
I
17,25
1
)
8,48
14,45
1
)
31 Mrt.’20 280
167
87
1
18
18,40
9,30 28,40
20 Juli’14

82
56
1
/
36X
9,40
5,38
13,70

1)
per Mei.

AANVOEREN in

Rotterdam

Soorten
1

3 April
1
26 Maart 1

3 April

1

1923

1

1923

1

1920

Tarwe

…………..
1
)
13,25

13,-
15,50
Rogge (No. 2 Western)
1)
11,-
10,80
13,25
Mais (La Plata)

……
2
)
212,-
214,-
242,-
Gerst
(48
ib. maltiDg)
,.2)
182,-
182,-
224,-
Haver
(38
lb. whitecl.)
,,1)
10,20

10,15
10,85
Lijnkoeken (Noord-Amen-
ka van La Plata-zaad)’)
11,50

1

11,85
17,-
Lijnzaad (La Plata)..
.. ) 445,-
1

425,-

1

450,-
1)
p. 100 K.G.

)
p. 2000K.G.
1
per 1960 K.G.
5)
Nr. 2 Hard/Red Winter Wheat.

.ous van 1000 KG,

II

Amsterdam
II
Totaal

Artikelen.

,

,

,


1
1
25131 Maart 1

Sedert

1 Overeenk.
1)
25131 Maart 1

Sedert

1 Overeenk.

1923

1922
1

1923

1
1
Jan. 1923
1
tijdvak 1922
II

1923

t
1 Jan. 1923
1
Wdvak 1922

,

5.981
202.675
157.249

14.030 15.428
2
1.6.705
172.677.
843
136.602
6.366



136.602
6.366

3.530
5.973



3.530
5.973

Tarwe
……………..
Rogge
……………….

10
.282
186.720
279.702
44
24.945
47.016
211.665 326.718
Boekweit……………..

37.812
26.467

4.127
2.059 41.939
28.526
3
.954
24.860
20862

533
50
25.393
20.912
Mais

…… ………..
Gerst

……………..-

36.433
37.729

33.941
25.526
70.374
63.255
Haver

……………..
Lijozaad……………1.307
.
52.745
46.460
1



757
52.745
47.217
Lijokoek ……………480
3.350
19.279
11.252

2.879
2.897
22.158
14.149
Tarwem€el
………….
Andere meelsoorten
..

458 3.239


1.060
458 4.299

IIIaÏS om nieuwen oogst te verkoopen. Er zijn reeds eenige
partijen van den nieuwen oogst, die nu in Argentinië ge-
laden worden. Dit is bijzonder vroeg. Evenwel worden
heden zware regens gemeld, die de oogstbeweging van mais
vertragen. Het zou niet de eerste keer geweest zijn, indien
op het laatste oogenblik een vroege maïsoogst plotseling
een zeer late werd, doordat een langdurige periode van
regen het vervoer van de mais onmogelijk maakt. Aangezien ook in de afgeloopen week cle verschepingen
van La Plata zeer gering waren, zijn stoomende ladingen
La Plata-maïs zoo goed als niet aangeboden. Een enkele
lading werd door Antwerpsche importeurs verkocht naar
Ierland tot een tamelijk lagen prijs. De vraag voor La
Plata-maïs liet over het algemeen te wenschen over. Voor
verscheping gedurende den zomer trekt Zuid-Afrikaansche mais steeds meer de aandacht; vooral waar Noord-Amerika
weinig dringend aan de markt is en waar Zuid-Amerika
slechts een matigen oogst verwacht, is een flinke export
van Zuid.Afrika thans zeer welkom.
De g e r s t markt bleef zeer kalm gestemd. De Russische
en Roemeensche gerst bleef althans voor voergerst het belangrijkste nummer van het programma. De vraag is
in de meeste landen teleurstellend, zoodat de prijzen nog
niet konden verbeteren:
II
a v e r bleef tamelijk vast gestemd, doch de omzet was
slechts matig. L ij n z a a d onderging een scherpe verhoo-
ging. Buenos Aires sluit op 2 April op 21,45, tegen 20,60
op 26 Maart.
De aanvoeren van zaad zijn te Buenos Aires sterk ver-
minderd, hetgeen wel te verwachten was, aangezien reeds
een zeer belangrijk deel van den oogst aangevoerd was. De
vraag naar zaad bleef vooral in Noord-Amerika zeer sterk
en daar niettegenstaande de matige verschepingen de voor-
raden in Argentinië verminderd zijn, is het begrijpelijk,
dat de stemming zeer vast werd. Bovendien wordt de
markt nog beïnvloed door het plotseling ingetreden ongun-
stige weder.
Nederland.

De tarwemarkt bleef onveranderd
bij een week te voren. Spoedig verwachte partijen blijven
gevraagd, aangezien cle voorraden bij onze fabrikanten niet
groot zijn. Goede r o g ge blijft goed gevraagd; dienten-
gevolge ging er ook deze week een en ander om, vooral in Noord-Amerikaansche rogge, af te laden van de Golf.
Voor mais was de vraag vat Mixedmais aangaat, aan-
merkelijk beter. Amerika verhoogde regelmatig zijn prijzen
en waar de stoomende hoeveelheid steeds geringer werd,
werd de ondergrond van de markt zeer vast. In La Plata-
maïs ging zeer weinig om.
G e rst blijft het goedkoopste artikel, zoodnt regelmatig
zaken tot stand komen.
De 1 ij n z a a d markt hier volgde die van het buiten-
land. Daar de olieprijzen op sommige dagen met stukken
omhoog gingen, was in het algemeen de stemming zeer
vast,. niet.tegenstaande de prijzen der lijnkoeken nog steeds
zeer gedrukt bleven, aangezien het aanbod de vraag over-
tref t.

SUIKER.
NOTEERINGEN.

Amster. Londen
New York
96p0.

1

Whlte Java
1
Amer. Gra.
Data
dan, per
Tate,
Job. per
1
nulatedc.if.
Centri.
Cubes
Mei
fugals
No. 1
Juni/Juli
April/Mei

Sh.

5h.

Sh.

$ ets.
29 Mrt. ’23 f371/8

6519

261_

3216

7,28
22 ., ’23 ,,36
7
1

6519

261-

3213

7,28
29 Mrt. ’22 ,,2311
ie
51/3

19/-

2013

3.89
29 Mrt. ’21 ,, –

726

301-

4013

6,27
4Juli ’14 J1
18
1
82
181-

3.26

De paar dagen welke lagen voor de feestdagen gaven
weinig nieuws te zien op de verschillende suikermarkten.
De noteening in A me r ik a voor Spot Centrifugals bleef
hetzelfde, terwijl op de termijnmarkt de prijzen na eene
stijging in het begin der week weder ietwat af brokkelden.
De verschillende markten verkeerden dan ook in vacantie-
stemming, met weinig zaken, doch de toon bleef vast.
De zichtbare voorraden zijn:

1923

1922

1921
Tons

Tons

Tons
Engeland 1 Maart

255.750 149.600 354.000
Duitschiand 1 Februari

957.731 694.207 760.496
Tsjecho.Slowakije 1 Maart

384.135 335.000 510.000
Frankrijk 1 Maart

145.818 115.306 140.000
Holland 1 Maart

46.424 128.348 148.094
België 1 Maart

90.000

97.289 151.016
Ver. Staten v. N.-Am. 15 Mrt.

128.658 179.363 126.500
Cuba 24 Maart

‘599.669 930.084 806.917
Schatting stoomend

300.000 250.000 140.000

Totaal 2.908.185 2.879.197 3.137.023

terwijl de C u b a statistiek de volgende cijfers te zien geeft:
1923

1922

1921
Tons

Tons

Tons
Weekontvangsten 24 Mrt. ’23 203.791 183.044 143.487
Tot. sedert 1Dec. ’22-24 Mrt. ’23 1.960.729 1.429.783 1.430.215
Aantal werkende fabrieken

177

180

191
Weekexport 24 Mrt.’23

141.845 112.911′ 77.812
Totaleexport 1 Jan.-24 Mrt.’23 1.361.066 692.410 685.364
Totale voorraad 24 Mrt. ’23

599.669 930.084 930.084
‘)Export Oude Oogst

38.794

Ook op Ja v a was de markt onveranderd met geringe
omzetten. De V. J. S. P. verkocht verder nog het een en
ander uit oogst 1924 tot
f
16,- voor Superieur en
t
15,-
voor No. 16 en hooger en voor Muscovados. In de tweede hand
werd het laatst voor Mei levering ongeveer
f
22,-, voor
Juni
f
20k, voor Juli/September t 18% betaald, terwijl
disponibele suiker
f
24X noteerde,
Hier te lande opende de markt op ongeveer
f
1,-
lagere prijzen, dan bij het slot der vorige week. Geleidelijk

4 April 1923

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

319

echter werd eene betere stemming merkbaar en konden de
prijzen wat aantrekken. De markt sloot kalm met de
volgende noteeringen:
Maart

f
37,621
Juni

,, 37,25
Aug.

,, 35,50
Nov./Dec. ,, 28,-
De omzet op de termijnmarkt beliep ongeveer 3300 tons.

KATOEN.

Marktbericht van de Heeren Sir Jacob Behrens & S0n8,
Manchester, d.d. 28 Maart 1923.
Er is bepaald een vermindering in de vraag naar Arne-
rikaansche katoen. Fabrieken in Amerika schijnen hunne behoefte gedurende de eerste maanden gedekt te hebben,
terwijl het verbruik in andere landen, speciaal in de dis-
tricten van Lancashire zeer belangrijk verminderd is. Spe-
culanten beginnen eindelijk te begrijpen, dat verbruikers
de i egenwoordige prijzen niet betalen kunnen zonder daarop
grof verlies te lijden en verschillende liquidaties hebben
reeds plaats gevonden, waardoor prijzen belangrijk gedaald
zijn. Na een prijsvermindering van 1X d. per lb. tracht
men de markt weer wat op te houden en een gedeelte van
het verlies is sedert weer ingehaald. In Liverpool is de
stemming beter dan in New York daar men hier minder
groote engagementen heeft loopen. Noteeringen van Egyp-
tische katoen zijn eveneens lager.
De garenmarkt is geheel gedesorganiseerd door de daling
in katoenprijzen. Voor deze daling werd de positie van
Spinners geleidelijk beter, maar op het oogenblik heeft de
vraag geheel opgehouden. Weliswaar zijn garenprijzen tot
nu toe minder gedaald dan die van ruwe katoen, zoodat
de positie van Spinners wel wat verbeterd is, doch waar,

er slechts weinig omgaat moeten wij maar afwachten, of
dit werkelijk van blijvenden aard zal blijken te zijn. liet
eenigste wat nog gedaan wordt zijn enkele kleine zaken
voor binnenlandsch gebruik, doch de exportvraag heeft ge-
heel opgehouden. Ook naar Egyptische garens is weinig
vraag, hoewel noteeringen vast blijven.
Prijzen van manufacturen zijn zeer vast, niettegenstaande
de daling van katoenprjzen, doch het vertrouwen op de
overzeesche markten is natuurlijk eenigszins geschokt, zoo-
dat er slechts weinig orders aan de markt zijn. De groote
kwestie is thans, of Spinners in staat zullen zijn na deze
daling hunne marges te verbeteren en daardoor hun verlies
te beperken. De positie van fabrikanten is thans wel zoo
slecht, dat een verbetering in dit opzicht dringend noodig
is. Zij kunnen dan ook onmogelijk op denzeifden voet door-
gaan als waarop zaken zich de laatste maanden hebben
bewogen en niettegenstaande de daling in de katoenprjzen
verwacht men toch geen daling in de prijzen van manu-
facturen. In verband met de a.s. Paaschdagen neemt nen
dan ook in het algemeen een afwachtende houding aan.

21 Maart28 Maart Oost. koersen, 20 Maart 27Maart
Liverpoolnoteeringen.

T.T. op Indië

14

114
1

F.G.F.Sakellarides 18,— 17,50 T.T.opHongkong2/3

24
G.F. No. 1 Oomra 9,75 9,— T.T.op Shanghai 33 3/3k

Noteering voor Loco-Katoen.
(Middling Uplands).

3Apr.’23 27M,t.’23 2OMri.’23 4Apr.’22ij 3Apr.’21

New York voor
Middling .. 29,30e 29,35e 31,10c 11.65e. 18,—c
New Orleans
voor Middling 28.50c 29,— c 30.88 c II,— c 16.63 c
Liverpool voor
Fy Middling

? d’ 15,18
t]
2
16,50
t]
8
7,62 .1 10.81 d

Ontvangsten in- en uitvoeren van .Amerikaansche havens.
(In dulzendtallen balen)

1 Aug. ’22
Overeenkomstige perioden
tot

30Maart’23
1921-’22

1920-21

Dntvangsteu Gulf-Havens..
4261 3401
3804
,,

Atlant.Havens
1025
1321
1121
(JitvoernaarGr.Brittannië
1217
1081
1237
‘t Vasteland.
2768 3065 2488
Japan etc…
– – –

Voorraden in duizendtallen
1
30Maart’23
31 IV!aort’22
1 Apr11’21

Amerik. havens ……….

1062
1390
Binnenland …………..

1183
1574

.

85
121
New York

……………

.

234
404
New Orleans ………….
Liverpool

……………

917
1006

KOFFIE.

(Mededeeling van de Makelaars G. Duuring & Zoon, Kolff & Witkamp, Leonard Jacobson & Zonen en G. Bijdendijk).

Noteeringen en voorraden.

Rio

1

Santos
Data

1

1

1 14’isselkoers
Voorraad

PrO.,
1
Voorraad 1 P,ij,

No.7
t

1
No.4

31 Mrlj.

1923
1)

1)

1)
1)
1)

24

1923
1.103.000

22.675 1.866.000
23.700
17

,,

1923
1.118.000

23.150 2.001.000
23.700
5
25
/
82

31 Mrt.

19221
1.794.000

14.700 2.749.000
18.500
71

Ontvangsten.

Rio
Santos
Data
Afgeloopen
Sedert
Afgeloo
pen
Sedert
week
1

1 Juli
u
1

1 Juli

31 Mrt.
1923
..

9.000

2.305.000
63.000
6.006.000
31 Mrt.
1922
..

50.000

3.245.000

182.000
6.614.000
1)
Gesloten.

NEDERLANDSCH-INDISCHE THEE.

(Opgave Pakhuismeesteren van de Thee.)

(Herleid tot 111 Kisten.)

Voorraad 28 Februari 1923 …………
32.447
Sedert aangevoerd …… . ………….
17.531

49978
Sedert

afgeleverd

………………..
18.903

Voorraad heden ………………….
31.075

Waarvan in de eerste hand

……….
14.728

Amsterdam, 31 Maart 1923,

KAPOK.

(Opgave van
de Makelaars Gebra. van der Vies, Amsterdam.)

Kapokstatistiek op 31 Maart
1923.

Voorr.
Aanv.
Verk.
Voorr.
Importeurs:
1 Jan.
tot
tot
op
1923
31 Mrt.
31 Mrt,
31 Mrt.
H. G. Th. Crone ……..

2331 2331

Edgar
&
Co………….

530
530

Van Eeghen
&
Co. ……

1926 1926

N.V.Handel en CultuurMij.
v/h. Smidt
&
Amesz q.q.
Edgar
&

Co’s Handel
Mij. Soerabaja ……..
273
1203 1476

Hnd.Venn v/h.Maintz&Co.

7 7

Hoving
&
Beer……….
72
210
282

Koning, Teves
&
Co…..

‘635
635

Landb. Mij. ,,Geboegan”..
16
143
159

Mirandolle, Voûte
&
Co..
314
3352
3666

W. Tengbergen
&
Co…..

90
90

Weise
&
Co ……….

..
444
145
563′
26
Zweedeche Oost-Ind. Cie..

529
529

Order………………
82
3612
3694

1201 14713

15888

26

COPRA.

De markt was aanvankelijk flauw gestemd, voornamelijk
door laag aanbod van April/Juni en MeiIJuli verscheping,
doch later kwam er meer attentie van fabrikanten, en
trokken de prijzen weer sterk aan.

De noteeringen zijn:
Java f.m.s. stoomend …………..
f
35,50
Java f.m.s. Februari/April ………. ..35,l2
Java f.m.s. Maart/Mei ……………, 34,87,
1
4
3 April 1923.

STEENKOLEN.

(Veertiendaagsch overzicht).

Op de gevoelige rijzingen van de laatste maanden is een
periode van betrekkelijken stilstand gevolgd. De kolen-
prijzen blijven stationnair en de algemeene verwachting
is, dat ze niet heel veel meer naar boven zullen gaan, ook niet wanneer de Ruhrbezetting niet tot een spoedig einde
zou komen. Duitschiand schijnt op het oogenblik verzadigd
en er mag verwacht worden, dat de oceaanvrachten voor
kolen, indien al; niet veel boven $ 3.— zullen stijgen, zoo-
dat de mogelijkheid blijft bestaan met Amerikaansche kolen
de Engelsche op het continent van Europa te bekampen.
De in het vorige overzicht gereleveerde staking in Wales

320.

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

4 April 1923

is bijgelegd, doch thans dreigen daar weder nieuwe moei-
lijkheden en ook in Durham ziet het er naar uit alsof
een staking niet tot de onmogelijkheden behoort. Dit zou
natuurlijk alle berekeningen over den hoop gooien.
De prijzen zijn op het oogenblik als volgt:
Northumberland Ongezeefde …………
f
23.30
Durham Ongezeefde ……………………,, 23.75
Cardifi Ongezeefde ……………………,, 24.-
Schotsche Gezeefde …………………… ,; 22.50
Gietcokes………………………………… ,, 51.-
alles per ton van 1000 KG., franco Rotterdam/Amsterdam.
Markt vast.
4 April 1923.

METALEN.

Loco-Noteeringen te Londen:

1
Data

1
•IJzer
Clev.
1

Koper
Standard
1

Tin
1

Lood
Zink
No.
3
1

5April1923
nom.
75.1216
219.216
28.5-
36.2/6
26 Mrt.
1923
nom.
73.716
216.151-
27.151-
35.1716
19

,,

1923..
nom.
76.51-
i
225.151-
28.151-
37.51-
12

,,

1923..
nom.
72.12/61
224.1216
29.26
36.716
3 April1922
.
nom.
57.216
1143.716
21.15/-
25.1216
20
Juli
1914


5114
1

16._/_
145.151-
19-/_
21.101-

VERKEERS WEZEN.

GRAAN.

Petro
Odessa
All. Kust
Ver. Sloten
San Lorenzo

Dato
grad Londen
Rotte,-
1

1
dam
Rotte,-
Bristol
Rotte,-
Enge.
dom

1
Kanaal
dam
1

land

11

c
1

2141 2316
2316
II

c
1

2141
231-
231-
14 c
1

4111
251
251-

511Ot
3716 3716
1/11
1
/
4

1111
1
1,
121-
121-

2) per ton d.w.

KOLEN.

Cardifi

Oostk. Engdand

Data
1

Port
1

La

Rotte,. IGot/,en.
Bordeaux Genua
1

Plala

dam
1
6urg

26-31 Maart’23
719
1113
121-
1417
619 716
19-24

,,

1
23
.813
1213
131-
14/9
616
716
27 M.-1 Apr.’22
616
1313
1416
1613
5/41
816
28 M.-2 Apr.’21
81-
1816
1713

– –
Juli

1914
fr. 7,—
71-
713
1416
312
41-

DIVERSEN.

Bom/wij
Birma
Vladipo-
Chili

Data
West
West
stock
Went
Europa Europa
West
Europa
(d. w.)
(rijst)
Europa
(salpeter)

26-31 Maart

1923..
2717
3213
351-
3516
19-24

,,

1923..
2713 3213
3319 3516
27 Mrt.-I April

1922..
2116
2819
351- 251-
28 11rt.-2
April

1921..
2216


3716
Juli

1914..
1416
.1613
251-
2213

Graan Petrograd per guarter van 496 lbs. zwaar, Odessa per
mijl, Ver. Staten per quarter van 480 Ibs. zwaar.
Overige noteerin gen per ton
van
1016 KO.

RIJN VAART.

Week van 25-31 Maart 1923.

De aanvoeren van zeezijde waren gering, de beschikbare
ruimte eveneens, vooral Hollandsche schepen en schepen
van grooter kaliber.
Waterstand vallend, zooclat slechts met beperkten diep-
gang (2,10 M.) afgeladen kon worden.
Ertsvrachten naar cle Ruhr bedroegen voor groote sche-
pen gemiddeld
f 0,65
met
Y
4
lostijd,
f
0,75 met 4 lostijd,
met. 1% h 2 cents liggeld per dag voor eventueel opont-
houd gedurende de reis of na afloop van den lostijd.
De daghuur nar de Itijnstations varieerde tusschen 2 en
23′ ets. Het sleeploon was genoteerd volgens het
65
cents-
tarief.

26-3IMaart1923 – 1713
2

19-24 ,, 1923 –

17132

27 M.-1 Apr.1922 –


28M.-2Apr.1921 –


Juli 1914 11 d.

713

1)
Amer. cents p. 100 lbs.

ADVERTENTIËN.

The An
9
;lo-South
Affierican Bank, Lld.

Kapitaal en Reserves meer dan £ 13.000.000,—.

Argentinië – Chili – Uruguay – Peru

Mexico – New’York – Parijs –

Barcelona – Bilbao .- Madrid – Vigo
Sevilla – Valencia.

Bank- en Wisselzaken,

Handelscredieten.

Incasseeren van documentaire

wissels.

Aan- en yerkoop van Effecten.

Hoofdkantoor:
62 Old.Broad Street, London E.C.

James Polak

Lid Ned. Inst. van Accountants

Accountant en Adviseerend

Bedrij’fseconoom

Mauritsweg 13B, Rotterdam

Brinkstraat 9, Hengelo (0;)

AMSTEL

BROUWERIJ

AMSTERDAM

Auteur