1 FEBRUARI 193
AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN. –
Economisch~Statistische
Beri
*chten
ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL. NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER
ORGAAN VOOR DE MEDEDEELINGEN VAN DE CENTRALE COMMISSIE VOOR DE RIJNVAART
UITGAVE VAN HET iNSTiTUUT VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN
1
8E JAARGANG
WOENSDAG 21 FEBRUARI 1923
No. 373
11
INHOUD
BIz.
Mededeeling van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart
158
HET INDIScHE BELASTINGVRAAGSTUK 1
door
Mr. J. Oerritzen.
158
Indië’s Financiën en Staatkunde II door
S. Ritsemav. Eck
160
De Vrachtenmarkt in
1922
door
J. G. A. Fontein
……
162
Wat is nog richtsnoer in onze Sociale Verzekering? II door
Mr.
W. H.
A. Elink Schuurman ………. . ………
163
De Russische Coöperatiebeweing en de Economische Weder-
opbouw van Rusland II (Slot) door
Paul Olberg,,
166
Londensche
Correspondentie
…………………….
168
De
Rijksmiddelen
…………………………….
169
AANTEEKENINGEN:
Indexcijfers der groothandelsprijzen …………….
170
Kosten van levensonderhoud van arbeidersgezinnen te
Amsterdam…………………………….
171
MAANDCIJFERS:
Rijkspostspaarbank
…………………………
172
Postchèque
en
Girodienst
……………………
172
Giro-omzet bij de Nederlandsche Bank…………..
172
Overzicht
der
Rijksmiddelen ………………….
172
STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN
.
……..
173-180
Geidkoersen.
Effectenbeurzen.
Wisselkoersen. Goederenhandel.
Bankstaten.
Verkeerswezen.
INSTITUUT
VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN
Algemeen Secretaris: Mr. G. W. J. Bruins.
Redacteur-Secretaris van het weekblad: D. J. Wansink.
Secretariaat: Pieter de Hooghweg 12, Rotterda,m.
Aa.rtgeteekende stulcicen.: Bijkciit oor Ruige Plaa.tweg 87.
Telefoon Nr. 8000. Postchèque- en, gi’rorekein.g
Rotterdam No. 8408.
20
FEBRUARI
1923.
Het aanbod van geld was deze berichtsweek niet
meer zoo overvloedig als de vorige weken. De aan-
kondiging van den Minister van Financiën, dat er
deze maand weder een inschrijving op schatkistpapier
zou gehouden worden, deed het al te dringènde
aanbod van geld voor particulier disconto ophouden
en cle meerdere levendigheid op de effectenmarkt
deed ook de vraag naar geld op prolongatie niet
onbelangrijk toenemen. De prolongatie-noteering steeg
dan ook van 234 op 334 pCt,
terwijl
particulier
disconto weder op 3 pOt kwam.
* *
*
Bij de inschrijving op 70 millioen schatkistpapier
werd in totaal ingeschreven voor
f
107.829.000,—.
Toegewezen werden
f
31.360.000,— driemaands-
promessen h 991,47 of 3
5
1,
6
pOt;
f
15.430.000,-
zesinaands-promessen
â
982,01 of 334 pCt en
f
23.210.000,— biljetten h
f 1001,—
of, daar de
vaste rentevoet van deze biljetten verlaagd is tot
4Y,l pOt. ca
. 4,15 pOt.
* *
*
De post binnenlandsche wissels op de heden ver-
schenen weekstaat van de Nederlandsche Bank ver-
toont een daling van f 8.9 millioen, die zich ook
ditmaal weder voor het grootste gedeelte verklaren
laat uit aflossing van schatkistpapier; het bedrag
der rechtstreeks bij de bank geplaatste schatkist-
promessen verminderde in de afgeloopen week van
f 55 millioen tot f 48 millioen. Daarentegen geeft
de post beleeningen een
stijging
van f, 1.6 millioen
te zien. Deze
stijging
betreft zoowel de effeëten-
beleeningen als de goederenbeleeningen en komt
uitsluitend voor rekening van de hoofdbank.
Het renteloos voorschot van het
Rijk
steeg met
f 1.5 millioen; de zilvervoorraad
blijkt
met ruim
f 1.3 millioen te zijn toegenomen. De daling van
f 13.8 millioen, die de diverse rekeningen onder het
actief vertoonen, correspondeert voor een deel met
de
gelijktijdige
vermeerdering van f 5.8 millioen,
die de post papier op het buitenland te zien geeft.
Uit het vrij aanzienlijke verschil tusschen de twee
laatstgenoemde cijfers schijnt men wel te mogen
opmaken, dat de bank in de afgeloopen week reeds
een niet onbelangi-ijk bedrag aan ponden heeft
gerealiseerd.
De biljettencirculatie daalde met f 11,2 millioen;
de rekening-courant saldi met f 500.000. Het be-
schikbaar metaalsaldo nam met f 3.9 millioen toe.
* *
*
Op de wisselmarkt was de verdere zeer sterke
stijging van de Mark en de niet
onbelangrijke
daling
van de Franc het punt, dat vooral de aandacht
had. Vooral de
stijging
van de Mark trok de alge-
meene belangstelling en werd hier te lande alge-
meen met voldoening begroet. De toch reeds sterk
verminderde valutaconcurrentie werd hierdoor nog
meer uitgeschakeld en verschillende berichten over
een tegenovergestelde werking, vooral uit de grens-
plaatsen, werden reeds gehoord.
LONDEN, 17
FEBRUARI
1923.
De geidmarkt is gedurende de afgeloopen week
iewat gemakkelijker geweest, doch het aanbod was
nog niet voldoende en des Donderdags moest een
gedeelte van de schuld aan de Bank vernieuwd worden.
De daggeldprijs fluctueerde hevig van 134-3 pOt.
Zevendaagsch geld deed 134 pOt.
In de discontomarkt waren de •noteeringen iets
flauwer.
Treasury Bills 3 mnds. (toewijzingsprjs) 21j6 pOt.
2 maands prima bankaccept
pOt.
3 maands prima bankaccept 2116—’12 pOt.
4 maands prima bankaccept 2/16-12 pOt.
6 mnds. prima bankaccept 21 pOt.
158
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
21 Februari 1923
MEDEDEELING VAN DE CENTRALE COMMISSIE
VOOR DE RIJNVAART.
Conferentie Van Barcelona.
Zooals men weet voorzien
de vredesverdragen in het sluiten van algemeene conventies
over verschillende onderwerpen betrekking hebbende op
de verkeerswegen en voornamelijk op het internationale
regiem der scheepvaartwegen (Verdrag van Versailles, art.
379). In art. 354 wordt uitdrukkelijk bepaald, dat de Acte
van Mannheim herzien zal moeten worden in overeen-
stemming met de beschikkingen van een dergelijke Conventie.
Deze nu is tot stand gekomen in den loop van een conferentie
van den Volkenbond gedurende Februari-Maart 1921 te
Barcelona gehoudén. Sindsdien heeft een aantal staten
deze Conventie geratificeerd, terwijl andere zich van rati-ficatie onthouden hebben. Deze stand van zaken heeft een
onderwerp van bespreking uitgemaakt op de conferentie
van Genua, welke alle staten heeft uitgenoodigd, zoo spoedig
mogelijk deze Conventie te ratificeeren.
Op
deze conferentie
zijn enkele reserves gemaakt en wel door Nederland en
Zwitserland.
In de laatste zitting van de ,,Commission Consultative
et Technique des Communications et du Transit de la
Société des Nations”, begin September 1922 te Genève ge-
houden, welke door den Secretaris-Generaal der Centrale
Commissie werd bijgewoond, is deze kwestie .rijpelijk onder-
zocht. De ,,Commission Consultative et Technique” heeft
het mogelijk geacht, dat in enkele gevallen misverstanden
het ratiflceeren of toetreden bezwaarlijk maakten en hierom
heeft zij het wenschelijk geacht, dat de belanghebbende
regeeringen en voornamelijk die staten, welke deelnemen
aan de bewerking der scheepvaartacte van eenzelfden water-
weg van internationaal belang, in dit geval alle mogelijke
maatregelen zullen nemen ten einde er zeker van te kunnen
zijn, dat dergelijke misverstanden niet bestaan of dat,
indien ze bestaan, men hen zal doen verdwijnen.
Dit eenstemmige besluit is zeer belangrijk voor de» Riji.
De Centrale Commissie heeft dus voor alles in hare
aanstaande zitting dit vraagstuk te onderzoeken. Indien
de Commissie erin slaagt deze taak te verwezenlijken kan
men zeggen, dat er een groote schrede voorwaarts gemaakt
is in de bewerking van het nieuwe publieke scheepvaart-recht, niet alleen in het belang van alle staten, geïnteres-
seerd bij de rijnvaart, maar ook in het belang der water-
verbindingen over de geheele wereld.
HET INDISCHE BELASTINGVRAAGSTUK.
I.
De magistrale nota van Prof. Treub over de
Indische belastingen heeft begrijpdlijkrwijze in
ruimen kring, en voornamelijk in Indië, de aandacht getrokken. Onlangs is te Batavia eene brochure ver-
schenen, geschreven door den heer J. L. Vleming
Jr., chef van den accountantsdienst bij het Indische
belastingwezen en getiteld: ,,Critisch antwoord op
de belastingnota van Mr. M. W. F. Treub”. In het
voorwoord
schrijft
de heer Vleming, dat zijn ant-
woord op Mr. Treub’s belastingnota door hem ge-
schreven is niet als belastingambtenaar, maar als
particulier, als burger van Nederlandsch-Indië, die
het nuttig en noodig vond, dat ook de door hem
naar voren gebrachte kant van het belastingvraag-
stuk in het openbaar besproken zou worden.
Zeer zeker heeft het zijn nut dat, waar Mr. Treub
zijne beschouwingen over de Indische belastingen en
eenige daarmede in verband staande onderwerpen
gepubliceerd heeft, ook anderen hunne inzichten
over dergelijke belangrijke vraagstukken kenbaar
maken, onder één mits evenwel, en deze is, dat zij,
die over genoemde onderwerpen schrijven, blijk geven
de stof die
zij
behandelen, meester te zijn. Nu maakt de brochure van den heer Vleming niet
den indruk van eene vrucht te
zijn
van op ernstige
studie steunende kennis en bovendien heeft de schrijver
herhaaldelijk blijk gegeven van op eene zeer zonder-
linge manier met
cijfers
om te springen.
In het voorwoord leest men:
,,Dat in Nederlandsch-Indië van de buitengewone in-
komsten (winsten) die gemaakt zijn, eene te hooge buiten-
gewone belasting is of wordt geheven, en van de gewone
inkomsten (winsten) eene te hooge gewone belasting, ontken
ik ten sterkste”.
Waar nu in het afgeloopen jaar tal van jaarver-
slagen van in Nederlandsch-Indië werk&ide maat-
schappijen verschenen zijn, die met een beroep op
cijfers en feiten over een te zwaren belastingdruk
klagen, en verschillende maatschappijen zelfs meenen,
dat die zware belastingdruk hare bestaanszekerheid
in gevaar brengt en zeer zeker elke gedachte aan
uitbreiding van zaken uitsluit, daar had het op den
weg van den
schrijver
gelegen om zijne hierboven
aangehaalde bewering met feiten en cijfers te staven.
Hij laat het echter
bij
de geciteerde bewering en
men zoekt in de geheele brochure tevergeefs naar
eenig
bewijs
voor de door hem geuite bewering.
Wel vindt men op pag. 17 der brochure de stelling
neergeschreven, dat zeer vele groote naamlooze ven-
nootschappen in Nederlandsch-Indië slechts een
gering percentage aan
inkomstenbelasting
betalen
en veelal niets of weinig meer dan 8 püt. van de
netto winst (zuiver inkomen), tenzij exorbitante
winsten
zijn
gemaakt, en geeft de
schrijver
op pag.
18 e.v. eenige
cijfers
omtrent winsten, die in 1921
door eenige door hem niet genoemde maatschappijen
zouden
zijn
geraakt, benevens eene door hem ge-
maakte berekening omtrent hetgeen volgens hem
daarover door die ongenoemde maatschappijen aan
inkomstenbelasting
zou verschuldigd zijn, maar dit
betoog en de door den
schrijver
geproduceerde
cijfers
hebben niet de minste waarde. Want in de eerste
plaats heeft de
schrijver
verzuimd te zeggen, welke
naamlooze vennootschappen
hij
op het oog heeft
gehad, zoodat de door hem geproduceerde cijfers niet
zijn te controleeren. In de tweede en voornaamste
plaats komt het er voor de vraag, of er al dan niet
een te zware belastingdruk op de in Indië werkende
naamlooze vennootschappen is gelegd, op aan te
weten, welk bedrag (in vergelijking met hare winsten)
in totaal
in eenig jaar door bepaalde maatschappijen
aan belastingen is betaald en wegens achterstand in
den aanslag is moeten worden gereserveerd, en niet
slechts het bedrag, dat aan inkomstenbelasting is
betaald.
Naast de inkomstenbelasting (die volgens drie
grondslagen geheven wordt), is ook nog verpondirig,
oorlogswinstbelasting en productenbelasting verschul-
digd,
terwijl
alleen de volgens den derden grondslag
der inkomstenbelasting verschuldigde extrawinst-
belasting met de verschuldigde producteubelasting
en/of oorlogswinstbelasting mag verrekend worden.
Ook de verponding, de productenbelasting en de
oorlogswinstbelasting (om van de kleinere belastingen
maar te
zwijgen)
drukken op de inkomsten der
maatschappijen. Dooi- te vel
–
zwijgen, hetgeen uit
dezen hoofde betaald is of gereserveerd moest worden
door de
maatschappijen,
die de schrijver op het oog
had, gaf hij een volkomen vaisch beeld van hetgeen
die maatschappijen over hare winsten in 1921 in
werkelijkheid aan belastingen hebben moeten betalen
en reserveeren.
Het totaalbedrag dat in Indië -werkendé maatschap-
pijen aan zeer vele verschillende belastingen hebben
op te brengen, is inderdaad groot. In de Economisch-
Statistische Berichten van 26 April 1922 geeft de heer
L. van Vuuren op pag. 387 eene opstelling over
hetgeen de suikercultuur over 1920 aan inkomsten-
belasting, heffing van een halven gulden per picol
over oogst 1919, suikerbelasting over 1920, verpon-
ding, belasting voor auto’s en paarden ten laste van het bedrijf, heeft moeten betalen. Voor deze belas-
tiiigen moest volgens de aan den heer van Vuuren
verstrekte gegevens betaald worden een bedrag van
rond
f
146 mihioen. Daarbij komen nog betaalde
invoerrechten ad
f
990.000, uitgaven voor de cultuur-
politie
f
1.800.000, en zegelbelastiug
f
55.5000, te
zamen dus over 1920 bijna
f
149 millioen aan
belastingen en andere bijdragen aan publieke mid-
delen. De wiut, door de suikercultuur over 1920
gemaakt, kan aangenomen worden op
f
18 per picol
21 Februari 1923
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
159
en mag dus geschat worden op
f
450 millioen. Van
die winst moest bijna
113
gedeelte aan bijdragen aan
de publieke middelen worden besteed, dus bijna 33113
pOt. Dit cijfer ziet er heel anders uit dan de nau-
welijks iets meer dan 6 pOt. aan inkomstenbelasting,
waarvan de heer Vleming gewaagt.
Op pag. 24 en 25 der brochure vindt men ecn
ander typeerend staaltje van groote oppervlakkigheid.
Daar behandelt de schrijver het geval van eene al
weder niet genoemde suikerfabriek, die over 1921
volgens hem eene winst zou gemaakt hebben van
rond
f
891.000 op een aandeelenkapitaal van
f 1
millioen. Hij noemt die winst ,,exorbitant”, doch
verzwijgt het
werkelijke
kapitaal, dat in de onder-
neming zit en dat men natuurlijk zal moeten kennen
om te weten of de gemaakte winst inderdaad
exorbitant is. Want dit hangt niet af van het
nominale kapitaal, van het kapitaal, dat de statuten
noemen, maar vn het kapitaal, dat werkelijk in de
zaak zit. Doch alle gegevens om het werkelijke
kapitaal te weten, dus om te weten of inderdaad de
gemaakte winst al dan niet eene abnormaal hooge
is, worden door den schrijver aan den lezer onthouden.
Verder berekent de schrijver, wat dan bij de zoo-
gezegd behaalde ,,exorbitante” winst de maatschappij
,,aan normale belasting” zal hebben te betalen. Doch
bij die berekening houdt
hij
alleen rekening met de
ordounantie op de inkomstenbelasting en negeert hij
wat de maatschappij aan verponding en aan suiker-
belasting te betalen heeft. Zoo komt hij tot een be-
drag dat nog geen 9 procent bedraagt der gemaakte
winst, terwijl het in
werkelijkheid
te betalen bedrag,
dat de schrijver niet opgeeft, natuurlijk veel hooger
zal
zijn.
En met
dergelijke
volkomen onvolledige, en
dus onbetrouwbare gegevens tracht de
schrijver
den
indruk te vestigen, dat de belastingdruk in Indië
in het gehëel niet zwaar is.
Op pag. 25 zegt de schrijver, dat de suikeroogst
1921 eene winst zou gelaten hebben van
f
5 of
f
6
per picol. Hier vergist de schrijver zich. De suiker-
oogst 1921 heeft gemiddeld opgebracht
f
15.06 per
picol; volgens ene berekening uitgevoerd ten kan-
tore van den Bond van Eigenaren van Nederlandsch-
Indische Suikerondernemingen betreffende een aantal
fabrieken, die te zamen 15 millioen picols produ-
ceerden, kan de gemiddelde
kostprijs
op zeker niet
lager dan ongeveer
f
12.50 per picol gesteld worden;
de gemiddelde winst over den suikeroogst 1921 heeft
dus zeker niet meer bedragen dan ongeveer
f 2.56
per picol.
Op pag. 39 der brochure gaat de schrijver zich te
buiten aan eene incorrecte uitlating aan het adres van
de Bataafsche Petroleum Maatschappij. Hij zegt daar:
,,Zoolang het echter mogelijk zou blijken, dat de in
Nederlandsch-Indië werkende petroleummaatschappij (en) de
daar inderdaad gemaakte winsten kunnen laten afvloeien
naar andere buitenlandsche maatschappijen, zoolang zal de
fiscus in Nederlandsch-Indië niet alleen het recht, maar
ook den plicht hebben met terzijdestelling zelfs van prin-cipieele bezwaren en als het moet langs den weg van uit-
voerrecht zijn deel van die winst in de Indische schatkist
te brengen”.
Hier Wordt dus zonder zelfs maar een zweem van
bewijs, getracht den indruk te vestigen, dat de Bataaf-
sche Petroleum Maatschappij de in Indië door haar
gemaakte winsten naar andere buitenlandsche maat-
schappijen laat afvloeien. Nu heeft de Koninklijke
Nederlandsche Maatschappij tot Exploitatie van
Petroleumbronnen in iNederlandsch-Indië in haar
jaarverslag over 1920medegedeeld, dat hare dochter-
maatschappijen over genoemd jaar aan belastingen
in Indië en Nederland
f
38.7 miljoen betaalden
tegenover
f
41.4 millioen in andere landen, hoewel
de olieproductie in Indië slechts
h/,
bedroeg van
hare geheele olieproductie. Waar dus de oliepro-
ductie der Bataafsche in Indië slechts
V4
bedroeg
van de olieproductie harer buitenlandsche zustermaat-
sehappijen, moest zij aan belasting in Indië en Neder-
land
bijna
hetzelfde bedrag betalen, dat hare buiten-
landsche zustermaatschappijen in hetbuitenlandbetaal-
den. Uit deze door de
Koninklijke
gepubliceerde cijfers
vloeit voort, dat van een laten afvloeien van in Indië
gemaakte winsten naar andere buitenlandsche maat-
schappijen geen sprake is. Is deze conclusie niet
juist, dan had de schrijver, die chef is van den
Indischen accountantsdienst
bij
het belastingwezen,
dit moeten aantoonen; in geen geval mocht hij met
voorbijgaan der door de
Koninklijke
gepubliceerde
cijfers de onbewezen bewering, die hierboven is
aan.gehaald, neerschrijven, en zulks te minder, waar
de Indische belastingadministratie met medewerking
van het hoofd van den Gouvernementsaccountauts-
dienst aldaar de boekhouding der Bataafsche tot in
alle bijzonderheden heeft onderzocht en onder de
loupe heeft genomen – niet slechts op het hoofd-
kantoor te Weltevreden, doch evenzeer op de kanto-
ren van de verschillende administraties op Java,
Sumatra en Borneo, zooals de directie en commis-
sarissen der Koninklijke hebben medegedeeld in een
door hen aan den Minister van Koloniën gericht
schrijven d. d. 23 Januari 1923, hetvelk in de voor-
naamste Nederlandsche dagbladen van den 24sten
Januari 1923 werd gepubliceerd.
De heer Vleming spreekt verder op pag. 39 zijner
brochure van de ,,groote massa der bezitlooze in-
heemsche mi]lioenenbevolking.” Van de agrarische
wetgeving
schijnt
de heer Vleming nooit iets gehoord
te hebben. Die agrarische wetgeving heeft evemvel
tot gevolg gehad, dat alleen op Java en Madoera
de inlandsche bevolking in het bezit is van 9,654,440
bouws bouwgronden’) (pag. 66 van de Jaarcijfers 1920
voor het Koninkrijk der Nederlanden, af d. Koloniën,
bewerkt door het Centraal Bureau voor de Statistiek).
• En tenslotte geeft de heer Vleming aan het einde
zijner brochure op pag. 41 en 42 eene opstelling
van hetgeen in 1916 tot en met 1923 aan belastingen
werd en wordt opgebracht
eenerzijds
door Europeanen
en naamlooze vennootschappen, anderzijds door de in-
–
heemsche bevolking. De wijze echter, waarop de
schrijver deze opstelling heeft samengesteld, ontneemt
aan de uitkomsten, waartoe hij gekomen is, alle
waarde. In de eerste plaats toch verwaarloost hij
bij de belastingen, te betalen door het Europeesche
deel van de bevolking, het uitvoerrecht, omdat dit
‘volgens hem bijna
uitsluitend uit petroleumbelasting-
opbrengst bestaat. Om welke reden de opbrengst
van eene belasting, door de Europeesche petroleum-
nijverheid betaald, verwaarloosd moet worden bij
eee berekening van het door het Europeesche deel
der bevolking aan belasting te betalen bedrag, is
niet duidelijk. Verder neemt de schrijver onder de
belastingen, door het Europeesche deel van de be-
volking te betalen, ook op de bedrijfsbelasting, hoe-
wel de bedrijfsbelasting tot 1920 toe uitsluitend
geheven, werd van inlanders en vreemde Oosterlingen.
En in de derde plaats telt de
schrijver
onder de
belastingen, die door de inheemsche bevolking betaald
worden, ook op het bedrag, dat door den Indischen
Staat verkregen wordt als bedrjfsoverschot
zijner
mc-
nopolies, t. w. uit den verkoop van zout en opium en
uit den pandhuisdienst. Maar de opbrengst dezer mo-
nopolies kan niet als betaalde belastingen worden
beschouwd; immers de inlander ontvangt voor zijne
betaalde penningen zout, opium en het noodige crediet.
In den gedachtengang van den
schrijver
zou men
bij de belastingen, door de inlandsche bevolking
betaald, ook kunnen gaan optellen de netto opbrengst,
door de staatsspoorwegen en de particuliere spoor-
en tramwegmaatschappijen verkregen door het reizi-
gersvervoer over hare lijnen.
Uit de hierboven genoemde voorbeelden blijkt,
1)
Het productieareaad der Europeesche cultures op Java
en Madoera, inclusief de cultures op van inlanders gehuurde
.gronden (voornamelijk suiker en tabak) bedraagt ongeveer
704.000
bouws.
‘1160
ECONOMISCH-STATSTISCHE BERICHTEN
21 Februari 1923
1
dat de brochure van den heer Vleming er niet toe
kan bijdragen om den blik op de werking en de’
gevolgen van het Indische belastingwezen te verhel-
deren.
Volledigheidshalve zullen wij nog een oogenblik
stilstaan bij twee punten, waarop de schrijver in
zijne brochure grooten nadruk heeft gelegd.
(Wordt vervolgd).
J.
GERRITZEN.
INDIË’S FINANCIËN EN STAATKUNDE
II
(Slot).
De basis van het publieke financiewezen wordt,
ook in Indië, gevormd door de politieke doeleinden
en door de economische structuur. Het zijn de poli-
tieke doeleinden, die bepalen welken omvang en inhoud
de overheidstaak zal hebben; het is de economische
structuur, die bepaalt op welke middelen blijvend
voor die overheidstaak kan worden gerekend. Wil
er stabiliteit in het Indische financiewezen
zijn,
dan
dienen die beide in harmonie te zijn. Het is echter
zoowel in de politieke doelstelling als in de beoor-
deeling van de economische structuur, dat t. a. v.
Indië is gefaald.
Het is bekend, dat ook in Nederland verschil van
opvatting bestaat omtrent politieke doelstelling, om-
vang en inhoud der overheidstaak, en dat zelfs de
economische structuur van Nederland nog niet dooi
alle politieke richtingen op dezelfde
wijze
wordt
gezien. Toch zijn hier de verschillen onbelangrijk,
vergeleken
bij
Indië.
In Nederland is ten minste de nationale eenheid
reeds zoo algemeen aanvaard, dat met meerderheids
besluit in een gemeenschappelijk parlement een be-
hoorlijk staatsbestuur mogelijk is. In Indië staat
men voor een geheel ander geval. Wat in Nederland
het Nederlandsche volk is, is in mdie slechts één
der Indische volken, neem b. v. het grootste, het
Javaansche. Ook daar zal men mettertijd kwesties
en politieke richtingen
krijgen
als in Nederland.
Maar naast dat eene volk staan nog tallooze anderé
en boven al die volken staat het Nederlandsche
oppergezag, dat ook weer een eigen taak heeft en
daarvoor een eigen financieele basis behoeft.
Die
bijzondere
en samengestelde staatkundige struc-
tuur maakt ook de basis van het financiewezen van
een zeer samengestelde structuur. De politieke doel-
stelling van een kolonie met een oppergezag en een
belangrijk, internationaal georiënteerd uitheemsch
element, is een geheel andere dan van een homogeen
nationaal land als Nederland; de economische struc-‘
tuur van een kolonie, met een volgens westersche
methoden produceerend en op uitheemsche financie-
ring aangewezen uitheemsch element, is eveneens
een geheel andere dan van een homogeen, nationaal land als Nederland.
Het is de groote dwaling der huidige koloniale
politiek dat zij, vergetende dat het Nederlandsche
volk slechts tot een functie van oppergezag over de
Indische volken in staat is, Indië zoowel voor de
politieke doelstelling als voor de financieele basis,
als een eenheidsstaat is gaan zien, op zichzelf ge-
oriënteerd – men spreekt immers officieel reeds
van ,,importkrachten”! – terwijl
de
werkelijke
poli-
tieke en economischë structuur daaraan geenszins
beantwoorden, integendeel, daaraan tegengesteld zijn.
Gedeeltelijk is dit het gevolg van een verkeerd be-
grepen associatie, voor een groot deel echter ook
van onvermogen. Het is ook organisatorisch onver-
mogen, tekort aan vormende kracht geweest, die,
soms tegen beter weten in, de huidige politiek hebben
gecontinueerd.
Die fout tegen de
werkelijke
staatkundige en
economische structuur van Indië heeft de staatstaak
echter enorm verzwaard en uitgebreid, zoodanig,
dat in toenemende mate
twijfel
is ontstaan of Neder-
land dit wel kan volhouden. Een oppergezag ver-
onderstelt altijd het bestaan van de beheerschte
volken door hun
eigen
kracht. De taak van het
oppergezag kan daardoor beperkt blijven tot de
essentieele zaken van gezagshandhaving naar binnen
en naar buiten, tot de algemeene politiek, tot de
internationale functie, tot leiding en opheffing van
de beheerschte volken. Die taak is reeds groot, maar
heeft ten minste hare natuurlijke grenzen.
Maar wordt die staatkunde prijsgegeven, wordt
niet meer gezien, dat het oppergezag zich moet be-
perken tot leiding en opheffing van de Indische
volken
om hen, zoodoende, omhoog te brengen en
vervloeit h’et oppergezag tot een algemeen overheids-
gezag, dat zich tot de
individuen
gaat wenden, dan
is er geefi grens meer aan de overheidstaak en daar-
mede aan de financieele behoeften. De overheidstaak
wordt dan die van een nationalen staat, terwijl de
economische grondslagen nog geheel die van een
kolonie zijn. Die toestand heerscht thans in Indië
en die tegenstrjdigheid is het, welke de moeilijk-
heden, vooral ook de financieele ontwrichting, heeft
gebracht.
Toen de opleving der Indische volken begon hebben
de regeeringen niet begrepen, dat toen vôôr alles
een staatkundige organisatie gegeven had moeten
worden, waarin die volken als
volk
bleven bestaan
en daarmede als volk behandeld konden worden. Dit
verzuimde men of juister, gebannen in de heerschen-
de opvatting der associatie, nog versterkt door amb-
telijken continuïteitsdrang, verwierp men dit. Niemand
zal in
twijfel
hebben verkeerd dat de opleving der
inheemschen, in hunne groote achterljkheid, enorme
eischen aan financiën en personeel moest stellen.
Had de regeering hen daarbij als
volken,
dus telkens
als een geheel, als een groep behandeld, dan zouden
tegenover de eischen ‘en verlangens dier groep ook
het productievermogen en de
bijdrage
van die groep
aan de middelen voor de overheidstaak zijn gebleken.
Maar het unificatiedogma liet dit niet toe, zij werden
als groep met eigen eischen en eigen middelen op-
gelost en daarmede ging het overzicht verloren.
In stede dat de Volksraad als rem optrad, werd
hij stimulans voor uitgaven en waar alle overzicht
ontbrak kon het gebeuren, zooals Mr. Gerritzen,
oud-directeur van de Javasche Bank, het uitdrukte
(Ind. Genootschap 17 Dec. ’20)
,,dat de inlandsche maatschappij jaarlijks vele tientallen
miljoenen gulden tekort komt om de kosten harer huis-
houding te kunnen betalen, en bovendien, dat zij voor een
groot deel leeft op kosten van een klein aantal vreemdelingen”.
Hierin demonstreeren zich twee tendensen der
unificatiepolitiek op financieel gebied. De eerste is, dat het onmogelijk wordt gemaakt, een overzicht te
krijgen over eischen en
bijdragen
door de twee, zoo
diep gescheiden groepen van uitheemschen en in-
heemschen; de tweede is, dat de eene groep, i. c. de inheemsche, voor hare ontwikkeling reeds in sterke
mate afhangt van de andere groep,
zonder dat dit
duidelijk blijkt.
Men hoede zich,
bij
de beoordeeling van dit onder-
werp, voor een veel gemaakte fout, ni. de uitheem-
sche producenten in Indië, vooral de Europeanen,
als een hoogeren stand te zien, waarbij dan de In-
landers den lageren stand zouden vormen. Dit is onjuist.
De Inlanders hebben hun eigen samenlevingen met hooge en lage standen en de heerschende inzichten
in Nederland, dat hoog en laag één onverbrekelijk
geheel vormen, dat in de welvaart der hoogere
standen culmineert, geldt wel voor de inheemsche
samenlevingen op zichzelf, maar niet voor de uit-
heemsche producenten; die staan daarbuiten en
moeten met anderen maatstaf worden gemeten.
De grief van de uitheemschen, zooals die ook in
de actie van den Ondernemersraad tot uiting komt,
tegen het tegenwoordigen bewind is niet, dat zij
moeten
bijdragen,
en soms belangrijk moeten bijdragen
in de ontwikkeling der inheemsche volken, maar
21 Februari 1923
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
.161
wel, dat zij geheel in de zuiging der inheemsche
volksontwikkeling dreigen te geraken en hun eigen
basis van bestaan niet meer erkend zien. Die in-
heemsche volksontwikkeling gaat evenwel haar eigen
weg, zij is geenszins in alle opzichten gunstig voor
het uitheemsche productieproces en toch ontneemt
de politieke uniticatie tusschen uitheemschen en in-
heemschen aan die uitheemschen het vermogen zich
buiten die volksontwikkeling te houden. Tegenover
de bescherming, die wij den Inlanders in hun grond-
bezit geven, behoort te staan dat wij den uitheem-
schen producent, hetzij Nederlander of vreemdeling,
ook buiten de zuiging der Inlandsche maatschappij
laten en hem meten met den maatstaf der internatio-
nale concurrentie, waarvan hij inderdaad afhangt.
*
De vraag, thans boven alle andere voor het finan-
ciewezen van practische waarde, is ,,hoe komt men
uit de huidige impasse, hoe moet de Indische staat-
kunde zijn om tot gezonde toestanden te gerakan,
hoe moet die staatkunde zich in de staatsinstellingen
uitdrukken, om het openbare financiewezen op grond-
slagen te plaatsen, die niet voortdurend door ont-
wrichting bedreigd worden ?” Het gaat hier – het
werd reeds opgemerkt – om wijziging van staat-
kundige tendensen; technische verbeteringen in de
heffingen, rechtvaardiger grondslagen enz. vallen
buiten deze beschouwingen, evenals de engere bezui-
uigingswerkzaamheid daar buiten valt.
De groote dwaling van de koloniale staatkunde
der laatste tijden, ook op financieel gebied, is de
uniticatie. Daardoor begon de overheidstaak, die bij
een oppergezag niet boven de krachten van het Neder-landsche volk behoefde te gaan, te vervloeien en werd
zoo uitgebreid, dat zij niet meer te beheerschen is
en geen voldoende middelen meer kan vinden. Daar-
door kwam tevens de uitheemsche productie, die op
internationale concurrentie is aangewezen, in de
zuiging van de ontwikkeling der inheemsehe volken
en dreigt daarmede de internationale oriënteering
en de stabiliteit, die
zij
noodig heeft, te verliezen.
De inhcemsche bevolking vond, bij haar streven naar
ontwikkeling, niet die natuurlijke beperking, die voor
een goed financiewezen noodig is, omdat
zij
niet in
de eerste plaats met eigen middelen werkte, doch in
belangrijke mate op dc uitheemsche productie steunde.
Uit dien onoverzichtelijken en tegenstrijdigen toe-
stand ligt de uitweg in de aanvaarding, voor geheel
Indië, van debeginselen,die reeds sedert het bewind van
den Gouverneur-Generaal Van Heutz voor de land-
schappen
zijn
aanvaard. Daar worden de.inheemsche
gemeenschappen tot een echte, ongemengde autonomie
georganiseerd, met een eigen flnanciewezen tot ont-
wikkeling gebracht. Daar is de inheemsche ontwik-
keling, met bare bijzondere behoeften, gescheiden van
(le Nederlandsch-koloniale en werkt geheel hevie-
digend. Het is een gezonde financieele toestand, zoo-
als dat bewind in het algemeen een gezonden fluancieelen
toestand heeft weten te scheppen, ondanks groote
ischen aan de overheidstaak.
Wat daarom thans noodig is, is dat het Neder-
landsche gezag zich weer bewust tot oppergezag con-
stitueert en dat de inheemsche bevolking in volks-
verband wordt gebracht, zoodat het Nederlandsche
bestuur niet met individuen, doch met groepen te
maken
krijgt.
Die groepen behooren een eigen budget
en een eigen financiewezen te hebben. De regentschaps-
autonomie, die door
mij
met deze bedoeling was
geschapen, moet zich dus in hare organisatie inspi-
reeren op de landschappen en niet op cle clecentrali-
satiebeginselen van 1903, zooals thans geschiedt. Da.n
wordt bereikt, dat de Europeanen daarbuiten vallen
en dat dus cle inheemsche maatschappij bij haar
ontwikkeling ook steeds het beeld van haar eigen
economisch vernwgen voor oogen heeft. Evengoed
als de landschappen zullen ook dc regentsehappen
een financieele bijdrage van het oppergezag kunnen
ontvangen, maai dit geschiedt dan bewust en met
een
duidelijk
inzicht in de noodzaak, in de toelaat-
baarheici en in de gevolgen.
Met deze uitbreiding van de landschapspolitiek
– natuurlijk in moderne vormen – over het geheele
inheemsche leven in Nederlandsch-Indië komt reeds
een andere tendens in het financiewezen. De regeering
heeft dan het overzicht, kan bewust handelen, heeft
in de hand hoever
zij
wil gaan met het belasten der
uitheemsche productie tei wille van de ontwikkeling
der inheemsche volken. De Indische volken zelf hebben
dan in het eigen budget, de natuurlijke rem, die ver-
hindert, dat het evenwicht tusschen cultureel willen
en economisch kunnen te zeer wordt verbroken.
De wijziging in het karakter der. regeutschaps-
autonomie is echter nog geenszins voldoende voor
het
verkrijgen
en voor het behoud van een goed
financiewezen. Even noodzakelijk als het is, dat alle
gezag hoven de inheemscheformaties als oppeigezag
wordt geconstitueerd, even noodzakelijk is het, dat
in de geheele sfeer van dat oppergezag – de kolo-
niale sfeer – gouvernementeel bewind heeische; het
is uitvloeisel van cle politieke doelstelling en van
cle economische structuur, die het financiewezen be-
heerschen. Dit wil natuurlijk niet zeggen, dat het
teg’dnwoordige, autocratische ambtenaarsgezag be-
stendigd moet blijven, geenszins, maar wel dat in die
koloniale sfeer, clie het centraal bestuur, het provin-
ciaal bestuur en het residentiebestuur omvat, geen
raad
aan het hoofd
moet staan. Gemengde raden,
uit Nederlanders en Indiërs bestaande – en dat
moeten alle raden zijn, die hoven de zuiver in-
heemsche raden uitgaan –• mogen nooit aan het
hoofd van een provincie staan;
zij
mogen nooit
apders zijn dan wetgevende raden, voor de wetgeving
samenwerkende met het gouvernementeel bestuur.
Gemengde raden, met autonome bevoegdheid bekleed,
aan het hoofd der provincie staande, brengen on-
middellijk op financieel gebied weer denzelfden toe-
stand, als waarvoor
wij
thans in het algemeen staan,
omdat
zij
politiek op zich zelf georiënteerd zijn. De
drang der Indiërs en der Europeesche niet-producenten
schroeft weer de eischen ver boven het eigen peil
op en de financieele hevrediging komt weer neer op
de uitheemsche producenten, die zich daartegen, in
hun kleine minderheid, niet kunnen verzetten en die
juist door het autonome karakter van den raad,
geen hooger beroep hebben. Een gemengde raad kan
niet autonoom zijn, kan niet aan het hoofd staan,
het eindigt, zoodra hij zich
werkelijk
doet gelden,
onvermijdelijk in financieele ontwrichting door de vernietiging der internationale oriënteering, waar-
van ook de provincie afhangt.
De aangenomen bestuurshervorniing van den tegen-
woordigen minister van Koloniën brengt inderdaad
dien autonomen raad, maar het zal
bij
invoering
blijken, dat het een ernstige fout is. Het is weer
het unificatiedogma, dat biei heeft doen dwalen.
Een gemengde raad, als hoofd van de provincie, was
nog eenigszins te verdedigen zoolang de groote
inheemsche bevolking in politieken zin amorph was.
Maar toen het nationale gevoel en het nationale.
leven tein gkeerden, had het unificatiestreven opgegeven
moeten worden; het is onvereenigbaar met gescheiden
nationale gevoelens. Een andere organisatie is thans
noodig.
De hestuurshervorming tr acht de nadeclige gevolgen
te voorkomen, door in de autome raden een gouverne-menteel overwicht te scheppen door allerlei kiesrecht-
restricties, maai een ieder weet dat een kiesrecht-
beperking slechts tijdelijk is en bij de tegenwoordige
ervaring in massa-actie slechts zeer
tijdelijk.
Bij een
groote iniandsche meerderheid in de raden zou de
tegenwoordige financieele toestand in de provinciën
chronisch wotclen. Het dringen naar autonome raden
in plaats van naar wetgevende raden met gouverne-
162
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
21 Februari 1923
menteel bewind, is voornamelijk een dringen van
Europeanen, die alleen het voor de hand liggende zien.
Zij zullen goed doen zich de woorden te herinneren
die Mr. Pierson eens schreef:
,,de mannen der practijk zijn dikwijls stoute theoristen
;
,,wat zij op grond der ervaring prediken is in menig geval
,,de vrucht hunner zeer slee]ite waarneming.
Zij
leiden vaak
,,uit ware stellingen gevolgtrekkingen af, die daarin geens-
,,zins liggen opgesloten.”
De Nederlandsche bestuursvorm, centraal en pro-
vinciaal, past niet bij Indië, ook niet in de kolo-
niale sfeer of de westersche overkapping. Aan gezag-
verlies, bestuurlijke impotentie en flnancieele ont-
wrichting zal men dit steeds weer ervaren. Degroote
scheidingslijnen in Indië, die het economisch vermogen
beheerschen en de politieke doelstelling bepalen,
loopen tusschen uitheemsch en inheemsch in de eerste
plaats; tussehen de inheemschen onderling in detweede
plaats en wanneer een bestuursherorming of her-
ziening der staatsinrichting die lijnen niet volgt
moet zij mislukken.
De stnatkundige hervormingen, die iioeten ge-
schieden om de huidige tendensen op financieel gebied
te wijzigen en het financiewezen op een gezonde
basis te plaatsen, kan men samenvatten in de desi-
derata: het staatkundig organiseeren van de geheele
bevolking van Nederlandsch-Indjë in volksverbanden
met eigen budget; het onder gouvernementeel bewind
brengen en houden van het centrale en provinciale
bestuur met bijstand van gemengde wetgevende
raden. Dan past de staatsinrichting zich nauwkeurig
bij de politieke doelstelling en de economische
structuur aan en vermag daardoor een harmonisch
financiewezen te handhaven. In de nota van mijn
hand in het rapport der herzieningscommissie vindt
men zoowel de algemeene staatkunde als de daarbij
aansluitende financieele politiek uitvoerig uiteengezet.
Ik moet verder daarnaar verwijzen. De doorvoering
ciseht veel begrip en inzicht, maar zij ligt binnen
ons vermogen.
Het moge uit het bovenstaande duidelijk zijn, hoe
diep de kwestie van de financieele gezondmaking
van Indië ligt en wat daaraan vast zit. De huidige
pogingen tot sluitend maken der begrooting mogen
zeker niet worden gestaakt, maar zij vormen slechts
een gering deel van hetgeen gedaan moet worden.
Zij dragen echter één groot gevaar in zich: het
verzuimen van staatkundig ingrijpen. Voor bezuini-
ging is goede wil, is ambtelijke ervaring, is vast-
houdendheid voldoende; voor een principieel ingrij-
pen is staatkundige vormkracht noodig. En nu is
het groote gevaar dat de tallooze ambtenaren en
misschiefl ook wel de regeeringen, die wel tot het
eerste maar niet tot het laatste in staat zijn, de
geheele publieke aandacht naar het bezuinigingswerk
en naar technische verbeteringen zullen trekken en
die aandacht met kleine successen op dit gebied
zullen weten te boeien.
Late men zich daardoor niet van het groote werk
laten afhouden. Late men begrijpen, dat thans alles,
niet alleen het financiewezen, aan het vastloopen is op een staatkunde, die haar reden van bestaan heeft verloren en late men niet aarzelen thans principieel
in te grijpen, vôôr ook weer de aanhangige wijzigingen
in het Regeeringsreglement ons nog meer zullen
hebben gebonden. Late men niet aarzelen de unificatie
prijs te geven en op doortastende wijze een nieuwen
weg in te slaan. Met beleid en, vooral, met begrip
en inzicht is nog een wijziging mogelijk. Men onder-schatte niet de noodzaak de Indiscie volken in hunne
ontwikkeling te steunen, maar men onderschatte ook
niet de beteekenis der internationale functie van
Indië. Zoolang die zich vrij kan ontplooien, zoolang
zullen er ook de middelen zijn voor den groei der
Indische volken. Eindigt die internationale functie,
door een voortgezette unificatie, dan wordt Indië een
tweede Suriname, op zichzelf georiënteerd, maar
zonder welvaart, zonder toekomst. Kan Nederland
het Indische financiewezen niet meer gezond houden,
dan kan het Indië niet meer behouden. Het huidige
financieele probleem is echter een staatkundig pro-
bleem.
S. RITSEMA VAN ECK.
Den Haag 26 Januari 1923.
DE VRACHTENMARKT IN 1922.
Het afgeloopen jaar is weer een moeilijk jaar
geweest voor de reederjen. De hoeveelheid scheeps-
ruimte, welke aanwezig is en welke op zijn minst
25 pOt. meer is dan die van véôr den oorlog, drukt
de vrachten tot een dermate laag peil, dat het voor
de reeders veelal op hetzelfde neerkomt om huu
schepen op te leggen of te laten varen. 1)e geregel-
de lijnen zijn echter verplicht hun schepen te laten loopen om te voorkomen, dat concurrenten op hun
terrein komen. Om hun booten te vullen moeten zij
vaak zeer lage vrachten accepteeren. Hierdoor nemen
zij de lading welke er nog is voor een groot gedeelte
weg en bederven de markt voor de wilde hooten.
Zelfs gaan ze vaak zoo ver, dat zij voor betrekkelijk
kleine partijen een optie voor meerdere loshavens
geven. Veel verbetering op het voorgaande jaar is
er niet. 1922 onderscheidt zich in zooverre van 1921,
dat alles meer in de normale banen is gekomen en.
men gelegenheid heeft gekregen om zich naar de
gewijzigde omstandigheden te regelen.
In 1922 is de val in de vrachten niet zoo sterk
en plotseling geweest als in 1921, waardoor groote
verliezen, als in 1921 op bepaalde reizen zijn voorge-
komen, veel meer zijn beperkt gebleven. De drang
tot verlaging van exploitatiekosten en havenkosten
heeft in 1922 sterk doorgewerkt. De prijs van steen-
kolen, welke brandstof nog steeds door de meeste
booten wordt gebruikt, is aanzienlijk gedaald en de
gages van de Nederlandsche schepelingen hebben
twee keer in het afgeloopen jaar een verlaging onder-
gaan. Ook de prijzen van de andere scheepsbenoo-
digdheden zijn lager dan een jaar geleden. In vele havens in het buitenland zijn de havenkosten ver-
laagd en ook in ons land wordt ernstig over een
verlaging gedacht. De belanghebbenden bij de scheep-
vaart hebben door het sterk verlagen van de plaats-
kosten in onze havens het goede voorbeeld gegeven.
Hieraan dient nog toegevoegd, dat de kosten voor
reparatie door het sterke concurreeren van de repa-
ratiewerkpiaatsen vrij wat minder zijn geworden.
Indien men thans de vrachten, welke een jaar ge-
leden golden, vergelijkt met die welke eind December
te bedingen waren, komt men tot het resultaat, dat
deze helaas ook sterk zijn gedaald en misschien nog
wel in verhouding meer dan de exploitatiekosten.
Als men de timechartervrachten, welkd als het meest
juiste beeld van den algemeenen toestand beschouwd
kunnen worden, neemt, vindt men dat deze zelfs
met 19 pOt. zijn gedaald. In dit verband is het
interessant te zien, dat het indexeijfer voor de detail-
prijzen in Engeland een verlaging van 15 pOt. en
dat van de groothandeisprjzen van 10 pOt. aanwijst.
Zooals vanzelf spreekt kunnen deze cijfers niet
worden aangenomen om de juiste verhouding in de
daling van vrachten en exploitatiekosten aan te geven.
Veel verschil maakt het bovendien, welke de reis is
welke gemaakt wordt, daar de havenkosten, die stellig
niet 20 pOt alom zijn gedaald, een belangrijken post
op de exploitatierekening vormen. In Argentinië b.v.
zijn deze nog hetzelfde als kort na dën oorlog.
Het cijfer, dat ik gaf voor de vermindering in
de timecharterhuur geeft het meest juiste beeld van
den algemeenen toestand. In de timechartervrachten
ziet men dan ook een nagenoeg regelmatig dalende
lijn. De vrachten, welke echter bedongen werden voor
open charters, geven voor December een veel kleinere
daling vergeleken bij Tanuari 1922 en wel niet meer
dan 6 pOt. In deze vrachten is een veel sterkere
fluctuatie geweest met een gemiddelde dat ± 10 pOt.
beneden de vracht van Januari ’22 ligt.
21 Februari 1923
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
lreil
Als gemiddelde voor het jaar 1921 en 1922 krijgt
men geheel andere cijfers. De gemiddelde timecharter-
huur van 1922 was 26 pCt lager dan voor 1921 en
de vracht voor open charters 20 pCt.
Vele reederijen hebben echter grootere reducties
in vrachten moeten maken dan de bovengenoemde
en wel hoofdzakelijk die, welke van Noord-Europee-
sche havens varen. De Duitschers voeren hier een
scherpe concurrentie.
De oude Duitsche reederijen hebben vele van hunne
oude booten weer teruggekocht en ook ni.uwe schepen
aan hun vloten toegevoegd en deze, vermeerderd met
nieuwe reederijen, trachten nu het gedurende en na
den oorlog verloren terrein te herwinnen. Door den
stand van de mark zijn
zij
in staat aanzienlijk goed-
kooper te expiditeeren dan niet-Duitsche reederijen
en daarvan maken zij gebruik om steeds lagere
vrachten te accepteeren om de lading meester te
worden.
Wat de verschillende markten aangaat dient het
volgende.
Door de staking in de mijnen in Noord-Ame-
rika heeft Engeland het verloren terrein weer onge-
veer geheel teruggewonnen voor zoover het leveren
van steenkolen betreft. De verschepingen gaan dan
ook geregeld door. De staking was oorzaak, dat vele
ladingen steenkolen van Engeland naar de Ver.
Staten en Canada werden verscheept, wat een gunstigen
invloed op de uitgaande vrachten had. De vrachten
naar de Ver. Staten en Canada varieerden van 716
in het begin tot 151- later, terwijl de meeste ladingen op ongeveer een vracht van 12/6 werden verscheept.
Tot aan het eind van het jaar gingen steenkqlen
naar Noord-Amerika, echter tegen vrachten van ±
81-.
Toen de stakiig op haar hoogst was, deed zich
de invloed op de andere uitgaande markten gevoelen
en stegen de uitgaande vrachten om later weer te
dalen. De vracht naar Genua was in Januari 1213
en in December 10/- en’naar Port Said resp. 141-
en 1116 per ton. De vracht naar La Plata, welke
nauw verband houdt met de thuiskomende vrachten,
bedroeg aan het begin van het jaar 141-, liep latsi
op tot 1916 en eindigde met 1119.
Het groote aantal booten, hetwelk met steenkolen
naar cle Vereenigde Staten en Canada uitgeloopen
was, deed al spoedig
zijn
invloed op de thuiskomende
vrachten gevoelen.
De uitvoer van graan van Canada, welke zeer
groot was, was een zeer gewenschte uitkomst, doch cle vraag naar ruimte was niet groot genoeg om een
daling in de vrachten te voorkomen.
Half Juli werd van Montreal 15 cents per 100
lbs. genoteerd, terwijl kort daarna niet meer dan
12
1
/2 cents te
krijgen
was. Tegn het eind van het
seizoen liep de vracht echter weer op tot
14
cents
en meer.
De vrachten van de Northern Range gaven het-
zelfde beeld te aanschouwen. In het begin van het
jaar werden hooten afgesloten tot 18 cents, tijdens
en na de staking tegen 10 cents en tegen het eind
weer tot 15 cents. De vrachten voor parcels daalden
tijdens de staking echter nog lager. Er was nogal
veel vraag voor ruimte naar Italië en Griekenland
tegen vrachten, welke in verhouding tot bovenge-
noemde fluctueerden.
Er werden betrekkelijk weinig booten met graan
van de Golf van Mexico bevracht naar Noord
Europa. De geregelde lijnen
schijnen
bijna alles ver-
voerd te hebben.
Volle ladingen katoen kwamen bijna niet voor en
ook werd niet veel fofaat verladen behalve naar
Scandinavië.
De bevrachtingen in cle open markt van suiker
van Cuba naar Europa was dit jaar lang niet zoo
druk als in 1921 ; toch werd veel suiker in time-
charterbooten vervoerd.
Van de Pacific kust naar Europa werden weinig
hooten bevracht en de booten, welke bevracht werden,
waren voor het meerendeel Japansche.
De vracht van Zuid-Amerika fluctueerde weer
hevig, al waren de verschillen misschien niet zoo
groot als anders wel eens het geval geweest is. Het
begin van het jaar opende goed op basis van 3716.
Tot half Februari bleef de vraag gehandhaafd,
waarna een val kwam tot 251- in Maart/April. Daarna
kwam weer een rjzing tot 3113 in Mei, waarna de
vrachten inzakten en de markt flauw bleef tot den
herfst. Het laagste
cijfer
dat betaald werd voor ge-
heele ladingen was in September 1716.
Van de nitraathavens werd hoofdzakelijk naar de
Vereenigde Staten verscheept tegen vrachten, welke
varieerden tusschen $ 4.25 en $ 6.-. De lijnbooten
amen alles wat er voor Europa was mee.
Van Australië werden in het begin van het jaar
vele booten bevracht tegen goede vrachten van 501′-.
Tegen het eind van het jaai’ werd niet meer dan
4319 betaald.
De vrachten van Indië waren gedurende bijna het
geheele jaar zeer laag, totdat tegen het eind van
het jaar een opleving plaats vond en betere vrachten
werden betaald, hoofdzakelijk doordat de reeders,
door de lage vrachten afgeschrikt, hun tonnage niet
iheer derwaarts hadden gestuurd. Voor deadweight
an Bombay werd in Juli 1716 en in December 2716
betaald.
De vrachten van de Middellandsche Zee bleven op
ongeveer hetzelfde niveau met 519-61- van Algiers
naar Rotterdam.
r.
G. A.
FONT!IN.
WAT IS NOG RICHTSNOER IN ONZE SOC[ALE
VERZEKERING?
II.
(Slot)
In vroegere geschriften streefde de iaadsman van
den Minister, de chef der af deeling Arbeidsverzeke-
ring, Mr. H. W. Groeneveld, alleen naar een oplossing
voor de ziekteverzekering. In de thans door hem in-gediende ,,Not’a” streeft hij naar ,,beperking van het
bedrijf der overheidsorganen” – bladz. 5, 3e alinea –
en blijkbaar acht hij onder deze leuze• een zeer in-
grijpende verandering van de industrieele ongevallen-
verzekering noodig: le de geldelijke uitkeering vooi
‘t grootste gedeelte naar de ziekenkassen; 2e de ge-
neeskundige behandeling naar de ziekenfondsen;
resulteerend in 3e het vervallen van het grootste ge-
deelte der administratiekosten, wat letterlijk opgevat,
een besparing zou opleveren van bijkans 2 millioen.
Door deze verder reikende plannen mede op te
werpen voldoet Mr. G. aan het vereischte,dat men
de sociale verzekering als één geheel moet weten te
zien. Iets anders is het echter, of zijn raadgevingen
op het stuk der ongevallenverzekering aannemelijk
zijn?
Zooals gezegd,
hij
wil ,,de ziekte-verzekering” belast
kien met de financieele lasten der ongevallen, voor
zooverre die lasten bestaan in uitkeeringen van ver-
goeding voor loonderving, die niet langer dan zes
weken duren. Van elke honderd ongevallen zijn 95
binnen genoemden duur afgeloopen. (bladz. 8 der nota)
De geneeskundige zorg wenscht hij van de R. V. B.
over te brengen naar de ziekenfondsen. De moeilijk-
heid van dit laatste lijkt
mij
te schuilen in de grens
tusschen lichte en zwaardere ongevallen. Van de
zwaarderé ongevallen zal dunkt mij de draagster der
blijvende renten van den aanvang af de geneeskun-
dige behandeling in handen willen houden. Het is
bekend, dat de ongevallen-heelkunde andere methoden
soms voorschrijft clan de gewone chirurgie; zoo geldt
een vingeramputatie als meer geïndiceerd dan het
sparen van een tot
stijf
heid voorbestemden vinger,
omdat de
stijve
vinger veel meer belemmering ver-
oorzaakt, wanneer de arbeid weer wordt opgevat.
Achteraf praten, dat kan het kleinste kind, zegt ergens
164
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
21 Februari 1923
Homerus. Zoo is het; maar te voren moet in het
systeem van Mr. Groeneveld al beslist worden, of een
ongeval er een is voor de R. V. B. of voo.i de zieken-
fondsen.
Opmerking verdient ook de woordenkeuze in dit
gedeelte van de Nota.
Er wordt niet gepleit voor een overdoen van. de
lasten der geldelijke uitkeeringen aan,,de ziekenkassen”.
Men zou geneigd zijn hieraan te denken; en zoo is
het in de Duitsche sociale verzekering inderdaad
geregeld.
Maar men moet niet vergeten, dat Mr. Groeneveld
met alle macht streeft naar een wijziging van de
Ziektewet-Talma, wet van 5 Juni 1913, staatsblad No.
206, en dat deze wijziging het beginsel der ,,Bedrijfs-
vereenigingen” wil invoeren met terzijde stellen van
de ziekenkassen; zie bladz. 13-14 der Nota.
Derhalve gaat in zijn gedachtengang de zorg voor
de uitkeeringen wegens ongevallen naar
•
Bedrijfsver-
eenigingen. Waar op bladz. 5 wordt geargumenteerd,
dat thans elk ongeval, van hoe geringe beteekenis
ook, door het centrale punt, door de Rijksverze-
keringsbank behandeld moet worden, en dat dit stelsel
noodeloozen omslag en veel noodelooze administra-
tiekosten veroorzaakt, zag Mr. Groeneveld daar dan
waarlijk over het hoofd(!), dat de zoo aangeprezen
Bediijfsvereenigjngen niet anders zijn dan instellingen
die eveneens vanuit één centraal punt geleid wor-
den? ,,Een na 4 dagen geheel genezen gekwetste
vinger van een timmermansknecht ergens in Drenth&’
thans tot zijn ergernis behandeld wordend vanwege
de R. V. B. te Amsterdam, zal in zijn systeem voor
rekening komen van de Bedrijfsvereeniging van cle
Bouwvakpatroons, bijvoorbeeld gevestigd in de Zee-
straat, ‘s-Gravenhage. Immers, met cle verwijzing
naar ,,Bedrjfsvereenigjngen”, in deze Nota, zoowel
als in vroegere publicaties van den geachten schrijver,
bedoelt hij onmiskenbaar die organisaties welke door
de combinatie Dr. Posthuma-Kupers zijn uitgedacht
en die uitgewerkt moeten zijn is een bij den bogen
Raad van Arbeid destijds ingediende proeve van een
etsontwei.p
Juist in het ééne punt waarop het aankomt, ver-
schillen Rijksverzekeringsbank en deze Bedrjfsver-eenigingen niet van elkaar, zoodat het dan ook geen
voordeel hoegenaamd kan opleveren, de behandeling
van ongevallen te ontnemen aan eerstgenoemde en
toe te vertrouwen aan cie andere categorie.
In den brief van den Minister aan den Hoogen
Raad van Arbeid, gedateerd 29 November, welke ten
geleide strekt aan de Nota en waarin het advies van
den Raad op de Nota verzocht wordt, luidt het tweede
vraagpunt aldus: –
,,2. Is het gewenscht, de ongevallen, althans voor ,,zooveel de gevolgen daarvan zich niet uitstrekken
,,tot langer dan een bepaalden tijdsduur, als ziekte-
,,gevalleu te doen vallen onder de ziektewet?”
Deze vraag lijdt aan onduidelijkheid. Bedoelt de
Minister de ,,Ziektewet-Talma” die geen Bedrjfs-
vereenigingen kent? Of bedoelt hij den eventueelen
toekomstigen vorm der wettelijk te regelen ziekte-
verzekering? –
Stelt men zich de bestaande ziekenkassen vom oogen,
die in vraagpunt 5, sub
b,
en ook hier en daar in de
Nota zelve, genoemd zijn, dan moet m.i. het antwoord
op dit vraagpunt ook ontkennend luiden,
zij
het ook
op andere gronden. Men wil deze ziekenkassen hajid-
haven; of men wil het niet. Wil men, zooals Minister
Aalberse aanvankelijk voornemens was, blijkens zijn
ontwerp tot wijziging der wet-Talma, deze.n zieken-
kassen een behoorlijk aandeel geven in de uitvoering,
clan moet men hen niet in een moeilijk overgangs-
stadium, een stadium van aanpassing aan een nieuwe
wet, nog bovendien belasten met een nieuwe taak.
Een nieuwe taak, die zeer omvangrijk is. Want tot
het in vraagpunt 2 bedoelde zal we] moeten gerekend
worden cle herziening van de contributie-tarieven,
opdat ook het ongevallengevaai
behoorlijk
gedekt
zij; en met name zullen die tarieyen dus op het
speciale bedrijfsgevaar der ondernemingen moeten acht
gaan geven. Dit te vergen van een ziekenkas is haar
bezwaren met een onuitvoerbare taak.
Maar wie alleen aan ,,Bedrijfsvereenigingen” als
bovenbedoeld denkt, acht zich allicht verantwoord met een
bevestigend
antwoord; indien hij althans
de materie niet beheerscht! ,,Bedrjfsvereenjgjngen”,
vereenigingen van patroons, bezitten gegevens voor
de indeeling van de bedrijven naar het gevaar.
De persoonlijke band tusschen deze ,,Bedrjfsvereeni-
gingen”, welke men zonder vrees voor tegenspraak
met ,,Bedrjfsvereenigjngen van Centraal Beheer”
mag aanduiden, en de Werkgevers ]!Lisico Bank an-
derzijds zal zoodanige indeeliug zelfs vergemakkelijken.
Gesteld nu eens, dat men voor een onbeschreven
lei stond; dat er nog geen Rijks Verzekerings Bank
was; en dat zoowel ongevallen- als ziekteverzekering
van meet af geregeld moesten worden. Zou dan de
organisatie der ziekteverzekering beheerscht moeten
worden door de eischen voor de ongevallenvei.zekerjng,
of zou omgekeerd de ongeval]enverzekering moeten
aanpassen aan wat voor de ziekteverzekering het
beste is; gesteld dat men één uitvoeringsorgaan voor
beide wenscht
Omdat ziektegevallen 5 ii 6 maal talrijker zijn dan
ongevallen, moet het antwoord natuurlijk zijn: wil
men samenvoegen, dan gaan de eischen der ziekte-
verzekering vôôr. Dus plaatselijke kassen moeten er zijn; want zôô eischt het de ziekteverzekéring.
Het is aan de voorstanders van de z.g. Bedrijfs-
vereenigingen met een absolute centralisatie, om aan-
nemelijk te maken, dat deze inste]lingen, voor de
ziekteverzekering deugen, waar Zij het zijn, die beide
takken, in één organisatie willen onderbrengen. Maar
wat mij betreft durf ik zulk een Procrustes-bed niet
aanbevelen. De eigen eischen zijn te zeer verschillend
Dat de premie in de ongevallenverzekering door
de werkgevers betaald wordt, is zeer rationeel. In de
ziekteverzekering daarenteg.n, behoort de belang-
hebbende zelf de premie te betalen, behoudens een bijdrage, ter aanmoediging, door de overheid. Den,
last verdeelen over arbeider en werkgever is wille-keur, is door niets gerechtvaardigd. Het wordt tijd,
nu cle gansche sociale verzekering aan de orde gesteld
is, de oi-iëntecring nu eens los te maken van de politiek.
Ook Mr. Groeneveld zegt in zijn Nota, blz. 6, dat
ziekengeld en ziekenverzorging de basis
zijn
voor de
geheele sociale verzekering. Het lijkt of dit, veel
vernomen, wachtwoord voor hem zelf eigenlijk nog
niet leeft. Waarom anders zulk een geforceerde op-
lossing voorgesteld ten aanzien van den eisch van ,,ver-
eenvoudiging”. Waarom alleen gestaard op het werk-
geversbelang, om met één betaling van alles af te zijn?
Waarom het juiste stelsel van individueele verze-
kering prijs gegeven? Waarom geen woord gewijd aan
die andere mogelijkheid om tot vereenvoudiging te
komen, door de invaliditeit te beschouwen als voort-
gezette ziekte, en het geleidelijk daarheen te sturen, dat
de draagsters der ziekteverzekeriug (ziekengeld) door
uitbreiding van hun verplichtingen ook voor de chro-
nische lijders opkomen? Want in dit opzicht wensch
ik verder, ja veel verder te gaan dan de schrijver
van de Nota. De invaliditeitsrente naar de tegen-
woordige wet, zoowel als de door hem aanbevolen
eenheidsrenten van 4 gulden per week beschouw ik
als niet meer dan een douceur. Wil men deze niet
verhoogen, omdat de industrie de premie rechtstreeks
betaalt, – de schrijver zegt uitdrukkelijk dat ver-hooging uitgesloten is – clan moet nog van meet
af voor een
behoorlijke
voorziening voor de clii o-nische lijders gezorgd worden.
:De bestaande ziekenkassen, voortbouwend op oude
tradities, laten deze lijders niet geheel i.n den steek,
niettegenstaande hunne beperkte middelen. Bij hunne
opvattingen en organisatievorm is een uitbreiding
21
Februari
1923
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
165
van hunne taak in deze richting iondcr eenig be-
zwaar mogelijk en volkomen logisch. Het grootste
verschil tusschen cle Engelsche en de Duitsche sociale
verzekering ligt in de samenvoeging van invaliditeit
en ziekte door den Engelschen wetgever. Als men nu
bij ons radicaal gaat veranderen, laat men dan toch
kennis nemen van wat daar in practijk is gebracht.
In het systeem Mr. Groeneveld blijft de Invalidi-
teitsverzekering het vijfde rad aan den wagen. Blij-
kens bladz. 12 weet hij daarmee zoo geen weg in zijn
streven naar éénheidsorganen, en uitsluitend voor
dezen tak zouden clan de Raden van Arbeid gehand-
haafd blijven! Zonderlinge inconsequentie. Want met
den meesten nadruk is
destijds
door Minister Aal-
berse ter verdediging van deze colleges tegen het
bezwaar van hun grootscheepsche inrichting gezegd:
,,Hebt geduld; wanneer eenmaal de volledige Talma-
,,wetten in werking zullen zijn, inclusief de ziekte-
,,wet, clan ]comt alles tot zijn recht. Dan zullen de
,,organen der ziekteverzekering een behoorlijk deel
in,de nu gmaaIcte kosten te dragen krijgen.” Is
dit nu weeL vergeten.?
•
Het motief, om cie invaliditeitsverzekering niet
aan de ,,bedrijfsvereenig:ingen’ op te dragen, is voor
Mr. Groeneveld de omstandigheid, dat de werklieden
herhaaldelijk van werkgever wisselen (bladz. 12).
Waarom weegt deze omstandigheid voor hem niet
ten aanzien van de ziek-teverzekering?? De inconse-
quentie is een reden te meer, aan de bruikhaarhid
van de bedoelde instellingen te twijfelen.
Vereeniging van ziekte- en invaliditeitsverzelcering,
daar moeten
wij
heen.
De ‘ziekteverzekering zal aanmerkelijk verlicht
worden, als gevolg van de invoering, algemeen, van
een Staatspensioen.
Zij
wordt dan bevrijd van uit-
gaven voor personen op den
leeftijd,
waarop ziekte
qja zwakte
moeilijk
meer te onderscheiden zijn.
Men komt dan ook tot een anderen kijk op de
ver deeling der lasten:
De Staat:
De Werkgevers:
De Arbeiders:
de ouderdoms- de invaliditeits-
de ziektevergoe-
pensioenen.
renten.
dingen.
terwijl Talma’s opzet
was:
Werkgevers en Arbeiders: Werkgevers en Arbeiders:
De invaliditeits- en
de ziektevergoe-
de ouderdomsrenten.
dingen.
Minister Aalberse belastte echter de werkgevers
met cle volle kosten van cle invaliditeits- en ouder-domsrenten; er is geen bezwaar, dat nu de arbeiders
de ziektevergoedingen met hunne jremiën betalen.
Het is zelfs wrenschelijk.
Vooreerst omdat daardoor een ingewikkelde admi-
nistratie voor de kassen vermeden wordt, welke het
gevolg is, wanneer voor een deel der leden – de
arbeiders – de premie voor de helft door de werk-
gevers vergoed wordt, voor een ander deel – de
zelfstandigen – niemand inspringt. Het vorde er-
kend, dat de ziekteverzekering voor vele minver-
mogenden even onontbeerlijk is als voor loontrek-
kende arbeiders.
De wetgever dient te vermijden, wat de bestaande
kassen in hun veeljarige, nuttige werkzaamheid fnui-
ken zou; elke bepaling die tot gevolg zou hebben,
dat tot uiteengaan gedwongen werden wie tot dus-
verre in dezelfde vereenigingen nuttig en in goede
harmonie samenwerkten: loonarbeiders en kleine zelf-
standigen.
Onmisbaar zijn deze kassen, en waar
zij
ontbreken
de Raden van Arbeid, bm de noodzakelijkheid dat
ook dienstboden aan de ziekteverzekering deel kun-
nen nemen; de Talma-wet sluit hen uit! Deze cate-gorie kan zichzelve niet als groep organiseeren; en
een ,,bedrjfsvereeniging” voor dit doel van huis-
vrouwen als werkgeefsters, volgens het recept
Posthuma-Kupers, lijkt
mij een onmogelijkheid.
Ik zou gaarne zien, dat de overheid v6orloopig
zonder bepaalden verzekeringsplicht, niettemin krach-
tig naar een ruime deelname streefde. Waarom zou
zij niet, met
vermijding
van dwang- en strafbe-
palingen, het zôé inrichten, dat van geregelde deel-
name aan de Z. hare medewerking afhankelijk gesteld
werd tot het verkrijgen van de positie van hoofd
van een wettig gezin. Ik zou wenschen, dat wie in
het huwelijk treden wil, het
bewijs
moet overleggen,
dat hij gedurende minstens zeven jaar lid is geweest
van een ziekenkas. Ik zou wel willen weten, of het
aanstaande Roomsch-Katholieke congres over het Bevolkingsvraagstuk dezen maatregel zou kunnen
aanbevelen? Zou er niet van gevreesd worden, dat
hij al te zeer het aangaan van
huwelijken
tegen zal
werken; zou
hij
daarom voor R.K. politici onaan-
nemelijk
zijn?
Bestaat er geen bezwaar van die zijde,
dan vraag ik, nu voor de Sociale Verzekering een
nieuw richtsnoer gezocht wordt, met allen aandrang
voor dit denkbeeld de aandacht. Hoeveel beter be-
antwoordt het niet aan de democratische gedachte
van opvoeding van het gansche volk, dan wat zekere
politici propageeren, ni. kostelooze, premievrje ziekte-
verzekering; met de betaling van alle kosten door
de werkgevers.
In mijn geschrift ,,Ziekteverzekering- en Werk-
liedenziekenfondsen in Nederland” heb ik betoogd,
dat de Staat, ter aanmoediging, een tegemoetkoming
verstrekken moet; en wel van een zekere som per
jaar voor elk lid, zeg van 1Y
2
gulden, met welk bedrag
de kosten der administratie van een ziekengeldver-
zekering grootendeels gedekt zijn. Wedijver tusschen
vrije ziekenkassen en Raden van Arbeid zal niet
nalaten de deelname geregeld te doen toenemen; en
de wetgever kan met vertrouwen tien of vijftien
jaren wachten, eer hij verzekeringsplicht voor abso-
luut onmisbaar verklaart; maar naar mijn verwach-
ting zal het Nederlandsche volk er aan ontkomen.
Ziekteverzekering moet van stelselmatige prophylaxe
vergezeld gaan. Een goede sociale ziekteverzekering
moet in een verre toekomst zichzelve overbodig maken.
Zij moet werken in de Tichting van een betere volks-
hygiëne, dus minder ziekte. Geen organisatie vermag
dit beter na te streven, dan de eigen kassen, der
rechtstreeksch belanghebbenden, door henzelf beheerd.
Daar immers alleen is in waarheid de ziektever-
zekering = de zorg voor den zieken kameraad.
Lichtend beginsel!
Met deze practische zijde, dat indien de kameraad
dien naam niet verdient, omdat hij de kas exploiteert,
de vereeniging dan uit welbegrepen eigenbelang kras tegen zulk een individu optreedt. Geen beter contrôle
tegen simulatie dan die der vrije kassen. En indien
niet streng tegen simulatie gewaakt wordt, doch
onverhoopt de ziekteverzekening een melkkoe wordt,
dan is de schade van zulk een zedelijke vergiftiging
van het volk veel grooter dan een hoog percen-
tage van onkosten; eerstgenoemd gevaar is veel
ernstiger!
In de organisatie-Posthuma is echter een zieke
werkman = een haperende machine. Het is ono-
gelijk, dat die organisatie iets van beteekenis bereiken
zal in de groote problemen: opvoeding van het volk
tot betere hygiëne. Ook tot wering van simulatie
acht ik zijn organisatie niet in staat.
Het denkbeeld, het aantal der Raden van Arbeid
tot op de helft terug te brengen, is m.i. niet bruik-
baar. Dan wordt de uitgestrektheid van elks gebied
te groot. In het stelsel-Posthuma, waar liefst slechts
bij uitzondering arbeiders bij de R. v. A. terecht
moeten komen – stapt men over deze verdubbeling
van hun territoor gemakkelijk heen.
Men ontkomt in dat kamp echter niet aan het
verwijt, dat in het voorgestelde systeem een groote
incongruëntie zit: dat de verzekeringsplichtige be-
volking
naar beroepen
ingedeeld wordt, dus in lande-
lijke organen; en ‘dat subsidiair, voor wie daarin
166
ECONOMISCH-STATISTISCHE. BERICHTEN
21 Februari 1923
geen plaats vinden, organen inspringen, die volgen
het territoriaal
beginsel georganiseerd zijn. Het
apparaat van den Raad van Arbeid zal dan, als
overheidsorgaan, er
01)
berekend moeten zijn, te
functioneeren vooi elk ziektegeval in elke nog zoo
afgelegene gemeente, ter wille van de mogelijkheid
dat hier of daar een of twee personen zich tot hem
wenden moeten, omdat hun patroons niet in een of
andere Bedrijfsvereeniging georganiseerd zijn.
Wat aan het plan-Posthuma wind in de zeilen
blies is de kritiek op de dure administratie van de
Raden van Arbeid.
Volgens mij zijn deze colleges onmisbaar. Het
vertrouwen is gewettigd, dat hunne administratie
geleidelijk minder kostbaar zal worden – het ergste
leed is reeds geleden – en deze hoop heeft vooral
grond, indien er vrije ziekenkassen blijven bestaan.
Hun concurrentie zal stimuleerend werken. Ik acht
ze onmisbaar voor een goede functioneering der R.
v. A.; evenzeer als ik de Raden van Arbeid onmis
baar noem ten opzichte van vele plaatsen en enkele
streken, waar vrije ziekenkassen nog niet bestaan.
Eindelijk moge ik een paar punten
aanwijzen,
waar-
van het noodig is, dat de Minister en de Hooge
Raad van Arbeid ze alsnog onder de oogen zien.
Too
i
.ee
rs
t de vraag, of in de ziekteverzekering de
uitkeeringen moeten worden gesteld op percentages
van het loon, of op vaste bedragen.
Ten tweede : dat de eigenaardigheicl van het risico
in de ziekteverzekering, dat de ziektekans sterk toe-
neemt met den leeftijd, hare eischen stelt
bij
de
organisatie. Waar concurrentie tussehen verschillende
instellingen, blijkens vraagpunt 5 van ‘s Ministers
brief, niet uitgesloten wordt, daar had m. i. een
bespreking van dit punt, waardoor de ziekteverzeke-
ring overeenkomst vertoont met de levensverzekering,
niet mogen ontbreken. In geen enkel Regeeringsstuk
is van deze twee punten gewaagd.
Ik herhaal eindelijk wat ik in
mijn
eerste stuk
zeide: veel nieuwe gezichtspunten
zijn
er niet. Maar op een oogenblik, dat van algeheele reorganisatie
sprake is, neem ik gaarne de gelegenheid waar op
oude waarheden nog eens de aandacht te vestigen
en tevens enkele eigen denkbeelden in overweging
te geven. Wellicht is het nog niet te laat.
W. E. S.
DE RUSSLSCHE 00 OPERATIEBEWEGING EN
DE ECONOMISCHE WEDEROPBOUW VAN
RUSLAND.
II. (Slot).
De verbruilcsvereenigi’n.gen; de Centrosojus.
Wenden wij ons thans tot de takken vanl coöperatie
in de Sowjet-republiek en hun ontwikkeling. Een der-
gelijke beschouwing moet den stand van de jongste
ontwikkeling der coöperatiebeweging aangeven en te-
L:ens een duidelijk beeld verschaffen van de juridische
positie der coöperaties, evenals van den invloed der
nieuwe wetgeving op hun practische werkzaamheid.
De noodiottige nationalisatie der coöperaties had een
eind gemaakt aan de
omvangrijke
werkzaamheden van de
belangrijkste
centrale der Russische coöpera-
ties. Slechts door buitengewone inspanning en ge-
compliceerde maatregelen kon men de werkzaamheden
van den Oentrosojus weder in eenigszins geregelde
banen leiden. Na een reorganisatiearbeid van meer-
dere maanden was er op 1 October 1921 het vol-
gend aantal verbruiksvereenigingen:
1)
Gouvernementsbonden
…………..53
Districtsfilialen der bonden ……….704
Verbruiksvereenigingen in de steden
867
Verbruiksvereenig. op het platteland
15.991
Stations voor de goederenverdeeling in
de Republiek ………………….32.888
Vrijwillige vereenigingen i. d. Republiek
2.173
Beambten
……………………..20i,680
‘) Cijfers volgens A. C. Orloff. Natschalo
mos roshdenija
kooperatia m. Rosii, St.
8-9.
Onder de beambten waren 1.226 instructeurs. Over
het aantal eigen industriebedrijven bezit men de cii-
±ers van 32 bonden. Deze bezaten 404 ondernemingen,
waaronder 315 met 3.080 arbeiders.
Hieronder volgen eenige getallen, die een beeld
geven van den omvang der inkoopen van de betref-
fende afdeelingen van den Oentrosojus van 1 Juli
tot 1 November 1921.
Kruidenierswaren en afd. bakkerij 3.004 wagons
Huishoudartikelen
…………2.062
Manufacturen
……………….935
Leder- en schoenwerk …………
362
Galauterieën 279.172 Goudroebel 266
Te zamen .. .. 6.629 wagons
Er zij op gewezen, dat de bovengenoemde inkoope.n
ten deele waren voor rekening der afzonderlijke coöpe-
naties. Het grootste deel der goederen werd door de
Staatsorganen ter beschikking van den Oentrosojus
gesteld.
Wat betreft de werkzaamheid van
de
Gouverne-
mentsbonden en van de verbruiksvereenigingeu, deze
vertoont een zeer willekeurig beeld. Terwijl op het
platteland een aanzienlijk aantal vereenigingen
slechts op papier bestaat, vindt men in de steden
groote coöperaties met een uitgestrekt arbeidsveld.
Zoo vermeldde bijv. de officieuze Russische coöpera-
tiepers: ,,In het gouvernement Kostroma oefenen van
583 verbruiksvereenigi.ngen slechts 221 een grooter of
kleiner bedrijf uit, feitelijk bestaan de overige niet
meer.” Kenteekenend is hierbij het volgend geval,
dat bijna als een anecdote klinkt: Toen de buiten
werking gestelde vereenligingen hun dood formeel
wilden laten registreeren, leed dit schipbre tik op de
eischen van het decreet van 7April 1921, volgens het-
welk de geheele bevolking lid moest zijn van een
coöperatieve vereeniging. Den . vereenigingen bleef
toen niets over, dan hun fictief bestaan maar voort
te zetten. In het Gouvernement Vjatk, waar meer dan 250 verbruiksvereenigingen zijn, leverden slechts 26
goede resultaten op en 48 bevredigende resultaten
(Kooperativnaka Vjatka. In Kuban zocht de instruc-
teur vergeefs in zijn district verbruiksvereenigingen;
volgens
zijn
meening bestonden deze nauwelijks
en
hij vond alleen besturen en beambten.
Hiertegenover bevinden de verbruiksvereenigingen
in de steden zich in een aanzienlijk betere positie.
De gouvernementsbonden buy., die nog over kapitaal
van een vroegere periode beschikken en crediet heb-
ben, bestrijken een
tamelijk
uitgebreid arbeidsveld. Op
de vierde vergadering van den Oentrosojusraad werd
medegedeeld, dat de Moskousche arbeiderscoöperatie
evenzoo groote geldfondsen bezat als wel nauwelijks
een tweede. Evenwel ook de goed werkende coöpera-
ties hebben dikwijls met geldgebrek te kampen. Hun
werkzaamhejd wordt echter in het
bijzonder
door
partij-politieke maatregelen van de Sowjet- autoriteiten
belemmerd.
Zooals reeds hierboven werd aangestipt bestaat de
werkzaamhejd van den Centrosojus voornamelijk
1fl
het uitvoeren van staatsopdrachten ten aanzien van
den goederenruil en de bemiddeling tussehen produ-
cent en consument. Zooals vanzelf spreekt is de Gen-trosojus ook voor den handel met het buitenland aan-
gewezen. In dit opzicht bezit hij een zekere zelfstan-
digheid, daar zijn im- en exporten slechts met die
van het commissariaat voor den buitenlandschen han-
del behoeven verbonden te zijn. Tot op heden heeft de Oentrosojus agentschappen in Londen,
Berlijn,
Stock-
holm, Praag, Konstantinopel, Reval en Riga.
Zooals bekend zijn in de laatste 4 jaren ten gevolge
ian de catastrophale politiek van de Sowjet-regee-ring de Russische steden in aanzienlijke mate ont-
volkt. En heden ten dage is liet vroegere Tsarenrijk
meer dan voor den oorlog uitgesproken een landbouw-
land. Daarom is het vraagstuk van de landbouw-coö-
peratie van bijzondere beteekenis.
1-let herstel van de coöperaties op het platteland
21 Februari 1923
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
167
begon in den herfst van 1921. In Augustus van dit
jaar werd in Moskou een congres gehouden,’ waar 40
landbouw-coöperatics door 84 afgevaardigden verte
genwoordigd waren. liet congres werkte dc statoten
uit van een ,,Rijksverbond van landbouw-coöperaties”.
Daar men toenmaals nog slechts in de lente van den
,,uieuwen koers” verkeerde, accepteerde de Regeering
de statuten zonder meer en stond de vrije keuze 1:0e
van het bestuur van het nieuwe verbond, waarbij zij
ecu liberale houding aannam en zich ertoe beperkte
in de bestuursorganen van het verbond slechts 2-3
communisten af to vaardigen. Zoo kQn de meerder-
heid van bestuur en bondsraad gelukkig worden sa-
mengesteld uit ervaren coöperatieleiders. Dank zij
deze gunstige verhoudingen ontplooide de werkzaam-
heid der nieuwe organisatie zich met opmerkelijk
succes.
Op 1 Januari 1922 waren 101 coöperaties bij het
Rijksverbond aangesloten.
Terzelfder tijd bestonden in Centraal-Rusland 175
gouvernements- en districtslandbouwbonden, .die on-
geveer 1.500 coöperaties met 1.015.000 boerderijen in
zich vereenigden.
De goederenomzet van het Rijksverboud, bestaande
uit vias, hennep, instrumenten, gereedschappen,
v1eeschwaren, groenten, graan enz., bedroeg voor dc
eerste 3 maanden van zijn werkzaamheid, ni. van 25
Augustus 1921 tot 1 Januari 1922: inkoopen 290 mil-
hard roebel en verkoopen 54 milliard roebel.
In zijn streven om de coöperatieheweging in den
landbouw te bevorderen, stelde het Rijksverbond zich
tot taak, in de volgende drie hoofdrichtingen werk-
zaam te zijn:
lo. inkoop van het productenoverschot van de
boerderijen en de organisatie van den afzet daarvan:
2o. het voorzien der boeren van productiemidde-
hen, meststoffen en inventaris;
3o. uitbreiding der coöperatieve organisaties; on-
derricht in de ontwikkeling en de methoden der coö-
peratie.
Door de heerschende politieke en economische ver-
houdingen is het Rijksverbond vooreerst gedwongen zijn werkzaamheden tot de eerste twee punten te be-
perken.
Coöperaties voor de huisindustire en artels.
1)
Deze coöpeiaties hebben door de nationaliseerings-
maatregel en van de Sowjet-regeering naar verhouding
weinig geleden. De noodiottige experimenten der
boisjewisten bepaalden zich hoofdzakelijk tot de groot-
industrie. Do kleine bedrijven, handwerkers, in een
woord de geheele huisindustrie (Kustari) is hiervoor
gespaard gebleven en wel om de eenvoudige reden,
dat deze
bedrijven
te talrijk waren. Om deze te natio-
nahiseeren, te controleeren en te bewaken was zelfs
het fabelachtig aantal sowjetbeambten niet toereikend.
Nog eenige andere omstandigheden begunstigden in
ie laatste jaren het bestaan der kleine bedrijven.
Tengevolge van het stilleggen van handel en in-
dustrie in cle steden trokken de meeste vakarbeiders
naar het platteland, waar zij hun werkplaatsen op-
richttcn.Onder de economische toestanden van het
kazernecommunisme konden de kleine bedrijven zich
tamelijk sterk ontwikkelen. Hun aantal nam toe.
Zelfs het staatsbestuur was op de kleinindustrie aan-
gewezen. Zoo konden de coöperaties voor de huis-
industrie hun organisatie voor een groot gedeelte
staande houden. En zoodra de ,,nieuwe koers” werd
geproclameerd, begonnen deze kleine bedrijven hun organisaties ijverig uit te breiden. Volgens de cijfers
van het centrale bestuur der huisindustrie waren er
op 1 November 1921 in Sowjet Rusland reeds 150
verbonden van huisindustriebedrjven. Van 3-9
10-
vember 1921 werd in Moskou een congres gehouden,
waar 105 organisaties door 195 afgevaardigden ver-
tegenwoordigd waren. Het congres ontwierp de sta-
1)
Vereenigingen
01)
patri arch aûd-gemeonschappelj ken
grondslag.
tuten voor een
Rijksverbond
en koos het bestuur.
Maar helaas moesten de deelnemers aan het congres
een groote teleurstelling ondervinden. Onder het
voorvendsel dat het congres had blijk gegeven van
antisowjetistische neigigen, keurde de Regeering
de statuten niet goed en verklaarde de keuze van het
bestuur voor ongeldig. Spoedig daarop werd op last
van den Oppersten Economischen Raad een commissie
tot voorbereiding van een nieuw congres gevormd,
dat moest handelen volgens de inzichten van het Sow-
jetbestuur.
Over den stand van de organisaties in de huisin-
dustrie en de artels bericht de officieele Sowjetstatis-
tiek om., dat er 258.496 leden bij zijo aangesloten.
Credieivereeni gingen.
De genationaliseerde coöperaties waren in finan-
ieel opzicht uitsluitend op den Staat aangewezen
:
hetgeen zooals bekend, ten eenen male in strijd is met
de grondslagen van het coöperatiewezen. Toen de coö-
peraties in 1921 évenwel een zekere zelfstandigheid
verkregen, moest men ook aan dezen ondraaglijken
toestand een einde maken. Wij hebben er reeds
O
gewezen dat het cQntributiebeginsel weder werd inge-
oerd. Een verdere stap op dit gebied is het herstel
der credietvereenigingen en de oprichting van de
,,Barik der Verbruiksvereenigingen” op 10 Februari
1921. Het kapitaal der bank werd bepaald op
1.300.000 goudroebel, bestaande uit 13.000 aandeelen
van 100 goudroebel. De staatsba.nk nam 3000 aandee-
lexi, terwijl de overige aandeelen werden verdeeld over
de verbruiksvereenigingen en verbonden.
Over de werkzaamheid der coöperatiebank bezitten
wij slechts over een .zeer kort tijdperk cijfers, ul. van
15 November tot 21 November 1921. In dezen tijd
werden door verschillende coöperaties 98 credietaan-
vragen tot de bank gericht, tot een gezamenlijk be-
drag van 1.699.918 mihlioen roebel. Hiervan zijn toe-
gestaan 632.930 millioen roebel; waarvan 532.730
milhioen wisselcrediet en op onderpand van goederen
100.200 millioen roebel.
Resultaten van de coöperatiebeweging. De tegen-
woordigs rol en de vooruitzichten van de coöperaties
bij den economischen wederopbouw van Rusland.
aantal
aantal
bonden vereenigingen
Verbrui ksvereenigingen
151
25.034
Landbouw-coöperaties
115
1.500
Artels en organisaties voor de
huisindustrie
…………150
6.094
1.082
38.628
• Indien men oordeelt naar de genoemde
cijfers
ma-ken de Russische coöperaties kwantitatief en gewel-
digen indruk; kwalitatief
zijn
zij evenwel nog tame-
lijk zwak. Wanneer men in enkele woorden den stand
der Russische coöperatiebeweging wil aangeven, dan
kan men dit zeggen, dat deze beweging op het oogcn-
blik in het beginstadium van herstel verkeert en dat
haar verdere ontwikkeling is verzekerd. De sociaal-
economische eischen van het land zijn hiervoor do
waarborgen. Op het oogenblik, nu aan het herstel van
het particulier bedrijf, niettegenstaande de grootste
inspanning van de iovjet-regeering, nog niet te den-
ken valt, heeft de coöperatiebeweging reeds flink
wortel geschoten. Een verklaring hiervoor vindt men.
allereerst hierin, dat de glansrijke tradities der coö-
peratie diep in het volk wortelen, waardoor dit haai-
vertrouwen eerder aan do coöperaties dan aan het
particulier
bedrijf
schenkt. Van niet minder beteeke-
nis hierbij is de ouvermoeidheid en het idealisme van
de Russische intellectueelen, die met ongewone offer-
vaardigheid onder de moeilijkste omstandigheden
werken. In dit opzicht is de coöperatiebeweging een
der
belangrijkste
factoren in het proces van den we-
deropbouw van Rusland.
Dc cconomischc omstandigheden, die de werkzaam-
heid der Russische coöperaties belemmeren, zijn voor-
168
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
21 Februari 1923
alsnog zeer talrijk en van groeten invloed, zooals:
goederengebrek, algeheel waardeverlies van het be-
taalmiddel, uiterst primitieve vervoergelegenheden,
financieele afhankelijkheid van den staat enz.
De coöperaties hebben, vooral onder het goederen-
gebrek te lijden, daar zij noch in voldoende niate in het buitenland kunnen inkoopen, noch aan de vraag
van hun leden kunnen voldoen.
Do ervaringen van alle landen leverden hei
.iiaalde-
lijk overtuigende bewijzen, dat de coöperatiebeweging
neutraal moet blijven. Slechts vrije eoöperaties kun-
nen gedijen. En geen andere staat heeft in de laatste
jaren duidelijker dan Sowjet-Rusland zelf deze op-
vatting bevestigd. De aanvankelijke geweldpolitiek
heeft,
gelijk
reeds werd bëtoogcl, het zeer waardevolle
resultaat der coöperatiebeweging geheel vernietigd en
ook thans zijn de Russische coöperaties politiek nog
niet geheel vrij; het recht van vrijwillige organisatie
is nog niet geheel hersteld. l)e coöperaties zijn nog
steeds voor een belangrijk deel instrumenten Voor de
Sowjetpolitiek. Door kunstmatige maatregelen be-
reikt het Sowjetbestuur de voor
zijn
oogmerken ge-
wenschte samenstelling van de h.estuursorganen der
coöperaties en oefent een sterken politieken invloed
op hun werkzaamheid uit. Daarom is het grootste be-
lang voor de Russische coöperatieheweging, dat zij
politiek geheel neutraal wordt. Dan eerst zal zij ten
bate van den wederopbouw van Rusland kunnen
voortschrijden op haar weg.
LONDENSCHE CORRESPONDENTiE.
Het Woningvraagstuk.
Onze Londensche Correspondent
schrijft
ons d.d.
11 Februari
1923:
Terwijl Europa dieper in het moeras zinkt is voor
den Engelschen middenstand een probleem ontstaan,
.dat hem direct interesseert. Opnieuw wordt nl. aan-
gedrongen op intrekking der huurwetten. Het schijnt,
dat van de oplossing dezer kwestie zijn houding t.o.v.
de regeering zal afhangen evenzeer als standpunt van
deze laatste inzake de werkloosheidsuitkeeringen de
houding van de arbeiderskiasse bepaalt. Reeds voor
de zitting van het Parlement goed begonnen is heeft
vrees voor den kiezer de regeering ‘in eeh richting
gedreven, tegensteld aan die, waarin
zij
zich krachtens
haar beginselen zou moeten bewegen.
Iedereen was het er voor den oorlog over eens, dat de nieuwe aanbouw van huizen niet meer correspon-
deerde met de toeneming der bevolking. Een tekort
bestond vooral op het platteland, waar de bonen niet
in staat stelden een economische huur te betalen. In
de steden leefde een betreurenswaardig groot deel der
arbeidersklasse onder ellendige omstandigheden; mii-
lioenen moesten ziek tevreden stellen met twee kamers
en éénkamer-woningen kwamen in ontstellenden om-
vang voor. Voor den oorlog bestond dus geen woning-
vraagstuk ten aanzien van den middenstand, doch was
het vooral een kwestie van arbeiderswoningen.
Wie voorzag in het aanbod van nieuwe huizen? Dit
was vooral in de handen van de speculatieve bouwers,
die met geld, bij een bank of op hypotheek opgenomen,
bouwden; daarnaast speelden de plaatselijke autoritei-
ten een zekere rol. Voor zoover het den socialen kant
van de kwestie betreft beteekende deze gemeentelijke
woningbouw echter zeer weinig, aangezien de onder-
ste lagen buiten staat waren de huur der gemeente-
woningen op te brengen. Eenige groote ondernemers
bouwden tuinsteden, doch afgezien van de speculatie-
ve bouwers werd het geld, noodig voor den aanbouw
van huizen, in den vorm van hypotheken verstrekt
door de z.g. Building Societies, die aan koopers voor-
schotten verleenden.
De door deze Societies voorgeschoten bedragen
waren zeer aanzienlijk. In
1913
bedroegen zij £ 56,1
millioen, terwijl hun activa in totaal bijna £ 61 mil-
lioen beliepen. Deze cijfers zijn die voor Engeland en
Wales. In Schotland bedroeg het voorgeschoten bedrag
£ 1,1
millioen. Te dierT tijde bedroeg het aantal parti-
culiere woonhuizen, aangeslagen in de Inhabited
ilouse Duty – dat
zijn
dus huizen van meer dan
£ 20
huurwaarde – . voor Groot-Brittannië 1,6 mii-
heen met een jaarli.jksche huurwaarde van £ ’70 mil-
hoen, terwijl het aantal der niet aangeslagen huizen
6,6 millioen bedroeg met een jaarlijkschc huurwaai-
de van £ 66,4 millioen. Op het einde van den oorlog
raamde men het huizentekort hier te lande op 1 mii-
lioen, hetgeen erop wijst, dat het v66r den oorlog reeds
vrij groot geweest moet zijn.
Wat was de oorzaak van de ongenade, waarin de
huizen waren gevallen als geldbelegging? Ten deele
was het de armoede der arbeiders, vooral op het plat-
teland; verder mag gewezen worden op het plaatse-
lijke belastingstelsel, dat door belasting der huurwaar-
de bouwers afsehrikt en dus aanleiding gaf tot een
beweging de lasten op den grondeigenaar af te wen-
telen, d.w.z. alleen de grondwaarde te belasten; ten
deele was het de vrees voor de Lloyd Georgeaansehe
financieele politiek, en ook was men huiverig meer
geld in huizen te steken in een tijd van stijgende
kosten.
In de steden werd voor een groot deel de stijging
der huren bepaald door de mogelijkheid van goedkoop
transport; hoe grooter de oppervlakte, waarover men
de bevolking kan verspreiden, hoe beter. In plaats van
deze tendens te bevorderen werd zij tegengewerkt. Als
regel kan men b.v. aannemen dat personen, die b.v.
door het bouwen van een nieuwen spoorweg hun huis
kwijt raken, opnieuw aan woninggelegenheid in de-
zelfde buurt moeten geholpen worden. Aldus komt het
voor, dat land, dat door de nieuwe transportmogeljk-
heid in waarde gestegen is, voor het bouwen van
woonhuizen wordt aangewend, hetgeen noodzakelijker-
wijs de huren hiervan moet doen stijgen. Slechts lang-
zamerhand ging men inzien, dat het probleem der ste-
delijke grondrente in de eerste plaats een transport-
kwestie is en de beste verdediging van de garanties
door de regeering onlangs aan de Londensche elec-
trische spoorwegen verleend is, dat
zij
daardoor de
bevolking nog verder naar buiten kunnen verplaatsen.
Met den oorlog begint een nieuwe periode. In een
reeks wetten uit de jaren
1915-1920
werd het zich
toen voordoende probleem der
stijgende
huren op een
gemakkelijke wijze opgelost door maximum-huren vast
te stellen en door den huurder een zoodanig recht te
geven op zijn huis of woning of flat, dat hij er slechts
hij rechterlijke beslissing uitgezet kan worden. Het
resultaat is geweest een stuk zeer gecompliceerde wet-
geving, die practisch
onbegrijpelijk
is, behalve voor
den expert en waarvan de interpretatie zelfs den rech-
ters
moeilijk
schijnt te vallen. Deze wetten hebben
slechts betrekking op huizen beneden een zekere huur-
wraarde, welke bij de opeenvolgende wetten succes-
sievelijk verhoogd werd, terwijl onderdehand de posi-
tie van den eigenaar tot op zekere hoogte verbeterd
werd door de bepaling, dat hij de huur met een zeker
bedrag mocht verhoogen.
Behalve van interpretatiemoeilijkheden zijn de wet-
ten de oorzaak geweest van zeer veel wrijving. Sinds het
verhuren van huizen den eigenaar de vruchten ont-
houdt, die hij ervan verwachtte, is een groot aantal in
andere handen overgegaan, vaak tegen hooge prijzen.
De kooper had echter niet het recht den huurder on-
middellijk uit te zetten. Het resultaat hiervan was,
dat vele koopers niet in staat waren hun eigendom
in gebruik te nemen.
De wet verbiedt bovendien het heffen van een pre-
mie, dat is van een vast bedrag boven de huur. Men
heeft echter de mogelijkheid ontdekt de wet te ont-
duiken door de premie te interpreteeren als een beta-
ling voor huisraad of enkele spijkervaste zaken. Het
resultaat is, dat voor een paar prullige meubels een
hooge
prijs
wordt betaald.
Het ernstigste misbruik is wellicht dat der onderver-
huur, waarmede de tusschenhuurder groote bedragen
21 Februari 1923
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
verdient,
terwijl
de ongelukkige eigenaar door de wet
verhinderd wordt een deel van het inkomen te incas-
seeren, dat hem onder de Vrije werking van vraag en
sanbod toe zou vallen. Het natuurlijk resultaat is, dat
een aanzienlijk aantal huizen reparaties zeer noodig
heeft en begint te vervallen.
Na don wapenstilstand werd het vraagstuk op een
andere wijze aangepakt, nI. door de politiek der bouw-
subsidies. Plaatselijke autoriteiten en particulieren
werden ôp deze wijze aangemoedigd den bouw van
huizen ter hand to nemen. Dadeljk bleek, dat de toe-
stand hierdoor vereigerde. In de eerste plaats door
het optreden van verschillende trusts, die het aanbod
van belangrijke bouwmaterialen controleeren en ten
tweede door dat der vakvereenigingen, die het aanbod
arbeiders in de hand hebben. In vroegere brieven
heb ik de pogingen der regeering geschetst om het
bouwvakarbeiders-monopolie te breken door het oplei-
den van oud-soldaten, iets dat geheel zonder effect
bleef.
Toen de depressie kwam kondigde de regeering bij
monde van Sir Alfred Mond aan, dat zij het aange-
kondigde programma niet kon uitvoeren. Dit werd op zeer drastische wijze ingeperkt; reeds gebouwde hui-
zen werden zooveel mogelijk verkocht en het veld
werd geruimd voor dan speculatieven bouwer. Het
hoofdargument van Sir Alfred was natuurlijk vol-
maakt juist. De wetenschap, dat de regeering bouw-
plannen koesterde, beteekeude een directe aanmoedi-
ging voor de trusts; de markt te corneren.
Het is bekend, dat op het
tijdstip,
dat de Coalitie-
regeel-ing aftrad, nieuwe plannen voorbereid waren,
welke minder kosten met zich brachten en krachtens
welke kleine subsidies aan plaatselijke autoriteiten
verleend zouden kunnen worden, die natuurlijk groote
sommen geleend hebben, ten einde hun deel in de uit-
voering van het bouwprogramma van 191911921 te
kunnen bijdragen.
De jongste agitatie tegen de huurwetten is groote-
ljks versterkt door een beslissing van den Schotschen
rechter. Huurverhoogingen zijn nl. niet wettig, tenzij
hiervan op behoorlijke wijze is kennis gegeven aan den
huurder. Nu schijnt het, dat te Glasgow dergelijke
kennisgevingen zijn nagelaten. De vraag rijst nu, ge-
geven bovengenoemde beslissing, of achterstallige
huur, die nu door den rechter onwettig wordt ver-
klaard, nog geïnd mag worden of niet. De arbeiders-
partij is van plan ieder voorstel, dat het ingediende
wetsontwerp terugwerkende kracht verleent, te bestrij-
den, aangezien hierdoor extra lasten zouden worden
opgelegd aan de huurders, welke geweigerd hebben te
betalen en bovendien willen zij hun nog een zekere
compensatie verleeneii voor hetgeen
zij
onwetend te
veel hebben betaald. De kwestie is echter niet zeer
belangrijk. Te Glasgow, waar het vraagstuk zich in zijn scherpsten vorm voordoet, is de nood onder de
arbeiders zoo groot, dat een poging meer huur van
hen te heffen, gelijk zou staan aan het uitpersen van
een steen.
De middenstand heeft thans echter zijn eigen pro-
bleem. De meest roekelooze regeering zou er zelfs niet
van droomen de huurwetten voor woningen van het
goedkoopste type in te trekken. Het resultaat zou een
chaos zijn, uitzettingen op enorme schaal en zoo-
danige sociale onvrede, als gevaarlijk zou zijn voor de
binnenlandsche rust. Een onlangs ingestelde commis-
sie van onderzoek heeft echter aanbevolen voor het
duurste type de wetten geleidelijk buiten werking te
stellen, dit voor op een na het duurste type in 1924 te
doen plaats vinden en de rest in 1925 vrijte geven,
terwijl de regeering inmiddel haar best zal doen den
aanbouw van nieuwe arbeiderwoningen te bevorderen,
zoodat, wanneer deze
vrij
gegeven zuilen worden in
1925, de druk minder ernstig zal zijn.
Onder de andere voorstellen, welke de meerderheid
van het ,,Onslow Oommittee” in overweging gaf is
‘dit, dat waar een huurcontract afgeloopen is voor de
wetten ophouden van kracht te zijn voor het onder-
havige huizentype, huiseigenaar en huurder overeen
kunnen komen een contract te sluiten los van de be-
bepalingen der wet, zoodat, mits dit nieuwe contract
door den rechter wordt goedgekeurd, de wet dus niet
meer voor dit bepaalde huis van kracht zal zijn. Dit
voorstel heeft in het bijzonder een storm van protes-
ten doen opgaan, aangezien de consumenten thans
-weerloos aan de huiseigenaren
zijn
overgeleverd en
de concurrentie zoo groot is, dat deze laatsten de huur-
ders zouden kunnen dwingen te contracteeren los van
de bepalingen der wet.
– Zij, die de voorstellen der commissié steunen, voe-
ren aan, dat, tenzij de huurwetten worden ingetrokken,
er nooit meer voldoende huizenaanbod zal zijn en dat
het vraagstuk alleen opgelost kan worden of door
riationalisatie van alle huizen of door het bouwen
weder loonend te maken. Men kan dit toegeven, doch
de critici van dit standpunt leggen er den nadruk op,
dat er toch wel een zeer groot verschil bestaat tus-
schen het aanwijzen van een bepaalden datum voor
opheffing der huurwetten en het eenvoudigweg zon-
‘der termijn halen van een streep door deze alle, waar-
bij dan bovendien zelfs geen tijd wordt gelaten om de
‘fundameiiten te leggen voor nieuwe huizen. De critici
hebben van hieruit gezien ongetwijfeld gelijk. On-
danks het feit, dat de kosten van nieuwbouw gedaald
zijn en de wetenschap, dat de huren waarschijnlijk
zullen stijgen, hetgeen een prikkel heteekent voor de
speculatieve bouwers, is er niet voldoende
tijd
meer
om dit jaar nog veel te verrichten. Het eenige effect,
dat intrekking vân de wetten ten opzichte van een
bepaalde klasse van huizen nu zou hebben, is vermeer-
dering van den druk op andere klassen, zoodat de strijd eerder zou beginnen en niet vroeger tot een
einde zou komen.
Iutusschen heeft het feit, dat wegens het bedanken
als parlementslid door eenige ministers een aantal
tusschentijdsche verkiezingen moeten plaats hebben,
aanleiding gegeven tot de volgende voorstellen:
lo. In zooverre het arbeiderswoningen aangaat is
de regeering van plan weder over te gaan tot een po-
litiek van subsidieverleening aan gemeentelijke auto-
riteiten, gelijk aan de helft van het verlies op de hui-
zen, die van het kleinste type mnéten zijn.
2o. Het vraagstuk der achterstallige huren in
Schotland zal geregeld worden door een wet, die
belet, dat vôôr 1 December jl. achterstallige huren
alsnog zouden worden geïnd en die ook belet, dat
het voor dien datum te veel betaalde zal worden terug-
gestort.
30. Ten aanzien der woningen voor den midden-
stand zal geen onmiddellijke intrekking plaats vinden,
doch de opheffing zal geleidelijk gaan en zich uit-
strekken over een periode van twee jaren of meer.
Wat ten slotte het resultaat van dit alles zal zijn
weet niemand. Het kan zijn, dat wij ons in 1925 mid-
den in een nieuwe hausse zullen b.evinden en de prij-
zen aanzienlijk hooger dan thans zullen zijn. Het is
verder mogelijk, dat de regeering opnieuw een beroep
op de kiezers moet doen en zooveel hulp als zij maar
kan
krijgen
noodig heeft. Of het dan gemakkelijker
dan nu mogelijk zal zijn de merischen ertoe te dwin-
gen hun onmiddellijk belang op te offeren, ten einde
•op den duur hun positie te verbeteren, is zeer te be-twijfelen. Zij zullen er dan nog meer dan nu aan ge-
wend zijn onecönomische huren te betalen en zullen
het dan niet aangenamer dan thans vinden, blootge-
steld te worden aan den wind der Vrije concurrentie.
Het resultaat zal waarschijnlijk hernieuwd uitstel van
een definitieve regeling zijn.
DE RIJESMIDDELEN.
In dit nummer treft men aan het gebruikelijke
ôverzicht van de opbrengst der Rijksmiddelen over
de maand’ Januari 1923, vergeleken met de over-
eenkomstige
cijfers
van Januari 1922.
170
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
21 Februari 1923
De oorlogswinst- en verdedigingsbelastingen brach-
ten tot dusver in totaal op
f1.111.041.943,
waarvan
f 778.766.655
01)
rekening komt van eerstgenoemde
heffing.
Met inbegrip van opcenten ten behoeve van het
leeningfonds – behalve die op den suikeraccijns,
welke geen verzwaring van belastingdruk mede-
brachten – is in totaal een som van
f 1.411.641.952
ontvangen uit belastingheffing, die haren grond
vindt in de buitengewone omstandigheden.
De gewone middelen brachten in de afgeloopen
maand
f 37.658.140 op
tegen
f 33.398.453
in Januari
1922
en vertoonen mitsdien een vooruitgang van
f
4.259.687.
De totale opbrengst in cle afgeloopen
maand overtrof de raming met een bedrag van
f
3.870.223.
In vergelijking met Januari
1922
vertoonden in
Januari
1923
vooral de personeele belasting, de
inkomstenbelasting, de zout- en geslachtaccijns, de
rechten van successie, cie statistiekrechten en de
loodsgelden een hooger obrengstcijfer. Daarentegen
brachten minder op de grondbelasting, de dividend-
en tantiêmebelasting, de vermogensbelasting, de sui-
ker-, de wijn-, de gedistilleerd- en de bieraccijns,
de zegel- en de registratierechten en de invoerrechten.
Ten aanzien van de geringe mindere opbrengst
van de grondbelasting
(f
29.615) is op
te merken,
dat in de maand Januari van het vorige jaar een
vrij hooge opbrengst van dit middel viel te consta-
teeren nI.
f
717.671,
als gevolg van h,t inhalen van
achterstand bij het opmaken der kohieren.
De personeele belasting is toegenomen met een bedrag van
f
522.841
gevolg van het inhalen van
achterstand over het jaar
1922.
Uit de inkomstenbelasting kwam deze maand een
bedrag van
f
10.859.898
binnen, dit is
f
2.162.347
meer dan in Januari
1922.
Evenals vorige maanden
is deze toename voor een groot deel het gevolg van
de voorloopige aanslagen. Bij vergelijking met de
ontvangsten uit dit middel over Januari
1922
moet
gelet worden op de bedragen, zooals die zich als
volgt over de verschillende dienstjaren’ splitsen:
Januari
1922
Januari
1923
192011921
f
2.055.994
f
140.675
192111922
6.591.639
,, 3.863.816
192211923
–
,, 6.855.440
De dividend- en tantièmebelasting
blijft
sterk
terugloopen; deze maand leverde dit middel voor de
schatkist slechts een bedrag van
f
637.031 op,
der-‘
halve
f 532.485
minder dan over de overeenkomstigè
maand van het vorig jaar. De toestand onzer be-
drijven en ondernemingen
blijkt
nog verre van gunstig.
Een bepaalde reden voor de mindere opbrengst
van de vermogensbelasting
(f
532.738
tegenover
f
750.878
in Januari
1922) is
niet op te geven.
Bracht de suikeraccijns de vorige maand
f 1.088.448
minder op, deze maand bedraagt de teruggang
f 849.371.
Dit staat in verband met het feit, dat in
de vorige maanden de grossiers voorraden opgedaan
hebben, in de verwachting van hoogere prijzen, die
er thans zijn en die van verdere speculatieve in-
koopen terughouden.
Bij de mindere opbrengst van den wijnaccijns
(f
18.831)
moet gewezen worden op de buitengewoon
hooge opbrengst van dezen
accijns
over Januari
1922,
toen veel
wijn
was ingeslagen met het oog op
de verhoogde belasting, die toen stond ingevoerd te
worden.
Evenals de vorige maand is de teruggang van den
gedistilleerdaccijns met een bedrag van
f
655.054
wellicht te
wijten
aan frauduleuzen invoer.
De aanvoer van buitenlandsch geraffineerd zout,
waarvan enkel invoerrecht is verschuldigd, wordt
minder, zoodat het binnenlandsch geraffineerd zout,
waarvan
accijns
wordt betaald, meer wordt gekocht.
Dit verklaart den vooruitgang van den zoutaccijns
met een bedrag van
f
55.660.
De bieraccijns bracht slechts
f 1.937
minder op
dan in Januari
1922,
terwijl de geslachtaccijns toe-
nam met een bedrag van
f 134.993.
J)eze laatste
toename staat waarschijnlijk in verband met het feit,
dat, nu het varken.svleesch duur is, meer runderen
worden geslacht.
De tabaksaccijns leverde in de afgeloopen maand
f 2.099.449 op,
welke opbrengst abnormaal hoog is
te noemen. In de opbrengst is ni. mede begrepen
achterstallige accijns van de voorraden, die ‘aanwezig
waren bij de invoering der wet.
Van de overige middelen namen de rechten van
successie toe met een bedrag van
f 1.649.638,
de
statistiekrechten met een bedrag van
f
22.160
en de
loodsgelclen met een bedrag van
f 55.328.
Om redenen reeds vorige malen genoemd liepen
de zegel- en de .registratierechten respectievelijk
terug met een bedrag van
f 62.356
en een bedrag
van
f 57.431.
De invoerrechten brachten deze maand
f 2.941.313
op tegen
f 3.009.168
in Januari
1922.
Voor deze
mindere opbrengst is geen
bijzondere
reden
op
te geven.
AANTEEKENINGEN.
Inclexcijfers der groothandelsprjjzen. –
Het jaar
1923 is
ingezet met een prjsverhooging
en dientengevolge is het indexcijfer voor Januari
gestegen met
60
punten. Deze
stijging
is voorna-
melijk het gevolg van de plotseling sterk toegenomen
vraag naar ijzer en steenkolen, in verband met de
bezetting van de Ruhr. Door de recente vraag voor
export waren de kolenvoorraden, in den afgeloopen
zomer ontstaan, geslonken, zoodat de huidige vraag
op een zeer schaarsche markt kwam. De delfstoffen-
groep vertoont dan ook een
stijging
van
34
punten,
een sedert maanden in deze groep niet bereikte toe-
neming. Deze plotselinge
stijging
was wel te voorzien,
maar ongetwijfeld zullen de
prijzen
spoedig gaan dalen ten gevolge van andere invloeden, die niet
direct aan den dag treden. De val van de mark zal
Duitschlands buitenlandsche koopkracht verminderen
en dit kan niet nalaten invloed te oefenen op den
prijs van sommige artikelen in Engeland. Zooals
blijkt uit onderstaande – aan ,,The Economist” ont-
leende tabel hebben ook de weefstoff en tot de
stijging bijgedragen. De andere groepen ondergingen
slechts zeer geringe wijzigingen.
Data
Granen
en
0 CC3Cfl
Andere
voe-
dings-
en ge-
nolm.
Wecf-
,
toffen
Delf-
,
toffen
Diver-
,en:
ollcn.
hout,
,ubher,
Totaal
Alge-
meen
index.
cijfer
Basis (geroidd.
1901-5) .
500 300 500 400 500
2200
100,0
1
Juli
1914
5651
345 616
4711
551
2549
115,9
1
Januari 1919
1303
7821
18051
816
1337
6094
277,0
1
Januari 1921
1344
805
1284 1216
1275
5924
269,3
1
Januari 1922
9211 636
1106
762
9311
4357
198,0
EindeJan.1922
9071 6541
10661
730
9251
4284
194,7
Febr.
948
6401
10371
6961
9361
4259
193,6
Mrt.
980
687
1038
700
892
4297
195,3
April,,
10081
667
1010
7091
890
4285
194,8
Mei
,,
10401
657
1079
7101
885
4372
198,7
Juni ,,
10001
6761
1135
690 887
4389
199,5
,JuIi
,,
991
669
1120
7121
900 4396
199.8
Aug. ,,
8801
674
11231
6911
8871 4257
193,5
Sept. ,,
8731
6821
1116
699
818
4189
190,4
Oct.
,,
885
700
1150
712 813
4260
193,6
Nov.
864
703
12001
7041
811
4283
194,7
Dec…
861
706
1184j
705
8071
4264
193,8
Jan.19231
860
7111
12051
739 808
43241
196,5
Het totaal voor granen en vleesch is practisch
ongewijzigd, hoewel de samenstellende dee]en van
deze groep verschillenïe kleine veranderingen ver-
toonen. Bloem en buitenlandsche tarwe zijn gedaald,
Engelsche tarwe en andere graansoorten hooger.
Thee weder belangrijk hooger en suiker lager. De
textielgroep laat deze maand een scherpe daling in..
21 Februari 1923
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
171
jute zien, terwijl ook de prijs voor vlas iets lager
was; alle andere wijzigingen waren evenwel stij gingen.
Op
de wolveilingen was veel concurrentie en niet-
tegestaande internationale verwikkelingen was de
kooplust onverminderd. Amerikaansche katoen ge-
stegen, sluit echter beneden het hoogste punt; voor
garen en laken is de
stijging
meer geprononceerî
De vraag naar laken, vooral voor Indië, is aanzienlijk
toegenomen.
Terwijl ruwijzer aanzienlijk
is
gemonteerd, noteeren
ijzeren staven nog slechts weinig hooger en stalen
rails
zijn
deze maand onveranderd. Ten gevolge van
de groote vraag naar stookolie
is
het onmogelijk
om voldoende hoogovens in werking te stellen om
aan de vraag naar ruwijzer te voldoen. De tinprijzen
zijn ten gevolge van de statistische positie eenigszins gestegen. Van de diversengroep valt alleen te zeggen
dat de rubberpri,js is gestegen van 1 sh. 1 d. tot
1 sh. 5
d. per ib. Het netto-resultaat van al deze
veranderingen is een toeneming van het percentage
J
boven
uli 1914
van
66.2
tot
68.6,
hetgeen ook blijkt
uit onderstaande tabel.
Data
Granen
en vlee.,ch
Andere
ooe-
dingt.
,,
.
nolm.
Weef-
stOffefl
Dcl!-
atoffan
ten:
ollCn,
hout.
rubber,
ent.
Totaal
1Juli
1914
100 100 100 100 100 100
1 Januari
1919
226 222 293
186
241
236
1 Januari
1921
233 229
209
261
230
231
1 Januari
1922.
159
180 180
164 168
170
EindeJan. 1922
157
186 173
158
167
167
164
182
168 150
169
166
169 195 168
151
161
167
174
189 164 152
160
167
Mei
180 186
175
153
159
170
Juni
,,
174 192
184
1
149 160
171
Juli
172
190
181
153 163
171
Febr……..
Maart …….
Aug…
….
153 192 183 149 160
166
April
…….
Sept
..
….
151
194
181
150
148
163,5
Oct
153
199 188 154
147
166,2
150
..
200
195
152
148
1167,0
Nov……..
149
200
193 152 146
166,2
Dec………
Jan. 1923
149
201
196
159
146
1168,6
Het nivelleeringsproces tusschen de groepen heeft
zich in Januari niet veel verder voortgezet. De eerste
groep en de diversen zijn nog steeds ver beneden
het gemiddelde.
Algemeen
Gem. pon.
Herleid
Datum
index-cijfer
denkors
algemeen
van ,,the
over de
index-
Economist”
afg. maand
cijfer
1
Januari
1914……..
119,2
‘12,1181
4
119,6
1
Januari
1919……..
277,0
11,19
256,6
1
Januari
1921 ………
269,3
11,31
252.1
1
Januari
1922 ……..
198,0 11,42 187,2
Einde Januari 1922
194,7 11,47 184,8
Februari
193,6
11,61
186,1
Maart
……
195,3 11,54
186,5
April
——-
194,8
11,63 187,5
Mei
……
198,7
11,51
189,3
Juni
,,.
199,5
11,49
1898
Juli
……
199,8 11,47 189,7
Augustus
……
193,5 11,49
184,-
September……
190,4
I1,44
1
1
180,4
October
,…..
193,6
11,39
182.5
November ……
194,7
11,40
1
12
183,8
December ……
193,8
11,55
1
,
2
185,3
Januari 1923 ….
196,5
11,7581
4
191,2
• Kosten, van het levensonderhoud bij
arbeidersgezinnen te Amsterdam.
1)
Het
dezer dagen door het Bureau van Statistiek der
Gemeente Amsterdam gepubliceerde indexcijfer voor
de kosten van het levensonderhoud bij arbeiders-
gezinnen aldaar, vertoont een stijging van 81.8 tot
82.5,
waarbij de toestand van Maart
1920 op 100
is gesteld. Een overzicht der vorige resultaten van
het onderzoek volgt hieronder, alsmede de toelich-
ting, waarvan het buréau de jongste voorziet.
1)
Zie
pgn. 989 van den vorigen jaargang.
Stijging en
dalingin verc. koe-
ding
Rest
Totaal
s
Mrt. ’20
Index.
cijfer
Voe
Rest
Gemiddelde
weke.
lijkscheuitg. perge-
zinseenheid
2)
in
guldens in Mrt. ’20
f
5,54
f
5,701
f11,27.
100
Bedragen, welke p.
gezinseenheid zou-
den zijn uitgegeven,
indien besteed aan
hetzelfde alsin Mrt.
1920, in:
,
5,751
,, 5,781
11,54
3,4
1,4
102,4
Sept.
1920 ….,,6,20
,,5,83
12,03 11,4 2,2
106,8
6,15
,,5,54
11,69
10,5
–
2,9
103,7
5,83
,,5,23
,, 11,06
4,8
–
8,2
98,2
5,88
,,5,08
,, 10,961
5,7
-10,9
97,3
Juni
1920……
5,43
,, 5,07
,, 10,50
–
2,4
-11,1
93,2
Dec.
1920……..
5,l5
4,88k ,, 10,04
-. 7,3 -14,4
89,1
Maart
1921 ……..
Juni
1921 …….
Maart
1922….
.. 5,211
,,4,91,
10,12k
–
6,3
-13,9
89,8
Sept.
1921 …….
Dec.
1921 …….
,,4,93
4,921
9,85-11,4
-13,7
87,4
Juni
1922…..
,4,33
4,88
,,
9,21k
-221
-14,4
81,8
Sept.
1922……
Dec.
1922……
,
4,381
,, 4,91
9,30
-21,2
-14,-
82,5
Het indexeijfer van de kosten van het levensonderhoud
over December 1922 werd evenals voor de vorige drie-
maandelijksche periode berekend op grondslag van het
verbruik, geconstateerd bij het in Maart 1920 ingestelde
onderzoek naar de uitgaven van arbeidersgezinnen en van
de tijdens laatstgenoemde maand gegolden hebbende prijzen.
Volgens deze berekening is voor de totale kosten van
liet levensonderhoud van Maart 1920 tot December 1922
een daling ingetreden van 17.5 pCt. Bij de vofige bereke-
ning voor Sept. ji. bedroeg de daling sedert Naart 1922
18.2 pCt. zoodat zich van September 1922 tot ])ecember
1922 voor het totaal der uitgaven een lichte stijging heef t
doen gevoelen en wel van 0.9 pCt. De daling, die zich heeft
voorgedaan sedert September 1920, in welke maand de
duurte met een stijging van 6.8 pCt boven het niveau van
Maart 1920 haar hoogtepunt bereikt had, bedraagt in
])ecember 1922 22.8.pCt.
Voor de voeding afzonderlijk bedraagt de daling sedert
Maart 1920 21,2 pCt. In September 1922 was het overeen-
komstige cijfer 22.2 pCt.
In de vorige bijlagen werd aangetoond dat de verlagingen,
welke voor een aantal budgetposten geleidelijk waren
ingetreden, grootendeels teniet gedaan werden door de
abnoi-maal hooge prijzen van groenten en aardappelen in
het voorjaar en den zomer van 1922 en dus zonder invloed bleven op het eindcij Ier en dat eerst in September jl., toen
voor de prijzen van beide voedingsmiddelen een sterke
vermindering viel waar te nemen, de algemeene dalings-
beweging in het indexcijfer tot uiting kwam. Tusschen
deze dalingsbeweging en de lage prijzen van groenten en
aardappelen werd dus verband gelegd. De oorzaak, van de
stijging, die thans te constateeren valt,, is niet te zoeken
bij deze twee rubrieken. Zij ondergingen zelfs sedert Sep-
tember 1922 een verdere daling (wat betreft de groep
groenten, teweeggebracht door het aan de markt komen
van enkele seizoensoorten), die echter betrekkelijk gering
was en die in de uitgave per eenheid per week niet of
bijna niet merkbaar is. Enkele andere posten hebben
grootere verlagingen ondergaan: de groep brood, beschuit
en koek (door prijsvermindering van wit. en bruinbrood
in November 1922) ; de groep vleesch (door den met 29
November ingetreden afslag van bevroren rundvleesch)
suiker. Deze verlagingen werden echter meer dan teniet
gedaan door sommige verhoogiugen waarvan de voornaamste
zijn die op melk, kaas, eieren, en visch. Enkele wijzigingen
voorgekomen in de groepen grutters. en kruidenierswaren,
zijn te gering om invloed te hebben op de uitkomst van
de berekening.
Hetzelfde beeld biedt liet gedeelte van het budget, dat
betrekking heeft op de overige uitgaven. Hier ook staan enkele
posten, die een verlaging vertoonen (de voortgezette daling
op kleeding, schoeisel en huisraad), tegenover een paar
andere, waarvoor een verhooging is aan te stippen, zoodat
het eindcijfer ten slotte toch een verhooging vertoont. De voornaamste dezer verhoogingen is die op liuishuur. Ook
de post fondsgelden en verzekering is gestegen door de
– 2)
De herleicling tot gezinseeniheden gesohiieclt aldus, dat
de anan geldt voor 1, de vrouw voor 0,9, een kind in ‘het
eerste levensjaar voor 0,15, in het tweede voor 0,2, tin het
derde voor 0,3 volwassene en zoo geleidelijk opkiiinimende
met 0,05 voor elk leeftijdajaar.
II
172
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
21
Februari
19
‘
23
1
sedert November ingetreden verhoogiug van de larieveri
van ziekenfondsen. De stijging van de rubriek contributies
en periodieken, welke te constateeren valt, heeft betrekking
01)
enkele verhoogingen van contributies van sommige
vakvereenigiugen, die reeds vroeger ingetreden waren,
doch die niet aan het Bureau waren meegedeeld en die dit
laatste dus niet eerder iii de statistiek kon verwerken.
Het Departemenlale plan tot hervorming der sociale
verzekering
door K. Lindner; Amstërdam, P. N.
van Kampen & Zoon,
1923.
jT•J
Rubber- en Theetijdschrift,
7e jaargang, No.
20.
Soekaboemi, 1 Januari
1923.
De aandacht zij op dit nummer gevestigd, aangezien
hierin voor het eerst voorkomen een vaste rubriek voor
thee, benevens een Engelsche afdeeling, meer speciaal aan
dit artikel gewijd.
Nederlandsche Al?nanak van Levensverzekering 1923.
Amsterdam. Vereenigde Drukkerijen.
Voor 1923 is de alnianak bewerkt door Mr. J. van Sche-
vichaven, die in
zijn
voorwoord mededeelt, dat de mede-
werking van verschillende Directiën dit jaar in zeer ruime
mate verleend werd, waarvan echter in de uitgave voor
1924 eerst in vollen omvang geprofiteerd zal kunnen worden.
Aan de opgaven der in Nederland werkende buitenland-
sche maatschappijen werd voorts eenige uitbreiding gegeven,
terwijl het plan bestaat, hiermede bij een volgenden jaar. gang voort te gaan.
De rubriek Maatschappijen van Ongelukken-, Ziekte- en
Arbeidscontract-verzekering, alsook die van Crediet- of
Voorschotbanken werd verder aanzienlijk uitgebreid.
Vereeniging van Nederlandsche Wijnhandelaars,
jaar-
boek 1923;
Amsterdam
1923.
MAANDCIJFERS.
RLTKSPOSTSPAARBANK.
DECEMBER
1920
1921
1
1922
f
10.204.953f
9.717.260f
9.690.393
Terugbetalingen
..
9.957.823
9.333.170,,
8.348.775
Tegoed der inleggers
op ultimo ……….
,, 266.385.100
276.647.260,,
290.899.479
Nom. bedr. der uitst.
Inlagen
………..
staatsschuldboekjes
op ultimo ………
.42.058.950
44.364.900,,
44.932.750
Spaarbankboekjes:
Aantal nieuw uit-
gegeven
9.843
9.001
8.977
Aantal
geheel
af-
betaald
8.592
7.988
.
7.101
Aantal
in omloop
op ultimo
1.912.Q421
1.920.2521
1.938.166
wegens cfleques.)
IO.n11.34
!u’t.00ö Oö.ou1.s
Totaal tegoed reke-
ninghouders op u
(1
.
–
198.695.741
–
132.238.522
GIRO-OMZET BJ DE NEDERLANDSOHE BANK.
December 1922
December 1921
Posten
Bedrag
Posten
Bedrag
Voor reke-
ninghouders 51.399 f1.566.784.000 45.533 f1.913.865.000
waarvan door
de .H.-bank
plaatselijk… 29.750 ,, 1 .232.350.00 22.700 ,, 1.576.279.000
Ter voldoe-
ning van
Rijksbelast. 3.001 8.643.000 1.733 ,, 12.155.000
Januari
1923
Sederi
1 Januari
1923
Orereen.
komiige
pe
i
odé 1922
Directe belastingen.
Grondbelasting
688.056
688.056
717.671
Personeele belasting
2.064.145
2.064.145
1.541.304
Inkomstenbelasting
10.859.932 10.859,932
8.698.018
637.031 637.031
1.169.516
Vermogensbelasting ..
532.738
532.738 750.878
Accijnzen.
3.827.095 3.827.095 4.676.467
65.912
65.912
84.744 3.671.469 3.671.469
4.326.523
176.991
176.991
121.331
belasting ……………
Suiker
…………….
281.513
281.513
283.450
Dividend- en tantième-
910.236 910.236
775.243
2.099.449
2.099.449
–
Gedistilleerd
……….
Zout …………………
Belast. op speelkaarten
6.622 6.622
7.969
Bier
………………..
Geslacht
……………..
Indirecte belastingen.
Tabak
…………….
11.470.627
2
1.470.627 1.532.983
Wijn …………………
Zegelrechten
………
Registratierechten ….
1.550.143 1.550.143 1.607.574
Successierechten …….
4.889.888
4.889.888
3.240.250
Invoerrechten ………..
2.941.313 2.941.313 3.009.168
Gouden en zilveren werken
74.266
78.449
Essaailoon
97
97
94
331.546 331.546
309.385
Belasting ………….74.266
75.146
68.521
$tatistiekrecht
………
Mijnen ……………..
75.146
m
215.242 215.242
165.576
Doeinen
………….
$taatsloterij
………..
17.115
17.115
17.140
Jacht en visscherij
….
532
532
491
Loodsgelden
…………
271.036 271.036
215.708
37,658.140 37.658.140 33.398.453
Totaal ……….
BELASTINGEN IN VERBAND MET DE BUITEN
–
GEWONE OMSTANDIGHEDEN.
Januari 1923
Sedert
1 Januari 1923
Verdedigingsbelasting la ….
159.406
159.406
Verdedigingsbelasting Ib ….
796.778
796.778
Verdedigingsbelasting II ….
3.070.399
3.070.399
4.026.583 4.026.583
Oorlogawinatbelasting
935.663 935.663
1)
Hieronder begrepen (271.805 wegens zegelrecht van nota’s van makelaars en commissionnairs in effecten, enz.
(Beursbelasting).
2)
Idem
f
271.805
3)
Idem
f
208.252
OPOENTEN VOOR HET LEENINGFONDS 1914.
Ja,,uarj
1923
Sedert
1 Januari
1923
Overeen-
lom,iige
periode 1922
Directe belastingen.
Grondbelasting
138.707 138.707
143.893
Personeele belasting
401.854
401.854
320.551
1 okomstenbelasting
2.964.476 2.964.476
2.431.221
Vermogensbelasting
133.131
133.131
182.659
Dividend- en tantième-
210.220 210.220
385.940
Accijnzen.
belasting …………
765.419
765419
935.293
Suiker
……………
13.183 13.183
16.949
Wijn ……………….
Gedist. (binn.-en buitl.)
367.147
367.147
432.652
Indirecte b elastin gen.
Zegelrecht van buitl. ef.
1
19.909
19.909
7.076
5.014.046
5.014.046 4.856.234
Totaal ..
SPLITSING VAN
.
DE OPBRENGST DER GROND.
PERSONEELE-, INKOMSTEN- EN VERMOGEN S-
BELASTING SEDERT 1 JANUARI 1923.
21 Februari 1923
ECONOMISCH-STATISflSCHE BERICHTEN
173
STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN.
KOERSEN TE NEW YORK.
Data
CableLond.
1
ZlchlParijs
1
Zicht Berlijn
IZkIi1Amterd.
N.B. •** beteekent: Cijfers iog niet ontvangen.
1
(in
per)
(In ct..p.frs.)I(1n
cl. i. Mrk.)I(in
c13.
P.
gIS)
GELDKOERSEN.
I7Februaril923
4.69.37
5.70
0.00
61
0
0
39.55
Laagste d. week
4.68.37
5.70
0.008j100
39.54
BÂNKDISCONTO’S.
Hoogste
,,
,,
4.69.37
6.11
0.00
52
/
39.62
(Disc.Wimsele. 4
18Juii
’22lZweeds.R.ksbk 5
10Mrt.’22
1OFebruaril923
4 68.62
6.21
39.53
TBe1.Binn.Eff.
4
18Juli
’22I11k.v.Noorw.
.
5
17Aug.’22
3
1923
4.68.50
6.49
O.00a
8
/i
3
9
.40
Vrsch,inR.C. 5
18Juli
’22lZwits. Nat.Bk. 31
2Mrt.
’22
Ii(untpariteit
4.86.67
19.30
23.81X
1
40’1
Bk.
van
Engeland 3
13Juli
’22IBelg. Nat. Bk. 5
22Jan. ’23 KOERSEN VAN DE VOLGENDE PLAATSEN OP LONDEN
Duit.che Rijksbk. 12
18Jan.
’23IBank v. Spanje 5
18Mei
’22
Plaatsen cn
1
NoIeering-
3 Febr.
10 Febr.
1
12/17 Februari23
1
17 Febr.
Bk. van Frankrijk S
11 Mrt.
’22JBank v. Italië 6
20 Mei ’20
Oostenr. Hong. Bk. 8
2
Bept.’221
F. Res. Bk. N.Y. 4
21 Juni’22
Landen
1923
1
1923
1LaagstelHoog3tel
1923
Nat. Bk. v. Denem. 5
25Apr.
‘2llJavasche
Bank 3
1Aug.’09
Alexandrië
. .
Piast. p.£ 971i
9
971132
97151
971I82
*B. Aires’).
.
1
d. p.
$
t
43X
433(
43
1
/
44
3
115.
43
5
16
OPEN MARKT.
Calcutta
. . . .
Sh. p. rup. I14
7
110
114I8
I/4’h6
114
1
1
3
I14
7
132
Hongkong
. .
id. p.
$
212
7
18
212″/iel 21218
2/3Y
4
213
1
5/
16
Lissabon
. . . .
d. per Mii.
2
5
/
21
35
Am,lcrdam
Londen
Berlijn
Parij.,
N. York
Prolon.
Data
Part.
Part. Part.
Cali-
Madrid
. . . .
Peset. p.
29.60
29.90
29.90
30.05
30.01
disconto
gatle
disconto a’llconto
disc.
monev
*Montevjdeol
d..per
$
42(
425
42
42
7
/
s
421
8
Montreal.
. . .
$er
£
4.72
4.73Y
4
4.72
4.75
4.74k
17 Febr. ’23 3e18
3Y
2
2Y
2
4518
–
4-4X
)
*R.d.Janeiro
.
d. per Mii.
5
1
110
5
7
1s
521132
515/
29
12-17 F. ’23 33
1
18
2
X
-3y2
2K
4_
1
1a
–
4-6k
Rome
..
..
Lires p.
£
96
9
/in
964
971-
98
1
/s
97
7
1s
5-10 F. 23
3-
2V
2
-3Y
4
21
411
45
Shanghai…. Sh.
p.
tael
3S
310151
310
311
3
1
31
29J.-3F.’23 3$(
3-.4
4_51
49-534
Singapore
..
id.
p. $.
2/4
8
/1
2/4/10
214
1
1
8
214
7
1
32
214
,
1
18
13-18 F. ’22
498K
3%-4
3-%
4-‘is
–
3%-.4
*Valparaiso..
pesop.0
37.90 39.70
38.70 139.40
1
39.40
14-19 F. ’21 3
1
1,
3
6%
4.51
–
6-7
Yokohama
..
Sh. p.yen2/0
27
/
32
‘2/O
15
/
ia
2i0
23
/
23
2/0%
20-24Juli’14
2%_%
23/
4
-%
2’/,-%
2Y
4
53479
‘Koersen der voorafgaande dagen.
1)
Telegrafisch transfert.
1) Noteering van 16 Februari.
NOTEERING VAN ZILVER.
Noteering te
Noteering te
Lonlen N. York
Londen N.York
WISSELKOERSEN.
17 Febr. 1923
.
30″1,,
63/,
18 Febr. 1922
33%
64%
WISSELMARKT.
10
1923
.
30″1,
63%
19 Febr. 1921
.
337/,
57’18
3
1923
30
9
1
63
3
18
20 Juli
1914
.
24″11
541/
Londen was
deze week zeer stationnair. i)e koers sehoni.
melde
tusschen
ii .S3
en
ii .86; ook
])ollars ii’aren
prijs-
NEDERLANDSCHE BANK.
houdend en
cle koersverselsillen waren
niet
veel
grooter.
Een geheel
ander
beeld toonden Marken en .Francs. De
Verkorte Balans
op
19 Februari 1923.
stijging van de Mark ging nog met groote sprongen, totdat
Activa.
Vrijdag
1.45
betaald werd en er een kleine reactie intrad.
Daarentegen
waren .I?rancs beduidend
lager. (Jeopend
01)
Binnenl.
Wis.{
H.-bk.
f
91.719.695,18
sels, Prom.,
B.-bk.
,,
35 297.207,30
ca. 15.70 trad Woensdag een sterke daling in, waarna de
enz. in disc.
Ag.sch.
,,
59 107.814,67
186.124.717,15
koers onder sterke schommelingen meestal omstreeks
15.10
Papier
o.
h. Buiteni. in disconto
…….
it 15.20
bleef
hangen.
Ook
België
was
weder
gelijkelijk
Idem eigen portef..
f
77.448.649,-
aangeboden.
En
cle overige koersen
kwam
niet
veel ver-
Af: Verkocht maar voor
andering met uitzondering van
Skandinavië, dat vester
de bk. nog niet afgel.
–
was vooral voor Kopenhagen.
,,
77.448.649._
20
Februari
1923.
Beleeningen
mcl.
vrsch. ÇH..bk.
f
19.297.041.44
in rek.-crt.
B.-bk.
,,
6.738.355,88
KOERSEN
IN
NEDERLAND.
O
onderp.( Ag.sch.
,,
79.738.358,58
fl0577375590
Data
Londen
Parijs
‘
Berlijn
1
‘
1
Weenen
‘
Brussel
1
New
.
1
York)
Op
Effecten
….
..f103.438.455,90
QpGoederenenSpee.
1.335.300,-
105.773.755,90
Voorschotten a. h. Rijk …………….
..5.785.53046
12 Febr.
1923
11.86
15.64
10.0088
0.0036
13.73*
2.53%
13
,,
1923..
1
I.85
15.42* 0.009
0.0036
13.69
2.53k
Munten Muntmateriaal
14
,,
1923..
11.831
15.22*0.0111
0.0036
13.431
2.53’18
Munt, Goud ……
f
56.239.410,-
15
,,
1923
11.851
1547*0.0128*0.0035*13.55*
2.53
Muntmat., Goud
..
,,525.550.137,91
16
,,
1923
11.86
15.20
0.0132*0.0036
13.49
2.53w
/581.789.547,91
17
,,
1923
11.86
15.07*0.0131
0.0036
–
Munt, Zilver, euz..
8.360.148.01
Laagsted.
W. 1)
11.83
15.-
0.0086
0.0034*
13.20
2.521,
Muntmat., Zilver
Hoogste
,,
,, ‘)
11.861
15.70
0.0145
0.0038
13.85
2.539
Effecten
– ,,
590.149.695,92
10
Febr. 1923..
11.85
15.70
0.0081
0.0036
13.88
22.5312
Bel.v.h.Res.fonds..
/
5.659.646,93
3
1923..
11.87*
16.37* 0.0068
0.0036
13.66*
2
2.54.8
Muntpariteit..
12.10
48.-
59.26
50.41
48.-
2.48
id. van
1
/sv.h.kapit.
..
3.983.513,50
,,
9.643.160,43
) Noteerlog te Amsterdam.
“) Noteering te Rotterdam.
Geb. en Meub. der Bank
……………..,
4.522.000,-
1
) Particuliere opgave.
Diverse rekeningen
………………
..
37.480.025,21
5) Noteering van 9
Februari.
3)
Idem van
2
Februari.
f1.016.927.534,07.
Passiva.
Data
1
Stock.
Kopen-
1
Chrls.
1
Zwilser.l
Spanje
1
Eatac,ia
3)
holm’)
hagen’)
lianta
‘)!
land’)!
telegrafisch
Kapitaal ……………………….
f
20.000.000,-
Reservefonds
……………………
..
5.660.599,75
12 Febr. 1923
67.30 47.75
47.-
47.60
39.62* 97-98*
Bijzondere reserve ………………..
..1.675.581,33
13
1923
67.20 47.70 47.35
47.60
39.60
97*-98*
Bankbiljetten in omloop …………..
..
941.884.735,-
14
1923
67.25
48.-
47.25
47.52*
39.45
977
ir -981
Bankassignatiën in omloop
……….
..
880.642,65
15
,,
1923
67.20 48.10
47.10
47.45
39.50
97f-981
Rek.-Uour
1
Het Rijk
/
–
16
,,
1923
6730
48.25
47.15
7•7*
39.50
97-981
saldo’s:
J
Anderen
,,
30.770.484,84
17
,,
1923
67.30
48.20 47.20
47.50
37*
97%
,,
30.770.484,84
L’ste d.
w.
1)
66.95
47.-
46.60
47.40
39.35
9771
Diverse
rekeningen
…………………16.055.49050
H’ste.,
1)
67.45
4840
47.45 47.70
39.70
98
1
,,
(1.016.927.534,07
10
Febr. 1923
67.35 47.55
46.90 47.70
39.57*
97y4
Beschikbaar metaalsaldo …………..
394.746313
3
,,
1923
67.60 47.30
47.20
47.77*
40.05
97%
Op de
basis
van
2
15metaaldekking.:..
200.039.763,6-
1
5
Muntpariteit
66.67 66.67
66.67
48.-
48.-
100
Minderbedragaanbankbiljetteninomloop
‘) Noteering te Amsterdam.
‘)
Particuliere
opgave,
dan waartoe de Bank gerechtigd
is
,,1.973.734.680,-
174
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
21
Februari
1923
NED. BANK 19 Februari 1923
(vervolg).
Voornaamsteposten in duizenden guldens.
Data
Goud
Zilver
opeischbare
19 Febr.
1923
……
581.790 8.360
941.885
öIJIULUCU
31.651
12
1923 ……
581.790
7.001
953.107
33.042
5
,,
1923
581.790
7.361
967.825 34.645
29 Jan,
1923 ……
581.790
8.039
947.422
26.444
22
,,
1923..
581.790
8.131
957.050
42.789
20 Febr. 1922
605.969
7.058
980.791
.28.583
21
Febr.1921 ……636.141
21.340
1.030.688
46.176
25 Juli
1914…..162.114
8.228
‘310.437
6.198
1
‘Han
1
–
ikT
”
Data
bedrag
Schatkist-
1
Beige-
baar
ktngs.
disconto’
1
promessen
ningen
Metaal-
percen.
rechtstreeks
saldo
l
age
19 Febr.
1923
186.125
48.000
105.774 394.747
60
12
1923 195.008
55.000
104.197
390.865
60
5
1923 227.126
,,
83.000
106.151
387.961
59
29 Jan.
1923 182.667
34.Q00
116.981
394.360
60
22
,,
1923 212.734
61.000
119.487
389.257
59
20 Febr. 1922
191.491
40.000
143.289
410.412
60
21 Febr. 1921
180.321
41.000
203.314
441.312
60
25 Juli
1914
67.947 14.300
61.686
43.5211)
54
1)
Op de bast! van
‘/,
metaaldekaing.
[Jitde bekendimakiagvanden Minister
van Finan-
c i ë ii blijkt, dat uitstondenop:
–
12
F;b,. 1923
19
–
Febr.
_ 192
______
3
Aan schatkistpromeseen.
1
(474:140.000,-
J
f458.740.000,-
waarv. direct bij Ned. Bk.
.
55.000.000,-
,, 48.000.000,-
Aan schatkistbiljetten ..
1 78.834.000,-
,,178.399.000,-
Aan zilverbons
……….
,
28.398.869,50
,,.
28.500.092,-
Onder de vlottende schula is begrepen:
Voorsch. aan de Koloniën
,,343.126.000,-
,,346.154.000,-
Voorschot aan Gemeenten)
31 Dec.. 1922
31 Jan
1922
voor door Rijk voor hen
,, 97.769.073,47
97.836.024,80
te heffen Ink. belastingJ
12 Feb, 1923
19 Febr. 1923
Tegoed v.d. Postch.
&
G.dstj95.243.099.93
98.045.096,90
JAVASCHE BANK.
Voornaamste posten in duizenden guldens.
De samengetrok-
ken cijfers der laatste weken zijn_telegratisch ontvangen.
Data
Goud
Zilver
B
k-
oii an
jetien
Andere
opetschb.
Beschikt,.
metaal.
schulden
saldo
10Feb. 1923
218.000
263.500
104.500
144.500
3
,,
1923
218.000
259000
108.500
142.500
27Jan.
1923
214.750
259.500
102.500
144.350
13Jan.1923
157.157
57.22 267.087
103.102 140.990
6
,,
1923
156.613
56.967
266.025
106.211
139.809
30Dec. 1922
152.502
56.607 261.843
103.940
136.735
11 Feb. 1922
142.654
33.911
275.682
75.096
107.010
12Feb. 1921
225.053
10.470
344.600
126.060
141.622
25 Juli 1914
22.057
1
31.907
110.172
.12.634
4.842e
Wissels,
Voor-
Dioer,e
Dek.
ata
Dis-
buiten
Belee-
schotten
re e
kings-
conto’s
N.-Ind.
betaalbaar
nn gen
aan hei
Gouv.nem.
ningen
percen.
lage
10Feb.1923
164.030 12,100
°
59
3
,,
1923
163.340
14.200
60
27Jan.1923
162.410
11.900
”
60
13Jan.1923
36.400
30.611
82.704
10.815
23.559
58
6
,,
1923
35.386
29.207
84.722
11.474
23.879
57
30Dec. 1922
36.464
27.151
96.125
–
22.736
56
11Feb.1922
36.978
13.565 102.310
–
36.885
53
12Feb.1921
34.551
25.414
119.444
28.071 43.221 50
25 Juli1914
7.259 6.395
47.934 6.446
1
2.228
44
)
Slultpost activa.
‘) Basis zla metaaldekking.
‘) Creditsaldo.
CURAÇAOSCHE BANK.
Voornaamste posten in duizenden
guldens.
Data
Metaal
1
Circu-
Dis.
Voor-
schotten
Diverse
reke.
Diverse
1
eke.
latie
conto’s
aan de kolonie
ningeni)Jningen
2)
1 Januari
1923
666
1.178 74
329 879
377
1
December1922
678
11.326
77
322
870
327′
1 November1922
666
11.243
78
353
702
163
1 October
1922
672
11.183
1
79
307
921
402
t
Januari
19221
749
1_1.139
84
1
334 670
1
287
QIU1LUbU
uur activa.
5
OIUILPUHt
at,r
p050IVU.
BUITENLANDSCHE BANKSTATEN.
BANK VAN ENGELAND.
Voornaamste posten, onder bijvoeging der Currency Notes,
in duizenden pond sterling.
Data
Metaal
Circula lie
Currencj, Notes.
Bedrag
1
Goudd.
1
Gov. Sec.
14 Febr. 1923
127.493 120.719
279.991
27.000 236.575
7
,,
1923
127.491 121.481
200.887 27.000 237.768
31
Jan.
1923
127.492
122.018
280.273
27.000 236.868
24
,,
1923
127.489
120.799
280.834
27.000 237.713
15 Febr. 1922
128.763 121.753
302.403
28.500
264.833
22 Juli
1914
40.164
1
29.317
– – –
Data
Go.
Sec.
1
Other
1
Scc.
1
Public
Depos.
1
Other
Depos.
Reserve
Dek-
kings.
14Febr,’23
48.507
70.623
19.715
106.727
25.224
19,98
7
,,
’23
49.067
65.812
17.895 103.345
24.460
20,17
31 Jan. ’23
49.420
65.608
14.601
106.324 23.927
19,78
24
,,
’23
53.445
65.238
11.372
114.431
25.141
19,98
15Febr.’22
64.426 80.566
14.913
137.462
25.460
16.71
22 Juli ’14
11.005
33.633
13.735
42.185
29.297
52
5
/8
‘) Verhouding tusschen Reserve en Deposits.
DUITSCHE RIJKSBANK.
Voc.rnaamste posten, onder .bijvoeging der Darlehens-
kassenscheine, in millioenen Mark.
Data
Metaal
Daarvan
Goud
Kassen-
schelne
Circulatie
1
Dek.
1
kings
7 Febr.’23
1.074
1.005
379.180 2.252.963
17
31 Jan.
’23
1.074
1.005
380.902
1.984.496
19
23
’23
1.074
1.005
372.683
1.654.574
23
15
’23
1:074 1.005
337.453
1.437.780
24
7 Febr.’22
1.008
996
5.573
116.606
6
23 Juli
’14
1.691
1
1.357
65
1.891
93
‘)Dekking der circulatie door metaal en Kaasenscheine
vvisse,s
Rek. Cr1.
Darlehens.
Cassenscne,ne
otaa
r
t
Handels.
Schatkist.
Totaal
In ka, bij de
5
,
wissels
papier
uitgegeven
Rijksbank
,
2.825.527
901.133
1.924.394 883.927
392.500
379.200
25
2.306.297
697.216
1.609.081
762.264
394.400
..
380.900
1.918.579
556.580
1.361.999
611.050
385.900 372.700
rD
1.648.456
470.764
1.777.692
526.917
350.900 337.400
126.769
1.940 124.829
23.078
13.656
5.465
7511
751
–
944
–
1
–
BANK VAN FRANKRIJK.
Voornaam.ste posten un duizenden trance.
Waarvan
Te goed
Buit.gew. Data
Goud
in het
Zilver
in het
voorsch.
Buitenland
Buitenland a/d. Staal
15Feb.’23 5.535.734 1,864.345 290.392 598.658 23.300.000
8 ,, ’23 5.535.581 1.864.345 290.324 598.827 23.400.000 1 ,, 23 5.535.405 1.864.345 290.259 599.055 23.400.000
16 Feb.’22 5.525.078 1.948.367 280.857 627.798 22.900.000
23 Juli ‘141 4.104.390
–
639.620
–
–
Uitge-
Rek. Crt.
Rek.
Wissels
stelde
Belee.
Bankbil-
Parti.
Cri.
Wissds
ning
jellen
culieren
Staat
. 2.760.216 25.872 2.079.725 37.176.064 2.169.320 46.992
20
2.650.629 26.083 2.121.501 37.409.366 2.292.046 57.537
‘ 3.057.986 27.422 2.032.408 37.083.578 2.309.142 60.411
2.538.083 51.706 2.285.753 36.434.600 2.452.778 24.973
1.541.980
–
769.400 5.911.910 942.570 400.590
BANQUE NATIONALE DE BELGIQUE.
Voornaamste posten in duizenden iranos.
t mcl.
van
van 1 s;sel;
Circu.
Rek.
Data
1
buiten!. buitenl. prom. a’.
en
iatie
Cr1.
1
saldi
vorder. provinc.
1
heleen.
partic.
15 Feb. ‘231345.9 16
1
84.6531480.000 756.922 6.902.371 118.693
8
‘231344.920 84.6531480 000 773.203 6.894.351 148.152
t
‘231345.315 84.6531480 000 799.509 6.779.618 191.345
16 Feb. ‘
22
1
326
.
977 84
.
653
1
480
.
000
637.802 6.295.579 177.008
21 Februari 1923
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
175
VEREENIGDE STATEN VAN NOORD.AMERIKA.
FEDERAL RESERVE BANKS.
Voornaamste posten in duizenden dollars.
Data
Goudvoorraad
____
Zilver
dc.
F.R.
Notes in
ci,cu-
Totaal
Dekking
In het
_____________
bedrag
1
F. R. Notes
1
builenl.
Zatte
31 Jan. ’23
3.075.810 2.221.743
–
151.333
2.203.701
24
’23
3.080.137 2,225.288
–
141.844 2.225.231
17
,,
’23
3.077.492
2.245.423
–
136.645 2.256.491
1
11’eb.
’22i
2.911.528
2.017.291 149.990
2.178.053
Totaal
Gestort
Dek-
Dek-
Data
Wissels
Deposi1os
Kapitaal
kingi
kings-
perc.
1)
perc.
1)
31 Jan. ’23 785.817 1.991.062
107.703
73,3 76,9
24 ,,
’23 774.282 1.990.826
107.648
70,6 76,4
17 ,,
’23
714.680
1.969.451
107.484
72,8
76,1
1 Feb. ’22 927.845 1.840.470
103.190
72,4 76,2
1)
Verhouding totalen goudvoorraad tegenover opelschbare
schulden:
F. R.
Notes en netto deposito.
1)
Verhouding totalen
voorraad muntmateriaal en wettig betaalmiddel tegenover idem.
PARTICULIERE BANKEN AANGESLOTEN BIJ HET
FED. RES. STELSEL.
Voornaamste posten in duizenden dollars.
Data
Aantal
Totaal
uitgezette
Reserve
bij
de
Totaal
Waarvan
time
banken
g elden en
beleggingen
F. R. bonk.,
depositos
depo5tts
24 Jan:’23
780
11.387.557
1.442.854 15.414.724 3.714.607
17
’23
781
11.495.696 1.433.712
15.633.325
3.735.272
10
’23
781
11.478.427 1.473.072
15.496.969
3.715.326
20 Jan. ’22j
804 10.918.5291
1.250.355
13.460.591
3.021.337
Aan het eind
van
ieder kwaitaal wordt een overzicht
gegeven van enkele niet wekelijks opgenomen banketaten.
EFFECTENBEURZEN.
Het merkwaardigste feit, dat voor de achter ons liggende dagen op de buitenlandsche fondsenmarkten te registreeren
valt, is wel de snelle en aanzienlijke koersverheffing van de
Duitsche Mark. ])e drie D ui t s c h e beursdagen van de
afgeloopert week zijn voldoende geweest om een rij zing vaii
de Mark, resp. een koersdaling van de aan Duitsche beurs-plaatsen genoteerde buitenlandsche deviezen te voorschijn
te roepen, die niet minder dan een revolutie op de effecten-
beurzen en op de goederenmarkten in Duitschiand heeft
veroorzaakt. De oorzaak van deze wilde beweging is het
ingrijpen op dc wisselmarkt door de Duitsche Reichsbank
geweest. Aan deviezen-afgiften door deze instelling, hetzjj
direct, hetzij door bemiddeling van bevriende banken, is het
toe te schrijven, dat de dollar, dit voor Duitschiand toonaan-
gevend devies, van den hoogen stand van 50.000 Mark per
dollar is gedaald tot circa 20.000 Mark. Merkwaardig mag
het wel worden genoemd, dat, nu eindelijk is geschied, waar-
naar zoo menigeen bij onze Oosterburen althans in naam
reikhalzend heeft uitgezien, – een opvoering nl. van het
koersniveau van het eigen betaalmiddel – de instelling, clie den stoot hiertoe heeft gegeven, met verwijten wordt over-
laden. Aan den anderen kant moet echter, tot goed begrip
van de
zaak,
niet uit het oog worden verloren, dat de bewe-ging zeer plotseling is ontstaan ei fel is doorgezet, waardoor
haar nadeelige gevolgen scherper aan het licht treden.
Z66
gezien hebben die iringen, die zich beklagen, wellicht wel
eenigszins het recht aan hun zijde, al vergeten zij dan ook ge-
heel, dat de dalingen, welke echter ons liggen,-vaak even
plotseling plaats vonden. De hier bedoelde kringen maken
er de Reichsbank vooral een verwijt van, dat de inter-
ventie met op een vroeger tijdstip en niet geleidelijk.is
doorgevoerd. Het is echter de vraag, of dit mogelijk is
geweest. Dat de uitwerking der officieele tusschenkomst zoo groot is geworden, moet toch in hoofdzaak aan twee omstan-
digheden worden toegeschreven. Primo was de valuta-markt
door het hooge niveau uitermate gevoelig geworden, secundo
werkte de schaarschte op de geidmarkt mede tot het scheppen
van die voorwaarden, die juist voor het welslagen van de
actie der Reichsbank noodzakelijk waren. Deze beide fac-
toren te zamen hebben zich tot nu toe niet voorgedaan; eerst
de Rulirbezetting heeft de verhoudingen in deze richting
zich doen ontwikkelen. De geldschaarschte, hoewel voorheen
vaker geconstateerd, was thans zoo klemmend geworden, doordat vôér de feitelijke afscheiding van het Ruhrgebied
de in dit gebied werkzame industrieën reeds het mogelijke
hadden gedaan groote saldi tot zich te trekken; de effectieve
splitsing tusschen Ruhr en overig Duitschiand heeft het
terugvloeien van deze sommen verhinderd. Bovendien heeft
de stijging der goederenprijzen, onmiddellijk samengaand
met de Ruhr-occupatie, zeer veel grootere bedragen aan geld-
middelen noodig gemaakt en ten slotte heeft de speculatie
in tot torenhoogte geklommen deviezen en effecten de rest
gedaan. In een zoo
gedisponeerde
valuta- en geldmarkt kon
een steunbeweging natuurlijk met betrekkelijk geringe miçl-
delen worden uitgevoerd. Welk een invloed de effectenbeurs
te Berlijn heeft ondervonden, moge blijken uit het algemeen
index-cijfer, dat een verlaging te aanschouwen geeft van
8966 tot 5649; een nog duidelijker beeld geven de afzonder-
]ijke koersbewegingen van enkele vooraanstaande aandeelen:
Koers van 7 Febr. Koers van 17 Febr.
Deutsche Bank ..
.
.
.
.
.
37.500% 22.000% Gelsenkirchen
.
.
.
.
.
.
.
98.000% 55.500%
Hamburg-Amerika Linie
90.250% 42.500%
Griesheim
.
.
.
.
.
.
.
.
.
61.000%
28.000%
A. E. G ..
.
.
.
.
.
.
…
.
34.500%
16.600%
floimin,’ 99 000
0J
11
rnn
O/
;oor;oopigkan gezegd worde’, datd:actie de; Reichsbank
vruchten heeft gedragen, want ten aanzien van de goederen-
markten heeft zich gelijke tendens vertoond. De ten deele
zegenrijke werking van een rjzing van’ het Mark-peil blijkt echter nog niet ten volle door het plotselinge van de bewe.
ging. Het economisch leven toch in Duitschland heeft zich
onmogelijk zoo snel kunnen aanpassen, zoodat, om slechts
enkele voorbeelden te noemen, in den kleinhandel nog
veelal aan de oude prijzen wordt vastgehouden en de oude
bonen in de industrie nog worden uitbetaald. En ook komt
de vraag op, of de Reichsbank met de toch steeds betrekke-
lijk beperkte middelen, die te harer beschikking staan,
contrôle zal kunnen blijven uitoefenen, zelfs wanneer zij
de selectie der disconteeringen (hetgeen practisch kan leiden
tot een uitschakeling van alle: credieten ten aanzien van
valuta-aankoopen) nog verder gaat doorvoeren dan thans
reeds het geval is. In dat geval zou de ontreddering van
de laatste week wel zeer duur gekocht zijn. Het heeft er echter allen schijn van, dat een samenwerking tusschen
Reichsbank, Regeering en banken is bereikt; vooral de
laatste zullen met hunne buitenlandsche vertakkingen
en verbindingen van zeer veel nut kunnen zijn in de komende
periode van financieele en economische waakzaamheid.
Het verloop op de beurs van P a r ij s is diametraal ver-
schillend geweest van dat op de Berlijnsehe markt. En ook
hier was het de valuta, die den toon heeft aangegeven. Daar
de Fransche Franc echter zoo goed als voortdurend een
dalende richting heeft gevolgd, moest zich dit wel uitspreken
in een hoogere waardeering van de aan de Parjsohe beurs
verhandelde aandeelen, vooral van aandeelen in buiten-
landsche ondernemingen. Hieraan is het dan ook toe te
schrijven geweest, dat aandeelen Koninklijke Petroleum Mij.
allerwegen een zoo goede markt konden behouden. Intusschen
is dit wel zeer teekenend voor het wijkende vertrouwen van
den Franschen belegger. Eenige weken geleden nog heeft de
hooge stand van de genoemde aandeelen Fransche houders
verlokt tot realisatie; de toen ook reeds lage stand van den
Franc verzekerde bij verkoop een niet onaardige Francs-
winst. Nu die winst door een verdere reactie van het Fransche
betaalmiddel nog grooter is geworden, ziet men geen reali-
saties op grooter schaal, doch het tegenovergestelde; de
gerealiseerde aandeelen worden teruggekocht en nieuwe
koopers komen in de markt. Vermodeijk hebben ook om-
vangrijke ruilingen plaats gehad van Fransche staats- en
andere obligaties in binnen- en buitenlandsche aandeelen.
Ook hier echter zijn tegen-tendenzen aan het werk; de stij-ging van de Mark heeft de hoop doen herleven ten aanzien
van de Duitsohe schadevergoeding. Men verwacht in sommige
kringen nog steeds dat het ten slotte tusschen Frankrijk en
Duitschland tot een vergelijk zal komen, in welk geval natuur-
lijk garanties tot betaling, althans van een deel der in het
vredesverdrag vastgelegde sommen, zullen worden verkregen.
Over het algemeen echter was het vertrouwen in deze richting
niet overheerschend.
Te L o n d e n is het marktverloop ook uitermate vast
geweest, doch hier speelde het eigen betaalmiddel geen rol
van beteekenis. Als het al bij beurs-transacties en bij be-
schouwingen omtrent de naaste toekomst werd betrokken,
dan was het, om vreugde te kennen te geven wegens de
groote stabiliteit en den vooruitgang van den Sterlingkoers.
In een land met een gezonde economische basis als Groot-
Brittannië is een dergelijk verloop van het betaalmiddel
natuurlijk eerder een stimulans voor de beurs. Daarenboven
gaat het de Britsche industrie ten dccle weer wat meer
voor den wind.
Vooral de mijnindustrie kan sterk profiteeren van het tekort,
176
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN .
21 Februari 1923
ontstaan door het uitvallen der Ruhr-produotie. Ten gevolge
van éen en ander zijn de koersen over vrijwel de geheele
linie sterk gemonteerd, gepaard gaande met omzetten, die
zelfs voor de Londensche markt van de laatste weken zeer
groot te noemen zijn geweest.
Ook Walistreet heeft een vaste tendenz getoond. De
berichten uit de nijverheid zijn onafgebroken gunstig. On
;
danks dure arbeidskracht werken de ondernemingen, zelfs
de spoorwegen, met groote winsten. Naar het schijnt wordt
het Amerikaansche economisch leven maar weinig beïn-
vloed door de crisis in Europa.
T e o n z en t is het verloop •der beurs niet zeer regel-
matig geweest; op sommige dagen droeg onze markt alle
kenmerken van een overgroote nervositeit. Over het algemeen
echter is het koers-peil hooger dan dat van de vorige week,
al zijn het in hoofdzaak ook slechts enkele afdeelingen, die
krachtig van de rij zing hebben kunnen profiteeren.
De Staatsfondsenmarkt was voor de binnenlandsche soor-
ten vrijwel onveranderd; merkwaardig was het wel, dat ook
de Nederlandsch-Indische obligaties zich in koers konden
handhaven, ondanks de zeer ongu1stige commentaren, clie ter beurze werden geleverd op de jongste emissie van
Obi. Ned. Indië te New York tot den exceptioneel lagen
koers van 88%. Van buitenlandsche soorten waren obligaties
Mexico gezocht, in aansluiting aan Londen, waar het her-
nieuwde bericht omtrent de definitieve hervatting der rente-
betaling nogal indruk heeft gemaakt.
12 Feb. 16 Feb.
19Feb.
Rijzingof
6
O/
Nederland 1922 ……
99ii,
991 991
–
5
o
1918
……
88’/
891
89
1
1
_J_
11
,,
1916
……
88
87
9
/ie
88K
+X
4
o/
1916
……
8If
81%
82
+
IIie
3
’12
0
10
,,
73’110
73’I
73
Ia
-I-
/18
3
0
0
,,
621
62’/
63
r
23!
20/
2
0
/0
Cert. N. W. S.
………
53/
53
1
18
536116
–
1/16
7
0/
Oost-Indie 1921 ……
102
8
1
s
102K 102K
+
li
s
6
0
/
0
,,
1919
……
96K
96
1
96K
—
5
01
,,
1915
……
93/8
93K
93%
–
21
8
4
O/
Oostenr. Kronenrente
1
o
/s
–
‘Is
5
o’
0
,
Rusland 1906
………
3
2’1
3
4
0/
Rusi. bij Rope
&
Co.
3%
410
018
-+-
71
8
4
°Io
Japan
1899 …………
67K
—
— 5
O/
Brazilië
1895 ………
52
–
—
8
0
/0
San Paulo
1921 ……
94’i
OS’/a
–
+
1%
6
0
/0
Amsterdam 1920……
101
101%
101K
+
K
7
o/ Rotterdam
1920……
102K
—
10211,
—
71
Tot de afdeelingen, die de grootste koers-avances te aan-
schouwen hebben gegeven, behoort in de eerste plaats wel
de
tabalc8markt.
Een duidelijk aanwijsbare reden was hier-
voor niet aan te geven. In hoofdzaak werd de rijzing bewerkt
door een accumulatie van kooporders in een zeer nauwe
markt; het middenkoersstelsel aan onze beurs heeft boven-
dien extra hooge noteeringen in het leven geroepen. Toch
toonen de koersverschillen aan het einde der berichtsperiode
duidelijk aan, dat het verhoogde koerspeil slechts gering
aanbod heeft uitgelokt.
Vervolgens waren
petroleumaandeelen,
doch vooral aandeelen
Koninklijke Petroleum Maatschappij, in trek. Het voorbeeld
hiervoor hebben de beurzen van New York en Londen ge-
geven; de arbitrage had deze week goede gelegenheid haar
activiteit te toonen. De Roemeensche soorten zijn iets ten
achter gebleven, al konden ook aandeelen Geconsolideerde
Hollandsche Petroleum Mij. een niet onaanzienlijk avance
behalen als gevolg van de connectie dier onderneming met
het Koninklijke-concern en met de Parjsche beurs (Astra-
Romana).
Ten slotte was de
suikermarict
buitengewoon levendig en
vast. Zelfs de reacties, die de Cubasuiker noteeringen van
New York op sommige dagen aantoonden en de waarschu-
wing van den Indischen handeisvertegenwoordiger te New
York tegen overdreven verwachtingen omtrent het prijs-
niveau van suiker konden geen teruggang van beteekenis
voor de betrokken aandeelen te voorschijn roepen. Het feit, dat de V.J.S.P. doorging met verkoopen tot prijzen, die een
zeer ruime winst aan de ondernemingen laten, heeft den
doorslag gegeven. Hoewel iets kalmer en niet op de hoogste
prijzen, heeft de afdeeling de berichtsweek in opgewekte
stemming verlaten. Indische Cultuurbauken deelden in de
tendenz.
De overige afdeelingen waren veel stifier.
Rubberwaarden
konden iets monteeren bij kalmen handel.
Binnenlandeohe
industrieele waarden
waren op sommige dagen gezocht voor
enkele soorten in verband met verminderde Duitsche con-
cunentie.
12 Feb. 16 Feb.
19Feb.
Rijzinaof
Amsterdamsche Bank
……
119/8
122K 121K
+
2’1
Incasso
Bank ………………
93
3
%
933%
—
Koloniale Bank ……………
173K 163K
171
—
2K
Ned.Handel.Mij.cert.v.aand
143
143K
145
1
1,
+
21j
1
Rotterd. Bankvereeniging
91 zi
g
91K
—
+
/8
Amst. Superfosfaatfabriek
39
39
–
Van Berkel’s Patent
………
33K
—
35
+ 1
Gouda Kaarsen
……………
109%
107
107K
—2
Hol!. Draad- en Kabelfabriek
86K
84
87
+
K
Jurgens’Ver.Fabr.gew.aand
53
54/
51/
—
118
,,
,,
,,
pr. aand
63K
65
6411
110
+ 1
7
/,o
Leerdam Glas! abrieken
……
37%
—
.
35K
– 1%
Philips’ Gloeilampenfabriek
233%
234K
2393%
+
6
Vereenigde Blikfabrieken
89
—
—
Vereen.ChemischeFabrieken
37
–
37
Compania Mercantil Argent.
15
16%
17’/B
+
21
Cultuur-Mij. d. Vorstenland
173 175%
1813%
+
8%
Handelsver.Amsterdam
……
447K
465K
471
+
23K
Handelsverg. Reis
& Co ……
28
31
51
30
+
2
Int. Crediet- en Handelsverg.
Rotterdam
………………
180
174%
175
—5
Linde Teves
&
Stokvis
……
77
79 78
+ 1
Tele
& Co’s
Handel-Mij …….
6 6%
7
+ 1
Redj ang Lebong Mijnb.-Mij
100
—
Gecons.
Roll.
Petroleum-Mij
109K
121l.
125
+
15K
Kon. Petroleum-Mij.
………
388K
421K
4241
+
35
71
Orion Petroleum-Mij……….
Afgest. Aand
29%
293%
30
+ %
Amsterdam-Rubber-Mij ……
145K
150%
153K
+
8
Nederl.-Rubber-Mij.
………
68K
71% 74
+
5K Oost-Java-Rubber-Mij.
……
214 227%
220k
+
63%
Deli-Batavia Tabak Mij.
312K
341
352
6
1
s
+
40
1
I8
Deli-Maatschappij
…………
278%
310
320%
+
42
Senembah-Maatschappij
358K
372
3809
+
22
Voor
&heepvaartwaarden
ontwikkelde zich wat
grooter
interesse
in
verband met het bericht, dat het aantal opge-
legde schepen van de Mij. ,,Nederland” tot
6 is
verminderd.
In hoofdzaak waren het dan
ook de aandeelen van deze Mij.
en van de overige Indische
lijnen,
die een
verbetering van
enkele procenten te aanschouwen hebben
gegeven.
12Feb.
16Feb.
19Feb.
Rij:inof
Holland-Amerika-Lijn
……
125K
128
125
–
K
,,gem.eig
110
114
109K
—
K
Hollandsche Stoomboot.Mij
38K
38,
1
4
34
—
4K
Java-China-Japan-Lijn
……
81K
87
87
+
5K
Kon. Hollandsche Lloyd
…
10%
lIK
lOK
–
Kon. Ned. Stoomb..Mij …….
75’/
78K
76K + 1
,
1
8
Konink.Paketvaart-Mij.
…
102
105
102K
+
K
Maatschappij Zeevaart
……
61%
65K
–
+
3%
Nederi. Scheepvaart-Unie…
105K
1129
111K
+
6
Nievelt Goudriaan
…………
109K
112%
110K
+ 1
Rotterdamsche Lloyd ………
124%
—
129%
+
5
Stoomv.-Mij. ,,Nederland”…
1413%
142
144K
+
23%
,,Noordzee”
…
42
45
—
+
3
De
Anierikaansche markt
was kalm, doch
vast.
12Feb.
16Feb.
i9F
e
b
.
0
f
Rijzing
Americ. Smelting
&
Refining
65
64%
65%
+ %
Anaconda Copper
…………
98
,5
1,
6
102
103
1
1
+
5
Studebaker Corp.
‘ …………
127
125
126%
—%
Un. States Steel Corp.
……
108’/
109
5
/10
109K
+
1
8
1
8
Atehison Topeka ……………
108
107K
107
1
1,
—
0
/10
Ene
…………………………
14’/
8
13
13%
– 718
Southern Pacific ……………
96Io
96 96’1
+ K
Union Pacific
………………
144
,51,
6
145″1
145%
+
/’o
Int. Merc. Marine orig. gew.
12K
1211
111
– 118
,,
,,
,
pi-ef.
4518
44
1111
46
1
1
+ %
De
geidmarkt
bleef ondanks de grootere omzetten
stabiel; prolongatie doorgaans 311 3%.
GOEDERENHANDEL.
GRANEN.
r[et gevolg van de geringe vraag naar tarwe door
Europa is geweest dat de verschepingen van Noord-
Amerika aanzienlijk zijn afgenomen. De verschepingen van
Argentinië zijn bijna even groot als die van Noord-Amerika.
Van Australië werd ongeveer half zooveel verladen als van
Argentinië; voor het eerst sinds geruimen tijd draagt dus
het Zuidelijk halfrond aanmerkelijk meer bij tot de voor-
ziening van Europa dan Noord-Amerika. Daar het totaal
der verschepingen zeer matig was, bestaat er kans dat de
21 Februari 1923
. ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
177
Noteeringen.
Chicago
Buenos Agres
Data
Tarwe
Mars
Hauer Tarwe
Mars
Lljnzaad
Mei Mei Mei
Maart
Maart
Maart
17Feb.’23
120
75
5
/a
46X
12.05
9,45
19,60
10
,,
’23
122
7
/
76%
4618
11,90
9,45
19,95
17Feb.’22
I37)’
62°I
4l3
13.40 ‘)
8,-
2)
21,40
1)
17Feb.’21
175
691
46
1
/8
16,55
1015
15,-
17 Feb.’20
226
140h
81 Vs
14.95
6,45 23,35
20Juli’14
821)
56°/s’)
3634
1)
9,402)
5,382)
13,70:
2
)
1)
per April.
1)
per Mei.
Locoprjzen te Rotterdam/Amsterdam.
s
oor en
t
19 Februari
1923
12 Februari
1923
20 Februari
1920
Tarwe’
…………..
1
)
13,25
13,25
16,25
Rogge (No. 2 Western)
1)
11,40
11,50 13,50
Mais (La Plata)
……
1
)
201,-
195,-
225,-
Gerst (48 ib. malting)
. .)
178,- 180,-
230,-
Haver (38 ib. whitecl.)
,1)
1040
10,65 12,75
Lijnkoeken (Noord-Ameri-
ka van La Plata-zaadl’)
13.80
13,50
18.-
Lijnzaad (La Plata)..
.
.°)
410.-
445,- 470,-
1)
p. 100 K.G. ) p. 2000 K.G.
$)
per 1960 K.G.
‘) Nr. 2 Hard/Red Winter Wheat.
AANVOEREN in tons van 1000 K.G.
Rotterdam
Amsterdam
Totaal
Arttkelen.
11117 Februari
Sedert Overeenk.
11117 Februari Sedert
Overeenk.
1923
1922 1923
1 Jan. 1923
tijdvak 1922
1923
1 Jan. 1923
tijdvak 1922
118.674
101.626
–
6.260
325
124.934
101.951
21.397
86.571
3.162
–
– –
86.571
3.162
Boekweit …………..
105
1.338
4.038
– –
–
1.338
4.038
Tarwe ……………..3.455
Mafe
…………….
11.381
139.464
–
19.101
28.448
132.282
167.912
Rogge
………………
…..
21.638
16.551
–
3.360
920
24.998
17.471
1.000 11.040
5.353
–
228
–
11.268
5.353
Gerst
……………..1.602
21.0
.34
3.691
15.764
24.880
1.480
8.354
22.006
24.118
46.886
Haver
………………
4.550
30.856
27.148
–
–
470
29.456
27.618
Lijnzaad ……………
Lijnkoek ……………
794
10.084
5.174
–
2.617
1.827 12.701
7.001
Tarwemeel ………….
Andere meelsoorten….
–
204
1.344
–
–
835
204
2.179
Europeesche markten spoediger de pariteit van Noord- en
Zuid-Amerika bereiken, want de gedrukte stemming die de laatste weken op de Europeesche markten geheerscht heeft, is niet in de prijsnoteerïngen van Noord- en Zuid-
Amerika tot uiting gekomen. Ook in de afgeloopen week
zijn de prijzen zoowel in Chicago als in Buenos Aires
vrijwel onveranderd gebleven. De afname van den export
van de Vereenigde Staten is iets waar blijkbaar de haus-
siers voldoende rekening mee gehouden hebben en waar
niettegenstaande den kleineren uitvoer, de zichtbare voorraad
zoowel in de Vereenigde Staten als in Canada niet van
beteekenis veranderd is, zal men het spel van het vast-
houden der prijzen nog wel verder voortzetten. Wat de oogstberichten betreft, men mag wel aannemen,
dat de droogte in het Zuidwesten der Vereenigde Staten,
waarover aanvankelijk zooveel bericht is, niet die schade
gedaan heeft die men vreesde, althans enkele graanhande-
laren uit het Oosten der Vereenigde Staten waren zeer
verwonderd op hun reis door dit z. g. geteisterde gebied,
geen klachten te hooren over den stand van de wintertarwe.
De oogstberichten van andere landen zijn in dezen tijd
van het jaar van niet veel beteekenis, zoodat zij de stem-
ming niet beïnvloed hebben. Natuurlijk beïnvloedt de poli-
tieke toestand nog de stemming, doch men put zoowel
hausse als baisse argumenten uit het Rulir-avontuur. Toch
is het directe gevolg vermindering van de vraag geweest.
Ook voor M a ï s is er een contrast tusschen de stemming
in Europa en in de uitvoerlanden; zoowel in Noord- als
in Zuid.Amerika bleven de prijzen zeer vast gestemd. In Europa konden zij slechts moeilijk gehandhaafd blijven.
Het gevolg van deze geringe vraag in Europa is, dat de
verschepingen aanmerkelijk zijn afgenomen. Hier tegenover
staat evenwel dat de gerstverschepingen zeer ruim blijven,
vooral in vergelijking met verleden jaar toen zij bijna
niets bedroegen.
Wat Platamaïs betreft, Argentinië zond berichten be-
treffende regen, hetgeen den nieuwen Maïsoogst nog ten
goede zou moeten komen, ofschoon het seizoen wel reeds
heel ver gevorderd is. Doordat de verschepingen van den
ouden oogst zeer gering waren, ontstond er een speculatieve
vraag, maar het feit, dat een aan de kust gearriveerde
lading geen kooper kon vinden tot wat men eenigsains
als de marktwaarde zou moeten beschouwen, drukte de
stemming.
Voor Noord-Amerikaansche. Mais bestond er voornamelijk
vraag in Hamburg. Van andere hkvens was de vraag zeer
teleurstellend en het gevolg is dat de meeste markten
beneden pariteit staan. Zooals boven gezegd waren ook
deze week de verschepingen van gerst groot; de zeer lage
prijzen zijn evenwel iets gestegen, hetgeen niet te ver-
wonderen valt daar zij ontstaan: waren op een abnormale
wijze, nl. doordat de Donau als regel verkoopt in Francs.
Met het dalen van den wisselkoers waren toen ook de
prijzen voor gerst aanzienlijk teruggeloopen. De voorraden,
voornamelijk te Antwerpen zijn wel iets verminderd, doch
nog zeer aanzienlijk.
Voor haver bestond weinig vraag; de prijzen bleven
vrijwel onveranderd.
Over het algemeen was de stemming voor lijnzaad zeer
kalm; de verschepingen zoowel naar Europa als naar
Amerika waren niet groot, doch wat Europa betreft, schijnt
de behoefte wederom te verminderen. Bovendien is de
voorraad in Buenos Aires weer toegenomen en bedraagt
nu 150.000 ton, hetgeen voor lijnzaad een aanzienlijke
hoeveelheid is.
N ede r 1k n d. – De toestand in de tarwemarkt is al
zeer weinig veranderd. De vraag is gering en bepaalt
zich uitsluitend tot loco en stoomende partijen. Ook deze
week was de vraag voor Maïs zeer teleurstellend; de
voorraden ter plaatse vermeerderden wederom, niettegen-
staande het koudere weer. Dit geldt zoowel voor Noord-
Amerikaansche als voor Platamaïs.
Voor ge r st zijn de prijzen hier eenigszins gestegen en
de vraag is ook toegenomen.
In haver kwam geen omzet van beteekenis tot stand.
Lijnzaad was tamelijk flauw gestemd in verband met
het afbrokkelen van de prijzen voor spoedig leverbare olie.
De eerste hand blijkt nog verschillende stoomende partijen
onverkocht te hebben, dientengevolge was de omzet gering.
Rotterdam, 20 Februari 1923.
SUIKER.
De wereidsuikerhandel heeft eene week van groote emotie
doorgemaakt. Nadat de markt . te N e w Y o r k Maandag
12 Februari wegens eenen algemeenen feestdag gesloten was,
opende de termijnmarkt op den volgenden dag tot
$0
1.-
per ib. hooger, hetgeen de grootste verhooging is die aan de
termijnmarkt gedurende édn beursdag wordt toegestaan,
terwijl de noteering voor Spot Centrifugals van $c. 6.09
tot $c. 7.15 sprong. De reden voor deze plotselinge opwinding
was de officieele verklaring van Mr. Hoover, dat er dit jaar
een tekort in de wereidvoorziening met suiker van 250.000
tons. verwacht moet worden, terwijl tegelijkertijd Guma
zijne raming van den Cubaoogst met 400.000 tons, dus tot
3.800.000 tons, verlaagde. Al was het in suikerkringen reeds
geruimen tijd bekend, dat een tekort in het verschiet was
wanneer het verbruik op hetzelfde hooge niveau van ver-
leden jaar bleef, terwijl eene vertrouwbare raming van den
Cubaoogst ook nu nog niet gegeven kan worden, zoo maakten
deze beide berichten toch grooten indruk op speculanten.
Den daarop volgenden dag waren de gemoederen reeds
eenigszins bedaard, zoodat de termijnnoteeringen met 20
tot 40 punten terugliepen, waarop den derden dag eene
verdere dergelijke daling volgde. Toen sloeg de stemming
weder om en sloot de New Yorksche termijnmarkt Zaterdag
17 Februari op
$0.
5.28 voor Maart, $c. 5.45 voor Mei,
$0.
5.57
178
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
21 Februari 1923
voor Juli en $c.
5.72
voor September, bij eene noteering voor
Spot Centrifugais van
Sc.
6.96.
Deze wilde bewegingen vonden op alle overige markten – zoowel in de consumptie- alsook in de productielanden – dadelijk weerklank. Wanneer de omzetten in de verbruiks-
landen binnen matige grenzen bleven, dan is dat slechts
daaraan toe te schrijven, dat zoowel koopers alsook verkoo-
pers op eenige stabiliseering der markt wachtten, ten einde
voor hunne operaties eenigszins vasten grond onder de voeten te hebben.
De grootste transacties vonden in de afgeloopen week wel
op J a v a plaats, waar de Trust belangrijke kwantiteiten tot
oploopende prijzen verkocht, het laatst tot
117.-
voor
Superieur en / 16.- voor No.
16
en hooger. De totale ver-
koopen van de Trust bedragèn reeds meer dan
20.000.000
picols, zoodat de suikerfebrikanten op Java van de groote
rijzing slechts in geringe mate kunnen profiteeren. Ook de
onafhankelijke fabrieken verkochten eenige partijen, terwijl
belangrijke herverkoopen op Java plaats vonden. Zoowel naar Europa als naar Britsch-Indië werd het een en ander
geplaatst.
In E n g e 1 a n d verhoogden raffinadeurs, nadat zij van
tevoren geregeld met verhoogingen van
6
d. tot Sh 1/- de
markt gevolgd waren, den binneniandschen prijs plotseling
met Sh
6/-
per Cwt., waarvan zij later weer Sh
4/-
lieten
vallen. Zooals reeds vroeger gezegd hebben raffinadeurs
nog slechts weinig gedekt van hunne toekomstige behoeften.
De laatste Board of Tradestatistiek luidt als volgt:
Januari.
1923
1922.
Import Riet ……..
95.578
76.176
ton.
Biet . . . . . . . .
–
–
• ,,
Geraffineerd…..
35.244
29.920
Totaal –
–
130.822
106.096
ton.
Voorraad in Entrepôt . .
.
234.800
93.850
11
,,Raffinaderijen
54.100
23.100
Opbrengst
,,
. 73.223
81.748
Totale binneni. consumptie .
116.732
129.111
11
Export . . . . . . . .
1.519
1.493
Voorraad op
31/12/22 – .
. 314.600 1921.. 171.200
3111/23 …..288.900 1922.. 116.950
Onze markt in Nederland bleef bij de algemeene hausse
niet achter en prijzen sprongen Woensdag I.I. voor vrijwel
alle leveringen tot ca.
/35,-,
hier en daar werd zelfs
t
36,-
en
t
37,-
betaald. Den volgenden dag was het echter daar-
mee gedaan en sloot de markt op
t
32,12/32,37
voor Maart;
131,-/31,121
voor Juli en /
291
voor Augustus, bij een
weekomzet van ca.
6300
ton.
F. 0. Licht publiceerde de volgende nieuwe raming van
den laatsten Europeeschen bietsuikeroogst:
Duitschiand …….
1.500.000
ton.
Tsjecho.Slowakye
.
725.000
Oostenrijk .
.
.
.
.
. .
.
20.000
Hongarije ……..
70.000
Frankrijk ……..
510.000
België
………
280.000
Holland .
.
.
.
.
.
. .
.
270.000
Denemarken…….
91.000
Zweden ………
72.000
Polen ……….
270.000
Italië ……….
260.000
Spanje
………
170.000
Rusland .
.
.
.
.
.
.
.
.
200.000
Overige landen .
.
.
.
.
.
105.000
Totaal
. .
.
4.542.800
ton
tegen zijne voorafgaande raming
van
4.758.000
ton.
De zichtbare voorraden worden door C. Czarnikow
als
volgt onder cijfers gebracht:
1923
1922
1921
Tons
Tons
Tons.
Duitschiand 1 Dec. ’22
727.000
788.400 834.700
Tsjechoslowakije 1 Jan. ’23
470.500
425.500 597.000
Frankrijk 1 Jan. ’23
239.500
176.600
262.000
Holland 1 Jan. ’23
119.000
158.000
166.000
België 1 Jan. ’23
128.000
128.000 187.000
Engeland 1 Febr. ’23
298.000
120.300 378.000
Totaal in Europa
1.982,000 1.796.800 2.424.700
Ver. St. (Ati. h.) 10 Febr. ’23
‘2335.000
111.600
82.000
Cuba (alle havens) 20 Jan. ’23
337.000
767.800 432.000
Totaal 2.354.000 2.676.200 2.938.700
De laatste Cu b astatistiek luidt als volgt:
1923
1922
1921
Tons Tons Tons
Weekontvangsten N.O. 10 Febr. ’23 151.397 100.542 147.838
Tot, sedert 1 Dec. ’22-10 Febr. ’23 813.203 380.714 471.913
Aantal werkende fabrieken 170 157 174
Weekexport 10 Febr. ’23
89.602 37.043 73.984
Totale export 1 Jan.-10 Febr. ’23 477.279 153.439 159.608
Totale voorraad 10 Febr. ’23
337.083 767.786 432.328
Van den Cubaoogst is tot dusver ongeveer de helft verkocht.
NOTEERINGEN.
Data
Amster-
dam per
Londen
New You
96pCt.
Centrj-
Tal03
1
W7ite Java
1
Job, per
Amer. Gra-
nulaledc.i.f.
Fbr./Mrl.
Cubes
No. 1
Fe6./MrL Mei/Juni
Febr/Maart
fugal3
8h.
Sh.
8h.
8h.
$
ets.
15 Febr.’23
f329
63/3 251-
2416
281-.
6,53
8
,,
’23
,,26%
56
1
9
20/9
2016 2416
5,78
15 Febr.’22
,,21
1
/8
51/3
2516
1716
18/3
3,67
15Febr.’21
,,
–
76/-
3919
3316
36/6
5,77
4Juli ’14
1111!31
181-
–
–
–
3,26
KATOEN.
Noteering voor Loco-Katoen.
(Middlin,g Uplan4s).
117Fcbr.’
23
1
10
Febr.’231
3 Fcbr.’23
117 Febr. ’22
17 Febr,’21
New York voor
Middling
..
28,50e
28,-c
28
1
10e
18,I0c
13,65e
New Orleans
voor Middling
28.63e
28,50c
28,-c
16,75c
13,-e
Liverpool voor
Fy Middling
16,03 d’
15,84 d’
15,38 d
3
10,36 d
9,27 d
1)
16 Febr.
2)
9 Febr.
1)
2 Febr.
Ontvangsten in-
en uitvoeren van Aimorikaan.sche havens.
(In dulzendtallen balen)
1
Aug. ’22
Overcenkomsiige perioden
tol
‘
17 Febr. ’23
1921.’22
1
1920.’21
Ontvangsten Gulf-Havens..
3919
3027
3442
,,
Atlant.Havens
881
1133
968
[Jitvoer naar Gr. Brittannië
1129
989
1149
‘t Vasteland.
2412
2648
2112
Japan ete…
–
–
–
Voorraden in duizendtallen
17 Febr. ’23
17 Febr. ’22
18 Febr. ’21
1105 1399
.
007
1399
1606
Amerik. haven ………..810
–
73
111
Binnenland………….
New York
……………
–
289
411
New Orleans
………….
Liverpool
……………
778
1009
994
Marktbericht van de Heeren Sir Jacob Behrns & Sons,
Manchester, d.d. 14 Februari 1923.
In prijzen van Amerikaansche katoen is sedert ons
laatste bericht zeer weinig veranderd. In het begin der
week waren er nog wel verkooporders aan de markt. De
prijsdaling bedroeg ongeveer 30 punten, maar het verlies
heeft zich sedert weer hersteld in verband met de vooruit-
zichten van de voorziening gedurende de rest van dit
seizoen. Met de voorbereidingen voor den nieuwen oogst is
men druk bezig en de vooruitzichten schijnen niet ongunstig.
De vraag naar Egyptische katoen is wat minder en prijzen
zijn iets flauwer.
Spinners van Amerikaansche garens berichten weinig
zaken bij vaste prijzen. De Engelsche fabrikanten bieden
slechte prijzen, zoowel voor cops als voor boomen. Er schijnt
wat meer behoefte aan inslaggaren dan aan kettinggaren
te zijn en in cle fijnere nummers is ook wel wat gedaan.
Voor export beperkt de vraag zich hoofdzakelijk tot 50er
en GOer zoowel .Amerikaansch als Egyptisch. Voor Indië
schijnen prijzen voor deze nummërs iets beter te zijn,
terwijl hetzelfde geldt voor de fijnere nummers in Egyp.
scbe garens. Van Bombay zijn biedingen gedaan van 3012
en 402 maar prijzen zijn in den regel te laag om tot
zaken te komen. China is nog uit de markt, hoewel koopers
belangstelling hebben in 32/2 en 4212 en verwacht men
deze maand nog wel eenige verbetering. In Egyptische
garens gaat weinig om.
De toestand op de doekmarkt is onveranderd en sedert
ons laatste bericht is er weinig gebeurd. Prijzen blijven
vast, doch er gaat niet veel om. De meeste belangstelling
bestaat nog voor lichte gebluekte goederen en goederen
voor de drukkerijen, maar de berichten, die men over de
binnengekomen orders hoort zijn onderling zeer verschillend.
In China schijnt eenige verbetering te zijn gekomen, hoe-
wel er nog weinig zaken gedaan zijn. De mailberichten van Indië wijzen aan, dat de afname in den laatsten tijd
beter is geworden en dat men bij vaste prijzen spoedig
weer nieuwe zaken zal mogen verwachten. Op het oogen-
blik schijnt het vertrouwen echter nog niet hersteld te
zijn, daar de meeste biedingen, speciaal van Calcutta, te
laag zijn en men schijnt over het algemeen nog weinig
neiging te voelen om de hoogere prijzen, die men thans in Manchester vraagt, aan te leggen.
7
Febr. 14 Febr.
Oost. koersen. 6 Febr. 13Febr.
Liverpoolnoteeringen.
T.T.opIndi…. 114++ 1/4
FG.F. Sakellaridis 17,90 17,50 T.T. op Hongkong 2/2% 2121
G.F. No. 1 Oomra 10,20 10,05 T.T.op Shanghai 310 3/0%
KOFFIE,
(Mededeeling van de Makelaars G. Duurin.g & Zoon, Kolft & Witkamp, Leonard Jacobson &. Zonen en G. Bijdendijk).
Noteeringen en voorraden.
Rio
Santos
Data
1
-1
1
Wissdkocrs Voorraad
Prijs
1
Voorraad 1 Prijs
No.7 1
t No.4
1
17 Febr. 1923 1.290.000 22.050 2.119.000 23.800
5
‘/32
10
,
1923 1.323.000 21.800 2.067.000 23600
5
31
1
32
3
..
1923 1.361.000 20.975 2.107 fl00 23.500
6152
Ii
1922 1.915.000 13.200 2786.000 17.000
79J
Ontvangsten.
Rio
Santos
Afgdoo pen
Sedert
Afgeloo pen
Sedert
Data
week
1
1
Juli
week
1
1
Juli
17 Febr. 1923….
49.000 12.142.000
179.000 5.145.000
17 Febr. 1922
…
85.000 2.868.000
183.000 5.735.000
RUBBER.
De markt was afgeloopen week uiterst kalm. Koopers
blijven terughoudend en prijzen liepen wederom langzaam
iets terug.
De slotnoteeringen zijn:
einde voorafgaande week:
Prima Crpe Februari .. 98% ct
……….
97%ct.
Febr./Mrt.
98
……….
97%
April/Juni 99
……….
99
Smoked Sheets Februari 989
……….
100%
Febr./Mrt. 99
……….
89
April/Juni 1009 ,,
……….
102
19 Februari 1923
COPRA.
De Copramarkt was aanvankelijk zeer vast gestemd,
doch toen de vraag wat verminderde, zalçten de prijzen
weer vrij snel in
Het aanbod van stoomnd blijft over het algemeen zeer
klein en blijft een premie van ca
f
0,25 9.
f
0,379 boven
Februari/April en Maart/Mei aflading te bedingen.
De markt sluit met koopers voor:
Java f.m.s. stoomend
…………..
f
32,87%
Java f.m.s. Januari/Maart’ aflading
32,75
Java f.m.s. Maart/Mei aflading
…….
, 32,62%
naar Holland/Hamburg/Bremen.
19 Februari 1923.
METALEN.
Loco-Nateeringen te Londen:
1
sizer
Koper
Ti.
Lood
Zink
Data
j
dcv.
Standard
1
19 Febr. 1923..
oom.
69.-/-
193.216
28.51-
35.151_
12
1923..
[1001.
65.151-
186.216
28.716 35.216
5
1923..
oom.
65.716
183.-/-
28.216
35.-
11
–
.29 Jan. 1923
oom.
66.216
186.-/-
28.51-
36.1216
20 Febr. 1922..
oom.
58.-/-
144.-/-
19.1716
24._/_
20 Juli 1914..
5114
1
16._/_
145.151-
19.-/-
1
21.101-
VERKEERS WEZEN.
VRACHTENMARKT.
De vraag naar ruimte bleef gering. Van La Plata werden
eenige booten bevr acht tegen ± 211- naar Engeland/Cont. en
ook werd van daar ruimte opgenomen voor lijnzaad naar
New York tegen $ 5.25.
Van Noord Amerika werden eenige booten bevracht naar
de Middellandsche Zee tegen 18 cent naar Griekenland en
15
cent naar West Italië. Berthvrachten bleven zeer slecht
en zelfs schijnen partijen afgesloten te zijn tegen
6
cent
per 100 lbs. naar Antwerpen.
De vraag naar ruimte van Cuba blijft goed en dit is een
welkome uitkomst. De vracht van daar te bedingen is naar
de gewone havens in Engeland
1916.
Van Australïë werd deze week geen ruimte opgenomen.
Er werd meer belangstelling getoond voor ruimte van
het Oosten en van Birma werden
2
booten bevracht naar
Engeland/Continent voor
2613
en
2716
resp. voor Februari
en Maart aflading.
Van Java werden verdere booten bevracht tegen
3319
en
3416
voor Juli aflading.
De uitgaande vrachten van Wales bleven ongêveer het-
zelfde. Voor La Plata down river werd echter meer betaald
en wel
1519.
20
Februari
1923.
GRAAN.
Data
Pelro
grad
Londen
R’dam
Oa’essa
Rotter.
dam
Atl. Kust
Ver. Staten
San L.orenzo
Rotier.
.
Bristol
Rotte,.
– –
1
Enge.
dam
Kanaal
dam
land
12-17 Febr. 19231
–
171- 2
11c
1
2141
2213
2113
5-10
,,
19231
–
171-
2
II
c’
216
22141
22141
13-18 Febr. 19221
–
–
18 ct
413
3419 3419
14-19 Febr. 19211
– –
–
–
351- 351-
Juli
19141
II d.
713
1/11
1
/
t
1/1111
4
121-
121-
KOLEN.
Data
Cardiff
Oostk. Engeland
B
Genua
Ç,7
t
1
Plato
dam
burg
Rivier
12-17 Febr. ’23
619
111-
.11110
1519
519
6110
5-10
,,
’23
516
107
1113
141-
516
6110
13-18 Febr. ’22
7/-
1313
151-
1316
613
9/-
14-l9Febr. ’21
816
1819
1716
211-
71-
111-
Juli
1914
fr. 7,-
71-
713
1416
312
41-
DIVERSEN.
Bom bay
Birnia
Vladivo. Chili
Data
West
West
stock
1
West
Europa
Europa
West
Europa (d. w.)
(rijst)
Europa
(salpeter)
12-17 Februari
1923..
2413
2613
3216
351-
5-10
,,
1923..
231-
2716
3216
351-
13-18 Februari
1922..
2113
2716
–
–
14-19 Februari
1921..
251-
–
–
3216
Juli
1914..
1416
1613
251-
2213
‘) Amer. cent9 p. 100 lbs,
5) 1513 per ton d.w. vrij laden en stuwen.
Graan Petrograd per quarter van 496 ibs. zwaar, Odeasa per
unit, Ver. Staten per guar Ier van 480 ibs. zwaar.
Overige noteeringen per ton van 1016 KO.
VLISSINGEN
Landen van
herkomst
Januari 1923
Aantal
M8
schepen
–
Januari
1922
Aantal
schepen
Binnenl. havens
–
–
3
16:865
Groot-Brittannië
30
264.425
29
203.704
België
1
492
–
–
Italië
1)
1
2.080
4
8.643
Levant
5
)
13
8.363
15
7.810
Totaal
….
47 275.360
51
237.022
Nationaliteit.
Nederlandsche
35
257.942
42
225.560
Britsche
1
9.825
3
3.951
Duitsche
5
4.857
1
2.384
Noorsche
–
–
1
1.344
Belgische
6
2.736
2
1.036
Fransche
–
–
1
750
Zweedsche
.
–
–
1
997
Totaal
….
47
275.360
F
51
1
237.022
1) Bijleggers. ‘) Sleepbooten.
(Barend Stofkoper & Co.)
180
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
21
Februari
1923
IJMUIDEN.
Januari 1923
Januari 1922
Landen van
her kom s t
Aantal
N. R. T.
Aantal
N. R. T.
schepen
schepen
Binnen!, havens
14
13.099
12
7.991
Groot-Brittannië
121
78.621
84
57.340
Duitschiand
34
38.918
45
48.768
Noorwegen
4
2071.
1
569
Zweden
10
4.702
12
6.185
Denemarken
6
2.267
3
1.483
Rusland•Oostz.h
1
1.797
–
–
Finland
5
3.243
7
3.314
België
4
1.568
1
.738
Frankrijk
8
4.120
9
2.554
Spanje
5
3.762
5
6.392
Portugal
3
2.079
4
6.686
Italië ………….1
976
1
906
Levant
3
2.693
2
2.139
Roem., Bulgarije
1
1.625
–
–
And. Midd. Zeeh
2
3.468
–
–
Senegal,Dakar
3
4.541
1
849
Ov.Westk.Afrika
3
5.347
2
3.100
Ned.-Oost-Indië
11
43.923
9
34.632
Andere Aziat. h
2
10.588.
–
–
Vereen. Staten
6
20.523
6
22.146
Midden-Amerika
–
–
4
12.847
Ned. West-Indië-
Ned. Antillen
5
9.716
2
4.181
Argent.,tJruguay
5
18.198
4
19.634
Chili …………1
1.989
3
10.009
Totaal ….
258
279.834
217
252.463
Periode 1 Jan.-
31 Januari ..
258
279.834
217
252.463
Nationaliteit.
Nederlandsche
124
159.938
105
156.323
Britsche
62
51.901
43
42.277
Duitsche
43
33.798
44
19.334
Noorsche
12
7.592
6
4.376
Fransche
4
2.479
5
4.459
Zweedsehe
7
3.811
6
2.868
Deensche
1
524
3
1.845
Vereenigde Stat
3
11.021
4
17.432
Andere ……….2
8.770
1
3.549
Totaal ….
25€
1
279.834
217
252 463
(Vereen.igde Scheepsagenturen van
Ralverhout & Zwart en Zurmtihilen & Co.)
DORDRECHT/ZWIJ NDRECUT.
Januari 1923 Januari 1922
Landen
van
herkomst
Aantal
N.R.T.
schepen
Aantal
N.R.T.
schepen
Binnen!, havens
10
3.122
2
408
Groot-Brittannië
3
884
–
–
Duitschiand
1
265
3
1.185
Zweden
–
–
1
284
België
3
1.429
3
1.172
Spanje
1
852
1
1.464
Danzig
6
2.456
10
3.395
Marocco
1
790
–
–
Totaal ….
25
9.798
20
7.908
Nationaliteit.
Nederlandsche
2
294
2
408
Britsche
2
780
–
–
Duitsche
20
7.934
16
5.752
Noorsche
1
790
– –
Zweedsche
– –
1
284
Spaansche
–
–
1
1.464
Totaal ….
25
9.798
20
7.908
(Gerard Mauritz.)
NIEUWE WATERWEG.’
Januari 1923 Januari 1922
Landen van
Aantal
schepen
N. R
T
.
‘
‘
‘
Aantal
schepen
N.
R. T.
herkomst
Binnenl. havens
30
20.620
36
18.118
Groot-Brittannië
339
225.838
255
184.124
Duitchland
91
110.626
65
89.923
Noorwegen
41
78.939
19
23.924
20
23.250
10
3.976
Denemarken..
3
3.846
2
2.683
Rusland- Oostz.h
1
268
–
–
Finland
8
5.221
6
3.551
België
23
51.127
15
28.545
Zweden ……….
Frankrijk
36
27.519
65
54.992
Spanje
32
45.210
26
39.112
8
20.348
6
15.696
Italië …………
Oostenr.-Hong.,
Griekenland
4
5.092
4
4.040
Levant
–
1
858
Rusland-Zw. Zee
4
7.954
1
3.420
Roemenië, BuIg
2
3.429
1
3.051
And. Midd. Zeeh
21
40.750
3
4.751
Over. Wk. Afrika
2
3.603
4
4.958
Oostkust Afrika
3
12.444
3
7.418
Zuid-Afrika ..
2
4.303
4
12.065
Voor-Indië
5
19.327
11
48.049
Achter-Indië
1
4.856
1
2.763
Ned.
Oost-Indië
4
12720
4
15.257
And. Aziat. hav.
15
76.033
12
52.888
Australië
3
13.493
– –
Vereen. Staten
56
222.046
40 161.774
Canada
1
3.278
–
–
Midden-Amerika
2
6.567
3
9.310
Brazilië
3
9.704
1
3.642
&rgent.,Uruguay
9
34.282
6
17.059
2
9.220
1
3.475
Jhili …………
outh Georgia
1
2.231
–
–
Totaal ….
772
1.104.144
605
819.422
Periode 1 Jan.-
31
Januari
1
)
772 1.104.144
605
819.422
Nationaliteit.
eder1andsche
194
300.092
186
252.351
Britsche
269
334.013
182
267.871
Duitsche
135
150.877 95 57.991
oorsche
47
57.597
29
31.555 Belgische
4
3.400
5
3.188
l’ransche
32
45.583
40
38.624
weedsche
23
21.668
11
12.540
)eensche
7
13.730
4
4.614
Vereen. Staten
20
78.181
22
83.500
.ndere
41
99.003
31
68.088
Totaal
.. . –
772
1.104.144
605
819.422
) 1913, 887 8ohepen met 1.039.305 N. R. T.
(Dirkzwager’s Scheepsagentuur
.
Maassluis.)
INSTITUUT VOOR EÇONOMISCHE GESCHRIFTEN.
Verschenen:
Bedrijfsleven en de strijd tegen
de Armoede in Nederland
door Dr. CH. A. VAN MANEN.
Prijs ingenaaid
f 3,-.
Gebonden
f 4.75.
Voor leden der Vereeniging en geabon-
neerden op het Weekblad wordt dit werk
beschikbaar gesteld tegen den prijs van
f
2,50 ingenaaid en
f 4,-
gebonden.
Bestellingen richte men tot het Secretariaat van het
Instituut, Pieter de Hooghweg 122, onder gelijk-
tijdige remise per postwissel of op postcheque- en
girorekening No. 8408, Rotterdam.