AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN
Economisc . tlistische
Berich
–
ten’
ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN YERKEER
UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT
34E
JAARGANG
.
WOENSDAG 16 MAART 1949
No, 1662
1
COMMISSIE VAN REDACTIE:
/
Ch. Glasz; H. W. Lambers; J. Tinbérgen;
F. de Vries;
J H. Lubbers (Redacteur-Secretaris).
Assistent-Redacteur: A. de Wit.
COMMISSIE VAN ADVIES VOOR BELGIË:
J. E. Mertens; R. Miry; J. aan Tichelen; R. Vandeputte;
F. Vers ichelen.
Gegeaens oaer adressen, abonnementen enz. op de laatste
bladzijde aan dit nummer. –
BERICHT.’
Aan de leden van het Nederlandsch Economisch Instituut en
aan de abonné’s van ons weekblad wordt, ter besparing van tijd en
kosten, beleefd verzocht om —voor zover zij dit nog niet deden – de
Contributie voor het jaar 1949, ten bedrage van t 30 voor het
binnenland en f33 voor het buitenland, resp. het abonnementsgeld
voor dit jaar,’ ten bedrage van f26 voor het binnenland en t 28
voor het buitenland (voor boekhandelaren 120,38 resp. 122,80) vôér
31 Maart as, te willen voldoen op onze postrekening No. 8408 of
op onze rekening bij de Heren R. Mees & Zoonen, alhier.
Leden en ahonné’s in Belgid/Luxemburg kunnen de tegenwaarde
in francs van het verschuldigde bedrag storten bij de Banque de
Commerce te Brussel.
Na genoemde datum zullen wij over het betreffende bedrag,
verhoogd met incassokosten, per kwitantie disponeren.
INHOUD:
Blz
De
artikelen van
deze week
……….
207
Sommaire,
summaries
…………….
207
Kanttekeningen bij het Haagse Protocol
door J. H.
Lubbers
………………………………….
208
De Zuiderzeewerken sedert de bevrijding
door Ir V.
J.
P.
de
Blocq
aan
Ku/feler
………………
209
Internationale regimes
in, het
Nederlandse
delta-
gebied door Dr L. J.
Pieters
………………
212
Een index van de huizenmarkt
door Dr W L. Valk
215
Ingezonden
stuk:
Arbeidsmarkt, bavolkingsaanwas en emigratie
door Ir E. J.
Mulder,
met naschrift
van
Dr W. Sleigenga
……..
216
Aantekeningen:
–
liet
protocol
der
Benelux-conferentIe
………………,
217
Europa’s
herstel
en
het toerIstenverkeer
……………
219
De Belgischè geld-
en_ kapitaalmarkt in Februari
1949 door
V.
Van
Rompuy ………………..
220
Geld-
en’ kapitaalmarkt
……………………
221
Statistieken:
)laukstaton
.
…………………………………
221 Werkloosheid
In
Nederland
……………………..
222
Stand
van
‘s
Rijks
Kas
…………………………
222
Do
kolenposltie’van
Nederland
……………………
222
Havenbeweglng
………………………………..
223
DEZER DAGEN
vastbesloten doorzetten naar laatste ronden. In Den Haag
werd’besloten een voortrein van de Benelux te laten lopen.
Zo hoopt men toch de aansluiting niet te missen, hoewel
de aangegeven tijd vervalt. En de lastige klanten kunnen
tot een latere gelegenheid wachten.
De partijen hebben besloten er stoom achter te zetten;
daarbij hebben zij meteen doen weten, dat daartoe brand-
stof nodig is, boven die welke men zelf op korte termijn
kan opbrengen. De rest wordt overgelaten aan de goede
verstaanders op het ,,State Department”.
De commissie uit de Amerikaanse Senaat heeft voors-
hands geen slagboom neergelaten. Zij beveelt voortzetting
van de hulp aan Europa aan tot een totâal bedrag .van
$5.430 millioen voor 15 maanden. Wel wordt nog even
stoom afgeblazen over GrootBrittannië, – één van zijn parlementaire ondersecretarissen had het sein over de
Engelse conjunctuur wat te vroeg op ,,alles veilig” gesteld.
– doch per saldo wordt ook dit land zonder schade aan-
gehaakt.
Als en buffer tegen critiek op Europa’s te trage tempo
van inhaken, is het verslag verschenen van de overeen-
stemming, bereikt in de consultatie’e raad van de O.E.E.C.
Door het opvoeren van de inter-Europese handel zal’van
behoefte aan additionele Amerikaanse bijstand in 1952
geen spoor moeten blijven. Ook andere waardevolle ge-
dachten bevinden zich in het bagageruim. Zwaar zal de
commissie het hebben, die dit wagentje moet trekken.
Temeer, daar geen gedachte mag opkomen, aan wat
Clapham eens noemde ,,Empty Economic Boxes”.
,,Al zoetjes is een wijze les”, zong Potgieter. D.e Zweden
– een hem zeer geliefd volk – mogen het hebben gedacht
over het Atlantisch pact, de overige aspirant-medetrekkers
zétten door. De Italiaanse Regering wenst toe te treden;
de vertegenwoordiger van Denemarken onderhandelt. De
Amerikaanse reisleider – het tijdstip, dat men van Ame-
rikanen sprak als ,,the innocents abroad” is voorbij –
kijkt speurend rond. Zou het Spanje gelukken zich nog als
reisgezel te laten introduceren, zij het dan ook niet bij
het officiële gezelschap? ‘
Is Nederland door zijrf uitleggingvan de Resolutie van
de Veiligheidsraad door een onveilig signaal gereden?
Bij de besprekingen in de Veiigheidsraad zijn de leden niet
zover gegaan om vurige kolen op het hoofd te hopen door
een onverdeelae goedkeuring. Duidelijk echter is, dat men
opnieuw zoekt naar een weg tussen Den Haag en Djokja.
Zou het op het zijspoor van een voorbereidende conferentie
in Batavia uitlopen? Rangeren is een tijdrovend bedi’ijf;
van Nederlandse zijde zal men echter zeker Aug niet boven
veilig prefereren, als het één voor het ander moet wijken.
Eén staat ziet momenteel slechts groene signalen.
Israël, toegelaten tot de Veiligheidsraad, tot wapenstil-
stand gekomen met Egypte en Traiisjordanië, heeft zich
met spoed begeven naar het indertijd toegewezen gebied
aan de Golf van Akaba.
(
GxS
pt
Belastingconsultatie- en
Accountantskantoor
A. L. F. Leverington
Behandeling van alle
Belastingzaken
Medewerkers: E. J. de Boer,
Oud-Insp. d. Bel.; D. Sweepe,
Oud-Ontv: der Bel.; N. A.
Schol, Cand. Not.; A. W. v. d.
Burgt, Bel. Adviseur.
Adviseur voor Accountancy: W. A. Brenning, Lid Nederl.
Broederschap v. .Account.
le Jfelnsersstraat 95, A’dam.
Telefoon 85508.
NV.
KONINKLIJKE
N E D E R L A N DSC H E
ZOUTINDUSTRIE
Boekelo Hengels
ZOUTZIEDERIJ
Fabriek van.
zontzuur, (alle kwaliteiten)
vloeibaar chloor
chloorbleekloog
natronloog, canst:c çoda.
Behandeling van alle
bankzaken
* *
Bezorging van alle
assurantiën.
R. MEELS & ZOONEN
BANKIERS EN A5SURANTIE.MAKELAARB
AMSTERDAM
. ROTTERDAM .
‘
B-ORAVENHAGE
DELFT
.
SCHIEDAM
.
VLAARDINGEN
$1Ox
,
DLUJ
4
i
.
1AGLIIT
pRO
Hel ,,RÉTOC.É”-sysleem geeft uiterst vlug
‘positieve resultaten
zonder donkere
kamer!
CHEI’4ISCHE FABRIEK
L. VAN DER GRINTEN
,,RÉTOCÉ.,,OCÉ”.,.ENTOCÉ
Venlo.Nederland
Onze
hairdeieme,ien •,RÉTOCÉ”.,,OCË”..,ENTOCÉ
zijn veftlg gedeponeerd.
EERSTE NEDERLANDSCHE
Verzekering Mij. op het Leven en tegen Invaliditeit N.V.
Gevestigd te’s.Gravenhago
AQMINISTRATIEKANTOOR DORORÉCHT.BELLEVUESTRAAT 2, TELEFOON 5346
Pers o n eels- Perisioenverzekering
verschaft directe fiscale besparing – afschrijving van
toekomstige lasten – blijvende sociale voldoening
Vraagt U eens welgedocumenteerd advies aan ons
BUREAU VOOR COLLECTIEVE CONTRACTEN
llederlandsch Indische Handelsbank, N,Y.
Amsterdam
–
Rotterdam
–
‘s-Gravenhage
Alle Bank- en Effectenzaken
•
.
Zoluist verschenen.
,,PLANNING”
•
INEEN
• VRIJE MÂATSCHAPPIJ
DOOR
FERDYNAND ZWEIG
HOOGLERAAR IN DE ECONOMIE AAN DE
UNIVERSITEIT VAN KRAKAIJ
Geautoriseerde vertaling van
DR
W. VAN DOORN
Met een inleiding bij de Nederlandse uitgave van
W. J. van de Woestijne, ec. drs.
XVI + 260 blz.
PRIJS GEB. F 11.50
De oorspronkelijke uitgave van dit boek verscheen onder de titel ,,The
Planning of Free Societies”. Het is een zeer gedegen analyse van alle pro-
blemen der economie-volgens plan, populair genoemd de ,,geleide economie’.
De schrijver, die zelf allerminst een voorstander is van geheel vrijê econo-
mie, belicht niettemin op zeei duidelijke wijze de gevaren die aan centrale
leiding verbonden zijn.. Zowel v66r- als tegenstanders van geleide economie
zullen door dit boek hun inzicht kunnen verdiepen. Het is voorts een
leidraad voor de studie der veranderingen welke in de maatschappij plaats
vinden. •
N. V. A. OOSTHOEK’S UITGEVERSMAATSCHAPPIJ – UTRECHT
Z.O.Z.
Hier volgen enkele vertalingen van de pers-beoordelingen over le Engelse
uitgave.
The Spectator:
,,Professor Zweig, voorheen hoogleraar in de economie aan de
Universiteit van Krakau en thans economisch adviseur van de Poolse regering in
Londen, heeft onlangs een boek het licht doen zien, dat mij beschreven werd door
iemand die een alomvattende studie van ,,planning” heeft gemaakt, als het beste
boek op dit gebied dat ooit geschreven is. Ik pretendeer niet zelf een even uitgebreide
kennis van de literatuur over ,,planning” te hebben als hij, maar ik meen wel
dat zijn aanbevéling niet overdreven is. Het is stellig eenboek waar ieder die bij de
na-oorlogse economische vraagstukken betrokken is, kennis van dient te nemen.”
The Time: Educational Suppiement:
.,Dit is het beste boek d’at tot dusverre op
het gebied van ,,planning” is uitgegeven; het behandelt ieder onderdeel van een
geweldig probleem… Het is een uitmuntend leesbaar boek. Evenals zijn landgenoot
Joseph Conrad, heeft de schrijver een gemakkelijke, duidelijke en logische stijl en
hij maakt een overvloedig gebruik van aphorismen. Dit boek moet door ieder die
in ,,planning” belangstelt, worden gelezen. Het diende verplicht gesteld te worden
voor parlementsleden en anderen die rechtstreeks bij het vraagstuk betrokken zijn.”
,,Time & Tide”:
,,Het is waarschijnlijk één van de volledigste en meest gedetail-
Jeerde verhandelingen over economische ,,planning” die ooit geschreven zijn. Door
het analyseren van de experimenten die verschillende landen met ,,planning” hebben
ondernomen, is een grote hoeveelheid feitenmateriaal bijeen gebracht en worden
tevens de oorzaken vastgesteld die tot hun succes of mislukking hebben geleid. Boven-
dien worden vele nieuwe gezichtspunten naar voren gebracht… het boek is een
belangrijke en originele bijdrage tot de discussies over een vraagstuk dat in het
brandpunt der belangstelling staat.” –
1
Tribune:
,,Degenen die een ernstige studie van ,,planning” maken zullen ontdekken
dat het beschrijvend en analytisch onderzoèk van de verschillende experimenten met
,,planning” van de laatste tijd, niet alleen bruikbaar is om na te slaan, maar dat
het ook van veel nut is om als leidraad te gebruiken voor practische toepassing.’
Time: Literary Soppiement.’
,,Het kon wel eens nodig zijn dat ,,planning” zelf
ge-,,planned” werd. De vele economischè progranma’s die het publiek voorgelegd
worden, brengen verwarring; en wat nog belangrijker is, zoalsProf. Zweig naar voren
brengt, ,,planning” is iets nieuws, het apparaat is nog in wording en zijn toekomst
is onzeker. Het staat tegenover grote moeilijkheden, biedt grote fnogelijkheden voor
misbruik en bedreigt de gevestigde waarden van de democratie. Een weldoordachte
beschouwing van alle kanten van het vraagstuk is derhalve noodzakelijk. De schrijver
heeft deze zeer zeker gebracht.”
”
1)i
Fortnightly Review:
,,De nauwkeurige, evenwichtige en steeds eerlijke beschouwings-
wijze maken dat de schrijver ten aanzien van alle belangrijke punten van zijn studie alom bijval zal vinden.”
Alom in
de boekhandel verkrijgbaar
16 ?1aart 1949
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERIGHTEN
207
DE ARTIKELEN
VAN DEZE WEEK.
J.
H.
Lubbers,
Kanttekeningen bij het Ilaagse Protocol.
Het Protocol van de ilaagse conferentie der Benelux-
landen besteedt vooral aandacht aan
dehandels- en ,none-
taire politiek. Op
1 Juli 1949 gaat een ,,voor-unie” in,
die op 1 Juli 1950 zal overgaan in een werkelijke economische
unie. De bepaling, dat maatregelen, die in de economische
Unie zullen moeten worden genomen bij verstoring van
het evenwicht, in het bijzonder zullen worden gezocht in de handelspolitieke sector, betekent wellicht, dat Neder-
land een debetpositie t.o.v. de B.L.E.U. zal mogen af-
dekken .met overschotten t.o.v. derde landen. Vat de
landbouwpolitiek
betreft, worde opgemerkt, dat het te
billijken is, dat de Belgische en de Luxemburgse landbouw
voorshands nog om bescherming vragen. Bij de
investe-
ringspolitiek
mist het Prôtocol enkele gewenste détails.
Als geheel bewijst het Protocol, dat de drie Regeringen
niet eenzijdig de liberale weg hebben ingeslagen.
Ir
V.
J. P. de Bloeq van liuffeler,
De Zuiderzeewerken
sedert de beerijding.
Algemeen bestaat de overtuiging, dat voor onze eco-
noniische toekomst voortgezette industrialisering uit-
komst zal moeten biengen, maar evenzeer, dat de taak
_voor onze industrie, om in de lopende 5-jarige periode
aan ruim 800.000 arbeiders werk te verschaffen en
–
haar
evnredig deel in het tekort op de handelsbalans te dekken, zwaar is. In dit verband w’orde opgemerkt, dat uitbreiding
der agrarische productie de gelegenheid moet scheppen
voor een evenredige verhoging van onze landbouwexport
en voedsel produceren voor ons bevolkingsaccres. Ver-
hoging onzer agrarische productie wordt het sterkst
bevorderd door aanwinning van nieuwe cultuurgrond.
De Zuidelijke’ IJsselmeerpolders zouden bij de huidige
prijsverhoudingan per jaar zeker f 100 mln aan deviezen-
hesparende of deviezenscheppende landbouwproducten
kunnen opleveren.
Dr L. J. Pieters,
Internativnale regimes in het Nederlandse
deltagebied.
Met alsuitgangspunt de Akte van Marinheim, tot stand
gekomen op 17 October 1868, worden in dit artikel een
aantal verlangens ,ontwikkeld t.a.v. de internationale
regimes in de Nederlandse delta. Bij een verzoek tot in-
williging van deze verlangens is tegenstand te verwachten,
o.a. van Frankrijk. Nederland moet daarom zijn wensen
aanhangig maken tezamen met België. Voor deze steun
zal België Nederland’s medewerking vragen vöor de aanleg
van een Antwerpen-Rijnkanaal. Voordat dit kanaal er
zou kunnen komen, dient klaarheid te worden geschapen
omtrent de internationale waterwegenregelingen op Neder-
lands gebied. Een voordeel om tot deze zo gewenste klaar-
licid te komen is de bestaande nauwe samenwerking tussen
België en Nederland.
1)r
W. L. Valk,’
Een index Qan de huizenmarkt.
De samentel1ing van een index van de huizenmarkt
heeft men lange tijd als onmogelijk beschouwd. Toch kan
een dergelijke index worden samengesteld. Begonnen
moet worden met het opstellen van een index van het
netto-rendement van huizen, die op een bepaald moment
worden gekocht. Hiervoor is een analse van alle verkopen
niet nodig; toepassing van de ,,sample”-methode geeft
een bruikbaar beeld. Wel is het zaak, de objecten in ver-
schillende klassen onder te brengen. De grootste moei-
lijkheid zal gelegen zijn in de reductie van het bruto-
rendement (huuropbrengst) tot netto-rendement. Door
inverie van de rendementsindex kan Nvervolgens een
gevoelige curve worden verkregen, die van periode tot
periode een vrij juiste indruk zou geven van wat een der belangrijkste kapitaalmarkten van het land is. Publicatie
van een maandelijkse index zal wellicht voldoende zijn.
SOMMAIRE.
J. ii. Lubbers,
En narge du Protocole de la Haye.
Les problèmes de Ja politique commerciale et moné-
taire forment la plus iniportante partie du Protocble de
Ja Conférence Benelux tenue k La Haye du 10 au 13 mars
1949. 11 sembie toutefois que Benelux sera le plus aifficile
â réaliser dans le secteur agricole. Le protocole proi.ive en
général que les trois Gouvernements ne se sont pas ehgagés
unilatéralement dans Ja voie de l’économie libre.
Ir V.
J. P. (le
Bloeq ‘van Kufïeler,
Les tra9aux du Zuiderzde
depuis la Libération.
Aux Pays-Bas, J’aspiration k l’industrialisatiôn fait
parfois oublier que Ja production agricole également.est
d’une grande importance, tant pour l’exportation que pour
le marché intérieur. Les travaux d’assèchement du Zuider-
zée relèveront considérablement la production agricole.
Les polders méridionaux de l’Ysselmeer, dont les travaux
ne sont pas encore achevés, pourraient produire des devi-
ses jusqu’k eoncurrence de 100 millions de florins. /
Dr L. J. Fieters,
Les régimes internationaux des deltas aux Pays-Bas.
Prenant comme point de départ, l’Acte de Mannheim,
l’auteur développe un nombre de desiderata néerlandais
au sujet de Ja réglementation internationale ds voies
navigables dans les deltas aux 1-‘ays-Bas Pour obtenir
satisfaction les Pays-Bas seront obligés de collaborer
étroitement avec Ja Belgique. De ce point de vue éga-
lement l’idée de Benelux n’offre que des avantages,
Dr
W.
L. Valk, L’index du maiché imnzobilier.
L’auteur préconise une méthode 4 J’aide de laquelle ii
est possible d’établir un index du marché immobilier. Cet
inclèx est très important parce que Je marché immobilier
est un des plus importants marchés de capitaux du pays.
SUMMARIES.
J. H.
Lubbers,
Sonie remarhs on the recent Benelux con-‘
ference.
Problems of commercial and monetary policyare the
main feature of the official statement of the Benelux
conference, recently held at the Hague. It seems, however,
that the greatest difficulties for realising the economie
union are lying in the agricultural field. Generally spoken,
the statement demonstrates that the three Governments have kept dear of one-sided liberalism.
Dr V.
J. P.
dc Blocq van Ruffeler,
The Zuyderzee scheme
after the liberation.
At present the Netherlancfs is striviftg after industriali-
sation. Agricultural production, – however, is also very
important both for the home market and the export
drive. The Zuyderzee ‘viorks may cause a considerable
inerease of agricultural activity. When the Southern
polders are ready, they may bring in sorne fis 100 millions
of foreign exchange.
Dr L. J.
Pieters,
International regimes in the Dutch delta.
The writer, using the Act of Mannhei m as a starting
point, develops some Dutch desideiata with regard to
international regulations of waterways in the Dutch delta.
1f these desires are to be realized the Netherlands has to
cooperate closely with Belgium. In this field too the
Benelux idea wijl brh’vg many advantages.
Dr W. L. Valk,
A housing maricet index.
The writer develops a method for making a housing
market index. Such an index might be very useful because
the housing market is one of the mast important parts of
a country’s capital market.
208
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
16 Maart 1949
KANTTEKENINGEN
BIJ HET HAAGSE PROTOCOL.
in Juni 1948 kwamen de Regeringen der Benelux-
landen op het Château d’Ardenne bijeen ter bespreking
van de mogelijkheden van verwerkelijking van een econo-
mische unie. 1-let overleg leidde tot de conclusie, dat hij
– nader te onderzoeken – verwezenlijking van be-
paalde voorwaarden het- goederenverkeer tussen de
drie landen
oo
1 Januari 1950 zou kunnen worden
vrijgegeven.
Op dit overleg vormt de Jiaagse Conferentie van
10 tot 1
–
3 ‘Maart jl. -een vervolg. Kennisneming van het
Protocol van deze Conferentie – waarvan men elders
in dit nummer een niet-officiële vertaling uit de Franse
taal vindt afgedrukt – leert in de eerste plaats, dat aan
de ,,streefdatum” 1 Januari 1950 niet is vastgehouden.
Men is thans tot de slotsom gekomen dat de voorwaarden
voor een economische unie per 1 Juli 1950 zullen kunnen
w’orden vervuld. Daar staat tegenover, dat per 1 Juli
a.s. een voor-unie” in werking zal treden, gekenmerkt
door een geleidelijke vrijmaking van het onderlinge
goederenverkeer, de systematische coördinatie van de
handels- en monetaire politiek der partners t.o.v. derde
landen, alsook door de voorbereiding van een stelsel,
dat de afsluiting van gemeenschappelijke accoorden moge-
lijk maakt.
Men kn uit deze opsomming van kenmerken de stelling
afleiden, dat in een economische unie vrijheid van onder-
lirrg goederenverkeer ondenkbaar is zonder een gemeep-
schappelij ke, volledig gecoördineerde economische poli –
tiek naar buiten. Tegen deze stelling is mi. niets in te
brengen; zij is zelfs zo logisch, dat men zich kan afvragen,
welke zin het eigenlijk heeft – afgezien van het feit,
dat de jaarallocaties van het Marshall-plan van 1 Juli-
30 Juni d.a.v. lopen – om voor het in werking treden van
een voor-unie” een bepaalde datum vast te stellen.
In het Protocol echter krijgt de ,,voor-unie”, behalve –
formeel, ook materieel inhoud. Immers, teneinde Neder-
land -in staat te stellen het stelsel van de ,,voor-unie” in
te voeren, is de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie
bereid om – t.h.v. de Nederlandse Regering toereikende
credieten te verlenen. Op deze w’ijze hoopt men de vrij-
making van het onderlinge handelsverkeer tekunnen
effecbjeren. Terloops zij. opgemerkt, dat het feit, dat cle
Nederlandse vraag op verschillende punten een toestand
van verzadiging begint te naderen, wellicht zal bijdragen
tot het doen’ verminderen van het invoeroverschot met
België.
1-let ware interessant te verpemen,hoe men zih de vrij-
making van het onderlinge goederenverkeer kwantitatief
denkt men mag echter van een Protocol niet verwachten,
dat het cijfers geeft. Opvallend is inmiddels wel de specifi-
caie, dat hij de keuze der prioriteiten, die aan de ver-
shillende categorieën dei’ vrijgegeven goed eten moeten
worden verleend, enerzijds bijzondere aandacht zal moeten
worden gewijd aan die producten, die van belang zijn voor
de politiek van werkloosheidsbestrijding, welke in de
B.L.E.U. wordt gevoerd, en anderzijds aan de noodzake-
lijke voorwaarden voorhet opheffen van de distributie-
bepalingen en vai de beperkingen op de Nederlandse
mrkt.
rrextiel
is het woord, dat hier met grote letters
tussen de regels te lezen is. Bij de keuze tussen. halffabri-
katei en eiikdproducten zal w’ellicht de overweging gelden,
dat België eerder een teveel, Nederland eerder een te weinig
aan spincapaciteit. heeft
Pei- 1 Juli 1950 zal dan – de reserves, die het Proocol
in deze in acht neemt, zijh betrekkelijk zwak – de ,,voor-
unie” in een werkelijke economische unie overgaan. Dit betekent natuurlijk niet, dat van die datum af het
evenwicht in de onderlinge economische betrekkingen tot
in lengte van dagen verzekerd zal . zijn. 1-let Protocol
bevat in dit verband de belangrijke conclusie, dat maat-
regelen, welke eventueel zullen moeten worden genomen
in geval van verstoring van het evenwicht, in het bijzonder
zullen woi’den gezocht in de handelspo]itieke sector.
Mag hieruit worden afgeleid, dat Nederland, indien het
t.o.v. de andere partners in een debiteurpositie km
ot, in
staat zal worden gesteld, overschotten met derde landen
ter afdekking te gebruiken?
1-let gedeelte.,,i-Iandels- en monetaire politiek”, waaruit
in het bovenstaande enkele punten zijn aangestipt, be-
strijkt ruim 2bladzijden van het 7 bladzijden tellende
Protocol. liet wordt dan onmiddellijk gevolgd door
,,Landbouwpolitiek”; wellicht een aanduiding van de
vraagstukken, welke de conferentie het meëst hoofd-
brekens -hebben gekost?
De harmonisering van de landhouwpolitiek, zo s
–
tellen
de Regeringen vast, zal worden vergemakkelijkt door het
Protocol van 9 Mei 1947, waarbij, zoals bekend, aan de
Belgisch-Luxemburgse landbouw een zekere bescherming
wordt geboden. Wellicht in aansluiting op het feit, dat de
Belgisch-Luxemburgse Economische Unie op agrarisch
gebied niet ,,volledig” is, is het Haagse Protocol hier zeer
algemeengehouden. 1-Jet is – dit worde in het algemeen
vastgesteld – tebillijken, dat de Belgische en de Luxem-
hurgse landbouw, die in verschillende opzichten tegenover
Nederland in het nadeel zijn (bodemgesteldheid, bedrijfs-
voering), voorshands nog bescherming vragen. Het is
echter te hopen, in het belang van de volledigheid der
economische unie, dat zij alle krachten zullen inzetten
om hun achterstand in te halen, 1-let Protocol spreekt dan
ook van de noodzaak van ,,goed geleide bedrijven, welke uit sociaal en economisch oogpunt zijn gerechtvaardigd”,
en van verhoging van de productiviteit van de landbouw
in de drie landen. /
,Sociae politiek” en , ,InvesteHngen” worden vervolgens
in enkele zinnen afgedaan. Vooral wat de investerings-
politiek betreft, waren enige details mi. zeer nuttig ge-
‘eest; over het verschil in rentestand tussen Ned,.erland en België—Luxemburg wordt geen word gezegd, terwijl’
hier toch juist critieke punten liggen, in belangrijke mate
bepalend voor d6 bestaanbaarheid van een economische
unie. Wellicht echter zullen de documenten en gegevens,
welke blijkens de aanhef van het Protocol binnen enkele
weken zullen worden gepubliceerd, opheldering verschaf-
fen.
Ten
‘
slotte zij onder ,,Douaneformaliteiten” aangestipt,
dat de maati’egelen ter vereenvoudiging van grensconti’ôle
op het personenverkeer slechts kunnen worden toegejuicht.
Belangrijk immers vooi’ de toekomst van de Benelux is,
wat de pi.ihlieke opinie er van denkt; men moet. de ge-
middelde burger niet de galegenheid onthouden, de unie aan den lijve te onderviâden.
**
*
lIet Pro’tocbl overziende, bemerkt men tenslotte, dat
de drie Regeringen niet eenzijdig de liberale weg hebben
ingeslagen. Dit blijkt o.a. uit het voornemen om de in-
vesteringen te coöi’dineren, ,,zulks teneinde de hand-
having vah de werkgelegenheid in de drie landen op een
zo hoog en evenwichtig mogelijk peil te verzekeren en
tevens een maximale productie te verwezenlijken”;
bovendien zal men zich blijven bewegen binnen het
kader van de door de O.E.E.C. vastgelegde beginselen. Benelux als, voorloper van een gerichte economie” o.p
Europees niveau? Zo ja, dan komt aan de 1-Jaagse Con-
ferentie historische betekenis toe. –
J. H. L.
16 Maart 1949
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
209
DE ZUIDERZEEWERKEN SEDERT
DE BEVRIJDING.
Na de bevjding was onzeeerste nationale taak herstel
van de oorlogsschade met het doel onze sociale en econo
mische levnsstandaard io shel mogelijk weçler tot een
redelijk peil
oÏ)
te voeren.
Zo was ook hij de Zuideizewerkn herstèl van cle aan-
gerichte schade in de eerste plaats aan de orde, waarbij
gebrek aan materieel, rhaterialen, vervoér en arbeiders
belemmerend werkte. Snel herstel was bij de uitvoering
richtsnoer en bij de reconstructie der werken werd maat gevend hetgeen op een bepaald ogenblik verkrijgbaar of
uitvoerbaar was. –
Tengevolge van weloverwgen beschadigingen aan de
kunstwerken in de afsluiting was het lozitgsvermogen van
het IJsselmeer met
2/
verminderd en waren het wegver-
keer over de afsluitdijk en het scheepvaartverkeèr door
de sluizen gestremd:
In de eerste plaats werd dientengevolge in streken rond
het IJsselmeer onze agrai-ische productie bedreigd door
onvOldoende ontwatering en door belemmerde afvoer van
•het water der iele inundaties tengevolge van te hoge
IJsselmeerstanden. Daarom werden met hèhulp van een
tijdens de oorlog vervaardigde en verborgen noodinstalla-
tie de 10 versperde uitwateringssluizen zo spoedig mogelijk
vrij gemaakt, hetgeen gelukte aleer belangrijke peilsover-
schrijdingen op het IJsselmeer waren ontstaan.
Het landverkeer Noordholland—Friesland werd ten spoedigste hersteld door het leggen van Bailebruggen
over de shuizen te Kornwerderzand on het maken van tijde-
lijke, primitieve wegaansluitingen. Aangezien Holland
buiten het oorlogsgewoel was gebleven, was het van belang
het verkeer naai’ het Noorden des lands ioveel mogelijk
over de Afsluitdijk te leiden
In tegenstelling met onze meeste scheepvaartwegen was
de vaart op het Ijsselmeer onbelemrnerd; voor ierbetering
van ons watertransport was het daarom van groot belang
de doorvaart td Konwerderzand voor de vaart van en
naar 1-Tarlingen vrij te makeh. De kleine 600 töns sluis al-
daar kon snel werkvaardig worden gemaakt en daarom
werd aanvankelijk alles er op gezet om de toogangendaar-
heen vrij te maken. Eerst later konden de grote2.000 tons
sluizen, en wel het eerst die te Kornwerderzand, voorlopig
nog slecht§ gedurende bepdalde perioden, worden gebruikt.
In de eerste helft van 1947 kwamen de laatste herstelwerk-
zaamheden aan cle kunstwerkèn in de afsluiting gereed.
De JVieringei-nieer.
Zoals bekend, had de bezetter kort voor debevrijdingop
twee punten de IJsselmeerdijk van de Wieringermeer op-
geblazen, waardoor deze polder geheel met zoet IJsselmeer-water was geïnundeerd. De beide gemalen waren onbescha-
digd. Althans in het dieperegedeelte van de polder wren
tengevolge van de golfslag practisch alle gebouwen ver-
nield; het viel echter mee, dat de spanten der bedrijfsge-
bouwen (meest van een gelijmde houtconstructie) en de daarop rustende daken goed weerstand hadden geboden
aan de werking van het water. –
Aangezien de houwvoor slechts aan de oppervlakte was
dichtgeslihd en alleen daar zijn structuur had verloren en
ook omdat de grond onder zoet water had gestaan, zodat geen verzilting had plaktsgevonden, werd het landbouw-
kunPg mogelijk geacht, dat de polder reeds in 1946 weder
een oogst zou kunnen opleveren, wanneer in de vooraf
–
gaande winter de grond zou kunnen doorvriezen, zodat de
bovenlaag van de bouwvoor weder voldoende structuur
zou verkrijgen.
liet waterbouwkundige herstelprobleem was derhalve
de polder zo mogelijk voor de winter droog te leggen.
lIet bleek mogelijk de dichting in een zevental weken te volbrengen met een hoeveelheid baggermaterieel, als
gebruikelijk bij het uitbouwen vân een normale polderdijk,
welk materieel inderdaad bijeen te brengen was.. De be-
staande gemale1, die tevoren nog grondig moesten worden
gereviseerd, zouden 7 maanden nodig hebben om na de
sluiting van de dijkhreuken de polder droog te malen, hèt-
geen dan dus tegen het voorjaar voltoald zou zijn, waar-
door waarschijnlijk de oogst van een jaar zouworden ver-
speelcl. liet was duidelijk, dat versnelling der uitvoering
verkregen moest worden door vôrhoging der bemalings-
capaciteit.
Er werd daarom uitgezien naar de opstelling van een
hulphemaling met door Dieselmotoren gedreven plaat-
ijzeren pompen, zoals in 1916 door Werkspooi- wai’en ge-
leverd-voor het droogmalen-van Waterland. lIet was eei
groot voordeel, dat alle voor liet maken van deze pompen
benodigde tekeningen beschikbaar waren en voor het op-
maken daarvan geen tijd behoefde te worden gereserveerd. Het bleef dus de vraag of passendé motoren, het benodigde
plaatijzer voor de pompen met hun toe- en afvoerleidingen
en de vereiste arbeidskracht snel te vinden zouden zijn.
Werkspoqj- bleek 6 geschikte, tijdens de oorlog niet afge-
bouwde scheepsdieselniotoren tijdelijk ter beschikking te
kunnen stellen. Twee pompen van het vereiste type, vOOr
de oorlog voor militaire doeleinden gebouwd en tijdig ver-
borgen, werden teruggevonden, terwijl een door de Duitsers
aangevoerde, maar in een aardewerkfabriek verdwenen
partij plaatijzer voldoende bleek om daarmede de overige
pompen c.a. te construeren. OnUanks hun slechte voedings-
toestand verklaarden de arbeiders van Werkspoor zich
bereid om zoveel nodig door over- en Zondagswerk het
tijdig gereed komen der pompaggregaten te verzekeren, daar-
mede hun offer hrengehd voor de spoedige verbetering van
onze nationale voedselpositie.
De zes hulpbemalingsaggregaten, met een gezamenlijk
vermogen ongeveer gelijk aan dat der bestaande be-
maling, werden vrijwel volgens liet opgestelde tijdschema
geleverd en toen in de eerste helft van Augustus 1945 de
afsluiting der dijkgaten voldoende waterkerend werd
geacht, werd begonnen met het leegnialen van de polder, dat in de eerste dagen van December werd voltooid, juist
voor het invallen van de vorst.
In de polder was het landverkeer spoedigweder mogelijk.
Ten behoeve van de afvoer van water uit iietdrooggevallen
land moesten op talrijke plaatsen watergangen, die waren
opgeslibd, worden geschoond; de drainage fu nctionneerde
als regel spoedig weder.
Naar gelang de polder droogviel, kon dus niet de arbeid
op het land wOrden begonnen en de hoeren hebben daarbij
geen Ogenblik getalmd, al waren de’ omstandigheden,
waaronder gewerkt en geleefd moest worden tengevolge van
vernielde behuizing en inventaris bijzonder moeilijk. In de
overblijfselen der bedrijfsgebouwen werden met behulp van
stroopakken en hout primitieve berg- en woonruimten ge-
maakt, terwijl ook houten noodwonihgen wérden-geplaatst.
Ondanks de moeilijkheden was de gehele polder in het
voorjaar van 1946 ingezaaid en leverde dat jaar een oogst,
die oök Onder normale omstandigheden zeer goed zou zijn
genoemd. – –
Evenals in andere zwaar getroffen gebieden verkeert de
bevolking van de Wieringermeer, wat de gebouwen betreft,
nog in slechte omstandigheden en er zullen nog vele jaren
verlopen eer de thestand in dit opzicht weder normaal
zal zijn. Van de 1.094 woningen waren er 1.000 geheel ver-
nield of zwaar beschadigd: Op1 November 1948 moesten
nog 300 woningen worden herbouwd. Voor de hoofdbe-
drijfsgebouwen en de bijgebouwen bedragen deze cijfers
781, 661 en 248.
Ondanks grote moeilijkheden, maar dank zij db uiterste
krachtsinspanning– van veischillende
–
bevolkingsgroepen
beschikt reeds sedert één jaar na de bevrijding ons natio-
naal inkomen weder over de rijke opbrengst van de 20.000
ha grote Wieringermeer.
Het voorgaande doet -zien, dat bij de uitvoering van
werken in een geheel ontvrihte samenleving de economie
210
S
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
16 Maart 1949
naar een bescheiden plaats wordt teruggedrongen en slechts
enkele algemene richtlijnen aangeeft.
De Noordoostpolder.
Floewel de gaten voor het aanbrengen der springlading
in de IJsselmeerdijk van de Noordoostpolder waren aan-
gebracht, is deze niet opgeblazen en de polder is het lOt
van de Wieringermeer bespaard; herstel van directe oor-
logsschade was dan ook miniem. Verder werken in de
polder was op zichzelf beschouwd dus reeds opbouw, maar
waar door de oorlogshandelingen zo veel cultuurland voor-
lopig verloren was, kan het in breder verband toch als
herstel worden beschouwd. Daarbij kwam nog, dat bij het
maken van de polder reeds grote kapitalen waren geïnves-
teerd en het apparaat voor verdere opbouw aanwezig was,
zodat het economisch niet verantwoord zou zijn geweest,
zelfs in de moeilijke, eerste herstelperiode, de verdere op-
bouw stop te zetteu. Bovendien moestelk mogelijk middel
worden aangegrepen om onze agrarische productie te ver-
groten. .
De moeilijkheden bij het werken in de polder waren
tijdens de bezetting voortdurend toegenomen en bereikten
hun hoogtepunt in 1945. Zeer duidelijk spreekt dit in de
dppervlakte nieuwe eultuurgrond, welke jaarlijks in gebruik
kon worden genomen. In 1941 kon met de ontginning
worden begonnen en van 1942tot en met 1947 waren ach-
tereenvolgens de volgendeoppervlakten nieuw in cultuur
genomen: 2.291, 6.010, 5.648, 2.177, 881 (in ’46), 3.299 ha.
In de laatste twee jaren is de in cultuur gebrachte opper-
vlakte van rond 21.000 lia tot ongeveer 37.000 ha uitge-breid, een oppervlakte dus van reële betekenis voor onze
agrarische productie.
Na de bevrijding was tengevolge van onvaldoende on-
derhoud het in de polder gebruikte materieel in deplorabele
toestand. Materialen voor de uitvoering van werken en
reparaties varen uiterst schaars, het werken met versleten materieel en gebrek dan verkeersmiddelen deed het werk
telkens stagneren; gebruik van onvoldoende hoeveelheden
kunstmest en onvoldoende werkkrachten hij (le cultuur
deden de opbrengsten per ha dalen. De lust, om vanuit kampen in een verlaten gebied zvare pioniersarbeid te
verrichten, was na de bevrijding gering hij de arbeiders,
wier kleding- en voedingstoestand slecht was, hetgeen de
arbeidsprestatie drukte. Niettegenstaande het treffen van
sociale maatregelen bleef het arbeidersvraagstuk voorlopig
nijpend.
Ditis mede een stimulans geweest om de mechanisatie
in het nieuwe gebied zover mogelijk door te voeren, waar-
toe zich een grootbedrijf, zoals hier, gelijk nader zal
blijken, door d6 Staat moest worden geleid, zich bijzonder
leent. De trekkracht is gemechaniseerd in de vo,rm van trekkers van verschillende typen en zwaarten. Voor het
maken der ontwateringswerken van het land, voor de
inzaai en voor het oogsten wôrden op ruime schaal machines
gebruikt. Wanneer 1 ha graan van het land wordt gedorst,
vereist dit 70 manuren, terwijl dit slechts 9 manuren vor-
dert, wanneer van de rnaaidorsmachine gebruik wordt ge-
maakt. In de Noordoostpolder heeft het arbeidersprobleem
door de mechanisatie een geheel bevredigende oplossing
gevonden. liet groot aantal seizoenarheiders, die bij het
niet gemechaniseerde landbouwbedrijf nodig zijn en het grootste deel van het jaar geen normaal emplooi vinden, levert een bezwaar op, dat door mechanisatie zeer wordt
getemperd.
In de polder is een hoofdplaats Emmeloord ontworpen,
die in de toekomst 8.000 è 10.000 inwoners zal hebben, en
verder een tiental dorpen, waarvan het inwonertal zal
variëren van 750 tot 2.000. De ontginningis vanaf het aan-
grenzende oude land begonnen en van daaruit geleid. Zo
spoedig mogelijk zijn echter de toegangswegen naar de
hoofdplaats aangelegd en naar gelang de ontginning voort-
ging, is de leiding der werken daarheen overgebracht, met voorbijgang der tussengelegen dorpen; daarmede is direct
het karakter van het toekomstige hoofdbevolkingscentrum
gemarkeerd en voorkomen, dat sommige dorpen een deel
van de taak van de hoofdplaats tot zich zouden trekken,
waardoor de juiste verdeling der economische functies
tussen de verschillende bevolkingseentra zou zijh verstoord.
liet is gelukt om, naar gelang le ontginning voortsehreed,
de vereiste uitbreiding te geven aan de waterleidings- en
electriciteitsvoorziening, zodat, waar dit nodig is, over
electriciteit en drinkwater kan worden beschikt. Ook de
nodige telefoonverbindingen kwamen tot stand.
Het spreekt wel van zelf, dat het met’ de bouw van
woningen en bedrijfsgebouwen heel wat ongunstiger is
gesteld. lIet vastgestelde uitgifteplan voorziet in de stich-
ting van 1.672 landböuwbedrijven in grootte variërend
van 12 tot 48 ha, terwijl daarenboven 2.500 ha is gereser-
veerd voor fruit en groenteeelt. Wanneer nu wordt be-
dacht, dat op elk bedrijf een bedrijfsgebouw met woning
nodig is, dat verder de vereiste landarbeiderswoningen
moeten worden gesticht en 11 bevolkingscentra moeten
worden opgebouwd, dan ligt het wel voor de hand, dat,
nu meer dan
3/4
van de oppervlakte van de polder in cul-
tuur is genomen, hel onmogelijk was dit gebied normaal
met gebouwen te outilleren. Toch kunnen bedrijven eerst
in pacht worden uitgegeven, wanneer daarop tenminste
het bedrijfsgebouw en een arbeiderswoning, waarin de
pachter voorlopig onderdak kan vinden, zijn gebouwd.
De regel, dat de grond in pacht wordt uitgegeven zodra de
cultuur gëen bijzonder risico meer oplevert, kon dan ook niet worden gevolgd. Voor het eerst konden in het najaar
van 1947 103 bedrijven met een totale oppervlakte vad
ruim 2.700 ha worden uitgegeven en nog ongeveer 1.000 ha
aan nevenkavels; de uitgifte in 1948 bleef beperkt tot 150
ha benevens ongeveer 1.000 ha los land, dat aan boeren
uit het oude land werd verpacht; aan het einde van dit
jaar hoopt men .4.000 ha te kunnen uitgeven.
Nu men verwacht, dat dan tevens de gehele oppervlakte
cultiurland van 44.000 ha ont’gonnen zal zijn, waarvan
dan nog niet .9.000 ha in, pacht zal zijn uitgegeven, is de Staat dus verplicht een bedrijf van ongeveer 35.000 ha te
exploiteren, aangezien de ontgonnen grond niet braak
kan liggen. Om dit mogelijk te maken zijn bedrijven.yan
500 ha gevormd, waarop een bedrijfsleider een normale
boerderij teheschikking heeft. De arbeiders zijn in kampen
gehuisvest. Alen hoopt in S jaar tijd de uitgifte van normale
bedrijven te kunnen beëindigen.
Naast gebrek aan bouwmaterialen en bouwvakarbeiders
leveren de . hoge bouwkosten een groot bezwaar. Deze
laatste zijn in een zo afgeIeg’n gebied extra hoog; zij be-
lopen naar gelang van de grootte van het bedrijf f 2.000
tot bijna f 4.000 per ha. In een polder, die ontgonnen wordt,
kost een arbeider f 5.000 per jaar.
Blijvend is de noodgedwongen oplossing onbevredigend;
er is grote behoefte aan nieuwe bedrijven en voor de land-
arbeider is het leven in kampen op de lange duur onaan-
nemelijk. 1-let zal dus zeker moeten komen tot normale uitgifte van de grond, maar het is de vraag of de huidige
abnormale hoge kosten van bebouwing ooit economisch
verantwoord zullen zijn. De tegenwoordige bouwkosten
zijn nog niet normaal in onze economische verhoudingen
ingeschakeld en zolang dit niet is geschied, zal de verdere
behuizing van de polder slechts ldngzaam voortgang kunnen vinden.
Wat de bevolkingskernen betreft, zijn alleen in de hoofd-
plaats Emmeloord enige honderden definitieve wopgen
gesticht, terwijl verder op enigepunten semi-permanente
w’oningen zijn verrezen. Arken en barakken dienen verder voor bewoning.
Landaanwinning en economisch herstel; Zuidelijke Polders.
Na herstel van de ernstigste oorlogsschade kwam onze
economische opbouw aan de orde, noodzakelijk tengevolge
van onze verarming, waarbij een passieve handelsbalans
niet meer mogelijk blijft, en van onze sterke bevolkings-
16 Maart 1949
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
211
toename, die gevoed moet worden en werkgelegenheid
moet vinden. Algemeen is de overtuiging, dat voortgezette
industrialisering hier
–
uitkomst zal moeten brengen, maar
evenzeer, dat de taak voor onze industrie om in de lopende
5-jarige periode aan ruim 300.000 arbeiders werk te ver-
schaffen en haar evenredig deel in het tekort op onze
handelsbalans te dekken, zeer zwaar is. En die taak zou
nog aanzienlijk worden verzwaarcl, wanneer niet de land-
bouw voor verhoging van onze agrarische productie zorg
droeg. De landbouw toch placht ongeveer
1/
van onze
export te leveren en brengt het grootste deel van het
voedsel voor onze bevolking voort. Uitbreiding der agrari-
sche productie moet dus de gelegenheid scheppen voor een evnredige verhoging van onze landbouwexport en voedsel-
produceren voor ons bevolkingsaccres; geschiedt dit laatste
niet, dan zal meer voedsel moeten worden geïmpôrteerd
en de taak van de industrie hij het slüitend maken van onze handelsbalans Worden verzwaard. De Zuidelijke
IJsselmeerpolders zouden bij de huidige prijsverhoudingen
per jaar zeker 100 millioen aan deviezenbesparende of
deviezenscheppende landbouwproducten lui nnen opleveren.
T-her is geen sprake van een controverse tussen industrie
en landbouw; beiden zullen het hunne moeten bijdragen
voor onze verdere nationale opbouw.
Door mechanisatie en rationalisering der bedrijven
wordt verhoging van onze agrarische productie ernstig
nagestreefd, maar door aanwinning van nieuwe cultuur-
grond vordt deze toch het sterkst bevorderd. Daarbij komt,
dat vervorming van bestaande bedrijven altijd zekere
moeilijkheden en weerstanden opwekt, terwijl nieuwe grond
geheel volgens de moderne inzichten van de landbouwtech-
niek kan worden ingericht en daardoor -het meest econo-
misch in het gebruik is. De bedrijfsuitkomsten in de
Vltieringermeer zijn gunstiger dan die van de beste bedrijven
in het oude land.
In ons nationaal opbouwprogramma past dan ook on-
getwijfeld het winnen van nieuwe cuituurgrond en de Z.-
polders in het IJsselmeer bieden daartoe de iii de eerste
plaats aangewezen, gelegenheid.
liet is duidelijk, dat kort na de be
–
,’rijding aan de uit-
voering van een zo groot landaanwinningswerk niet te
denken viel; er heerste toen een tekort aan materialen en
arbeidskrachten, waardoor het noodzakelijk herstel der
oorlogsschade werd belemmerd. Bij de opbouw moest de
industrialisering op het eerste plan worden gebracht; de daarin gestoken kapitalen zijn op korte termijn efficiënt
en het is nodig zo snel mogelijk met onze industriële pro-.
ducten op de w’ereldmarkt te komen. Toch moet, gelijk
hiervoor is betoogd, in ons totale opbouwprogramma aan
landaanwinning haar plaats worden ingeruimd.
Bij de behandeling van opvolgende begrotingen van het
Zuiderzeefond.s heeft de Regering steeds te kennen gegeven,
dat voortzetting der inpolderingen in het Ijsselmeer niet ondernomen kon worden in de tijd van het eerste nood-
herstel van Nederland, waarin wij in de grootste moeilijk-heden verkeerden, maar dat dit uitstel voor haar geenszins
afstel betekende; steeds werden dan’ ook posten voor
voorbereiding der werken uitgetrokken.
In de Memorie van Toelichting op de ontwerpbegroting
voor het Zuiderzeefonds voor het dienstjaar 1949 werd medegedeeld, dat de toestand van ‘s lands financiën het
in uitvoering nemen van verdere inpolderingen in het
Zuidelijk deel van het Ijsselmeer in 1949 niet toeliet, in
verband waarmede slechts bedragen ten behoeve van de
voorbereiding dier werken werden uitgetrokken.
Naar aanleiding van deze mededeling heeft de Neder-
landse Vereniging voor Landaaninning een nota betref-
fende de voortzetting der land aanwininng gezonden aan
de Regering en de Staten-Generaal
1).
Daarin wordt in de
eerste plaats opgemerkt, dat de mededeling de indruk
.1)
Door het secretariaat der vereniging, Raamweg 25-27,
‘s-&ravenbage, worden op aanvrage gaarne exemplaren van deze
nota verstrekt.
w’ekt, dat de omvangrijkste landaanwinning als een op
zichzelf staand werk wordt beschouwd, alleen gezien binnen
het kader van het staatsbudget en,waarvoor toevallig op
dit budget geen fondsen meer overbleven. Op deze wijze
wordt deze landaan’.vinning niet in het juiste licht be-
schouwd; zij vormt een onmisbaar element in onze natio-
nale opbouw en de economische wenselijkheid der uitvoe-
ring mag derhalve niet uitsluitend worden bezien in het
kader van de mogelijkheden, welke bij de gewone staats-
middelen in een bepaald jaar overblijven, maar dit moet
geschieden’ in het kader der investeringenvoor de gehele
economische opbouw van ons land. Dat het hier toevallig
een i nvesteringsobject betrof t, waarvan de financiering
met overheidsgeld geschiedt, mag in principe geen verschil
maken. In de nota wordt verder o.a. betoogd, dat uitvoering
van het grootste landaanwinningsplan, dat thans voor
uitvoering in aanmerking komt, nI. een onderdeel van de
orde van grootte als de N.O.-polder, per jaar slechts on-
geveer 1 pCt zou vorderen van de jaarlijkse investering
voor onze opbouw, door het Centraal Plan Bureau voor de
lopende 5 jaarlijkse periode op f1,8 milliard gesteld. In
dit licht bezien kan volgens de nota bezwaarlijk w’orden
volgehouden, dat thans voortzetting der landaanwinning buiten de financieringsmogelijkheden van ons nationaal
opbouwprogramma zou vallen of op merkbare wijze onze
noodzakelijke industrialisering zou belemmeren – Zo goed
als de kapitalen voor industrialisering worden gevonden,
zullen ook die voor landaanwinning in onze nationale
economie moeten worden aangewezen. Slechts op die wijze
kan uiteindelijk een gezond economisch bestel worden ver-
kregen, dat een zo b’reed mogelijke basis moet bezitten
om bij conjunctuurschommelingen zo veilig mogelijk te
zijn. De landbouw is steeds een belangrijke pijler voor die
basis geweest en zal dit in zo sterk mogelijke mate ook in
de toekomst moeten blijven, maar dan is nieuw land, dat
zo spoedig mogelijk beschikbaar moet komen, nodig. Tot
zover enkele opmerkingen uit de Nota van de Vereniging
voor Landaanwining.
Intussen is hij de Memorie van Antwoord betreffende de
Zuiderzeebegroting voor 1949 het volgende medegedeeld
met betrekking tot de voortzetting der inpolderingen.
Teneinde de voorbereidende werken krachtiger ter hand
te nemen en – nadat de nodige beslissingen zijn genomen
– nog dit jaar aan de waterhouwkundige werken een begin
van uitvoering te kunnen geven, is het betreffende artikel
met f900.000 verhoogd; hierbij wordt er van uitgegaan,
dat in 1950 de
,
inpoldering met kracht zal worden voortge-
zet. Uit een oogpunt van landaanwinning gezien, stemt dit
besluit van de Regering tot grote vreugde, al vérpt de
tussenzin aanvankelijk nog, enige schaduw.
Bij de behandeling van de begroting voor 1948 sprak
de Minister de hoop uit in dat jaar een aantal beslissingen
van vèrstrekkende betekenis voor de plannen te kunnen
nemen, hepaaldelijk omtrent de vorm en de volgorde van
uitvoering der polders. De Minister dacht terzake het advies
van de Zuiderzeeraad in te winnen, waarvan benoeming
van nieuwe leden binnenkort kon worden .tegemoet gezien.
Een jaar later. hadden deze benoemingen nog niet plaats
gehad
2)
en waren derhalve evenmin de belangrijke beslis-
singen, nodig om tot het uitwerken der plannen en de eerste
voorbereidingen voor de uitvoering te komen, genomen.
Vertraging in de uitvoering der aanloopwerken, waarvoor
thans gelden beschikbaar komen, kan hieruit voortvloeien,
met het gevaar, dat het volgend jaar niet aanstonds in het
daarvoor aangewézen werkseizoen de uitvoering met
kracht ter hand zal kunnen worden genomen.
De Minister rekent, dat met de uitvoering der water-
bouwkundige werken en de ontginning van een polder van
ongeveer 50.000 ha 12 jaar gemoeid zullen zijn en dat
7 è 8 jaar na het krachtig begin der werkende eerste droog-
gevallen grond ,in cultuur kan worden genomen.
-) Inmiddels hebben deze inderdaad plaats gevonden.
h
212
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
16 Maart 1949
Gerekend wordt, dat de verdere behuizing van cle N.O.-
polder nog S jaar zal eisen, waarbij dan gemiddeld per jaar
250 bedrijven-en 500 woningen moeten worden gesticht.
Gelukt dit, dan zou dit bouwbedrijf juist aansluitend in de
nieuwe Z.-polder kunnen worden voortgezet, maar zelfs
clan zal ook daar achterstand in de uitgifte ontstaan, zodat
ook hier het systeem van Staatsbedrijven van 500 ha nog
wel weer toepassing zal vinden.
Teneinde enig inzicht in de orde van grootte der
kosten te geven, zou ik op grond van de ervaring-in
de NO-polder_verkregen, en rekening houdend- met het
huidige prijsniveau, de waterbouwkundige werken voor een polder van 50.000 ha op 260 millioen willen stellen
en die van ontginning en de inrichting van, bedrijven
van 500 ha
01)
f 2.000 -per ha of 100 millioen. Stelt
men, dat gedurende de laatste jaren de vooroorlogse
exploitatie f 500 per ha oplevert, dan zouden de totale-
aanlegkosten op 310 millioen 0ff 6.200 per ha komen.
De kosten van ‘volledige behuizing zijn thans op wel-
licht 150 millioen te steUeri. De vermelde Memorie
van Antwoord ‘zegt, dat het wel duidelijk’ is, dat
voor het verwezenlij ken van het hehu izingsplan bij zondere
financiering, als misschién in het kader van het Marshall-
plan mogelijk, nodig zal zijn. hier wordt gewezen op’
een oplossing, die zekei geacht moet worden, tot de
realiteitn te hehorén, immers landaanwinningstrekt met
grote zekerheid tot blijvende verniming van onze natio-
nale productie, iets wat door de Marshall-hulp’ wordt nage-
streefd, en veJg’oting van-onze oppervlakte cultuurgrond
met uiteindelijk 10 pCt is een gedaqhte, waarvoor de Atne-
rikaanse geest zelcer ontvankelijk is. Wanneer de bouw–
kosten van een poldei’ of althans een deel daarvan met
zgn. ,,grats” zouden kunnen worden gefinancierd, dan
zou daarvoor,00k de rentelast, vervallen, die anders gedu-
rende de bouwperiode de kostprijs van de nieuwe grond verhoogt met wellicht 40 pCt.
Over de te verwachten opbrengst van de te winnen
grond laat de Memorie van Antwoord zich niet uit. rI
oc
h
mag wel worden aangenomen, dat hij de voorlopige exploi-
tatie per ha een jaarlijkse opbrengst-van f1.000 aan devie-
zenbesparende of deviezenscheppende landbouwproducten
wordt verkregen en een netto-opbrengst van wellicht f300,
terwijl bij behuisd land aan’een prachtprijs van f 200 S
f 250 per ha kan worden gedacht.
Er bestaan thans nog zo vele onzekere factoren, dat
de uiteindelijke kostprijs van de nieuwe grond niet met’
zekerheid kan woi’den voorspeld; voormelde cijfers tonen
echter aan, dat hoge aanlegkosten reeds door de private
waarde van de nieuwe grond zullen worden gedekt en dat
met liet oog op de natiofiale waarde van de aanwinsl daar-,
van het besluit om tot liet maken van een dci’ Z.-polders over te gaan zeker verântwoord kan worden geacht. Een
nieuwe periode van krachtige voortzetting der, Zuiderzee-werken is hiermede ingeluid.
I
–
‘s-(i-ravinhage.
Ir V. J. P. flE BLOCQ VAN KU IF’ELER.
INTERNATIONALE REGIMES IN HÈT’
NEDERLANDSE DELTAGEBIED.
Ieder Nederlander is min of meer vertrouwd met onze
statig stromende grote rivieren en met het schouwspel
van de eb- en vloedstanden aan onze kust; minder ver-
trouwd is men echter met het afnemend en wasend getij
van internationalisme, dat zijn neerslag vond in de regimes,
die voor onze rivier
:
en zeem.onden gelden. In dit artikel
zal worden getracht om de huidige toestand wat betreft.
de Rijn, de Schelde en de deze beide verhindende tussen-
wateren op te helderen. –
Voor het Nederlandse deltagebied is in de allereerste
plaats van belang de Wener Congresakte van 1815,
waarin een omschrijving vodt gegeven van internationale
rivieren, waarop de vaart vrij zou-zijn. Internationaal vaii
het punt af, waarop zij bevaarbaar werden zouden de
rivieren zijn, die twee of. meer Staten scheidden of door-
kruisten. Reeds vOSr de eerste wereldoorlog en in nog
veel sterkere mate daarna was men er echter op uit om een
aantal rivier’en te internationaliseren, waarbij men deze
term het beste kan karakteriseren als het opleggen.van be-
paalde regimes aan overwonnenen, het scheppen van geheel
of gedeeltelijk autonome rivierencommissies en het, toe-
– lat’en, van niet-oeve’rstaten. Volgens de definitie van het
Wener Congres zijn de Rijn en de Westerschelde inter-
nationaal, de tussenwateren echter niet. –
In de periode direct na de eerste wereldoorlog, waarin
,het internationalisme met meer of minder eerlijke be-
doelinen luide, werd beleden, werd in het Pact van de
Volkenbond in art. 23e bepaald, dat er een algemeen
internationaal waterwegenstatuut Zou worden geschapen,
een stStuut waaraan de Vredescônferentie te Parijs wegens
tijdnood- niet was toegekomen. Op 20 April 1921 kwam-in
Barcelona dit statuut inderdaad tot stand. Internationaal
zouden voortaan zijn- behalve:
•
1. de internationale’ rivieren volgens de o’nischi’ijving
van het Wener Çongres;
-,
dè rivieren, waarvoor reeds een intertiationale com-
missie bestond, zoals de Rijn, de Donad of de Congo;
met toestemming van de oeverstaten ook andere
• waterwegen zoals kanalen;
de zijrivieren, doch alleen die, welke twee of meer
Staten cheidden of doorkruisten, en
de laterale kanalen, die gegraven werden om aan de
gabreken van een internationale waterweg tegemoet te
komeii.
Aangezien een dergelijk wereldomvattend waterwegen-
statuut noodzakelijkerwijs in sterkere mate beïnvloed
werd door de minder ver ontwikkelde internationale
i’egelingen voor bepaalde rivieren dan dooi’ de verst voort-
geschreden intei’nation ale regimes, betekende de Conventie
van Barcelona in vele gevallen; van internationaal stand-
punt uit bekeken, een stap terug
1
). Niet daarom echter,
maar voornamelijk vanwege artikel 10, waarin een aantal
belangrijke beginselen van rivierenrecht pêle mêle w’erden
afgedaan, ratiflceerde Nederland de Conventie niet, en
aangezien deze slechts zou gelden voor die ‘landen, die
geratificeei’d hadden, is het Statuut van ‘Barcelona nimmer
van krhcht geweest in de Nederlandse delta. liet Statuut
is thans alleen nog als historisch interpretatiemateriaal
van belang, en ecn tweede poging om een internationaal
regime voor alle
–
rivieren ter w’ereld op te stellen is sinds-
dien niet meer ondernomen, liet Charter van San Fran-
cisco geeft er ook in-tegenstelling tot het Volkenbondspact-
‘geen speciale opdi’acht meer voor. Iii dit geval is het getij na de tweede w’ereldobrlog veranderd.
Bestaat er dus op het ogenblik geen
–
algemene regeling, –
afzonderlijke regelingen voor de Rijn de Schelde en de
tussen
–
wateren bestan er wèl. De oorsprong van het huidige
regime op de Rijn vindt men in de Rijnreglementen,
• welke na de Napoleontische oorlogen in – Wenen werden
opgesteld, doch pas in 1831 werd bij de Conventie van
Mainz het regime 6pgetrokken, dat na vele wijzigingen
en veranderingen tot op de huidige dag staande bleef.
In Mainz werd op de Rijn de vrije vaart tot in zee aan de
oeverstaten gegarandeerd, de stapelrechten werden af-
geschaf t, doch gehandhaafd bleven de scheepvaartrechten.
Nederland schafte deze in 1850 onder Thorbecke. uit
eigen beweging af..
De Mannhejme,’ Akte.
De regelingen van Mainz wérden op 17 Octôber 1868
uitgebreid en vervangen door de Conventie van Malin-
‘) van
Eysinga, Les fle5’es et canaux indernationaûx. l3ibl.
Visseriana II, J)lz. 137.
–
16 Maart 1949
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
213
heim, de zgn. Mannheimer Akte. Bij deze Akte kwam er
vrijheid van scheepvaart op de Rijn voor schepen van alle
naties. Om als Rijnschipper te worden toegelaten werd
echter een zgn. schipperspatent vereist, waarvoor men
een gekozen domicilie moes,t hebben in een oeverstaat.
1-let voorbeeld, dat Nederland in 1850 gaf, werd door de
andere oeverstaten gevolgd en alle scheepvaartrechten
werdèn afgeschaft. –
Na de eerste wereldoorlôg wilden de toenmalige geallieer-
den een zo gunstig mogelijk regime op de Rijn scheppen.
In het Verdrag van Versailles, dat de Akte van Mënnheim
handhaafde, wordt bepaald, dat voortaan geen enkel
onderscheid meer gemaakt zal worden tussen schepen van
Rijnoeverstaten en van ander6 naties. Bovendien werd er
een wijziging gebracht in de Centrale Commissie voor de
Rijnvaart, welke sinds de Conventie van Mainz regelend
optrad bij de vaart op de rivier. De bedoeling van de
geallieerden was eerst, om in het Verdrag van Veisai1les
een algemeen water’wegenstatuut op te nemen, dat dan
meteen van toepassing zou zijn op de Rijn, waarbij Neder-
‘land, dat geeii partij was te Versailles, eventueel gesteld
dreigde te
,
worden voor het fait accompli van een wijziging
van het Rijnregime. Aangezien de Vredesconferentie
echter niet op tijd gereedkwam met haar taak, werd de in
het vooruitzicht gestelde algemene regeling pas in 1921
in Barcelona gemaakt en bedong Nederland bij de Proto-
collen van 1921 en 1923, waarbij het toetad tot de Rijn-
bepalingen win het Verdrag van Versailles, de nodige
waarborgen tegen een wijziging van het regime op de Rijn,
waaraan het zelf niet meegewerkt zou hebben. Nederland
bedong namelijk, dat het op dezelfde voet als de geallieer-den mede zou werken ,,è l’établissement d’une convention
générale”; aangezien de algemene Conventie van Barcelona
door Nederland wel med-uitgewerkt, doch niet door
ratificatie geldend werd gemaakt, kon het Statuut van
Barcelona niet in w’erkiiig treden, op de Rijn
2).
Dit be-
tekende het einde van de manoeuvre om via artikel 354 van het Verdrag van Versailles en de daarin aangekon-
digde Conventie van Barcelona buiten Nederland om een
wijziging te brengen in het Rijnregime. Andere waarbor-
gen, die Nedrlrid zich bedong, waren een betere ver-
‘tegenwoordiging in de Centrale Commissie voor de Rij n-
vaart (3 leden in plaats van 2) en de bepaling dat de be-
voegdheid van deze Commissie, die zich alleen zou uit-
strekken tot de conventionele Rijn d.w’.z. de Rijn, de Lek
tot Krimpen en de Waal tot Gorinchem, zonder Nedër-
lands toestemming niet zou kunnen worden gewijzigd.
Nederland wist zich staande te ‘houden tegen het inter-
nationalistisch getij,- dat onze delta hinnenstroomde –
doch met moeite.
Men moet dit getij echter ook weer niet voorstellen als
een soort intern ation alistische St. Elizabethsvloed; Want,
hoewel het systeem van 1 vertegenwoordiger en 1 stem
‘per oeverstaat in de Centrale Commissie werd afgeschaft
en vervangen werd door een toekenning van meervoudig
stemrecht, ook aan niet-oeverstaten als Engeland en
Italië, bleef uitdrukkelijk gehandhaafd, dat alleen die
besluiten van de Centrale Commissie, waarvoor de Neder-
landse vertegenwoordigers hadden gestemd rechtskracht
zouden hebben op Nederlands w’atergehied (art. 46
Mannheimer Akte, Protocol van 1923).
in 1936 verwachtte men, dat de Akte van Mannheim
zou worden afgelost door de zgn. Akte van Straatsburg,
welke Nederland echter niet kon aanvaarden vanwege de discriminatie, die het ondervond bij de toepassing van de
,,surtaxe d’origine et d’entrepôt”. Deze vormen, zoals
bekend, een extra-belasting van goederen, niet ingevoerd over Franse zeehavens:In 1919 was België met de Franse
havéns voor wat betreft de niet-toepassing van deze
surtaxe gelijk gesteld. Beschouwde Nederland de surtaxe
reeds als een inbreuk op de vrijhe’id engelijkheicl op de
– ‘) Struycken,
eraflderjngeli ln het Rijnregirne, blz. 25
Rijn, deze extra discriminatie ten voordele van Antwerpen
deed Nederland besluiten geen modus vivendi of nieuwe
akte te tekenen, zolang hieraan geen einde zou zijn ge-
maakt. Zulks geschiedde bij het Belgisch-Frans-Neder-
lands accoord van 3 April 1939, waarbij Nederland zich
verplichtte de modus vivendi, resp. de herziene- aktQ te
aanvaarden. Kort daarop brak echter de oôrlog uit. .
Tot 1936 golden op de Rijn:
vrijheid van scheepvaat Van Bazl af tot ‘in zèe;
gelijke behandeling iran schepen van allé vlaggen;
niet-belastbaarheid.
In November 1936 echter, tden de andere leden van de
Centrale Commissie juist een modus vïvendi, buiten
Nederland oni, hadden gesloten om het nieuwe regime
van Straatsburg op de Rijn in te voeren, werden de be-
palingen van het .Verdrag van Versailles betreffende de
waterwegen.in
Duitsland en de daarop berustende-inter
nationale rivierenregimes, zoals de Mannheimer Akte, door
Duitsland opgezegd en de volmachten van de Duitse ge-
– delegeerd en in de internationale rivierencommissies, steu-
nend op het Veidrag van Versailles, vervallen verklaard.
De nu vol
g
ende verwarring was groot. Duitsland stelde
zich op het standpunt, dat de geldende vrijheid van vaart
en het pi-incipe van de gelijkheid van behandeling voor
alle schepen gehandhaafd konden blijven, onder het beding van wederkerigheid, doch thans op grond van de eenzijdige
wilsverklaring van het Derde Rijk.
De huidige situatie.
Thans,
1
na de tweede wereldoorlog, zal degene’, diemen
vraagt naar de huidige stand van het Rijnregime, daarop
evenmin als tussen 1936 en 1939 gemakkelijk een antwoord
kunnen geven. De eerste kwetie, welke dient te wôr’den
opgelost, is de invloed van de Duitse opzeggingeh in
1936 en van de tweede wereldoorlog op het Verdrag van
Versailles en de gewijzigde Mannheirner Akte. Eenzijdige
opzegging door een Staat doét eën verdrag niet ipso facto
vervallen, het geeft echter aan de wederartij het recht
om het verdrag eveneens op te zeggen. Tot 1939’werd het
Verdrag van Versailles door de wederpartij niet opgezegd,
doch in de oorlogsverklaring van September 1939 van
Frankrijk en Engeland aan Duitsland kan men implicite
een wilsverklarïng zien om de in Versailles geschapen
rechtstoestand te beëindigen. Men kan echter ook vast-
stellen, dat het Verdrag van Versailles dooi- de tweede
wereldoorlog is vervallen en men komt daarmee terecht
in de uiterst lastige materie van de invloed van eeii oorlog
,op de geldigheid van verdragen. In het algenien ivordt
aangenomen, dat een oorlog verdragen tussen twee statén,
die elkaars vijanden’ worden, doet vervllen
3).
Dit geldt
echter niet voor alle verdragen, o.a. niet voor cbllec tieve ver-
dragen, die voor de duur van de oorlog worden geschorst.
De vraag is, of
.
– het Verdrag van Versailles een ‘éollectièf
verdrag is ondanks het feit, dat het door meer dân twee,
partijen werd gesloten. In feite werd het verdrag dor
twee partijen gesloten, Duitsland enerzijds, de geallieerden
anderzijds, terwijl bij een -collectief verdrag een aantal
partijen optreden, op ivier meervoudige wilsverklaringen
het verdrag berust. Hieruit volgt, dat hôt Verdrag van
Versailles wederzijds beëindigd of vervallen is, vervallen en
niet géschorst: De kwestie van het verval en de schorsing
van verdragen door oorlog is ‘ângetwijfeld te gecompliceerd
om in het bestek -van dit a’tikel bevredigend te wor-
den opg1ost. Meh denke aar de bij ‘Versailles. verkregen
rechten van derden
,
als bijv. Zwitserland. Evenmin be-
vredigend echter is de oplossing vaii de bevelhebbers van
de Britse en Franse bezettingszônes in Duitsland, die in
hun verordeningen
–
nos 65’en 73 de opzegging van het
Verdrag van- Versailles en – de gewijzigde Mannheimer
Akte door Duitsland in 1936 implicite van nul en gener
‘)
François, Handboek van liet Volkenrecht, deel I blz, 346.
n
S
214
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
16 Maart 1949
waarde hebben verklaard
4).
Een bezettingsautoriteit kan
geenszins bevoegd worden geacht om een dergelijke.ver-
andering aan te brengen in de internationale status van
een overwonnen land.
1-letheef t voor Nederland ook geen zin om zich gebonden
te blijven achten aan de Rijnbepalingen van het vervallen
Verdrag van Versailles, tot welke het hij de Protocollen
van 1921 en 1923 toetrad. 1-let Rijnregime tot 1919 was
volgens getuigenis van vele schrijvers bevredigend en de
wijigingen in 1919 werden geenszins door Nederland ge-
wdnst, integendeel; het streven van ae Centrale Commissie
voor de Rijnvaart om haar bevoegdheden uit te breiden,
waartegen Nederland zich na de wijzigingen van 1919
moest verzetten, is door ons steeds als een onjuiste om-
buiging van de grondbeginselen van de Mannheimer
Akte van 1868 beschouwd. Eén van die beginselen was
een Centrale Commissie, die vrijwel geen autonome positie
zou innemen zoals de thans verdwenen Donaucommissies.
Het is de vraag, of men zich er thans in Nederland wel
voldoende rekenschap van heeft gegeven, dat de rechts-
toestand, die ontstond tengevolge van concessies, die ver- –
den gedaan onder de druk van het internationa]istïsch
getij, vervallen of althans uiterst dubieus geworden .is. Dat wij al geprejudicieerd hebben op one positie thans;
valt af te leiden uit het feit, dat Nederland 3vertegen-
woordigers naar de na-oorlogse zittingen van de Centrale
Commissie in Straatsburg zendt (volgens art. 355 Verdrag
van Versailles en ton 3e Protocol van 1921) en niet 1 zoals
dat zou behoren volgens de Akte van Mannheim.
Er rest nôg een laatste vraag omtrent het huidige Rijn-
regime. Wanneer het Verdrag van Versailles verviel, is
dan ook de Mannheimer Akte niet vervallen? De Conventie
van Mannheim was een collectief verdrag, dat door de
oorlog wel geschorst werd, doch dat niet teniet ging. Bij
het komende Vredesverdrag zal het voor Duitsland even-tueel uitdrukkelijk gehandhaafd behoren te worden, zoals
dat te Versailles eveneens geschidde met een aantal
collectieve verdragen. Behalve Duitsland, is het onderling
tussen de andere ondertekenaars, steeds van
–
kracht
gebleven. Wil men mitsdien zich enig licht verschaffen
omtrent de huidige stand van het internationale Rijn-
regime, dan dient men aan te ndben, dat thans alleen nog
geldt de Mannheimer Akte van 1868. Wil men dit niet
aannemen, dan dient ons streven er in ieder geval op gericht
te zijn om de geest van de Mannheimer Akte en niet die
van Versailles, levend te ho.uden op de Rijn.
Het Schelderegime.
Is het Rijnregime weinig vastomlijnd op het ogenblik,
hetzelfde kan niet worden gezegd van de regelingen voor’
de Westerschelde. Het scheid.ingsverdrag van 19 April
—
1839 tussen Nederland en België vormt hier de sedes ma-
teriae. De Algemene Bepalingen van de Wener Congres-akte werden in 1839 overgenomen er zou vrije doorvaart
zijn van en naar Antwerpen, er zou geen douane-onderzoek
plaatshebben voor schepen in transit; Nederland zou de
vaargeulen op diepte houden en het loodswezen kwam on-
der gezamenlijk toezicht. Scheepvaartrechten werden nog
tot 1863 op de Schelde geheven.
In 1919 eiste België, onder de indruk van de overwinning
op Duitsland, een algehele revisie van het Verdrag van 1839. De Belgische territoriale eisen gingen zover, dat
Nederland er onmogelijk aan kon voldoen, en in 1921
vonden de onderhandelingen een vborlopig einde, aange-zien het Wielingenvraagstuk een hinderpaal vormde voor
overeenstemming.
Waarschijnlijk heeft er nimmermeef’ zoveel belangstel-
ling voor het buitenlands beleid in ons land bestaan als
in 1925, toen het Verdrag van 3 April 1925 met België door
de Tweede Kamer aanvaaM, doch door de Eerste Kamer
) Verordnung Nr. 65 betr. Rheinschifîahrtsgerichte Mii. Regierung
Deutschianci Brit. Kontroilgebiet. Verordnung Kr. 73 der franzôsische
Miiitârregierung über die Errichtung von Rheinschiffahrtsge-
richten.
werd
–
verworpen. In zekere mate parallel aan de pogingen
om de Centrale Commissie voor de Rijnvaart meer bevoegd-
heid te geven, werd er in het Verdrag van 1925
een
rivier-
commissie voor de Schelde ontworpen, die voornamelijk
rekening moest houden met de scheepvaartbelangen op
de Schelde en pas
,
daarna met de waterstaatsbelangen;
Een arbitragecommissie werd voorzien, terwijl de kosten-
verdeling van de verbetering van de Schelde nog nader
overeengekomen zou worden, d.w.z. hieromtrent was niets
geregeld. Onaainemelijk voor Nederland was echter ook,
dat de politie en justitie voor schepen in transit aan ons
werden onttrokken, hetgeen in strijd was met art. 6 van
het Statuut van Barcelona.
Na de verwerping van het Verdrag op grond van het
onaannemelijke Schelderegime en van het Moerdijkkanaal,
werd nog tot 1934 verder onderhandeld. In dat jaar werden
de onderhandelingen niet meer voortgezet. Het Schelde-
regime is thans nog steeds gebaseerd op het Verdrag van
1839 en de nadere verdragen van 1842 en 1843 tussen
Nederland en België. Het verdient aanbeveling om thans,
nu Nederland en België in een zo veel nauwer contact
zijn getreden- dan vroeger,
–
het Schelderegime van 1839 –
in die geest te herzien, dat het karakter van servituut op
Nederlands gebied tengevolge van het vrijwel uitsluitend –
Belgische belang bij de scheepvaart, verdwijnt. Daarvoor
in de plaats moet een regeling komen, waarbij het karakter
van gemeenschappelijke rivier met scheeps- zowel als
waterstaatsbelangen duidelijker tot uitdrukking komt. In
gemeenschappelijk overleg dienen de heide Benelux-
partners hun maatregelen te treffen, terwijl een even-
redige verdeling van onderhoudskosten dient te worden
gemaakt. –
De fussenwate,en.
Een voor buitenstaanders ware doolhof van waterwegen
verbindt de Rijn met de VTesterschelde, de zgn tussen-
wateren 1-let internationale regime., dat op deze wateren
geldt, is gedeeltelijk gebaseerd op het Rijnregime en ge-
deeltelijk op de Schelderegelingen. In 1831 zou in Mainz
de vrije vaartop Antwerpen gegarandeerd worden aan de
Rijnoeverstaten, doch toen de Belgischëopstand uitbrak
liet Nederland op het laatste ogenblik Antwerpeii uit het verdrag schrappen. Van Belgische kant werd er tot 1842
naar gestreefd om vrije vaart te krijgen naar de Rijn.
Vanaf 130 werd er achtereenvolgens in de ,,Bases de Sé-paration”, de 18 artikelen, de 24 artikelen en het ,,Thème
Palmerston” naar gestreefd om overeenstemming te be-
werkstelligen tussen Nederland en België, hetgeen ten-
slotte in het Verdrag van 1839 werd bereikt. Het met
betrekking tot de tussenwateren belangrijke artikel IX
paragraaf 5 luidt als volgt: ,,Il est également convenu que
la navigation des eaux intermédiaires entre l’Escaut et
le Rhin, pour-arriver d’Anvers au Rhin, vice et versa,
restera réciproquement libre et qu’elle ne sera assujettie
qu’t des péages modérés, qui. seront provisoiremeat les
mêmes pour le commerce des deux pays”. België meende
bij de onderhandelingen voor het aanvullend verdrag van
1842, dat bij dit artikel niet alleen Vrije vaart aan Belgische
schepen werd gegarandeerd maar ook aan de transitvaart van andere landen via de tussenwateren naar Antwerpen.
Volgens België moest de Belgische doorvoerhandel gelijk-
gesteld worden aaii de Nederlandse doorvoerhandel en
wel aan die via de Rijnrnonden van en naar zee, welke
conventioneel vrij was, en dus behoorde de transitvaart
onder elke vlag ook vrij te zijn op de tussenwateren. Ne-
derland baseerde zich opde enige juiste uitleg, die er van
art. IX paragraaf 5 kan worden gegeven, en stelde zich
op het standpunt, dat de tussenwateren (nationaal) en
de Rijnmonden (internationaal) gescheiden dienden te
blijven. Het regime van de tussenwateren, en dit was een
vervulling van een deel der Belgische wensen, zou volgens
artt. 42 en 47 van het Verdrag van 1842 daarin bestaan,
dat de Conventie van Mainz toepasselijk werd verklaard.
16 Maart 1949
ECONOMISCH-STATISTISCHE
In artikel 39 van het Verdrag van f842 worden de tussen-
wateren omschreven als alle wateren tussen de Ooster-
schelde en de Rijn, ook de Maas. 1-let werk, betonnen in
1839, voortgezet in 1842, werd voltooid met een reglement
in 1843, zodat er .op de tussenwateren een vrije vaart atn
Belgische schepen gegarandeerd werd ih een regime, dat
gelijk is aan het Rijnregime van Mainz.
Van Duitse zijde werden de pogingen, beg’bnnen in 1831
in Mainz om vrije vaart te krijgen op Antwerpen, in 1851
met succes bekroond, toen Nederland deze vaart garan-
deerde aan de landen van het Zoilverein.
De reeds meermalen besproken Mannheimer Akte van’ 1868 vormde de volgende stap naareen afronden vtn het
regime voor de tussenwateren. Het systeem wordt thans
als volgt: Rijn, ‘Waal en Lek vormen de conventionele
Rijn, vrije vaart wordt gewaarborgd op de Rijnmonden
en de tussenwateren, maar het gezag van de Centrale
Commissie voor de Rijnvaart strekt zich tot deze beide
slechts in geringe mate uit, België krijgt het recht om mede
te genieten van het internationale Rijnregime. Zeer be-
langrijk is art. 2 al. 1 van de Mannheimer Akte ,,De vaar-
tuigen, die tot de Rijnvaart behoren, en de houtvlotten,
die van de Rijn korren, hebben het recht om zodanige
weg te kiezen als hun .goed zal dunken bij de doorvaart
van de Nederlanden teneinde zich te begeven van de Rijn
naar de open zee of naar België en omgekeerd”. De term
tussenwateren is hierin geheel verdwenen en het gevolg
hiervan was, dat de Nederlandse kanalen zoals de Zuid-
Willemsvaart, het Kanaal Luik—Maastricht en het Kanaal
Terneuzen—Sas van Gent gedeeltelijk in het Rijnregime
delen.
Sinds de scheiding tussen België en Nederland in de
vorige eeuw een feit werd, heeft steeds het gevaar bestaan,
dat de tussenwateren zouden worden geïnternationaliseerd.
Deze historische ontwikkeling kan men thans, nu de ban-
den tussen België en Nederland zo veel nauwer aangehaald zijn, als afgesloten beschouwen.
Op het ogenblik is de situatie zo, dat op alle wateren
tussen de Rijn en België een aantal bepalingen van de Mannheimer Akte van kracht zijn. Voor de Belgische
schepen, welke de tussenwateren bevaren, gelden mede het Verdrag van 1839 en de aanyullende Verdragen van
1842 en 1843. }let regime voor de tussenwatren, welke
geografisch meer bij de Schelde dan bij cle Rijn behoren,
dient zich steeds te blijven aansluiten bij het Schelderegime
en is een kwestie welke uitsluitend België en Nederland
aangaat. Eenige bemoeiing van anderen dan deze beide
partijen met dit regime zou thuis horen in de afgesloten
periode van ten top gedreven internationalisme.
‘In dit artikel werden een aantal verlangens ontwikkeld
ten aanzien van de internationale regimes in de Nederland-
se delta. Het is ongetwijfeld te verwachten, dat Nederland bij een verzoek om de inwilliging van deze verlangens op
tegenstand zal stuiten, o.a. zeker van Franlcrijk. 1-let is daarom dan ook, dat er herhaaldelijk op werd gewezen, dat wij onze wensen en verlangens tezamen met België
aanhangig moeten maken. Voor deze steun, welke met
succes bekroond dient te worden, zal België ongetwijfeld
om steun onzerzijds aankloppen voor de aanleg van een
Antwerpen-Rijnkanaal. Voordat dit kanaal er zou kunnen
komen, hetgeen afhangt van een groot aantal economische
en politiekefactoren, dient er klaarheid te worden gescha-
pen omtrent de internationale waterwegenregelingen op
Nederlands gebied. Een voordeel om tot deze zozeer ge-
wenste klaarheid te komen is de nauwe samenwerking,
waarin België en Nederland thans voor het internationale
forum optreden.
Rotterdam.
Dr L. J. PIETERS
Niet alleen voor de beoordeling van de algemene con-
junctuurontwikkeling, ook voor de private belegger en
voor de Regering is een index van de ontwikkeling van
de grond- en huizenprijzen van zeer grote betekenis.
Dat het. desondanks niet tot een geregelde publicatie
van indices op dit gebied gekomen is, heeft zijn goede
gronden. Zowel bij de grond als hij de huizen heeft men
met zulke grote, individuele verschillen te maken (bouw-
jaar, bouwwij ze, bewoning, qualiteit, •courantheid etc.),
dat men lange tijd de samenstelling van een index van deze
markten als een onmogelijkheid heeft beschouwd. Desniet-
temin is een dergelijke index mogelijk en in dit artikel
zal worden onderzocht, hoe dit kan. Hier zal alleen van de
huizenmarkt worden gesproken.
De prijs, die inen voor een huis betaalt, is het resultaat
van een kapitalisatieproces. Wanneer men vindt, dat 5 pCt
een behoorlijke vergoeding is voor belegging in huizen,
dan zal men 1.000 gulden willen betalen voor een huis,
dat een netto-rendement van 50 gulden oplevert.
Het eerste interessante gegeven, dat men op dit gebied
kan vinden, is dus het
netto-rendement
van huizen. hier-
bij moet men echter voorzichtig te werk gaan. ‘Want een
‘S-huis, dat vroegr voor 10.000 gulden is gekocht, heeft thans wellicht dee waarde niet meer. Wanneer men nü
het rendement van heden gaat betrekken op de aankoop-
prijs van verleden jaar, dan maakt men dus een fout en
heeft men aan het resultaat ter beoordeling van de con-
junctuur op de huizenmarkt ,’an heden zeer weinig. Voor
de.private belegger is dit anders:
hij
heeft voor het huis
in kwestie dat bedrag betaald en kan dus gevoeglijk het
netto-rendement van heden op de prijs van verleden’jaar
betrekken.
Zulke cijfers zijn wel te krijgen. De levensverzekering-
maatschappijen publiceren soms rendemen tscijfers, die
heel leerzaam zijn. Doch voor ons doel: de vaststelling van
de conjunctuur op de huizenmarkt van heden, hebben zulke
cijfers slechts weinig nut.
Wij zullen dus moeten beginnen met het samenstellen
van een index van het netto-rendement van huizen, die
op
een bepaald moment w’orden gekocht. Dit zullen wij de
rendements index
van de markt in kw’estie op het gegeven
moment noemen.
Reeds dit is een ingewikkelde aangelegenheid. De in-
lichtingen omtrent de lasten, de huur en de koopprijs Ican
men van de notarissen verkrijgen en het laat zich niet aan-
zien, dat dit onderdeel van de taak erg moeilijk zal zijn.
Bovendien zal men ongetwijfeld de medewerking van enige
institutionele beleggers kunnen krijgen, die ook wel bereid
zullen zijn, de noodzakelijke cijfers betreffende hun nieuc’e
beleggingen, met vermelding van data, te geven.
Men zal hiertegen in het midden brengen, dat er veel
onderhandse verkopen kunnen zijn. Men hoeft echter niet,
alle verkopen te analyseren, om eèn behoorlijk overzicht
van de markt te krijgen en een goede rendementsindex, die
geregeld gepubliceerd wordt, geeft de handelaars en beleg:
gers al meer houvast dan zij zonder deze informatie zouden
hebben. Men beschouwe het als èen toepassing van de ,,sample”-methode. De verkopen, die men volgen kan,
geven allicht een vrij bruikbaar beeld van de gehele con-
junctuurbeweging op de markt.
Wèl is het zaak, de objecten in verschillende ldassen
onder te brengen, omdat de rendementsvoet, die, men eist,
voor iedere soort en ieder type van huizen verschillend is.
Een indeling naar de leeftijd, de bouv’wijze, de aard der
bewoners (middenstands- en arbeiderswoningen, etc.),
naar de plaats en de omstandigheden (erfpacht bijv.) is hier
dringend noodzakelijk.
Wanneer de vooruitzichten betreffende het bouwen
van w’oningen beter worden, zal -het aanbeveling ver-
216
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
16 Maart 1949
dienen, een aparte index voor.nieuwbouw op te stellen.
Verreweg de grootste moeilijkhid zal gelegen zijn in de
reductie van het hruto-rendént, de huuropbrengst, tot
netto-rendement. De belastingen kent men en ook het af
schrijvingspercentage kan voor iedere klasse van huizen
vrij gemakkelijk worden bepaald Moeilijk is echter. de
schatting van de onderhoudskosten en vooral in een tijd,
waarin de prijzen van onderhoud zo sterk vclriëren als de
onze, zal liet kostenpercentage telkens moeten worden her-
zien. Dit zal echter niet elke maand nodig zijn.
Om een dergelijke
procentuele kosten index
(kosten in
procenten van de aanschaffingsprijs) vast te stellen, zal
mn een.vrij grootaantal gevallen van een vorige periode
moeten analyseren en zieh telkens moeten afvragen, in
hoeverre een bepaalde prijsverandering (hijv. van cement
of arbeidslonen) dit kostenpercentage kan beïnvloeden Indien het analysereii van een groot aantal gevallen be-
zwaarlijk is, dan
;
neme men ccii beperkt aantal huizen,
doch berekene een gemiddelde over een groot aantal jaren,
rekening houdénd met variaties in de prijzen d&rmaterialen-
en diensten. lIet aantal waarnemingen moet in elk geval
zo groot ziji, dat men met een behoorlijk cloorsneebeeld
voor de dag kan komen.
Nu zal het.duidelijk zijn, dal een rendementsindex nog
geen index van de huizenmarkt is. Menigeen zal niet een
rendementsindex tevreden zijn, doch er
(
zullen er ook velen
zijn, die een directe aanwijzing van de gemaakte huizen-
prijzen willen hebben, om te weten,
of de niarkt zich in
stijgende of dalende richting beweegt en op welke momenten
de keerpunten oan de conjunctuur te zoeken zijn.
hiervoor is een verhoudingscijfer voldoende ei men
kan dit verkrijgen door
•
iiwersie oan de rendementscijfers. Wanneer men weet, welke de .rendementsvoeten zijn, die
de kopers op een bepaald ogenblik eisen (en dit blijkt uit
hun gedrag op dé markt, op grond waarvan wij de rende-
nentscijfers hebben vastgesteld), dan kan rnn voor elke
periode vaststellen, welk aankoopbedrag zal corresponderen
niet bijv. een netto-opbrengst van 100 gulden.
Wijst de rendementsindex op een voet van 5 pCt, dan
zal een
huis met een netto-opbrengst vad 100 gulden vol-
gens het bekende kapitalisatieprocédé met een koopwaarde
van 2.000 gulden corresponderen; Stijgt nu de conjunctuur
op de-huizenmarkt, dan is men misschien met een rende-
ment van 4 pCt tevreden. In dat geval betaalt men voor
hetzelfde huis 2.500 gulden. Uit de aard der kaak zal dq
huizenmarktundex
–
veel grotère schomiiielungen vertonen
clan de rendementsindex. in liet door ons gegeven voor-
beeld correspondeerd e een rendementsverschuiving van
1 pCt!met een liuizenprijsverschuivirig van 500 guld&n.
Dc op deze wijze geconstrueerde rendementsindex kan
dus tot een gevoelige, curve leiden, die van periode tot
periode ‘een vrij juiste indruk zou geven van wat
–
een der
belangrijkste .kapitaalmarkien van het land is. De lengte
der perioden wordt door de practijk zelf bepaald. Over liet
gehele land beschouwd, is er elke week wellicht voldoende
materiaal om de index bij te -houden. Een niaandelijkse
index zou echter vermoedelijk voldoende zijn. –
Leiden.
–
])i’ V. L. VALK.
INGEZONDEN STUK.
–
BBEiI)sMAJt:KT, BJÔLKJNSAANWAS EN EMIGIL&’l’IE.
Ir E. J. Mulder Cc ‘s-Gravenhage schrijft ons:
liet artikel van Dr ‘W:Steigenga onder bovenstaande titel in ,E.-S.B.”.van 2 Februari jI. geeft mij aanleiding
tot de volgende opmerkingen.,
1. Alhoewel emigratie naar België en Frankrijk. als
uitlaatklep voor Nederlands bevolkingsaanwas dikwijls
naar voren wordt gebrcht cii ook door Dr Steigenga
wordt aanbevolen, nieen ik toch, dat de bezwaren, die
hieraan zijn – verboïden, dikwijls worden onderschat.
In cle eerste plaats is hevolkingsafneming in Frankrijk en
België vooralsnog bepaald onivaarschijnlijk, in de tweede
plaats is er niet de minste neiging om naarde gen’oernde
laiiden te emigreren en in de derde plaats zal liet taal-
verschil vooral bij emigratie naar stde1ijke centra steeds
een ernstig obstakel vormen.
De bevolking van Frankrijk vertoont sinds liet einde
van de oorlog nog niinder tekenen tot afoeming clan die
van België, het gehoortecijfer is immers in Frankrijk
redds enkele jaren belangrijk hoger-dan in België. Kwan-
titatief zijn de resultaten van dQ Nederlandse emigratie
van boeren en landarbeiders iiaar Frankrijk uiterst gering
en liet isjuist de Franse landbouw waar liet arheids-
vrâagstuk liet nijpendst is. De in Frankrijk immigrerende
landarbeiders zijn Polen, Italianen en Spanjaarden, allen
geivend aan een lagere levensstandaard dan de Neder-
landers. In de Franse industrie zi,jn liet steeds juist de
industrieën niet de ‘minst verkieselij ke levensomstanclig-
heden geweest, die de buitenlandse arbeidskrachten aan-
trokken; terecht bleven de Franse arbeiders in de ,,beste”
industrieën, terwijl de buitenlanders o.a. in. de mijnen
terecht kwamen. Daar Nederland zelf met een groot tekort
aan mijnwerkers.heeft te kanipen, is het niet te verwachten,
dat er meer animo zal bestaan voor de Franse-dan voor
de Nederlandse mijnen.
2. Dr Steigenga nierlt verder op, dat men zich ook
nioet -voorbereiden op liet ‘opeiien van mogelijkhede1 industrie-arbeiders naar elders te doen emigreren; zodra
werkloosheid in ernstige mate zou optreden, zou emigratie
van deze categorie dienen te worden aangemoedigd. Het
is echter naar mijn mening. volkomen duidelijk, dat hij
ei-nstige werkloosheid emigratie wel gewenst, maar prac-
tisch niet mogelijk zal zijn, daar o.a. de Zuid-Amerikaanse
landen dan ook niet w’erkloosheid te kampen zullen heb-
ben. Bovendien is ei’ in Zuid-Anierika reeds een sterke
trek naar de stad, terwijl de levensstandaard van de Argen-
tijnse of Braziliaanse industrie-arbeider lager is dan van
zijn Neder]andse collega. –
Naschrift
–
–
lIet is een Nederlands belang van niet ie ondei’sch.tten’
betekenis, dat onzei-zijds wordt gestreefd naar een vrije
uitwisseling van arbeidskrachten, in het bijzonder
01)
het
continent, binnen liet kader der Westelijke Unie en der
Benelux. Dat de bevolkingsafnerning in België en Frankrijk
onwaarschijnlijk moet worden geacht, ben ik niet itict Ir
Mulder eens. Er is n.m.m een grote mate van vaarschijn-
lijkheid, dat de bevolking in deze landen niet zal toenemen,
in liet bijzonder in.lhelgië. ]lo deze bevolkingsontwikke-
ling zal gaan, is vooralsnog niet exact te voorspellen, daar
dit mede kan-worden beïnvloed dooi-de i mniigraties, welke
hier sedert de oorlog hebben plaatsgevonden en w’elke ook
van invloed kunnen zijn op de verdere progressie der be-
volking.
hierbij komt, dat in Frankrijk een tekort aan agrarisdhe
werkkrachten en boeren in de twee volgende decednia zeker te verwachten is, waardoor onze agrarische ‘erk-
krachten dus een behoorlijke kans kunnen krijgen.
1-let feit, dat volgens Ir Mulder onze bevolking weinig
geneigd is naai’ Frankrijk te emigreren, doet niets af aan
het feit, dat hier grote mogelijkheden liggen voor ons be-
volkingssurplus. Deze moelijkheden kunnen wordeb
benut, indien onzerzijds voor een goede voorlichting en
voorbereiding der emigranten wordt zorg gedragen, waarbij
de steun van particuliere organisaties, als de Centrale
Stichting Landbouw-Emigratie, onmisbaar is. Hiernaast
zal men niet de Franse Regering overeenstemning dienen
te bereiken inzake de nodige faciliteiten teii behoeve van
onze emigranten.
1-let taalverschil behoeft geen hezwaai- te zijn, daar men
enerzijds hiermede rekening kan houden bij de voorherei-
________ •
II
16 Maart 1949
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
217
ding dei’ emigranten, anderzijds zoveel mogelijk zal dienen
te bevorderen, dat Nederlanders eerst een stage doorrnaken
hij de reeds gevestigde landgenoten, waar zij de taal en
de dagelijkse gewoonten van het land kunnen leren kennen.
Ik hen liet met Ir Mulder eens, dat de agrarische mogelijk-
heden in Frankrijk vooralsnog belangrijker zullen zijn dan
de. industriële. Toch zullen deze laatste niet mogen worden
verwaârloosd.
WTanncer een Vrij vekeer van arbeidskrachten binnen
de ‘Westelijke Unie tot stand wordt gebracht, vervalt het
door Ir Mulder gesignaleerde bezwaar, dat de Neder-
landers geen toegang zullen hebben tot de betere indus-
trieën.
Met betrekking tot ht .tweede.
1
punt meen ik, dat Ir
Mulder de conjunctuur- en de structuui’werkloosheid ver-
wart. liet door Ir Mulder genoemde bezwaar geldt ten dele
bij liet optreden van conjunctuurw-erkloosheid, vervalt
evenwel hij de door mij bedoelde structurele werkloosheid.
Deze treedt, demografisch bezien, op, wanneer de ontwik-
keling van de werkgelegenheid in een gebiedgeen gelijke
tred houdt met de beolkingsaanwas.
0
1
)
beperkte schaal kan dit verschijnsel zich ook binnen
onze eigen landsgrenzen voordèen. In sommige gebieden
blijkt, zelfs op dit ogenblik, een overschot aan arbeids-krachten aanwezig te zijn, terwijl elders grote tekorten
voorkomen.
Ook met betrekking tot de conjunctuurwerkloosheid wil
ik er evenwel op wijzen, dat dit nog niet hoeft te betekenen,
dat deze zich tegelijkertijd overal en in gelijke mate doet
gelden.
liet zal steeds een kwestie van eploratie der mogelijk-
heden elders en van verantwoorde voorlichting hier te
lande zijn, in hoeverre geschikte mogelijkheden voor
industrie-arbeiders kunnen worden aangegeven.
WTat de kwestie van de levensstandaard betreft
wil ik er op wijzen, dat juist niet het oog hierop gepleit
is voor een behoorlijke voorbereiding – vooral in
vaktechnisch opzicht – van de emigranten. Indien de
emigranten aan hogere vaktechnische eisen voldoen, ver-
valt, het bezwaar van de vrees voor een lagere levens-
standaard.
Dr W. STJIGEXCrA
AANTEKENINGEN.
.1
l-‘I’
I’1OT000L DEH J1ENEttJ X-CONFE1{N’i’IE.
De Conferentie van de Ministers der Benelux-landen
heeft te Den haag plaats gevonden op 10, 11, 12 en 13 Maart 1949. Na afloop van de werkzaamhe(fen, welke
zowel in algemene zitting als in verscheidene commissies
werden verricht, is een officieel Protocol aangenomen,
waarvan de tekst als volgt luidt:
Tekst een het protocol
1)
De Conferentie heeft besloten, dat een aantal documenten,
welke hetrekki rig hebben op de verrichte werkzaamheden
alsmede
01)
de gegevens, welke noodzakelijk zijn voor een
juiste beoordeling van de toekomst der Unie, binnen
enkele w’eken ten lehoeve van Volksvertegenwoordigingen
en ter voorlichting van de openbare mening zullen worden
gepubliceerd.
Na kennis te hebben genomen vân het rapport van
de Voorzitters van de Raden vn de Douane-Over-
eenkomst, opgesteld ter uitvoering van het Protocol
van 8 Juni 1.948, alsmede van de resultaten van
de werkzaamheden van de Conferentie van Ministers te
Den haag, zijn de drie Regeringen van mening, dat de in
genoemd Protocol vermelde voorwaarden, welke noodzake-
lijk zijn voor cle totstandkoming van een Economische
Unie tusseii de drie landen, per 1 Juli 1950 zullen kunnen
worden yervuld. Reeds per 1 Juli 1949 zal liet mogelijk
‘)
Niet-officiële vertaling uit het Frans.
zijn een ,,Voor-Unie” in werking te doen treden. Zij
hebben voorts met voldoening de vorderingen vastgesteld,
welke sedert hun bijeenkomst op het Château d’Ardenne
van Juni 1948 zijn gemaakt.
Meer in het bijzonder hebben zij kennis genomen van
de gevolgen van de in de drie landen getroffen maatrege-
len ter terugkeer tot een stelsel van vrije consumptie en
ter vermindering der pi’oductie-‘ en consumptiesubsidies.
Zij hebben eveneens met w’aardering kennis genomen
van de ondernomen stappen en van de resultaten, welke
zijn bereikt op het gebied van de unificatie der indirecte
belastingen, van de harmonisering van de handelspolitiek
en van de coördinatie der investwingen.
Om het beoogde doel te bereiken en om te bereiken, dat
op het ogenblik van inwerkingtreding der Unie de best
mogelijke integratie van de economiëen der drie landen
zal zijn verzekerd, hebben de drie Regeringen de navolgen-
de resoluties aangenomen:
1. Ophef/ing con contrôle- en: subs icliemaatregelen.
Zij zullen •de politiek van opheffing van maatregelen
betreffende productie, distributie en consumptie van
goederen, alsmede die. van vermindering der subsidies,
op gecoördineerde wijze voortzetten, teneinde de belemme-
ringen, die deze maatregelen betekenen voor het vrije
goederenverkeer tussen de beide economieën, op te heffen.
II. De handJls- en monetaire politiek.
De getroffen maatregelen om op budgetair-, fiscaal-,
financieel- en monetair gebied tot een evenwicht tussen
beide economieën te geraken, zullen worden voortgezet
in de geest van de door de Consultatieve Raad van de
organisatie voor Europese Economische samenwerking
op 8 Maart 1948 geformuleerde aanbevelingen. Gelet op
de essentiële rol, welke de bijzondere hulp der Verenigde
Staten, verleend overeenkomstig liet Marshall-Plan, speelt
in het herstel van hun economie, achtn de drie Rege-
ringen het noodzakelijk om de achtereenvolgende phasen
in de verwezenlijking van de Unie aan te passen aan de
jaarallocaties van liet Marshall-Plan (1 Juli-30 Juni).
Zij hebben derhalve 1 Juli 1949 als tijdstip gekozen
als datum van ingang van de periode van de Voor-Unie”, –
vélke zal worden gekenmerkt door-de geleidelijke-vrij-
making van het goederenverkeer tussen de drie landen,
de systematische coördinatie van de handels- en monetaire
politiek der partners ten opzichte van derde landen.alsook
door de voorbereiding van een stelsel, dat de afsluiting
van gemeenschappelijke accoorden mogelijk maakt!
Ter verzekering van de systematische coördinatie der
buitenlandse handels- en monetaire politiek, – zalt een
Ministeriële Commissie worden ingesteld.
Teneinde Nederland in staat te stellen liet stelsel van
de ,,Voor-Unie” in te voeren, is de .L.E.U. bereid om
ten behoeve van de Nederlandse igering toereikende
credieten te. verlenen, met dien verstande, dat het bedrag
hiervan geleidclijk zal moeten worden aangepast aan de
betekenis van de maatregelen, welke door Nederland onder
wederzijdse instemming met de Belgische en Lixemburgse
Regeringen tçr vrijnialcirig van het handelsverkeer zullen
worden genomen. Bij de keuze der prioriteiten, welke aan
de verschillende categorieën der vrijgegeven goederen
moeten w’oi-den verleend, zal enerzijds bijzondereaandacht
moeten w-orden gewijd aan die producten, welke van be-
lang zijn vor de politiek van werkloosheidbestrijding,
welke in de B.L.E.U. wdrdt gevoerd, en anderzijds aan de
noodzakelijke voorwaarden voor liet opheffen van de
distributieb.epalingen en van de beperkingen op de Neder-• landse markt.
Indien de huidige factoren behouden blijven en een
globaal
evenw’icht in de )nternationale betalingsbalans is
bereikt, zullen de drie Regeringen per 1 Juli 1950 de toe-stand van de ,,Voor-Unie” in een werkelijke Economische
Unie doen overgaan.
218
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
16 Maart 1949
Op diezelfde datum zal een gemeenschappelijk systeem
worden ingesteld voor de regeling van het betalingsverkeer
met het buitenland.
Ten aanzien van de wijze waarop de Unie op monetair
gebied zal functionneren, zullen nadere voorstellen moeten
worden gedaan, waarbij in het bijzonder worden geregeld:
de voorwaarden voor de onderlinge irwisselbaarheid
van de .beide valuta’s;
de veiligheidsmiddelen, welke het mogelijk zullen
maken zowel de fundamentele verschillen vast te stellen,
welke zich kunnen voordoen in de betalingsbalansen van
de beide economieën, als dc evenwichtsverstoringen,welke
zich kunnen voordoen tussen de Unie en de derde landen;
de maatregelen, welke eventueel zullen moeten
worden genomen ingeval van verstoring van het evenwicht.
Deze maatregelen zullen in het bijzonder worden gezocht
in de handelspolitieke sector.
Bij het tot bvereenstemming komen omtrent het voor-
afgaande, hebben de drie Regeringen zich gebaseerd op
de verwachtingen, welke thans bestaan ten aanzien van
de uitvoering van de hulp der Verenigde Staten alsook
ten aanzien van de deelneming der Unie-landen aan deze
hulp. Zij zijn daarenboven van mening, dat de door de
O.E.E.C. bepaalde oogmerken zullen worden verwezenlijkt.
Ingeval deze verwachting zou worden gelogerLstraf t,
zouden de drie Regeringen met elkaar ovemleg dienen te plegen om het gehele probleem opnieuw in beschouwing
te nemen.
III. Landbouwpolitiek.
De drie Regeringen aanvaarden de volgende richtlijnen
voor een geleidelijke harmonisering van de in de drie
landen te volgen landbouwpolitiek: J
,
de landhouwpolitiek dient er naar te streven aan de landbou,wers en landarbeiders in de drie landen een be-
staansz€lkerheid te verzekbren in goed geleide bedrijven
welke uit sociaal en economisch oogpunt zijn gerechtvaar-
digd;.
de landbouwpolitiek dient er naar te streven do pro-
ductiviteit van de landbouw in de drie landen zoveel
mogelijk te verhogen.
–
Ter verwezenlijking van deze doelstellingen nemen de
drie landen zich voor:
de landbouw’productie in de drie landen aan te moedigen,
öp’te voeren en in gewenste banen te leiden;
maatregelen te ontwerpen, welke het mogelijk maken
de
2roductie
en afzet der landbouwproducten met elkaar
in overeenstemming te brengen:
–
Door de Regeringen wordt aan de Commissie voor
Landbo’uw, Visserij en Voedselvoorziening opgedragen
voor het in werking treden van de Economische Unie
voorstellen te doen, gebaseerd op genoemde ‘richtlijnen.
De drie Regeringen hebben met voldoening kennis
genomen van de goede resultaten vanaf het in werking
treden van het Protocol van 9 Mei 1947, dat de harmoni-
sering van de landbouwpolitiek in de drie landen zal ver-
gemakkelijken. – –
IV. Sociale politiek.
Zij zulleiï de te veren loonpolitiek €’n politiék van
sociale iekerheid voor zover noodzakelijk coördineren.
V. Inaesteringen.
Binnen het kader van de door de Organisatie voor de
Europese economische samenwerkingvastgelegde beginselen
en rekening houdende met de bevolkingsontwikkeling,
alsmede met de aanpassingsmogelijkheden van de bestaan-
de ondernemingen,, zullen zij hun investeringen- coördi-
neren, zulks teneinde de handhaving van de werkgelegen-.
held in de drie landen op een zo hoog en evenwichtig
mogelijk peil te verzékeren en tevens een maximale pro:
duetie te verwezenlijken. –
VI. Fiscale araagstukken.
Zij zullen de unificatie der accijnzen voltooien en, voor
zover noodzakelijk, de unifieatie van de. wegenbelasting
op motorvoertuigen tot stand brengen.
Voor wat betreft de ,,taxe de transmission” (omzet-
belasting-overdrachtstaxe), aanvaarden zij de door de
Administratieve Raad van de Douaneregelingen gedane
voorstellen ter unificatie der heffingssystemen. Zij zijn
van mening, dat in de voorstellen, welke door genoemde
Raad ten aanzien van het tarief van deze belasting zijn
ingediend, op de grootst mogelijke w’ijze rekening worden
gehouden met de respectieve belangen; zij constateren
evenwel, dat overwegingen van budgetaire aard hen
beletten op dit ogenblik een definitieve beslissing te nemen.
Zij zullen onmiddellijk deskundigen aanwijzen, die moeten
nagaan in welke mate de budg9taire gevolgen zouden
kunnen worden verzacht door tijdelijk, na de inwerking-
treding van de Economische Unie, zekere verschillen
in het belastingtarief te handhaven, en dit met name
zonder de concurrentieverhoudingen en het vrije goederen-
verkeer te benadelen. De deskundigen zullen binnen drie
maanden verslag uitbrengen. Zij zullen de onmisbare
toenadering verwezenlijken op het gebied der directe
belastingen. Zij zullen trachten de fiscale stelsels volledig
aan élkaar aan te passen voor zover deze verschillen mochten
vertonen, welke geacht kunnen worden de concurrentie-
verhoudingen op aanzienlijke wijze te beïnvloeden.
VII. Dôuane formaliteiten
Reeds nu zijllen geleidelijk uit te breiden maatregelen
worden getroffen, welke ten doel hebben de grenscontrôle op het personenverkeer tussen Nederland en de Belgisch-
Luxemburgse Economische Unie te vereenvoudigen.
VIII. Vraagstukken met betrekking tot waterwegen en
haaens. – –
De drie Regeringen erkennen:
T. a. Vraagstukken van uitnemend belang doen zich
voor tussen de drie landen op het gebied van de water-
wegen en de havenbelangen;
Men behoort aan deze problemen een voor de drie
landen bevredigende oplossing te geven; –
De studie van deze problemen zal aan een speciale
Commissie worden toevertrouwd, bestaande uit ver-
tegenwoordigers der betrokken landen.
Deze Commissie zal haar werkzaamheden onmiddellijk
aanvangen.
II Problemen van minder belang doen zich eveneens
op dit gébied voor.
Terzake nemen de Regeringen kennis van de door de
Commissie voor Transport en Havenbelangen bereikte
resultatén, en zij constateren, dat verschillende kwesties
nog oplossing behoeven; zij geven aan laatstgenoemde
Commissie de opdracht om, in het algemeen belang; de
oplossing daarvan zo spoedig tnogelijk na te streven.
IX. Inchakeling van het beroeps- en bedrijf sleaen.
In elk der drie landen zal een Commissie van Advies,
samengestéld uit die kringen van het beroeps- en
bedrijfsleven, betrokken hij de voorbereidingen en de
werking van de Economische Unie, in hèt leven worden
geroepen. Tussen deze Commissies en de nationale delega-‘
ties in de verschillende organen van de Douane-Overeen-
komst zal een geregeld contact worden geschapen.
X. Bijzondere moeilijkheden.
De problemen, die voortvloeien uit de handels- en
financiële betrekkingen tussen de drie landen, en welker
oplossing blijkt niet langs administratieve weg te worden
bereikt, zullen naar de Vergadering van de Voorzitters
der Raden worden verwezen, in die gevallen, waarin de
bestaande toestand de goede economische betrekkingen
tussen de drie landen zou kunnen verstoren.
16 Maart 1949
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
219
Door de Voorzitters zal iedere mogelijke oplossing,
waardoor de vermelde moeilijkheden kunnen worden
verholpen, onder liet oog worden gezien.
XI.
Uiwoeringsbepalingen.
Teneinde dit program te verwerkelijken, geven de drie
Regeringen opdracht aan de Vergadering van de Voor-
zitters om véér 1 Juli 1949 een gedetailleerd plan van
uitvoering over te leggen, dat gedurende de periode van
de ,,Voor-Unie”(l Juli 1949-1 Juli 1950) op systematische
wijze in werking kan worden gesteld:
Bovendien zalen bijzondere Commissie in het leven worden geioepen, belast met de voorberëiding van het
document betreffende de inwerkingtreding van de Econo-
mische Unie tussen de drie landen, en waarbij voorzien
wordt in de instelling van de organen belast met het
verzekeren van de juiste werking der Unie.
Gedaan te Den Haag, indrievoud, de .13e Maart 1949
D. U. STIKKER.
P. H. SPAAK.
J.
BECH
EUEOPAS hERSTEL EN HET TOERISTENVERKEER.
,,There have been many reports of Europe’s economie
problems in the recent past….the part which tourism
perhaps Europe’ greatest export industry – cao play
has been constantly ignored” aldus Mr. E. W. Wimble in zijn inleiding op het rapport’), dat door hem in 1948 voor
een conferentie van de International Union of Official
Travel Organisations werd gereed gemaakt.
V66r de tweede wereldoorlog werd Europa jaarlijks
reeds door enige honderdduizenden toeristen uit Amerika
bezocht. Deze toeristen – vacantiegangers doch ook zaken-
reizigers – waren grotendeels afkomstig uit de U.S.A.
Als bron van dollarinkomsten heeft het toerisme zich na
de oorlog niet alleen geheel hersteld, doch zowel het aantal
der bezoekers, als de bedragen, die zij besteden in Europa,
vertonen nog steeds een stijgende tendens. Van deze
tendens wordt verwacht, dat zij zich, wat de vraagzijde
betreft, voorlopig voort zal kunnen zetten, zodat in het
jaar 1951 Europa’s inkomen uit deze export” naar de
U.S.A. rond $ 800 millioen zal bedragen.
Eirro pa’s dollarinhomsten uij toerisme
Aantal U.S.- Uitgaven van
Uitgaven aan
1
Totale
Jaar
toeristen
deze toeristen
1
Eur. scheep-
uitgaven
naar Eûropa
in Europa
vaartlijnen
1946
91.000
$
62.900.000
$
29.688.000
$
80.900.000
1947
154.000
S 102.100.000
$
50.242.000
$
‘147.300.000
1948 ‘)
300.000
$
217.500.000
$
98.875.000
316.500.000
1951
‘)
500.000
.
$
800.000.000
‘) Schattingen.
De totale bijdrage van het toerisme uit de U.S.A. tot
het Europees herstel zou dan over de jaren 1948 tot en met
1951 kunnen worden gesteld op ongeveer 2 â 2j mrd
dollar. Tezamen met kleinere bijdragen door uitgaven van
toeristen uit andere niet-Europese landen met voor Eurppa
waardevolle valuta komt men zelfs op een totaal van 3
milliard over deze jaren en er bestaat gegronde reden om
aan te nemen, dat deze uitgaven voor het overgrote deel
ten goede zullen komen 9,an de Marshall-landen.
De dollarkosten, door Europeanen voor reizen naar
Amerika te maken, zullen over de beschouwde periode waar-
schijnlijk niet veel meer dan $ 500 mln in totaal bedragen.
De betekenis van deze cijfers komt het beste aan het
licht, wanneer men ze stelt tegenover de door de United
Nations Economie Commission for Europe gepubliceerde
ramingen met betrekking tot de gezamenlijke betalings-
balans van de Marshall-landen met Amerika:
‘) European Recovery
1948-1951
and the Tourist Industry,
by Ernest W. Wimbie, London
1948.
Tekort mèt
‘
Tckori met dc
Jaar
cle U.S.A.
rest van Amerika
(in millioenen dollars)
148
5.636
1.944
1949
4.371
•
1.818
1950
3.280
..
1.295
1951
2.625
915
Totaal
15.812
.
597′
(Bij de berekening van deze cijfers werd waarschijnlijk
met inkomsten uit
toerisme nog niet voldoende rekening
gehouden).
1
–
let Europese betalingsbalanstekoiit blijkt bijna overal
een tekort’ met de .U.S.A. te zijn. De mogelijkheden om te
bezuinigen vooral U.S.A. de importen uit de U.S.A. en om door
uitbreiding van de zware industrie de export naar Amerika
te gaan vergroten, zijn slechts beperkt.
Indien de Europese landen echter tot een gedeeltelijke
oplossing van het betalingsbalansprobleem zouden trachten
te komen door de volgens het liierbovenstaande bereikbaar
geachte vergroting van het toerisme na te streven, zal men
hiertegenover in de U.S.A. niet onwelwillend staan. In-
tegendeel: volgens Mr. A. Harriman, de U.S. Secretary of
‘Commerce, zou men ook voor de U.S.A. zelf van een toe-
nemen van het reizigersverkeer eei gunstige invloed ver-
wachten op de werkgelegenheid en de economische stabiliteit
aldaar ……travel normally represents the greatest
import of the United States….encouragement of travel betveen all regions will promote trade, economie and
financial stability… . when you talk about exchange
created by travel ketting to 1 billion, 11 billion or two
billions you are talking about employment of around
500,000 to 1 millioii•American people. . . . creating of cm-
ployment in this country is itn important aspect of foreign
travel”. –
Om toerisme uit Ajîierika tot de geschatte omvang aan
te kunnen trekken moet echter voldoende hotelaccommo- ”
datie en transportcapaciteit aanwe’ig zijn. Vooral de trans-
portmogelijkheden zouden in het reisseizoen een knelpunt
kunnen vormen.
De totale capaciteit van alle seheepvaartdiensten tusen
Europa en Noor&Amerika tezamen werd voor het jaar
1948 gesteld op 390.600 passagiers per jaar, die van het
luchtvervoer op 140.000 passagiers per jaar, dus de totale
capaciteit van scheepvaartdiensten en luchtvervoer
tezamen op 530.600 passagiers per jaar (Nederland had
hierin een aandeel van bijna 8 pCt wat betreft het vervoer over zee en vn bijna 10 pCt wat betreft het luchtvervoer).
Uitbreiding van de gezamenlijke zee- en luchtvloot tot
een capaciteit van ca 700.000 passagiers per jaar is binnen
de beschouwde periode te verwachten. Voor de in het
zomerseizoen als regel optredende top in de vraag naar
transport door vacantiereizigers zal een dergelijke uitbrei-
ding echter niet voldoende zijn.
Het herstel van het transportwezen voor vervoer binnen
Europa is in de
meeste
landen wel zover gevorderd, dat vreemdelingen bij het reizen geen moeilijkheden zullen
ondervinden.
Vande hotelaccommodatie was een belangrijk deel ver-
nietigd of verwaarloosd in de oorlog. In de nieeste landen
is al weer veel hersteld. Verdere uitbreiding zal echter
nodig zijn.
Gezien de aantrekkelijke mogelijkheden, die een zo hoog
mogelijk opvoeren van het toerisme uit de U.S.A. zou
bieden vOor het Europees herstel, meent Mr. Wimble ten-
slotte sterk erop aan te moeten dringen, dat een verdere
investering in de.ze richting door de overheden in de
betrokken landen wordt gestimuleerd.
220
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
i(; Maart
p
1949
DE BELGISCHE GELD- E
KAPITAALMARKT IN FEBRUARI 1949.
Geidmarkt.
/
In de overheidssector’was de geidmarkt in de loop van
Februari ruim. De toevloeiing van het product van de
Lening tot Vederopb’iw (2e snede) en de trimestriële
betalingen vân de bijdrag’en aan de Rijksdienst voor de
Maatschappelijke Zekerheid stelden resp. de Schatkist en
het Rentefonds in staat ii’agenoeg 1 mrd frs voorschotten
bij de Nationale Eik terug te betalen. Aldus werd het.
crediet aan de Overheid vanwege de circulatiebank per
24 Februari herleid tot 2.843 mln frs, d.i. een minimum
sinds de vaststelling van de nieuwe maximumgrens van
10 mrd frs op 14 September 1948.
in de private sector w’erd nochtans het tëgenovergestelde
effect waargenomen. De gelden, welkd de markt in de over-
heidssector verruimden, waren inderdaad grotendeels af-
komstig van de banken, zodat de thesaurie van deze in-
stellingen aan een sterke drukking onderhevig was.
Bewijze daarvan de voortdurende stijging van de porte-
feuille .handelspapier en de voorschotten op overheids-
– fondsen bij de circulatiebank.
Per saldo bleef de geldomloop van de Nationale Bank
nagenoeg stabiel, niettegenstaande de deblokkering van
– de overblijvende bedragen op de tijdelijk onheschikbare
rekeningen in Januari jl. (zie overzicht Januari). De invloed
van die maatregel op de totale geldomloop zal maar eîikel
duidelijk worden, wanneer de Schatkist het product van
de Lening tot Wederopbouw uitkeert en wanneer de toe-
stand van de banken zal zijn gekend.
De goud- en deviezenvoorraad groeide in de.loop van
de maand aan met ruim
1
1 mrd frs sterke deviezen, ingevolge
dollartoevloeiingen vanwege cle E.CA. De tegoeden in
het kader van de bilaterale accoorden bleven practisch
ongewijzigd. Dit was eveneens hetgeval met de post in
verband met het Marshall-plan
01)
het actief van de balans
van’ de Nationale Bank. De post op het passief steeg daar-
entegen ruim 600 mln frs.
De verrichtingen in verband met het Marshall-plan wôrden inderdaad samengebracht op twee posten. De
actiefpost heet: ,,Accoord voor multilaterale compensatie-
Belgische franken”. 1-Jij had per 24 Februari een saldo van
1.1
–
58-mln frs. Wat betekent dit saldo? Zoals men zich
herinnert, stemde België er in toe in het kader van de Euro-
pese multilaterale compensatie van Bazel de tegenwaarde
van 218,5 mln dollar, van hetgeen het zelf als Marshall-
hulp ontvangt, in Belgische francs door te geven aan zijn
debitéuren. Daar de betalingen van de E.C.A. nochtans
enige vertraging hebben op de maandelijkse compènsaties,
was het nodig, dat de Natiënale Bank de trekkingsrechten
van de debiteuren vervroegd mobiliseerde. Een accoord
te dien öpzïchte werd daafgesloten tussen de Schatkist
en de Nationale Bank
1
waarbij deze laatste er in toestemde
maximum 2mrd frs ter beschikking te stellen. De opname
hiervan – welke gebeurde bij de drie.eerste compensaties
– werd geboekt op het debet yan de rekening ,,Accoord
voor multilaterale compensatie-Belgische franken”. Te-
vens werd bepaald, dat dit voorschot binnen deC maanden
tot op 50 pCt zou worden afgelost bij middel van de terug-
betalingen in dollars, vanwege de E.C.A. Deze bedragen
komen dan op het credit van de rekening ,,Accoord voor m.ultilaterale compensatie”, zodat het saldo van die post
niets anders aangeeft dan het nog niet gedelgde bedrag
van de voorschotten, welke de Nationale Bank deed om
de multilaterale cohipensatie op gang te brengen.
De post op het passief ,,Sehatkist (rekeningen Accoord
voor Economische Samenwerking)” is eigenlijk een samen-
trekking van drie, onder-rekeningen, met een gans ver-
schillend karakter. IIt creditsaldo an de globale post,
dat enkel wordt gepubliceerd, zegt bijgevolg bittei weinig.
Vooreerst zit daar het creditsaldo in van de speciale
rekening, welk wei’d ‘gepend krcheii’ art. 1 van het
accoord voor Ecohonisöhè samenwerking, dat op 2 Juli –
1948 tussen België
ch
de Verenigde Staten iv6d gétekend;
dit is nl. de tegenwaarde in Belgische francs van de niet-
voorwaai’delijké’ giften.
Tweede’ris’is er het saldôin vervat van ‘een sooi’t’w’acht-
rekening ,,Töe tc’wijzen bedragen”, waarop alle incasserin-
en van Blgïhe frncs .worden geboekt, welke overeen-
stemmen met de door de E.C.A. gedane betalingeh ih
dollars, hetzij uit hoofde van leningen, voorwaardelijke
of niet voorwaardelijke giften: Zij wordt ei’ege1d omgesla-
gen ov’ere
enkomstig de onderrichtingen van de Schatkist,
hetzij.. naar de gewone lopende rekening vân de Schatkist,
hetzij naar de reeds vei’meldé ,,speciale rekening”, hetzij
naar de rekening ,,Âccoord voor rhultilaterale compensatie”
op het actief, hetzij naar de rekening ,,Beschikbare trek-
kingsrechten”. Deze laatst is’ de derde onder-rekening
van de globale passiefpost ,,Schatkist (rekening Accoord
voor Economische Samenwerking)”. Ze wordt gecrediteerd’
ingèvolge omslag van de wachtrekening Toe te wijzen
bedragen” voor de tegenwaardevan de bedragen, welke
de E.C.A. als voorwaardelijke hulpverlening stort, en welke
niet worden gebruikt. tot aflossing van de rekening ,,Ac-
coord voor multilaterale compensatie”, d.i. tot delging
zan het voorschot van 2 mrd frs van de Nationale Bank.
Verder wei’d ze gecrediteerd voor dit laatste vorschot. Ze
wordt gedebiteerd voor de opgenomen trekkingsrechten
dooi’ de debiteurstaten. liet saldo geeft bijgevoig aan het
beschikbaar bedrag voor regeling van trekkingsrechten.
1-Jet saldo van de ,,speciale rekening” geeft aan-het be-
Irag, waarover enkel kan worden beschikt na accoord van
de E.C.A. en waaraan nog geen affectatie werd gegeen.
lI et saldo van de’rekening ,,Toe te wijzen bedragen” duidt
op de nog niet om li
geslagen bedragen, et saldo van de
globale pasiefpost is de som van de saldi der onder-
rekeningen. lIet is duidelijk, dat uit de beweging van dit
globale saldo bitter weinig.kan worden afgeleid.
Kap itaalniarkt.
Teneinde de aankoop van nieuw materieel in de U.S.A.
te financieren, gelukte de Staat er in een crediet te verkrij-
genbij de internationale Ilerstelbank. liet beloopt 16 mln
dollar (nagenoeg 700 mln frs) en het werd afgesloten voor een looptijd van 20 jaar tegen een rentevoet van 4,25 pCt.
Fiet product zal worden aangewend ten voordele van een
staal- en een blikbedrijf en van een electi’ische centrale.
Op de emissiemarkt viel alleen een nieu’ve uitgifte van
cle Nationale Maatschappij van Belgische Spoorwegen aan
te stippen; 790 mln frs 4,5 pCt kasbons op 5 jaar werden
aan het publiek aangeboden.. De uitgifteprijs werd vast-
gesteld op; 98 pCt, hetgeen het netto-rendement vôor de
belegger brengt op 4,96 pCt.
De obligatiemarkt ielf was vast gestemd en de i-entevoet
daalde in alle sectoren, zoals blijkt uit de tabel van de
netto-rendementen. – –
s
f Cl
Gcmeentakrediel.
Private
Looptijd
taa
S
0fl
sen
steden
. vennooacli…
– lan.
Febr.
Jan.
P
,
ebr.
Jan.
Febr.
to
195′
4,22
4,20
5,03
4.40
6,27
5,98
tol 1959
4,74
4,72
5,07
5,03
5,93
5,84
na
1959
4,68
4,66
5,80
5,74
6,07
5,87
– Tevens dient in dit verband vermeld, dat, Minister
Byskens in de Kamer van Volksvertegenwoordigers’ op
10 Februari verklaarde, dat de Regering maatregelen over-
weegt om de rentevoet te doen dalen.
De haussetendens van de aandelenbeurs, welke reeds
in de overzichten van December en Januari w’erd gemeld,
ging door tot op 8 Februari. Daags vdordien bereikten de
omzetten ‘een maximum met 86.000 stuk en 80,3 mln frs
verhandelde kapitalen. Dit betekende nochtans het’ einde
van de stijging, want vanaf 9 Februari daalden geleidelijk
16
Maart
4949
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
221
de omzetten en ook de koersen. De maand Februari leverde
aldus enkel een stijging van 1 pCt.
Bedrijvigheid en koers index pan de aandelenbeurs van
Brussel.
Aantal vrlian-
delde
stuk
ken
ICapi
talen
)
~ocr;index
(in
duizend-
(In
mln
fre)
•
(per
dag)
(per
dag)
=
00)
947
Jan.
…….
16
24,8
251,0
948
Jan
IS
..
6,7
157,8
Dcc
27 19,7
148,7
1949
Jan
46
38,0
154,3
Febr.
(iuidcl.)
42
‘
35,0
160,5
Febr. (einde)
30
29,5
155,9
Brussel.
‘
V. VAN ROMPUY.
GELD- EN
KAPITAALMARKT.
De storting op de 6bligatie-emissie Unilever heeft,
ondanks de getroffen voorzteningen, de geldmarkt tame-
lijk krap gemaakt. Kortiopend papier was sterk aange-
boden, maar veel transacties vonden hiei’in niet plaats.
Wel w’isselde een niet groot bedrag aan Mei- enJunipro-
messen van eigenaar tegen disconto’s van
1/8
pCt tot
17
/
16
pCt. 1-Eet schijnt, dat ook nog een beroep op De Nederland-
sche Bank moest worden gedaan, terwijl de callgeldrente
op de stortingsdag tot If pCt werd verhoogd en gedurnde
het verdere verloop van de week op dit peil bleef. Augustus-
pi’omessen en langer lopend schatkistpapier waren aan het
einde der week tegen 1/1
6
pCt aangeboden, zonder vraag
van betekenis te ontmoeten. Deze ontwikkeling op de
geidmarkt leidt tot de gedachte, dat de Unilever het
provenu der obligatielening grotendeels in jaarpapier
heeft belegd, dat van de Agent werd afgenomen,- aange-
zien nauwelijks is aan te nemen, dat voor deviezehaan-
kopen een dermate groot bedrag ineens benodigd zou zijn.
De koersbewegingen op de aandelenmarkt waren in de
afgelbpen week per saldo gering. In het begin van de ver-
slagperiode vond welisw’aar een vrij scherpe daling plaats,
w’elke echter door, een herstel w’erd gevolgd. Floewel het
moeilijk is om voorspellingen te w’agen omtrent het toe-
komstige koersverloop, is de vraag gewettigd, of alle
baissefactoi’en thans reeds volledig in de aandelenkoersen
ijri verdisconteerd. De ervaringen omtrent het koerspeil
van aandelen in België stemmen te dien aanzien niet
hoopvol. Een verminderend hinnenlands geldaanbod en
toenemende concurrentie op de buitenlandse markten
beïnvloeden zowel rechtstreeks als indirect via de winst-
en dividendmogelijkheden liet aandelenkoersniveau in
ongunstige zin.
De verwachte dollaremissie van Philips is thans aan-
gekondigd. Verkopers
van
Amerikaanse effecten kunnen
met het guldensprovenu op deze
3k
pCt lening met 20-
jarige looptijd inschrijven. De gedachte, om in de Ver-
enigde Staten belegd Nederlands kapitaal thans aan een
Nederlandse onderneming toe te vertrouwen ten behoeve
van haar investeringen in de dollararea, is zeer aantrekke-
lijk en volkomen in overeenstemming met’ de huidige
positie van ons land. 1-let is de vraag, of de dollarclausule
nog wel een sterke stimulans vormt om de houders van
Amerikaanse effecten tot verkopen te bewegen. De 3 pCt
dollarlening, door de Nederlandse Staat uitgegeven,
noteerde aan het einde der week slechts 98k’ pCt, waaruit
o.a. blijkt, dat de devaluatievrees grotendeels is verdwenen.
Wel zal de voorkeur van verkopers van dollareffecten
wegens de gunstiger voorwaarden vermoedelijk uitgaan
naar de obligatielening v,an Philips.
Merkwaardig is de gang van zaken.op de staatsfondsen-
markt, waar na een behoorlijke daling in de afgelopen
week
een
voor deze markt zeer aanzienlijk koersherstel
intrad. De 3 pCt Groothoekschuld 1946 bijv. bereikte met
•947/ pCt haar dieptepunt, doch steeg
weei’
tot 96 pCt
aan het einde dei’ week. Het schijnt, dat slechts steun-
aankopen van overheidsinstellidii van beerk te omvang
hebben plaatsgevonden , zodat, vermoedelij le de omstan-
digheid, dat de eerste verkoop’golf voorbij
.was,
hierbij
vooral gunstig heeft gewerkt. Voor de houders van
deze, Groothoekschuld, welke hun geblokkeerde tegoed
hierin destijds hébben, omgezet, betekent deze officile
koerssteun, indien zij inderdaad.geboden is, een alleszins
redelijke bescherming tegen een te sterke aantasting
van hun belangen.
Omtrent de koersbewegingen op de aandelenmarkt
geeft het gebruikelijke staatje enig inzicht.
4 Maart 11 Maart
1949
1949
iK.0.
……………….. ….158k
155
v.
Berkel’s Patent …………….109
108
Lever Bros. Unilever C.v.A…..228
230
Philips Gb.v.A.
………
…..218k
217
Koninklijke Petroleum ……….288′
283k
hAL,…………………….159
159e
N.S.0.
..
.
..
.
………………..
158k
.
160
H.V.A . ……………………
155
153
Deli Mij C. v. A
…………..
140k
1361
Amsterdam Rubber …………
148k
143
Internatio
………………..
175k
165
STATISTIEKEN.
–
DIS NEOERLANDSCHE BANK.
(Voornaamste posten in duizenden guldens).
–
,z
E’
a,,e
:’
.
,
.
,
‘.))
Cd
s.
30Dec.
’46
700.878
4:434.786
100.186 153.109
2.7’i4.151
31 Jan.
’49
443.385 257.360
151.706 193.064
3.051.999
7 Febr.
1
42
443.415
247.181
153.508
143.841
3.009.603
14 Febr.
1
49
443.463
225.785
164.771
147.086 2.991.031
21 Febr.
1
49
443.605
206.090
195.492
144.114
2.979.172
28 Febr. ’49
443.739
–
204.283 136.864 164.626
3.045.226
7 Mrt
’49
443.891
177.982
155.906 160.180
3.018.755
14
Mrt
’49
444.073 148.575,
174.823
146.877′ 2.984361
Saldi in rekening courant
-,
‘5
50
b
»
.,.
‘
1
3
0
Q.
v).a-•
,
—
30 Dec.. ’46
.
.
31
Jan.
’49
265.218 214.012
4.471
34.956
329.507
340
1
837
7 Febr. ’49
225.644
214.012
3.971
40.306 336.697 357.264
14 Febr. ’49
239.584
214.012
4.102
52.895 347.723 338.505
21 Febr. ’49
232.108 214.012
4.173′
58.580
331.626
382.418
28 Febr. ’49
173.806
250.497
4.031
38.663
328.482 332.552
7 Mrt
’49
191.379
250.497
.
3.061
33.169 344.568 318.649
14
Mrt
’49
190.775
250.497
3.879
31.387
349.774 329.021
BANK VAN ENOELAND.
(l,roorflaamste posten in millioenen ponden).
i:’
•”
.-e)
‘,.
o’
,
25 Dec.
’46
.449,1
1.150
1.428,2
22,1
1,3
23 Febr..’49
.0,.299,3
1.300
–
1.22.8.0
72,2
3,8
2.Mrt
’49
0,q
22
11
11
0,.299,2
1.300
1
‘
1.233,4
66,9
3,7
.
9
Mrt
49
•
0,.299,3
1.300
1.240,2
–
60,0
3,7
Other securities
Deposits
‘5
o
3
,,”o
0
Ee
e 0
5
ce ce
,.
Pq
25 Dec.
’46
31 1,8
13,6
15,8
346,5
10,3
–
.
278,9
23 Febr. ’49
301,7
32,1
22,9
.
414,8
10,9
17,6
295,7
2 Mrt
’49
310,9
28,4 23,4
425,1
8,6 17,6
306,4
9
Mrt.
’49
317;5 23,7 22,9 409,4
8,5
17,6
295,8
r
222
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
16 Maart -1949
DE NEDERLANDSOIIE BANK.
Verkorte balans op 14 Maart
1949.
Activa.
Vissels, pro-
f
Hoofdbank f
–
1)
messen en
schuldbrieven Bijhank
,,
–
in disconto
t. Agentsch.,,
–
Wissels, schatkistpapier en schuldbrieven,
door de Bank gekocht (art. 15, onder 40,
van de Bankwet 1948) ……………
..-
Schatkistpapier, door de Bank overgenomen
van de Staat der Nederlanden ingevolge
overeenkomst van 26 Februari 1947 …. ..1.800.000.000,-
in rek-e
op o
li
n
479.801,92
nderp and Bijbank
,,
Voorschotten
,
{Floofdbank t l39.617.475.27 ‘)
(ici. belenin-
gen)
Agentsch.,,
6.779.621,44
146.876.898,63
Op
cftectcn
en?…………
‘
. 146.081.505,04
‘)
Op goederen en eelen
..,,
795.363,59
146.876.898,63
‘)
Voorschotten aan het Rijk (art. 20 van de
Bankwet
1948)
………………….
..-
Boekvordering op de Staat der Nederlanden
ingevolge overeenkomst van 26 Feruari
1947
………………………….
..1.500.000.000,-
Munt en muntmateriaal
Gouden munt en gouden
muntmateriaal ……t
439.144.833,80
Zilveren munt enz.
•
..,,
4.928.225,82 444.073.059.62
Papier op het buitenland
t
148.575.080,-
Tegoed bij correspondenten
in
het
buitenland
……168.680.012,95
Buitenlandse betaal-
middelen
…………
..6.142.915,92
11
323.398.008,87
Vorderingen in guldens op vreemde circulatie-
banken en soortgelijke instellingen
….
..183.283.704,68
Belegging van kapitaal, reserves, pensioen-
fonds en
voorzieningsfonds
…………..
107:908.538,26
Gebouwen
ep
inventaris
………………
o.soo.000,-
Diverse
rekeningen
….
…………. …..
1
,5.681.199,45
•
t
4.553.721.499.51
–
Passiva.
Kapitaal
………………………….t
20.000.000,-
Reservefonds
………………………..
12
.
759
.
703
,
05
54.447.566,03
Bijzöndcre
reserves
………………….
Pensioenfpncls
…………………..
….
..
20.109.057,68
Voorzieningsfonds
personeel
in
tijdelijke.
dienst
…………………………..1.500.000,-
107.963.950,-
Bankbiljetten in omloop (oude uitgiften) ..
Bankbiljetten in omloop (nieuwe uitgifte)
,, 2.984.340.725,-
Bankassignalies in
omloop
…………….
53.818,07.
Rekening-courant saldo’s
‘5
Rijks Schatkist ……
t
190.775.449,88
‘s Rijks
Schatkist
bij-
zondere
rekening……250.!,97.115,51
Geblokkeerde saldo’s
..,,
3.878.927,26
Saldo’s
van
banken in
Nederland ……….
..
31.387.035,30
Vrije saldo’s van vrecin- de circulatiebanken en
soortgelijke instellingen ,,
349.773.681,39
Andere vrije saldo’s ….
..
329.021.389,01
..
•,,
1.155.333.598,35
,
Crediteuren in vreemde geldsoort
……
…10’2.423.336.57
Diverse
rekeningen
………………….
94.789.744.76
4.553.721.499.51
°)
Waarvan
schtkijpapier
‘
rechtstreeks
door de Bank in dIsconto genomen
. . . .
t
–
‘)
Waarvan aan Iiidoncsi6 (Wet van 15
Maart 1933, Staatsblad no. 99)
36.894.550,-
Circulatie (ier door de Bank namens de
Staat in hetverkeergebrachte muntbiljetten
,,
137.689.285.-
WERKL00SHEID IN NEDERLAND
1)
Maand
Werklozen
1)
Wachtgeiders’)
112.622
201.400
45.953 7.800
36.000 3.400
31
Maart 1948
……………..
26.800
1.700
30
April
1948
………………
26.400
1.800
22.400
1.600 21.200 1.500
30
Juni
1945
……………..
29
Juni
1946
……………..
22.000
1.500
23
Febr.
1948
……………..
24.800 1.400
31
Mei
1948
……………..
30
Sept.
1948
…………….
25.900
1.400
30
Juni
1948
……… ……..
31
Juli
1948
……………..
28.800
.
1.300
31
Aug.
1948
…. . ……
…….
32.700
.
1.200
31
Oct.
1948
……………..
30
Nov.
1948
……………..
44.800
.2.600
31
Dec.
1948
………………
31
Jan.
1940
……………..
53.900
2.200
°)
Bron: ,,Statistisch Bulletin van-het
C.B.S.”
2)
Gegevens
van
de arbeidsbureaux.
Sl’ANI) VAN
‘S
RIJKS KAS.
Vorderingen
28 Febr 1949.
28 Febr. 1949
Saldo van ‘s Rijks Schatkist bij De Nederl. Bank N.V.
t
173.806.225,70
t
248.716.556,32
Saldo van ‘s Rijks Schatkist
hij
de
Bank
voor
Neder-
lanclsche
Gemeenten
231.088,55
231.562,81
Kasvorderingen
wegens
ere-
dietverstrekking
aan
het buitenland
…………..
–
Daggeldlening
l;egan
onder
–
pand
–
Saldo der postrekeningen van
–
456.423.912,15
,,
457.221.310,99
Voorschotten op ul tirno Jan.
1940
aan
de
gemeenten
wegens
aan
haar
uit
te
keren belastingen
–
–
Vorderingen in rekening-cou-
1215.705.025,48,,
1293.153.778,58
Rijkscoinptabelen
……..
34.706.590,83
34.706.590,83
–
–
Het Algemeen Burgerlijk Peur
int
01)
IncionesiO
…….
–
.
–
Suriname
……………
Ned. Antillen ………….
Het
staatsbedrijf der
P.,
T
–
sioenfonds
……………
enT
.
………………
–
–
Andere staatsbedrijven en in-
.
stellingen
………….
322.667.142,48
.,
315.707.210,56
Ver p1
i
c h t
i
n gen
Voorschot,
door
Dc
Nedenl.
Bank N.V., verstrekt
–
–
Voorschot,
door
De
Neder
–
lanclsche
Bank
N.V.
in
rekening-courant
verstrekt
– –
Schuld aan de Bank voor Ne-
derlandsche Gemeenten
Schatkistbiljetten
in
omloop
t 1720.8l2.500.,.-.
fl720.812.500,-
Schatkistpromessen
bij
De
–
i’Jederlandsche
Bank
NV.
ingevolge
overeenkomst
van 26 Februari 1947
. . .
,,1800.000.000,- ,,1800.000.000,-
Scliatkistpromessen in omloop
(rechtstreeks hij De Nederl.
Bank N.V. is geplaatst nihil)
f
5.80,2 mln
wo. garantie
Jiretton
Voods f804
mln
5016.200.000,- ,,5038.900.000,-
.
– –
Muntbiljetten in omloop ….
139.038.507,-
,,
137.747.523,50
Schuld
op
ultimo
Januari
1049
aan
de
gemeenten
Daggeldleningen
…………
wegens
aan
haar
uit
te
keren
belastingen
………
30.085.577,11
30.985.577,1 1
Schuld
in
rek-courant
aan:
IndonesiO
…………..
–
….
–
Suriname
…………..
….
–
–
1.449.9 14,70
1.449.914,70
Flet Algemeen Burgerlijk Pen-
…..
Ned.
Antillen
…………..
sioenfonds
…………..
…..
33.544.251,13
,,
40.701.024,48
Het staatsbedrijf
der P.,
T.
….
en
T.
………………….
…465.940.206,26
,,
523.952.137,87
–
.
–
Schuld
aan
diverse
instellin-
Andere
staatsbedrijven
………….
gen in rekening met ‘s Rijks
Schatkist
……………..
…2037.385.077,75
,,2l2.322.074,85
DE KOLENPOSITIE VAN NEDERLAND
‘).
(in 1.000 ke)
Maand
Pronctie
Limburgse
mijnen
,
Verzonden
binnenlandse
behoefte
Invoer
Jan.
1948
954.020
694.217 208.550
Febr.
1948
869.419
646.250 244.269
Maart
1948 952.710
702.449
–
407.238
April
1948
961.346
713.402
241.049
Mei
1948 838.631
612.203
–
200.099
Juni
1948
914.886
672.741
290.896
Juli
1948
957.505 708.580
341.322 Aug.
1948
888.954
629.159
306.625
Sept.
1948
894.539
632.896 293.646
Oct.
1948
932.289
685.047
360.038
Nov.
1948
936.098
677.689
233.661,
Dec.
1948
931.926
684.654
303.376 L’otaa1 1948
11.032.326
8.059.287
3.435.2tiY
Totaal
1947
10.104.345
7.778.585
3.577.564
Totaal 1946
–
8.313.827 6.387.903
2.666.502
Jan.
1949
938.2072)
706.512′)
.
240.543
1
)
‘)Bron: ,,Statistisch Bulletln van het C. B. S.”.
‘) Voorlopige gegevens.
Annonces voer het volgend nummer
dienen uiterlijk Maandag 21 Maart a.s. in het bezit te
zijn van de administratie, Lange Hoven 141, Schiedam
16 Maart 1949
CONOMISCH
–
STATISTISCHE BERICHTEN
223
HAVENDEWEOLNO..
Te
Rotterdam, Amsterdam en Antwerpen aangekomn zeeschepen
1).
–
Rotterdam
Amsterdam
T
Antwerpen
Tijdvak
Aantal
1
Netto register
Aantal
Netto register
Aantal
Netto regiser
tonnen
1
tonnen tonnen
1938
15.366
24.744.472
3.464
4.664.049
11.762
19.979.744
1939
12.026
19.392.128
3.110
4.024.738
9.524
f 15.888.710
1945
1.344
.
2.063.632
.
470
458.800
3.585
.11.129.932
1946
-4.464
–
5.911.539
1.706
1.817.922
5.284
9.312.726
1947
5.974
.
9.883.446
2.443
2.769.462
8.013
•
16.762.592
1948
8.502
12.670.901
3.305
3.348:504
8.472
16.918.365
1949
2 t/m
8
Jan.
….
–
159
231.559 .. 68
.
70.279
9
t/rn
15
Jan
178
272.300
53
78.882
16
t/ns
22
Jan
159
.
255.201
55
51.471
23
t/in
29
Jan
187
301.437
56
58.779
Januari
………….
739
1.158.365
251
.
280.367
757
1.364.159
30
Jan. t/m
5
Febr.
191
263.018
47
61.732
6
t/in
12
Febr
180
210.635
46
55.673
.
13
t/ns
19
Febr
205
290.223
48
47.129
20
t/m
26
Febr
224
294.302
.. 58
77.951
Februari
………….
802
1.065.261
194
236.060
–
2)
Bronnen: ,,Mededelingen Kamer
van Koophandel en Fabrieken voor Zuid-Hollaiid”; Dienst Gemeente Handelsinrichtingen, Amster-
dam; Bureau van Statistiek der Gemeente
Amsterdam; Economische dienst van de haven, Antwerpen.
ZWEEDSE 1UJKSBANK.
(Voornaamste posten in
inillioenen
kronen).
Metaal
Staatsfondsen
,.
r.
–
…,
;,d-a
Data
W
E
751)
___________________________________________
ç5
obo
r
–
C,n
cls
–
.a
.nu
P
Oud-beroepsofficler,
Kon.
Marine,
midden
40,
31 Dec.
1946
839
532
1.544
504
284
F
94
182
met
3-jonge
studie
Economie
en
Recht,
belasting.
23
Febr.
1949
177
112
3.064
294
226
1
–
182
consulent,
administratief-organisatorische
functies be-
28
Febr.
1949
177
112
3.149
277
252
1
182
kleed
hebbende,
ervaren
in
sociale
wetgeving
en
7
Mrt
1949
176
112
3.117.
274
256
–
182
modern personeelsbeIeid,
,
Deposito’s
a
.1.
ar
ZOEKT LEIDENDE. POSITIE,
‘.0
Data
_______________
55
–
.5
0
.1
‘waarbij gedacht wordt aan:
cd
.
. .
.
‘
ASS. DIRECTIE, PERSONEELSCHEF,
B.
HOOFDVERTEGENWOORDIGER e.d.
31
Dec.
1946
2.8771
875
706
94
280
1
174
7
23
Febr.
1949
2.7991 1.090
684
28
Febr.
1949
2.9521 1.029
693
340
196
138
8
270
197
1
142
8
Brieven
No.
140527
aan
BOLREK,
Kon.pleln
1,
Amsterdam. 7
Mrt
1949
2.886
1.056
666 330
198
152
S
De ontwikkeling
AMSTERDAMSCHE BANK
N.V.
•
INCASSO-BANK
N.V.
van de prijzen van
agrarische producten
–
in de
MAAN
DSTAAT PER 28 FEBRUARI 1949,
Verenigde Staten
ACTIEF
–
PASSIEF
Zie hiervoor
Kassa,
Kassiers
Kapitaal
1
70.010.000,00
het over enkele weken
en
Daggeldle-
Reserve
32.500.000,00
verschijnende ningen
1
–
28.205.972,54
Bouwreserve
4.000.000.00
Maart.nummer van het
Nederlands
schatkistpapier
,,
780;069.1 oo,00
Deposito’s op
termijn
.,
86.676.994,55
Eôonomisch-
Ander
over-
heidspapier
•,
ll.088.500,00
Crediteuren
•.
919.014.042,77
Wissels
,,
Door derden
730.725,16
Statistisch
geaccepteerd
,,
983.565,00
Bankiers in bin-
Diverse
Kwartaalbericht
nen
en
buiten.
rekeningen
40.380.470,54
land
,,
58.464.913,63
Effecten
en
syn.
Research uitgave van
dicaten
,,
4.320.205,80
het Nederlandsch
Prolongatiên
Economisch Instituut
en
voorschotten
tegen Effecten
,,
‘23.453.035,39
Jaarabonnementen f 6,50
Debiteuren
,,
223.037.183,92
voor abonné’s
E..S.B.
f5
Deelnemingen
,,
16.644.679,61
Gebouwen
,,
7.550.756,81
Telefoon 38040,
Rotterdam
11.1
53.565.072,86
fl.153.565.072,86
Giro
no. 8408
–
N.V. PHILIPS’ TELECOMMUNICATIE INDUSTRIE
v/h ederlandsche Seintoestollen Fabriek
HILVERSUM
Alle Communicatie-apparatuur op het gebied van
Radio – Lijjntelefonie – Automatische telefonie
IN LEG VEL
Aan dit nummer -is toegevoegd een prospectus van
de N.V. A. Oosthoek’s Uitgeversmij te Utrecht betr.
het boek ,,Planning in een vrije maatschappij” van
Prof. Ferd. Zweig.
–
Bedrijf sorganisatie te
‘s-Gravenhage
vraagt
voor spoedige indiensttreding:
econoom
met enige jaren ervaring op bedrijfseconomisch
gebied. Voor alleszins bekwame kracht aantrek-
kelijke, zelfstandige functie met goede arbeids-
voorwaarden.
Tevens kan worden geplaatst:
medewerker
op de Economische afdëling. Jong economisch
doctorandus of middelbare opleiding met M.O. Economie en praktijkervaring. Representatieve
persoon met belangstelling voor economisch on-
derzoek en in staat zelfstandig besprekingen te
voeren. Vlotte stijl vereist.
Sollicitaties, desgewenst met geheimhoudings-clausule worden ingewacht onder no. 9920 Recl. Adv. & Advert. Bur. ,,Die Haghe”, Plein 11, Den
Haag;
GEMEENTE VELSEN.
Burgemeester en Wethouders roepen sollici-
tanten . op naar de betrekking van:
boekhouder A
in tijdelijke dienst (met kans op vaste aanstel-
ling) bij het bedrijf Openbare Werken.
Vereist: Staatspraktijkdiploma voor Handel en
Administratie en/of Boekhouden M.O.; diploma
Gemeentefinancin.
Jaarwedde:
f
3750.— tot f4500.—, te bcrei-
ken in 6 jaar.
/
Kinderbijslag en reis- en/verhuiskosten con-
form Rijksregeling.
1
Gezegelde sollicitaties In te zenden binnen 10
dagen na het verschijni van dit blad.
Annonces, waarvan de tekst
‘5
Maandags. in ons bezit
is, kunnen; plaatsruimte voorbehouden, in het nummer
van dezelfde week worden opgenomen.
• Gevraagd bij grote instelling
EEN JONG DRS. ECONOMIE
voor veelzijdige werkzaamheden, zowel van theo-
retische als van practische aard. Enige ervaring
in economisch onderzoekingswerk strekt tot aan-
beveling. Sollicitaties onder no.
ESB
1377 bur. V. d. blad, Postbus 42, Schiedam.
Grote Bankinstelling
te
Amsterdam
vraagt
emge
JONGE JURISTEN
Zij, die over bankervaring beschikken, ge-
nieten voorkeur.
–
–
Eigenhandig geschreven sollicitaties, met
opgave van leeftijd, opleiding, !evenslbop, etc.
worden ingewacht onder letter S.E.E., Nijgh
& van Ditn’ar, Amsterdam-C.
Ook voor Beschikbare Krachten is een annonce in
,,Economisch-Statistische Berichten” de aangewezen
weg. Annonces, waarvan de tekst ‘s Maandags in ons
bezit is, kunnen, plaatsruimte voorbehouden, in het
nummer van dezelfde week worden opgenomen.
Economisch – Statistische
Berichten
Adres – voor Nederland: Pieter de Floochstraat 5, Rotterdam (W.).
Telefoon Redactie en Administratie
38040.
Giro
8408.
Bankiers: R. Mees en Zoonen, Rotterdam.
Redactie-adres voor Belgi8: Seminarie voor Gespecialiseerde Eko-
nomie,
14,
Universiteitstraat, Gent.
Abonnementen: Pieter de Hooch.straat 5, Rotterdam (W.).
Bankiers: Banque de Commerce, Brussel.
Abonnementsprijs, franco per poot, voor Nederland f
26
per jaar,
voor Belgiè/!.uxemburp
/
28
per jaar, te voldoen door storting van de
tegenwaarde in franc-s bij de Banque de Commerce te Brussel. Overzeese
gebiedsdelen (per zeepost)
/
26,
overige landen
/
28
per jaar. Abonne-
menten kunnen ingaan met elk nummer en slechts worden be8indigd
per uttimo van het kalenderjaar.
– Aangetekende stukken in Nederland aan het Bijkantoor Westzee-
dijk, Rotterdam (W.).
.
ADVERTENTIES.
Alle correspondentie betreffende advertenties te ricFzten aan de
Firma H. A. M. Roelants, Lange Haven rr, Schiedam (Telefoon
69300,
toestel
6).
Advertentie-tarief
/
0.40
per mm. Contract-tarieven
op
aanvraag. Rubrieken ,,Vacatures” en ,,Beschikbare Krachten”
f
o.6o
per mm (dubbele kolom). De administratie behoudt zich het recht voor om advertenties zonder opgaaf van redenen te weigeren.
Losse nummers 75 cents, resp. 12 B. francs,