Ga direct naar de content

Jrg. 47, editie 2335

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: mei 2 1962

Adviezen

en bemiddeling

inzake

levensverzekeringen

en
pensioencontracten
R. MEES & ZOONEN

ROTI’ERDAM

172

H. BRONS Jr

MAKELAAR IN ASSURANTIËN

TELEFOON (010) 11.19.80 *

MAUR1TSWEG 23

ROTTERDAM-2

WIJNEN UIT ALLE

BINNEN- EN BUITENLANDS

WIJNPRODUCERENDE LANDEN

GEDISTILLEERD

Uw buitenlandse
ACCIJNSVRIJE LEVERANTIES
relaties of voor Uw
VAN SPIRITUALIËN UIT privé- of zakenreizen
ONS ENTREPOT VOOR:
naar het buitenland

Wijnhandel GALL
&
GALL

Stadhuisplein 25 (naast Corso) Tél.
11
39 54

ROTTERDAM

Met Wijnhandel GALL & GALL

9

bent U thuis beter uit

EERSTE NEDERLANDSCHE

E C 0 N OM! S CH-

STATISTISCHE BERICHTEN

Uitgave van de

Stichting Het Nederlandsch Economisch Instituut

Adres voor Nederland:
Pieter de Hoochweg 118, Rotterdam-6.
Telefoon redactie: (010) 5 29 39. Administratie: (010)
3 80 40. Giro 8408.

Privé-adres redacteur-secretaris:
Drs. A. de Wit, Sleedoorn-laan 17, Rotterdam-12, tel. (010) 18 36 32.

Bankiers:
R. Mees en Zoonen, Rotterdam, Banque de Corn-
merce, Koninklijk Plein 6, Brussel, postcheque-rekening
260.34.

Redactie-adres voor
België:
Dr. J. Geluck, Zwjjnaardse Steen-
weg 357, Gent.

Abonnementen:
Pieter de Hoochweg 118, Rotterdam-6.

Abonnenientsprjs:
franco per post, voor Nederland en de
Overzeese Rjjksdelen (per zeepost)
f.
29,—, overige landen

f.
31,— per jaar (België en Luxemburg B.fr. 400).
Abonnementen kunnen ingaan met elk nummer en slechts
worden beëindigd per ultimo van een kalenderjaar.

Losse exemplaren van dit nummer 75 ct.

Advertenties:
Alle correspondentie betreffende advertenties
te richten aan de N. V. Koninklijke Nederi. Boekdrukkerjj
H. A. M. Roelants, Lange Haven 141, Schiedam, tel. (010) 6 93 00, toestel 1
of
3.

Advertentie-tarief
f.
0,36 per mm. Contract-tarieven op aan-vraag. Rubrieken ,,Vacatures” en ,,Beschikbare krachten”

f
0,72 per mm (dubbele kolom). De administratie behoudt
zich het recht voor om advertenties zonder opgaaf van
redenen te weigeren.

BUREAU VOOR COLLECTIEVE CONTRACTEN
JOHAN DE W ITTLAAN 50 S.GRAVENHAGE
POSTADRES: POSTBUS 5 TEL (070) 514351

COMMSSIE VAN REDACTIE: Ch. Glasz;
L.M.Koyck;
H.W.Lanibers;
J. Tinbergen; J. R. Zuidema. Redacteur-Secretaris: A. de Wit.
Adjunct Redacteur-Secretaris: M. Hart.
COMMISSIE VAN ADVIES VOOR BELGIË: F. Collin; J. E. Mertens
de Wilmars; J. van Tichelen; R. Vandeputte; A. J. Vlerick.

402

E.-S.B. 2-5-1962

L.

De vijfde internationalè tarwe-oyèreenkmst

Onder auspiciën van de Verenigde Naties werd.van

31 januari .t/m 10 maart 1962 te Genève een tarwe-confe-

rentie gehouden. Op deze conferentie werden de deelne-
nemende landen het erover eens per 1 augustus 1962 een

nieuwe Internationale Tarwe Overeenkomst (I.T.O.) aan

te jaan Aan deze tarwe-o
~
ereenkomst’nemeri voor het

eerst 10 exportianden deel (o.a. de Sowjet-Unie) en 36

importiariden.

Aangezien de structuur van de tarwe-overeenkomst van

1959

1962 bevredigend werd geacht, heeft men deze ook

voor de nieuwe overeenkomst, behoudens enkele kleine

wijzigingen, gehandhaafd; de aard van de belangrijkste

verplichtingen van de im-

port- en exportianden is in be-

ginsel ongewijzigd gebleven:

de importerende landen ver-

plichten zich om een bepaald

percentage van hun cornmer-

ciële tarwe-aankopen bij de

aangesloten exporterende lan-

den te verrichten tegen prij-

zen binnen de vastgestelde

prïjsgrenzen; de exporterende
lsind.-n jprnlirbtç-n
.,i-
1,
t/iS!,

indien de prijzen de maximumgrens overschrijden, een
hoeveelheid te leveren aan de importerende landen, die

gelijk is aan 100 pCt. van de gemiddelde afname van

deze 1andn gedurende een bepaalde basisperiode (nl.

gedurende de eerste 4 jaren van de voorafgaande vijf-

jarige periode) tegen een prijs, die niet hoger is dan de

maximumpnijs. De waarschijnlijke toetreding van de Sowjet-

Unie tot deze overeenkomst heeft tot gevolg, dat aan de

nieuwe overeenkomst alle grote tarwe-exporteurs zullen

deelnemen. Voor de overige exporteufs verliest hierdoor

de procentuele leveringsverplichting aanzienlijk aan be-

tekenis. De onderhandelingen over de prjsgrenzen hebben

geleid tot een verhoging van de rninimumprjs tot
$
1
,62
4

per bushel (huidige tarwe-overeenkomst
$
1,50); de

maximumprijs werd eveneens met
$
0,12+ verhoogd tot

$
2,02+ per bushel.

Het tottandkomen van de Gemeenschappelijke Markt

voor granen in de E.E.G. maakte het noodzakelijk, be-

paalde voorzieningen in de tarwe-overeenkomst op te

nemen, die de volledige vrijheid van ‘de handel tussen de

landen van de E.E.G. garanderen. Alhoewel dit streven

aanvankelijk op veel tegenstand stuitte, is het uiteindelijk’

toch gelukt om hiervoor een bevredigende oplossing te

vinden. De geldigheidsduur van de overeenkomst is vast-

gesteld op drie jaren. De ratificatie van de overeenkomst

dient plaats te vinden te Washington tussen 19 april.

en 16 mei 1962.

Drie punten van de tarwe-overeenkomst zijn eigenlijk

van belang: dit zijn de verplichtingen van de.importerende

en exporterende landen en de prijsgrenzen. Op grond van

de gewijzigde vraag- en aanbodsituatie en van snel ‘af-

nemende voorraden van kwaliteitstarwe eisten de expor-

terencte landen oorspronkelijk

een verhoging van
$
0,25

t

per bushel. Aanvankelijk

waren de importeurs eens-.

gezind in hun standpunt,

dat de prijsgrenzen ongs-

wijzigd dienden te blijven.

Nadat vooral Canada zich

hier tegen verzet had, kondei

na enige strubbelingen to:h
-.

de nieuwe prijsgrenzen wor-

11

——

ueii overeengeKomen.

Het opmerkelijke van deze overeenkomst is dat de

Sowjet-Unie één van de exportlanden is. De overige e pn t–

landen keken eerst wat vreemd op toen dit land zijn vo’cr-

nemen bekend maakte om aan de I.T.O. als exportland
deel te nemen. Heeft de Sowjet-Unie hiermee rerisuze

bedoelingen of is dit land nogmaals van plan om een

internationale regeling in de war te sturen? Wij weten het

niet. Natuurlijk kunnen de commerciële banden, asr de

Sowjet-Unie zich aan gaat vast leggen, de weg zijn naar-

een vreedzame oplossing van de politieke tweespalt die

er nog voortdurend tussen de landen van het Oosten en

het Westen heerst. Op dit punt zijn wij echter scepti;ch

gestemd.

Evenals de vier vorige tarwe-overeenkomsten is de vijfdè

overeenkomst in feite een multilateraal koopcontract. De

landen binden zich nu eenmaal bij voorkeur aan een’

goederenoveteenkomst die geen stringente verplichtingen

oplegt en daaraan is het te danken dat wij nu reeds het…-

lustrum van de I.T.O. kunnen vieren.

‘s-Gravenhage.

Drs. G. GREIDANUS.,

Prjjsgrenzen van de larwe-overeenkomst

L

td
OOP U
Minirnumprijs
Maxiniumprijs
($
per bushel)
(S
per bushel)

1949-1953
……………..

1,50a)
180
1953-1956
1,55
2,05
1956-1959
1,50

.

2,00
1959-1962

……………..
……………..
… . ………..

1,50 1,90
1962-1965
……………..
.1,62+
2,02+

Prijzen:
no. 1 Northern Manitoba tarwe, opgeslagen
in Fort william/port
.&rthur.
a) Jaarlijkse
verlaging met
$
0,10.

Blz.

Blz.
De vijfde internationale tarwe-overeenkonist,
door

Vestiging in België; keuze van rechtsvorm,
door

Drs. G. Greidanus …………………….
403

P. H. Hemeleers en M.
Renkin……………
408

De invloed van het kindertal op het tarief van de

inkomstenbelasting,
door C. P. A.
Bakker……
404 Recente uitlatingen over kernenergie,
door Drs.

Commerciële economie, toegepast op de politiek

P. H. M. Cremers……………………..
412

in de detailhandel (IV),
door Prof Dr. W. J.

van de Woesijjne ………… . … .
.
…………
406

Geld- en kapitaalmarkt,
door Dr. C. D. Jongman.. 415

E.-S.B.
2-5-1962

AUTEURSRECHT

vooRBEHouDEN

‘403

-s

De opbouw van het tarief van de inkomstenbelasting

werkt sterk in het nadeel van de grote gezinnen. Met
de vermindering van de draagkracht door toeneming
van het aantal kinderen wordt yolstrekt
onvoldoénde
rekening gehouden. Wanneer er ruimte komt om de

progressie in het tarief te matigen en de belasting in
het algemeen te verlagen, zal dit uit een oogpunt van

sociale rechtvaardigheid in de eerste plaats moeten

geschieden ten aanzien van de gezinnen met kinderen.

Een dergelijke verlichting is op verschillende manieren

te bereiken. Indien men verder in aanmerking neemt dat

de kinderbijslagen in ons land vergeleken bij die van

verschillende Westeuropese landen beslist aan de matige
kant zijn, terwijl huurbijslagen voor grote gezinnen hier
— in tegenstelling tot het buitenland, — onbekend zijn,
dan is het duidelijk dat Nederland in sociaal opzicht een

achterstand ten aanzien van de positie der grote ge-

zinnen heeft in te halen. Bij verhoogde welvaart past
het niet, nog langer een tarief voor de inkomstenbelas-

ting te handhaven, waardoor de grotere gezinnen rela-tief te zwaar worden belast.

van de

inkomstenbelasting

De invlôei van het

kindertal op hét tarief

Bij de opbouw van het tarief van de inkomstenbelasting

wordt ter bepaling van het belastingbedrag’rekening ge-

houden met een vaste aftrek ophet inkomen per kind.
Deze aftrek bedraagt in het huidige tarief circa f. 800

en in het tarief voor 1963 circa f. 900. Anders gezegd:

uitgaande van een bepaald inkomen en het bijbehorende

belastingbedrag in groep II vindt men hetzelfde belasting-

bedrag in groep III door per kind het inkomen met f. 800
(resp. f. 900 in 1963) te verhogen. Als een gevolg van de

progressie in het tarief ziet men dat
bij
een gegeven in-

komen de belastingvermindering voor elk kind steeds

kleiner wordt. Dit
blijkt
duidelijk uit tabel 1, waarbij —

evenals hierna nog verder — is uitgegaan van het huidige

tarief.

TABEL 1.

Inkomen

J

.f. 12.000

f. 30.000

Verschil

Verschil
Bedrag
1

Bedrag
1

t.o.v. der

voorafg.
Tariefgroep

der

voorafg.

belasting

tariefgroep
1
belasting
1
tariefgroep

11
……………..
f.2.215

f. 10.434

III 1 kind

………..
1.978

f.237

10.063

f. 371
2 kinderen

…….
1.752

1
,226

,, 9.693

370
3

,,

……..
1.531

221

,, 9.327

366
4 .

……..1.321

210

,.8.961

366
5
……..
1.114

,,207

,, 8.599

362 6

918

196

,, 8.236

,, 363
7

725

,, 193

7.877

,, 359
8,,

546

179

7.521

356
9

374

172

,, 7.169

352
10

216

158

,, 6.815

,,354

Deze tariefsopbouw werkt sterk in het nadeel van de

echte grote gezinnen. Ik spreek hier van ,,echte”, omdat

het verschijnsel niet of in veel mindere mate geldt voor

de gevallen, waarin door dubbele of drievoudige kinder-

aftrek een fiscaal groot gzin ontstaat. Immers, in het

geval van de echte grote gezinnen betekent in hetalgemeen

het overschrijden van de gezinsgrootte van
5
personeti

(echtpaar + 3 kinderen) een vergroting van de behoefte

aan woonruimte met tweede woonkamer, extra ver

warming, verlichting. enz. Bij de
kinderbijslag
wordt hier-

mede enigszins rekening gehouden. Afgezien daarvan be-

tekent elke gezinsvergroting, een relatieve verslechtering

van de financiële positie van het gezin. De eerste levens-

behoeften in aanmerking genomen blijft er voor de secun-

daire behoeften per gezinslid steeds minder over. Een

goede indruk hiervan
krijgt
men door te werken met zgn.
consumptie-eenheden. Als een praktijknorm geldt dat.de

behoeften van een kind van 16 jaar op het peil van een

volwassene liggen, terwijl voor jongere kinderen de be-

hoeften naar evenredigheid van de leeftijd lager zijn. Dit

betekent dat een kind over de periode tussen ‘de geboorte

en het bereiken van de 16-jarige
leeftijd
wat de behoeften

betreft gemiddeld voor een halve volwassene kan worden

gerekend. De volwassene gerekend voor één consumptie-

eenheid, telt het kind gemiddeld voor een halve con-

sumptie-eenheid.

Met behulp van deze norm kan men, uitgaande van een

gegeven inkomen voor een echtpaar zonder kinderen =

2 consumptie-eenheden (c.e.), nagaan hoe het beschikbare

.inkomen per c.e daalt
bij
toevoeging van kinderen.

TABEL 2

Gezinsgrootte
dd Id
aan.e.
aandeel in pCt. per ce.
in verhouding tot echt-
paar zonder kinderen

echtpaar zonder kinderen
2
100
echtpaar met 1 kind
24
80
2 kinderen
3
.

66,7
3
34
57,2
4
4 50
5
44 44,4
.6
5
40
7
54
36,4
8

,,
6
33,3
9


64
30,8
10

,,
7
28,6

In tabel 3 is, voor de in tabel 1 opgenomen gegevens

berekend, hoe groot het aandeel in het inkomen per c.e.

is en hoeveel belasting daarover moet worden betaald.

Ter vergelijking is daaraan toegevoegd de belasting

welke een ongehuwde over een inkomen gelijk aan ge-

noemd aandeel volgens het — in’ 1960 verlaagde – tarief

moet voldoen.

Uit tabel 3 blijkt — misschien nog duidelijker dan uit

tabel 2 – hoe groot de teruggang van het inkomen per

c.e. is. Daarbij dient men er rekening mee te houden, dat

per kind gemiddeld de
helft
van het per c.e. berekende

aandeel beschikbaar is. Het aandeel per ce. (voNvassene

404

.

.

E.-S.B. 2-5-1962

11

TABEL 3

Inkomen
f. 12.000
f.
30.000

Aandeel
Belasting
Aandeel
i

Belasting
Gezins-
grootte
Aantal
cc.
ongeh.
ongeh.
e.

echtp. z. k.
2
f.6.000
f.1.108
f.

976
f.
15.000
f. 5.217
f.4.300
echtp.
2
k.
3
,, 4.000
,,

584
,,

470
,,

10.000
,, 3.231
,, 2.235
4
4
,, 3.000
,,

330
265
,,

7.500
,,2.240
,,

1.395 6
5
,, 2.400
,,

184
,,

158
,,

6.000
1.647
,,

976
8 6
,,2.000
,,

91
90
,,

5.00C
,,

1.254
,,

704
10
7
,,

1.714,
31
,,

50
,,

4.288
,,

974
,,

532

of twee kinderen) blijkt in het algemeen zwaarder te worden

belast dan een overeenkomstig inkomen voor een onge-

huwde.

Als
men ervan uitgaat dat een belastingsysteem neutraal

moet zijn ten aanzien van het.al
of niet huwen en het al

of niet verwekken van kinderen dan kan uit tabel
3
reeds

dadelijk worden geconstateerd, dat het huidige tajief van

de inkomstenbelasting in dit opzicht niet neutraal is.

Met de vermindering van de draagkracht door toeneming

van het aantal kinderen wordt volstrekt onvoldoende

rekening gehouden. Wanneer er ruimte komt om de pro-

gressie in het tarief te matigen en de belasting in hetalge-

meen te verlagen, zal dit uit een oogpunt van sociale

rechtvaardigheid in de eerste plaats moeten geschieden ten

aanzien van de gezinnen met kinderen.
Een dergelijke verlichting is op verschillende manieren

te bereiken. Het minst ver gaat de methode waarbij het

hierboven genoemde vaste aftrekbedrag per kind wordt

herzien door dit voor het 4e en volgende kind(eren) -te

verhogen bijv. met
50
pCt. -Men krijgt dan het beeld als

gegeven in tabel 4.

TABEL
4.

Inkomen
f.
12.000
f. 18.000
f. 30.000

T


f
arie groep
huidig
voor-
huidig
voor-
huidig
voor- tarief
stel
tarief
stel
tarief
stel

f. 2.215
f.2.215
f.4.518 f.4.518
f.

10.434f.
10.434
1.752
1.752
,, 3.909 ,, 3.909
,,

9.693
9.693
II

……………

1.321
,,

1.196
,, 3.320 ,, 3.130
,,

8.961
,,

8.712
111

2

k………….

918
,,

658
,, 2.748
2.305
,,

8.236
,,

7.628
4

…………
6

…………
1546
199
2.197
1.523,,
7.521,,
6.513
8

………..
10

………..
216

,, 1.660
842
,,

6.815
,,

5.419

Een andere oplossing is -die waarbij het belastingbedrag

wordt verminderd door het verschil in belasting tussen

groep
ifi
met
2
kinderJ en groep
III
met
3
kinderen

als grondslag te nemen voor de aftrek voor volgende

kinderen en wel door dit verschil met bijv.
50
pCt. te

verhogen. In dat geval wordt het resultaat
,
als in tabel
5.

TABEL 5.

Inkomen

f. 12.000

f. 18.000

f. 30.000

huidig

voor-

huidig
1
voor-

huidig

voor- Tariefgroep

tarief

stel

tarief

stel

tarief
1
stel

II

……………f.2.215 f. 2.215 f. 4.58 f.4.518 f. 10.434f. 10.434

III
2 k………….1.752

1.752 ,, 3.909

3.909 -, 9.693

9.693
4

…………1.321

,, 1.199

,, 3.320 ,, 3.164 ,,

8.961

8.778
6

…………918

535 ,, 2.748

2.270 -, 8.236

7.680
8

…………546

2.197 ,, 1.376 ,, 7.521

6.582
10

…………216

,, 1.660

482

6.815

5.484

Deze oplossing werkt in de meeste gevallen gunstiger

voor de grootste gezinnen omdat
bij
deze methode het

hierboven genoemde verschijnsel van een degressieve ier-

mindering van de aftrek aan belasting per kind wordt

weggenomen. –

Een oplossing van geheel andere aard is die waarbij

met handhaving van de bestaande systematiek van het tarief

de
kinderbijslag fiscaal niet als inkomen wordt aangemerkt.

Degenen die geen of onvolledig
kinderbijslag
ontvangen

ziden dan een fictieve kinderbijslag mogen aftrekken,

zoals thans reeds bij de premieheffing voor de
A.O.W.

en
A.W.W.
geschiedt. Het resültaat van deze oplossing

is gegeven in tabel
6.

TABEL 6.

Inkomen
f.
12.000

f. 18.000

f. 30.000

Tarief roe’
huidig voor-

huidig
voor-

huidig
1

voor-
tarief
stel

tarief
stel
tarief
stel

11
…………..
f.2.215 f.2.215 f.4.518 f.4.518

f.
10.434 f.10.434
1.752
,, 1.580
,, 3.909
,. 3.663

,,
9.693 ,,
9.378
1.321
,,

1.021
3.320
,,2.852

,,
8.961

-,
8.343
III

2

k………….

918

.

522
,, 2.748
,, 2.060

,,
8.236 .,, 7.268
4

………..
6

………..
546
114
,,2.197
,
1.340

,,
7.521

,,
6.219
8

………..
10

………..
216

,, 1.660
,,

702

,,
6.815

,,
5.138

Wanneer men eenmaal de
-kinderbijslag
als element

heeft ingevoerd is het een kleine stap te overwegen of ook

niet binnen het kader van deze voorziening wijzigingen

zouden kunnen worden aangebracht, waardoor deze voor-

ziening in meerdere mate past op de behoeften. Een

differentiatie in de hoogte der uitkering naar het inkomen

heeft vroeger reeds bestaan, doch is later prijsgegeven.
De behoefte aan een dergelijke differentiatie wordt nog
wel gevoeld (o.m. omdat de
fiscus
bij stijgend inkomen

een groter aandeel in de vorm van belasting opvordert).

Deze behoefte zou sterk verminderen of verdwijnen indien

de kinderbijslag fiscaal9iiet als inkomen zou worden adn-

gemerkt.
1

Een differentiatie in de hoogte der uitkering naar de

leeftijd van de kinderen zou zeker aanbeveling verdienen

omdat vooral in de lagere inkomensgroepen velen het

verschijnsel van de toeneming van het aantal consumptie-

eenheden niet onderkennen of zich niet in staat achten

uit de kinderbijslag een deel te sparen voor de tijd dat de

kinderen meer kosten meebrengen. Een dergelijke differen-

tiatie zou praktisch kunnen worden bereikt door.kinderen

van
12
tot
16
jaar zowel voor de kinderbijslag als fiscaal

dubbel te tellen. Dit zou men ook voor kinderen boven

16
jaar kunnen doen. Daartegenover zou de drievoudige

aftrek voor buitenshuis wonende studerende kinderen

kunnen vervallen.

Uit de hierboven gegeven mogelijkheden vloeit een ver

mindering van de opbrengst der inkomsteitbelasting voort.

Met de eerste twee oplossingen, welke vooral voor de

grote gezinnen van belang zijn, zijn slechts zeer bescheiden

bedragen gemoeid. Het aantal belastingplichtigen met
4

of meer kinderen -bedraagt namelijk slechts circa
6
pCt.

van het totaal aantal belastingplichtigen. Indien de middelen

het toelaten ishet ook mogelijk de verlichtingeerder, bijv.

reeds
bij
het derde kind, te laten ingaan in de plaats van

bij het vierde kind, zoals in de yoorbeelden.

Bij de derde oplossing, welke een verlichting brengt

voor alle gezinnen met kinderen, gaat het om ongeveer

een derde deel van het aantal belastingplichtigen. De

kosten van deze oplossing zijn daardoor aanmerkelijk

hoger dan die van de beide voorgaande. Beperking van

de kosten is mogelijk door bijv. slechts de bijslag vanaf

het derde kind niet als fiscaal inkomen te beschouwen.

2
1
1

Indien men, nog in aanmerking neemt dat de ,kinder-

bijslagen in ons land vergeleken bij die van v’erschillende

Westeûropese landen beslist aan de matige kant zijn, terwijl

E.-S.B.
2-5-1962

.

1

.

.

1

,

405


S

huurbislagen

voor grbte gezinnen hier – in tei’stelling

tot het buitenland – onbekend
zijn,
dn is het duidelijk

dtt Nederland in sociaal opzicht een achterstand tén aan-

tien van

de positie der grote gezinnen heeft in te halen.

Gezien de politieke samenstelling van het Kabinet is

het teleurstellend, dat de Minister van Financiën bij het

ontwer’pen van het tarief 1963 daarmede eigenlijk geen

rekening heeft, gehouden. Naar de oorzaken kan men

_.

.

slechts

gissen. Ligt dit misschien a.n de medwerkers an

‘de Minister- die

nog in de geest van een vorig bewind-

leven? Een feit is wel dt de Tweede Kamer heeft verzuimd

de Minister op de genoemde achterstand te wijzen. Hoe.

het ook zij,
bij
verhoogde welvaart past het niet, nog langer

een tarief voor de inkomstenbelasting te handha,en, waar-

door de grotere gezinnen relatief te zwaar worden belast.

Utrecht.

C. P. A. BAKKER.

02

Coinmercil1e economie, toegepast op dé politiek in de detailhandel

IV. Het ,verscbil met de industrie

De bedrijfseconomie heeft zich grotendeels tot de indus-

– ‘ triële
bedrijven
beperkt en de handelsbedrijven veronacht-

zaamd. Dit heeft ten gevolge gehad dat de vraagstukken

van •de prijspolitiek over het algemeen als industriële

vraagstukken worden benaderd. Hierbij is de kostprijs,

• d.w.z. de integrale kostprijs, een belangrijke factor. Deze

vordt’
namelijk
gezien als de basis voor de aanbiedings-

-. prijs. Toch leert ons de bedrijfseconomie niet hoe wij van
deze basis tot de aanbiedingsprijs moeten komen, d.w.z.
•zij leert niet hoe op basis van de integrale kosten tot een

maximum winst wordt gekomen. ‘En dit probleem is juist

het probleem geweest dat wij in onze vorige artikelen

centraal hebben gesteld.
1
S

Welke moeilijkheden er in industriële bedrijven zijn om

langs de weg, die wij voor de handel gegaan
zijn,
tot win’st-

maximering te komen, zullen wij straks nog onderzoeken.

Hier
vo!staan’wij
met op te merken dat mei in bedrijfs-

‘ecônômische kringen vaak tracht om de prijsvorming in

• de hatidel op gelijksoortige manier als voor de industrie

tot een oplossing te brengen. Uitgangspunt’. is •dan de

hoogte ‘van de integrale kosten, verbonden aan het ver-

vullen van de handelsfunctie. Deze theorie, dat de hoogte

van dehandelsmarge
uit
de integrale kosten van de handels-

• , functie verklaard’ moet worden, is evenwel in strijd met

het constante gebruik in de handel zoals wij dit bijna te

– allen tijde, in bijna alle landen en voor bijna alle branches

• aantreffen. Deie theorie geeft dan ook geen verklaring

voor enkele belangrijke verschijnselen die wij steeds weer

‘bij de handel aantreffen. –

Zelfs, in progressief geleide handelsbedrijven, waar men

de kosten van de distributie kent en voor de assortiments-

politiek daarvan ook gebruik’ maakt, wordt als prijs-

politiek toch meestal ,,normaal” een procentuele opslag

op de inkoop tegepast. Dit houdt tevens in dat, door

dityaste bruto
winstpercentage,
het absolute bruto winst-
‘bedrag
afhankelijk is van de grootte van de individuele

transactie. Nu is het zonder meer duidelijk dat de kosten

verbonden aan de verkoop van twee ons thee niet twee

maal zo groot zijn als van één ons. Er zijn dus principiële

discrepanties tussen de kosten verbonden aan het ver-

– kopen van die thee en het bruto
winstbedrag. –

Het constante gedrag in de handel, niet of nagenoeg

niet met de omvang van dë individuele transactie rekening

• te houden, is in strijd met het kostenprincipe, maar past

‘wel. in de verklarng van de bruto winstmarge die wij

hiervoor gaven. Binnen zekere grenzen variëren namelijk

de variabele kosten per eenheid en de elasticiteit van de

afzet niet met de ineens verkochte hoeveelheid en’ dus is

het aanhouden van een zelfde bruto winstjercentage zo

wel te verklaren.

Een ander merkwaardig feit, •dat volgens de kosten-

theorie alleen’ per toeval op zoü kunnen treden, is het

volgnde. 51n de loop van deze eeuw is door twee wereld-

ooilogen, – een diepe depressie in de jaren dertig en een1

lange hausse na 1950 het prijs- en kostenniveau enige

malen grondig veranderd. Bovendien zijn de winkel-

inrichting,’de techniek van verkopen-en de omzetten per

winkel en per arbeidskracht eveneens revolutionair ge-

wijzigd. Desondanks bleven in vele branches, o.a. bij –

kruidenierswaren, drogisterij- en cosmetische artikelen en
in dé boekhandel, de hoogten van de usantiële procentuele

winstmarges praktisch onveranderd. Dat dit
algemeen

waargenomei kan worden is vreemd als
wij
van de ver-

anderde kostenstructuur uitgaan, maar minder vreemd als

wij de bruto winstmaiges uit de afzetelasticiteit verklaren.

Wij zijn daarom van mening dat het kostenprilicipe

geen bruikbaar middel is om het feitelijk gedrag van de

handel te verklaren. Nu bewijst dit niet dat die kosten-

– theorie fout is. -Het kan ook zijn dat het gedrag van de

handel te allen tijde, in alle landen en in alle branches –

ondôelmatig is! Maar erg waarschijnlijk is zulk een uni-

verseel ondoelmatig handelen toch o.i. niet. Bovendien

hebben wij in onze prjstheorie twee essentiële en dus

noodzakelijke’elementen verwerkt, die o.i.
bij
de integrale

kosten als uitgangspunt ten onrechte verwaarloosd

worden, n.l. het principe der
winstmaximering
en ‘de in- –

vloed van
de vraag
(afzetelasticiteit) op,de prijs. Wij menen

dan ook dat
‘bij
een lineaire kostenfunctie
(bij
andere

-‘

kostenfuncties wordt de formule iets ingewikkelder)

=

1′ V >

VQ de voorkeur verdient.

Maar als dat zo is, waarom past men dan deze formule

in de industrie niet toè? Als die formule juist is, dan zou

de industrie door haar niet toe te passen overal en te

allen tijde en in alle branches ondoelmatig handelen. Dat

is toch ook niet waarschijnlijk! Ons beroep op de praktijk

van de handel schijnt zich hier wat de industrie betreft,

tegen ons te keren. Tegen deze kritiek kunnen wij ons niet

verweren door te zeggen dat de formule alleen maar voor

de handel is afgeleid. In onze afleiding hebben wij na’meljk

alleen gebruik gemaakt van een rechtlijnige kostenfunctie

en van de winstmaximering. Deze basis geldt vof de

industrie zo goed als voor de handel. Bij de afleiding

hebben wij dus niet van typische handeiskarakteristieken

gebruik gemaakt. Hieruit kunnen wij dus het afwijkend

406

‘E.-S.B. 2-5-1962

/
S

S


.

1

/

gedrag in de industrie niet verklaren. In prinipe moet

dus onze formule ook voor de industrie gelden. Maar als

men deze daar wil gaan toepassen ontstaan er zeer grote, en

in feite onoverkoombar& moeilijkheden bij het bepalen
van de beslissende grootheden £ (afzetelasticiteit) en V

(variab1e kosten), moeilijkheden die zich bij handels-

bedrijven in veel mindere mate voordoen.

Tussen handelsbedrijven en industriële bedrijven be-

staan belangrijke structurele verschillen. Het handels-

bedrijf kan gemakkelijk veranderingen in zin assortiment

aanbrengen.
Bij
het industriële bedrijf ligt het assortiment

voor relatief lange tijd vast. Een deel van de produktie-
middelen heeft daar ftieestal zeer gespecialiseerde aan-
wendingsmogelijkheden en’ voor het personeel geldt, in
verband met scholing en ervaring, hetzelfde. Bij zijn in-

koop (machines en grondstoffen) en
bij
zijn verkoop moet

de fabiikant in het algemeen een veel langere periode

ovetzien dan een handelaar. Zijn horizon ligt veel verdër.

Daar komt nog bij, dat de kosten die op kortstondige

bedrijfsfluctuaties reagerën, de zgn. variabele kosten, een

kleiner deel Van zijn totale kosten plegen uit te maken

dan dat in de handel het geval is. Maar als
wij
ons af-

vragen welke kosten
op
lange termijn
met de produktie-

omvang variëren dan zijn de ,,variabele kosten” veel be-

langrijker. Op zeer lange termijn past zelfs een zeer groot

deel van alle kosten zich
bij
de produktie-omvang aan,.

o.a. die voor machines, toezichthoudend en administratief
personeel, ja zelfs de kosten van de leiding zijn dan prak-

tisch variabel.

Wanneer
wij
de kosten die op korte termijn variabel.

zijn, aanduiden met V’ en die welke op de lange duur

variabel
zijn
met V”, dan kunnen wij in vele gevallen

zeggen C + V’
Q = V” Q.
Wij kunnen zeggeh, dat de

kostenverbijzondering, zoals deze door Limperg ont-
wikkeld is, tot doel heeft de grootheid V” te bepalen.

Juist omdat Limperg een organisch verband legt tussen

de produktie in het heden en in de toekomst, wat voor een

industrieel bedrijf zeer belangrijk is, verzet
hij
zich ertegen

om de variabele produktiekosten V’ als basis vôor de

,
kostprijs te nemen. Als basis neemt hij daarvoor de inte-

grale kosten
c
+V Q

V”
en deze vallen praktisch

samen met ‘de variabele kosten op zeer lange termijn. – –

Als men dus voor een industrieel
bedrijf
de formule

=

V” toe wil passen moet men,
al ‘naar gelang

men een grotere periode overziet, aan V een waarde geven

die tussen V’ en V” injigt.

Prijsbederf in de industrie, d.w.z. een maatschappelijk

ondoelmatig scherpe concurrentie, ontstaat vaak doordat
sommige aanbieders die niet voldoende vooruitzien, hun
periode te kort nemen en bijgevolg als uitgangspunt voor

hun prijspolitiek niet V” maar-V’ nemen. -Hierin vinden

wij een verklaring voor het feit dat, als industriëlen maat-

regelen nemen om van een te felle tot een werkzame

concurrentie te komen, zij veel al grijpen naar het middel

van de ,,kostencalculatieschema’s”. Zo’n kostencalculatie-

‘schema heeft namelijk tot doel om de waarde van V” te

be’palen uit V”

C +V • Hierdoor wordt dan ver-

hinderd dat als basis van de prijsvorming de hoogte vgfi

de variabele kosten op korte termijn (V’) genoihen wordt

in plaats van de variabele kosten op’lange termijn (V”).

De Tabrikanten, die terecht een verre horizon hebben,

E.-S.B. 2-5-1962

wordn door zo’n’calculatieschema beschermd tegen kort-

zichtige collega’s!

Wij zien nu ook in dat een te sterke concurrentie, door

een teveel aan winkeliers, een geheel andere uitwerking

heeft dan een te scherpe concurrentie in de industrie.

Als ef teveel winkeliers zijn heeft dit ‘geen of slechts nau-

,velijks invloed op de elasticiteit van de afzet en dus ook

niet op de optimale prijs. Vergroting van het aantal winke-

liers leidt dan ook, zoals eveneens de praktijk uitwijst,

niet tot lagere consumenteIiprjzen maar wel tot een klei-

nere omzet per bedrijf die de spoeling dun maakt. Een
scherpe conçurrentie onder industriëlen (en ambachts-

lieden) leidt wel 4ot prijsverlaging en zelfs tot prijsbederf.

-‘

De handel streeft daarom naar een beperking van het

aantal verkooppunten en de industrie naar een normali-

seren vaii de kostprijsbepaling. Dit volgt o.i. uii het feit

dat het begrip variabele kosten (resp. grènskosten) in de

– industrie veel minder scherp begrensd is dan in de handel.
Omdat de industrieel, krachtens het meer gebonden zijn

van
zijn
assortiment, een langere periode moet o’erzien

dan de handelaar, is ook de grootte van de
afzetelasticiteit -.

minder bepaald, of liever voor de praktische politiek in

hoge mate onbepaald. Op zeer korte termijn kan een prijs- –
verhoging leiden tot een ,,kopersstaking”en dus een grote

invloed op de afzet hebben. Een prijsverlaging daatentegen

kan soms op zeer korte termijn in het geheel geen invloed

hebben. In tegenstelling tot wat Marshall leerde, is er dus

wel een groot verschilin de elasticiteit tussen prijsdaling
en prijsstijging. Op zeer lange termijn is in het algemeen
de prjselasticiteit van industriële produkten grôot, tenzij

-‘

de merkentrouw belangrijk is. In dat geval is er ook s.aak

weer verschil tussen een kleine prijsstijging (met weinig

invloed) en prijsdaling (met grote invloed). Hier komt nog

weer bij dat speciaal
bij
industriële produkten de invloed’

van kwaliteitsconcurrentie, reclame en verkoopactiviteit –

zo groot kan zijn, dat het onmogelijk is een indruk van

de geïsoleerde prijsinvloed te verkrijgen.

Waar er een zo grote onzekerheid is omtrent de waarden

die men aan moet nemen voor de
variabele kosten
en voor

de
afzetelasticiteit
mist de formule p=

1 V voor de -.

industrie ‘veel van de praktische betekenis die deze voor
de handel heeft. Hiermede is dan tevens theoretisch ver-
klaard waarom de zgn. marginale calculatie, ondanks de
theoretische aantrekkelijkheid, weinig bij kan dragen tot

een verklaring ‘van de prijsvormingsprocessen voor indus-

triële goederen. De beste benadering krijgen wij nog als

wij aannemen dat op de lange termijn de afzetelasticiteit

zeer groot is, bijv. 21, en dat de variabele kosten dan

naderen tot de integrale. Voor: 9 = 21 en V” = –

C+V’Q.

21 C+VQ
is p = —

,
hetgeen dan resulteert

in een kleine winstopslag
(bijv.
5
pCt.) op de integrale

kosten.

Het zijn bijzondere, door de i5rodu1tietechniek be-

paalde, omstandigheden, die tot nu toe een gesloten theorie

omtrent de prijsvorming, op basis van winstmaximering,

kostenfunctie en gedrag van de afnemers, voor de’industrie

onmogelijk hebben gemaakt. Maar juist omdat dit het.

gèvolg is van bijzondere, speciaal voor de industrie gel-

dende factoren, zijn er ernstige bezwaren aan te voeren

om de bedrijfseconomische resultâten, die voor de industrié

gelden, algemeen en dus oik op de handel toe te passen.

Amsterdam.

Prof. Dr. W. J. VAN DE WOESTIJN.

407 -‘ – –

Vestiging in België; keuze van rechtsvorm

Het Belgisch recht kent de volgende handeisvennoot-

schappen met rechtspersoonlijkheid:
– de vennootschap onder firma (Société en nom collectif);

– de commanditaire vennootschap (Société en comman

dite simple) C.V.;

– de naamloze vennootschap (Société arionyme) S.A.;

– de vennootschap met beperkte

aansprakelijkheid

(Société de personnes â responsabilité limitée) S.P.R.L.;

– de commanditaire vennoôtschap (CV.) op aandelen

(Société en çommandite par actions);

– de coöperatieve vereniging (Société coopérative);

– de kredietvereniging (Union de Crédit).
Geen rechtspersoonlijkheid hebben de ,,associations

momentanées” (die slechts het totstandbrengen van een-

bepaalde zaak of transactie op het oog hebben) en de

,,associations en participation” (waarbij ieder der deel-

nemers op eigen naam handelt en alleen verrekening van

winst en verlies plaats heeft). Deze laatste vorm mag niet

als zodanig tegenover derden optreden, doch moet geheim

blijvèn.

De S.P.R.L., de vennootschap onder firma en de com-

manditaire vennootschap zijn zgn. personenvennoot-

schappen, omdat hierbij de personen, die de vennootschap

aangaan, vooropstaan (gesloten vennootschappen). De

S.A. en de
C.X.
op aandelen worden beschouwd als

kapitaalvennootschappen, omdat hier vooropstaat het bij-

eenbrengen van een aanzienlijk kapitaal (open vennoot-

schappen). De overige hierboven genoemde vennootschap-

pen noemt men gemengde vennootschappen.

Voor praktische doeleinden kan men volstaan met een

onderzoek van de voor- en nadelen van de twee meest

voorkomende vennootschapsvormen, n.l. de S.A. en de

S.P.R.L. Beide hebben zij dezelfde kenmerkende eigen-

schappen, waaronder de beperking der aansprakelijkheid

van ieder der vennoten tot het bedrag van
zijn
inbreng.

De andere vennobtschappen zijn in het tegenwoordige

bedrijfsleven min of meer in onbruik geraakt.

Oprichtingsvoorwaarden.

Vorm vereisten voor de oprichters.

Zowel voor de oprichting van de S.A. als voot die van

de S.P.R.L. zijn twee vormvereisten gesteld:

een authentieke (notariële) akte, waarin de statutaire

bepalingen zijn vervat;

de tegistratie van deze oprichtingsakte, haar neder-
legging ter Griffie van het Handeisgerecht van de plaats

van vestiging en haar bekendmaking in het bijvoegsel van

de Belgische Staatscourant ,,Le Moniteur”.

Voor de oprichting is geen voorafgaande goedkeuring

van de overheid nodig, behalve als het doel is het ver-

richten van bepaalde economische werkzaamheden, die

aan voorschriften zijn onderworpen (spaarbedrjf, ver-

zekeiing enz.). Daar zowel de S.A. als de S.P.R.L. handels-

vennootschappen zijn, moeten zij in het Handelsregister

worden ingeschreven.

De oprichting van een S.A. is duurder dan die ,van

een S.P.R.L. Weliswaar is het registratierecht
gelijk
(1,60

pCt. van het maatschappelijk kapitaal, welk recht wordt

verhoogd tot
3,50
pCt. voor zover de inbreng uit in België

gelegen onroerend goed bestaat), maar het zegelrecht per

aandeel in de S.A. bedraagt 0,70 pCt., terwijl het zegel-

in ,,E.-S.B.” van 21 februari 1962 werd een

aanvang gemaakt met een serie beschrijvingen

van• handelsrechteljke onderwerpen voor de prak-

tj/k. Begonnen werd met een beknopte beschrijving

van het Franse vennootschapsrecht; thans volgt

een artikel over Belgisch vennootschapsrecht van

de hand van de Brusselse advocaten P. H. Herne-

leers en M. Renkin, leden van de ,,Association

Européenne d’Eiudes Juridiques ei Fiscales” (zie

over deze vereniging ,,E.-S.B.” van 21 februari

1962).

recht van een deelnemingsbewijs in de S.P.R.L. slechts

0,35 pCt. bedraagt. Voorts
zijn
de notariskosten voor de

oprichting van een S.P.R.L. ongeveer
1
/3
lager dan voor

die van de S.A., terwijl ook de publikatie in ,,Le Moniteur”

(10 B.fr. per regel)voor de S.P.R.L. goedkoper is, omdat

deze met een uittreksel van de oprichtingsakte kan vol-
staan, in tegenstelling tot de S.A., die de volledige akte

moet publiceren.

De S.A. kan worden opgericht bij akte (directe oprichting)

of door middel van inschrijving (oprichting door open-

bare inschrijving). Deze laatste methode bestaat uit ver-
schillende fasen en wordt in de praktijk zelden gebruikt.’
De S.P.R.L. kan slechts
bij
akte worden opgericht.

Kapitaal; aandelen deelnemingsbewijzen.
Plaatsing van en

storting op kapitaal.

1. Elke Belgische S.A. moet ten minste 7 aandeelhouders

hebben; er is geen maximum aantal gesteld. Rechts-

personen en buitenlanders kunnen aandeelhouder zijn,

zonder dat enige beperking is gesteld t.a.v. het aandeel

in het kapitaal, dat zich in buitenlandse handen mag be-

vinden. Het maatschappelijk kapitaal, waarvoor de wet

een maximum noch een minimum voorschrijft, moet vol-

ledig
zijn
geplaatst. Aan inbreng, bestaande in nijverheid,

wordt geen kapitaalwaarde toegekend. Op ieder aandeel
moet ten minste 20 pCt. worden gestort.

II. Voor de oprichting van een S.P.R.L. zijn ten minste

twee vennoten nodig; ten aanzien van hun nationaliteit

worden geen vereisten gesteld. Dit aantal wordt verhoogd

tot drie, indien echtgenoten als oprichters optreden. De

wet stelt het maximum aantal vennoten op vijftig, terwijl

rechtspersonen geen vennoot kunnen zijn. Het maatschap-

pelijk kapitaal moet volledig zijn geplaatst. Bij de oprichting

mag het kapitaal niet lager zijn dan B.fr. 50.000, terwijl

daarna het zuivere maatschappelijke vermogen steeds ten

minste een waarde van B.fr. 40.000 moet hebben, bij ge-

breke waarvan iedere belanghebbende ontbinding van de

vennootschap door de rechter kan uitlokken. Aan het

kapitaal is geen maximum gesteld. Inbreng, bestaande in
nijverheid, wordt ook bij de S.P.R.L. niet tot het kapitaal

gerekend. Voor zover in natura wordt ingebracht moet de

deelneming volgestort zijn;
bij
inbreng in geld moet mins-

408

E,-S.B. -5-196

téis 20 pCt. zijn gestort, met dien verstande, dat van de

oprichting af B.fr. 50.000 moet zijn gesort. De nominale

waarde van de aandelen mag niet lager zijn dan B.fr. 1.000.

De S.P.R.L. kan niet ten doel hebben het levensverze-

kerig- of het spaarbedijf.

Vormen van kapitaaldeeleneming.

De deelneming in een S.A. kan op drieërlei wijze

geschieden, t.w. in aandelen, in winstbewijzen en in obli-

gaties. De stukken zijn
vrij
en zönder bijzondere formali-

teiten overdraagbaar, behoudens wettelijke of statutaire

beperkingen. Zo bestaan er bepaalde voorschriften voor

de overdracht van aandelen op naam, terwijl de overdracht

van aandelen, welke zijn uitgegeven tegen inbreng in

natura, gedurende de eerste 2 jaar na de inbreng tamelijk

ingewikkeld is.

Aandelen.

Deze kunnen luiden op naam of aan toonder. Daarnaast

zijn preferente aandelen mogelijk, waaronder prioriteits-

aandelen, doch de bijzondere rechten, welke aan deze aan-

delen verbonden
zijn,
kunnen slechts van economische

aard
zijn
en mogen geen invloed hebben op het stemrecht

op de algemene vergadering van aandeelhouders, waarvan

de regeling en de omvang dwingend door de Wet zijn

vastgesteld.

Winst bewj/zen.

Deze stukken, die eveneens onder andere namen be-

kend zijn, zoals oprichtersaandelen e.d., worden uitgegeven

als vergoeding voor diensten, die door de oprichters be

wezen zijn of voor inbreng in nijverheid. Zij verlenen de

houder niet de kwaliteit van aandeelhouder, doch geven

recht op een aandeel in de jaarlijkse winst, en zelfs op

andere uitkeringen, voor zover de statuten dit bepalen,

zoals een deel van het liquidatiesaldo van de vennootschap.

Aan deze bewijzen is geen stemrecht verbonden, tenzij de

statuten dit uitdrukkelijk bepalen.

Obligaties.

Deze vertegenwoordigen een vordering op de ven-

nootschap. Voor een openbare uitgifte van obligaties moet

aan bepaalde voorwaarden zijn voldaan (publikatie, in het

aanhangsel van ,,Le Moniteur”, – van een kennisgeving,

waarin taltijke gegevens zijn vervat en een gunstig oordeel

van de bankierscommissie). Een bijzondere regeling geldt

voor de uitgifte van premie-obligaties en hypothecaire

obligaties. De uitgifte van in aandelen converteerbare

obligaties moet voldoen aan tamelijk ingewikkelde voor-

schriften. De obligatiehouders hebben een recht van con-

trole op de vennootschap. Zij kunnen met name de alge-

mene vergadering van aandeelhouders bijwonen.

De deelneming in een S.P.R.L. is belichaamd in

aandelen van gelijke grootte en met gelijke rechten t.a.v.

de winst en het liquidatiesaldo. Behoudens andersluidende

statutaire bepalingen is de overdracht van aandelen onder
de levenden of terzake des doods vrij, indien de verkrjger

is hetzij een andere vennoot, hetzij de echtgenoot of een

familielid in de opgaande of neerdalende lijn. Iedere andere

overdracht onder de levenden of terzake des doods is niet

toegestaan dan na goedkeuring van ten minste de helft

der venioten, die gezamenlijk ten minste drie-vierde van

het kapitaal vertegenwoordigen, waarbij de aandelen,

waarvan de overdracht wordt verlangd, niet worden mee-

gerekend. De statuten kunnen de bevoegdheid tot over-

dracht nog verder beperken. In geval van ongemotiveerde

weigering staat beroep op de rechter open. Iedere over-

draèht moet in het register van aandeelhouders worden

ingeschreven. Een S.P.R.L. kan geen winstbewijzen, pre-

ferente aandelen of obligaties uitgeven, maar kan uiteraard

wel particuliere leningen aantrekken.

Organisatie der vennootschap.

a. Bestuur.

1. De S.A. wordt bestuurd door een directie (conseil

d’administration). Het aantal bestuurders wordt statutair

vastgesteld, doch kan niet lager zijn dan drie. De be-

stuurders worden benoemd door de algemene vergadering

van aandeelhouders, maar de eerste directeuren kunnen

in de akte van oprichting worden aangewezen. Benoeming

en ontslag van een directeur moeten in ,,Le Moniteur”

worden bekend gemaakt. Een directeur behoeft geen aan-

deelhouder te zijn, zelfs niet indien een zeker aantal aan-

delen tot zekerheid voor zijn beheer moet worden ge-
deponeerd, omdat deze zekerheid ook door een derde

verstrekt ‘mag worden. Buitenlanders en rechtspersonen

kunnen als bestuurder optreden, doch niet een gefailleerde
of gewezen gefailleerde, die zijn faillissementscrediteuren

nog niet te hunnen genoege heeft voldaan (rehabilitatie).

Iemand kan zonder enige beperking directeur zijn van

verschillende ondernemingen. De bestuursopdracht wordt

verleend voor een periode van ten hoogste 6 jaar, doch
kan daarna worden vernieuwd. De bestuurders kunnen

te allen tijde door de algemene vergadering worden ont-

slagen.

De directie vertegenwoordigt de vennootschap tegenover

derden, maar aangezien zij een college vormt, heeft een

individuele directeur geen vertegenwoordigingsbevoegd-

heid, tenzij hem het dagelijks bestuur door de directie is

opgedragen of krachtens enige andere volmacht. De werk-

zaamheden en bevoegdheden van de directie worden in de

– statuten geregeld, bij gebreke waarvan zij gerechtigd is

tot alle daden van bestuur. Deze bevoegdheden zijn in

het algemeen zeer uitgebreid en zijn slechts beperkt door

de bevoegdheden, die aan de algemene vergadering van
aandeelhouders zijn voorbehouden. Het is algemeen ge-

bruikelijk, dat het bestuur het dagelijks beheer van de

vennootschap en de vertegenwoordiging der vennootschap

delegeert aan een of meer directeuren, genaamd gedele-

geerde bestuurders, beherende bestuurders of bestuurders-

directeur. Niet vast staat wat precies onder dagelijks be-

heer moet worden verstaan. De rechtspraak legt het meestal

in beperkte zin uit. De voorzitter van het bestuur als zo-

danig heeft geen bijzondere bestuurstaak. Hij treedt slechts

op als voorzitter van het bestuur en van de algemene ver-

gadering van aandeelhouders. De aansprakelijkheid van

bestuurders jegens de vennootschap is die van een last-

hebber jegens zijn lastgever. Tegenover derden en tegen-

over de individuele aandeelhouders zijn
zij
slechts aan-

sprakelijk uit onrechtmatige daad.

De bestemming van de winst wordt bepaald door de
statuten en bij gebreke daarvan door de algemene ver-

gadering, met dien verstande, dat de S.A. telkenjare een

twintigste deel van de winst moet storten in een reserve-
fonds, de zgn. wettelijke reserve, totdat deze reserve een

tiende deel van het kapitaal bedraagt. Voorts moet het

bestuurjaarlijks een inventaris opmaken alsmede een ba-

lans en een verlies
;
en winstrekening en verslag uitbrengen

aan de algemene vergadering. Deze stukken moeten ten

E.-S.B. 2-5-1962

1

409

*

.

rinste een maand voor de algemene vergâdering aan de
,,commissaires” (wier taak niet gelijk is aan die van de

• Nederlandse commissarissen), ter kennis worden gebracht.

De balans en de verlies- en winstekening moeten in ,,Le

Moniteur” worden gepubliceerd.

II. De S.P.R.L. wordt bestuurd door een of meer al

dan niet Icezoldigde directeuren, die, hetzij bij de akte van

oprichting, hetzij met meerderheid van stemmen, door de
: algemene vergadering zijn benoemd. De werkzaamheden

– en bevoegdheden van de bestuurder(s) worden bij de

• statuten bepaald. In het algemeen hebben zij onbeperkte

• ‘. beheers- en vertegenwoordigingsbevoegdheïd. Als er meer-

dere be3tuurders zijn, kan ieder hunner handelen alsof

hij enig bestuurder was, behoudens andersluidende statu-

t

taire bepalingen. Tenzij de statuten anders bepalen, kan

• een directeur, die door de algemene vergadering is aan-

gewezen, door haar te allen tijde en zonder schadever-

goeding worden ontslagen. Indien hij echter bij de akte

van oprichting is benoemd, kan hij niet ontslagen worden,
-tenzij de statuten anders bepalen, dan met algemene stem-

• men (waarbij hij zelfs mag meestemm als
hij
aandeel-
• –

houder is) of om een wettige reden. Vanzelfsprekend is

• beroep op de rechter mogelijk. Ook een buitenlander kan

directeur van een S.P.R.L. zijn. T.a.v. zijn woonplaats

worden geen eisen gesteld. Wel moet hij een arbeids-

vergunning hebben.

Voor de bestemming van de winst en de jaarstukken

‘kân worden verwezen naar hetgeen bij de S.A. is gezegd.

Publikatie van de jaarstukken in ,,Le Moniteur” is echter

niet verplicht. Wel moet de balans ter Griffie van het

– Handeisgerecht worden neergelegd.

b. De algemene vergadering van aandeelhouders.

In beginsel berust de hoogste macht in de vennootschap

-. . (S.A. en S.P.R.L.)
bij
de algemene vergadering van aan-

deelhouders. Echter wordt haar macht dikwijls beperkt

– door’een bepaling in de statuten, dat alle bevoegdhedèn,

die niet uitdrukkelijk krachtens de wet of de statuten aan

de algemene vergadering zijn voorbehouden, bij het be-

stuur’berusten. In de praktijk wordt haarrol nog verder

beperkt; deze zal in het algemeen slechts bestaan in het
békrachtigen van de voorstellen en het gâedkeuren van

•versjagen van het bestuur en het College van Commis-

• sarissen. De algemene vergaderingen kunnen zijn gewoon

of- buitengewoon. De eerste is de vergadering, die jaarlijks

gehouden moet worden om de jaarstukken vast te stellen

• , en de bestuurders en commissaiissen te dechargeren. Zij

•kân eveneens besluiten nemen over andere agendapunten.’

Alle andere vergaderingen zijn buitengewoon.

De algemene vergaderingen worden bijeengeroepen door

‘het bestuur of de commissarissen. Bijeenroeping dient

eveneens te geschieden, indien een of meer aandeelhouders,

• ‘die ten minste een vijfde deel van het kapitaal vertegen-

.woordigen, zulks verlangen. Voor het nemen van besluiten

is geen quorum vereist, behalve in geval van statuten-

wijziging. In dit geval moeten de ter vergadering aanwezige

aandeelhouders tenminste de helft van het maatschappelijk

kpitaal vertegenwoordigen; wordt dit quorum niet be-

reikt, dan wordt de vergade’ring opnieuw bijeengeroepen

en zij kan alsdan rechtsgeldige besluiten nemen ongeacht

het ter vergadering vertegenwoordigde kapitaal. Bovendien

is statutenwijziging slechts mogelijk, indien het voorstel ten

minste
3/4
der geldig uitgebrachte stemmen op zich verenigt.

Wijziging in de rechten van de verschillende soorten

aandelen en wijzigingen van het doel der vennootschap

zijn eveneens onderworpen aan bijzondere en strenge

voorwaarden. De uitoefening van het stemrecht is dwingend

bij de Wet geregeld. Het aantal stemmen aan elk aandeel

verbonden, moet evenredig zijn aan het deel van het kapi-
taal, dat het vertegenwoordigt; aandelen met ‘meervoudig

stemrecht zijn verboden. Bovendien kan één aandeelhou-

der, ongecht het aantal aandelen, dat hij bezit, nimmer

meer stemmen uitbrengen dan een vijfde van het aantal

stemmen der ter vergadering vertegenwoordigde aandelen.

De alleenheerschappij van één aandeelhouder is’ derhalve

uitgesloten. ‘

Er zijn geen belangrijke verschillen tussen de algemene

vergaderingen van de S.A. en van de S.P.R.L. De voor-

schriften met betrekking tot de bijeenroeping, de wijze van

ber’aadslaging, de bevoegdheden en de statutenwijziginen

zijn praktisch gelijk. De vennoten van de S.P.R.L. kuÇinen

echter hun stem schriftelijk uitbrengen, wat niet het geval

is
bij
de aandeelhouders van de S.A., die zich wel ter ver-

gadering kunnen doen vertegenwoordigen.

Toezicht en bescherming van minderheden.

1. In de S.A. is de controle op de ‘jaarcijfers en het

dagelijks toezicht op het beheer van de bestuurders op-

gedragen aan de commissarissen, welke worden benoemd

door de algemene vergadering, die ook hun aantal be-

paalt. Hun benoeming moet worden bekend gemaakt in

,,Le Moniteur”. De duur van hun aanstelling is ten hoogste

6 jaar, doch zij zijn herkiesbaar. Iedere commissaris kan

te allen tijde worden ontslagen. Ook buitenlanders kunnen
commissaris zijn.. De beloning van commissarissen wordt
bepaald door de algemene vergadering. Zij kan slechts be-

staan in een vaste beloning; tantièmes zijn verboden. De

commissarissen moeten onderpand stellen bestaande in

aandelen op naam. – –

Voor de uitoefening van hun controlerende taak kunnen

de commissarissen zich doen bijstaan door een door de

vennootschap goed te keuren deskundige teneinde de boek-

houding te controleren. Indien de vennootschap zich niet
met de benoeming van de deskundige kan verenigen, be-

slist de rechter. De commissarissen zijn bevoegd algemene

vergaderingen bijeen te roepen. Voorts brengen
zij
van

hun bevindingen
bij
decontrole verslag uit aan de alge-

mene vergadering.

Een S.A., die een beroep op de kapitaalmarkt doet,

d.w.z. wier stukken op een Belgische beurs verhandeld

worden, of wier stukken aan het publiek zijn aangeboden,

of die is totstandgekornen door openbare inschrijving,

moet ‘ten minste éénzgn. ,,comnhissaire reviseur” hebben.

Deze wordt gekozen Uit de leden van het ,,Institut des

reviseurs d’entreprise”. Zij zijn onderworpen aan dezelfde

regels als de gewone commissarissen, met uitzondering

1 ONYSI

JLI

(1. M.)

wn101L
1
e

ir

E.-S.B. 2-5-1962

1

J

van die, welke met• hun functie niet veenig-

baar zijn. Zij worden voor ten minste’3 jaar

benoemd. Zij behoeven geen zekerheid te

stellen en zijn verplicht afzonderlijk verslag

aan de algemene vergadering uit te brengen.

II. Bij de S.P.R.L. met minder dan
5
ven-

noten berust het toezicht bij iedere vennoot,

die geen bestuurder is. Als de S.P.R.L. ieer

dan
5
vennoten heeft, moeten een of meer

commissarissen worden benoemd. Deze be-

noeming geschiedt voor de eerste maal in de

akte van oprichting, daarna door de algemene vergadering.

Bij de S.P.R.L. kent men geen ,,commissaires reviseurs”.

Controle op de boeken kan tot op zekere hoogte ook

door de aandeelhouders worden uitgeoefend. Deze kunnen

namelijk 14 dagen véôr de algemene vergadering ten kan-

tore der vennootschap kennis nemen van de jaarstukken,

de samenstelling van de effectenportefeuille, de namen der

aandeelhouders, die hun aandelen nog niet hebben vol-

gestort en het verslag van de commissarissen. De aandeel-

houders kunnen 14 dagen véér de algemene vergadering

gratis een exemplaar van de jaarstukken
krijgen.
Deze

controle blijkt in de praktijk
echter weinig effectief te zijn.

In laatste instantie behoort de boekencontrole tot de taak

van de algemene vergadering bij de overlegging van de

jaarcijfers.

De Belgische ‘wetgever heeft zo goed als geen maat-

regelen genomen ter bescherming van minderheden,.noch

bij de S.A., noch
bij
de S.P.R.L. Deze maatregelen zijn

bovendien niet effectief. Zo kunnen bijv. aandeelhouders,

die tezamen een vijfde van het kapitaal vertegenwoordigen,

in uitzondetingsgevallen door het. Handelsgerecht een of

meer.’commissarissen doen benoemen, belast met de con-

trole op de boeken van de vennootschap, maar in de prak-

tijk wordt een dergelijk verzoek meestal afgewezen. Even-

eens kunnen, zoals boven gezegd, aandeelhouders, die ten
minste een vijfde van het kapitaal vertegenwoordigen, een

algemene vergadering van aandeelhouders doen bijeen-

roepen. Maar ook dit is slechts een onzekere be5chermings-

maatregel,# want op de vergadering is de bijeenroepende

minderheid weer van de meerderheid afhankelijk. Regel

is dus, dat de meerderheid de absolute macht in handen

heeft. De schrijvers en de rechtspraak hebben zich echter

hiertegen gekeerd en onder verwijzing naar de opvattingen

over bedrog en ,,détournement de pouvoir”, de mogelijk-

.heid van misbruik yan bevoegdheid aangenomen. Hiervan

is sprake, indien een besluit duidelijk strijdig is met -het

belang der vennootschap en de meerderheid dit wist of

als bepaalde aandeelhouders door een besluit worden be-

voordeeld met uitsluiting van de overigen. Wordt mis-

bruik van macht vastgesteld, dan kan het besluit door de

rechter vernietigd worden.

:LL:[;;!l

‘ttj

(J.M.)

de ondernemingsraad ieder kwartaal inlichtingen kunnen

verlangen over de produktiviteit en de toestand van de

onderneming in het algemeen en voorts jaarlijks een

schriftelijk verslag van de leiding der onderneming over

de algemene gang van zaken in de onderneming in eco-

nomisch en financieel opzicht. Bovendien moeten bepaalde

door een beëdigd accountant geverifieerde stukken ter be

schikking van de vertegenwoordigers van het personeel,

worden gesteld. Tenslotte heeft de ondernemingsraad nog

tot taak de centrale ecoiomische raad (Conseil central

de l’économie) inlichtingen te geven. ‘
b. Vergelijking op fiscaal terrein.

De door de S.A. en S.P.R.L. ingehouden winsten worden

gelijk belast (van 25 pCt. tot 40 pCt.). De aan de aandeel-

houders van een S.A. uitgekeerde winsten zijn onder-.

worpen aan een belasting van 30 pCt., ingehouden aan

de bron, en aan crisisbelasting (contribution nationale de’
crise) van 20 pCt. De winsten, welke worden uitgekeerd

aan de niet aan het beheer deelnemende vennoten van een

S.P.R.L. zijn onderworpen aan een belasting van 25 pCt.

vermeerderd met crisisbelasting van 2 pCt. tot 15 pCt.

al
naar gelang van de hoogte der uitkering. De beloning

van bestuurders, commissarissen en liquidateuren van een’

S.A. is onderworpen aan loonbelasting (impôt profes-

sionnel), volgens het tarief geldende voor natuurlijke per-

sonen verhoogd met 20 pCt. (voor de eigenlijke bestuurders,

d.w.z. die bestuurders wier dagelijkse taak uit werkzaam-
heid voor de vennootschap bestaat, wordt deze verhoging

niet berekend over dat deel hunner beloning, dat die ‘der

overige bestuurders overschrijdt). Voorts zijn deze uit-

keringen belast naar het normale tarief van de aanvullende

inkomstenbelasting. Deze belastingen worden geheven aan

de bron. De uitkeringen aan de bestuurders van de S.P.R:L.

zijn onderworpen aan de ,,impôt professionnel” en aan

de aanvullende inkomstenbelasting naar het normale tarief

voor natuurlijke persnen. Zij worden niet aan de broi’i

geheven.

Zoals reeds hiervoor gezegd is het registratierecht voor

de S.A. eij S.P.R.L. gelijk (1,60 pCt.). Het zegelrecht op

de aandelen van de S.A. is 0,70 pCt., op die van de S.P.R.L.

slechts 0,35 pCt. De overdracht van aandlen onder be-

zwarende titel is onderworpen aan een registratierecht van

2,50 pCt. over de prijs, vermeerderd met de kosten.. Dit
recht is echter alleen verschuldigd als de overdracht ge-

schiedt bij een akte, welke ter registratie wordt aangeboden,

hetgeen in feite nooit gebeurt. ‘ .

De gedelegeerde bestuurders van de S.A. en do be-

stuurders van de S.P.R.L.’ vallen niet onder de sociale . .’

wetgeving. Dit is evenmin het geval met de administrateur-

directeur en de president van een S.A., gezien de belang’

rijke bevoegdheden, die hun bij de statuten worden toe-

gekend, hetgeen te hunnen aanzien het begrip arbeids-

oveieenkomst in het algemeen uitsluit.

4
11

Vraagstukken van sociaal en fiscaal recht.

a. Deelneming van het personeel aan de leiding der onder-

neming.

Een industriële of commerciële onderneming is verplicht,

onafhankelijk van de rechtsvorm, een ondernemingsraad

in het leven te roepen, indien
zij
ten minste 50 vaste werk-

nemers in dienst heeft. In deze raad zijn werkgever en

werknemers vertegenwoordigd, laatstgenoemden door 3

tot 20 leden. De ondernemingsraad moet maandelijks ver-

gaderen. Zijn werkzaamheden liggen zowel op sociaal en
technisch als op economisch en financieel terrein. Zo zal

E.-S.B. 2-5-1962

Conclusies.

De S.A. en de S.P.R.L. hebben een bèlangrijk gemeen-

schappelijk kenmerk, n.l. de beperking dr aansprakelijk-

heid van de vennoten tot hun deelneming. Beide vennoot-

schapsvormen beantwoorden aan iiiteenlopende econo-

mische behoeften.

Het besloten en vertrouwelijk karakter van de S.P.R.L.

heeft gevolgen, die enerzijds aantrekkelijk zijn (bemoei-

lijking van de invloed van derden), anderzijds minder

aantrekkelijk (moeilijke uitbreiding, onmogelijkheid om

een beroep op de kapitaalmarkt te doen enz.). De S.A.

lijkt door haar opzet en organisatie, haar open karakter

en haar
mogelijkheden
tot uitbreiding de meest ideale

juridische vorni voor grote ondernemingen. Zij is in België
het meest voorkomende type vennootschap voor het groot-

bedrijf.
De S.P.R.L.,
gemakkelijker
en met minder kosten op

te richten, is in België van betrekkelijk jonge datum (1935).

Men meende, dat
zij
een ernstige concurrente van de

S.A. zou worden, maar haar succes is beperkt gebleven

tot de kleine en middelgrote ondernemingen, die in het

algemeen familievennootschappen zijn, hetgeen trouwens

ook de opzet van de Belgische wetgever is geweest. De

grote ondernemingen zijn
blijven
volharden in hun voor

keur voor de S.A., omdat zij het bijeenbrengen van be-

langrijke kapitalen mogelijk maakt en aldus de beste

mogelijkheden voor de industrie biedt.

De keuze tussen beide rechtsvormen zal afhangen van

overwegingen van economische, financiële en industriële

aard, waarvoor geen algemeen geldende maatstaven kunnen

worden aangelegd. Als de persoon van de deelnemers een

beslissend element lijkt, zal men de S.P.R.L. moeten kiezen.

Als echter de inbreng van een belangrijk kapitaal nood-

zakelijk is, zal de keuze op de S.A. moeten vallen. Dit zijn

de enige algemene criteria; zij hebben slechts betrekkelijke

waarde.

De Belgische wet laat de omzetting van een S.P.R.L.

in een S.A. toe. Het is dus mogelijk om als S.P.R.L. te

beginnen en later S.A. te worden. Een zodanige omzetting

is echter
tamelijk
ingewikkeld en kostbaar, zodat zij in.

het algemeen moet worden ontraden.

PAUL HENRI J-IEMELEERS.
Brussel.

MAURICE RENKIN.

Recente uitlatingen over kernenergie

Ôp donderdag
5
april jl. werd in het Amstelhotel te

Amsterdam een besloten bijeenkomst gehouden van Eura-

tom (vertegenwoordigd door het lid van de Commissie,
M. H. Krekeler, en een aantâl functionarissen, w.o, Mr.

E. R. von Geldern, Directeur-Generaal van Industrie en
Economie van Euratom) en vertegenwoordigers van de

FIPACE (Féderation Internationale des Producteurs

Autoconsommateurs Industriels d’Electricité), waarin de

industriële . bedrijven van de Gemeenschap verenigd zijn

die de benodigde elektriciteit voor hun bedrijven zelf

produceren en van hun produktie meestal ook nog aan

derden leveren.

Deze bijeenkomst was de vierde in een serie welke door

Euratom in de laatste twee jaar is georganiseerd met het

doel van gedachten te kunnen wisselen mét hen die speciaal

met de ontwikkeling van de kernenergie in de toekomst

het eerst te maken zullen krijgen. De eerste bijeenkomst

vond plaats in 1960 in Tours met een vertegenwoordiging

van constructeurs (van centrales), de tweede in 1961 in

Formia (Italië) met de elektriciteitsproducenten van de

Gemeenschap en de derde was georganiseerd, eveneens

in 1961, in Wiesbaden en bracht een aantal afgevaardigden

van verzekeringspools (verzekeraars tegen risico’s bij het

produceren van kernenergie) met Euratom samen.
Evenals de drie voorafgaande bijeenkomsten was ook

deze vierde in Amsterdam van grote ,betekenis en wel in

het bijzonder om de volgende redenen:

1. De leden van de FIPACE van de Gemeenschap, alle
producenten/zelfverbruikers tezamen, veibruiken ca.
45

pCt. van alle elektriciteit in de Gemeenschap. Dit is een

gemiddelde voor de gehele Gemeenschap; het percentage

ligt in elk van de landen van de Gemeenschap anders.

in West-Duitsland komt deze figuur bijv. veel meer voor

dan in Nederland (de Staatsmijnen zijn hier de grootste

producent/zelfverbruiker van elektriciteit). Gemiddeld ge-

nomen is het echter van het grootste.belang dat deze

groep
ingewijd
wordt en blijft ten aanzien van de mogelijk-

heden van de kernenergie.
De leden van de FIPACE hebben vaak om meer dart

één reden speciale belangstelling voor de ontwikkeling

van de kernenergie. Zo is een concern als Monitecatini,

dat eveneens op deze bijeenkomst was vertegenwoordigd,

tevens geïnteresseerd in de chemische kant van het kern-

energie-produktieproces (behandeling van de brandstof-

elementen, het produceren van de chemische toffen die

bij reactoren een rol spelen enz.). De kernenergie kan dus

voor hen niet alleen een nieuwe energiebron betekenen

maar ook een nieuwe produktiemogelijkheid.

Deze bijeenkômst was niet gebonden aan een straffe

agenda. Het contact kon daardoor automatisch geconcen-

treerd worden op die punten die uit praktisch oogpunt

de betrokken industrieën het meest interesseerden. Hier-

door werd vanzelf een groôt aantal aspecten van de kern-

energie aangeroerd en hierdoor kon men, van Euratom-

zijde, nog eens een groot stuk van de gehele kernenergie-

problematiek de revue laten passeren en dit leidde weer

tot verheldering van de inzichten van de afgevaardigden

van de betrokken belangrijke bedrijven.

Uit de gedachtenwisseling die op deze bijeenkomst (die

op 6 april gevolgd werd door een bezoek van het gezel-

schap aan Petten dat, na Ispra in Italië, voorbestemd is

om het tweede belangrijke onderdeel te wrden van het

Gemeenschappelijk Centrum van Euratom) plaatsvond

kon het hoofd van de Euratom-delegatie, het Commissie-

lid M. H. Krekeler, het volgende resumeren:

– de ontwikkeling vn de kernenergie is voor vele

industrieën niet alleen belangrijk vanuit het oogpunt van

end gieelektriciteits-)ontwikkel ing maar ook met betrek-

king tot de mogelijkheden van warmte-ontwikkeling (che-

mische industrie bijv.);

412

E.-S.B.
2-5-1962

– over de concurrentiekracht van de kernenergie kan

men thans een optimistischer oordeel hebben dan algemeen

gedacht wordt. Deze concurrentiekracht is gebaseerd op

realistische grondslag, d.w.z. dat de Kw-prïjs van een

atoomcentrale op dit moment, bij een bepaalde vestigings-

plaats, reeds zou kunnen concurreren met de Kw-prijs

van een conventionele centrale. Deze bewering grondde

de heer Kekeler in hoofdzaak op twee feiten, nl.

de vaste kosten, verbonden aan de investeringen vôor

een atoomcentrale, gaan naar beneden èn omdat men lang-

zâmerhand tot een meer economische constructie geraakt

èn omdat het benodigde kapitaal tegen een lagere rente-

voet disponibel gesteld kan worden (dit varieert natuurlijk
per land);

de exploitatiekosten kunnen geleidelijk ook meer

worden verlaagd omdat men in Euratom-verband nu reeds

en in de toekomst voor een steeds groter wordend gedeelte

gemeenschappelijk het benodigde materiaal kan produceren

(brandstofelernenten). De produktie van dit materiaal is

voor elk land afzonderlijk vrij expensief. Een kosten-

verlagende factor bij de exploitatie moet ook gezien worden
in de coördinatie van het transport van gevaailijk materiaal.

Gécombineerde zendingen van dit materiaal vanuit een

centrale naar verschillende afnemers drukken de be-

veiligingskosten van dit mateiiaal per eenheid. Tenslotte

kan er nog op gewezen worden dat de exploitatiekosten

kunnen dalen door het inschakelen van gemeenschappelijke

centra (Eurochemie) voor de herbehandeling van bepaalde

in het reactorproces gebruikte materialen;

– het wachten op een grotere mate van zekerheid ten

aanzien van de afschrijvingspolitiek (hoe groot is de tech-

nische en de economische levensduur?) mag niet langer
de introductie van de kernenergie belemmeren. Men zal

zich, evenals in andere industrietakken, moeten durven.

baseren op een levensduur van de geïnstalleerde apparatuur

van bijv. 25 jaar. Hierbij moet dan wotden ingecalculeerd
dat bepaalde onderdelen van die apparatuur sneller zullen
moeten worden vervangen dan de overige onderdelen. De

gehele reactol behoeft dus niet om de 25 jaar te worden

vervangen maar alleen de onderdelen die het meest belast
zijn en een essentiële rol spelen in het reactorproces;

– in de Gemeenschap en daarbuiten heeft men intussen

reeds zoveel ervaring opgedaan met het praktisch gebruik

van allerlei typen reactoren (en het aantal neemt gestadig

toe) dat – mède op grond van datgene wat opgemerkt

is ten aanzien van de kostenstructuur – de keuze van het ‘

economisch meest verantwoorde reactortype niet meer zo

lang op zich behoeft te laten wachten;

– het is niet nodig dat men uit het oogpunt van het

rendement een scherpe tegenstelling maakt tussen natuurlijk

uranium (dat slechts 0,7 pCt. bruikbaar materiaal voor het

splijtingsproces bevat) en verrijkt uranium waarbij dat
bruikbare deel op bepaalde wijze is opgevoerd. Steeds

meer gaan de gedachten uit naar het gebruik van plutonium

in een zgn. ,,fast breeder”. Hierbij zij aangetekend dat de

voorraad bruikbaar uranium op basis van het genoemde

percentage van 0,7 kleiner is dan de voorraad steenkool.

Bij het plutoniumprocédé, waarbij men een rendement van

ca. 50 pCt. kan bereiken, kan men zeggen dat de hoeveel-

heid splijtbaar materiaal dat van kolen ver overtreft.

Het is o.i. nuttig om aan de hierboven gememoreerde

bije&nkomst enkele gebeurtenissen in Nederland. op kern-

energiegebied toe te voegen. In de eerste plaats doelen
wij hier opde ietwat pessimistische uitlatingen van Dr.

elk aandeel

‘Vereenigd

Bezit van

1894′

vormt in

feite een

deskundig

samengestelde

aandelen-

portefeuille

Dit is mogelijk, omdat ‘Ver-
eenigd Bezit’ een beleggingsmaat-
schappij is, die. de gezamenlijke
inbreng van haar aandeelhouders

belegt in ca. 200 zorgvuldig ge.
selecteerde fondsen. Zodoende
wordt een belang verkregen bij
tal van bedrijfstakken in bin-
nen- en buitenland. Elk aandeel
‘Vereenigd Bezit van 1894’
verschaft U een aantrekkelijk
rendement met beperking van
risico.

Alle banken en commissionairs
kunnen U inlichten.

N.V.VEREENIGD

BFzJT VAN 1894

De voordelen van aandelenbezit net
beperking van risico.

WESTERSINGEL 84, ROTTERDAM

7

(f. M.)

E.-S.B. 2-5-1962

413

E. L. Kramer, voorzitter ian het Reactor Centrum Neder-

land (R.C.N.), tijdens een lezing over ,,Kernenergie in het

economische vlak” voor het Departement ‘s Gravenhage

-‘

van de Nederlandsche Maatschappij voor Nijverheid en

Handel. Dr. Kramer zei bij deze gelegenheid o.a.:

,,De wereld heeft mde kernenergie momenteel nog niet de
beschikking over een nieuwe bron van elektriciteitsvoorziening • om de behoefte te dekken wanneer er in de toekomst niet meer
genoeg kolen of olie zullen zijn. Ook kan de voorziening met
stroom van toekomstige generaties, met hetgeen tot dusver op
dit kernenergetisch gebied tot stand is gebracht, nog niet als
verzekerd worden beschouwd. De oorzaak daarvan is, dat het
nuttig rendement van uranium tot dusver heel gering is. Wanneer
de research naar reactorsystemen met een veel hoger nuttig
xendement van de splijtstof— zoals in de zgn. ,,kweekreactoren”
– praktische resultaten oplevert, kan de kostprijs van- stroom
tuit kernenergie wellicht worden verlaagd. Voorts zou dan een

aanmerkelijke verruiming van de wereldenergiereserves mogen –

worden verwacht”.

Wanneer Dr. Kramer in zijn lezing dan verder zegt dat
de toepassirg van kernenergie voor stroomverbruik thans

als minder urgent beschouwd kan worden dan zegt hij
dingen die vaar zijn, maar
wij
vrezen dat met deze uit-
– latingen toch te veel de sfeer gekweekt wordt van ,,wie

dan leeft, wie dan zorgt”,
terwijl
iéder die enigszins met

de ontwikkeling van de kernenergie op de hoogte is weet

.

BESPAAR

uw.

– –

. BOEKHOUDER

-.

ROUTINEWERK

laat dat verrichten door de

EXACIA

T:-COHTIHENTAL

de nuttige boekhoudmachine,

– – die altijd meer
bespaard

dan
kost.

Bezoek onze stand nr 99 op de

efficiency-beurs van 22 t/m 30 mei
of vraag geheel vrijblijvend een

– demonstratie.

-.
Importeur:
N.V. MABO –

HOOGSTRAAT
111
– ROTTERDAM-1

– – .

– TELEFOON 0101129322

414

dat er een ontzettende hoeveelheid voorbereidend werk

verricht moet zijn voordat men
op
een gegeven moment

praktisch op kernenergie over kan schakelen: Hetis weder

om juist – maar in het licht van hetgeen eerst gesteld

werd voor niet ingewijden een weinig contrair – als Dr.

Kramer stelt dat hij het van groot belang acht, dat niet
alleen de regering, maar ook lagere publiekrechtelijke

lichamen en zeker de industrie actief aan het ontwikkelings-

werk deelnemen.

MORET
&
OUDHEUSDEN

ACCOUNTANTS EN BELASTINGCONSULENTEN

vragen voor hun kantoor in Suriname een

eerste assistent

met ruime ervaring en vergevorderde accountantsstudie.

Na voibrachte studie is benoeming tot medewerker

mogelijk. Uitzending in gezinsverband voor vier jaren.
Brieven met uitvoerige inlichtingen aan: Eerste Neder-

landsche Accountantskantoor van 1883 Moret & Starke,

Keizerstraat 9, Rotterdam-1.

C.O.M.

Centraal Orgaan
ter bevordering
van de bouw

van Middenstandsbedrijfspanden

– Bij het C.O.M. bestaat gelegenheid tot plaatsing

van een

Wetenschappelijk

medewerker

bij voorkeur met opleiding in sociaal-economische of

bedrijfseconomische studierichting, wiens taak zal bestaan

uit het, mede aan de hand van de litteratuur, verrichtei

van markt-analytische onderzoekingen ten behoeve van

de bedrijfspandenprojectie in stedebouwkundige plannen

en het medewerken aan de rapportering terzake. –

Het aanvangssalaris zal, in overeenstemming met de

hoge eisen, die aan deze functie worden gesteld, worden

vastgesteld naar gelang van bekwaamheid en ervaring.
Uitvoerige sollicitaties niet curriculum vitae en opgave

van referenties zo spoedig mogelijk na vérschijning van

dit blad te richten aan de Directie van het C.O.M.,

Jozef Israelsplein 35, ‘s-Gravenhage.

E.-S.B. 2-5-1962

.

.

-r

Jn hèt’kader van de nood

•• .

-.

.

.-

– . •=

zakelijke actieve deelname

.

-.

]atie op 29 maart jI. van de

iqbraakvrije kluizen. Des-
1

van de industrie is de instal-

Bewaring in brand- – en

kundige behandeling der

,,Voorlopige Indutrië1e Raad

U7at
betekent

stukken. Verzilvering van

voor de Kerienergie” door

.

coupons en dividenden.
Lichting van nieuwe cou-

belang (Minister De Pous

Minister De Pous van groot

open

pon- en dividendbiaden.

bewaring’

0 -.

Nazien van uitlotingen en
– wees er o.a. oj dat het een

novum was dat in die Raad

aflosbaarstellingen. Voort- .
durende administratie. Aan-
prominente personen uit de
en verkopen via uw corn-

elektriciteitssector en de in-

dustrie
zijn
vernigd). Ten-

van effecten

J
missionair.

slotte moet ook nog worden

– gewezen op de installatie van

bij de Kas-Associatie

KAS-ASSOCIATIE
de ,,Wetenschappelïjke Raad

voor Kernenergie” op 15
spuiStraat 172
amjierd:#t

maart jl. door Minister Cats

(in deze Raad heeft o.a. de

heet H. H. Wemmers Jr. in

zijn kwaliteit van voorzitter

van de hierboven genoemde

Industriële Raad zitting).

.

Deze beide laatste gebeurte-

/

nissen wijzen er op dat de

_______

• –

overheid diligent blijft – ook

al is dat schijnbaar zoals door

sommigen uit de uitlatingen

Maatschappij voor Middellang Crediet N.V.

van Dr. Kramer gedestilleerd

gevestigd te Amsterdam.
zou kunnen worden, niet

nodig – inzake de ontwikke

UITGIFTE

ling van de kernenergie in

.4

Nederland.

van

Drs. P. H. M. CREMERS.
20.000.000.- 41/
4
pCt. lO-jarige obligatiën 1962

voor lioofdsom en rente onvoorwaardelijk gegarandeerd door de

-.

GELD- EN

.

AMSTERDAMSCHE BANK ,N.V.

KAPITAALMARKT_t

.

1
in stukken van nom. f 1000.- aan toonder,

Celdmarkt.

TOT DE KOERS VAN
99 DCt.

De liquiditeitssteun in de

waarvan reeds nom. f6.500.000.- obl. op inschrijvingsvoorwaarden zijn geplaatst. –

vorm van disconteringen en

voorschotten in rekening-

De lening is aflosbaar á pari in
1
nagenoeg gelijke jaarlijkse termijnen, tel-

courant, die De Nederland-

kens oi 1 Mei, voor het eerst oi 1 Mei 1966.
Vervroegde gehele of gedeeltelijke aflossing is toegestaan vanal 1 Mei

sche Bank sedert midden

1966, uitsluitend op 1 Mei en wel in het jaar 1966 tot de koers van 102
%,

februari de geldmarkt biedt,

in de jaren 1967 en 1968 tot de koers van 101k
%,
in het jaar 1969 tot de koers

heeft tussen de f. 20 min, en

van 101
%,
daarna â.pari.

f. 91 mln. geschonimeld.

.

Onder normale omstandig:

Ondergetekende bericht, dat de
inschrijving
op de resterende noni.
f 13.500.000.-

heden is de post discontering

obligatiën is opengesteld op

– —

nihil en blijven de voorschot-

MAANDAG 7 MEI
1962

..

ten onder de f. 10 mln. Niet-
van des voormiddags
9
uur tot des namiddags 4 uur,

tegenstaande de weekstaat

.

van 24 april nog een krediet-

bij haar kantoren te
Amsterdam, Rotterdam
en ‘s-Gravenhage, op de

bedrag van f. 43,6 mln, aan-
voorwaarden van het prospectus van uitgifte dd. 26 April 1962.

geeft, is de Centrale Bank op

Exemplaren van het prospectus en inschrijvingsbiljetten, alsmede, tot een –

deze datum toch overgegaan

beperkt aantal, statuten en jaarverslagen over het boekjaar 1961 van de

tot verhoging van het kas-
vennootschap, zijn verkrijgbaar
bij
de kantoren van inschrijving.

reservepercentage van 6 op

Amsterdam, 26 April 1962.

8 pCt., waardoor het door de

banken aan te houdentegoed

AMSTERDAMSCHE BANK N.V.

op een ca. f. 125 mln. hoger

niveau is gebracht. De Bank

E.-S.B. 2-5-1962

415

4

4

-.

4

..

4

heeft er
bij
deze verhoging

ongetwijfeld rekening mede

gehouden, dat de kwartaal-

uitkering aan de gemeenten

de banken in staat heeft ge-

steld de voorschotten af te

lossen en achtte de daarna bij

deze instellingen resterende

liquiditeit onder de huidige

omstandigheden te ruim om

hiertegen geen maatregelen

te nemen. Dit.betekent overi-

gens niet meer dan het herstel

van de vôôr 22 maart be-

staande toestand.

De discontoverhoging op

25 april past in het huidige

restrictieve beleid, al zou het

logischer zijn geweest wan-

neer De Nederlandsche Bank

op het ogenblik van het in

werking stellen van de kie-

dietiestrictie hiertoe zou zijn

overgegaan. Naast de directe

werking – de verminderde

beschikbaarheid van krediet

– zou een verhoging van de

kredietkosten het effect heb-

ben kunnen versterken. Des-

tijds verzetten wellicht inter-

nationale omstandigheden en

vooral de groeiende saam-

De ondergetekende bericht, dat zij van

DINSDAG 8 MEI 1962

af ter beurze van Amsterdam zal doen verhandelen

CERTIFICATEN AAN TOONDER

vertegenwoordigende 5 gewone aandelen,

elk groot $ 0,16 213 nominaal, in

MERCK & CO., Inc.

g’evestigd te Rahway (N.J.).

uit te geven door het Administratiekantoor van
De Twentsche Trust-Maatschappij N.V. te Amsterdam.

De eerste koers zl worden vastgesteld op basis van de slotnotering
te New York op
7
mei
1962.
Deze bedroeg op
18
april
1962 $ 87,
?.ver-
eenkomende met een koers Amsterdamse usance van $
901 of
f 1.624.50
per certificaat van
5
aandelen.

De opneming van de certificaten onder Rubriek 11 in de Officiële Prijs-
courant van de Vereeniging voor den Effectenhandel te Amsterdam
zal worden aangevraagd.

Exemplaren van een Bericht, alsmede – tot een beperkt aantal – versla-
gen over het boekjaar
1961,
zijn verkrijgbaar ten kantore van de onderge-
tekende te
Amsterdam, Rotterdam
en ‘s-Gravenhage. Tevens zullen te Amsterdam dé statuten van de vennootschap ter inzage liggen.,

DE TWENTSCHE BANK
N.V.

Amsterdam, 27 april 1962.

11U1JLIÇfl.t tUaO#fl

banken zich tegen een maat-

regel, die de rente zou hebben

kunnen doen stijgen en een kapitaaistroom uit reeds onder

druk staande landen naar ons land zou kunnen hebben

geleid.
De 2 mei te houden tender van schatkistpapier .staat

wederom in het teken van een beleid, ‘dat zich meer dan

vroeger richt op de nivellering van de geldmarkt. Het

nieuwe element is thans dat de banken een mogelijkheid

wordt geboden een portefeuille op te bouwen, die in de

belastingperiode»1963 afloopt. Daartoe is voor de uit te

geven biljetten de ongebruikelijke 1 7-maands termijn

gekozen. Een deel van de promessen richt’zich nog naar

de belastingperiode 1962. De rente, die de markt zal vragen,

zal hoger komen dan jarenlang gebruikelijk ‘was, doch dit

zal de animo bij de banken eerder vergroten. Veel zal nu

afhangen van het’
toewijzingsbeleid
van de Minister.

In de eerste twee maanden van het jaar hebben de

banken haar buitenlandse uitzettingen verder uitgebreid,

nl. met f. 184 mln. Het is zeer wel mogelijk dat in verband

met de zich daarna
gewijzigde
marktomstandigheden in

ons land en de verlaging van de swap-kosten, hieraan een

einde is gekomen en zelfs een tegengestelde beweging

is ingezet.

Kapitaalmarkt.

Banken doen slechts zelden een beroep op de emissie-
markt. Daarom trekt het de aandacht dat in de laatste tijd

enkele instellingen hiertoe overgaan. De Nederlandsche

Middenstandsbank nam f. 7,3 mln. – aan aandelen op

(bovendien zijn bij de Staat voor eenzelfde bedrag aan-

delen geplaatst) en de Crediet- en Effectenbank kondide
een emissie aan vad f. 1 mln, tegen 150 pCt. Het zal niet

de primaire .bedoeling
bij
deze emissies zijn financierings-

middelen aan te trekken. Veeleer heeft men een versterking

van het zichtbare eigen vermogen in verband met het

groeiende balanstotaal op het oog.

De emissie, aangekondigd door de Maatschappij voor

Middellang Crediet, geschiedt daarentegen wèl met finan-

cieringsdoeleinden. Men moet er een aanduiding in zien

dat’ het middellange krediet in ons land zich nog steeds

uitbreidt. De looptijd van 10 jaar past zich tot op grote

hoogte aan
bij
de maximale termijn van de kredieten, die

de M.M.C. verstrekt. Sedert na de oprichting in 1956 in

dit jaar en in 1957 enige lO-jarige emissies zijn uitgegeven

werd de expansie in steeds sterkere mate dooi het opnemen

van ondershandse leningen gefinancierd. De huidige

emissie brengt meer harmonie in de structuur en komt

daarnaast ten dele in de plaats van de tot aflossing komen-

de obligatieleningen en mogelijk vervallende onders-

handse leningen.

Nadat de Nederlandse kapitaalmarkt enige maanden

uitgiften van buitenlandse obligatieleningen had moeten

ontberen, gaat De Nederlandsche Bank thans weer voor

f. 150 mln, vergunningen afgeven. De kapitaalexport krijgt

hierdoor een nieuwe stimulans. Het is echter allerminst

zeker dat in de koniende maanden kapitaalimport door

verkoop van Nederlandse fondsen naar het buitenland

compenserend zal optreden. Een prikkel tot renteverhoging

zit dan ook in het huidige vergunningenbeleid verborgen.

416

E.-,S.B. 2-5-1962

1ndexcfcrs aandelen.
27 dec.
11.
&
L.
19 april
27 april
(1953

00)
1961
1962
1962

Algemeen

……………….
410
431 – 394
402
394
Intern, concerns

………….
.
66
594 – 539
550 539
Industrie

………………
366
396-361
366 360
Scheepvaart

…………….
184
186— 164
169
169
Banken

…………………
253
270 – 247
261
258
Handel enz
……………..
.
60
171 – 157
161
156

Bron:
A.N.P..C.B.S., Prijscourant

Uw staf

Behoeft

Aandelenkoersen.

Kon. Petroleum

………….
f. 126,70
f.
140,20
f. 139,40 Philips G.B
………………
9844
909
876
Unilever

……………….
t’.

189,70
t’.

179
t’. 174,60
Robeco

…………………
f. 252,50
t’. 236
t’. 233
Hoogovens, n.r.c .

………..
776
965
749
A.K.0
………………….
404/
4

370 368
1
1
2

Kon. Zout/Ketjen n.r.c .
……

1.070
995
982
Zwanenberg-Organon

……..
1.024 1.030
1.020
Interunie

……………….
f. 228
t’. 205
f. 204
Amsterd. Bank

…………..
396
391
114

392

New York.

Dow Jones Industrials
……..
731
694

672

Rentestand.

Langl. staatsobl. a)

……….
4,12 4,22

4,28
Aand.: internationalen s)

….

2,83 b)
4,87
lokstén s)

………..
3,55 b)
3,39
Disconto driemaands schatkist-
papier

……………….
l’/,
2
1
1

2
1
/,

Bron:
Veertiendaags beursoverzicht Amsterdamsche Bank.
19 december.
C. D. JONGMAN.

uitbreiding?

Verzuimt dan niet E.-S.B. voor Uw oproep

in te schakelen. E.-S.B. biedt U een grote

trefzekerheid, 66k bij aspirant-leidinggevende

functionarissen in de commerciële, admini-

stratieve of aanverwante sectoren.

Advertentie-afd. – Postbus 42 – Schiedam

waar u heengaat

de
p%4t%gji$3
gaat met u

V
minifon, de haniige

zakdicteermachine

van 8 ons,

die

dank zij werking

op batterijen,

autoaccu of lichtnet

overal paraat is.

thans in 3 modellen:

Attaché voor dictaat

onderweg of op kantoor;

Attaché speciaal

voor ononderbroken

opname tot 5 uur;

HiFi ook voor perfecte

muziekopname

(tot 12.000 Hz);

FME

Vraag prospectus

kaiitoormachines 17.11

é
n vermeld a.u.b. het

model waarin u belang

stelt.

Rotterdam, Goudsesingel 108, te!. (010) 120196 – ‘Amsterdam, Kelzersgracht 480, tel. (020) 33898 – Hengelo, Enschedesestraat 39, tel. (05400) 85

E.-S.B. 2-5-1962

417

N

L’
,

Geen urenlang nauwgezet
overtypen van Uw stukken,
dus ook geen missiagen, geen
gevlekte of vaak onleesbare
luplo’s, triplo’s enz. en
evenmin tijdnood! Maar
41
werkbesparing, snelheid en
efficiëntie!
Het DALCOPY-apparaat maakt direkte ‘kopieën in
onbeperkte aantallen van al
Uw waardepapieren (ook
van foto’s). Ongeacht inkt-
soort, kleur of vergeling
vervaardigt U haarscherpe
koDieen, die tevens een za-
kelijke indruk maken! Hier-
bij wordt slechts één soort
DALCOPY-papier gebruikt.

4.
,

TT1

Eenvrndige bediening. Uwerkt
in daglicht. Geen installatie
1

kosten – wel volledige service.
Een ,,kantoormeubel” dat
past bjj élk interieur.
Y

NEDERLAIWSGHE
FOTOGRAFISCHE INDUSTRIE N.V. SOESTDUINEI’i

TELEFOON (02955) 2600-4951 Onze standnummer op de Efficiency-beurs is no. 43

418

S

Een sélIe tijd

vereist sneIkopie

GEMEENTE ZWOLLE

Bij de Dienst van Openbare Werken bestaat de mogelijkheid
tot plaatsing van

een Bed rijfseconoom

als Hoofd van de Bedrijfseconomische Afdeling. Deze
nieuwe afdeling, diebestaat uit de onderafdeling Admini-
stratie en de onderafdeling Organisatie en Efficiency (in opbouw), is eén staforgaan ten behoeve
van de Direkteur. Van het Hoofd wordt.
1 1

verwacht, dat hij de afdeling zo organi-

seert, dat hij zowel op economisch als
op administratief gebied de Direkteur van
‘advies kan dienen ter bepaling van het
algemene bedrijfsbeleid en de bewaking
daarvan.

Gedacht wordt aan een krachtige persoon-
lijkheid, met gevoel voor bedrijfsadmini-
stratie, die naast de vereiste vakkennis en
ervaring, inzicht heeft in de nieuwere
doelmatigheidstechnieken, en de moderne opvattingen van het personeelsbeleid. Een
academische graad in de economie of
gelijkwaardige opleiding is vereist.
Aanstelling zal geschieden in rang van
referendaris (le klasse) afhankelijk van
opleiding en ervaring.

Diegenen, die voor deze funktie b,elangstelling hebben
worden uitgenodigd hun eigenhandig geschreven sollicitatie-
brieven v&Sr 11 mei a.s. te richten aan de Direkteur Centrale
Personeels Dienst, Lombardstraat 3a, Zwolle.

Discretie is verzekerd.

De Directeur van de Provinciale Planologische Dienst van

Noord-Holland zoekt

enkele medewerkers

voor de afdeling Sociaal-Wetenschappelijk Onderzoek van

zijn dienst.

Deze afdeling is belhst met het verrichten van onderzoek

voor streekplannen, voor een provinciaal structuurplan

en voor het opstellen van algemene richtlijnen ten

behoeve van uitbreidingsplannen. –

Vereisten: doctoraal examen in een der sociale wetenschappen

(bv. sociale geografie, economie, sociologie, sociale

psychologie, NL IV), voorkeur voor het verrichten

van toegepast wetenschappelijk onderzéek, en bereid-

heid tot intensief samenspel met collega’s. Enige ervaring

in een soortgelijke functie strekt tot aanbeveling.

Geboden wordt een interessante werkkring met mogelijk-

heden tot persoonlijke ontplooiing.

Voor onderzoekers is een rangenstelsel van
wetenschappelijke
ambtenaren
in voorbereiding.

Eigenhandig geschreven brieven te richten aan, de Directeur
1′

van de dienst, Zijlweg 245, Haarlem (post Overveen)

Inlichtingen
bij
de chef van de afdeling (telefoon 02500-

2 20 90, toestel

E.-S.B. 2-5-1962

een voorbeeld van geslaagde industrialisatie

Een gebied dat uit het oogpunt van industrialisatie
‘jong’ mag worden genoemd, zoals Friesland, biedt
vele voordelen. Hier is nog een grote arbeids-reserve, hier kan men kiezen uit een keur van
terreinen, hier geldt de premie-en subsidieregeling.
De elf industriekernen zijn in onderling verband
zorgvuldig uitgekozen, waardoor een werkelijk uit-gebalanceerde industrievestiging kan worden ver-
kregen. Zowel de onderlinge verkeersverbindingen,

als de aansluiting op het grote internationale

verkeer, zijn ontworpen volgens een tracee, dat
tegelijkertijd een goede ontsluiting als het voor-
kômen van opstoppingen verzekert.
Deze opzet houdt zowel de stichtingskosten als de
exploitatiekosten van nieuwe bedrijven laag en
draagt daartoe belangrijk bij tot een voorspoedige
groei. Wie zijn bedrijf in Friesland vestigde, weet dit
uit ervaring.

De ondernemer die vooruit kijkt, kijkt naar
Friesland.

Dit zijn de 11 kernen: Bergum – Dokkum – Drachten – Harlingen – Heerenveen – Koot-
stertille (gem. Achtkarspelen) – Leeuwarden – Lemmer – Oosterwolde – Sneek – Wolvega.

Frîesand kunt u bouwen

InlichtIngen: de Industrialisatie-raad der Friese Kernen, Sophialaan 1, Leeuwarden, tel. (05100) 28144-28145.

E.-S.B. 2-5-1962
419

Neem nu eens dat kleine

lichtdrukapparaat:

de ,0cé’-105-combine.

Een druk op de knop en het

is klaar voor gebruik. Ja, toe
maar, neem een velletje

:Ocê10O R-diazopapier en

leg er die brief op, waarvan

u een duplicaat wenst…

stopze samen in het

kleine lichtdrukapparaat…

ennu nôg eens het

belichte diazopapier…

daar is uw kopie al!

Kijk eens op uw horloge…

néé, de secondenwijzer

natuurlijk: ja, twintig of

dertig seconden, daarmee

is het wel bekeken. Maar het

is dan ook kantoorlichtdruk..

Snel en

vonrdlicj

Chemische fabriek L.van der Grinten n.v.Venlo

420
E.-S.B. 2-5-1962

Auteur