Ga direct naar de content

Jrg. 34, editie 1660

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: maart 2 1949

AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN
EconomisthStitistische

Berichten

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL; NIJVERHEID, FINANCIËN ENVERKEER

UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT

34E
JAARGANG

WOENSDAG 2 MAART 1949

No, 1660
1

COMMISSIE VAN REDACTIE:

Ch. Clasz;H. W. Lambers; J. Tinbergen;

F. de Vries;

J. H. Lubbers (Redacteur-Secretaris).
Assiste,it-Redacteur: A. de Wit.

COMMISSIE VAN ADVIES VOOR BELGIË:

J. E. Mertens; R. Miry; J. van Tichelen; R. Vandeputte;

F. Versichelen.

Gegevens over adressen, abonnementen enz. op de laatste

bladzijde van dit nummer.

BERICHT.

Abonnt’s van ,,Economisch-Statistische Bgrichten” wordtbe-
leefd verzocht om – voor zover zij dit nog niet deden – hun
abonnementsgeld voor het jaar 1 949, ten bedrage van t 26 voor het
binnenland en t 28 voor het buitenland (voor boekhandelaren resp.
f20,38 cn f22,80), vOOr 31 Maart as, te willen voldoen 01) giro-
rekening No. 8408 of op onze rekening hij dc Heien R. 9fees & Zoonen
alhier. Na die datum zullen wij over het betreffende bedrag, ver-
lioogd met incassokosten, per kwitantie disponeren.

INhOUD:

Blz.

D’ artikelen van deze week ……..167

Sommaire, summaries ……………..:167

Aspecten van een internationale suikerovereenkomst
door G. Greidanus ……………………….
168

Wenselijkheid en mogelijkheid tot verhoging van de
rijstproductie op Java
door Ir H.

Vonk

……..
171

Problemen van de prijspolitiek en van de wisselkoers
in Duitsland
door Prof. Dr W. Hoffmann

….
173

Ingezonden

stuk:
P.B.O.

,,vrlJo” organisatie
doet W. C. Fieqe,
met na-
schrift

van

Mr

Luc.

Scendertinq

……………
,.
176

A a n t e k e n
i
n g:

liet Jaarverslag 1948 van de
Nationale Bank van België
177

Internationale

notities:
De Export-Import Hnk en
Truman’s ,,vlerde punt”
.179 Parijs

en

Oen3ve.

………………………… .

……
.
179

Ontvangen

boeken

en

brochures

…………….
180

Geld-

en

kapitaalmarkt
,

……………………
180

Statistieken:
Iiankstaten
……………………………………..
180
Overzicht ven
de opbreiigst der
lllJksmlddelen
………..
182
Ooiidproductie
……….. ……………………..
18$
In-
en uitvoer van Nederland
………………….
183

DEZER DAGEN

heeft de Nederlandse Regering haar ideeën omtrent de

mogelijk geachte gang van zaken in Indonesië bekend
gemaakt. Zij heeft de Nederlandse kwekersaard niet ver-

loochend. Getracht zal worden de bloem van de Indone-

sische souvereiniteit versneld in bloei te trekken; gehoopt

wordt dat dan ook dit cultuurproduct de wereld zal be-
vredigen.

Over de geschiktste methode, waarop dit zal kunnen
geschieden, is op korte termijn een ronde tafelconferentie
van Nederlanders en Indonesiërs bijeengeroepen. De eerste

verkillende wind is reeds over de nieuwe uitloper heenge-
gaan. Een eerste stem van Republikeinse zijde klonk af-
wijzend door de tevreden opmerkingen van het Buitenge-woon Federaal Overleg.

Een goede tuinder keert de wind. Ondanks dit scherpe
geluid is een deputatie vertrokken om met de Republi-
keinse voormannen, in vrijheid, te gaan spreken. Bij de
Nederlandse Regering overheerst momenteel, kennelijk
niet het standpunt van Bonavontuur uit ,,Quin!ampoix
of de Windhandelaars”: ,,Hoe meer het waayt, hoe meer
ik kan mijn kooren maelen”. Floewel zij hopelijk wel een
andere gedachte uit het wonderjaar in het oog zal houden:
,,DeWest, de West, de West, Mevrouw, ‘k bleef in gebreken”.
Wind heeft de 1-lollandse aard voorzichtigheid bijge-
bracht. Het kan weer blijken uit de gedachtengangen van
de Regering over de schade, gebleven uit onze felste storm,
1940-1945. liet wetsontwerp op de materiële oorlogs-

schaden, roept een beeld op uit Vondel’s ,,Zeemagazijn”:
,,zij houdt een bergh van steen en-rus en paden reedt”.
Maar tegelijk: ,,Voorzichtigheit.ziet uit”; opnieuw heeft
de minister van Financiën te verstaan gegeven, dat de
belastingdruk, zelfs om een dergelijk doel, niet kan worden
verawaard.

Ondanks alle druk, blijkt de Nederlandse welvaart in
1947, althans gemeten aan het nationaal inkomen, te zijn
opgelopen. Van f 9,3 milliard in 1946 kwam het op f 11,3
milliard in 1947. De cijfei’s over 1948 zijn niet bekend,
doch vast staat wel, dat, monetair ‘gezien, het water niét
tegen de kering stuwt. Inflatietendenzen zijn op dit ogen-
blik niet acuut.

Anders zou het, volgens sommiger opvatting, staan in
Groot-Brittannië. Ifet standpunt, verdedigd in de London
Letter in de ,,E.-S.B.” van 16 Februari, wordt thans ver:
scherpt naar voren gebracht in de jongste Engelse ,,Eco-
nomist”. Men vreest, dat de ,,disinflation” door een reeks
oorzaken zijn kracht heeft verloren en thans als een scli’ul
deloos kbeltje de monetaire loop onberoerd laat.
,,Disinflation”, het afflauwen van de hoge windkracht, –
is ook de term, die de Verenigde Staten thans voor hun
economische toestand verkiezen. Intussen blijkt voor hen
niet geschreven Potgieter’s ,,U schiep natuur met een
stiefmoedershand”. Het bruto nationaal product over
1948 voor dit land, waar het vervroegd trekken van sta-
tistieken als een bloeiende cultuurtak wordt beoefend,
liep op tot $ 255 milliard.

eerIandsch ‘kdische llandeIsank, N.Y,

Amsterdam – Rotterdam – ‘s-Gravenhae

Alle Bank- en Effecténzakefl

Allox

T
I
T

KUNNEN THANS FOTOCOPIEËN

WORDEN GEMAAKT VAN ORIGINELEN

VQOEC,Eg:

1
4. BQijeî2lea

1. ELlc1TErl
2, o,ztklikAe?e,z
j

d
3. Tixer’n
i.I
4,Wa50,en .
s.
&eliehen

‘ç::;

2.

P°”

.

6.OP2&ihkele1S

Or1TWIKKELEN
. Fixei-eiz

ÇImn k?aeeen; r’uiseA

i4.
a.
W5en
3

anmiddd///i,00g!

Waaom
een
omslachtige methode

gekozen, als hef met ons ,,RETOCE”.

procédé makkelijker kèn? – Past dus

voortaan de eenvoudige reproductie-

methode toe!

CHEMISCHE FABRIEK
L. VAN DER GRINTEN

,.RTOCÉ”.,,OCE..,ENTOCÉ”

Venlo-Nederland

ha,,dI,n,vr4on •.RÉTOC
..

OCÉ”.,,ENrOCÊ’ rijn
.
wettig gdpoeee,d

Behandeling. van alle

bankzak’en –

*

. Bezorging van alle

assurantiën.

R. MEES & ZOO’NEN
BANKIERS EN ASSURANTIE.MAKELAARS

AMSTERDAM
– ROTTERDAM’ –

S-GRAVENHAGR
DELFT SCHIEDAM

VLAARDINGEN

EMBO
j
j

/

Koninklijke

Nederlandsche

Boekdrukkerij

H. A. M. Roelunts

Schiedcfm

WOO

N.V. KONINKLIJKE

N. E D E R 1 A N D S C H E

ZOUTINDUSTRIE

Boeke/o – Hengelo

ZOUTZIEDERIJ.

Fabriek van.

zOutZuur, (alle kwaliteiten)

vloeibaar chloor

rh/oorbleekloog

natronloog, causuc ipda.

EERSTE NEDERLANDSCHE

Verzekering Mij. op het Leven en tegen Invaliditeit N.V.
Oovcotlgd te’s-Oravenhago

AOMINISTRATIEKANTOOR DORDRECHT

BELLEVUESTRAAT 2, TELEFOON 5346

Personeel s- Pensioenverzekering
verschaft directe fiscale besparing – afschrijving van
toekomstige lasten – blijvende sociale voldoening
Vraagt U eens welgedocumente.erd advies aan ons
BUREAU VOOR COLLECTIEVE CONTRACTËN

met papièr geisoleerde kabels

voor zwakstroom en sterkstroom

koperdraad en koperdraadkabel

.kabelgarnituren, vulmassa en olie

HE KABE1.FABRIEK

DELFT

2 Maart 1949

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

167

DE ARTIKELEN VAN DEZE WEEK.

G.
Grchlanus,
Aspecten van een internationale suikeroQer-

eenkômst.

Het grote tekoraan suiker, dat op de wereldmarkt in
1945 nog heerste, is zeêr snel verdwenen; reeds in het

eerste kwartaal van 1948 konden de internationale suiker-

allocaties worden afgeschaft. Deze snelle ontwikkeling

kan in korte tijd tot moeilijkheden aanleiding geven, daar

het verbruik – o.a. op grond van gebrek aan deviezen –

geenszins gelijke tred met de productie houdt. Het is dan

ook niet verwonderlijk, dat er reeds landen aandringen op

een herleving of eventueel herziening van de Suikerover-

eenkomst van 1937, die in 1942 verstreek. Uiteraard zal
een nieuwe suikerovereenkomst moeten voldoen aan de

voorschriften van het handvest van de I.T.O. Fundamen-

teel hierin is, dat een quotasysteem, dat beperking van de

productie inhoudt, plaats zal moeten maken voor een

regeling, die uitbreiding van de consumptie bevordert. Op

te merken valt, dat het verbruik van suiker, vooral voor

industriële doeleinden, in bepaalde landen stellig kan wor-

den opgevoerd.

Ir H.
Vonk,
Wenselijkheid en mogehjkheid tot oerhoging

oan de rijstproductie op Jaoa.

Bij herstel van de normale welvaart moet op Java ge-

rekend worden op een jaarlijkse hevolkingstoeneming van

7 â 800.000 zielen. Daar voorts een drang merkbaar is naar

vervanging van andere voedingsmiddelen door rijst, terwijl

algemeen w’ordt verwacht, dat het wereldtekort aan rijst

een blijvend karakter zal dragen, moet de rijstproductie

op Java worden bevorderd. Mogelijkheden hiertoe bieden:

a. verbeterde irrigatie.; b. toepassing van kunstmest op

grote schaal; c. gebruik van geselecteerd zaad. Naast deze

technische middelen komt in aanmerking een verfijning

en verbetering van het toegepaste landbouwsysteem in

het algemeen. Van mechanisatie daarentegen behoeft niet

veel te worden verwacht. Invoering der verbeteringen
vereist van de landbouwersstand op Java (en Madora)

een veel hoger ontwikkelingspeil en een verhoogd land-

bouweconomisch inzicht.

Prof. Dr W. Hoffmann,
Problemen oan de prijspolitiek en

oan de wisselkoers in Duitsland.

In West Duitsland hebben de prijsstijgingstendenties

begin 1949 i2laats gemaakt voor tendenties tot prijsdaling.
De productie is stijgende; op het binnenstromen van nieuw

gecreëerd geld valt in het algemeen niet meer te rekenen.

Als middel tot bevordering van dit consolideringsproces

komt in de eerste plaats voortzetting der réstrictieve cre-

dietpolitiek in aanmerking. Voorts dienen de overheids-

uitgaven tot een minimum te worden beperkt. De consoli-

dering der prijsierhoudingen bevordert de spaarneiging,

hetgeen voor de financiering van investeringen van belang

is. Alles moet worden gedaan om weer een normale kapi-

taalmarkt op te bouwen. Voor de verdere ontwikkeling is

het vraagstuk van de juiste wisselkoers centraal. Een

evenwichtskoers is momenteel niet aan te geven. Floofd zaak

is, dat de potentiële exportindustrieën eerst door rationa-

lisering hun kosten omlaag trachten te brengen. In vele

gevallen zijn de Duitse exportmoeilijkheden minder een

prijsprobleem dan een kwestie van de positie, die Duits-

land in handelspolitiek opzicht inneemt.

SOMMAIRE.

G.
Greidanus,
Une nouoelle conoention interndtionale du

sucre?

Depuis 1945, la pro’duction de sucre a monté plus rapide-

ment que sa consommation. Dans ces conditions, il est

cornpréhensible qu’on insiste déj pour discuter une

nouvelle convention internationale du sucre. 11 est d’une
grande importance, que la Charte de l’O.T.I. s’opposera

un système de quote-part dont résulte une restriction de

la production. Cet organisme pdursuivra une extension

de la consommation.

Ir H.
Vonk.
L’opportunité d’une augmentation de la pro-

duction de riz â Jaoa et ses possibilités.

L’accroissement de la population de Java, auquel on

peut s’attendre, et la pénurie mondiale en matière de riz,

nécessitent une augmentation de la production de riz â

Java. Les possibilités techniques consistent dans un

meilleur système d’irrigation, l’application d’engrais chimi-

ques une grande échelle et de semences sélectionnées.

On peut dire qu’en général les méthodes agricoles appliquées

doivent être améliorées et affinées.

Prof. Dr ‘SV. Hoffnianii,
Les problèines de Za pol itique des

prix et du cours du change en Allenragne.

EnAl1ernagne occidentale le niveau des prix commence

i accuser une tendance vers une stabilisation. La produc-

ticn augmente tandis que la création d’argent a été

arrêtée. Le problème crucial est actuellement de déterminer

le cours du change. 11 n’est pas encore possible d’établir

un cours d’équilibr. Le plus important est pour le moment

que les industries d’exportation parviennent k diminuer

leurs frais généraux â l’aide d’une rationalisation.

SUMMARIES.

G. Greidanus,
Some aspects
of
a new international sugar

agreement.

Since 1945 sugar production has rlsen quickly. Sugar

consumption couldn’t keep up with this increase. Concei-

vably enough, some countries are already urging the

necessity of a new international sugar agreement. In this

connection it is important that the I.T.O. Charter is set

against restrictive quota regulations. It brings prominently

forward the necessity of raising consumption.

Dr H.
Vonk,
Possibilities
of
increasing rice production on

the isle
of
Jaoa.

Higher rice production on Java is very necessary be-

cause of the rapidly increasing population and the lasting

world shortages. Technical steps are: improved irrigation,

large scale application of artificial manure and the use of

selected seed. Generally spoken, the Javanese system of

agriculture has to be improved and refined.

Prof. Dr W. Hoffmann,
Some problems
of
price and exchange

rate policy in JVestern Germany.

In Western Germany the price level begins to show

signs of stabilisation. The index of production is rising,

creation of money has stopped. It is still impossible to

establish an exchange rate for the Deutschemark vhich

would bring th& balance of payments into equilibrium.

Lowër costs of production are the main target of Western

German export industries. –

168

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

2 Maart 1949

ASPECTEN VAN EEN INTERNATIONALE
:
SUIKEROVEREENKOMST.’

Met voldoening hebben wij het bericht ontvangen, dat
de Internationale Noodvoedselcommissie van de F.A.O.

dit jaar geen allocaties voor granen meer meent te moeten

vaststelln. Slechts voor tarwe, het belangrijkste product

in de internationale hardel, heeft men een kleine uitzon-

dering gemaakt; voor dit product zal het allocatiesysteem
voorlopig tot.aan het eind van het lopende oogstjaar (BQ
Juni 1949) blijven bestaan. Voor suiker werden de inter-

nationale allocaties een’jaar geleden al opgeheven. De af-

schaffing der allocaties duidt er op, dat aan het tijdperk

van schaarste een eind gekomen is. Het impliceert.echter

niet, dat.nu ook een punt achter het internationaal overleg

ten aanzien van de producten is gezet. Integendeel, jit het
decennium’ aan de laatste oorlog voorafgaand weten wij,

dat een overvloedige vootbrenging van een bepaald pro-

diict de landen evenzeer tot gezamenlijk overleg noopt als

eenvereldtekort. Voor tarwe verkeren de beraadslagingen
om tot een multilateraJe regeling te komen zelfs al in een
ver gevorderd stadium.

In dit artikel willen wij enkele ogenblikken stilstaan bij
het product suiker. We zullen nl. de internationale situatie

nagaan, zô1s die zich n’a de oorlog voor suiker heeft ont-
wikkeld. Tevens zal hieruit blijken, in hoeverre er reeds

plannen bestaan voor een eventuele internationale suiker-
overeenkômst.

De periode tussen de beide wereldoorlogen.

De jaren tussen de beide wereldoorlogen gelegen zijn
voor de suikerproducenten over het geheel genomen geen
voorspoedige geweest;

In d oorlog van 1914—’18 ontstond’ er een zeer grote

chaarste aan suiker. Aan het eind van de oôrlog bleek,
dat als gevolg daarvan in de tropische landen de rietsuiker-
productie sterk was uitgebreid. Na de o6rlog herstelde

kich de beetwortelsuikerproductie in de Europese landen

hter weer Vrij snel, zodat het aanbod op de wereldmarkt

aanzienlijk steeg. De afzetmoeilijkheden openbaarden zich

bij suiker daardoor aleen paar jaâr vôôr het uitbreken van

degrote wereldcrisis, nl. omstreeks 1927. Pas in 1931 echter
lcam een eèrste internationale afspraak tot stand: de
Chadbourne Overeenkomst, op 0 Mei 1931 te Brussel ge-

tekend. Hierbij kwamen de prodiictielanden Cuba, Java,
Duitsland, België, Tsjechoslowakije, Polen en Hongarije,

die tezamen 45 pCt van de productie vertegenwoordigden, ovQreen hun productie (Cuba en Java) dan wel hun export
(de
,
ovbrige landen) te. heperken. Naderhand traden ook
Peru en Joego-Slavië nog toe. Inderdaad slaagden deze lah-
den erin de overtöllige suikervoorraden op te ruimen, maar

toen in 1935 de overeenkomst afliep, bleven de prijzen laag.
Dit kwam aan de ene kant, omdat de landen, die niet aan
dë. Chadbourne-regeling hadden deelgenomen, hun pro-
ductie resp. hun export hadden uitgebreid, en aan de an-
dere kant, omdat het verbruik van suiker ten gevalge
van de crisis was afgenomen. Bij de Chadbourne-overeen
;

komst riep men reeds een Internationale Suikerraad in
het leen, die op de naleiiing van de overeenkomst moest
toeziè’n. Deze Suikerraad werd een belangrijk centraal
punt’voor de l5roductielanden en’bevorderde het maken
van studies, die tot meei’ effectieve regelingen leidden. Door bemiddeling van de Volkenbond en het Bureau
van de Ecônomische en Monetaire Wereldconferentie van
.1933 kwam enkele jaren later een nieuwe internationale

regeling totstand, bekend als de Suikerconventie van 1937
(,,International Agreement regarding the Regulation of
Production and Marketingof Sugar”) Aan deze overeen-
komst namen 21 landen deel; tezamen vertegenwoordigden
zij 90 pCt van de totale productie, 80 pCL van de wereld-
consumptie en’ 95 pCt van de internationale handel in
suiker. Door middel van een quoteringssysteem en voor-
schriften omtrent maximum- en minimumvoorradeh tracht-

ten deze landen vraag en aanbôd bp de wereldmai’kt met
elkaar in evenwicht te brengen. Feitelijke prïjsafspraken
werden daarbij niet gemaakt. De conferentie van 1937

stond niet voor een gemakkelijke taak, daar de wereld-

suikermarkt destijds op grond van preferentiële verdragen
tussen verschillende landen feitelijk in een drietal groepen
ian landen uitèenv

iel. Dit waren het Brits Imperium, de

Verenigde Staten met Cuba en de Philippijnen’en daarnaast
de overige landen, die niet door preferentiële verdragen mèt

elkaar waren verbonden en uit dien hoofde met de term

,,free market countries” werden aangeduid. De quotarege-

ling, die in de Suikerconventie van 1937 was uitgewerkt,

was geheel gebaseerd op deze driedeling van markten
1).

De Suikerovereenkomst van 1937 was vobr een vijftal

jaren aangegaan. Daar de vraag op de wereldmarkt ge-

durende de eerste twee jaren reeds beïnvloed werd door

de op handen zijnde oorlog, terwijl het contact tussen ver-

schillende landen gedurende de volgende jaren geheel werd
verbroken, is het onmogelijk om een zuiver oordeel over
haar resultaat te vellen.

Sinds 1942 – het jaar, waarin de Suikerovereenkomst

verstreek – is de hij de overeenkomst opgerichte Interna-
tionale Suïkerraad blijven’ bestaan; de nakoming van

de overige bepalingen van de overeenkomst werd toen
echter opgeschoi’t en hierin is tot op heden geen verande-,
ring gekomen.

De ontwikkeling sinds 1945.

Het is niet te verwonderen, dat de voorbije oorlog ook

het aanzien van de internationale suikermarkt grondig
heeft veranderd
2).
Bij het beëindigen der vijandelijkheden
in 1945 heerste er een gi-oot tekort aan suiker. Zo wal-en

Java, de Philippijnen en Taiwah (Formosa) volledig als

productie- en exportland weggevallen, terwijl aan de
andere kant de importen van de Vernigde Staten stork

waren toegenomen. De mate van het tekort is o.a. op te

maken uit de grootte van de allocaties van de Internatio-
nale Noodvoedselraad: in 1946 besliste deze, dat aan de

landen een verbruik van 70 pCt van het voordorlogse kon
worden toegestaan.

Het is merkwaardig, hoe snel deze situatie is verbeterd.

Reds in het eerste kwartaal van 1948 konden de interna-tionale allocaties van suiker worden afgeschaft. De cam-
pagne van 1947-’48 leverde een opbrengst op van 28.900
metrieke tonnen (wereldproductie excl. de productie van
de Sovjet-Unie); dit was reeds meer dan het vooroorlogse

gemiddelde van 28.300 metrieke tonnen (excl. de productie
van de Sovjet-Unie). De productie van Cuba was in 1948
zelfs de grootste in de geschiedenis! De productie ‘van de

Phïlippijnen heeft zich reeds vooi’ een gedeelte hersteld
en ook die van Taiwan be’indt zich op de weg van herstel; de suikerproductie van Java is echter nog maar een fractie
van die van voor de oorlog. –

De wereldmarktpi’ijs handhaafde zich in 1948 nog op
een hoog peil. Bij de opheffing van de suikerallocaties van de Internationale Noodvoedselcommissie van de F.A.O. in
het begin vanhet jaar lag hij voor ruwe Cubasuike’r op het peil van $ 5 per 100 lbs. f.o.b. Cuha. Direct daarna daalde

hij vrij sterk en bleef gedurende 1948 sterk fluctueren tussen
$ 4.70 en $ 3.75 per 100 lbs. f.o.b. Cuba. Op het eind van
het jaar lag de prijs dicht bij $ 4, vergeleken bij een gemid-
delde prijs van ongeveer $ 1 op het vrije deel van de wereld-
markt in 1939.

FIet is duidelijk, dat deze snelle ontwikkeling in korte
tijd tot moeilijkheden aanleiding kan geven. Het verbruik
houdt ni. geensins gelijke tred met de productid. Mede o
grond van gbrek aan deviezen – de exportlanden van het

‘)
In ,,E.-S.B.” van
19
Mei
1937,
hlz. 368, verscheen een
lezenswaardig artikel van Prof. J. van Gelderen over de Suiker-
conventie van 1937.
‘) Voor details verwijzen wij naar het artikel van Th. 0. (leudekor,
De wereldpositie van suiker, in E.-S.B.” van 18 Deeember 1946
en een viertal artikelen van dezelfde schrijver over de wereld-
positie van suiker in ,,E.-S.B.” van 28 Juli, 4 Augustus, 11 Augustus
en 18 Augustus 1948. –

2 Maart 1949

ECONO1IISCH
:
STATISTISCHE, BERICHTEN

-.

169
t

Westelijk Halfrond moeten vrijwel alle in dollars worden

betaald – was het verbruik van suiker in 1948 nog in
een groot aantal landen gerantsoeneerd. Het Marshall-plan

alsmede grote aankopen van de Verenigde Staten ten be-

hoeve van de bezettingszônes van Duitsland en Japan
vormden, hierop wel een tegenwicht, doch niet voldoende.

Tot dusver konden overtollige hoeveelheden evenwel nuttig
worden aangewend voor het herstel van de normale

voorraden; ten gevolge vn de oorlog waren deze in 1945

zeer ingekrompen. Ook hieraan is thans een eind gekomen

en daardoor wordt de toekomst met name voor de export-landen in het dollargebied ongewis.
Een officiële bron uit de Verenigde Staten, nl. een rap-
port, dat een analyse bevat van het Europese Herstelpro-

gramma, laat de volgende waarschuwende stem horén:

,,For 1948—’52, it is expected that the surplus position

of sugar will become increasingly difficult unless some of
the major exporting countries resort to production restric-

tions. This sdrplus situation will be even more critical if

the Phillippine Republic, Java and Formosa succeed in rehabilitating their war-torn industries and regain their

prewar levels of production. 1f such surpluses materialize,

sugar prices on the world markets are likely to decline

sharply from present levels”
3).

liet is dan ook niet verwonderlijk, dat er reeds landen
aandringen op een herleving of eventueel een herziening van de .regeling van 1937. D.e Internatiënale Suikerraad

kw’am in het afgelopen jaar tweemaal bijeen,, beide keren in Londen. Op de ,eerste bijeenkomst (28 en .29 Mei) ver-
zocht’Polen om wederom over te gaan tot het vaststellen
van exportquota, zo mogelijk reeds voor de opbrengst van
de campagne 1948-49. Dit verzoek werd,, evenwel op. de

achtergrond gedrongen door een voorstel van Cuba om de
gehele Suikerovereenkomst van 1937 te herzien. Jn de

tweede bijeenkomst (23 en 24 Augustus) kwam Cuba naar
aanleiding hiervan met. uitgewerkte voorstellen vor de
dag. Het bleek echter, dat het merendeel der belangheb-
bende landen een suikerovereenkomst wel gewenst achtte,
doch dat men er nog niet op ,staande voet toe wilde over-

• gaan.
Er werd dan ook besloten aan een speciale :commissie
opdracht te geven een herziening van de Suikerovereen-
komst van 1937 te bestuderen. Voor ons land was’ dit

uitstel een prettige beslissing, gezien de situatie in Indone-
sië. Het spreekt immers vanzelf, dat Java op het ogenblik
niet daadwerkelijk zou kunnen deelnemen aah een inter-
nationale suikerregeling. En wanneer een dergelijke rege- –
ling thans tot stand zou komen, zou het voor Java des te
moeilijker worden om .te zijner tijd zijn oorspronkelijk deel

van de wereldmarkt te heroveren.
Uiteraard zal een nieuwe suikerovereeokomst moeten
voldoen aande voorschriften van het handvest van de
Internationale I-Iandelsorganisatie (International. Trade
Organization, I.T.O.). Een quotasysteern, dat neerkomt
op een beperking van productie en afzet, is in,strijd met
de geest van het handvest. Ook.de Voorbereidende. Com-
missie van de F.A.O. voor een Wereldvoedselraad, dje van
28 October 1946 tot 24 Januari 1947 te Washington bij-
eengeweest is, toonde zich afkerig van productiebeperking
en voorstander van consumptie-uitbreiding, doch wat be-
tref t de regeling van de internationale suikermarkt stond
deze commissie toch nog de quoteringsgedachte voor

ogen
4).

Evenzeer is het de vraag, in hoeverre de I.T.O. er mee
accoord zal gaan, dat er binnen ee,n goederenovereenkomst

‘een scheiding wordt gemaakt tussen een groep van landen,
die tezanien een vrije markt vormen, en anderé groepen

) ,,Conimodity Report” in ‘liet kader van het Euopese Herstel-
programma, hoofdstuk A: ,,Food and Agriculture’! (Ministerie
van Buitenlandse Zaken, Verenigde Staten).
‘) Zie het rapport van de genoemde commissie: ,,Report of the
FAQ. Preparatory Commission on World Food Proposals”
(Washington, Februari 1947).

van landen, die elkaar een preferentiële behandeling ver-

lenen. In hoofdstuk 4 van het FIavana-charter van de

I.T.O. (,,Commercial P61icy”) zijn de voorschriften vervat,

‘die op de duur alle preferentiële rechten zullen,doen ver-

dwijnen. Deze bepalingen gelden evenwel niet voor goede-
renovereënkomsten en hoofdstuk 6, dat de irttergouverne-

mentele go’ederenovereenkomsten regelt, laat zich, over

deze kwestie niet ‘nader uit. Van de beide bovengenoemde kwesties is de eerste, nl.
dat een quotasysteem, dat beperkiig van de productie

inhoudt, plaat§ zal moeten maken voor een regeling, die

uitbreiding van de consumptie bevordert, het meest funda-
menteel. De grote moeilijkheid’ op de wereldmarkt van
agrarische stapelproducten is steeds om de vraag in over-

eenstemming met het aanbod te brengen. ‘Wij willen hier-

van voor suiker nog enkele aspecten belichten.

liet oerbruik oan suiker.

I

Het product suiker is altijd een ‘svillig belastingobject

geweest, htzij van invoerrechten; hetzij van accijnzen.
In sommige landen, o.a. in Nederland, zijn deze belastingen

zelfs bijzonder zwaar. In de Suikerconvntie ,van 1937,

werd dan ook niet voor niets op een verlaging van ,,dispro-
portionate fiscal burdens on sugar” aangedrongen. Voor
Nederland heeft Weinreb enige jaren vôôrtrle oorlog aan-
getoond, dat suiker tot de categorie van voedingsmiddelen
behoort, waarnaar de vraag inelastisch is j: Mocht ,dit

nu nog zo zijn en ook voor de meeste andere landen gelddn,

dan kan men van een belasting- c.q. prijsve’rlaging geen
grote ‘iierwachtingën koesteren wat betreft een toename
‘van de consumptie. Onidat ‘s’ij het tijdvak, waarop Viiin-

reb zijn berekeningeh baseerde; eöhter al weêr vijftien jaar
achter de rug hebben ei’s ondat zijii beekeningen betrek-
king hadden op Nederland, kan liet ons, inziens geen kwaad
om Weinrebs conclusie te toëts’en aan d,e prijsvei’andering


van suiker tégenover die van het gehele voedselpakket

sinds de laatste vijftieh jaar. –
De vraag naar suikeivalt’ in tvee ornponnten uiteen,

nl. de vraag voor huihoudelijk gebruik en diè voor iridus
triële verwerki’g. De’vra voor cons9mptië’ in de;hüis-
houdemis staat sterk onder invloed van gewoontevorming
en blijkt buitengewoon i’nelastisch ‘te ijri: De vraag van
de industrie daarentegen, die in dii landen rijwenomen

van de totale vraag uitmaakt, beziteen vrij grote mate
van elasticiteit. Voor huishoudelijk gebruik bestaan ook

veinig geshikte vervangingsartikelen, voor industrieel

gebruik meer. –
Wij kunnen ons afvragen, of wij ons door de sterke

prijsveranderingen in de oorlog op het ogenblik mogelijk

,

niet op een ander meer elastisch – deel van de vraag-
curve bevinden. Hiertoe is liet nuttigde kléinhandelsprijzen
“.an vdôr en na de oorlog met elkaar te vergelijken. Vôôr
de.00rlog bestond er in de verschillende lanIen vaak een’
grote marge tussen de kleinhandelsprijzn en ,de nereld-marktprijs voor suiker, dit’op grond van de belastingen.

Waam’ de detailhandelsprijzeh dus toen al geenszins em ge-
trouwe afspiegeling waren van de wereldmarktprijs (mcl.
additionele kosten en handelsmarges),.is hier na de borlog

nog een andere factor bijgekomen, die de relatie, willekeurig

verder kan vei’storen.

Wij doelen hierbij op de prijspolitiek van de Overheid:

de laatste’jaren achtte men het in menig land noodzakelijk
het verbruik van suiker ten behoeve van de kosten van
levensonderhoud te subsidiëren. Een vergelijking van de :
na-oorlogse consumentenprijzen met de voor-oorlogse,
zoals neergelegd in tabeil, vertoont dan ook eenbont beeld.
Wij hebben deze tabel iets verkort overgenomen uit, het
Sugar Bulletin No. I. in de ,,Commodity Series” van,,de
– F.A.O. Zoals men ,ziet zijn in kolom een d de kleinhandels-
prijzen van 1937 en1947 tegenover elkaar gesteld D,ene- –
marken – het land’-met het hoogste suikerverbruik per

‘) F Weinreb, Statistische bipaling van de vrdagcurve. Toe- –
passing op de Nederlandsche vraag naar suiker. (haarlem’ 1936)

170

ECONOMISCH

STATISTISCHE BE1ICHTEN

2 Maart
1949

TABEL 1.

Kleinhandelsprijzen ean suiker in een acintal landen in 1937 en 1947..

1

Prijzen per kg

Kleinhandels-

Prijzen per kg

1
in nationale valuta

Prij7en
v. 1
947tindex
v.
vee- omgerekend in dollarctnt Kolom h in
Nationale____________________________

____________________________
Land

valuta

fn procent va&dingsmiddelen

procent van
1937

1947

die, in 1937

in 1947

t

kolom g
(Oct.)

‘j

(Dec.),

(1937 = 100)

37

1947

1)

BelgiO

… …….
franc
3,91
1
8,50
217

.
n.b.
13.2
19,3
146
Tsj.-slowakije

. . .
kroon
6,13 15,00
245
316
21,1,
29,9
140
Denemarken

. . .
Ore
51,00
48,00
94
172
11,2
10,0
89
rnarkka
6,36
49,00
770
929
13,8
36,0
261
Frankrijk
franc
4,55
64,00

..
1.406
1.612
18,1
29,8
165
mark
0.74
1,18
159
120
29,6 35,0
118
Italië

… -.-
lire
6,19
340,00 5.492
6.194
32,6 58,3
173
pence

…..


7,00 8,80
126
184
‘14,4
14,3
103

Finland

……….

Nederland gulden
0,47
0,55

95,00
117
146
223
158
2 5, 8

20,7
80 119

Duitsland ………..

Noorwegen
Ore
zloty
65,00
1,00
180,00 18.000
17.090
16,1
18,9
19,1
44,8
237

Ierland

………..

Roemenië ……..
lei
.32,00
70,00
219
181
22,7 46,7
206
Polen-

………….

Zweden
Ore
40,00
73,00
183
160
10,2
20,3
199
Zwitserland

. . .
franc

0,47
1,18
251
178
10,8
27,6
256
Ver. Koninkrijk
. .

pence
5,50
11,10
202
103
11,3
18,6
165
Verenigde Staten
Scent
12,60
21,60
17
t
196
12,6
21,6
171
Scent
13,80
21,30
154′
173
‘13,8
21,3
154
pence
.8,80
9,90
113
137
14,4
13,2
92
Canada

……….
Australit

.
……..
Nieuw-Zeeland

.
pence
7,70
14,30
186
178
12,7
19,1 150
Unie van Z.-Afrika
pence
7,50
‘11,68 156
161
15,2
19,5
128

n.b. = nietbekend

hoofd van de bevolking – is het enige land, waar ce prijzen

ineigen valuta ten opzichte van vôér de oorlog zijn ge-

daald, ni. tot
94
pCt. Nederland laat een stijging zien tot
117 pCt, terwijl in Polen – één van de Europese suiker-

exportlanden – de prijzen tot het honderd- en tachtig

voudige gestegen zijn (nl. tot
18.000
pCt!)
6).
Vergelijken

wij de prijsstijging van suiker (kolom e) met die van het
gehele voedselpakket (kolom f), dan kan zij echter niet
aan de hoge kant worden geacht. Ook al mochten de landen
gelijk Nederland. tot, gehele of gedeeltelijke opheffing van

de suikersubsidiërirg overgaan, dan nog blijft de stijging

binnen wat men kan noemen normale grenzen. Deze

conclusie verschaft ons bijgevolg geen enkele vingerwijzing
voor, een veranderde elasticiteit in de vraag naar suiker.

Wij,
kunnen het probleem echter ook op een geheel

andere wijze benaderen, nl. door het verbruik per hoofd
van de bevolking in de verschillende landen te vergelijken.

Tabel 2, die, overgenomen is uit het hiervoor genoemde

rapport van de Voorbereidende Commissie van de F.A.O.,
veischaft ons hierover gegevens.

TABEL
2.

Verbruik pan’ suiker per hoofd oan de bet’ol/cing en detasl-
handeisprijzen in een aantal landen
7).

Gemidcl. verbruik

Elcinhiandelsprijs
vanruwe suiker

van geraffineerde
Land

per hoofd van de

suiker in 1936 in
bevolking in kg

U.S. dollarcent
(1934-38)

per kg.

Denemarkeni’ ….
55,5
9,5
Nieuw-Zeeland

.
51,6
14,6
Ver. Koninkrijk
.
50,4
10,2
‘iustraliS
49,4
11,8
‘Ver. Staten
46,9


12,1
Canada
40,3
12,6
Zweden
46,1
11,7
Ierland
,
41,5
‘17,0
Zwitserland

. . .
40,1
12,4
Noorwegen

…….

34,2


15,9
Belgie
31,3
13,2

(1937)
.Tsj.-slnwakije
2.9,5
24,8
j.Neaerland
29,3
31,4
Chili
27,4
8,1
Frankrijk

. .
26,1
.2,1,0
Puitelandj

25,6
30,1 ]3ra71Iië
22,4 6,3
Pole,……….
12,3
.18,6
Italië
8,6
48,1

Zoa1sreeds..vermeld;’ staat. Denemarken bovenaan met
een verbruik van 55,5 kg per hoofd per jaar, gevèlgd door
Nieuw-Zeeland met een verbruik van 52 kg per hoofd per

jaar, Engeland (50 kg), Australië
(49
kg) en de Verenigde

Staten
(47
kg). Nederland komt pas op de dertiende plaats
(29 kg per hoofd per jaar), terwijl er nog verscheidene
landen onder ons land staan (o.a. Frankrijk, Duitsland en

Italië).

Behalve de grote verschillen tussen de landen onderling valt ook het omgekeerde verband op tussen de hoogte van

de detailhandelsprijs en het verbruik per hoofd. Wij wagen

ons niet aan de conclusie, dat het verbruik van suiker door

een behoorlijke belasting- en prijsverlaging dus toch wel
is op te voeren (het verbruik van suiker staat in de meeste

landen nu eenmaal zeer onder invloed van de gewoonte),
maar’de cijfers uit tabel 2 geven toch wel te denken. In
ieder geval mag men uit de eerste kolom op zich conclu-
deren, dat de consumptie in bepaalde landen nog omhoog

kan; het verschil tussen twee
soositgelijke
landen als Ne
derland en Denemai’ken is daartoe te treffend.
Nog een enkele opmerking over een eventuele belasting-.

c.q. prijsverlaging, waarop in een nieuwe’ suikerovereen-komst zeer zeker zal worden aangedrongen.. Het grootste

resultaat kan men ons inziens dan nog verwachten, indien
de landen er toe te bewegen zouden zijn voor industrieel

verwerkte suiker de accijns sterk te verlagen of geheel af
te schaffen (vanwege de elastische vraag); op de suiker
voor verbruik in de huishoudens bestemd zal een belasting-
en daardoor prijsverlaging geen groot effect sorteren (zeer
inelastische vraag).

In het voorgaande stipten wij slechts enkele vraagstuk-
ken aan, die de door de Internationale Suikerraad ingestel-de commissie in studie zal moeten nemen. Deze commissie
zal tevens ter vervanging van het vroegere quotasysteem

naar een effectief middel moeten zoeken om het verbruik
van suiker te vergroten. Hét is niet afdoende om de landen
alleen maar vriendelijk in overweging te geven de consump-
tie van suiker aan te moedigen en te stimuleren Uit het
voorgaande volgt, dat het verbruik van suiker in bepaalde
landen
kon
worden opgevoerd. Wij wachten dan ook met belangstelling de plannen af, die te zijner tijd in de Inter-
nationale Suikerraad op tafel zullen ‘komen.

‘s-Gravenhage.

G. GREIDANUS.

‘) Deze vergelijking in de munteenheid van de landen zelf heeft
echter weinig waarde In verband met de depreciatle van de meeste
valuta’s. Teneinde het effect van de depreciatie uit te schakelen,
wordt in de genoemde F’.A.O.-puhlicatie daarom nog een andere
vergelijkingsmelhode toegepast. Men heeft ni. de prijzen van 1937
en 1947 beide omgerekend In dollars en daarna weer tegenover
elkaar gesteld (kolom g en
hij.
Het blijkt dan, dat in Nederland en nenemarken de sulkerprijien zijn gedaald ten opzichte van 1937,
fl1.
tot, 80 en 89 pCt, en dat de stijging voor Polen gereduceerd wordt
tot 937 pCt. (In ons land bestond er in ‘1947 nog een hoge subsidie
op
suiker.
Op
8 November 1948 is deze bijna geheel opgeheven). ‘) De cijfers hebben betrekking op het verbruik In de jaren 1934 -’38. riet heeft vanwege de rantsoenering geen zin om na-oorlogse cijfers te geven. In de zomer van
19
1
,8 berichtte de Internationale
Suikerraad, dat het totale verbruik van suiker
11
pCt beneden
dat van vOOr de oorlog lag

2 Maart 1949

ECONOMISCH-STATISTISCHE
BERICHTEN

171

WENSELIJKHEID EN MOGELIJKHEID TOT

VERHOGING VAN DE RIJSTPRODUÇTIE

OP JAVA.

Gemiddeld werd in de jaren 1935 t/m 1939 op Java en

Madoera een hoeveelheid rijst geproduceerd van 4 millioen
ton. Het export-excedent van rijst op Java bedroeg over

die jaren gemiddeld 80.000 ton
1),
hetgeen dus betekent,

dat practisch

de gehele oogst op Java zelf werd geconsu-

meerd. Uit het bestaan van een weliswaar klein exportover-

schot zou kunnen worden afgeleid, dat aan de gehele be-
hoefte op Java zelf werd voldaan. Deze conclusie is èchter
bepaald niet juist. De voedingstoestand in veel armere
streken was, blijkens door het lnstitqut voor Volksgezond-

heid ingestelde onderzoekingen, reeds vooi’ de oorlog on-
voldoende. Wanneer wij de consumptie per hoofd per jaar
berekenen, blijkt, dat in bovengenoemde jaren op Java
en Madoera gemiddeld 83 kg per hoofd w’erd geconsumeerd,

terwijl voor Buitengewesten in zijn geheel een cijfer van

129 kg per hoofd werd berekend.
Naast deze rïjstconsumptie staat op Java een zeer aan-
zienlijk gebruik van andere hoofdvoedingsmiddelen. Te
weten mais tot een hoeveelheid van 41 kg per hoofd per jaar en cassave tot een hoeveelheid van 47 kg per hoofd
per jaar. Vooral in Oost-Java is de mais een van ouds
gebruikelijk voedingsmiddel, hetwelk bovendien als vol-

waardig kan worden beschouwd in tegenstelling met cassa-
ve (gaplek), dat een aanvullend voedsel is, hetwelk alleen
in min of meer armoedige omstandigheden in grote hoeveel-

heden wordt gebruikt. Wanneer wij de situatie beschouwen van na de oorlog,
dan zien wij, dat de geschatte productie van rijst voor
1948 3j millioen ton is, derhalve 500.000 ton minder dan

in de vooroorlogse jaren 1935/1939.
Aangenomen wordt, dat de bevolking van Java en Ma-
doera gedurende de oorlogsjaren op ongeveei hetzelfde
aantal, nl. 45,6 millioen zielen is blijven staan, hetgeen
dus betekent, dat thans per hoofd per jaar aanzienlijk
minder beschikbaar is, hetgeen dan ook wel zeer duidelijk
tot uiting is gekomen in de rijstschaarste, waarmee wij te
kampen hebben.
• Het ligt voor de hand, dat het eerste doel moet zijn, de vooroorlogse productie weer zo spoedig mogelijk te be-

reiken, doch het is evenzeer duidelijk, dat het uitermate
w’enselijk is hier aanzienlijk boven uit te komen. Als
redenen daarvoor kunnen worden opgesomd:
le. Bij herstel van de normale welvaart moet gerekend
worden op een jaarlijksè toeneming van de bevolking
met ongeveer 11 pCt ‘s jaars (7 800.000 zielen), het-
geen een meerdere rijstconsumptie met zich brengt

van 60.000 ton ‘s jaars.
2e. De nieuwe tijd heeft een grote drang meegebracht naar
vervanging van andere voedingsmiddelen door rijst.
Kleine verschuivingen hierin hebben een grote invloed

op de totale consumptie.
3e. Algemeen wordt verwacht, dat het wereldtekort aan
rijst (voornamelijk in Zuid-Oost-Azië) een duurzaam
karakter zal dragen, als gevolg van de belangrijk in
aantal toegenomen en toenemende bevolking van
– India en andere landen en de verwachte vermindering
van de surplussen van de rijstieverende gebieden.
Hieruit vloeit voort, dat die delen van de Buitenge-
westen, die een natuurlijk jaarlijks tekort aan rijst
hebben, dit moeilijk uit het buitenland zullen kunncn
aanvullen, zodat zij, indien enigszins mogelijk, door
Java geholpen zullen dienen te ‘orden.
Wanneer wij ons de ontwikkeling gedurende de komende 10 jaren voorstellen, moet worden geconstateerd, dat boven
het herstel van de vooroorlogse toestand een productiever-
hoging met 800.000 1 millioen ton nodig zal zijn om

) In het topjaar 1940 was de productie.4.484.500 ton, het uit-
voer-excedent 187.000 ton.

min of meer aan de bovengenoemde desiderata te kunndn

voldoen.

In hoeverre dit technisch mogelijk is, zullen wij thans

gaan bespreken.

Van de vele middelen, welke tot een verhoogde rijstpro-

ductie kunnen leiden, dient een 3-tal in de eeFte plaats te

worden genoemd. Ze zijn: –

verbeterde irrigatie,
toepassing van kunstmest op grote schaal,

gebruik van geselecteerd zaad.

Irrigatie.

Wat de mogelijkheden van
irrigatie
betreft, kan lt vol-

gende worden medegedeeld.
Met de diverse irrigatieprojecten, welke door het Departe-
ment van Waterstaat en Wèderopbouw zijn ontworpen,
zullen 332.000 ha door technische bevloeiing in de West-
moesson een verbeterde watervoorziening verkrijg’én, ter-
wijl de gadoe-cultuur, dus de aanplant gedurende de Oost-
moesson, met 288.000 ha zal worden uitgebreid.
Wanneer de daardoor te behalen meerproducties worden

geschat op 4 resp. 9 q/ha gepelde rijst, zullen de bedoelde

irrigatieprojecten gezamenlijk leiden tot
en
productie-

verhoging van 392.000 ton beras.
” –

Het zogenaamde , Federale Welvaartpian’ Java”, waar:
van een productieverhoging van 200.000 ton gepelde rijt

wordt ‘erwacht, is hierbij reeds inbegrepen. ‘

Toepassing oan kunstmest.

Over de toepassing van
kunstmest
op sawah’s is het vol-

gende te vermelden.
V66r de,por1og is op dit gebied door het Algemeen Pr6f-
station voor de Landbouw in samenweking met de Land-
bouwvoorlichtingsdienst reeds zeer veel verk verricht: In
de eerste plaats is over geheel Java een netw’erk van proef-
nemingen uitgevoerd, teneinde na te gaan, in hoeverrd6p
bepaalde grondsoorten door toepassing van verschillge
soorten kunstmest de productie kan worden verhoogd.
Aan de andere kant is door het Bodemkundig lnsfiti.iut
een voorlopige kaartering en indeling der grondsodrtén
uitgevoerd. Als resultaat van deze arbeid is komen vast te
staan, dat er op Java en Madoera rônd 600.000 ha ph’os-

phaatbehoeftige sawahgronden aanwezig ijn. Ddor toe-
passing van ca 1 quintaal per ha dubbel superphosphaat

kan de opbrengst gemiddeld met 3 q/ha gepelde ‘rijst
worden opgevoerd.
Bij een algemene toepassing van deze bemesting op bo-
vengenoemde sawah’s zou een totale opbrengstvermeerde-
ring kunnen w’orden verkregen van 200.000 toh gepelde

rijst. –
Tot de phosphaat-arme gronden kunnen worden gere-

kend
ten eerste
de Bantamtufgrondpn, waarop ca’70.000
ha sawah’s zijn gelegen.
Ten tweede
de lateritische 1emgron7

den, welke vooral in Krawang en Indramajoe voorkomen
met een totale sawahoppervlakte van ca 100.000 ha.
Ten

derde
de rergelgronden o’er geheel Java verspreid lussen
Tjiandjoer en Pasoeroean en verder voorkomende op Ma-
doera met een sawahoppervlakte van ca 440.000 ha. En
tenslotte
in de vierde plaats een sawahareaal yan 22.000
ha, gelegen op zandige kwartsgronden in Oost-Java.
De toepassing van deze hemesting met superphosphaat
is voor de tani alleszins rendabel, vooral in tijden van
hoge rijstprijzen, waarmee wij voorlopig rekening hebbén
te houden.
Eén quintaal dubbel superphosphaat kost thans pngeveer
f 30. Hiermee kan z6nder verdere kosten of bijzondere
moeite 350 kg gepelde rijst worden verkregen, die bij prijs
van 50 cent/kg dus f 175 opbrengt. Dus meer dan 5 x
het bedrag dat aan kunstmest is besteed. Toch is reeds
vôôr de oorlog gebleken, dat het veel moeite kostte deze
bemesting algemene -ingang te doen vinden. –
De bezwaren, die- werden ondervonden, waren: het

172

ECONOMISCH-STATISTISCHÈ BERICI4TEN

2 Maart 1949

algenen gebrek aan contante gelden, de moeilijkhëid

om detani van het nut en het voordeel van deze bemesting
te overtuigen.

Om aan het eerste bezwaar tegemoet te komen, bleek

liet onvermijdelijk noodzakelijk om op enigerleivijze

cedieten te verschaffen. Aangezien het hier gaat ‘om

duizeiden crediten elk tot een klin bedrag, is er eën ere-

dietorganisatie nodig in dessaverband. Voor het oprichten

van deze bankjes is voorbereidend vrk.nodig,dat zeer
veel moeite kost en zich slechts langzaam kan ontwikkelen.

Dit vooronderstelt een mate van ontwikkeling in moderne

geest, die als regel nog onvoldoende aanwezig is. Gecon-
stateerd moet worden, dat in sommige gebieden, zoals

bijv. in Bantam, ondanks veelvuldig en nauwgezette

pogingen practisch nog geen successen konden worden be-
reikt. liet is natuurlijk mogelijk te ove’rwegen, dat de ur-

gentie iran het opvoeren van de rijstproductie veël verder-

gaande overheidsbemoeienis mtiveert. Zo laat zich bijv.

deiiken, dat deze bemesting van staatswege gefinancierd

en onder overheidscontrôle’ wordt uitgevoerd, terwijl de

kosten worden teruggewonnen door verhoging van
,
de landrente.’ liet spreekt vanzelf, dat’ de maatregel eerst
nauwkeurig van alle kanten zou moeten worden helidht

en overwogen. Om alle bovengeiiôernde 600,000 ha phos-
phaat-arme sawahgronden van de benodigde mest te

voorzien, is een hoeveelheid nodig van 60.000 ton dubbel

superphosphaat. Aangezien hier te lande geen ‘fabrieken

zijn, moet dezé rneststof worden geïniporteerd. Naar ik

meen, ligt het in liet voornemen te onderzoeken, in hoe-

verre het moge]ijk is hier te lande een superphosphaat-
fabriek
01)
te richten. De ‘grondstof (natuurphosphaat)
voor pen dergelijke industrie is hier aanwezig. Dé exploi:

teerbare hoeveelhelen calciumphosphaat worden geschat

op 500.000 ton, terwijl 100.000 d 150.000 ton aluminium-
pho’sphaat wordt aangetroffen, welke laatste verbinding echter voor de superphosphaatbereiding niet geschikt is.

Op.sommige gronden (Bantamtuffen) kan het calcium-

phospliaat zonder verdere bewerking worden toegepast,
op’ iidere aliiminiumphosphaat, doch op de meeste geeft

ahlêën supei’phosphaât een bevredigende uitwerking.

Ceselecterd’ zaad.

Als derde hlangrijke mogelijkheid tot verhoging van
de productie werd genoemd het gebruik van
geselecteerd
zaad.

• Het probleem van de verbetering van de variëteiten is
bij het A.P.L. reeds sinds 1905 in studie, doch in het bij-
zonder s,inds ongeveer 20 jaar geleden is daarvan meer
intensief werk gemaakt.

Om beter, zaad te verkrijgen, kan men deze ondervol-
gende wegen inslaan:

het importeren van variëteiten uit andere tropische
landen;

‘ het zuiveren van de bestaande landrassen;

het sèlecteron van zuivere lijnen uit de aanwezige land-
rassen;-

‘ het ‘kweken van nieuwe variëteiten door middel an
kruising.

Al dezé’methoden zijn in de loop der jarén met succes
toegepast.’ Ilet laatste’ proces, nI. dat van het kweken
an nieuwe k’i’uisingen bleek de meeste perspectiiven te
vertonen,

doch is tevens hët meest tijdrovend. Tegen het
begin varÇ de’ ôorlog was men echter op dit terrein zover
gevorderd, dat uit duizenden nieuwe kruisingen een 26:
tal werd ese1ectëerd,’ ‘die bij prôefnemingen op duizenden
prdefveldjes over Java ver’spreid blekën uit tp munten.

1-let .gezamenlijk areaal, waarop deze variëteiten met
succes kunnen worden aangeplant, is te schatteh op rond
1 millioen ha en de gemiddelde meerproductie op 8 quin-
talen per ha droge paddi. Uit deze hoofde kan derhalve
een meeropbrengst van 400.000 ton’ gepelde rijst ‘s jaars
worden verkregen. T-let laat zich aanzien op rond van de

ii’oj in gagijnde selectie-arbeid, dat d’e.bereikbre esul-

taten op de duur nog veel groter kunnen zijn, doordat in

de eerste plaats variëteiten kunnen worden verkregen, die

nog beter zijn dan de reeds thans geselecteerde, tei’wijl in de
tweede plaats voor die gebieden, w’aarvoor thans nog geen

geschikte geselecteerde variëteit. is •, gevonden, deze

ongetwijfeld alsnog zal worden verkregen. Om te bereiken

dat deze betere variëteiten ‘algemeen worden toegepast,

is een omvangrijke arbeid nodig, zowel van het Algemeen

Proefstation voor. de Landbouw als van de Landbouw-

voorlichtingsdiensten. De gang van zaken hierbij is aldus:

– }Iet geselecteerde materiaal wordt door het A.P.L. op

eigen vermeerderingsbedrijveri, die op verschillende plaat-
sen op Java zijn gevestigd, vermeerdei’d. Dit hoogwaardige

zaad wordt vervolgens – aaQ de Landbouwvoorlichtings-

dienst afgestaan, die het op haar eigen zaadhoeven verder

verbouwt. liet hier verkregèn zaad, dat ondei’ deskundige
leiding is geproduceerd, kan als volkomen zuiver worden

beschouwd. De totale hoeveelheden blijven echter verre

onvoldoende om daarmee alle tani’s te voorzien.

De volgende schakel dient daarom te zijn het verder

vermeerderen van het uit de zaadhoeven verkregen, zaad
door ontwikkelde tani’s, met wie een speciale overeenkomst

is aangegaan. FIet door deze tani’s verkregen zaad (eerste

nabouv”) kan dan op grotere- schaal worden uitgegeven.

Dit proces moet blijvend worden volgehouden, in de eerste
plaats omdat het zaaizaad bij de gèwone boer vrij sterke

neiging heeft spoedig w’eer onzuiver- te worden, in de

tweede plaats omdat in de loop der tijden, naar mag vor-
den aangenomen, weer nieuwe en hetero variëteiten.wor-
den gekweekt. Ofchoon zich bij het introduceren van
veredeld zaaizaad geen ernstige moeilijkheden van financiële
aard voordoen, zoals bij het gebruik van kunstmest, stuit

dit proces niettemin op enige bezwaren. In de eerste plaats

is .de tani sterk gehecht aan de rijstvariëteiten, die’ hij
van ouds gewoon is te planten. In de tweede plaats is ook

de handel en de rijstpellerij ingesteld op de tot nu toe in
gebruik zijnde variëteiten.

Deze moeilijkheden kunnn echter, naai’ de practijk
leert, zeker worden overwonnen, mits de nieuwe variëteit
in alle opzichten superieur is aan dè in gebruik zijnde.

Uit het bovenstaande moge duidelijk zijn, dat het in-
voeren en op peil houden van veredeld zaaizaad de nood-
zaak met zich meebrengt van een voldoende geoutilleerde

afdqling Rijstselectie bij -liet A.P.L. en van een voor de

taak berekende landbouwvoorlichting in de diverse rijstge-
bieden.

liet feit, dat wij over de gehele linie groot gebrek hebben
aan ervaren personeel en dat verder de selectiebedrijven

en zaadhoeven, die voor de oorlog in een reeds veel te klein
aantal aanwezig waren, thans nog niet konden worden

ingericht, maakt, dat er noodgedwongen een aantal jaren
overheen zullen moeten gaan,. alvorens het hierbovenge-stelde doel geheel kan worden bereikt.

Andere niogelijkheden.
– Behalve door de luerboven in het kort beschreven moge-

lijkheden tot verhoging van de rijstproductie, te weten
door irrigatie, dor toepassing van.kunstmest en door
gebruik van veredeld zaaizaad, kan de rijstproductie van
Java worden opgevoerd door een verfijning en verbetering
van liet toegepaste landbouwsysteem in het algemeen.
Gedacht wordt hierbij aan de voor de oorlog, vooral in
West-Java, met succes gepropageerde zogenaamde Ver-
heterdeCultuurmethode”, door toepassing van groenbe-
mesting en door betere bestrijding van de twee belangrijkste dierlijke rijstplagen, te weten
ratten en nitte rijsiboorde,’s.
Ook de mentekziekte zal belangrijk kunnen worden terug-
gebracht door toepassing van mentek-resistente rijst-
variëteiten en passende grondbewerking. Vooral kunnen
nog belangrijke resultaten worden verwacht door een
nauwkeurige aanpassing van planttijd

en variëteit aan de
bevloeiingsmogelijkheid en een juiste vruchtwisséling in

2 Maart 1949

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

173

overeenstemming met de plaatselijke gesteldheid van bo-

dem, klimaat en bevloeiing.
lIet zal wellicht zijn opgevallen, dat in de opgesomde

mogelijkheden de verhoging van de rijstproductie de me-
chanische landbouw niet is genoemd. Hiervan moet echter

worden gezegd, dat deze mechanisatie misschien in zekere

mate voor de landhornv in Indonesië wel op zijn plaats

zal blijken te zijn, doch dat hiervan geen aanzienlijke ver-

hoging van de totale productie mag worden verwacht.

Ï)e nadruk dient er nogmaals op te worden gelegd, dat

voor de doörvoering van de hierboven opgesomde verbe-

teringen een veel hoger ontwikkelingspeil en een verhoogd
landbouweconomisch inzicht wordt vereist van de land-
houwersstand op Java en Madoera. Dit is alleen te verkrij-

gen door een sterke uitbreiding van het volksonderwijs,
paard gaande met een daarbij aansluitende uitbreiding

van het landhouwonderwijs, vooral van dat in zijn eenvou-
digste vorm als dessacursussen, voordrachten enz. Dat

bij een en ander een grootscheeps opgezette propaganda –
waarbij zo veel mogelijk de zelfwerkzaamheden der land-

bouwers (tani-verenigingen) moet worden aangemoedigd
—onmisbaar zal zijn, spreektwelhaast vanzelf. Een ge-

leidelijke uitbouw van het landbouwcredietsysteem, niet
alleen voor aanschaffing van kunstmest, maar ook van
andere productiemiddelen als landbouwwerktuigen, werk-

vée enz, valt mee in dit kader.

Als besluit kan derhalve worden geconstateerd, dat de
technische mogelijkheden om tot het in de aanvang van
dit artikel gestelde doel te komen – t.w. de opvoering van

de rijstproductie van Java binnen een tiental jaren tot
800.000 tons boven de vooroorlogse productie – aanw-ezig
zijn, doch dat om dit doel te bereiken grote krachtsinspan-ning nodig zal zijn van de landbouwvoorlichtingsdiensten,

gesteund door de centrale federale leiding en het A.P.L.

Verder dat deze pogingen alleen
zullen
kunnen slagen,

win neer zij kunnen steunen op een algemene krachtige
actie tot ,’erhogïng van de algemene ontwikkeling van de
plattelandsbevolking. Zoals hiervoor reeds uitkwam, komt

een belangrijk deel van het werk verder voor rekening

van de afdelingen irrigatie, coöperatie en volkscrediet-

wezen. Zeer moeilijk is het, verbetering te brengen in de
dicht bevolkte; doch van nature onvruchtbare gebieden.

Hier zullen plattelandsindustrie en transmigratie uitkomst moeten brengen.
Ik wil tenslotte niet eindigen alvorens erop gewezen te

hebben, dat de
erosie,
als gevolg van ontwouding en on-

gecontroleerd bewerken van steile hellingen, in de ramp-

spoedige jaren, die achter ons liggen, een zeer ernstige be-
dreiging voorâl voor de sawahbouw is geworden. Grond-
bescherming zal van overheidswege veel aandacht en krach-

tig ingrijpen vereisen.

Bat.avia.

Ir H. VONK

PROBLEMEN VAN DE PRIJSPOLITIEK EN

VAN DE WISSELKOERS IN DUITSLAND
1).

Bij het begin van het nieuwe jaar is de binnenlandse economishhe ontwikkeling van West-Duitsland in een
nieuwe phase gekomen in zoverre, dat de prijsstijgings-
tendenties een einde hebben genomen en ten dele voor
prijsdalingstendenties hebben plaats gemaakt. Weliswaar
vertoont de index van dekosten van levensonderhoud in
December 1948 nog een stijging, en wel tot 144,1 (Novem-
ber 142,7), die vooral werd veroorzaakt door de verhoging
der kosten voor voeding en kleding, maar de veronder-
stelling is gewettigd, dat in Januari aan deze stijging
een einde is gekomen. De omvang van de prijsdaling is
oi de diyerse markten zeer vetschillend. Zij is het grootst
op de markt der consumjtiegoederen, en wel speciaal op

1)
Vertaald ut de buitse taal. Red.

die van zekerq.hogwaardige goederen en van luxegoede-

ren, terwijl de grondstoffen nog geen daling ondergaan.

Bij het beschouwen van deze situatie moet er op e-
wezen worden, dat zich in West-Duitsland over het geheel

genomen een nieuwe prijsstructuur ontwikkelt. Dia goe-

deren immers, die tengevolge van het verlies der Oost-

duitse gebieden in het Westen zeer schaars zijn geworden

of die door de toestand op de wereldmarkt in stèrkere mate

het karakter van schaarse goederen hebben aangenomen,

moeten, naar te verwachten is, in vergelijking met andere

in prijs stijgen. Van de door de nieuwe economische politiek

geboden kans, dat door concurrentie de prijsverhoudingen
een zodanige wijziging ondergaan, dat een zekere verande-
ring der economische structuur optreedt op grond van de
nieuwe schaarsteverhoudingen, wordt in toenemende mate

gebruik gemaakt, zodat binnen afzienbare tijd op aanpas-
sing aan de nieuwe structuur kan worden gerekend, -voor
zover vooral van de kant van de Duitse handel daarmee

rekening.wordt gehouden. Een symptoom van de consoli-

dering der prijsverhoudingen is ook de algemeen waar- te
nemen verruiming van het aanbod vafi goederen in de
winkels. Klaarblijkelijk heeft de handel er balang bij, niet

alleen deuit de Kersttijd overgebleven voorraad artikelen

te verkopen, maar bovendien over het geheel naar een rui-mere voorziening van de cliëntèle te streven. Wanneer dus
niet alle tekenen bedriegen, zal wellicht aan de algemene

stijging van het prijsniveau der laatste maanden een einde
zijn gekomen.

Voor deze verwachting pleiten twee feiten. Ten eerste
is de productie nog altijd stijgende. De productie-index
vertoont voor December een hoger cijfer dan voor Novem-
ber. In December was dit 77,8 (1936 = 100), in November
75,4. In Januari kan eveneens nog op eengeringe stijging
worden gerekend, ofschoon bijv. de productie per werk-
ploeg in de mijnbouw sedert de invoering van de geld-

sanering niet is toegenomen, lIet verloop in de diverse
takken van bedrijf is zeei verschillend, daar een deel van
de industrie, doordat buitenlandse grondstoffen geleel
ontbreken of doordat althans de invoer van -deze grond-stoffen zeer ongeregeld plaatsvindt, in haar ontwikkeling
wordt belemmerd, en daar het verder juist bepaalde takken

van de industrie zijn, die door de reeds tot uitvoering ge-
brachte of voorgenomen ontmanteling der fabriekinstal-
laties moeilijkheden ondervinden bij het treffen van hun
heschikkingen. Zou men de stijging van de productie-
indices nader analyseren, dan zou het voor de verschillende
bedrijfstakken verkregen beeld sterk moeten verschillen,
want enkele daarvan moesten wegens het in het Oosten

geleden verlies geheel nieuw opgebouwd worden, zoals
bijv. de industrie van electrische artikelen. D.w.. zij be-
ginnen op een zeer laag niveau, terwijl andere’industrie-

takken, zoals bijv. de staalwarenindustrie, speciaal wat
betreft eenvoudige huishoudelijke artikelen reeds• bijna
het verzadigingsniveau van de markt hebben bereikt.

Naast deze aanhoudende tendentie van productiestijging
isvoor de ontwikkeling van de prijspolitiek van beslissende
betekenis het feit, dat op het binnenstromen van nieuw,
door de monetaire wetten geschapen geld over het alge-

meen niet meer te rekenen valt. Terwijl in de eerste maan-
den sinds het midden van 1948 steeds weer nieuw geld in
circulatie is gebracht, zodat de prijsstijgingstendenties
sterker werden, bestaat daartoe thans geen aanleiding
meer. Het is dan ook niet toevallig, dat.de
door de Duitse
credietinstellingen aan niet-banken verleende credieten
in de laatste maanden in steeds langzamer tempo toe-
namen. Als het tegenwoordige geld- en credietvolume
wordt gehandhaafd en de productie langzaam blijft stijgen,
zou dus ook om deze reden de prijsstijgingstendentie voor
een dalende trend plaats moeten maken.

Voortzetting der restrictiere credietpolitiek.

Gezien deze toestand rijst de vraag, welke middelen
aangewend zouden noeten worden om dit consoliderings-

r

174 ‘

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

2 Maart 1949

proces te bevorderen. ‘Want het valt niet te betwijfelen,

dat vele tot nu toe voor consumptieve doeleinden gebruikte

winsten, vooral in de handel, ook sterkere prijsdalingen

toelaten, zonder dat de de productie beperkende gevolgen
van een deflatie behoeven te worden verwacht. Tot deze

maatregelen zal wellicht in de eerste plaats een
yoortzetting
van de restrictieve credietpolitiek behoren en vooral be-
perking van het crediet van de Centrale Bank. De tot nu

toe aan de banken gegeven richtlijnen, de credietwaardig-

hêid van de ondernemingen nauwkeurig na te gaan, en
bovendien de vingerwijzing om slechts voor w’erkelijk pro-

ductieve doeleinden credieten te verlenen, heeft reeds tot

grotere voorzichtigheid bij het treffen van beschikkingen

geleid. Alles hangt er nu van af, dat de soliede ondernemin-

gen, die ten volle aan hun belastingverplichtingen voldoen

en met slechts geringe goederenvoorraden de op de geld-

sanering volgende periode ingegaan zijn, niet tot een fail-
lissement worden gedwongen. Daarentegen zal men de

ineenstorting van sommige na de oorlog op onsoliede basis

opgerichte ondernemingen om algemeen-eConomische rede-
nene slechts kunnen toejuichen. Mochten, tegen de ver-

wachting, in verband met de grote omvang van de interne

financiering in de Duitse industrie de prijzen zich.niettemin
in stijgende richting ontwikkelen, dan zal men wellicht niet

schromen het middel van verhoging van het disconto aan
te grijpen, een middel, dat eerst door de ,,Zentralbankrat”
van de hand gewezen is. Ook in dit geval ontstaat echter

de moeilijkheid, dat, daar een verhoging van het disconto

sterk in de breedte w’erkt, ondernemingen worden getrof-
fen, die voor de volkshuishouding zeer belangrijk zijn,

maar waarmee het tegenwoordig, wat het kostenelement,
betreft, ongunstig gesteld is.

Om redenen van prijsstabilisering is het bovendien no-
dig, dat de uit de import bij de ,,Aussenhandelskass” ont-

staande D-Mark-bedragen niet zonder meer ter beschikking
van handel en bedrijf worden gesteld. Zoals men weet,

betaalt immers de Duitse importeur zijn goederen bij de

,,Aussenhandelskass’e”, waar dus grotere bedragen ontstaan
naarmate de invoer toeneemt. De invoer is van 286 mil-

ben DM in Juli 1948 tot 303 millioen DM in November

1948 gestegen. Voor de komende maanden kan ‘op een ver-
dere toeneming van de import worden gerekend, vooral
omdat uit de ERP-middelen bedragen van meer dan 200 millioen DM per maand ter beschikking gesteld zijn. Uit

het oogpunt van de monetaire politiek bezien zou het dus
wel goed zijn, dat men bij de uitgifte der door de impor-teurs gestorte bedragen terughoudend was, teneinde ook op die wijze de contractieve tendenties te versterken.

Beperking der oQerheidsuitgaQen.

Op dezelfde grond is het gewenst, dat de openbare
lichamen bij hun uitgavenpolitiek – afgezien van algemene
redenen ‘juist mede ten behoeve van een goede mone-
taire politiek ertoe gebracht worden zich tot een minimum,

te beperken en genoopt, eventueel ontstane kassaldi naar
de Centrale Bank voor schuldaflossing over te hevelen,
zodat deze nominale koopkracht buiten werking wordt
gesteld. In dit verband moet er ook op worden gewezen,
dat de

belastingontduiking, waarvan de buitengewoon
hoge belastingtarieven wel een zeer voorname oorzaak
zijn, door verscherpte contrôlemaatregelen dient te wor-
den verhinderd. De in beginsel al reeds.wenselijke verscher-
ping der maatregelen ter inning van de belastingen zou
tevens een vermindering der zeer hoge tarieven mogelijk

maken,om op deze wijze weer tot een gezonde belasting-

moraal te komen. Verlaging der belastingen zou gewenst
zijn met het oog op de stijging van de reële fiscale druk
bij een tendentie tot prijsdaling, als ook met het oog op
grotere fiscale bescherming van nieuw’e en vervangings-
investeringen, zoals deze in ‘het tegenwoordige Britse
financiële stelsel geldt. Deze fiscale begunstiging yan de

industrie mag aan de andere kant de normale financiering

via de kapitaalmarkt niet belemmeren, maar moet aan de
diverse onddrnemingen slechts en zekere speling laten.

Daarenboven zoi fiscale begunstiging ook van het indivi-

duele sparen gewenst zijn, omdat immers niet in te zien is,
waarom in dit opzicht tussen privé-huishouding en onder-
neming verschil zou moeten bestaan.

Financiering de,’ inQesteringen.

Daarmee is reeds het probleem der financiering van
investeringen aangeroerd. In tijden van prijsstijging be-

staat, zoals de ervaring leert; de neiging, de middelèn uit

de bronnen van de interne financiering te putten, in plaats
van zich tot de kapitaalmarkt te wenden. Dit ongewoon

grote aandeel van de interne financiering had in de laatste

maanden na de geldzuivering niet alleen fiscale oorzaken,

maar was ook toe te schrijven aan het verlangen om van

de marktconjunctuur te profiteren. De op uitgestrekte

terreinen nog onvoldoende concurrentie had, voor de

ondernemingen deze politiek zeer vergemakkelijkt, zodat

begi’ijpelijkerwijs de mogelijkheid, de investeringen met de

middelen van de credietpolitiek in de hand te houden, tot

een minimum moest dalen. Daartegenover ‘moet alles wor-
den gedaan, om deze tendentie binnen redelijke grenzen
terug te brengen en aan de andere kant de spaarneiging te

vergroten. Deze laatste wordt bevorderd door de te ver-

wachten consolidering van de prijsverhoudinen. Aangeno-
men mag worden, dat de tot.nu
toe slechts zeer geringe
toeneming van het bedrag aan inleggingen bij de spaar-

banken groter zal worden. Op deze wijze zou het ook aan
de bevolking duidelijk worden, dat de economische weder-

opbouw slechts tot stand kan komen door werkelijke vrij-
willige beperking van het verbruik. In zoverre zou het ook
niet ondoelmatig zijn, de creditrente van de banken, vooral

ten gunste van besparingen op lange termijn, te verhogen

en alle vormen van doelsparen aan te moedigen. Al mag
ook; overeenkomstig de tegenwoordig in de economische
theorie wel dominerende opvatting, dat de rente geen

beslissende prikkel tot sparen is, de kans op succes niet

woi’den overschat, toch moet aan de andere kant alles
worden gedaan om in West-Duitsland weer een normale
kapitaalmarkt op te bouwen. Men moet zich er echter

goed van bewust ziji, dat het geringe spaarvolume binnen
afzienbare tijd geenszins voldoende zal zijn om zelfs maar
tot de i’neest urgente investeringen te kunnen overgaan.
Dientengevolge zal men er zonder beschikbaarstelling van
openbare middelen voor urgente investeringen niet kunnen

komen. Zo blijkt de behoefte aan investeringscredieten voor
het electriciteitsbedrijf, voor de overige openbare nutsbe-
drijven (gas en water), voor de mijnbouw, voor de spoor-‘
wegen, voor de totaal gefnuikte scheepvaart, alsmede voor
de woningbouw van essentiële betekenis te zijn voor het gehele economische leven. Reeds deze voorgenomen in-
vesteringen zouden, gezien het geringe reële inkomen van
de Duitse bevolking, een hoog percentage van het normale

spaarquotum absorberen, zodat voor de eigenlijke indus-
triële netto-investeringen slechts weinig speling overblijft,
voor zover niet rechtstreeks kapitaalinvoer uit het buiten-
land plaatsvindt. De voor de hand liggende gedachte, het
in Duitsland meest schaarse goed, namelijk het kapitaal,
van een aan die schaarste beantvoordende hoge rentevoet
te voorzien, zou gelijk staan met het afzien van de uitbrei-
ding van bepaalJe installaties in het electriciteitsbedrijf,
welke uitbreiding ,eenvoudig een onafwijsbare voorwaarde
is voor de handhaving en verdere ontwikkeling der pro-
ductie.

Het inkomens peil.

In dit verband moet ook de kwestie van de hoogte van de inkomens worden bezien. Door het feit, dat tot nu toe
de kosten van levensonderhoud sterker zijn gestegen dan
de inkomens, is reeds een daling van.het reële inkomen te
constateren, welke slechts een andere uitdrukking is voor de door de oorlog veroorzaakte verarming van het Duitse

2 Maart 1949

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

175

volk. Een algemene loonsverhoging, bijv. om
aanpassing

aan de prijsverhoudingen te vdrkrijgen, kan daarom in

geen geval worden verwacht, daar bij de in doorsnee op

laag niveau staande productietechniek een zeer hoog loon-
peil alle export onmôgelijk zou maken. Er kan dus-alleen

sprake zijn van aanpassing van bepaalde achtergebleven

lonen der laagste inkomensklassen, zonder -dat op deze
wijze een algemene stijging van kosten plaatsvindt. Het

is daarom van belang, dat, vooral met het oog op de

consolidering van de prijsverhoudingen, de vakverenigingen

voorlopig hebben afgezien van het eisen van een algemene
loonsverhoging. Mochten de prijzen van de consumptie-
goederen in de eerstvolgende maanden een daling van
betekenis vertonen – waarop eigenlijk niet mag worden

gerekend, daar de prijzen der grondstoffen, zoals kolen,

hout, ijzer enz, tengevolge van de relatieve schaarste
dezer artikelen wel sterk moesten stijgen – dan zou de

kwestie van de hoogte. der lonen in het belang van een
sterkere kapitaaliiorming opnieuw onder de ogen moeten

worden gezien.

Deze hele kwestie houdt echter ten nauwste verband

met de aanpassing van de binnenlandse markt aan de in de

wereldeconomie bestaande verhoudingen. Want door de
tengevolge van de uitschakeling van Oost-Duitsland toe-
genomen behoefte aon invoer van levensmiddelen en grond-

stoffen zijn handel en bedrijf in West-Duitsland in veel
sterkere mate dan vôôr de oorlog tot binding aan de
wereldmarkt gedwongen. Dat blijkt vooral ook uit de te
verwachten vermindering der importcredieten in de vorm der ign. GARIOA-credieten voor levensmiddelen, die tot
nu toe ongeveer de helft van de Duitse invoer uitmaakten.
Terwijl dus een blijvende stijging van de import van

grondstoffen en levensmiddelen in het belang van de we-
deropbouw noodzakelijk is, vloeit daaruit automatisch
voort, dat ook de export moet worden verhoogd. De situa-
tie zou gemakkelijker zijn, als de tegefiwoordige export
niet voor bijna twee derde met de verplichte uitvoer van kolen, hout en schroot belast was, terwijl v66r de oorlog
de Duitse export voor meer dan 80 pCt uit afgewerkte
industriële producten bestond, waarmee in de landen van
West- en Midden-Europa een vijfde f een derde en meer
van de totale behoefte aan geïmporteerde afgewerkte fabri-
katen werd gedekt. Daar de verplichte export, algemeen-
economisch gezien, relatief geringe deviezenopbrengsten
levert, moet ter aanvulling worden gestreefd naar een
des te grotere export van afgewerkte producten, wil men

de totale import in de loop van de tijd enigermate dekken.
Op 1 December 1948 is verandering in de organisatie
,van de Duitse handel gekomen in zoverre, dat de trans-

acties met het buitenland uit de handen van de JEIA in
die van de individuele importeur en exporteur zijn over-
gegaan. Daarmede wordt vooral bij kleinere en middel-

matige transacties de wijze van afwikkeling zeer vergemak-
kelijkt. Het zou intussen dringend nodig zijn, dat dezelfde
regeling ook tot de exporten van de Franse zône werd uit-
gestrekt. Wanneer men bij de in geheel Europa heersende
schaarste aan dollars naar verlevendiging van de Duitse
buitenlandse handel wil streven, dan is ongetwijfeld een
voorwaarde daarvoor, dat bij het bepalen van de handels-
politiek althans voôr het behoud van een minimum aan
zelfstandigheid wordt gezorgd en ter ondersteuning van
de werkzaamheid der kooplieden in het buitenland consu-
laire vertegenwoordigingen worden gevestigd. Juist wegens
de sterke wijzigingen van de structuur van het economisch

leven in het buitenland, welke aan de Duitse exporteurs
slechts ten dele bekend zijn, zullen dergelijke instellingen
wellicht nuttig blijken ter oriëntering en daarmee uiteinde-
lijk ter besparing van deviezen.

Het wisselkoersw’aagstu.k. –

Binnen het kader van dit voor de verdere ontwikkeling

van het economisch leven- in Diitsland centrale -probleem

rijst de vraag van de bepaling van d6 juiste wisselkoers.
Algemeen gesproken kan tegenover de door de militaire

regeringen vastgestelde koers van 30 dollrcents = 1 DM

sledhts de stelling worden geponeerd, dat op de duur naar
de vorming van een evenwichtskoers moet worden ge-

streefd. Vaar deze evenwichtskoers ligt, kan op het ogen-

blik, gezien de noodzakelijkheid van een structuurwijziging

van het Duitse economisch leven en w’egens de onoverzich-
telijkheïd van de verhoudingen op de wereldmarkt, nog

moeilijk- worden beoordeeld. Men kan echter na zorgvuldig

onderzoek der prijsverhoudingen in binnen- en buitenland
in de zin van de therorie van de koopkrachtpariteit hier-
van uitgaan, dat de tegenwoordige koers een geschikte
basis voor hot huidige zakendoen is. Zekr is in elk geval,

dat verlaging van de koers tot bijv. 25 of zelfs 20 dollar-

cents, zoals eens door de ,,Neue Zürcher Zeitung” werd

voorgesteld (waaromtrent echter de beslissing niet in Duit-

se handen zou liggen), niet geschikt zou zijn om de proble-
men van de buitenlandse handel voor de naaste toekomst

op te lossen. Het is immers reeds gebleken, dat bij, een

reeks van goederen, die Duitsland vôér de oorlog expor-
teerde, door de vooruitgang van de techniek de kosten in

het buitenland zo sterk konden worden verlaagd, dat zelfs bij een koersverlaging met 10 of 20 pCt of
,
meer nog geen
concurrentiemogelijkheid zou ontstaan. In deze gevallen
zal nu eenmaal voortaan van export moeten worden afge-

zien, hoe moeilijk het voor de betrokken ondernemer
ook moge zijn, deze werkelijkheid in te zien. Aan de andere
kant zou bij die industrieën, voor welke een zekere mate
van concurrentie met het buitenland mogelijk is, een on-
tijdige koersverlaging als een- Danaïdengeschenk moeten
worden beschouwd, want op een verscherping der concur-
rentie op de wereldmarkt kan toch met stelligheid worden
gejekend. Daarom is het op de duur beter, als de potentiële
exportindustrieën allereerst door rationalisering hun kosten
omlaag trachten te brengen. Daarmee wordt tevens de
koopkracht van de binnenlandse markt verhoogd. Dat
tenslotte een koersverlaging op het huidige tijdstip, nu

in andere landen dergelijke problemen worden besproken,
ongewenst lijkt, gezien de Bretton-Woods-plannen, behoeft

geen betoog. Wat het hele probleem aangaat, moet er
echter op woi-den gewezen, dat elke koersverlaging de
invoer duurder zou maken en, gezien het hoge invoer-
quotum voor levensmiddelen, tot stijging der kosten van
levensonderhoud en, bij die industrieën, waarvoor de
grondstoffen voor een groot deel moeten worden ingevoerd,

tot duurdere productie zou moeten leiden. Juist omdat
het Duitse bedrijfsleven meer dan vôôr de oorlog van invoer
afhankelijk is, is het voor koersveranderingen aan de im-
portzijde des te gevoeliger geworden. Daar de GARIOA-
credieten volgens mededeling van het Amerikaanse mili-
taire bestuur in elk geval binnenkort door werkelijke
importen tegen de koers van 30 dollarcents zullen worden vervangen, zal reeds dit feit de invoer in overeenkomstige
mate belasten. Volgens zeer nauwkeurige onderzoekingen
van de ,,Bremer Ausschuss für Wirtschaftsforschung” is de hoogte van ongeveer de helft der binnenlandse groot-
handelsprijzen van import afhankelijk. Bijgevolg.zou reeds
een verlaging van de wisselkoers van 30 tot 27 dollarcents een stijging van de kosten van levensonderhoud met 5 pCt veroorzaken. Aan cle.andere kant betekent zulk een koers-
verlaging, zoals reeds in het licht werd gesteld, geen merk-bare verbetering van de mogelijkheden der exportindustrie,
en wel wegens de zeer h’bge kosten tengevolge van het lage

peil van de productietechniek en wegens de overige lasten,
die de wederopbouw en de structuurverandering van het

bedrijfsleven in Duitsland veroorzaken.

Verandering van de wisselkoers zou ook voor de diverse landen een zeei verschillende uitwerking blijken te hebben, want lét men op de prijsontwikkeling en de valutaverande-
ringen inhet buitenland, dan blijkt, dat bijv. in België,

Zwitserland, Zweden, Denemarken en Italië de prijzen
buitensporig hoog zijn, terwijl daarentegen bïjv. Noorwegen,

176

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

2
Maart
1949

Zuid-Afrika en Gro’ot-Brittannië een geringere stijging dr

kosten van levensonderhoud in vergelijking met de voor-

dorlogse periode td zien geven. In verband daarmee zou

verandering van de wisselkoers, wat de Duitse export daar

de verschillende landen betreft, zeer uiteenlopende gevolgen

hebben. Daar bovendien in de meeste landen, afgezien

van de deviezencontrôle, invoerbeperkingen bestaan, blijkt
tenslotte, dat in vele gevallen de Duitse exportmoeilijk-

heden minder een prijsprobleem zijn dad een kwestie van

de positie, die Duitsland in handelspolitiek opzicht in-

neemt. In het begin van dit artikel werd gezegd, dat voor

de eerstvolgende maanden consolidering van de rijsver-

houdingen te verwachten is; een prijsdaling van zodanige

omvang, dat de export d’a.rdoor belangrijk zou worden

vergemakkelijkt, lijkt daarom niet waarschijnlijk en boven-

dien ook niet wenselijk. Een duidelijke .deflatie immers

zou bij de nu eenmaal bestaande kostenstructuur misschien

met onevenredige ‘productiebeperkingen en als gevolg

daarvan met’ ontslag van arbeiders gepaard gaan. Het

resultaat, dat men ten aanzien van de export eventueel

zou behalen, zou door nadelen, welke voor het binnenlandse

bedrijfsleven zouden ontstaan, meer dan geheel worden

opgeheven, zodat zulk een politiek geen aanbeveling zou
verdienen: 1-her mg dan, ook slechts de verwachting wor-

den uitgesproken, dat binnen afzienbare tijd in het belang

van geheel Europa de-voorwaarden aanwezig zullen zijn

om de vaststelling van een wisselkoers mogelijk te niaken,

die enigszins met del evenwichtstoestand overeenkomt en

waarbij met de omstandighedeb in binnen- en buitdnland

rekening wordt gehouden. In dezelfde mate, waarin de

Duitse economie dit doel nadei komt, zal wellicht de devie-
zencontrôle overbodig worden. Daarbij moeten- echter de
verkregen deviezen voorlopig nog w’orden gecontroleerd

om kapitaalvlucht op grote schaal te beletten. Bovendien

blijft het een open vraag, in hoeverre een deel van de
erworven deviezen ter garandering van de’ meest noodza-
kelijke invoer van levensmiddelen hij de vrije koersvorming

buiten beschouwing moet worden gelaten. Dat er naar
gestreefd wordt, de beperking op de goedei’en- en deiezen-
markt te verminderen, lijkt overigens bij de in Duitsland
bestaande situatie te meer nodig, daar deze meer dan die

in andere landen de lasten ondervindt van structuurver-
anderingen, die tevens het economisch niet gerechtvaar-
digde voortbestaan en ontstaan van kosten betekenep.

Duitsland zal derhalve zijn bijdrage tot de wederopbouw in andere landen in de vorm’ van een toenemende export
wellicht des te eerder kunnen leveren, naarmate de bijzon-
dere voordelen, die tuitsland, ‘wat de kosten van zijn
productie betreft, tegenover de productieomstandigheden
in het buitenland kan stellen, groter zijn.

Meester.

.

Prof. Dr W. ITOFFMANN.

INGEZONDEN S’TUK.

P.B.O. – ,,VRIJE” ORQANISATSE.

De heer W. C. Fiege te ‘s-Gravenhago schrijft ons:

1-Jet icomt mij nuttig voor, enkele opmerkingen te maken
naar aanleiding van de dooide heer Schenderling.in zijn
artikel ,,Beginnen bij het begin” (in ,,E.-S.B.” van 26 Ja-

nuari jl., blz. 70) gesuggereerde vereenvoudiging van.het
Wetsontwerp opde P.B.O., in samenhang met de po-
sitie der vrije als representatief érkende orgafiisaties.
Begrijp ik de heer S. goed, dan zouden de inhet Wetsont-
werp geprojecteerde hedrijfschappen z.i. (geheel) kunnen
vervallen en de aan deze.lichamen toebedachte taken (voor
zover mogelijk) door de – als representatief erkende –

vrije organisaties dienen te worden uitgevoerd met als
overkoepelende organen: (hoofd )bedrijfschap (pen) ‘of pro-
ductsôhap(pen).

Ik vei-oorloof mij te dien aanzien het navolgende op te

merken:

dat bij een zodanige.opbouw van de organisatie ian

het bedrijfsleven de samenwerlcing tussen werkgevers

en -iverknemers (althans op lager niveau) niet de pu-

blïekrechtelijke basis zal krijgen, die – als slijitstuk

op de ontwikkeling in dezen – noodzalcelijk is;

dat de P.B.O. in een zodanige structuur het gevaar

– loopt nimmer tot w’erkelijlc leven’te komen, in het gehele althans in grote delen van het bedrijfsleven.

Vooropgesteld zij, dat ik ‘de opinie van de heer S., reeds

tot uitdrukking komende in de titel van zijn artikel,

volledig onderschrijf. Inderdaad is’ aan de onderbouw .te

weinig en (m.i.) aan dè bovenbouw te veel aandacht be-
steed. Met name is de toelcomstige positie (en taak)-van de

vrije organisaties in samenhang met de P.B.O. in het ont

werp-van den Brinlc-onvoldoende uitgewerkt. De ‘diverse
terzake door de heer S. geuite suggesties kan ik goeddeels

onderschrijven.

-Als nu echter de heer S. aan het slot van zijn artikel con-

cludeert, dat:

.

.
1 ‘

,,de nu geprojecteerde Bedrijfschappen ….
geheel
kun-

nen vervallen”

en

I

,,de’P.B.O.’s in engére zin zouden kunnen worden beperkt
tot. :.’. een
zeer
beperkt aantal product- en- (hoofd)bedi-ijf-

schappen”,

trekt hij een conclusie, die onvoldoénde steun’ vindt in het
voorafgaande bm aanvaardbaai’ te zijn. (Indin de heerS.

uitsluitend realisatie van de – door hem gedane suggesties
zou voorstaan, is een zo

ver gaande conclusie ook niet
nodig ën mi. evenmin gewenst).
Allereerst wordt door de heer S. aan een van de meest
essentiële doeleinden van dë P.B.O., nl. het geven van een
hechte pubhiekrechtelijke basis aan. de samenwerking

tussen werkgevers en werknemers, geen aandacht besteed.

Voorshands kan ik niet inzien, hoe deze in de door de heer S. geopperde vereenvoudigde structuur – in welke de vrije
organisaties in de plaats zouden ti’eden van de in het ont-

werp van den Brink geprojeeteerde bedrijfsehappen – tot

stand zou kunnen komen.

Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken, dat de heer S,.

de P.B.O. te veel door de verkgevershril’bezit. Hetgeen

meer gebeurt. (Ook andersornij. – –
Afgezien hievan: als de P.B.O. als ,,kroori op het
werk” in de gelijkberechtigdé – samenwerking werkge-

vers-werlcnemei’s niet zou- slagen; als op publiekrechte-
lijke basis de veroening en de synthese in een hogere
eenheid, van kapitaal en arbeid niet zou gelukken, hiertoe

niet op zeer breed front tenminste de mogelijkheid wordt
g’eschapen, zal niet alleen de werknemer, maar oolc –

misschien zelfs vooral — de werkgever hiervan in de
toekomst de wrange vruchten plukken.
Wat nu betreft, mijn tweede opmerking: de dôor de heer –
S. bedoelde vrije organisaties tonen in enkele opzichten
trekken
,
van vergelijking met de P.B.O. (schi’ijft de heer
S. daarom over: ,de P.B.O.’s
in engere zin”?)
maar.
– ze zijn het (uiteraard)- niet. –
Nogmaals, de dooi’ de heer S. geuite critiek over de on-
voldoende uitgewerkte onderbouw onderschrijf ik volledig,

maar de, in hetslot van zijn artikel vervatte conclusie kan
mij niet bekoren. Stellen wij dns de uitwerking van de door
de heer S. getrokken conclusie eens practisch voor ogen.
Nemen wij bijv. het ambacht. –

– Aannemende, dat een horizontale bovenbouw hier het
meest gewenst zou zijn, dan zouden wij krijgen een bedrijf-
schap ,,Ambacht”, en daaronder een groot aantal rrije (ah’
dan niet) als

representatief erkende organisaties op het ge-
bied van de metaal-, hout-, leder-, textiel-, grafische am-
bachten enz. (dit kunnen er voor één onderdeel (vak) van

één der zo even genoemde bedrijfstakken reeds zes zijn, nl. neutrale, rooms-lcatholieke en protestant-christelijke
– werkgevers- èn werknemersorganisaties).
-. Voor alle werkgevers en werknemers in deze vakken van
het’ ambacht zou de
publiekrechtelijke.. b’edrijfsorganisatie

2 Maart 1949

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

177

een hun vreemd lichaam blijven. Hun (vrije) organisaties

in veel afhankelijk van het – uit de aard der zaak dar om-
vangrijke – publiekrechtelijke toporgaan (P.B .0 .,in

engere zin”). Strijd over de uitvoering van taken (w’elke
kunnen
worden gedelegeerd). 1-let hanteren jan de ver-
ordenende bevoegdheid (uiteraard) uitsluitend voorbe-

houden aan liet toporgaan. Geen bedrijfschap op lager
(eigen) niveau, binnen hetwelk coördinatie van taken èn

samenwerking van werknemersorganisaties onderling ener-
zijds en werkgeversorganisaties onderling anderzijds, pu-

bliekrechtelijk gefundeerd kan plaatsvinden en worden

gestimuleerd. En – zoals reeds vermeld onder 1. – samen-
werking tussen werkgevers en werknemers in eigen vak
of bedrijfstak niet mge1ijk op publieki’echtelijke basis.
Inderdaad, men beginne bij het begin, maar het komt

mij voor, dat dit niet dient te geschieden in de trant, zoals’
door de heer S. in zijn conclusie gesuggereerd, hoe zeer ook

een groot deel van zijn voorafgaande opmerkingen en sugges-

ties ernstige aandacht en overweging ten volle’verdienen

ill.

De heer Fiege en ik zijn het in hoofdzaak eens:

méér aandacht moet worden besteed aan de onderbouw;
de positie der vrije, als representatief erkende ôrganisaties
moet naci er worden uitgewerkt.

De heei Fiege vreest, dat dooi mij de P.B.O. te veel door de werkgeversbril wordt bezien. Ik zou willen waar-
schuwen voor cle fout de P.1. 0. te uitsluitend en te een-zijdig te bezien in het licht van de sociale verhoudingen.

De verhotiding ‘Staat/Maatschappij en die tussen de ver-

schillénde functies in het bedrijfsleven en de daarmede
èoivesponderende bevolkingsgroepen onderling (Land-
bouw, handel, Industrie enz.) zijn even belangrijk.
Een concreet voorbeeld,’aansluitend bij dat van de
heer Fiege: nemen wij als uitgangspunt (van onderop!) het
houtverwerkende ambacht. Dit kan (desgewehst) worden

geoiganiseerd in een vrije representatieve organisatie.
Deze organisatie kan een eenheidsorganisatie zijn of zelfs
samengesteld, bijv. als Federatie, uit diverse organisaties
voor de verschillende onderdelen van liet houtverwerkende
ambacht of voor ambachtslieden van verschillende levens-

en wereldbeschouwing. Evenzo kunnen representatieve
organisaties ontstaan voor de houtverwerkende industrie
cle houthandel en de werknemers in houtindustrie en hout-
handel. Al deze groepen ressortereh onder een P.B.0.:
liet productschap voor hout. Wanneer nu maar de positie

der vrije representatieve organisaties voldoende wordt
uitgewerkt, zie ik niet in, waarom nog tusseij productschap
en representatieve organisaties bedrijfschappen moeten
worden geconstrueeM. Ik zie geen taken
VOO!’
deze ,,bedrijf-
schappen”, die niet enerzijds door, het productschap of anderzijds door de representatieve organisaties kunnen
worden vervuld..

Tof de taak van liet productschap kan o.a. behoren het
verlenen van sanctie aan in eerste inst’antie tussen de repre-
sentatieve organisaties getroffen overeenkomsten.
Wil liet houtverwerkende ambacht zich tezamen met
andere amhachtsgroepen nog in een centrale Organisatie
voor het Ambacht organisei’en, dan is daartegen niet het
minste bezwaar, maai’ de vraag is, of dit publiekrechtelijk
moet zijn. Ik meen van niet.

Bij de huidige opzet zal het echter beslist noodzakelijk
zijn, dat onder de productschappen nog ‘hedrijfschappen
komen, ‘in verband waarmede echter voor de representa-
tieve organisaties gen grotëre taak overblijft dan..
kiezen en achteraf critisereri van door ahderen genomen en
uitgevoerde maatregelen.

Mr LUG. SCHENDERLING

AANTEKENING.

liET JAARVERSLAG 1948 ‘VAN 1)E NA’rIoNALE IMNIC VAN
BELGIË.
In het verslag van de Nationale Bank van België over
het afgelopen jaar, dat op 28 Februari jl. aan de Algemené

Aandeelhoudersvergadering is voorgelegd, ivorden achter-

eenvolgens de op 13 September goedgekeurde statuten-
wijziging, de monetaire politiek, de ontwikkeling van het
geld- en financiewezen en de economische toestand-.van
België in 1948 uitvoerig besproken.

In bovengénoemde statutenwijziging, die hoegenaamd
gen verandering heeft gebracht in de juridische vorm
der Nationale Bank – zij blijft een naamloze vennootschap

onder staatstoezicht – wordt, meer dan voorheen, de na-

druk gelegd op de kenmerken der Bank als openbare in-

stelling. De wijziging moet worden gezien als een
verdeling der bevoegdheden tussen de Regering en de
centrale bank op monetair gebied, welke noodzakelijk

wordt geacht om een doeltreffende samenwerking tussen

deze beide organen mogelijk te maken. De invloed van de
Staat op de Bank is, daar deze nu voor 50 pCt in liet
maatschappelijk kapitaal der Bank deelneemt en het recht

heeft verkregen de directeuren te benoemen, niet onbelang-
rijk versterkt. FIet principe, dat de Bank bij aankopen van
overheidsfondsen aan een mahmumgrens is gebonden,
werd bij deze statutenwijziging gehandhaafd, doch tot

nadere beschikking werd besloten, dat deze grens .door
overeenkomst tussen de Bank en de Minister van Finan-

ciën zou worden vastgesteld. De Bank zal dus moeten
oordelen over de wenselijkheid van eventuele voorschotten
aajt de Schatkist in het raam van de credietpolitiek. Op
14 September werd dit bedrag vastgesteld op 10 mrd francs,
terwijl de Bank van de Regering de verzekering kreeg,
dat alles in het’iverk zou worden gesteld om deze grens
niet te overschrijden.
De monetaire situatie in 1948.

De politiek van monetaire stabilisatie, welke in feite
sedert November 1946 ivordt gevoerd dient volgens de

Nationale Bank te worden voortgezet, teneinde de koop-
kracht van de franc te beschermen en abnormale expansie
in sommige sectoren van het bedrijfsleven te remmen.

Deze politiek, welke werd gevoerd d.m.v. discontoverho-
ging en liet geven van richtlijnen aan de credietinstellingen,

heeft, aldus de Bank, aanmerkeJijk bijgedragen tot de
stabiliteit van de franc en liet vertrouwen in de Belgische
valuta in binnen- en buitenland. De Bank ivil derhalve
deze voorzichtige credietpolitiek voortgezet zien, weliswaar
met aânpassingen aan de omstandigheden, doch onver-
zwakt wat de algemene.richting betreft. Dit betekent, dat

openbare en particuliere uitrusting door liet spaarwezen,
en openbare uitgaven door de ontvangsten van de Schat-
kist dienen te woi’den gefinancierd.

Ten aanzien van de financiering van de buitenlandse
handel geldt hetzelfde. Een verdere credietverlening van
de Bank aan het buitenland zal nl. noch een verdere stijging

van de Belgische export tengevolge hebben: noch deze op
liet oude peil handhaven, doch veeleer een verdere opho-‘ping van debetsaldi met zich brengen, die een risico voor
de nhtionale gemeenschap zouden betekeneh. België heeft,
a’ldus de Nationale Bank, het zijne gedaan, en de landen,
die goederen in België hebben gekocht, zullen door eigen
krachtsinspanning en in het raam der internationale
samenwerking hun betalingsmoeilijkhed en moeten o ver-
winnen. –

De ontwikkeling van het geld- en financiewezen past
geheel in het kader van bovengenoemde stabilis.tiepolitielc.
Zowel de chartale als de girale circulatie bleven tot einde
Juni’ stabiel. Daarna deed zich een uitbreiding van het geldvolume voor, die in hoofdzaak kan worden toege-
schreven aan een deblokkering. van 20 pCt op alle onbe-
schikbare saldi en de gedeeltelijke terugbetaling van de

r’T

k

178

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

2 Maart 1949

in 1943 uitgegeven Schatkistcertificaten. Per saldo is de

geldcïrculatie van uit. 1947 tot uit. 1948 met frs 10,4 mrd

of 7 pCt gestegen.

T.a.v. de credieten, die door de banken aan het bedrijfs-
leven en de Overheid werden verleend, merkt de Bank op,
dat de gegeven richtlijnen over het algemeen werden na-
geleefd; het totaal bedrag der credieten aan het bedrijfs-

leven steeg in clé loop van 1948 met slechts ca frs 2 mrd,

terwijl het crediet aan de Staat in de vorm van discontering
van Schatkistcertificaten met frs 2,7 mrd verminderde.

De Nationale Bank zelf kwam in ruimer mate het bedrijfs-

leven en de parastatale instellingen te hulp, vooral toen

omstreeks midden 1948 de toestand op de geld- en kapital-

markt gespannen was.

Het goud- en deviezenbezit steeg gedurende het afge-
lopen jaar van frs 86,9 mi’d tot frs 39,4 mrd, welke stijging

ten dele is toe.te schrijven aan• een toeneming der goud-

voorraad met frs 1,3 mrd.

1-Jet tekort op de gewone begroting van de Staat werd,
zoals uit onderstaande tabel blijkt, in 1948 tot minder dan

frs 3 mrd teruggebracht; de buitengewone uitgaven, exclu-

sief de credieten voor aflossing der Muntsaneringslening
en de bijclragé voor l3retton Woods bereikten daarentegen

in 1948 het hoogste peil sedert de bevrijding. Om te voor-

zien in deze tekorten, beschikte de Staat over eigen mid-

delen afkomstig uit de irivordering van vroeger verleende

Schatkistvoorschotten en uit de opbrengst van leningen.
Slechts bij uitzondering werd sedert 1946 een beroep op
de Nationale Bank gedaan, terwijl de vordering van de

Bank op de Staat als gevolg van de wet van 28 Juli 1948,

werd teruggebracht op frs 37.465 mln, waarvan frs 35.000
mln werd geconsolideerd. Het bezit van de Bank aan

Schatkistcertificateh bedroeg uit. 1948 slechts frs 2.678

mln tegen frs 49.946 mln een jaar tevoren.

mrd door de Nationale Maatschappij van Belgische Spoor-

wegen. Geen der leningen had echter een langere looptijd

dan 10 jaar; de rentevoet varieerde van 4 tot 4,5 pCt.

België’s economische ontwikkeling in 1948.

De Belgische economische ontwikkeling’was niet onver-
deeld gunstig. Hoewel in de meeste industrieën het pro-

ductiepeil van 1947 werd overschreden, hadden vele be-

drijfstakken met afzetmoeilijkheden te kam5en. De steen-
koolproductie vertoonde het afgelopen jaar een voortdu-

rende stijging, waardoor de gemiddelde dagprodiictie met

-meer dan 10.000 ton toenam. Dit leidde ertoe, dat de vrije

verkoop van brandstoffen, uitgezonderd die voor bepaalde
soorten, werd hersteld, terwijl de invoer geleidelijk werd

verminderd. Door de toenemende productie in andere

voortbrengingslanden en het hoge Belgische prijspeil is
evenwel de uitvoer eveneens sterk verminderd. In de

metaalindustrie heerste grote bedrijvigheid. Vooral de

staalnijverheid profiteerde van de sterke vraag naar staal-
producten, die op de wereldmarkt heerst. Daar bovendien

de gestegen steenkool- en cokesproductie voldoende brand-

stoffen waarborgde en de aanvoer van ijzererts normaal
verliep, waren de omstandigheden voor •deze industrie
uitermate gunstig. Het aantal hoogovens in gebruik steeg

van 38 bij het begin van het jaar tot 48 per einde December

en de productie van ruw ijzer, ruw staal en afgewerkt staal

beliep het afgelopen jaar resp. 126, 127 en 135 pCt van het

gemiddelde over de periode 1936-’38.

De textielindustrie kenmerkte zich dooi’ een dalende
bedrijvigheid, welke, volgens de Nationale Bank, vnl.

werd veroorzaakt door een vermindering der binnenlandse

vraag, terwijl voorts de betalingsmôeilijkheden in het
merendeel der Europese landen tengevolge hadden, dat

het vooroorlogse uitvoervolume niet werd bereikt en zelfs

De Belgische begroting sinds 1945.
(in iii in franes)
Dienst) aar
Dienstjaar

1

Diensijaar

1

Diensijaar

1

Diensfjaar

1940
1945

1946

1947

1948

1

(raming)
A.
Gewone begroting
Uitgaveu:

28.366
31.879
36.055
43.601
47.692
gewone


……..
voortviociend uit de
oorlog
25.152
14.822
25.176

19.364
12.426
53.518
8)
46.701

1
)
61.231
62.965
60.118
Ontvangsten:
gewone
21.202
42.242
46.395
58.572
59,457
voortvloeiencl uit de
oorlog
46
4.184
541
2.010
.

951

Saldo uitgaven (-)
of
ont:angsten (

t

) . .

– 32.270

275

.

— 14.295

– 2.383

±

290
13.
Buitengew. hegr.
Citaven

2.482

7.535
1)

8)

6.763 ‘)

8.311
1)

5.866 ‘)
Ontvangsten

30

40 ‘)

125
8)

310
3)

,

754
5)

‘) Exel.
frs 29.578 mln Schat kistvoorschotten, bijna geheel gerekend hij 1946,dôcli grotendeels
op
vorige dienstjaren, vnl. 1945
betrekking hebbend.

8)
Excl.
cred iet(n voor aflossing Muntsaneringsiening.
8)
Excl.
opbrengst der.be!astingen van cle geidsanering.
‘) ];,-Cl.
frs
10.846 mln VOOr deelneming Bretton
Woods.

De daggeldmarkt bleef na een gespannen toestand van
Juli tot half Augustus, toen de Rijksdienst voor Sociale
Zekerheid, de belangrijkste geldgever, van de markt weg-bleef, een bevredigend verloop vertonen. De caligeidrente
bleef gedurende het gehele jaar op 1,25 pCt gehandhaafd.
Op de kapitaalmârkt bleef de omvang der beurstransac-
ties zeer beperkt, zij het, dat zich van einde December

1947 tot Maart 1948 een haussebeweging aftekende als
gevolg van de geruchten over mogelijke herwaardering

van het goud en algemene aanpassing der valuta’s. Ook het beroep, dat van particuliere zijde op de kapitaalmarkt werd
gedaan, was, met het oog op de zich steeds meer verbrei-
dende interne financiering, zeer beperkt. De Overheid deed
in ruimere mate beroep op de kapitaalmarkt, o.a. door
plaatsing van frs 3,7 m-rd Shatkistcertificaten, een uit-gite van frs. 750 mln door het Gemeentekrediet en frs 1

t.o.v. 1947 met 10 pCt terugliep. Bovendien had de vlas-
nijverheid, te kampen met moeilijkheden in de grondstof-

fenvoorziening.
De verkeersmiddelen hebben over het algemeen hun
vooroorlogse capaciteit bereikt. De landbouw boekte
bevredigende resultaten, doch als de prijsdaling, welke
sedert Mei 1948 is ingetreden, zich voortzet, zullen zich

weldra rentabiliteitsproblemen voordoen.
De werkloosheid is aanmerkelijk gestegen; het dagge-
middelde der gecontroleerde geheel werklozen is t.o.v.
1947 mcci’ dan verdubbeld. De oorzaken dezer toenemende

werkloosheid liggen in de afneming van de vraag naar
Belgische producten, ten dele een gevolg van een zekere
verzadiging der achterstallige vraag, ten dele van het hoge
Belgische prijspeil, de betalingsmoeilijkheden en de con-

currentie van het buitenland en de vooruitgang der tech-

2 Maart 1949

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

179

niek. De uitkeringen aan werklozen, welke genTddeld per

dag ca frs 6 mln bedroegen, kwamen, daar de bijdragen

uit de werkloosheidsverzekering ontoereikend waren, ten

dele ten laste van de Staat.

De aanvankelijk snelle stijging van de prijzen maakte

na een periode van stilstand in October plaats voor een

prijsdaling, welke zich het eerst en het sterkst bij de land-

bouw openbaarde. Daarna deed zich eveneens, hoewel in
mindere mate, een omslag voor in de industriële groothan-

delsprij zen. Doordat evenwel de kleinhandelsprij zen, welke
uiteraard minder bew’eeglijk zijn, slechts weinig door deze

daling werden beïnvloQd en per saldo nog een belangrijke
stijging van Januari tot December vertoonden, was een
nieuwe aanpassing der lbonpolitiek noodzakelijk i.v.m. de
gestegen kosten van levensonderhoud.

De gunstige ontwikkeling van de buitenlandsehandelhield

in 1948 aan. De gemiddelde maandelijkse uitvoer steeg
van frs 5.138 mln in 1947 tot frs 6.159 mln in 1948, het-

geen, daar de invoer slechts steeg van frs 7.130 tot frs 7.253

mln per maadd, een aanzienlijke verbetering van de han-delsbalans betekende. De uitvoer van afgewerkte produc-

ten is procentueel meer gestegen dan de totale uitvoer,
doch betrof nagenoeg uitsluitend metaâlproducten, terwijl
de uitvoer van andere afgewerkte producten, welke door
het buitenland worden beschouwd als niet-essentiële goe-
deren, afnam. Een splitsing van de handelsbalans naar
monetaire gebieden wijst uit, dat het batig saldo met het gebied der betalingsaccoorden is verminderd, hetgeen is

toe te schrijven aan het feit, dat de invoer uit deze gebieden
sterker is toegenomen dan de uitvoer. Deze ontwikkeling
duidt op een gunstige ommekeer in de handel, daar deze
invoer in de plaats trad van de abnormaal hoge uit het
dollargebied.

Ondanks het gunstige verloop .van de uitvoer naar het
gebied der betalingsaccoorden vormt de geleidelijke uitput-

ting der goud- en deviezenvoorraden van dit gebied een
bedreiging voor de toekomstige ontwikkeling. De trekkings-
rechten, welke in het kader van het Marshall-plan zijn voor-
zien t.b.v. de debiteurlanden als tegenwaarde voor de
bedragen, welke als voorwaardelijke hulp aan de crediteur-

landen zijn toegezegd, verzwakken evenwel bovengenoemde
bedreiging van de Belgïsch-Luxemburgse buitenlandse
handel. Het ziet er naar ui.t, aldus de Verslag, dat de wer-
king van het Marshall-plan, dank zij de opgedane ervaring,
zab kunnen worden volmaakt en dat er ,,in zijn verdere
toepassing beter zal gelet worden op de belangen van die
landen, die, zoals het onze, reeds een eigen belangrijke
bijdrage tot het herstel leverden. De handhaving van een
gezonde toestand in deze landen is even belangrijk als het
herstel in de minder begunstigde”.

INTERNATIONALE NOTITIES.

DE EXPORT.IMPORT BANK EN TRUMAN’S ,,VJERDE PUNT”.

Op initiatief van de Amerikaanse Regering werd de
Export-Import Bank opgericht in 1934, met het doel de

internationale handel te bevorderen met behulp van
creclieten op middelmatige en lange termijn, geput uit
overheidsfondsen; in die tijd was particulier kapitaal voor•

dit doel vrijwel niet te verkrijgen. Roosevelt’s Regering, aldus ,,The Investors’ Chronicle” van 26 dezer, beoogde
met het nieuwe instituut ook uitbreiding van de crediet-
verlening aan Rusland na herstel der diplomatieke be-
trekkingen; van dit plan is echter nimmer iets gekomen.

Tot de zomer van 1945 heeft de Export-Import Bank een
onbelangrijkè rol gespeeld: in de elf jaren van haar bestaan
had zij in totaal voor $ 500 mln aan crediet verleend, vnl.
aan Zuid-Amerikaanse landen; ca 60 pCt hiervan was op
dat moment afgelost.

In Juli 1945 echter verhoogde het Congres de lenings-
capaciteit van de Export-Import Bank van $ 700 mln tot

$ 3.500 mln, ten behoeve van het verlenen van reconstruc-

tiecredieten en ter overbrugging van de periode, die nog

moest verlopen alvorens de Internationale Bank voor Her-
stel en Ontwikkëling kon gaan functionneren. Van Decem-
ber 1945 tot Juni 1948 liep het totaalbedrag aan uitstaande

leningen op van $ 252 mln tot $ 2.229 mln; Europa nam

van dit laatste bedrag ca 75 pCt voor zijn rekening.

Na-het in werking treden vin het E.R.P. besloot de
directie van de Export-Import Bank, dat verdere crediet-

verlening aan E.R.P.-landen slechts in buitengewone om-

standigheden zou geschieden. De Bank keerd6 vervolgens

terug tot haar voornaamste vooroorlogse werkterrein:
Zuid-Amerika (waar duidelijk enige jalouzie t.o.v. de aan
Europa te verlenen Marshall-hulp merkbaar was). Welis-

waar heeft deze nieuwe activiteit nog geen grote vlucht

genomen – de aan Zuid-Amerikaanse landen verleende
credieten stegen van $137 mln in Juni 1945 tot $ 277 mln in

Juni 1948, terwijl toen bovendien $ 181 mln was geautori-
seerd maar nog niet beschikbaar gesteld – doch Zuid-

Amerika heeft er reeds heilzame gevolgen van ondervonden.

Men neemt thans algemeen aan, dat de Export-Import

Bank een belangrijke rol zal spelen in de verwerkelijking

van Truman’s befaamde ,,vierde punt”: de ontwikkeling
van ,,baekward areas”. Er bestaat, wat dit betreft, nog
geen definitief programma, maar het State Department

werkt aan een plan. Naar het schijnt, zullen drie stadia te
onderscheiden zijn: a. het opstellen van overzichten van

hulpbronnen en economische mogelijkheden der betrokken
gebieden; aan een aantal van deze overzichten, nl. in Bra-
zilië, Peru, Columbia, Haïti, Liberia, India en Iran, wordt
onder auspiciën van de Wereldbank en de Verenigde Naties
reeds gewerkt; b. het verstrekken van leningen uit over-

heidsfondsen; c. het aanmoedigen van particulier kapitaal
om in de projecten deel te nemen.

PARIJS EN GENÈVE.

De O.E.E.C. te Parijs en de Economische Commissie voor
Europa der Verenigde Naties (E.C.E.) te Genève hebben
tot nu toe enigszins lafigs elkaar heen gewerkt; de E.C.E.
bestrijkt geheel Europa en ziet in de O.E.E.C. een gevaar-
lijk regionalisme met politieke inslag, de O.E.E.C. heeft

el eens misprijzend naar Rusland’s aanwezigheid inde
E.C.E. gekeken. Maar, aldus ,,The Economist” van 26
dezer, er is een kans, dat beide lichamen tot grotere samen-
werking zullen komen.

Immers, de O.E.E.C. heeft thans een programma goed-

gekeurd, dat berust op het door haar opgestelde Interim
Rapport en de daarop gevolgde suggesties van Paul Hoff-
man. Dit programma betreft: bereiken van interne finan-
ciele stabiliteit, sterke toeneming van exporten, coördi-
natie en expansie van investeringen, rigoreuze beperking
van niet-essentiële dollar-importen en het opsporen van
alternatieve (niet-dollar-) inkoopmarkten. Wat dit laatste
nu betreft, zijn de discussies, gevoerd in het ,,Trade Corn-

mittee” van de E.C.E., van betekenis; hierbij kwam ni.
naar voren, dat bepaalde voedingsmiddelen en grondstof-
fen, thansgekocht voor dollars, onder zekere voorwaarden
in Oost-Europa kunnen worden betrokken. Bij de laatste
zitting van de genoemde commissie werdovereengekomen,
lijsten op te stellen, waarop ,,Westelijke” behoeften worden
geconfronteerd met , ,Oostelijke” leveringsmogelijkheden,
en voor de eerste keer hebben thans de Oost-Europese lan-

den het werk van de O.E.E.C. erkend door de schatting
van deze Organisatie betreffende ‘de behoeften van West-
Europa als discussiebasis te aanvaarden. Eén zwaluw maakt
nog geen zomer, zegt het blad, maar gemeenschappelijke
belangen zijn thans erkend en wellicht zal daaruit een betere
verstandhouding.tussen Parijs en Genève ontstaan.

180

ECONOMISCFI-STATISTISCHE BERICHTEN

2 Maart; 1949

ONTVANGEN BOEKEN EN BROCHURES.

BOEKEN.

De omloopssnelheid oan het geld en zijn betekenis ç’oor geld-
waarde en monetair eeenwicht
door Prof. Dr J. Zijlstra.

Capita Select6 der Eôonomie VII. II. E. Stenfert

Kroese’s Uitg. Mij, Leiden 1948. 235 blz., geb. 111,75.

De polen Qan het intellect.Derde,
geheel herziene di’uk van

,,Menschen en mogelijkheden” door Dr J. Luning

Prak. Scheltema & Holkema’s Boekhandel en Uit-
geversmij NV., Amsterdam 1948. 247 blz.,ing.

Het yert’oerswezen
door Prof: Dr P. Kuin cii Dr 11. J. Keu-

ning. Verschenen in de reeks: De Nederlandse volks-

huishouding tussen twee wereldoorlogen. Uitgeverij
1-let Spectrum, Utrecht, Brussel. 162 blz., ing. f6,70.

Het belastingrecht. Zijn grondslagen en ontwikkeling. Deel 1
door P. J. A. Adriani. L. J. Veen’s Uitgeversmij N.V.,

Amsterdam en Uitgeverij ,,I-Iet Kompas” X.

Antwerpen 1948. 380 blz.,geb. fl4,50.

,DROCHURES.

Dubbele successierechten.
Stenografisch verslag van het
debat in de vergadering van 17 April 1948 van de

Nederlandse Vereniging voor Irternationaal Belasting-

recht en de Vereniging voor Belastingwetenschap.

Géschriften van de groep Nederland der Internatio-

nale Vereeniging voor Financieel en Fiscaal Recht
(I.F.A.). No. 3, September 1948. 37 blz., ingen.

Oorlogshe/fingen in 6nderscheidene landen
door Mr J. R.

Schaafsma, M. A. Wisselink, Drs H. J. Dammers.

Geschriften van de groep Nederland der Internationale Vereeniging voor Financieel en Fiscaal Recht (I.F.A.).
No 1, Juli 1946. D. van Sijn & Zonen, Rotterdam

105 blz., ingen.

Onderzoek naar de beteekenis en de pooruitzichten oan den

Nederlandschen handel in ruwe tabak.
Samengesteld

door de Economische Afdeeling van Preijer en de
Haan in opdracht van de Vakgroep Groothandel in

Tabak. Amsterdam, Maart 1947. 198 blz., ing.

Het object der economische geschiedenis
door Dr T. P. van
der Kooy. Rede uitgesroken hij de aanvaarding van

het ambt van bijzonder hoogleraar aan de Rijks-

universiteit te Leiden op 15 October 1948. Uitgeveiij
H. J. Paris, Amsterdam, 30 blz., ing. 1 1,50.
Een stem ooer de herziening der sociale oerzekering
door

H. van Barneveld. Studiecommissie uit het ver-.

zekeringsbedrijf, ‘-Gravenhage 1948, 118 blz., ing.
f1.

GELD- EN
KAPITAALMARKT.

Ondanks de naderende maandultimo was van een ver-
krapping van de geldmarkt weinig te bemerken. De banken

hebben over het algemeen voorzieningen getroffen in ver-
band met de storting op de obligaties Unilever per 7 Maart
as., zodat aan de opvragingen van chartaal geld bij de

maandwisseling gemakkelijk kon w’orden voldaan. De cail-
geldrente bleef ongewijzigd
I
pCt. Het kortlopende Maart-
papier werd tegen
,lh/
8
pCt gevraagd, Mei- en Junipromes-
sen werden tegei 1/ pCt aangeboden, terwijl met uitzon-

dering van de schaars aanwezige Julipromessen, die tegen
1/ pCt aangeboden waren, het langerlopende papier

1/
16
-1
1
/
2
pCt noteerde. .
De obligatie-emis&ie van de Unilever is zeer sterk over-
tekend; blijkbaar heeft de attractie van het, voorlopig
nominale, conversierecht en de standing der emitterende
onderneming grote kapitalen in de emissiemarkt gebracht,

ook al houdt men rekening met het gebruikelijke majo-
reren. Overigens schijnt de phase der 3J pCt leningen voor
industriële ‘ondernemingen ongeveer voorbij te zijn, daar
de Demka, blijkens mededelingen in het prospectus, een
onderhandse geldlening tegen
/8
pCt heeft moeten af-
sluiten.

De M. v. A. op het wetsontwerp Vergoeding Oorlogs-

schade bevatte v’oor de emissiemarkt in zbverre verheugend

nieuws, dat overwogen wordt het zegelrecht op onderhand-
se gelcileningen te wijzigen. De moeilijk motiveerbare

fiscale bevoordeling van de onderhandse geldlening boven

de obligatie-emissie zal dus wellicht binnenkort tot het

verleden behoren. Of hiervan een belangrijke stimulans
voor, de publieke emissie van obligaties zal uitgaan, moet

worden afgewacht. De structuurveranderingen op de kapi-

taalmarkt, welke de uitschakeling van de publieke emissie-
markt op dit terrein zozeer hebben veroorzaakt, zoals in

het voorgaande overzicht werd aangegeven, blijven uiter-
aard onverminderd werkzaam.
De staatsfondsenmarkt stond in de afgelopen week

onder druk, waardoor de koers der 3-31 pCt 1947 tot 96
pCt daalde. Met belangstelling wordt ter beurze de datum
van 1 Maart as. afgewacht, w’anneer de 3 pCt Grootboek-

schuld 1946 verhandelbaâr wordt.gesteld

Na het lichte herstel van de voorgaande week vetoonde
de aandelenmarkt thans over de gehele linie weer een da-

lende tendentie. De verschillende emissies, welke thans

worden uitgebracht, blijkbaar omdat langer uitstel der
plannen niet meer verantwoord is, verhaasten uit de aard

der zaak het reeds geruime tijd werkzame proces van

koersdaling.
18 Febr. ’25 Febr.

1949

1949

A.K.0.

………………….

157-

155k

v. Berkel’s Patent
…………..
111

1091

Lever Bros. Unilever C. v. A
…..
242

2351′

Philips G. b. v. A
……………
222

220

Koninklijke Petroleum
……….
303k

294k
FI.A.L.

……………………..

163•

161′

N.S.0.

……………………

162k

159k

I-I.V.A. ……………………..

160k

157k

Deli Mij. C. v. A
……………
146

148

Amsterdam Rubber
………….
156

153

Internatio

…………………
183

STATISTIEKEN.

BANK
VA.N
ENGELAND.
(Voornaamste posten in millioenen ponden).

-.5
Cd

(0

5,
.0S

‘zb

.5
‘c

.

cd

25 Dec. ’46
9 Febr.’49
16 Febr.’49 23 Febr.’49

0,2

1.449,1

1.450

1.428,2

22,1
0,2

1.299,2

4.300

1.230,2

70,4
0,2

.

1.299,3

1.300

1.228,5

11,7 0,2
.-

1.299,3

1.300

1.2Z8,0

72,2

Other securities

De’posits

T;
,-

I-

•”
E

‘•

– !

1

II
.

1

n

25 Dec.

46
8,3
311,8
13,6 15,8

‘346,5
80,3
278,9
9 Febr.’49
3,8
310,5
28,5
28,1
422,7
14,8
296,2
16 Febr.’49
3,8
298,6
36,9
24,6
417,2
11,4
299,5
23 Fcbr.’49
3,8
301,7
32,4
23,4
414,8
10,9
295,7

NATIONALE
BAtK VAN
ZWITSERLAND.
(Voirnaamste posten in millioenen francs).

.10

_
,
9
o5)
5,
0 0

Data
5)0
PQ
0

31

Dec. 8946
4.949,9
158,0
238,7
52,7
4.090,7
1.113,7
7 Febr. 1949
5,833,4
257,1
156,3
47,5
4.923,7
1.621,4
15 Febr. 1949
5.838,7
258,8
162,3
47,5
4.1 60,2
1.701,0
23
Febr.
1949
1

5.848,0 274,8
163,7
67,5
4.168,0 1.716,4

2Maart 1949

CONOMÏSCH-STATISflSCHE BERICHTEN

181

DE NEDERLANDSUHE BANK.

Verkorte balans op 28 Februari 1949.

Activa.
Wissels, pro-
Ç
Iloofdbank f

1)
messen en

Bijbank

schuld brieven
in discoiflo

Agentsch.,,

500,-

500,-
)
Wissels, schatkistpapier

en schuld brieven,
door de
Bank
gekocbt (art. 15, onder 4
1
,
van (le Bankwet ‘1948)

……………..

Schatkistpapier, door de Bank overgenomen
van de Slaat der Nederlanden ingevolge
overeenkomst van 26 Februari 1947 ……1.900.000.000,-

in rek-eet
Voorschotten

~
Agentsch.

Hoofdbank 1 153.58.341,71 ‘)

op onderpand Bijbank

1
:59.869,55
(mci. belenin-
gen)

10.583.972,71

Op

effecten

en

…………163.626.77928
1)
Op goederen en celen

..

999.404,69

,,

‘164.626.l83,97
!)
Voorschotten aan het Rijk (art. 20 van de
Bankwet

1948)

………………….

..

Boekvordering op de Staat der Nederlanden
ingevolge Overeenkomst van 26 Februari
1947

………………………….
1.500.000.000,-
Munt en muntmateriaal
Gouden munten gouden muntmateriaal ……1′ 439.166.835,71
Zilveren munt en7…..4.572.070,50
443.738.906,21
Papier op het buitenland

S

204.283.280
1

Tegoed bij correspondenten
in

het buitenland

….

..130.614.336.44
Buitenlandse betaal-
middelen

………
…..6.250.114,73
341.147.731,17
Vorderingen in guldens op vreèmde circulatie-
banken en soortgelijke instellingen

…….
179.388.459,81
Belegging van kapitaal, reserves, pensioen-
fonds en voorzieningsfonds

. ……….
..

107.910.254,76 Gebouwen

en

inventaris

………… .

…2.500.000,-

Diverse

rekeningen

……………..

..47.834.347,34
1

4.587.146.383,26

.

Jassiva.
Kapitaal

…………………………
f

20.000.000,-
Re!ervefonds

……………………..

..12.759.70.3,05
Bijzondere

reserves

………………..

..54.447.566,03
Pensioenfonds

………………………..
20.Q62.019,l9
Voorzieningsfouds

personeel

in

tideli
j

jke dienst

……………………….
..
..1.500.000,-
Bankbiljetten in omloop (oude uitgiften)
..

108.241.100,-
Bankbi1jetten in
omloop
(nieuwe uitgifte)
,,
3.045.236.460,-
Bankassignaties

in

omloop

…………….
219.624,37
Rekening-courant saldo’s ‘5
Rijks Schatkist …….
S.

173.806.225,71
‘5
Rijks

Schatkist

bij-
zondere

rekening ….

..250./:97.1 15,51
Geblokkeerde saldo’s

..,,

4,030.916,70
Saldo’s

van

banken in
Nederland

…………38.663.l38;30
Vi’ije saldo’s van vreem- de circulatiebanken en
soortgelijke instellingen
,,

328.481.725,67
Andere vrije saldo’s ….

..

332.551.961,12 1.128.031.083,01
Crediteuren in vreemde geldsoort

……
.
.102.048.553,79
Diverse

rekeningen

…………….
……
94.600.273,82
f

4.587.146.383,26

)
‘Waarvan

sc]iatkistpapier

rechtstreeks
door de Bank ‘in disconto genomen
S

-‘
W
aa
rvan
aan Inclonesig
(Wet
van 15
Maart 1933, Staatsblad no, 99) 36.894.550,-
Circulatie der door de Bank namens de
Staat in hetverkeergebrachte muntbiljetten
139.046.801,50

BANK VAN FRANKRIJK.
(Voornaamste posten in millioeneit francs).

o
Voorschotte’n
aan
de Staat

Data
-d
0

,o
so
00
o’
.31

P.
ce

26 Dec. 1946
94.817
118.302
59.449 67.900
426.000
3 Febr, 1949
52.917
321.029
125.042
173.300
.426.000
10 Febr. 1949
52.817
329.325 125.042
166.600
426.000
17 Febr. 1949
52.817 334.376
125.042
162.800
426.000

Bankbil-
Deposito’s
Data
jetten in
Totaal
Staat
Diversen
circulatie

26 Dec. 1946
721.865 3.455

765
62.699
3 Febr. 1949
1.001.667
158.964
7151.
156.334
10 Febr. 1949
995.585
161.063
789
158.756
17 Febr.1949
981.058
170.759
858
168.456

DE NEDERLANDSCIIE BANK.
(Voornaamste posten in duizenden guldens),

,
0.
.0
1J

-‘–oc-
0OO,

O

..t
,0

•-cc….
o0’ld
‘E

‘-‘
0
0.

.

iE3LS’

30 Dec.
’46 700.876
4.434.786
100.186

1
153.109

2.744.151
17 Jan.
’49
444.184
252.983
161.900

1
143.612.

3.044.521
24 Jan.
’49 443.506
260.127 149.427 145.956

3.006.466
31 Jan.
’49
443.385 257.360 151.706
193.064

.3.051.999 7 Febr.
’40
443.415
247.181
153.508
143.841

3.009.603
14 Febr.
’49
443.463 225.785
164.771
147.086

2.991.031
21 Febr.
‘4q
443.605 206.090
195.492
144.114

2.979.172
28 Febr.
’49
443.730
204.283
136.864 164.626
1
3.045.226

Saldi in rekening courant

0
.
,,,
to

00

0
‘0
,

.o
Cd
.R
ce
..0′)
co0′
(
1)
Cd
–00.0

30 Dec.
’46
17 Jan.
’49
189.029
214.012
5.226 54.669
336.547 358.698
24 Jan.
’49
244.705
214.012
4.498
44.297
330.861
354.121
31 Jan,
’49
265.218
214.012
4.471
34.956
329.507 340.837
7 Febr.
’49
225.644
214.012
3.971
40.306
336.697
357.264
14
Febr:
1
49
239.584
214.012 4.102
52.895 347.723
338.505
21 Febr.
’49
232.108
214.012
4.173
58.580
331.628
382.418
28 Febr.
’49
173.806
250.497
4.031
38.663
328.482 332.552

NATIONALE BANK VAN BELGIË.
(Voornaamste posten in millioenen francs).

S
0..
5.0

.
‘0
«o
:5
‘0,5
0
0Cz
•-‘
00

0

01

0
0

.2
.en.

,

0

r
Qon
10

:1)
0

16 Sept.

1948
28.136 11.042
.

427

9.986
303.
414
13 Jan.

1949
27.340
13.058
1.014

9.312
270
579
20 Jan.

1949
27.741
12.618
742

8.985
309
590
,
27 Jam

1949
27.741
12.121
1.064

8.654
.
426
601
3 Febr.

1949
27.726
12.329
1.048

9.023
534 582
10 Febr.

1949
27.825
12.373
1.085

8.566
533
597
17 Febr.

1949
27.849 12.316 1.243

7.876 612
626

Rekening-courant
saldi
0

05
cz

..,9
‘1

1
0).

eo
0
,
)90
1
0)
L
‘5


0
0
5.4’5
0-
:5

1

00
.31:5
5.’
Pq
0
10
Pq

16 Sept.

1948
657
91.729 81.568
22
2.425
6.251
13 Jan.

1949
883
93.856
84.132
708
1

1.846
5.552
20 Jan.

1949
888
92.664
83.548
139
1

2.295
5.560
27 Jan.

1949
890
92.384
82.973′
422
2.068 5.778
3 Febr,

1949_
900
93.018 84.068
.
405
1

1.830 5.297
10 Febr.

1949
914
92.732
83.533
633 1.737 5.470
17-Febr.

1949 915
92.313 82.779
401
1

2.00
5.808

ZWEEDSE RIJKSBANK.
(Voornaamste posten in ‘inillioenen kronen).

Metaal
Staatsfondsen.
=

0
’00

Data
‘0
,!o’o
0
0
00
0)

4
E
31

Dec.

1946
839
532
1.544
1

504 284
94

1
182
7 Febr. 1949
177
112
2.935.1
302 228

1
182
15 Febr. 1949
177
112
3.023
1

303
216
182
182
23 Febr. 1949
177
112
3.064
L’

294
‘226

182

Deposito’s

,


41>
o
Direct opvraagbaar
g
Data
1
-Q

l
01

31

De.

1946
2.8771
875
1
706
94
280
174
7
7 Febr. 1949
2.8201
9581
706


175
194
134
7
15 ‘Febr.

1949
2.7951
1.1451
826
225

194
122
8
23 Febr. 1949
2,799F1090
684

340
196
138
.
8

182

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

2 Maart 1949

STAAT la.

OVERZICHT VAN DE OPBRENGST 1)ER RIJLCSMIDDELEN
).
.

.

flooklngstijdvak 1047/
1
48. Directe Bolastingen.

X

(
1.000

1 Jan.
TotaJ
1947
1

Jan.
.
a
t/m
Jan.
Febr.
Mrt April
Mei
Juni
Juli
Aug.
Sept.
Oct.
Nov.
DCC.
1947
Etaming
enaming

er mi

e e
1948 1948
1948
1948
1948
1948
1948 1948 1948
1948 1948
1948
t/ru
uit.
1947
Dec.
.
.
Dec.
1947
t948

A.

Voor het Rijk:
1 1
1
Inkomstenbelasting

. .
4.620
75.027
93.885 111.707
1Z6.113
121.405
173.519 193.919 118.36(
77.87584.30868.564160.403
1.309.705
570.000
Vermogensbelasting

.
291
1.412
2.701
3.774 6.294 7.754
13.713
13.24/i
7.30h
2.2051 2.677
1.566!
1.000
03.934 91.500
5.037

5

119

17

14-
79-
797
__
-t
‘f.012

Vinsthelasting ………..
Vennootschapsbelasting
128.168-306-430-5.661

661-
456-7.109


– –
-j


113.595
140.000
Verm.belast. v. lichamen
11.035
-14
-10 -I0I
-19–
148-
545
-1

.-



10.198
16.000

Totalen

. . . .
149.151
76.114
96.027 109.702
131.713128.482178.781207.163125.66380.08086.98570
13061Tî53
Î.501.394
917.500

B. Voor het Gem.fonds:
Grondhelasting
26.135
422
244
1.332


6-
28-
130
27.969
23.000
Personele belasting
. . .
6.635
1.300 1.104
1.648 5.069
3.780
1.619
986
112-

————————–
70- 78- 87

22.018 21.000
Onderneiningsbelasting
8.596 8.942
10.354
9.498
13.270
9.770
17.879
15.823
9.646
7.9271

8.0511 6.413
6.909
133.0781
40.000

Totalen

. . .
.

41.36610.064111.7021

12.4781

131

13.5221

19.3681

16.8091

9.7581

7.8571
7.9731

6.3261

6.9091

183.0651

84.000

t)
Deze statistiek sluit aan bij die, opgenomen in ,,E.-S.B.” van 19 Januari 1949. blz, 61.

STAAT Ib.

floekingstijdvak

1948/
1
49. Directe Belastingen.

x

f1.000


Totaal
1Jan.
Jan.
Febr.

Mrt
April
Mei
Juni
Juli
Aug.
Sept.
Oct.
Nov.
Dec.
1948
Raming
enaming

er mi

een
1948 1948

1948 1948
1948
1948
1948 1948
1948 1948
1948 1948
tjm uit.
1948
D ee.
1948

A.

Voor het Rijk:

4
5
2
2

355
1.699
29
20.305
69.802
77.586
67.624
237.413
680000
Vermogensbelasting
1


1

2

181
20
1.983
7.936 9.110 7.455 2G689 50.000
Inkomstenbelasting

………..

740
159
201
375
133
860
256
275 238
1.086 1.746
30
6.099

Vinstbelasting ………………
19.151
23.769
26.649
7.351
26.649
66.667 24.558
54.722
42.633
30.524 32.280
383.834
110.000
Vennootschapsbelasting …….28.881
Verm.belasting voor lichamen
373
527

1.069
422
273 808
596
392
272
235
844
897
6.708

19.841
25.044 27.449
7.759
28.674
69.399
25.274
77.520
121.692
119.810 103.286
0.743
840.000
Totalen

………….29.995

B.

Voor het Gemeentefonds:
Grondbelasting

………….

191
376
1.195 5.270
12.671
2.285 1.826 735
546
405 120
25.020 26.000





1

389
1.049
2.172
2.714
2.395 2.375
11.095
23.000
Personele belasting

………..
Ondernemingsbelasting
13
47
1 3
987
124
1.012
9.956
3.261
10.045 12.012
13.820
8.591
59.881
48.000

Totalen

…………
1

131

2381

3891

2.1821

5.394113.684 12.630!

6.1361
12.9521

15.2721

16.6201

11.0861

96.5961

97.000

STAAT II.

Kalenderjaar 1948. Overige middelen.
x

t 1000

Totaal

1

.Tan.
Jan.
Febr.

Mrt
April
Mei
Juni
Juli
Aug.
Sept.
Oct.
Nov.
Dec.
1948
Rarning
enaming

er mi

een
1948 1948 1948
1948 1948 1948
1948 1948
1948
1948
1948
1948
t/m uit.,
1948
Dec.
1948

52.174
50.465
21.164
61.914
38.203 20.026 61.409 48.966
15.746
69.654 53.830
16.973
510.524
360.000
5.295 5.524
3.783
1.859
2595
3.474
10.368
3.628
4.308
2.481
3.399
1.326
48.040
20.000
Loonbelasting

………..
Dividendhelastiflg

……..
Commissarissenbelasting
433
464
107
568
635
.158
970
890
77
755 410
134
5.651
2.200
Vereveningslieffiflg …….22.921
19.145
8.072
24.6011
15.739
7.401
24.722
19.449
6.360 27.099
21.021
6.020
202.550
170.000
Voorheff. op in het bmiitenl.
geaccumul. inkomsten.
.

41
213-
17
217-
5
45
51-
203-
52-
3- 255-
5-
247
memorie
Superdividendbelastiflg
. .
12

335

1
20
t
9


783
90-
4.273
memorie
FlerkapitalisatiebelaSting


– –





2.000

2.000
memorie
Rechten op de invoer
. .
15.393
13.520
18.484
20.211
19.250
19.798
21.038
18.279
20.221
24.730
21.187
39,611
251.722
183.000
31
536 645
731
496
676
612
654
767
750
613 982
7.779
5.000
Bijzondere

vijnhelasting
12 18

10
5
13
6 9
5

12
5

3
2
100
500
1.178 2.053
823
103
167
241
165
110
295
326
202
3.165
8.828
7.000
Accijns op gedistilleerd
.
.

5.954
6.046 6.580
6.788
6.615 7.047
8.204
6.573 8.603 13.675
11.365
13.752
101.202
51.800
548 1.034
1.163
1.510
1.988
1.817
1.881
2.525 2.183
1.647
1.200
1.659
19.155 27.000
6.297
5.603
5.306
6.683 7.080
5.456
6.198 5.644
5.699
8.423
6.011
7.977
76.377
56.000
Accijns op suiker

………
13.139
14.514
15.712
16.944
12.038
12.891
14.938 14.554 15.747
14.533
16.217
15.985
177.212
150.000

Statistiekrecht …………..

202
46

392
155
5
258
60
22 200
12
3
46
1.401
1.200

Accijns op

zout

………..

Belasting

op

gouden

en
81 81

88
92
84
70
73
63
62
73 77
79
923 900

Accijns op

bier

………….

zilveren werken

Accijns op tabak ……..

74.988 67.347
43.429 79.587 59.449
40.5D8
82.618
65.521
38.378
85.548
74.405
42.567 754.345 535.000

Accijns op wijn

…………

Rechten van zegel

. . . .
1.567
1.937
2.441
1.785 1.439
1.531
1.442
1.380 1.459
1.408
1.481
1.554
19.424
15.000
Omzetbelasting

………

Rechten vati registratie
..
2.728
1.892
10.382
2.086
3.685
5.435
2.741
2.213
2.271
1.988.
6.562
2.781
44.769 22.000
Rechten v. successie, enz.
4.527
6:115
6.259 5.092
4.957
4J,t17
6.149 4.918
5.022
5.569
8.693 6.824
68.2’i2
68,00fl
Motorrijtuigenbelasting
.
.

2.235 2.127 2.925
6.362
3.905 3.215
9.781
2.641
2.764 2.406
2.665
2.658 36.679
23.000
Totalen ………210.010 198.675 148.083 237.293 178.339 134.100 246.328 197.958 130.122 261.079 226.358 164.180 2.332.403 1.697.600

) Hieronder begrepen ze-


gelrecht notas van make-
laars en comm. In effecten

744

.507

468

530

292

286

350

257

415

254

246

351

4.630

STAAT III.

Kalenderjaar
1948.
Buitengewone middelen.

x t 1.000

‘rotaal
1

Jan. Jan.
Febr.
Mrt
April
Mei
Juni Juli
.Aug.
Sept.
Oct.
Nov.
Dec.
1948
Raming
enam ng

er

ii

een
1948 1948 1948
1948
1948
1948
1948
1948
1948
1948
1948
1948
t,’m uIt.
1948
Dec.
1948

Vermog.aanwasbelaStiflg
15.504
38.698 71.342
134.602 212.6l 6 250.224
162.295109.247
93.829
81 .452
67.390
59.346
1.296.545
2.00

1

0.000
Vermogensbeffing

ineens
2.076 8.192 21.450 49.669
117.364 154.637
110.410
97.524 75.664
49.840 34.693 31.079
752.598
1.000.000
Betaald’ als

volat:
uit zekerheidstellingen

.
6.500
27.000
42.300
74.600
123.200
108.500
46.100
26.000
18.600 17.500
11.400 11.400
513.100

uit geblokkeerd tegoed

.
6.000
13.700
36.200
47.400
99.100154.800120.300
83.400
62.300
46.800 30.900 30.900
726.800

d. m. v. staatsobligaties.
500
2.900 6.500
23.900 45.900
50.100 47.600 50.600 41.500
29.700
25.100 20.000
344.300

met vrij

geld

………..
4.580 3.290
7.792
43.371
61.780
92.461
58.705
46.771
47.093
37.292
34.683 28.125
464.943

2 Maart 1949

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

183

STAAT IV. Kalenderjaar 1948.
Zekerheidstellingen. –

x f1 millioen

b.Q

‘-8
LIn
‘a

c.bo3a

“8
0.)

.
“n

£°
,
00
±c

T/mDec.
öö
576
•’-

1.176,

.’

15
1945

Jan. t/m
Dec. 1946
953 1.553
729
112
2.282
127
Jan. t/m
-.
Dec. 1947
316
1.869
525
403
2.394


530

Jan.

1948
18
1.887
509
54
2.396
584
Febr. 1948
13
1.900 482
99
2:382
683
Mrt

1948
12

.
1.912
458
100
2.370
783
April 1948
10
1.922
441
130
2.363
913
Mei

1948
8
1,930
424 164
2.354
1.077
Juni

1948
9
1.939
408
147
2.347
1.224
Juli

1948
6
1.945
392
79
2.337
1303
Aug. 1948
5
1.950
381
59
2.331
1.362
Sept. 1948
5
1.955
368
60
2.323 1.422
Oct.

1948
6
1.961
350
64
2.311 1.486
Nov. 1948
4
1

1.965
332
56

2.297
1.542 Dec.

1948
3
1

1.968 320
61
2.288
.
1.606

TOELfdÏITING
fiij
HET OVERZICHT VAN DE OPBRENGST
DER RIJKSMIDDELEN.

I. Direcle belastingen. Deze staten vermelden de vorderingen, welke ontstaan dopr het
opleggen vanvoorlopige en definitieve aanslagen door de belasting.:
dienst (debiteurenadministratie).
• Het’ belastingtijdvak 1947/’48 loopt buy. .voor de inkomstenbe-
lasting van 1. Januari 1947 t/m 31 December 1948. Normaliter
worden gedurende de eerste I2maandenhiervanvoorlopigeaanslagen
over 1947 geboekt, gedurende de laatste 12 maanden definitieve aanslagen over 1947 (vandaar de vergelijking van bijv. 1947148
met raming 1947 en bijv. 1948/’49 met raming 1948).
Voor, andere belastingen loopt het boekingstijdvak 1947/’48
van
t
Januari 1947 t/m 30 Juni 1948.

11. Overige middelen. 111. Buitengewone middelen. De Staten vermelden het verkélijk in elke maand ontvangen be-
drag (kasadministratie). Bij de Buitengewone middelen komen ook andere wijzen van voldoening voor (zie staat III).
Bij omzetbelasting, loonbelasting en vereeningsheffing vindt de
afdracht per kwartaal plaats (dus bijv. in Januari 1948 van de ,he-la.stine over de omzet reap. uitbetaalde lonen van het 4e kwartaal
van 1947).

1V. Ze)srheidstellin gen.
Dit zijn bedragen, die, vrijwillig of verplicht, door belastingplich-
tigen hij de ontvangers der belastingen zijn gedeponeerd. Zij dienden
als vooruitbetaling op nog niet opgelegde aanslagen in bestaande
belastingen, verinogensaanwasbelasting en vermogensheffing (zie
ook staat III).
De staten vermelden zowel de opgelegde zekerheidstellingen als
de betalingen daarop (dus zowel debiteuren- als kasadministratie)
en voorts nog de afschrijvingen, die op de zekerheidstellingen wegens
de opgelegde aanslagen plaatsvonden. Het opleggen van verplichte
zekerheidstellingen is op 31 .December 1947 beëindigd.

GOUDPRODUCTIE
‘1).

(in
1.000 dollars van circa $ 35 per ounce fijn).

Jaar

1
Zuid-
1
Veren.
Afrika Staten3) Canada Austra- Totaal’ge-
lië’)

rappor-
teerd’)

1939

448.753

196.391

178.303

57.599

1.031.214
1940

.

491.628

210.109

185.890

57.540

1.106.447
1941

504.268

209.175

187.081

52:384

1.110.379
1942

494.639

130.963

169.446

40.383

982.130
1943

448.153

48.808

127.796

26.295

774.086
1944

429.787

35.778

102.302

22.990

702.534,
1945

427.862

32.511

94.385.

23.002

683.011
1946

417.647

51.182

99.139

28.857

696.998
1947

392.004

75.786

107.432

32.807

705.447
1948 Jan,

34,775

6.042′)

9.568

2.433′)

60.377′)
Febr.

32.459

.5.489

9.156

1.945′)

57.211′)
Mrt ..

34,386

6.372

10.070

2.266

60.861

– ‘April

34.175

5.650

10.013′)

2.129

59.507 Mei

34.368

6.078

10.047

2.381

60.980
Juni

33.941

5.719

10.152

2.785

60.112
Juli

34.544

6.180

10.367

3.640
Aug.

33.720

7.661

10.689
Sept.

33.345

7.388

10.320
Oct.

33,334

6.540

10.740

‘) Ontleend aan: ,,Federal Reserve Bulletin” van Januari 1949. ‘) Exclusief Sovjet Rusland.
‘) Inclusief Philippijflen. Jaarcijfers zijn schattingen van de
,,U.S. Mint”; maand’ijfers worden gerapporteerd door het ,,Ameri-
can Bureau of Metal Statistics”.
‘) Gerapporteerd door ,,C’mmonwealth Bureau of Census and
Statistics”; van 1946 af onderhevig aan eventuele revisie.
3)
Gecorrigeerd.’ gegevens,

IN- EN ,UITVOER’VAN. NEDERLAND
‘1.

Invoer


,

Uitvoer
Saldo

M

d
aan
Gewicht
Waarde
Gewicht
Waarde Waarde
in dul-
in mii-
in dui-
in mii-
in mii-
zenden lioenen zenden lioenen lioenen
tonnen
guldens
tonnen
guldens
guldens

Jan.

’48
1:265 378 308
140

238
Febr. ’48
.1.242
1

383
427
,

186′.

197
Mrt

’48

1.433
361
485′
186′

175
April ’48
1.732
402
704
203

199 Mei

’48
1.486
391
698
223



168
Juni

’48
.1.690
438
612
241

197
Juli

’48
1.540
412
.

570
209
203
.-
Aug.,,,’48
1.639
407
562
,

211

196
Sept. ’48
1.873
443
678
232

211
Oct.

’48
1.906
479
849
308
-‘ 171
Nov.
1
48
1.566
400
753
264

136
Dec.

’48
1,7292)
4271)
.710
268

151
0
)
Tot.

48
19.1012)
4.9212)
7.356
2.671
2.250
2
)
Tot.

’47
16.544
4.252
,

5.843′
1.859
-2.393
Tot.

’46
11.764 2.172 3.919
785
-1.387
Tot.

’39
24.306
1.517 2.708
966

551

Jan.

’49
1.498

45
654
318

147

‘)Bron: Centraal’ Bureau voor de Statistiek”.
‘) Gecorrlgccrdc gegevens.

Ondernemingen, die het beste leidende personeel zoeken,
speciaal met economIsche scholing, roepen sollicitanten op

door middel van een annonce in de rubriek ,,Vacatures”.
Het aantal reacties, dat deze annouces tengevolge hebben,
is doorgaans’ uitermate bevredigend: begrijpelijk, omdat er
bijna geen grote instelliug.ls, dle .dit blad niet
regelmatig
ontvangt en waar het
niet circuleert. Opdrachten
voor het
volgend nummer
dienen 7 Maart
a.s.in ons bezit te zijn

DEN

Nederlandsôhe’ ‘St’aâlfabriekèn

v/h i.’ M DE MUINCK KEIZER N.V.

gevestigd te UTRECHT.
UITGIFTE van

fl.659000.- gewone aandeIen,

in stukken groot nominaal t 500.- aafl toonder, of,
desgewenst èp naam, ten volle delende in de winst,
van het boekjaar 1949 en volgende hoekjaren.

Ondergetekenden berichten, dat zij de inschrijving op
bovengenoemde aandelen,
uitsluitend voor houders’
van gewone aandelen, openstellen op

MAANDAG 7 MAART 1949,
van des voormiddags 9 uur tot des namiddags 4 uur,

ten kantore van:

NEDERLANDSCHE HANDEL-MAATSCHAPPIJ,N.v.,
DE TWENTSCHE BANI< NV.,
te
Amstevdarn. Rtterdans. ‘s
;
Gravenhage
en,,
Utrecht,,

tot den kôers van 120 pCt.,’,

op de voorwaarden van het prospectus dd.
25
‘Febr. 1949.’
Prosp.ctussen en inschrijvingsbiljetten zijn verkrijgbaar
bij de inschrijvingskantoren.

Nederlandsche Handel- Maatschappij, N.V.

De Twentsche Bank N.V.

Amsterdam.
25
Februari 1949.

N.V. PHILIPS’ TELECOMMUNICATIE INDUSTRIE

v/h Nederlandsche Seliltoestelleil Fâbriek

HILVERSUM

Alle Communicatie-apparatuur op het gebied vn
Radio – Lijntelefonie – Automatische telefonie

Nederlandsche

Handel-Maatschappij,
N.V.

DE VIEZEN BANK

Hoofdkantoor: Amsterdam,
Vijzelstraat 32

Meer dan

100

kantoren

in

Nederland,
Azië en Afrika.
Londen

New York

VOORLICHTING
OP
FINANCIEEL

EN ECONOMISCH GEBIED

UITVOERING

VAN

ALLE

BANKTRANSACTIES

Scheepvaartonderneming te Amsterdam vraagt

administratieve kracht

bij voorkeur werkzaam geweest in het scheep-
vaartbedrjf, om t.z.t. na gebleken geschiktheid
met de leiding van de administratie te worden
belast. Kennis van de moderne bedrijfsadmini-
stratie vereist, leeftijd ca. 35
A
40 jaar.
Sollicitaties in handschrift met gegevens om-
trent opleiding, practische ervaring, leeftijd enz.,
onder no. ESB 1374, bur. v. d. blad, Postbus 42,
Schiedam.

LE VEN SPOSITIE

Gerenommeerd industrieel bedij

zoekt een
FABRIEKSDIRECTEUR

* Ervaring op het gebied van organisatie, administra-

tie en personeelleiding vereist. Eigenhandig geschreven

brieven onder No. 73 aan bel Bureau van dit blad.

Annonces, waarvan de tekst
‘5
Maandags in ons bezit
is, kunnen, plaatsruimte voorbehouden, in het nummer

van dezelfde week worden opgenomen.

Het Economisch Technologisch Instituut voor
Zeeland roept sollicitanten op voor, de. functie
van

ECONOOM

Liefst met bedrijfseconomische en economisch-
geografische opleiding.


Sollicitaties in te dinen uiterlijk 19 Maart a.s.
bij de Directie, Nieuwstraat 27, Middelburg.

&n uit cwe’tiq c-ctezic& uaiz de out-

w1eeinq dekt 1udon&2wAe economi,.

in1948

treft U aan in het over enkele weken ver-

schijnende Maart-nummer van het

Economisch- .

Statistisch.

. 1

Kwartaalbericht

Research uitgave van

het Nederlandsch Economisch Instituut

Jaarabonnementen
f6,50
voor abonné’s E.-S.B. f 5,-

Telefoon 38040. Rotterdam – Giro no. 8408

Economisch – Statistische
Berichten

Adres voor nederland: Pieter de Uoochstraat
5,
Rotterdam (W.).
Telefoon Redactie en Administratie 38040. Giro
84
08
.
Bankiers: R. Mees en Zoonen, Rotterdam.
Redactie-adres voor België: Seminarie voor Gespecialiseerde Eko-
nomie, 14, Universiteitetraat, Gent.
.A bonnernenten: Pieter de Hoochstraat’
s
Rotterdam (W.).
– Bankiers: Banque de Commerce, Brussel.

Abonnementsprijs, franco per post, voor Nederland
/
26 per jaar,
voor België/ï.wxemburg
/
28
per jaar, te voldoen door storting van de
tegenwaarde in francs bij de Banque de Cosnmerce te Brussel. Overzeese
gebiedsdelen (per zeepost) f
2
6, overige landen
/
2
8 per jaar. Abonne-
menten kunnen ingaan met elk nummer en slechts worden beëindigd
per ultimo van het kalenderjaar. –

Aangetekende stukken in Nederland aan het Bijkantoor Westzee-dijk, Rotterdam (W.).


ADVIiItTENTIES.
Alle correspondentie
betreffende
advertenties te richten aan de
Firma H. A. M. Roelants, Lange Haven
141,
Schiedam (Telefoon
69300, toestel 6). Advertentie-tarief
/ 0.40
per ,nm. Contract-tarieven
op aanvraag. Rubrieken ,,Vacatures” en , . Beschikbare Krachten”
f o.6o per mm (dubbele kolom). De administratie behoudt zich het recht voor om advertenties zonder opgaaf van redenen te weigeren.

Losse nummers
75
cents,
resp, 12 B. francs.

Auteur