7 OCTOBER 1942
E
Beri*chten
ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER
27E
JAARGANG
WOENSDAG 7 OCTOBER 1942
No. 1394
t
N.V.
Stoomvaart-Mij. ,,Nederland”
Amsterdam
II
N.V.
Rotterdamsche Lloyd
Rotterdam
Hypotheekbanken
en Woningmarkt in
Nederland
door
Ch. GLASZ
1 Sde publicatie van
het Nederlandsch
Econom. Instituut
Prijs f 1.55*
(Prijs voor •doniteurs en
leden van het N.E.I. fl.10)
Verkrijgbaar in den boekhandel
Uitgave:
De Erven F. Rohn N.V. – Naarem
R.MeesfjZoonen
,
Ao. 1720
BANKIERS EN ASBtTRANTIE-MAXELAARB
ROTTE R DAM
AMSTERDAM (As..)
‘.• G R A V E NH A G E
DELFT – SCHIEDAM
V L A A S. D I,N GEN
0
Ter vervanging van haar door
brand
verloren
geganen
voorraad nummers van
Economisch-Statistische Berichten en Economisch-Sla fistisch
t’4aandbericht
van den jaargang
1940,
zou de redactie het zeer op prijs stellen, indien de
lezers, die hun exemplaren kunnen missen, deze aan
haarzouden
willen afstaan.
AMSTERDAMSCHE BANK N.V.
AMSTERDAM
Open bewaarneming van
effecten
Adviezen voor belegging
Uitvoering van beursorders
BEHANDELING VAN ALLE
BANKZAKEN
BEZORGING VAN ALLE
ASSURANTIËN
De Scheepsbouw
–
nijverheid in
Nederland
door
Ir. J. W.
BONEBAKKER
Publicatie no. 16 van het
P RIJ S
Nederlandsch Econom.
1.55*
.
Instituut
Donateurs en leden
fl.10
Verkrijgbaar in den Boekhandel
Uitgave van
DE ERVEN F. BOHN – HAARLEM
TINRESTRICTIE EN TINPRIJS
döor M. J. Schut
31 ste PjbIicatie van het Neder-
Iandsch Economisch Instituut.
Prijs f 1.55*
(Prijs voor donateurs en leden
van het N.E.I……+1.10)
Verkrijgbaar i. d. boekhandel
UITGAVE:
De Erven F.Bohn N.V.,Haarlem
NEDERLANDSC.HE
HANDEL-MAATSCHAPPIJ,
N.V.
AMSTERDAFt1-ROTTERDAI’1-‘s-GRAVENHAGE
EN IN 61 ANDERE PLAATSEN IN NEDERLAND
ALLE BANK- EN EFFECTENZAKEN
SAFE DEPOSIT
KOFFERKLWS
A D VE R TE N T 1 E S
Onze Organisatie waarborgt U een prorlpte, deskundige en economi-
sche uitvoering van Uw advertentie-opdrachten voor alle couranten
NIJGH & VAN DITMAR
ERASMUSHUIS – ROTÎERDAM – TELEF. 31696
BIJKANTOREN; AMSTERDAM, N.Z. lVoorburgwol
157,
Telefoon 33050.
DEN HAAG, Parkstraat 25, Telefoon 116220.
KONINKLIJKE NEDERLANDSCHE BOEKDRUKKERIJ
H. A. M. ROELANTS — SCHIEDAM
Onze speciale afdeeling: Drukwerk voor contrôle en
administratie, levert alle voorkomend drukwerk op
dit gebied concurreerend, snel en accuraat.
Uitgifte-apparaten in groote verscheidenheid van werk-
wijze en capaciteit naar de behoeften van elk bedrijf.
Tel. 69300
Onze terzake-kundige staf is te allen tijde voor gratis
(3 lijnen)
advies te Uwer beschikking.
Overzicht van’ de ontwikkeling der
handelspolitiek van het Koninkrijk
der Nederlanden van 1923 t/m. 1938.
(Samengesteld door een groep mede-
werkers van het N. E. 1., onder leiding van
Prof. Mr. P. Lleftlnck)
28ste publicatie van het Neder!. Econom. Instituut
Prijs f 2.10*
(Prijs voor donateurs en leden van het N. E. 1.
f
1.50)
Verkrijgbaar in den boekhandel
U 1 T GA V E:
DE ERVEN F. BOHN N.V., HAARLEM
Derde Gewijzigde Druk
van
Egalisatiefo ndsen
en Monetaire Poli-
tiek in Engeland,
Nederland en de
Vereenigde Staten
door
Prof. Dr. H. M. H. A. Vin der Valk
30ste Publicatie van het Neder-
landsch Econömisch InstituUt.
Prijs f 2.10
(Prijs voor donateurs en leden
van het N. E. I. fl.50)
Verkrijgbaar in den Boekhandel
Uitgave: De Erven
F BOHN N.V., HAARLEM
7 OCTOBER 1942
A UTE URSRE CR7′ VOORBEHO UDEÎ
F.conomischmwStatist
‘
ische
Berichten
ALG EMEEN WEEKBLAD VOOii HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER
UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT
27E JAARGANG
,
WOENSDAG 7 OCTOBER 1942 ‘
No. 1394
HOOFDREDACTEUR:
M. P. J. Gooi (Rotterdam).
PLAATSVERVANGEND HOOFDREDACTEUR:
H W. Lambers (Zwartewaal).
Redactie en administratie: Pieter de Hoochweg 122, R’danz- W
Aangeteekende stukken: Bijkantoor Ruigeplaatweg. /
Telefoon Nr. 35000.
Postrekening 8408.
Abonnemnents prijs voor het weekblad, waarin tijdelijk
is opgenomen het Economisch-Statistisch Maandbericht,
franco p. p.’ in Nederland f 20,85* per jaar. Buitenland en
koloniën ‘f 23,— per jaar. Abonnementen kunnen niet elk
nummer ingaan en slechts worden beëindigd per uit imo pan
elk kalenderjaar. Losse nummers 50 cent. Donateurs en
leden pan het Nederlandsch Economisch Instituut ontvan gen
het weekblad gratis en genieten een reductie op de verdere
publicaties. Adreswijzigingen op te geven aan de ad,ninistratie.
Advertenties voorpagina f 0,28 per mm. Andere pagina’s
f 0,22 per mm. Plaatsing bij abonnement volgens tarief.
INHOUD:
Blz.
Werkwijze en organisatie van. de crganen der open-
bare arbeidsbemiddeling in Nederland dior
W. van der Mast …………………………438
1-let bedrijf der Nederlandsche levensverzekering-
maatschappijen in
1941
door
J. G. Brezet …. 441
A a n t e e k e n
i t
ge n.
Over de kapitaalvorming in Zweden door
J. Ph. van Ouwerkerk …………………: 443
Overheidsmaatregelen
o
econo-
misch
g e b i e d
……………………
445
M a a n d c ij f e r s.
Emissies in Juli en Augustus
1942 …………445
S t a t i s t i e k e n.
Stand van ‘s Rijks Kas – Bankstaten ………..
446
/
GELD- EN KAPITAALMARKT.
Konden wij in ons vorige overzicht constateeren, dat
toen in de verslagweek de omzetten in middelmatig-
langloopend schatkistpapier vrij redelijk waren geweest, ook van deze week kan men dat weer constateeren. Ook
nu zijn de tarieven aan den hoogen kant gebleven, maar
de omzetten hielden zich dan ook op een zeer bevredigend
niveau. Een bepaalde oorzaak voor de opleving in den
handel van schatkistpapier van tusschen de zes en negen
maadden looptijd is moeilijk aan te wijzen. De schom-
melingen in de levendigheid van deze markt zijn deels
aan toevallige omstandigheden te wijten. 1-Jet is natuur-
lijk niet ondenkbaar, dat verschillende instellingen, vooral
institutioneele beleggers, nu de kans op de uitgifte van
een nieuwe leening binnen afienbaren tijd met het voort-
schrijden van den tijd grooter wordt, de ‘gémiddelde duur
van hun uitzettingen op de geidmarkt verkorten.
De
obligatiemarkt
heeft in de verslagweek weinig wij-
ziging vertoond. De
3-31
pCt. leening sloot ongeveer op
hetzelfde peil als de opening De
3-
pCt. leening
1941
sloot ongeveer een kwart punt hooger, en had in het begin
van de nieuwe veek vrijwel den parikoers gehaald. De
omzetten op de obligatiemarkt zijn niet groot. Wij wezen
er de vorige week reeds op, hoe gering de handel in gemeen-
te- en provincieleeningen is. Ook in staatsleeningen zijn
de omzetten maar tamelijk klein. Er is geen enkele cate-
gorie houders aan te wijzen waar eenige noodzaak of zelfs
maar drang tot liquidatie aanwezig is. Aan den anderen
kant staan er steeds latenté vragers gereed om bij een
noemenswaarde inzinking van de markt in te grijpen.
Telkenmale hebben wij dan ook in den ]aatsten ktijd
gezien, dat een reactie vrij spoedig koopers in de markt
bracht, waardoor het koerspeil zich weer herstelde. –
De
aandeelenmarkt
heeft een week van zvarei druk
op de koersen achter den ru’g, een rechtstreeks gevo]g
van de maatregelen van de Overheid, die beoogen het peil
tot een ,,redelijk niveau” terug te brengen. In hocverre reeds op belangrijken schaal bezitters, die bij de thans
geldende maatstaven onder de aangifteplicht vallen,
tot liquidatie zijn overgegaan om zich te vrijwaren tegen
eventueele gedwongen aflevering van hun fondsen tegen
het
2
Maart-koerspeil dan wel, of men vooralsnog in eerste
instantie te doen heeft met den psychologischen invloed
van den maatregel, valt moeilijk na te gaan. Waarschijn-
lijk hebben beide factoren tezamen gewerkt, terwijl ook
de contramine ongetwijfeld het hare er toe heeft bijge-
dragen om het koerspeil te drukken. Tegen het einde
van de week, en in het begin van de nieuwe, begon de
markt eenigszins ,,bodem” te toonen.
438
,
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
7 October 1942
WERKWIJZE EN ORGANISATIE VAN’ DE
ORGANEN DER OPENBARE ARBEIDS-
BEMIDDELING IN NEDERLAND.
In aansluiting op onze beide voorgaande artikelen
1),
waarin de voorgeschiedenis en de beteekenis der reorga-
nisatie van de openbare arbeidsbemiddeling in Neder-
land werden aangegeven, moge thans aan de wijze van
werken aandacht worden besteed.
De arbeidsbemidde]ïng, zooals deze in de vorige artike-
len nader is omschreven, is opgedragen aan de onder het
Rijksarbeidsbureau gestelde organisatie. Voor de uitvoe-
ring van deze taak zijn gewestelijke arbeidsbureaux inge-
steld, welke bestaan uit 4 hoofdafdeeliitgen, te weten de
administratie, de bemiddeling, de comptabiliteit en de
sociaal-economische afdeeling. Hieraan zullen, naar mag
worden verwacht, nog de afdeelingen beroepskeuzevoor-
lichting, centrale werkplaats en werkloosheidsverzekering
worden toegevoegd. De bemiddelingsafdeelin
g
heeft uit
den aard der zaak de eigenlijke taak van de Organisatie
voor haar rekening. De beroepskeuzevoorlichting adviseert
ten aanzien van het meest geschikte beroep of. studie-
richting. De centrale werkplaats vult een eventueel tekort
aan in de vâkopleiding, vooral van daarvoor in aanmerking
komende jongeren. De werkloosheidsverzekering helpt
mede om perioden van werkloosheid in financieel opzicht
te kunnen overbruggen. De sociaal-economische afdeeling,
opgezet met het doel een wetenschappelijk hulpapparaat
te zijn bij het uitvoeren van de taak van het arbeidsbureau,
bewerkt daartoe, o.m. met behulp van het binnenkort in te
voeren arbeidsboek en de daarmede samenhangende admi-
nistratief-statistische organisatie, dat het bedrijfsleven en
het arbeidsbestel naar hun vo’or het arbeidsbureau van be-
lang z ij nde sociaal aspecthekend zijn, en draagt tevens zorg
voor de samenstelling van met de vraagstukken van het
arbeidsbestel verband houdende statistieken en rapporten.
Alle afdeelingen werken derhalve samen aan het eene
gestelde doel en verkrijgen hun zichtbare resultaten in
de afdeeling bemiddeling. Deze afdeeling is als het ware
de hand, die, in nauwe samenwerking met het bedrïjfs-
leveii zelf, de daadwerkelijke arbeidsbemiddeling uit-
oefent en daarnevens – in de toekomst vermoedelijk een
belangrijk element – die maatregelen uitvoert, welke
verband houden met een reguleern van het’ arbeidsbestel.
Doch de hand moet worden bestuurd en tot haar taak in staat worden gesteld. En dit geschiedt door nauwe
samenwerking met de overige afdeelingen van het arbeids-
‘ bureau. De afdeeling bemiddeling moet dan ook worden
gezien als het meest naar buiten optredend orgaan van
het arbeidsbureau, belast niet alleen met den hiervoor
genoemden uitvoerenden arbeid, doch ook met werkzaam-
hedén, die aan de overige afdeelingen van het arbeids-
bureaii mede de noodige gegevens verschaffen, die voor
den gezamenlijken arbeid van zoo groot belang zijn.
liet ter,’itoir der a,beidsbureaux.
Is hiermede aangegeven, hoe de verschillende taken
binnen het arbeidsbureau in organisatorisch verband zijn
samengebracht, thans worde aandacht geschonken aan
het territoir, waarover de werkzaamheden van de ge-
westelijke arbeidsbureaux zich uitstrekken. V66r de re-
organisatie bestonden er in de openbare arbeidsbemidde-
ling drie opeenvolgende trappen, nI. de gemeentelijke
agentschappen der arbeidsbemiddeling, de Rijksdistricts-
arbeidsbeurzen en de Rijksdienst vooi de Werkloosheids-
verzekering en Arbeidsbemiddeling. Kon binnen de ge-
meente een bepaalde werkgeversaanvrage niet worden
voldaan, dan werd deze doorgegeven aan de districts-
‘)
Zie
W. v. d. Mast: ,,De voorgeschiedenis van de reorganisatie
der openbare arbeidsbemiddeling in Nederland” in ,,E.-S.B.” van
29 Juli 1942, en De beteekenis der reorganisatie van de Openbare
arbeidsbemiddeling in Nederland” in ,E.-S.B.” van 5 Augustus
4942.
arbeidsbeurs – – een gemeentelijke arbeidsbeurs, die door
den genoemden Rijksdienst met deze taak was belast en een’
min of meer groot district had te verzorgen – en indien
ook deze de aanvrage niet kon voldoen, werd deze aan de
hoogste instantie, i.c. den Rijksdienst, doorgegeven.
De verdeeling van het land in districten was vrij sim-
phistisch, omdat deze vnl. op algemeen geografische
factoren berustte. De reorganisatie heeft – misschien
wel tegen de verwachting van velen in – in dezen niet
zooveel verandering gegeven. De, laagste trap, die der
gemeentelijke agentschappen, is weggevallen. De districts-
verdeeling heeft veranderingen ondergaan, welke ver-
moedelijk eveneens tot algemeen geografische redenen
zijn terug te brengen, terwijl ter assistentie van de ge-
westelijke arbeidsbureaux een aantal bijkantoren, is ge-
vormd, dit orn te voorkomen, dat wekgevers en werk-
zoekenden al te ver van het orgaan der arbeidsbemidde-
ling zijn verwijderd. Principieele veranderingen — uit-
gezonderd die, welke betrekking hebben op de uitschake-
ling van de activiteit der gemeentebesturen – zijn der-
halve bij de tot stand gekomen reorganisatie in dit opzicht
niet te ontdekken. En toch zou, juist met het oog op de
‘veran’derde doelstelling der arbeidsbemiddeling, hierin
een aanzienlijke wijziging hebben moeten plaats vinden.
Arbeidsbemiddeling, zooals die als doel is gesteld aan
de in gang gebrachte Organisatie, zal in feite moeten uit-
groeien tot
bedrijfstalcbeiniddeling.
Dat, blijkt o.m, uit
het toenemend gebruik om te spreken ,van bedrijfsaf-
dèelingen, waarmede wordt gedoeld op de onderafdee-
hingen der afdeeling bemiddeling, die ieder voor, zich met
een min of meer economisch samenhangénd gedeelte van
het bedrijfsleven als werkterrein zijn belast, zoo bijv. de
afdeeling bouwbedrijven, de afdeeling metaal- en scheeps-
bouwnijverheid, enz.
Opgemerkt zij, dat deze afdeelingen in de practijk
vakafdeehingen zijn genoemd, kennelijk een gevolg van
het feit, dat de beroepen, die bij deze afdeelingen zijn in-
geschreven, veelal tot eenzelfde vak behooren; hoewel
het duidelijk is, dat hij de tot op heden nog niet geschiede
consequente doorvoering van dezen vorm van arbeids-
bemiddeling, zulks niet in vollen omvang het geval kan
zijn, omdat nu eenmaal bij eenze]fden bedrijfstak ver-
schillende soorten van vaklieden zijn. Momenteel ‘staan
dan ook hijv. timmerlieden, die in de scheepsbouwnijver-
heid werkzaam zijn, ingeschreven bij de afdeélïng bouw-
bedrijven, instede van bij een afdeeling scheepsbouwnijver-
heid.
rI
oc
h is, ondanks deze nog niet volkomen per bedrijfs-
tak(ken) doorgevoerde beroepsinschrijving – welke
uiteraard niet in die consequentie mag plaats vinden
;
dat de practijk der bemiddeling uit vakkundig oogpunt
zou worden geschaad .-‘, de genoemde bedrijfstakbe-
middeling geen novum, want juist de aan deze bemidde-
ling ten grondslag liggende gedachte vormde v66r de
reorganisatie der openbare arbeidsbemiddeling de aan-
leiding om voor enkele dezet reeds min of moer bestaande
,,vakafdeelingcn” eigen districten in het leven te roepen (hijv. Hotel-, Café- en Bestaurantbedrijf). Naast ccii in-
schrijving per bedrijfstak(ken) zal ook aan deze op econo-
misch terrein liggende ontwikkeling groote aandacht
rhoeten worden geschonken. Bedrij fstakbemiddehing kan
alleen tot volle ontplooiing komen, indien de hedrijfs-
afdeelingen ieder voor zich dat territois zien toegewezen,
waarin het geheele hun toevertrouwde gedeelte vah het
plaatselijke, c.q str’eeksbediijfsleven. is opgenomen.
M.a.w. deze bedrijfstakhemiddehing zal uiteindelijk haar
consequentie moeten vinden in een districtenstelsel,
waarbij met deze opvattingen wordt rekening gehouden
2).
Gezien ho,, korte tijdsbestek, waarin zich de wijzigingen
in de organisatie der arbeidsbemiddehi’g hebben vol-
‘) Aangezien een verder uitwerken van clezen gedachtengang
boven het bestek van dit tijdschrittartikel zou uitgaan, moge met
het uitspreken vnde doelstelling als zoodanig worden volstaan.
7 October 1942
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
439
trokken, is het blijkbaar niet mogelijk gewealt deze in
de lijn liggende ontwikkeling feitelijk te erkennen door
thans reeds een daarmede correspondeerende gewestelijke
indeeling in het leven te roepen. Evenwel zal hierop on-
getwijfeld de aandacht zijn gevestigd en zal men, nu de
administratieve outillage der arbeidsbureaux daartoe
alleszins de gelegenheid biedt en anticipeerend op de
mogelijkheden tot revisie, reeds doende zijn de hiervoor
benoodigde gegevens te verzamelen.
Het sociale aspect.
Doch bij een op deze wijze geleide arbeidsbemiddeling
mag het tociale aspect niet uit het oog worden verloren.
Een te sterk den nadruk leggen op de economische behoeften
van het bedrijfsleven, zon daartoe alleszins aanleiding
kiïnnen geven. Dat dit niet behoeft te gebeuren, blijkt
heel duidelijk uit de wijze van samnvoeging van diensten.
Juist doordat verscheidene sociale bureaux in één dienst zijn
ondergebracht, worden de ,mogelijkheden om bepaalde
moeilijkheden, waarmede de werkzoekende te kampen
heeft, op te lossen, grooter. De kennis der bij het Rijks-arbeidsbureau werkzaam zijnde ambtenaren zal ook op
dit terrein gaandeweg toenemen, zoodat een dergelijke
dienst voor het welzijn van het Nederlandsche volk van
de grootste beteekenis kan zijn. Met dit laatste houdt
ook verband de eisch, dat vooral de ambtenaren der
bemiddelïngsafdeeling hun menschen moeten lennen.
Bij grootere arbeidsbureaux zal dit wel moeilijkheden
ondervinden, zoodat het wel’ eens naar voren gebrachte
denkbeeld om de ,,vakafdeeling” onder te verdeelen in
gelijke groepen van ingeschrevenen (bijv. van 800 tot
500 man) en elk van deze groepen te stellen onder een
vasten ambtenaar, wel de moeite van het overwegen
waard, blijft, vooral, omdat men bij vele groepen van
werkzoekenden vrijwel immer met dezelfde menschen te doen heeft, terwijl zij, die met langdurige werkloos-
heid te kampen hebben, dan bijzondere belangstelling
zullen genieten. Deze arbeidsverdeeling kan dan rekening
houden met de kennis, die de ambtenaren omtrent be-
paalde beroepen hèbben, zo’odat ook in vakkundig opzicht
een verdere specialisatie wordt bereikt.
Het bemiddelingswerk.
Is hiermede eenig algemeen inzicht verkregen in de
interne organisatie der afdeeling bemiddeling, thans
moge een uiteenzetting volgen van de wijze, waarop het
eigenlijke bemiddelingswerk dient gericht te zijn. De
bemiddeling, zooals deze vroeger reeds geschiedde – het
huidige tijdsbestek mag in verband met de oorlogsom-standigheden buiten beschouwing worden gelaten – en
die zoo goed als geheel bestond in het voldoen van aan-
vragen van werkgevers tçr voorziening van vacatures,
een werkzaamheid, welke wij, in verband met hetgeen
volgt, met
secundaire
arbeidsbemiddeling zouden willen aanduiden, zal geen nadere toelichting behoeven. Anders
staat het evenwel met wat genoemd mag worden de
primaire
arbeidsbemiddeling, waaronder wij verstaan: de
algemeene zorg aangaande de in liet geheele bedrijfsleven
tewerkgestelde menschen.
Het is bekend, dat de daadwerkelijke vraag van het
publiek een domineerenden invloed uitoefent op het
vraagstuk van de voortbrenging. Productie, welke bij de
daarop aangewezen afnemers,, c.q. consumenten, mindere
belangstelling geniet, zal aan beteekenis gaan inboeten, terwijl omgekeerd toenemend behoeften bij het publiek
overeenkomstige stijging in belangrijkheid der betrokken
ondernemingen zullen te zien geven. En deze invloed zal
uit den aard der zaak overeenkomstige gevolgen hebben
ten aanzien van het aantal der in de diverse bedrijfstakken
werkzaam zijnde personen. Met betrekking tot de qualiteit
der werkzame personen is voornamelijk van invloed het
inzicht van den organiseerenden ondernemer. Immers
de vraag, welke soort personeel voor een onderneming be-
noodigd is, is een aangelegenheid, welke slechts den oncer-
nemer aangaat. Het komt dan ook voor, dat onderlinge
vergelijking van het personeel bij gelijksoortige onder-
nemingen verschillende verhoudingen te zien geeft tus-
schen geschoolde, geoefende en ongeschoolde arbeiders der
diverse ondernemingen van nagenoeg gelijk karakter.
Op ons onderwerp terugkomend, leert ons dit, dat, wil
de organisatie der openbare arbeidsbemiddeling het in oni vorig artikel gestelde doel, te weten het reguleeren
der arbeidsmarkt, nakomen, haar taak dus deze zal
moeten zijn, dat de in het economisch leven werkzaam
zijnde factoren, welke een min of meer directen invloed
op het arheidsbestel uitoefenen, nauwkeurig zullen moeten
worden vastgesteld, opdat het Rijksarbeidsbureau in staat
zal zijn om, zoowel bij de onderlinge verschuivingen, welke
er in de personeelssterkte tusschen de verschillende be-
drijfstakken optreden, als bij de aanneming van aan-
komnd personeel, voor vakkundige en aan sociale eischen
tegemoetkomende bemiddeling zorg te dragen.
Een enkel voorbeeld ter illustratie. Veronderstel er is
een bedrijfstak, bijv. electro-techniek; waarin op volle
toeren wordt gewerkt. Er is sprake, van een groot tekort
aan personeel; en de leidende figuren in de betrokken
ondernemingen zijn de meening toegedaan, dat de bedrijfs-
drukte niet van tij delijken aard is, doch het’ begin vormt
van een steeds sneller groeiende ontwikkeling. Daartegen-
over staat een bedrijfstak, bijv. de meubelindustrie, welke,
door dén overgang van handwerk naar machinalefabricage,
met een teveel aan personeel te kampen heeft. Men heeft
zelfs den werktijd tot 36 uren teruggebracht. En hier
heersclit de overtuiging, dat de toekomstige behoefte aan personeel procentueel een mindere zal zijn. Bij het waar-
nemen van deze beide bedrijfstakken ligt de conclusie’
voor de hand: ten eerste moet door besprekingen met betrokken ihstanties worden getracht, het overbodige
personeel van den tweeden bedrijfstak naar den eersten
over te brengen, of, wat misschien de voorkeur kan ver-
dienen, via een anderen bedrijfstak, hetzij en groupe,
hetzij door middel van individueele sollicitaties; ten tweede
zal het vakonderwijs aan werklooze vakarbeiders moeten
worden ingeschakeld; ten derde zal bij de voorlichting
bij beroepskeuze en het ambachts- en ander hiervoor in
aanmerking komende onderwijs op de onderhavige ver-
schijnselen moeten worden gewezen, terwijl in de vierde plaats ook hij daarvoor in aanmerking komende gelegen-
heden samengewerkt zal moeten worden met dé organi-
satie van den Rijksdienst voor het Nationale Plan.
Uit dit voorbeeld moge blijken tot welke mogelijk-
heden dergelijke waarnemingen aanleiding kunnen zijn en met welke instanties de gewestelijke arbeidsbureaux
contact zullen moeten opnemen. Dat deze arbeid verricht
kan
worden is, naast de vakkundigheid der aan de afdee-
ling bemiddeling werkzaam zijnde ambtenaren, mede te
danken aan de aanwezigheid van een sociaal-economische
afdeeling, die over de’ wetenschappelijke hulpmiddelen
zal kunnen beschikken om de voor dezen arbeid benoodigde
gegevens te verschaffen. Dat deze arbeid voörts voor het
bedrijfsleveii alleen maar ,voordeelen kan hebben, kan
worden afgeleid uit het feit, dat de verordening van 24
September 1940 het principe der vrijwil1ighed, neergelegd
in de. arbeidsbemiddelingswet 1930, onaangetast heeft
gelaten. Het is derhalve het bedrijfsleven zelf, dat de
wensch tot het uitoefenen der onderhavige bemiddeling
moet kenbaar maken, hoewel het Rijksarbeidsbureau door
uitnemende organisatie en werkwijze tot het aanhangig
maken dezer aanvragen kan prikkelen.
De sociaal-economische af deelin gen.
In aansluiting aan hetgeen hierboven werd opgemerkt,
ten aanzien van de fundamenteele beteekenis van het bemiddelingswerk, is het zonder meer duidelijk, voor
welke vraagstukken de sociaal-economische afdeeling,
zoowel die van het Rijksarbeidsbureau als die der ge-
f1
r
11440
ECONOMISCH-STATISTISCHE BËRICHTEN,
7 October 1942
westelijke arbeidsbureaux, belangstelling behooren te
hebben. Het bedrijfsleven dient nauwkeurig te worden
geobseryeerd, opdat zooveel mogelijk alle factoren, welke
direct of indirect de verhoudingen der arbeidsmarkt
beïnvloeden, bekend zijn. Men zal op de höogte moeten
zijn, zoowel van de vraag- en aanbodzijde van den arbeid
als van het algemeene .en meer bijzondere gedeelte van het
bedrijfsleven, waarin deze beide ,,beenen van de schaar”
hun invloed doen gelden. Is dit inzicht aanwezig, dan zal
men zich voortdurend op de hoogte moeten houden Van
de arbeidsmoeilijkheden, waarmede het bedrijfsleven te
kampen heeft, en zal moeten bestudeerd worden, welke
maatregelen dienen te worden overwogen om deze tege-
moet te treden.
Uit deze summiere uiteenzetting volgt, dat over twee
docurnentaties moet worden beschikt, nl, a. de documen-
tatie van de totale vraag, op zeker oogenblik, te weten
het aantal werkenden vermeerderd met het totaal aantal
nog niet voldane werkgeversaanvragen, gegroepeerd oaar
bedrijfsklasse, bedrijfsgroep, beroepsbekwaamheid, leef
–
tijd, geslacht enz.; en b. de documentatie van het totale
aanbod, nl. wederom het bovenbedoelde overzicht van alle
werkenden, nu vermeerderd met een soortgelijk overzicht
van het aantal werkloozen. Deze periodiek op te stellen
overzichten stellen in staat, zoowel tot het verkrijgen van
een inzicht in het arbeidsbestel op een bepaald moment
als – door combineeren – tot een inzicht in de ontwikkeling
gedurende een bepaalde periode. Buiten deze hoofd-
docurnentaties zal moeten worden beschikt over een sociaal-
economische literatuur-documentatie, gegevens verstrek-
kend voor de oplossing van sociaal-economische vraag-
stukken, welke zich bij de diverse te verrichten onder-
zoekingen kunnen voordoen, en over eenige andere docu-
mentaties, waaronder een, die betrekking heeft op de
organisatie -van het bedrijfsleven. –
Wanneer over de vraagzijde van de arbeidsmarkt,
dat is de vraag naar arbeidskrachten, wordt gesproken,
denkt men meestal aan verzoeken van werkgevers om
personeel. Dit is evenwel onjuist gezien. Uitgaande van
het feit, dat aan iedere – tewerkstelling een vraag nahr
arbeid ten grondslag ligt, moet onder de vraagzijde van
de arbeidsmarkt worden verstaan de voor den beschik-
baar zijnden arbeid benoodigde arbeidskrachten, m.a.w.
de vraag naar arbeid is te herleiden tot een tweetal corn-ponenten, nl. a. het in het bedrijfsleven werkzaam zijnde aantal pérsonen en b. de bij werkgevers aanwezig zijnde
en nog niet voldane vraag naar arbeidskrachten. Hierop
de aandacht gevestigd te houden, is van belang, omdat
meermalen de eerste component wordt verwaarloosd, waardoor de vergelijking van vraag en aanbod van de
werkelijkheid gaat afwijken. Onder de aanbodzijde verstaat
men veelal de voor werk beschikbare werkloozen. In ver-
band met de beschouwing omtrent de vraagzijde van den
arbeid is deze begripsbeschrijving feitelijk niet juist,
omdat de. bestaande vraag reeds voldaan is met een
gedeelte van het.aanbod. Verkieslijk is daarom duidelijk-heidshalve het onvoldane deel van het aanbod te noernen
het
beschikbare aanbod. – –
Vooral als men in het oog vat hetgeen hierboven be-
sproken is, kan het niet anders, of bestudeering van de
vi’aag- en aanbodzijde van de arbeidsmarkt wil dan ook
zeggen, nauwlettend acht geven op het werkende en niet
werkende deel van de voor arbeid in aanmerking komende
bevolking. Kenni
1
s omtrent het aantal werkenden en de
verschuivingen,, welke daarin te bemerken zij n gecomple-
teerd met de daarop van invloed zijnde gegevens, vormt het hoofdobject der betrokken wetenschappelijke afdee-
ling. Zoodra het arbeidsboek over het geheele gebied is in-
gevoerd, kan over de gegevens, wat het aantal werkenden
betreft, volkomen worden beschikt. De inrichting van de
aan het arbeidsIoek •ten grondslag liggende registratie
vormt dewaarborg, dat alle voor het onderhavige doel van
belang zijnde, gegevens beschikbaar zijn. Daarnaast zullen
ongetwijfeld uitgebreide statistieken aanwezig zijn omtrent
het arbeidsverloop in het economische leven, opdat men
van de bewegingen, die in de onderscheidene bedrijfs-
takken te bespeuren zijn, op de hoogte zal zijn.
Een factor, welke vooi’ een beoordeeling der hier aan
de orde zijnde vraagstukken mede van de grootste be-
teekenis is, is het contact met het bedrijfsleven. In de
arheidsberniddelingswet 1930 was hierin voorzien door
zgn. paritetisch samengestelde commissies van toezicht,
die.ieder voor zich een bepaald gedeelte van het bedrijfs-
leven vertegeiiwoôrdigden en als ter zake vakkundig konden
worden beschouwd. Het op deze wijze gelegde contact
is bij de jongste reorganisatie der arbeidsbemiddeling
verloren gegaan. Dat wil evenwel niet zeggen, dat .dit
contact op andere wijze niet weer in het leven zou kunnen
worden geroepen. De nieuwe publiekrechtelijke organi-
satie van het bedrijfsleven geeft daartoe ruime mogelijk-
heden, terwijl ook van dé zijde van het Rijksarbeidsbureau
herhaaldelijk w.ordt gewezen op het groote nut, dat een
goede samenwerking met het bedrijfsleven voor de Orga-
nisatie van den arbeid kan hebben.
Overigens is het van belang, dat de gewestelijke ar-
beidsbureaux beschikken over een werkgeversdocumen-
tatie, waarin alle voor de bemiddeling van beteekenis
zijnde bijzonderheden zijn opgenomen. Momenteel wordt
–
aan de gewestelijke arheidsbureaux aan de inrichting
van
–
een dergelijke werkgevers-documentatie gewerkt.
Wat het
beshikbare
aanbod van arbeid betreft, heeft
het Rijksarbeidsb’iireau
V
beschikking over de documen-
tatie van de inge k& werkzoekenden. Het zal vooral
de taak dér sociaaletWnoiiische afdeeling moeten zijn, zoo-
danigen inrloed op den gang van zaken aan dc arheids-bureaux uit te oèfenen, dat dit beschikbaar aanbod vol-
doende is geselecteerd en aanhoudend zorg wordt be-
tracht om van de cursussen voor werklooze vakarbeiders
en andere vormen van cultureelen werkloozenzorg het grootste rendement te trekken, zoodat een doelbewust
streven ontstaat, de bij geen enkele maatschappe-
lijke Organisatie vermijdbare overgangswerkloosheid op
een logische wijze tot liquidatiete brengen. In verband hier-
mede moge gevoegelijk worden verwezen naar de ter zake
gemaakte opmerkingen in het – in het voorgaande artikel
– genoemde rapport van de Nederlandsche Maatschappij
voor Nijverheid en 1-landel.
1-Jet komt er derhalve hij deze afdeelingen op aan, te
streven naar een degelijke kennis van het bedrijfsleven
en van de mogelijkheden, die het Rijksarbeidsbitreau biedt
om de belemmeringen, clie zich op het terrein van het
integraal in den arbeid brengen van de bevolking voordoen,
op te sporen en om voorstellen te doen, die deze in hun
werking temperen. Daarbij mag nimmerlouter op grond van
economische overwegingen te werk worden gegaan. Aan
redenen van socialen aard heeft de arbeidsbemiddeling
haar bestaan te danken, zoodat het goed is, zich van deze
motieven voortdurend rekenschap te geven. Datgene, wat
op sociaal gebied is verkregen, mag onder geen beding weer
verloren gaan.
Moet door de leiding dezer afdeeling derhalve aan alle
sociale en economische data aandacht worden geschonken, een belangrijk hulpmiddel wordt geboden in een literatuur-
documentatie. Verwacht mag worden, dat het Rijks-
arbeidsbureau in dezen samenwerking zal zoeken met
den goed geoutilleerden Documentatiedienst van den
Economischen Voorlichting’sdienst te ‘s-Gravenhage, aan
welken ‘dienst, met medewerking van eenige andere
instanties, de in Nederland en in het buitenland ver-
schijndnde belangrijke lectuur wordt geclassificeerd.
Aangezien de vanwege het Rijksarbeidsbureau, c.q.
de gewestelijke arbeidsbureaux, te ondernemen studies
gepaard zullen moeten gaan met uitgebreide statistische
onderzoekingen, waarbij o.m. ook de seizoenbewçging
bij en de conjunctuurgevoeligheid van bepaalde bedrjfs.
takken in het geding komen, zal ook met het Centraal
7 October 1942
a
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
441
Bureau voor de Statistiek moeten worden samengewerkt,
opdat op vakkundige wijze en niet onnoodig zal worden
geënquêteerd. Een goed geleide samenwerking van het
,Rijksarbeidsbureau met de daarvoor in aanmerking
komende reeds langen tijd bestaande ambtelijke instel-
lingen, kan het gebrek aan ervaring van een zoo jonge
instelling als liet onderhavige bureau op welkome wijze
aanvullen.
Slotopmerking
Is hiermede een karakteristiek gegeven van de jongste
reorganisatie van het instituut der openbare arbeids-
bemiddeling, een hechte beschouwing over de beteekenis,
die zij voor ons land kan hebben, kan eerst dan worden
gegeven, wanneer het nieuwe instituut zich volledig heeft
kunnen ontplooien. Mr. Morren zegt dan ook in zijn reeds
eerder genoemd artikel, dat de taak van het Rijksérbeids.
bureau in de eerste plaats betrekking heeft op de reorga-
nisatie der bemiddeling zelf. Men moet zich dan ook met
de nieuwe doelstelling zoo vertrouwd weten te maken,
dat men aanvoelt, hoe er gewerkt zal moeten worden.
Dat het leeuwendeel van den arbeid gedragen behoort te
worden door het hoofdorgaan: het Rijksarheïdsbureau,
spreekt vanzelf. Van hieruit moeten de directieven komen en
dan za] de grootste. moeilijkheid zijn, het geheel met één
bepaalden geest te doordringen. Er moet gezamenlijk
worden gewerkt aan de uitvoering van wet en besluit,
overeenkomstig de bedoelingen, welke daarin besloten
liggen, terwijl een groote dosis practisch en historisch
inzicht uiteraard onmisbaar blij f t.
• Hierop te letten is noodig, omdat men bij een jonge
Organisatie alleen dan van een vlotte ontwikkeling kan
spreken, wanneer duidelijk wordt vastgelegd, an welk
bepaald doel moet worden vastgehouden. Wijkt men in
het begin reeds af, dan zullen de moeilijkheden in de
toekomst steeds grooter worden. Dit te voorkomen is de
taak van gen oenid hoofdorgaan.
W.
Y.
0. MAST.
HET BEDRIJF DER
NEDERLANDSE LEVENSVERZEKERING-
MAATSCHAPPIJEN IN 1941,
Op de markt voor levensverzekeringen hier te lande
treden als voornaamste verzekeraars op de Nederlandse
levensverzekeringmaatschappijen. Enige dezer onder-
nemingen oefenen hiernaast – zij liet op veel kleiner schaal
dan in Nederland – nog een bedrijf uit in het buitenland,
voorFiamelijk in Nederlands Oost-Indië en België.
In de tweede plaats hebben een aantal buitenlandse
maatschappijen toestemming hier te lande levensverzeke-
ringovereenkomsten af te sluiten; 75 pCt. van het totale
door hen verekerde bedrag komt op rekening van één te
Batavia gevestigde onderneming. Enige andere buiten-
landse maatschappijen sluiten geen nieuwe verzekeringen
mer, doch wikkelen slechts hun bedrijf in Nederland af.
Vervolgens treden op dit gebied dd Nederlandse spaar-kassen op; bij hen is het afsluiten van levensverzekering-
polissen eigenlijk meer een werkzaamheid van secundaire
aard; het heeft ten doel den spaarder in staat te stellen
het risico van verlies van spaargelden – die na een vooraf
bepaald aantal jaren telkens onder de overlevenden van
de tot uitdeling komende jaarkas worden verdeeld – bij
ôverlijden te dekken.
Tenslotte is nog een aantal begrafenisfondsen werkzaam,
ondernemingen van geringe omvang, welke meestentijds
een besloten karakter dragen. Het relatieve belang van
elk dezer groepen blijkt uit het volgende staatje ‘).
De eerste categorie heeft, zoals’uit de tabel blijkt, een
1)
Evenals alle andere op vorige jaren betrekking hebbende
gegevens, ontleend aan de Verslagen der Veizekeriiigskamer.
TABEL
1.
Verzekerd bedrag in millioenen guldens per ulti,no
1940
Nederlandse levehsverzekeringsmaatschappijen.. …
t 4.950
mln.
waarvan in buitenland. …………………… ..
407
mln.
Buitenlandse levensverzekeringsmaatschappijen ……125
mln.
Buitenlandse afwikkelende maatschappijen …….. ..
.
t mln.
Spaarkassen
……………………………. ..
.64
mln. Begrafenisfondsen
……………………….18
mln
overheersende invloed; wij zullen ons in het volgende
tot haar beperken. Alle hieronder vermelde gegevens
hebben betrekking op
alle
61 binnenlandse levensverzeke-
ringmaatschappijen (waarvan één slechts haar lopende
overeenkomsten afwïkkelt).
Voor een vollediger en grondiger behandeling dan hier
kan worden gegeven, zij verwezen naar het komende
Verslag van de Verzekeringskamer, velks verschijning
echter, in verband met de uitgebreide eraan verbonden
werkzaamheden, waarschijnlijk niet binnen zeer korte
tijd. tegemoet kan worden gezien.
Ontwikkeling pan het gehele ‘bedrijf.
TABEL
2. Verzekerd bedrag in inillioenen guldens
Aan het einde van
–
1938
1939
1940 . 1941
Kapitaalverzekering
………..
2.430
2.476
2.438
2.584
Renteverzekering
‘) ………….
1.222.
1.386
1.449
1.657
Volksverzekering
1.016
1.039
1.064
1.123
Totaal
……………………
4.668
1
4.901
4.951
5.364
‘)
De jaarlijkse renten zijn door vermenigvuldiging met
10
tot
een verzekerd bedrag herleid.
Tabel 2 geeft een overzicht van het verzekerd bedrag,
gespecificeerd naar de drie hdofdgroepen van le’vens-
verzekering. Ter bepaling van de gedachten laten wij hier ‘een korte omschrijving van elke groep volgen.
Kapitaalverzekering omvat in hoofdzaak uitkering van
een kapitaal hij overlijden, soms ook gepaard met een
tijdelijke ove’rlevingsrente, en voorts gemengde verzeke-
ringen, dat is uitkering van een bepaald kapitaal bij het
bereiken van een zekere leeftijd 6f hij eerder overlijden.’
De renteverzekering bestaat uit lopende i’enten, dat zijn
lijfrenten en divei’se pensioenen, die maandelijks of jaar-
lijks worden uitbetaald, en uitgestelde renten, waarbij de uitkeringen pas in de toekomst zullen aanvangen. Onder
volksverzekering vallen uitkeringen bij overlijden van
bedragen v.an maximaal f 300 k 1 500, waarvan de premies
meestal per week worden geïnd.
1-let totale verzekerde bedrag nu, heeft in 1941, zoals tabel 2 doet zien, een aanzienlijke vermeerdering onder-
gaan en heeft thans de f 5 milliard verre overschreden.
Van de totale toeneming ad f 413 millioen (v.j. slechts
f 50 millioen) komt meer dan de helft, nl. f 208 millioen, voo rekening van de renteverzekering; kapitaal en volks-
verzekering vertoonden toenemingen van f 146 resp. f 60
millioen, ‘of 6 en 5 pCt.; bij renteverzekering bedroeg
de procentuele toeneming niet minder dan 14 pCt.
Enig inzicht in de factoren, die deze aanwas verklaren,
verkrijgen wij door beschouwing van tabel 3.
In alle 3 categorieën kan als hoofdoorzaak de sterk
vergrote productie van nieuwe verzekeringen worden ge-
constateerd. Vertoonde 1940 in dit opzicht een gevoelige
daling, in 1941 werd het tot dusverre.l100gste totaal van
1938 weer benaderd eii bij de renteverzekering zelfs ovér-
schreden.
– Bij de
kapitaaloerzekeringen
werd de saldo-vermeer-
dering in hoge mate gunstig beïnvloed dooi afneming van
wanbetaling en afkoop; dat de liquiditeit hij de betreffehde groep verzekeringnemers sterk verbeterd is t.o.v. de vorige
jaren, wordt gedemonstreerd door het feit, dat, terwijl’
afkoop en wanbetaling zich de vorige jaren op’ een con-
stant peil van f 97, 1 98 en f 96 millioen bewogen, gedu-
rende 1941 uit dezen hoofde slechts f 55 millioen verviel.
Dei’enteoerzekering,
in de tweede plaats, kenmerkt zich
442
1
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
.
7 October 1942
TABEL
3.
Toe- en afneming van het Qe,zekerd bedrag, gesplitst naar de
oorzaken (in ni illioenen guldens).
Aan .bat einde van
Tnit1v,riek,,rin
1938
1939
1940
1941
Nieuwe
verzekeringen
324
221
146
269
Andere
oorzaken
………….
14 14
6
5
Totale vermeerdering 338
235
152
274
12
13 15
15
32
38 38 35
28
23
23
– 20
Overlijden
……………….
Afloop
……………………
51
– 54
59
33
Wijziging
…………………
Afkoop
…………………
46
44
37
22
Wanbetahng
……………..
Andere
oorzaken
…………..
20
14 15
3
189 186
187
128
Totale
vermindering
………..
149
49
-35
146
Saldo-vermeerdering
………..
Ren teverzekering
228
186 118
252
Nieuwe verzekeringeli
………..
Andere oorzaken
……………
7
31
6
12
Totale
vermeerdering
235
217
124
264
13
12
14
15
5 7 7
8
11
12,
14
15
Overlijden
………………..
Afloop
…………………..
8
11
14
11
Wijziging
……………….
Afkoop
…………………
.
7
8 8
s
Wanbetaling
……………..
Andere oorzaken
……………
2
3
4
2
Totale vermindering
……….
4&
.
53
61
56
Saldo-vermeerdering
189
..
164
63
208
Volksvérzekerïng
Nieuwe verzekeringen
111
99
85
107
Andere
oorzaken
………….
19
5
5
5
Totale vermeerdering 130
104
90
912
7 9
9
.
5
4
4
Wijziging
………………
10
.
8 6
5
Overlijden
……………….7
Afloop
……………………5
II
10
9
6
Afkoop
………………….
53
..
45 37
26
Wanbetaling
……………..
Andere
oorzaken
……………
4 4 3
2
90
‘
79 68
52
Totale
vermindering
………..
.
Saldo-vermeerdering
………..
40 25
22
– 60
nog steeds door
een
in vrhouding tot de aanwas lage
stand van het verval. Het reeds geringe veral door af-
koop en wanbetaling slonk hier nog verder, ni. tot f 16
millioen tegenover f15, f19 en f 22 millioen in 1938/
1
40.
Het algemeen in zwang komen van pensioenverzekerin-
gen, vooral collectieve personeelverzekering, is van re-
centerdatum dan de gewoonte kapitaalverzékeringen af te
sluiten. Deze portefeuille is dus ,,jonger”, hetgeen ook
blijkt uit het geleidelijk groeiende normale verval (= Over-
lijden + afloop): 1938 tot en met 1941 achtereenvolgens
f18, f 19, f 21 en t 23 millioen.
Een evenwichtspunt, waarbij in normale jaren verval
en vermeerdering elkaar benaderen, schijnt in deze cate-
gorie nog bij verre na niet bereikt te zijn. Een nieuwe
stimulans voor het afsluiten van individuele renteverzeke-
ringen ontstond bovendien in 1941 door de bepalingen
van het Besluit op de Inkomstenbelasting. In het algemeen
worden betaalde premiën voor Iijfrenten thans tot maxima,
variërende van f600 tot f1800
‘
5
jaars, van het belastbare
inkomen afgetrokke’n; men kan m.a.w. thans belastingvrij
voor een vrijwillig pensioen’ van normale hoogte storten,
evenals dit voor verplichte pensioenen reeds onder de
oude wet het geval was. Ter vermijding van misverstand’ zij er op gewezen, dat hier uitstel engeen kwijtschelding
van belastingbetaling wordt verleend: de te zijner tijd uit te keren pensioenen vallen wel degelijk onder de inkom-
stenbelasting.
In tegenstelling met deze faciliteit verviel de belasting-vrijdom (welke wèl kwijtschelding betekende) voor kapi-
taalverzekeringen tot een maximum van t 100 per jaar,
die onder de oude Wet opde Inkomstenbelasting bestond.
De betere liquiditeit der verzekeringnemers uitte zich
tenslotte ook in de
oolksoeizekering.
In opvallende mate is hier gedurefide de laatste 4 jaar het abnormale verval
geslonken. Afkoop en wanbetaling tezamen eisten resp.
f 64, t 55, f 46 en f 32 millioen op; in 4 jaar dus een daling
met 50 pCt. Dat ook de wijziging een gelijkgerichte daling
vertoonde, wijst in dezelfde richting; immers hieronder
valt het premievrijmaken van polissen, d.w.z. het, meestal
uit geldgebrek, niet verder voortzetten van de premiebe-
taling, onder evenredige verlaging van de uitkering hij
overlijden. De volksverzekering mist het sterk expansieve
karakter van de vorige categorie; overlijden + afkoop
bleven tamelijk constant (van 1938 tot en met 1941 f12,
f12, f13, f13 millioen),terwijl ook de nieuwe productie,
hoewel in 1941 gestegen, reeds sinds jaren een minder sterk
uitgesproken aanwas vertoont.
Dit is overigens niet te verwonderen; het aantal polissen
in de volksverzekering overschreed in 1941 de 10 millioen
(zie tabel 4). Dit wil zeggen, dat gemiddeld iedere Neder-
lander, jong en oud, reeds op meer dan 1 polis volksver-
zekering veizekerd is; rekeninghoudend met buitenlandse
portefeuilles bedraagt het gemiddeldb aantal 1,07 polis
per hoofd der bevolking..
TABEL
. 4.
Aantal polissen (in inillioenen).
Stand per uit. December
1938
1
1939
1940
1
1941
Kap.-
en
renteverzekering
1,59 1,64
1,66 1,78
Volksverzekering
…………
9,40 9,50
9,60
10,00
Nieuwe polissen:
..
Kap.-
en
renteverzekering
0,22
0,17
0,12 0,20
Volksverekering
…………
..0,84
0,75.
0,63 0,78
liet is duidelijk, dat hierdoor aan een verdere expansie
in den brede van het aantal polissen in de volksverzeke-
ring op den duur geen grenzen worden gesteld; een ver-
zadigingstoestand za] hier eerder worden bereikt dan in
de beide overige categorieënt Zover is het thans echter
nog niet: in 1941 nam het betreffende aantal polissen nog
toe met 780.000 stuks, terwijl de bevolking van Nederland
jaarlijks met omstreeks 100.000 zielen groeit.
Grotei’ productie is echter ook nog door een twqede
factor mogelijk; het verzekerd bedrag per polis kan gemid-
deldnamelijkhogerworden.Om te beoordelen, of een zoda-
nige tendens werkzaam is, berekenden wij in tabel 5 het
gemiddeld verzekerd bedrag per polis, gesplitst in kapitaal-
en renteverzekering enerzijds en volksverzekering ander-
zijds.
TABEL
5.
Gemiddeld bedrag per polis (iz guldens).
–
1938
1
1939
1
1940
1
1941
Kap.- en renteverzekering
‘):’
2.350
‘2.349
2.386
w
2.421
2.157
2.572
Per
uitstaande
polis
………..2.298
Per
nieue
polis
………….2.454
Volksverzekering:
. 132,70
Per
uitstaande
polis
…………
108,60
109,30
110,30
112,30
Per
nieuwe
polis ……………
131,70
134,90
137,60
‘) Het aantal polissen kapitaalverzekering is omstreeks 4 x zo
groot als dat der renteverzekering; het gemiddeld verzekerd kapi-
taal is omstreeks
f1700,
de gemiddelde rente ongeveer
f400
per jaar.
FIet blijkt, dat in dit opzicht de volksverzekering nog
geenszins aan verzadiging toe is; het gemiddeld bedrag per
polis, waaronder dus vele van vroeger daterende polissen
voorkomen, ligt vrij ver beneden het tegenwoordige niveau,
hetgeen bewijst, dat dit bedrag gedurende de laatste de-
cennia inderdaad sterk is’toegenomen. Bovendien zet deze
stijgende trend zich de laatste jaren nog steeds voort.
Naarmate de oudere verzekeringen tot uitkering komen
en nieuwe worden gesloten, zal de nieuwe productie in
de volksverzekering dus, nog geheel afgezien van verdere
groei van het
aantal
polissen, een groter bedrag veitegen-
woordigen.
7 October 1942
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
443
In kapitaal- en renteverzekerin tezamen genomen, is
daarentegen in meerdere mate een evenwicht bereikt tussen
geobiddeld bedrag per uitstaande en per nieuwe polis.
In slechte jaren daalt het bedrag per nieuwe polis zelfs al
beneden dat van de ,,voorraad”, in jaren van groter wel-
vaart of liciuiditeit stijgt het er weer aanmrke1ijk boven.
1-let feit, dat slechts 20 pCt. van de bevolking een derge
lijke polis bezit, geeft, juist omgekeerd als bij de volksver-
zekering, in deze groepen echter expansiemogelijkheden.
Polisbeleningen en premie-inkomen.
Bij bovenstaande bespreking, van de veranderingen in
het verzekerd bedrag kwam herhaaldelijk de gunstiger
financiële positie van de verzekeringnemers ter sprake.
Ook uit balans en rsû1tatenrekening zijn nog enige aan-
wijzingen in deze richting te putten. De polisbeleningen
– een stap op de weg naar afkoop – slonken van f 70
millioen tot f 64 millioen. Tenslotte het premie-inkomen. De koopsommen bereik-
ten in 1941 een niveau van f 61 milliden, vergeleken met
f 68, f 32 en f 24 millioen van 1938 tot 1940. Een veel
geleidelijker stijging ondergingen de termijnpremies (f 126
millioen; v.j. f 120 millioen).
Het is duidelijk, dat een belangrijk,deel van de, aanwas
van het verzekerd bedrag het karakter heeft van belegging
van braakliggende kapitaln. Evenals in 1938 schijnt een
deel der beleggers gedurende 1941 enigszins huiverig te zijn
geweest voor andere investeringen, hetgeen toegeschreven
kan worden aan de relatief lage ren-testand. De.ze brengt
een hoog koersniveau van obligaties en aandelen er hoge
prijzen van onroerend goed mede – met alle kwade kansen
van verlies hij eventuele rentestijging. Door een levens-
zekering te nemen, schuiven de beleggers deze risico’s af
op het levensverzekeringsbedrijf, dat dere1ijke stoten
in zijn extra reserves kfm opvangen en in feite in 1939 ook
opgevangen hèèft.
Ontwikkeling in
1942.
De hierboven geschetste ontwikkeling van de nieuwe
prôductie gedurende 1941 heeft zich ook in 1942 voort-
gezet. Dit is niet te verwonderen, daar dezelfde oorzaken
nog steeds werkzaam zijn.
In tabel 6 vermelden wij de productie van nieuwe ver-
zekeritigen gedurende de eerste 8 maanden van 1942, ont-
leend aan een publicatie van het ,,C.B.S.”. Deze cijfers
werden, ter vergelijking met 1941, bovendien op jaarbasis
omgerekend (waarbij afwezigheid van seizoenschomme-
ling is verondersteld).
De volksverzekering bewoog zich ongeveer op hetzelfde
peil- als -in 1941; kapitaal en renteverzekering echter ver-
toonden een toeneming van 45 resp. 33 pOt. t.o.v. ‘laatst-
genoemd jaar.
In de -grafieken stellen wij het verloop van nieuwe ver-
Niew9e c’erzekeringen.
Volksverzekering
Ren ie ve ree te ri og
1926 ’27 ’28 ’29 ’30 ‘313233343536313839404142
Verzekerd bedrag.
miii. gid
Mff1
Kapitaalverzekering
‘
– – ftj]
miH. g1d
5.000 –
VoIksverzeerjng
– 5.000
4,500
Renteverzekering
– 4500
4,000 –
ItIl
– 000
3.500
,m,
ff1111
111111111
01111
lol 1DM IIII
DIII MI H
– 3.500
iIIIUIIJIIUiHI.lIII
Bigiiiii1
IIIiIIIIII.IIIII.lIII.iIlli.
–
•. . . 1 • 1 1 •’l
1.000—
–
•
750II
!!flIflfl
hTMoO
–
750
500—
–
500
250— 8
8
–
250
1926 ’27 ’28 ’29 ’30 ’31’32
1
33’34’35’36’37’38’31
-zekeringenen verzekerd bedrag sinds 1926 grafisch voor
1-let uitstaand bedrag in de renteverzekering is gedurende
de laatste 15 jaar verviervoudigd. Zeer geleidelijk groeide
de totaalstand der volksverzekering aan, terwijl ook de expansie der kapitaaiverzekering van beperkte omvang
bleef.
TABEL 6.
Productie çan nieuwe perzekerin gen.
v
Kap.-
erz.
LIOX
rente-
Totaal
1
vers.
Jan.’t/m.
Aug.
1942…,,..
1
260
1
223
1
1
558
Idem op 12 maandsbasis
……
1
390
1
334
1
113
t
837
Gehele jaar
1941
…………..
1
269
1
252
1
107
t
628
Ten aanzien van de nieuwe productie vertoonde derente-
verzekering sedert 1926 een geweldige opgang, slechts
onderbrken door een vrij geringe inzinking vpn 1930 tot
1933 en een scherpe terug
s
iag in
1
1939 en 1940.
In 1941 vestigde de
–
productie van renteverzekeringen
een record, dat in 1942 al weer, snel gebroken belooft te
worden.
Ook de productie van kapitaalverzekeringen zal, indien
de tendens der eerste 8 maanden van 1942 zich gedurende
de overige 4 maanden handhaaft, in 1942 de maxima van
1930 en 1938 overtreffen.
In een volgend artikel zullen wij ons bezighouden met
de winstbronnen en de winst- en verliesrekeningen der
levensverzekeringmaatschappijen.
–
.
J. C. BREZET.
– AANTEEKENINGEN.
OVER DE KAPITAALVORMINO IN ZWEDEN.
Het is stellig
1
belangwelkend ei’ verheugend, dat gedu-rende de laatste tijd in de Zweedse literatuur steeds meer
aandacht wordt geschonken aan de econmische proble-
men, welke na het beëindigen der vijandelijkheden zullen
ontstaan. Te meer verheugend, daar men tracht, voor-
zover dit mogelijk is, met concrete ideeën naar voren te
komen. Wij niogen hier verwijzen naar de artikelen van pro-
fessor Gustav Cassel in de April- en Juni-nummers van het
kwartaalbericht van de ,,Skandinaviska Banken” en willen
een nader résumé geven van de op 25 April 1942 te Uppsala
mIO.
gid.
44E
351
301
251
201
151
lol
51
444
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
7 October 1942
door professor Erik Lindahi gehouden inaugurale rede.
In deze rede – onder bovenstaande titel afgedrukt
in het ,,Ekonomisk Tidskrift” 1942: 2 —,welke wij hier
in hoofdtrekken zullen weergeven, wijst Lindahl aller-
eerst op de grote betekenis van het kapitaal vôor ‘s lands
welvaart. 1-loe meer kapitaalgoederen er zijn, hoe meer
werkgelegenheid er. kan zijn en hoe hoger de lonen kun-
nen zijn. Het is zelfs mogelijk, dat de kapitaalinkôm-
sten bij een kapitaalvermeerdering, zowel absoluut a]s
e1atief, minder toenemen dan de arheidsinkomsten,
als gevolg van eeh dalende rentevoet bij een groter aanbod
van kapitaal. Lindahl illustreert dit aan het volgende
voorbeeld:
In 1908 bedroeg Zwedens nationale vermôgen, volgens
Flodström, 15 milliard en het nationale inkomen 2.700
millioen Kr. Stelt men het inkometi uit vermogen van
destijds op 6 pCt., dan bestond een derde deel, ni. 900
millioen, van het nationale inkomen uit inkomen uit ver-
mogen. Voor 1939 wordt het nationale vermogen geschat
op 50 milliard, in de geldswaardé van 1908 ongeveer 30
milliard, dus een verdubbeling bij een bevolkingstoeneming
gedurende die jaren van 10 pCt. en het natïona!e inkomen
op 12 milliard Kr. Stelt men het inkomen uit vermogen
op 4 pCt., dan bestond een zesde deel, ni. 2 milliard, van het
nationale inkomen uit inkomen uit vermogen. Natuurlijk
hebbende technisch een organisatorische vooruitgang en de
uitbreiding van de internationale handel invloed gehad
op de verbetering van de levensstandaard der arbeiders;
maar de kapitaalvorming ziet Lindahi als een noodzakelijke
voorwaarde,, zonder welke de inkomensverdeling ongun-
stiger zou zijn voor de arbeidende klasse.
Bovendien bestaat thans een groter deel van het natio-
nale vermogen uit kleine vèrmogens, daar, door de hogere
inkomens, de spaarzin toenam.Behalve in de toeneming
van het geldelijk vermogen komt deze verhoging van de
levensstandaard vooral tot uiting in de grotere verbreiding
van moderne duurzame ‘verbrûiksgoederen.
Door het uitbreken van de oorlog is ‘aan deze gunstige
toestand een einde gekomen en in plaats van een besparing
van in totaalongeveer 11 milliard per jaar, wordt thans
ongeveer een even groot bedrag per jaar ingeteerd om een
dragelijke levensstandaard te kunnen handhaven en om
de verdedigingsvoorbereiding te kuiinen bekostigen. In-
dien deze ontwikkeling nog enige jaren zou duren, zou dit
een kapitaalverlies van 7 â 8 milliard meebrengen, een
verlies, dat, wanneer men de verbetering der kapitaal-
verzorging, die onder vreedzame omstandigheden mogelijk
zou ijn geweest, in aanmerking neemt, zou stijgen tot
eén volle 25 pGt. van het nationale vermogen.
Dat d individuele vermogepsbezitters intussen schijn-
baar èen betere vermogenspositie innemen dan overeen-
stemt met ‘s lands financieele toestand, berust op een
tweetal omstandigheden: –
de omvangrijke staatsleningen hebben de gaten ge-
vuld, welke ontstaan zijn door uitverkochte voorraden,
afschrijvingsbedragen, waarvoor geen normale aanwen-
dingsmogelijkheid bestaat, enz. De particuliere vermogens-
bezitters bevinden zich zodoende in het bezit van ,,lucht-
kapitaal”, in plaats van kapitaalgoederen;
het feit, dat de vlucht in de goederen speculatieve
waardestijgingen, in het leven heeft geroepen van, materieel
gezien, afgenomen voorraden.
Het eerste punt vereist iiiet veel coinmentaar, maar bij
hét tweede behandelt Lindahl de vraag, of e
l
en herbelegging
van obligaties in aandelen, kapitaalsgoederen e.d. lonend
is. 1-Jij komt tot de conclusie, dat dit alleen maar lonend is,
zolang deze ,,Sachwerte” worden verworven tegen v66r-
oorlogse, of althans niet belangrijk verhoogde, prijzen,
maar dat een dergelijke ‘herbelegging thans veel kans
heeft verliesgevend te zijn.
Kan het bedrijfsleven thans geen grote winsten op aan-
delen uitkeren – indien die er zijn – door een voorzichtige
financieringspolitiek en door de mogelijkheid van dividend-
beperking, na de oorlog zal ‘het evenmin gaan, want de
vennootschapsbelasti ngen zullen hoog blijven, de eerste
vredesjaren zullen hoge eisen stellen aan het bedrijfsleven
en liet toekomstige prijsniveau zal waarschijnlijk, aldus
Lindahi, worden gestabiliseerd op een niet onbelangrijk
lager peil dan het huidige. Mocht er intussen dan nog
spiake zijn van een zekere mate van infiatoire prijsstijging,
dan staan daar de zeer hoge belastingen tegenover.
Bij de vaste activa moet een waardevermeerderingsbe-
lasting tegemoet worden gezien, terwijl een belangrijke
stijging op lange termijn van het inkomen uit deze activa
niet te verwachten valt. De agrarische subsidies zullen
nl. wel geleidelijk worden verlaagd en de huishuren zul-len tamelijk laag moeten worden gehouden.
Een speculatie â la hausse op laiige termijn heeft nu
dus niet veel kans meer van slagen, evenmin als een op
korte termijn, doordat de Overheid een opblazen van ver-
mogens niet toe zal staan en de belastingen het overige doen.
Daar de kapitaalverzorging van een land een vrij vaste
vorm heeft gekregen, kan men nietwillekeurig inkrimpen,
doch zal het noodzakelijk zijn om na de oorlog de ontstane
gaten zo spoedig mogelijk weer te vullen, door de gebouwen
te repareren, de versleten machines te vervangen en de
goederenvoorraden aan te vullen. Op korte termijn zal een
kapitaalvorming van misschien vijf tot tien milliard moeten
plaats vinden, voordat het Zweedse economische leven weer
normaal kan fungeren. Hulp van buiten is niet waarschijn-
lijk en de deviezenvoorraad is in een dergelijk geval spoe-
dig verbruikt, zodat het er op aankomt een zeker.cjuan-
•tum goederen te kunnen eporteren.
Om de besparingen, zowel voor de wederopbouw als voor
de verhoging van de uitvoer, tot stand te kunnen brengen, zal het noodzakelijk zijn vooraf een ,,pian de campagne’.’
op te maken; bijv. in de vorm van een vijfjarenplan.
Bij liet opstellen van dit plan zal men uit moeten gaan
van de aanwezige voorraden en de in- en uitvoermogelijk-
heden. Na eerst een deel te hebben gereserveerd voor de corsumptie der bevolking, kan het resterende al naar ge-
lang het belang worden verdeeld over de diverse kapitaal-
behoeften. Het is niet gezegd,.dat een kapitaalrantsoene-
ring nodig zal zijn, daar waarschijnlijk volstaan kan wor-
den met een deviezenregeling en een contrôle over een
aantal zeer belangrijke grondstoffen.
Bij het vraagstuk der noodzakelijke besparingen wijst
Lindahl op een tweetal bronnen:
de besparingen der consumenten;
de besparingen van het bedrijfsleven.
Wat de eerste bron betreft, dergelijke ‘besparingen zijn
reeds thans in het voordeel van den consument, daar hij,
behalve zijn landte dienen, tevens zijn geld bewaart voor een consumptie ineen tijdvak, waarin hij meer waar voor
dat geld krijgt dan thans het geval is, en tevens op die
wijze zijn land dient. Hamsteren is thans niet meer lo-
nend. Na de oorlog kan een dergelijk argument niet meer
worden aangevoerd, zodat-dan de tweede bron nog in
belang toeneemt. –
Reeds voor de oorlog bestond de helft der jaarlijkse besparingen uit besparingen van het bedrijfsleven. 0m deze vorm van sparen te bevorderen kan men gebruik
maken van de belastingwetgeving. Het vormen van ge-
heime reserves brengt belastingvrijheid voor deze be-
dragen mede; een tegemoetkomende wetsinterpretatie
op dit
l)unt
kan de bedrijven automatisch in de richting
van een consolideringspolitiek doen gaan.
Mochten deze twee bronnen nog niet het gewenste en
noodzakelijke spaarvolüme geven, dan kan men nog ge-
bruik maken van dwangbesparingen, door een beperking
der consumptievrijheid,
d.w.z.
door handhaving van een,
dèel der rantsoenering. Het is in ieder geval noodzakelijk
niet te wachten met de kapitaalvorming tot men de
nodige besparingen heeft, maar de kapitaalvorming een
aanvang te’doen nemen en toe te zien, dat de besparingen gelijktijdig plaats vinden.
7 October 1942
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTÈN
–
44511
In de periode, direct volgend op de oorlog, blijven dus
staatsinmenging, hoge belastingen en rantsoeneringen be-
staan en het is niet te veiwachten, dat de vôôroorlogse
levensstandaard zal worden bereikt, voordat men zich
door deze nieuwe tijdvan beproevingen zal hebben heen-
gewerkt.
J. PH. VAN OUWERKERK.
OVERI-IEIDSMAATREGELEN OP
ECONOMISCH GEBIED.
HANDEL EN NIJVERHEID.
Arbeidszakern Afkondiging van een besluit, waarbij
een nieuwe regeling van bonen en andqre arbeidsvoor-
waarden in het brandstoffenbedrijf bindend is vastgesteld
met ingang van 28 September ji. (E V. 25/9/’42, pag.
1179; Stct. No. 183).
Buitenlandsche handel. Monopoliseering van den in- en
uitvoer van gedroogde, niet voor teelt geschikte, bloem-
bollen, met ingang ‘van 17 September jI., waarbij de
Meelcentrale als monopoliehoudster is aangéwezen. (E. V.
25/9/’42, pag. 1179; Stct. No. 180).
Economische rechtspraak. Afkondiging van het ,,Be-
sluit Tuchtrechtspraak Voedselvoorziening”, waarbij nieu-
we bepalingen worden gegeven inzake de tuchtrechtspraak
voor de voedselvoorziening. Besluit, volgens hetwelk
de economische rechter in eersten aanleg bij uitsluiting
over diefstal van vee en diefstal en strooperij van boom-
en veldvruchten oordeelt. (E. V. 25/9/’42, pag. 1175 en
1180; Stct. No. 183; V. B. No. 24).
Eikels, kastanjes en
beukenoten. Wijziging in het In-
zamelingsbesluit Eikels, Kastanjes en Beukenoten, waarbij
het vervoeren en afleveren boven bepaalde hoeveelheden,
al dan niet bewerkt, van deze artikelen in het algemeen
slechts met vergunning mag plaats vinden. (E. V. 2/10/’42,
pag. 1209; Stct. No. 185).
Handel.’ Nadere regelingen inzake de winkelsluiting
met ingang van .1 October. Beperkende bepalingen inzake
aflevering van sommige geneesmiddelen. Nadere mede-
deeling inzake de regeling voor den yerkoop en de ver-
deeling van visch. Voorraadadministratievoorschriften
voor fabrikanten, groot- in kleinhandelaren in goud- en
zilverwerken. Aanvullende bepalingen met betrekking
tot den handel in huishoudelijke artikelen. (E. V. 25/9/’42,
pag. 1176, 1177 en 1178; Stct. Nos. 182, 183 en 184). Intrekking van een dispensatie op de Houtbeschikking 1941, waardoor het koopen, verkoopen en afleveren van
gezaagd beukenhout in het vervolg slechts met vergun-
ning van den Directeur van het Rijksbureau voor Hout
mag plaats vinden. Herziening, i.c. verhooging, van het zgn.,
zegelrecht bij textielpunten inlevering door handelaren
bij de distributiediensten. Regelingen inzake verpakking
van generator-anthraciet bij levering door wederver-
koopers aan verbruikers. (E. ,V. 2/10!’42, pag. 1208 en
1210; Stct. No. 188).
Hout. Bekendmaking van den Directeur van het Rijks-
bureau voor Hout, houdende een verbod tot het be- en
verwerken van stobben en stronken, behoudens voor
met vergunning of lastgeving van den Productiecommis-
sans voor den Boschbouw en de Houtteelt gerooide
hoeveelheden. (E. V. 2/10/’42, pag. 1208; Stct. No. 187).
Industrie. Nadere bepalingen, o. a. aanmeldings- en
voorraadopgaveplicht, voor chemische ondernemingen.
Verlenging van den termijnvoor verplichte aangifte van
drijfriemem (E. V. 25/9/’42, pag. 1177 en 1179; Stct.
No. 183).
Molens.
Besluit inzake het sloopen of verahderen van
wind- of watermolens, waarbij dit slechts met een spe-
ciale vergunning mag geschieden. (E. V. 2/10/’42, pag.
1208; V. B. No. 25).
Prjsregelingen. Nadére prijsvoorschriften inzake nieuwe
maximum-prijzen voor den verkoop, van binnenlandsche bijenhoning, vaststelling van maximum-tarieven voor het
huren en verhtiren van sleepschepen in de internationale
binnenscheepvaart, en instelling van calculatiescliema’s
voor de meubelindustrie. (E. V. 25/9/’42, pag. 1177 en 1179; Stct. Nos. 180 en 182).
Nadere prijsvoorschriften met betrekking tot her-
nieuwde vaststelling van maximum-prijzen voor de ver-
schillende soorten aanmaakturf bij levering door ver-eners aan handelaren en verkoop door handelaren aan
verbruikers. (E. V. 2/10/’42, pag: 1208; Stct. No. 188).
Verzekeringsbedrijf. Wijziging van de beschikking der
Oranisatie-Commissie inzake de Organisatie van het
verzekeringsbedrijf, met betrekking tot brandverzekering, ziekteverzekering, glasverzekering en makelaars in assu-
rantiën en assurantiebezorgers. (E.V. 2/10/’42, pag. 1208;
Stct. No. 188).
LAND BOUW EN VOEDSELVOORZIENING.
Appelen. Besluit inzake een inventarisatie van bewaar-
appelen bij telers in het tijdvak van 21-28 September.
(E. V. 25/9/’42, pag. 1180; Slot. No. 184).
Fruit. Voortaan wordt geen toestemming meer verleend
tot het verpachten van, ongeoogst fruit. (E.V. 18/9/’42,
pag. 1154; Stct. No. 178).
MAANDCIJFERS.
Recapitulatie van emissies gedurende d eerste acht
maanden oan
1942.
Nieuw kapitaal
Maand
Totaal
Aandeelen
1
Obligaties
Januari
Februari
. . .
t
350.000
t
350.000
t
2.500.000
2.595.000
April
……
463.000
–
463.000
Mei
………
–
27.600
27.600
Maart
……….95.000
Juni
….
–
–
–
Juli
14.000
–
14.000
Augustus
…….
393.000
–
393.000
Januari
t/m
Aug.
……
.t
1.301.000
t
2.541.600
t
3.842.600
EMISSIES GEDURENDE DE EERSTE ACHT MAANDEN VAN 1942.
Naam van den emittent:
Maand
van
Koers
bij
Aandeelen
–
Obligatien
uitgifte uitgifte
Nieuw
Conversle
Rente
Looptijd
R 6e 1
wtare
Induslrieele onderne.nsingen.
Aug.
115
(393.000
.
t
451.950
1
)
Kerkelijke instellingen
–
De Wit’s Textiel Nijverheid
…………..
Parochie van den H. Hyppolytus, Delft.
Juli
100
–
t
56.000
4
pCt.
,,
56.000
1
)
R.K. Parochiate Scholen, Delft
,,
.
100
,, 140.000
4
,,
,,
140.000
100
15.000
15.000
Geref. Kerk van Rotterdam — Delfshaven
.,,
100
,, 147.000
34
27 jaar
,,
147.000
Geref.
Kerk van
Diemen
……………..
Geref.
Kerk van
Gouda
……….
.
……
,,
100
64.000
35
,,
30 jaar
,,
64.000
6-eref.
Kerk van
Deventer
…………..
,,
100
,,
53.000
34
,,
29 jaar
,,
53.000
Geref. Kerk van Rotterdam—Charlois
.
…
Aug.
..
100
,,
92000
34
,,
27 jaar
,;
92.000
Geref.
Kerk van
Zwolle
……………..
,,
100
,,
34.000
34
,, ,,
34.000
‘) Uitsluitend voor aandeelhouders, in de verhouding 1 : 3. ‘) Deel van een lening, groot t 70.000.
446
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
7
Octber
1942
Landbouw. Nadere besluiten inzake een verplichte
heffing ten bate van den Nederlandschen Algemeenen
Keuringsdienst bij het plombeeren van pootaardappelen.
Afkondiging van een uitvoeringsbesluit van het Bedrijf-
schap •voor Vlas en Hennep, inzake het verhandelen,
bewerkén en inleveren van vlas, vlaslint en vlasafvallen,
zooals tot dusverre geregeld in het Vlasbesluit
1941.
,(E. V. 25/9/’42,
pag.
1180;
Voedselvoorzjeningsblad No.
23
d.d.
18/9/’42).
Verordening van het Bedrijfschap voor Suiker,
met betrekking tot suikerbieten. Nadere besluiten
inzake hooi-inlevering, waarbij de inleveringshoeveel-
heden zijn vastgesteld.
(E. V. 2/10/’42,
pag.
1208;
yoedsel-
voorzieningsblad No.
26
d.d.
28/9/’42).
Meststoff en. Instelling van een adviescommissie- voor
aangelegenheden inzake het Meststofîenbesluit
(E.V.
18/9/’42,
pag.
1154;
Stct.
No. 175).
Voedselvoorziening. Nadere mededeelingen inzake werk-
wijze van het ,,Scheidsgerecht voor de Voedselvoorzie-
ning”.
(E. V. 25/9/’42,
pa(y.
1176).
Zuivel. Uitvoeringsbesluit van het Bedrijfschap voor
Zuivel, waarbij de bereiding van ingedikte taptemelk-
yoghurt en hangop zonder toestemming van dit Bedrijf-
schap is verboden. Nadere voorschriften inzake het ver-
pakken van boter.
(E. V. 25/9/’42,
pag.
1179;
Voedsel-
voorzieningsbiad No.
22
d.d.
15/9/’42).
VERKEER.
Binnenvaart. Besluit, waarbij met betrekking tot de
evenredige vrachtverdeeling het district Haarlem per
1 Augustus ji. is opgeheven en dit gebied over de districten
‘Leiden en Amsterdam wordt verdeeld.
(E.V. 18/9/’42,
pag.
1153;
Stct. No.
178).
STATISTIEKEN.
STkND
VAN ‘s
RIJKS
KAS.
V o r d e r i n g e n
1
23
Sept. 1942
1
30 Sept. 1942
Saldo van ‘S
Rijks Schatkist’
hij de Nederlandsche Bank t
Saldo b. d. Bank voor Ned.
Voorschotten op ultimo Aug.
1942
aan
de
gemeenten
verstrekt
op
aan
haar
Gemeenten …. . ………
.,,
160.152,53.
,,
2.497.223,73
uit te keeren hoofdsom der
pers. bel., aand. in de hoofd-
som der grondbel. en der
gem.fondsbel., alsmede opc.
op die belastingen en op de
Voorschotten aan Ned.-Indië’)
., 221.704.050,12
,, 221.904.050,12
Idem
aan
Curaçao 1)
280.283,23
,,
320.283,23
vermogensbelasting …… ….14.510.588,19 ,, 14.510.588,19
Idem voor Suriname ‘) ……., 7.910.192,86
_7.940.192,86
Kasvord. wegens credietver-
strekking a. ii. buitenland ., 18.502.948,23
,,
18.502.948,23
Daggeldleeningen tegen onder-
pand
…………………….
Saldo der postrek. van Rijks-
comptabelen ……………82.733.515,64 ,,
92.537.304,77
Vordering op het Alg. Burg.
Pensioenfonds ‘)
……..
.
Vordering op andere Staats-
bedr. en instellingen ‘) . . .
,, 47.815.242,04 ,, .54.117.717,86
Verplichtingen
Voorscoot door cle Ned. Bank
ingevolge art. 16 van haar
Octrooi
verstrekt
……..
Voorschot door de Ned. Bank
in reken.-cour. verstrekt ..,,
2.023.395,22
Schuld
aan
de
Bank
voor
Ned.
Gemeenten
……..
Schatkistbiljetten
in
omloop
,,
110.196.000,-
,, 110.096.000,-
Schatkistpromessen in omloop
,,2722.700.000,-‘)
,,275l.400.000,-‘)
..t
15.000.000,-
t
7.237.720,39
Schuld
op
ultimo
Aug.
1942 aan de gemeenten weg.
……..
a. h. uit te keeren hoofds. d.
pers.bel., aand. 1. d. hoofds.
d. grondb. e. d. gem. Îondsb.
alsm. opc. op die bel, en op
Daggeldleeningen
………………
Zilverbons in omloop
……
…..124.122.792,50
‘,,
127.104.002,-
de vermogensbelasting
Schuld
aan
hot Alg.
Burg.
Id.
aan het Staatsbedr.
der
Pensioenfonds
1)
….1.157.559,36
,,
1.296.395,39
Id. aan andere Staatsbedrij-
P. T. en
T.
‘)
…………
…256.798.026,51
,,
288.035.586,55
ven ‘)
………………
…19.498.820,91
,,
19.514.791,28
Id. aan div. instellingen’)
..,,
461.717.693,75
,,
461.748.374,18
1)
In rekg. . crt. met ‘s Rilks Schatkist.
‘) Rechtstreeks hij De
Nederl. Bank geplaatst
t
248.000.000,-. ‘) Idem f255.000.000,-.
Gouden.
Andere
Bes chikb.
i5
Data
munt en
Opeischb.
1
dekkinge-
kings
latie
muntmater.
schulden
1
saldo
I
perc.
5 Oct. ‘421
917.829
2.711.127
1
204.980
1.182.553
±32
28 Sept. ‘421
923.380
2.679.921
I
180.261
1.218.076
32,5
21
,,
‘421
923.657
2.646.003 1
186.121
1.203.478
32,8
6
Mei ‘401 1.160.282
1.158.613
1
255.183
607.042
83
TotaalSchatkist –
Belee-
Papier
Div..
Data
bedrag
prom.
disconto’s
rechtstr.
nin
g
en
buitent.
I
(act.)
op het
reken.
5 OctZ
334.002
1
334.000
139.615
1.373.913
1141.583
28 Sept.’42
250.002
1
250.000
143.313,
1.359.670
1160.561
21
,,
’42
246.002
246.000 .
142.970
1.346.482
1151.810
6 Mei ’40
9.853
t
-1,217.726
‘
750 1150.648
DUITSCEE RLTKSBANK.
(in mili. R.M.)
1
Goud
1
Renten-
1
Andere wissels,
1
B
Da
ta
1
en
1
bank-
1
chèques en
deviezen
1
scheine
1
schatkistpapier
i
1
elee-
30 Sept. 1942
I
76,8
1
297,5
1
23.995,9
1
21,3
23
1942
77,0
1
356,3
1
23.178,6
1
13,9
15
,,
1942
1
76,8
l
270,6
1
23.352,8
1
27,5
23 Aug. 1939
1
77,0
1
27,2
1
.
8.140,0
1
22,2
Data
Effec.
1 Diverse 1
Circu-
1
Rekg.-
1
Diverse
1
ten
1
Activa
1
latie
1
Crt.
t
Passiva
30 Sept.’42
1
67,8
1.801,5
1
22.036,9
1
2.985,5
1
703,2
23
,,
’42 1
67,2
–
1.134,8
1
20.911,1
1
2.731,5
1
669,9
15,,
’42
1
57,9
2.103,1
1
21.219,9
1
2.519,1
1
626,3
23 Aug. ’39
1
982,6
6.380,5
1
8.709,8 1
1.195,4
1
94,2
GEZAMENLIJKE STATEN VAN
DE NATIONALE BANK VAN
BELefll EN VAN DE EMISSIEBANK TE BRUSSEL.
fin miii. Francsl
i)
‘CG
1
‘..a
iCd
‘O
.v=
,s
1
u
,,,,5’u
”
01
t.
0
OI
_
24 Sept.
ti89
‘i’öï
öTT9
1.745 1
1TIiI 3.829
8.201
17
,,
’42
45.916
364
20.945
1.789
1
61.128 1
3.830
1 3.259
10,,
’42
45.681
398
21.475
1.819
1 60.961
1
3.885
1 3.728
3
,,
’42
45.121
357
21.461
.1.883 1 60.618
1
3.929
3.478
27Aug.
1
42
44.985
278
21.063
1.942 1 59.943 1 3.886
1 3.646
8 Mei ’40
23.606
5.394
695
1.480 1
29.806
1
–
1
909
DE NEDERLANDSCHE BANK.
Verkorte balans op 5 October 1942.
Activa.
Binnenl.
Wissels,
f.dbba1k.
f
334.000.000
Promessen, enz.
Aentsch.
2.000
334.002.000
Papier op het
Buitenland ,. .
f1.373.912.690
Af: Verkocht maar voor de
bank
nog
niet
atgeloopen
–
Be
1eennez mc
l
1
,, 1.373.912.690
.
Hrdb,ank.
f
128.864.388
1)
rekening-courantBijbank.
::
1.777.601
t
139.615.468
Op Effecten,
enz.
……….
t
139.472.720
1)
Op goederen en Ceelen
142.748
139.615.468
1)
Voorschotten
aan
het Rijk
………………..4.455.170
Munt en muntmateriaal:
Gouden
munt
en
gouden
muntmateriaal …………t
917.828.679
Zilveren munt,
enz.
……..
..6.914.827
924.743.506
Belegging van kapitaal, reserves en pensioenfonds ,,
60.416.675
Gebouwen en meubelen der Bank
………….4.000.000
Diverse
rekeningen
……………………..
..141.582.570
2.982.728.079
Passiva.
Kapitaal
………………. . …………..
t
20.000.000
Reservetonds
…………………………..8.050.923
-Bijzondere
reserves
………………………19.564.874
Pensioenfonds
…………………………..13.152.218
Bankbiljetten in
omloop
………………..2.711.127.260
Bankassignatien in omloöp
………………..29.364
Rek-Courant
f
Van het
Rijk
f
–
saldo’s
‘1. Van anderen
,,
204.950.530
204 .9 50. 53 0
Diverse rekeningen
……………………..5.852.910
2.982.728.079
Beschikbaar dekkingssaldo
………………
t
1.182.553.179
Minder bedrag aan bankbiljetten in’ omloop dan
waartoe de bank gerechtigd is
…………..2.956.382.945
‘Schatkistpapier, rechtstreeks bij de bank onder-
gebracht
…………………………….334.000.000
1)
Waarvan aan Nederiandsch-Indid (Wet van
15
Maart
1933,
Staatsblad
No.
99)
……….52.706.508
Voornaamste posten In duizenden guldens.
F. 1299/3. – Verantwoordelijk voor het redactioneele gedeelte: Drs. M. F. J. Cool, te Rotterdam. – Verantwoordelijk voor de
advertenties: H. A. M. Roelants, Schiedam. – Uitgever: H. A. M. Roelants, Schiedam. – Drukker: H. A. M. Roelants, Lange
Haven 141, Schiedam, – K 2193.
–