29 JULI 1942
•
EconomischA-rStatistische
Beric
‘
hten`
1
ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR t{ANDEL,NIJVERHFJD, FINANCIËN EN VERKEER
27E
JAARGANG
WOENSDAG 29 JULI 1942
No.
%
1384
N.V.
–
Stoomvaart-MIJ. ,,Nederland”
Âmsterdam
II
N.V.
Rotterdamsche Lloyd
Rotterdam
Hypothèeköanken
en Woningmarkt in
Nederland
–
door
Ch. GLASZ
15de publicatie van
het Nederiandsch
Econom. Instituut
Prijs f
1.55*
(Prijs voor donateurs en
leden van het N.E.I. f1.10)
Verkrijgbaar in den boekhandel
Uitgave:
De Erven F. Bohn N.V. – Haarlem
R.Mees&Zoonen
jo. 1720
BANKrER8 EN ABSURARTIE-MAK LAARS
ROTTERDAM
AMSTERDAM
(As,)
‘..G R A V E N H A G E
DELFT – SCHIEDAM
V LA AR DINGEN
0
BEHANDELING
VAN
ALLE
BANK ZAKEN
Wat is de
HOLLERITH
Boekhoud- en Statistiek-DIENST
Deze
dienst
vormt een afdeeling van ons bedrijf,
dle over een
uitgebreide, moderne WATSON
Machine Installatie (HOLLERITH Systeem) beschikt,
alsmede over seen staf van deskundig bedienend
/
–
personeel, om alle administratieve werk-
zaamheden en statistieken,
tegen een
rede-
lijk
tarief,
feilloos en snel volgens het HOLLERITH
Systeem
uit te voeren.
Vraagt nadere inlichtingen aan de:
WATSON BEDRIJFSMACHINE MAATSCHAPPIJ N.V.
HOOFDVERTEGENWOORDIGING VOOR
NEDERLAND DER
INTERNATIONAL BUSINESS MACHINES
CORPORATION te
NEW-YORK.
–
Frederlkspleln
34,
Amsterdam
C
–
Telef.
33656-318S6
11
BEZORGING VAN ALLE
ASSURANTIËN
NEDERLANDSCHE
HANDEL-MAATSCHAPPIJ,
N.V.
69 KANTOREN IN NEDERLAND
AAN- EN VERKOOP VAN EFFECTEN
ADMINISTRATIE VAN VERMOGENS
BEWINDVOERING
UITVOERING VAN UITERSTE WILSBESCHIKKINGEN
De. Naamlooze Vennootschap
Maandblad voor den Ondernemingsvorm en het
Bedrijfswezen In Nederland en Nederlandsch-lndlë
Inhoud Juni-aflevering 1942
–
No. 3. Jrg. 21
Speciaal BeIastingnummer
Overdrachtsbesluit en Overgangsbesluit Commanditaire
Vennootschappen ……..Mr. Dr. H. F. A. Völlmar.
De nieuwe fiscale positie van de N.V., H. J. Hofstra.
Het subject der vennootschapsbelasting, Mr. H. A. Zeven.
Het voorwerp der vennootschapsbelasting,
Mr. Dr. E. Tekenbroek.
De vermogens-vaststelling in het besluit Vennootschaps
belasting ……………………….R. A. Dijker.
De voorkoming van dubbele belasting, Mr. J. R. Schaafsma.
De overgang van winstbelasting naar vennootschaps-
belasting………………………W. H. Meyburg.
De herleide overgangsreserve …. Mr. L. M. M. Nijst,
De ondernemingsbelasting, Mr. H. A. M. van den Dries.
De ondernemingsbelasting en de Gemeenten
Dr. A. F. C. Stapel.
De vermogensbelasting 1942 ……..Mr. L. A. Pieters.
Abonnementsprijs
f 1 0.50
per jaar. Juni-aflevering (dubbel nummer)
f 2.—.
Uitgave: H. v. d. Marck’s Uitgevers Maatschappij N.V. ROERMOND
POSTREKENING 61631.
–
OOK VERKRIJGBAAR IN DEN BOEKHANDEL.
De Scheepsbouw-
nijverheid in
– Nederland
door
Ir. J. W.BONEBAKK[‘R
Publicatie no.
16
van het
PR Ii
S
Nederlandsch Eccnom.
t 1.55*
Instituut
Donateurs en leden
f1 .10
Verkrijgbaar in den Boekhandel
Uitgave van de
ERVEN
IF.
BOHN – HAARLEM
TINRESTRICTIE EN TINPRIJS
door M. J. Schut
31 ste Publicatie van het Nedr-
landsch Economisch Instituut.
Prijsf 1.55*
(Prijs voor donateurs en leden
van het N.E.I……11,10)
Verkrijgbaar i. d. boekhandel
UITGAVE:
De Ervén F.Bohn N.V.,Haarlem
Derde Gewijzigde Druk
van
– Egalisatiefondsen
en Monetaire Poli-
tiek in Engeland,
Nederland en de
Vereen.igde Staten
door
KONINKLIJKE NEDERLANDSCHE BOEKDRU KKERIJ
H. A. M. ROELANTS — SCHIEDAM
Onze speciale afdeeling: Drukwerk voor contrôle en
administratie, levert alle voorkomend drukwerk op
dit gebied concurreerend, snel en accuraat.
Uitgifte-apparaten in groote verscheidenheid van werk-
wijze en capaciteit naar de behoeften van elk bedrijf.
Tel. 69300
Onze terzake-kundige staf is te allen ijde voor gratis
(3 lijnen)
advies te Uwer beschikking.
Ter vervanging’ van haar door brand verloren geganen voorrad nummers van
Economisch-Sfafjsfjsche Berichten en Economisch-Statistisch t4aandberichf
van den jaargang 1940, zou de
redactie
het zeer
op prijs stellen, indiende
lezers, die hun exemplaren kunnen missen, dezeaan haarzouden willen afstaan.
Prof. Dr.
H. M. H.
A. van der Valk
30ste Publicatie van het Neder-
landsch Economisch Instituut.
Prijs f 2.10*
(Prijs voor donateurs en leden
van het N. E. I. f 1.50)
Verkrijgbaar in den Boekhandel
Uitgave: De Erven
F. BOHN N.V, HAARLEM
29 JULI 1942
AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN
conomisC’h
,
-wStatiS
*
tiSChe
Berichten..
ALG EMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER;
UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT
27E JAARGANG
WOENSDAG 29 JULI 1942
No. 1384
HOOFDRED ACTE UR:
M. F. J. Gooi (Rotterdam).
II
11
PLAATSVERVANGEND HOOFDREDACTEUR:
H. W. Lanzbers (Zwartewaal).
Redactie en administ,’citie: Piet’er de Hoochweg
122,
R’dam-W
Aangeteekende stukken: Bijkantoor Ruigeplaatweg.
Telefoon Nr.
35000.
Postrekening
8408.
Abonnementsprijs, poor het weekblad, waarin tijdelijk
is opgenomen het Economisch-Statistisch Maandbericht,
franco p. p. in Nederland /
20,85*
per jaar. Buitenland en
kölonien
f
23,—
per jaar. Abonnemeiten kunnen met elk
nummer ingaan en slechts worden beëindigd per ultimo 9an
elk kalenderjaar. Losse nummers
50
cent. Donateurs en
leden van het Nederiandsch Eco7iomisch Instituut onWan gen
het weekblad gratis en genieten een reductie op de Qerdere
publicaties. Adreswijzigin gen op te geven aan de administratie.
AdQertenties voorpagina
10,28
per mm. Andere pagina’s
/0.22
per mm. Plaatsing bij abonnement oolgens tarief.
INHOUD:
Blz.
De voorgeschiedenis van de reorganisatie der open-
bare arbeidsbemiddeling in Nederland door
W. oan der i1Iast …………………………
338
i De ecnomische positie van Zwitserland door
J.
.
Zijlstra ……………………………….
340
Ingezonden stukken…………………344
Beleggingsvragen door
Dr. B. H. Hoisboer ……..
345
Overheidsmaatregelen
op
econo-
misch gebied
Stat’istieken
–
Bankstaten. – Stand van ‘s Rijks kas ……..346
GELD- EN KAPITAALMARKT.
De verkrapping, welke de vorige week op de
geldinarkt
viel waar te nemen, heeft zich, zooals te verwachten was,
niet ve*Ier voortgezet, omdat de belangrijkste oorzaak
daarvan, t.w. de nu eenmaal steeds tegen den medio van
iedere maand waarneembare tendens tot grootere vraag
naar schatkistpapier, al weer geruimen tijd is uitgewerkt.
Ve1 heeft de Agent zijn verdere afgiften voortgezet, doch voor de markt had zulks geen verkrappende consequenties
gezien de voortgezette toevloeiing van buitenlandsche
wissels naar de Nederlandsche Bank, gevoegd bij de ver-
ruiming, welke de marlt onderging van de plaatsing van
schatkistpapier door den Agent rechtstreeks bij de Neder-.
landsche Bank, een proces dus omgekeerd, aan dat, het-
welk de vorige week uit de weekbalans bleek, toen het
rechtstreeks ondergebrachte schatkistpapier in één week
tijds een daling van niet minder dan f 50 millioen te zien
gaf.
In ieder geval is van de krappere tendens op de call-
markt niets meer te.bespeuxen. Van de zijdeder banken
blijft er vooralsnog een groote belangstelling bestaan voor
het papier met langen looptijd, waartegenover papier met
•
korteren looptijd – 6-, 7-, 8-maandsjapier – wordt afge-
geven tegen prijzen, welké in bepaalde gevallen 3/16 pCt.
liggen boven de prijzen van den Agent. Gezien de hoogere
prijs, welke echter op het langloopende papier valt te maken,
bieden dergelijke ruilingen toch wel degelijk voordeel.
Met uitzondering van de 31 pCt: Staatsleening 1941,
welke in de afgeloopen week haar hoogsten koers sedert
haar uitgifte wist te halen, nl. 101/
8
, waren vrijwel• alle
staatsfondsen wat zwakker gestemd, met name de 4 pCt.
leening 1940 met belastingfaciliteit, de 3 pCt. leening
1937, alsmede de gestaffelde leening. Op de pandbrieven-
markt was de belangrijkste gebeurtenis van deze week
het bericht, dat het den hypotheekbanken wederom zou
worden toegestaan 3 pCt. pandbrieven boven pariuit,
te geven, evenwel tot geen hoogeren koers dan 102
1
4
pCt.
De hypotheekbanken zullen dit besluit onget.îijfeld met
vreugde hebben begroet, omdat hierdoor de opbrengst der –
geplaatste pandbrieven een belangrijke stijging ohdérgaat.
Op de pandbrievenmarkt had het besluit dit effect, dat
verschillendè pandbrieven de voor afgifte vastgestelde
grens niet overschreden.
Op de
aandeelenmarkt
viel in de afgeloopen week een tamelijk levendige belangstelling waar te nemen, culmi-
neerende op het einde der week, toen vooral voor aandeelen
Philips een zeer groote belangstelling aan den dag werd
gelegd, mede in verband met het çirculeerende gerucht van.
bijstempeling der aandeelen, waardoor een .00genblik een
koers van 324 kon worden behaald. Ook andere waarden
als Unilever en Koninklijke Olie lagen evenwel vast in de
markt; eerstgenoemd fonds bereikte een koers van 177
en laatstgenoemd van 344. Cultuurwaarden bleven, niet
uitzondering van Amsterdam Rubber en H.V.A., échter
betrekkelijk weinig gezocht. ………. . .. .,
[
338
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
29 Juli 1942
•
DE VOORGESCHIEDENIS VAN DE
REORGANISATIE DER OPENBARE
ARBEIDSBEMIDDELING IN NEDERLAND,
Gedurende het afgeloopen jaar leeft de openbare
arbeidsbemiddeling wel heel sterk in het centrum derbe-
langstelling gestaan. En geen wonder, de verschillende
bestuursmaatregelén, welke van hoogerhand werden ge-
troffen, hebben ten eerste door de reorganisatie, welke
1 Mei 1941 in de openbare arbeidsbemiddeling werd tot
stand gebracht, en ten tweede door de aan het bedrijfsleven
opgelegde verplichting, zich voor de afdoening van be-paalde aangelegenheden met de organen der arbeidsbe-
middeling in verbinding te stellen, op grondige wijze den
naam’ der nieuwe organisatie, onder veler oog gebracht.
Toch zou het onjuist zijn te meenen, dat het tot stand
komen van het apparaat, waaraan thans de arbeidsbe-
middeling is dpgedragen, als zoodanig geheel moet gezien
i
•
n het licht der gebeurtenissen in dit laatste jaar. Dit te
voorkomen en tevens te doen zien, welke beteekenis aan de
nieuwe organisatie moet worden toegekend, is het doel van
onderstaande beschouwing
1).
I’Iopelijk wordt daarmede
bereikt, dat wordt ingesien, dat ook hier de Nderlandsche
uitdrukking geldt ,,ln het verledeh ligt het heden, in het nu
wat worden zal”.
In de oudere geschriften over arbeidsbemiddeling treft
het, dat oprichting van arbeïdsbeurzen wordt gemotiveerd
met algemeene argumenten, welke alle een sociaal-filan-
tropisch aspect hebben. In het ,,Tijdschrift van den Neder-
landschen Werkloosheidsraad”, dat voor bestudeering van
dit en hiermede’verwante vraagstukken wel als een b’ronnen-
publicatie kan worden aangemerkt, blijkt dit wel heel
sterk wanneer kennis wordt genomen van de oudere
jaargangen. Zoo kan in een artikel over ,,De oudste arbeids-
beurs” van W. F. Detiger, vôorkomend in den jaargang
1918, een uitgebreid relaas worden gelezen over de bij
uitstek ongunstige periode orristreeks ‘1880, waarbij in het
bijzonder de nadruk wordt gelegd op de wijze, waarop
in den nood der armen werd voorzien. Het vraagstuk der
werkloosheid deed zoeken naar wegen, om deze zooveel
mogelijk te beperken en als een van de middelen ter be-
reiking van dit doel oordeelde men het gewenscht, over
te gaan tot oprichting van arbeidsbeurzen. In een circu-
laire uit het jaar 1885, welke werd rondgezonden om tot een
constitueerende vergadering van een arbeidsbeurs te ko-
men, valt deze passage op: ,,De werknood van gepasseerden
winter bracht den rn’ede-onderteekenaar ,.,.,.,. op
de gedachte, in de uitgifte van de ,,Betrekkinggids” een
ondernemingop touw te zetten, die bij veel nut ook gun-
stige financieele resultaten beloofde. Toch was deze poging
slechts een ,,proefneming”,…. “. Het is de werkloosheid,
die den stoot gaf tot de ontwikkeling der arbeidsbemidde-
ling en wel meer in het bijzonder om het leed, dat daardoor
aan zoo tallooze werknemers werd berokkend. Eerst later
– ontstaat de belangstelling van werkgeverszijde anders dan
uit sociaal-filantropische overwegingen. Het belang, ook
voor het bedrijfsleven, van een vlotte bemiddelingsinstan-
tie op het terrein van den arbeid zag men niet. Heel sterk
spreekt dit uit een artikel van den reeds genoemden schrij-
ver, voorkomend in jaargang 1930, waarin het vraagstuk
,,subsidieering van confessioneele arbeidsbeurzen” ter
sprake wordt gebracht. De schrijver zelf geeft te kennen,
dat hij van deze subsidieering een voorstander is. Ook
hier ligt dus het zwaartepunt bij den werknemer, die aan werk’moet worden geholpen. Men beschouwt arbeidsbe-
middeling eenigermate gelijkwaardig aan de voorlichting
bij beroepskeuze, ten aanzien waarvan wel terdege de
levens- en wereldbeschouwing van hen, die de voorlichting
‘)
Bij
de samenstelling van dit artikel is er rekening mede
gehouden, dat de bijdrage van Mr.
H. J.
Morren ,,Het Rijksar-
beidsbureau” in
,,E.-S.B.”
van
6
November
1940,
pag.
670
e.
v.
een oriënteerend overzicht over de laatste ‘wijzigingen bevat.
behoeven van beteekenis is en vaarmed door de(n)
adviseur(seuze) zoodanig moet worden rekening geh6uden,
dat niet sprake is van-een simpelrespecteeren. Dit laatste
is nI. het geval bij de arbeidsbemiddeling, waarbij moet
worden tegemoet gekomen aan verlangens te dien aanzien
van werkgevers en,werknemers. Dit principe is neergelegd
in het nog geldende artikel 4 der Arbeidsbemiddelingswet
1980, luidende als volgt:
,De godsdienstige, staatkundige of maatschappelijke
overtuiging’ van hen, die van de tusschenkomst van de
organen der openbare arbeidsbemiddeling gebruik maken,
en hun al of niet aangesloten zijn bij eenige vereeniging
mogen niet leiden tot het verleenen van voorrang bij de
bemiddeling, tenzij hij, die de tusschenkomst inroept, te
dezen aanzien bepaalde wenschen heeft ‘kenbaar ge-
maakt”.
Toch dient opgemerkt, dat hoewel nien voorstander is
van deze subsidieering van confessioneele arbeidsbeurzen,
men ook zoekt’ naar argumenteering van bedrijfsoogpunt
uit. In het aangehaalde tijdschriftartikel staat namelijk:
,,Als de Katholieken van oordeel. zijn, dat Katholieke
arbeiders en Katholieke’ patroons bij elkaar hooren, is
dat ons inziens een zaak, waar zij alleen over hebben te
beslissen. En als ze de meèning uitspreken, dat een Open-
bare arbeidsbeurs dat streven niet kan, bevorderen, dan
hebben ie daar gelijk in.”
Dat deze aangelegenheid der subsidieering onderwerp
van bespreking uitmaakt, is op zichzelf echter een bewijs,
dat de arbeidsbemiddeling als zoodanig nog niet werd
gezien als een instituut, mede dienende het belang van het bedrijfsleven. Ook als een onderneming met personen van
ééh richting werkt, is daarmede niet bereikt, dat zij een in’ dit bedrijfsleven geheel afzonderlijke plaats inneemt.
Nog een ander sprekend argument moge dienen om er op te wijzen, dat de band, welke de organen der arbeids-
bemiddeling aan het bedrijfsleven behoort te binden, op
niet voldoende wijze in acht werd genomen. 1-let bedrijfs-
leven zag ni. meerdere zelfstandige organen, zoowel over-
heidsorganen als particuliere instellingen, zich met de ar
beidsbemiddeling belasten, instede, dat tegenover dat
bedrijfsleven, één orgaan der arbeidsbemiddeling stond.
In den loop der jaren trad hier verbetering in, doordat
in het bijzonder bij de Arbeidsbemiddelingswet 1930 is
gezorgd voor een onderling verband tusschen de gemeen-
telijke arbeidsbeurzen en correspondentschappen; het
bleef echter een feit, dat de hehartiging van dit belang
bleef opgedragen aan de besturen der gemeenten, die als
zoodanig met onderling afwijkende inzichten zich van de
behartiging dezer bemoeiingen kweten. De regeling, welke
ten aanzien van de particuliere arbeidsbemiddeling werd
getroffen, mag als van bijkomstig belang hier buiten
beschouwing blijven. Wordt dan ‘ook in het vervolg ge-‘
sproken van arbeidsbemiddeling, dan wordt steeds ge-
doeld op de openbare arbeidsbemiddeling.
Valt voor den oorlog derhalve in de daadwerkelijke ont-wikkeling der arbeidsbemiddeling maar een zeer langzaam
voortschrijden naar de meer moderne gedachte, dat niet alleen. het sociale, maar ook het economisch aspect der
arbeidsbemiddeling niet uit het oog mag worden verloren,
te bespeuren, door de voortdurende samenwerking met
het bedrijfsleven werd het evenwel steeds meer duidelijk,
dat de arbeidsbemiddeling ook met betrekking daartoe een
belangrijke taak te vervullen heeft. Dit kwam o.m. tot
uitdrukking, wanneer werkgevers voor bijzondere perso-
.neelsvoorzieningen kwamen te staan en bijhet treffen van
hun voorzieningen ook een beroep deden op de openbare
arbeidsbemiddeling. Meermalen bleek dan, dat het belang
van den werkgever en daarmede van het bedrijfsleven zeer
goed gediend werd. Vooral de bemiddeling voor de Bataaf-
sche Petroleum Mij. naar Suriname was evident. Ook de
practische ervaring der arbeidsbemiddeling in het buiten-land gaf in dat opzicht voldoende feiten te zien. Zoo in de
Vereenigde Staten van Amerika, waar omstreeks het
29 Juli 1942
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
339
bEëindigen van den oorlog 1914-1918 een belangrijke
verspilling bestond in het door concurreerende werkgevers
en regeeringsdepartementen onafhankelijk van elkander
werven van arbeiders. In verband hiermede vaardigde
President Wjlson op 1 Augustus 1918 een speciale veiorde-
ning uit, welke aan werkgevers verbood ongeschoolde
arbeiders te, werven op andere wijze dan door de tussehen-
komst van den Dienst der Arbeidsbemiddeling of op door dezen Dienst goedgekeurde methoden. Voorts moet in dit
licht wordenbezien de door de U.S.A. in die periode geleide
campagne om arbeidskrachten te verzekeren voor de
levensmiddelenproductie. In andere landen vallen soortg-
lijke verschijnselen waar te nemen.
In Nederland valt de aandacht op de belangstelling,
welke men toonde voor het stichten van zgn. vakafdeelin-
gen aan de arbeidsbeurzen, die onder deskundige leiding
en vodr speciale bedrijven of groepen van bedrijven, zooals
bouwbedrijven, scheepvaart, koffiehuis- en hotelwezen,
handels- en kantoorbedienden, enz. werden ingesteld. Dit alles heeft mede tengevolge gehad, dat zoowel in de litte-
ratuur als op conferenties werd vooruitgeloopen op de
feitelijke ontwikkeling der openbare arbeidsbemiddeling
en dat de geesten vatbaar werden gemaakt voor een orga-
nisatie, welke komen moest en welke in Nederland op 1
Mei 1941 zijn beslag kreeg.
Op eenige belangrijke momenten in deze ontwikkeling
moge de aandacht worden gevestigd. Het eerste is een ar-
•
tikel van Jac. Bakker in het reeds eerder genoemde tijd-
schrift (jaargang1 1923), dat als titel heeft: ,,Arbeids-
bemiddeling rijkszaak”. De schrijver ontwikkelt zijn ge-
dachten aan de hand van een publicatie van het Interna-
• tionaaJ Arbeidsbureau, houdende een overzicht van de
règelingen, welke er ten aanzien van de arbeidsbemiddeling
in de rschillende linden bestaan. Hij leidt daaruit af,
dat in het bijzonder de intercommunale arbeidsbemiddeling
overal van groot belang blijkt te zijn en dat het uit dien hoofd,e noodzakelijk is om het in Nederland bestaande
,,gebrek in het onderling contact tusschén de plaatselijke
beurzen en het volledig gemis aan contact tusschen de
vakkundige afdeelingen”
•
op te lossen. ,,Waarom zou”,
aldus de heer Bakker, ,,de arbeidsbemiddeling niet, op
soortgelijke wijze als de arbeidsinspectie, kunnen geleid
worden uit één centraal punt, dat het geheele bedrijf
overziet en niet de bewoners van enkele streken of ge-
meenten, die toch reeds in verschillende opichten be-
voorrecht zijn, doen genieten.van voordeelen, welke de
ingezetenen van kleinere, afgelegen gemeenten volkomen
moeten derven?” In het vervolg van zijn artikel wordt
dan het pleit gevoerd voor de instelling van een Rijks-
arbeidsbeurs. Hoewel de uitwerking van deze gedachte
nagenoeg afwezig blijft en ook de motiveering zeer zwak is,
is dit artikel uit historisch oogpunt bezien wel van belang,
omdat gevoegelijk kan worden aangenomen, dat deze
gedachte reeds leefde in het bewustzijn van vele werkers op het terrein der arbeidsbemiddeling.
Een’anderbelangrijk moment is het in 1922 gepubliceer-
de boek van W. F. Detiger ,,De vraagstukken der arbeids-
markt.” Deze schrijver legt meer den nadruk op het wezen
der arbeidsbemiddeling. De arbeidsbeurs heeft zich te be-
schouwen ,,als in dienst van het bedrijfsleven, als de ver-
zorgster der arbeidsmarktbelangen van de groepen, die dat
bedrijfsleven beheerschen. Door dat te dienen, dient zij
het algemeen belang”. Hier derhalve het positieve afzien van een streven, dat uitsluitend gericht is op een beharti-ging van puur sociale belangen, genomen in de beperkte beteekenis van dit voord, en een zich meer richten op de onmiskenbaar economische zijde, welke aan de arbeids-
bemiddeling verbonden is. En toch staat het probleem
der werkloosheid bij hem nog te veel in het centrum. Dit
blijkt wel heel duidelijk, als hij de middelen ter bestrijding
van de werkloosheid bespreekt. Hij noemt dan om.
,,organisatie van de arbeidsmarkt, de regularisatie van het
voorhanden werk”. Arbeidsbemiddeling is inderdaad een
middel ter bestrijding de werlloosheid, maar als factor
ter bestrijding zal het middel dan alleen opgaan, wanneer
de resultaten niet direct, doch indirect worden verkregen, nI. door het bedrijfsleven te verlossen van de zich -voort-
durend voordoende en, zijn ontwikkeling belemmerende
moeilijkheden ten aanzien van de personeelsvoorziening.
Hoe vlotter het bedrijfsleven zich khn ontplooien, des te
grooter in aantal zijn de mogelijkheden tot het tewerk-
stellen van veel arbeiders.
Omstreeks 1930 komt er evenwel meer teekening. De
totstandkoming eèner Arbeidsbemiddelingswet kan als
uitdrukking worden bschouwd van de toenemende be-
langstelling, hoewel de wet slechts den bestaanden toestand
consolideerde en niet direct een aanmoediging inhield om
aan het economisch aspect der bemiddeling meer aandacht
te besteden. Vooral wanneer dit wordt bezien in het licht
van de in hetzelfde jaar voor de Vereeniging van Neder-
landsche Arbeidsbeurzen behandelde praeadviezen over
het onderwerp:
‘
Op welke moeilijkheden stuit de binnen-
landsche verplaatsing van arbeidskrachten, waaraan
nijverheid, landbouw en verkeer behoefte hebben en hoe
kunnen die moeilijkheden worden verminderd?” springt
dit wel in het oog. Evenwel bleef gedurende de dertigei
jaren de aandacht op dit punt geconcentreerd en talrijk
zijn de artikelen, prae-adviezen en zelfs dissertaties, die
daarvan getuigenis afleggen. Als een van de laatste uitingen
vÔÔr de reorganisatie van 1 Mei 1941 kan worden be-
schouvd het rapport van de Commissie Van Lidth de Jeude,
ingesteld door de Nederlandsche Maatschappij voor Nij-verheid en Handel, welke Commissie de opdracht had na
te gaan, of, en, zoo ja, op welke wijze het door doelmatiger
organisatie mogelijk zou zijn een volledig overzicht te
verkrijgen van alle beschikbare werklooze arbeidskrachten.
Het rapport van.deze commissie is 11 Januari 1940 bij de
betrokken Maatschappij ingediend. Weliswaar treft hier wel
het aspect: werkloosheid, doch gezien den ernstigen toestand,
waarin zich het Nederlandsche economische leven in de
voorafgaande jaren bevond, wekt dit geen bevreemding.
Juist door de omstandigheid, dat de oorzaak der werkloos-
heid geheel buiten de contrôle van het Nederlandsche be-
drijfsleven omging imhers, een en ander was in
hooge mate een gevolg van internationale moeilijk-
heden -, was men wel gedwongen zich op meer secundaire
maatregelen te werpen om den te hoog gestegen nood te
verzachten. Desondanks valt op te merken, dat men
deze studie niet heeft gezien als een middel tot bestrijding der werkloosheid, doch meer als een poging om te komen
tot een registratie van alle voor arbeid in aanmerking
komende krachten, zoowel werkend als werkloos, om op
die wijze over een volkomen overzicht te beschikken van
de arbeidsmarkt. Vandaar, dat de commissie dan ook tot
de slotsom komt, dat er moet komen een wettelijk ver-
plichte registratie van alle werknemers, wier loon beneden
een zekere loongrens blijft, met invoering van een arbeids-
boekje voor elken arbeider individueel. Een dergelijke
maatregel wordt dan ook een belang geacht, niet alleen
voor het bedrijfsleven in engeren zin, maar ook voor onze
volkshuishouding als geheel.
Wanneer dit laatste in verband wordt gebracht met wat
in het Juli-nummer van den jaargang 1940 van, ,Maatschap-
pijbelangen” -werd geschreven, nl. dat de arbeidsbeurzen
,hun ambtelijk-administratief karakter moeten verliezen en meer (overheids)-organen van het bedrijfsleven moe-
ten worden”, blijkt wel heel sterk, dat de oorspronkelijke
doelstelling der openbare arbeidsbemiddeling is losgelaten
en dat men deze overheidszorg thans veel meer als een
economische gaat zien. Geen wonder is het dan ook, dat dit
tijdschrift eenige maanden later de nieuwe organisatie der
arbeidsbemiddeling, welke bij besluit van den Secretaris-
Generaal van het Departement van Sociale Zaken van
24 September 1940 wordt ingeluid, met waardeering be-
groet en dan nogmaals de aandacht vestigt op de groote
340
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
29 Juli 1942
1.
noodzakelijkheid een goéde registratie te verkrijgen van
de beroepszoekenden. Aan het artikel, dathierop betrekking
heeft wordt de volgende passage ontleend: ,,De thans
aangekondigde hervorming opent ook den weg tot verdere
verbetering. De voorlichting hij beroepskeuze zal moeten
.uitgroeien tot selectie der beroepszoekenden. Door middel
van een intelligentieeonderzoek zal moeten worden uitge-
maakt, wie geschikt zijn voor welk soort arbeid, en
voor zoover het jeugdige arbeidskrachten betreft, voor
opleiding in de bedrijven. Een dergelijke selectie zou
door de gewestelijke arbeidsbureaux moeten geschieden,
in samenwerking met het bedrijfsleven …. De arbeids-
bureaux zullen zich meer moeten oriënteeren naar de
behoeftn en wensohen van het bedrijfsleven, de onder-
nemingen zullen zich dan meer tot deze instellingen
moeten en kunnen richten voor het krijgen van hun
personeel”.
Vooral wanneer de tijd, waarin de reorganisatie der
arbeidsbemiddeling plaats heeft gevonden en feitelijk nog
verder ,zal moeten plaatsvinden, in aanmerking wordt
genomen, krijgen deze wenschen meer inhoud. Immers
• de ervaring leert, dat, zoodra de oorlog beëindigd, is,
enorme eischen aan dc personeelsvoorzieningen zullen
worden gesteld. De overgang van een oorlogs- en surrogaat-
industrie in een nijverheid voor normaleldoeleindea, vooral
bij het groote gebrek, dat aan de meest noodzakelijke pro-
ducten zal blijken te bestaan, zal zoo snel mogelijk meten
plaatsvinden, zoodat reeds aanstQnds uit geschikt personeel
moet kunnen worden geput. Een goede organisatie der
openbare arbeidsbemiddeling nfi kan in dezen reeds van
veel beteekenis zijn. Het is voor het bedrijfsleven dan ook
wel van belang terdege kennis to nemen van de wijze,
waarop de openbare arbeidsbemiddeling thans is georgani-
seerd, over welke hulpmiddelen men de beschikking heeft
en waartoe het apparaat zich zal kunnen leenen. Een
hieraan te wijden nadere beschouwing ‘zal vooral hierop
gericht zijn, hoewel uit den aard der zaak niet zal worden
nagelaten op enkele punten, die verbetering behoeven, de
aandacht te vestigen. Achtereenvolgens zullen in een twee-
tal artikelen behandeling vinden:
a.
de beteekenis der
reorganisatie, zooals deze uit wet en verordening kan
worden afgelezen;
b.
het bemiddelingswork, en
c.
de
wetenschappelijke hulpmiddelen.
W. v. d. MAST.
DE ECONOMISCHE POSITIE VAN
ZWITSERLAND.
Teneinde enig inzicht te krijgen in de momentele eco-
nomische positie van Zwitserland, met name in verband
met de door de oorlog steeds groter wordende economische
moeilijkheden voor dit land, zullen wij aan de hand van
een aantal statistische gegevens allereerst trachten de
voornaamste trekken van het Zwitserse economisch leven
na te gaan.
Structuur van de buitenlandse handel.
Het buitenlands handeisverkeer vertoonde in de on-
middellijk aan het uitbreken van de oorlog voorafgaande
jaren het volgende beeld
1
):
Handeisbeweging van Zwitserland 1936-1938 (in miii. /rs.)
Invoer
Uitvoer
Jaar Levens- Grond- Fabri- Levens- Grond- Fabri
middelen stoffen
katen middelen stoffen
katen
1936
354,9
405,4
506,0
60,7
65,4
755,5
1937
484,6
669,1
653,5
75,1
108,8
1102,2
1938
445,9
570,0
591,0
79,2
85,8
1151,6
‘) De gegevens betreffende de buitenlandse handel zijn ontleend
aan, of berekend aan de hand van het ,,Monatsbericht der Schwei-
zerischen Nationalbank” Jan. 1938 en Jan. 1939; het ,,Statistiseh
Jaarboek van de Volkenbond” 1936/37 en het ,,Jalirbuch der
Schweiz” 1936.
EerI nadere analyse van de post ,,fabrikaten” wordt
in onderstaande tabel weergegeven:
In- en ujtvoer van ,,fabrikatcn” (in miii. fi’s.).
Productiemiddelen
Overige ,,fabrikaten”
Jaar
Invoer
J
Uitvoer
Invoer
Uitvoer
1936
233,9
248,1
272,1
507,4
1937
318,7
372,5
334,8
729,7
1938
318,9
446,2
272,1
705,4
Het karakter van het Zwitserse economisch bestel komt
hierin duidelijk naar voren, nl. uitvoer van industriële
producten, voornamelijk eindfabrikaten, invoer van levejis-
middelen en grondstoffen.
Om het handelsverkeer met het buitenland nog iets
nader te typeren, vermelden wij, dat van de uitvoer (naar
waarde gemeten) orer de jaren
1936, 1937
en
1938
ge-
middeld
38,4
pCt. kwam voor rekening van de metaalin-
dustrie,
15,4
pCt. van de textielindustrie en
15,3 pCt.
van de chemisch-pharmaceutische industrie; het aandeel
van de uur.werkindustrje in het totaal van de metaalin-
dustrie bedroeg
50 pCt.
Ten aanzien van de invoer kan nog het volgende worden
opgemerkt:
Ii
Als men het verbruik gelijk stelt aan de binnenlandse
productie, vermeerderd met de invoer, dan, kan men voor
1936
de volgende tabel opstellen, waarbij tevens, in ver-
band met de zeer grote moeilijkheden, die de Zwitserse
Herkomst, invoer en verbruik van, enkele zrtikeien in 1936.
Verhoud.
Gebieden van herkomst’)
1
Artikel
invoer en
Over- Duits- Fran
I
k- Italië
verbruik ‘
zee ‘) 1 land
1
rijk
pCt.
pCt.
pCt.
pCt.
pCt.
IJzer en staal
.
100
4
.38
30
Koper
…………
100
55 10
Petroleum,
benzine
enz
…….
……
100
56
2,5
Steenkool
100
8
58 16
.
45
–
36
Ruwe zide
….
j
100
.
39
31
Wol
………….96
100 100
Katoen
………..
Tarwe
…………
.
79 49
t
Suiker
93
23
‘) Op basis van hoeveelheden. ‘) Op basis van waarden.
mcl.
Groot-BrittanniO.
aanvoer van overzee ondervindt, het aandeel van enkele
der voornaamste. importgebieden is aangegeven. Zoals uit de eerste tabel bleek, geeft de handelsbalans
van Zwitserland. een invoeroverschot aan. Tegenover het
hierdoor veroorzaakte tekort op de betalingsbalans
staan als compenserende posten de belangrijke inkomsten
uit hoofde van het vreemdelingenverkeer, alsmede de
rentebedragen, die Zwitserland als crediteurenland toe-
vloeien.
Na deze korte schets zullen we nu trachten na te gaan,
welke invloeden de oorlog op het economisch leven heeft
gehad, en in hoeverre men er in Zwitserland in is geslaagd
om – gezien de grote mate van afhankelijkheid van het
buitenland – het hoofd boven water te houden.
Het internationale handels verkee,’.
Globaal gesproken kan men zeggen, dat het interna-
tionale handelsverkeer van Zwitserland zich tot het
midden van
1940
vrij goed heeft weten te handhaven.
Met het intreden van Italië in de oorlog in Juni
1940
kwam echter een kentering en sindsdien hebben de,moei-lijkheden zich voortdurend opgestapeld.
Het conflict Italië-Griekenland maakte het charteren
van schepen onder Griekse vlag – waarvan door Zwit-
serland veelvuldig gebruik werd gemaakt – onmogelijk,
terwijl de uitbreiding van de oorlog tot de gehele Balkan
in het voorjaar van
1941
ook de aanvoer van deze zijde
zoo goed als geheel deed ophouden.
29 Juli 1942
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
341
Vooral ten aanzien van de petroleum- en benzine-
leveranties uit Roemenië, die vrijwel geheel tot het ver-
leden zijn gaan behoren, is dit een ernstige tegenslag.
Het deelnemen van Rusland aan de strijd maakte het
in Februari 1941 met die Staat afgèsloten handelsverdrag
illusoir, wat onder meer betekende, dat één van de laatste
mogelijkheden tot katoen-import was weggevallen.
De Engelse blokkade werd over de gehele linie verscherpt,
,,navicerts” voor grondstoffen, bestemd voor doorvoer
naar Zwitserland, werden niet meer afgegeven.
Voor de overzeese handel was Lissabon een gewichtig.
steunpunt; het was daarom een belemmering temeer,
toen Portugal – wegens de steeds groter wordende moei-
lijkheden met de belligerenten – in de loop van 1941
weigerde, andere dan Portugese waren naar oorlog-
voerende landen te verschepen.
Om althans gedeeltelijk in aÏ deze leemten te kunnen
voorzien,’ heeft men een eigen koopvaardijvloot opge-bouwd, voorlopig uit zeven schepen bestaande
2).
Tot welke middelen men tenslotte zijn toevlicht heeft
moeten nemen moge blijken uit het volgende:
Teneinde de goederen, die zich in Lissabon opstapelden,
toch nog aangevoerd te krijgen, vervoerde men deze per
spoor naar de Spaanse grens, vandaar per vrachtauto
naar de Frane grens en verder weer per spoor naar Zwit-
serland.
Toen dit ietwat zonderlinge transport met veel moeite,
en kosten was georganiseerd, bleken er toch nog zo vele
hindernissen te bestaan, dat men het tenslotte heeft
moeten staken, zodat grote voorraden opgestapeld bleven.
Kort geleden heeft men echter kunnen lezen, dat be-
langrijke goederenhoeveelheden uit Spanje en Portugal
in Zwitserland zijn gearriveerd
3).
Uit dit alles blijkt wel, dat Zwitserland noodgedwongen
zich continentaal moet gaan oriënteren. Voor de import
zal dit waarschijnlijk moeilijker zijn dan voör de export,
zoals ten dele reeds uit het’ voorgaande voortvloeit.
Ook bij de uitvoer echter ondervindt men daarbij rnoei-
‘lijkheden, vanwege het feit, dat vele Zviterse export-
goederen een luxe-karakter dragen en in elk geval groten-
deels goederen zijn, bestemd voor civiel verbruik. Oorlog-
voerende. landen zijn uiteraard weinig geneigd uit deze
categorieën veel goederen te import?ren.
Bij de bespreking van de afzonderlijke industrieën
zullen wij nog nader ingaan op de import- en export-
belemmeringen ten aanzien van grondstoffen en eind-
producten.
In het bovenstaande werd reeds opgemerkt, dat 1940
nog een niet Id te abnormaal jaar was; een vergelijking
van 1941 met 1940 doet de achteruitgang van de ver-
zorgingstoestand echter duidelijk zien.
Door de zéér sterke prijsstijging, vooral van de import-
goederen, krijgt men evenwel
–
geen juist beeld van de
hoeveelheidsveranderingen, als men. slechts oordeelt op
grond van een vergelijking van de, jaarcijfers betref-
fende de buitenlandse handel van 1940 en 1941.
– Na correctie voor deze prijsveranderingen blijkt, dat
de uitvoerhoeveelheid op,hetzelfde niveau lag als in 1940,
terwijl echter de ingevoerde hoeveelheid goederen met
22 pCt. daalde.
Invoer
. Uitvoer (in mill. frs.)
‘ 1940
‘
1.858
1.316
1941
2.024
1.463
‘
Als men dus uit bovenstaand staatje ziet, dat het in-
voeroverschot in geld in 1941 nog groter was dan in 1940, dan kan men concluderen, dat Zwitserland voor eenzelfde
hoeveelheid uitvoergoederen belangrijk minder invoer-
goederen terug kreeg, of, m. a. w., dat de ruilvoet in be-
) Voor bijzonderheden hieromtrent zij verwezen naar het artikel
van Mr. J. Barents: ,,Een Zwïtsersch zeerecht tot stand gekomen”,
in de ,,E.-S.B.” van 10 December 1941.
) ,,N.R.c.”, Avondbiad, 15 3uni 1942.
lng’ijke mate ongunstiger is geworden. Deze tendens
heeft zich ook in 1942 voortgezet.
De oorzaak van de sterke prijsstijging der import-
goederen ligt vornamelijk bij de vervoerkosten (vracht
en assurantie). Ter illustratie geven wij één voorbeeld.
Prijs
1
Prijs
.1
Prijs-
1
aarvan
‘W
1
vracht en Juli1939
Dec. 1941
stijging
assurantie
100,kgtarwe
Irs. 13.35
frs. 49.85 frs. 36.50
frs. 32
uit Canada
Industrie.
Allereerst zal nu worden getracht de invloed van een
en ander op de toestand van de industrie na te .gaan.
Het algemene beeld was in 1940 en 1941, zolang
men nog aan grondstoffen kon komen, gunstig te noemen. –
De Zwitserse Regering had voor een belangrijkeyoorraad-
vorming zorg gedragen en hierop steunend kon de in-
dustrie dan ook op volle kracht werken.
‘In de loop van 1941 en 1942 begon dit gunstige beeld
echter langzamerhand te vervagen. De voorraden slinken
en de werkloosheid neemt toe. ,
Er ontstaat weer een werkloosheidsvraagstuk en na
veel wikken en wegen is onlangs een plan van openbare
werken opgesteld, dat voorziet in de aanleg van wegen,
spoorwegen, vliegvelden, enz. De totale uitgaven voor dit
project worden geraamd op 4.680 mill. Zw. fi.
Zoals reèds gezegd, is de grondstofpositie vfortdurend
moeilijker geworden en het is dan ook niet te verwon-
deren, dat het grondstofverbruik niet geheel. vrij kon
worden gelaten.
Zo ging de Regering over tot een verbod van bepaalde
aanwendingen van schaarse grondstoffen. Voor uitbreiding
en oprichting van bedrijven is daarenboven een .vergui’i-
ning nodig, wat dus neerkomt op een investerings-contrôle.
Van de afzonderlijke industrietakken bezien wij nog de
textiel- en de metaalindustrie, die tezamen ruim 50 pCt.
van de export voor hun rekening namen.
Textielindustrie.
Deze tak van bedrijf is wel het zwaarstgetroff en. Tot
midden 1940 ging het nog tamelijk wal, maar daarna
hield zo goed als elke invoer van grondstof op, zowel van
katoen als wol. Alleen uit Rusland kon nog een tijdlang
katoen worden geïmporteerd, waaraan in’ Juni 1941 ook
een eind kwam.. In 1941 kon men nog slechts een’ fractie
van de behoefte uit de Verenigde Staten betrekken.
De autoriteiten hadden voor aanzienlijke voorraden ge-
zorgd en hierop – aangevuld friet kunstaijde en celwol –
moet men dan voortaan teren. De bedrijvigheid krimpt
dan ook gaandeweg in, en steeds meer werkkrachten
moeten worden ontslageii.
Voorzover niet belemmerd door grondstofschaarste –
werkt men op volle’ kracht, daar er orders in overvloed
zijn, zowel door de grote militaire behoeften, als’ ook van
civiele zijde, o. a. door de brandstofschaarste, ‘die een
grote vraag naar wollen producten deed ontstaan.
Metaalindustrie. .
Deze bedrijfstak biedt vrijwel hetzelfde beéld als de
textielnijverheid: nl. tot midden 1940 bevredigend,
daarna komen de moeilijkheden. Edhter is de grondstof
–
psitie beter dan bij de textielindustrie, daar men hir
niet in zo vergaande mate aangewezen is op aanvoer vân
overzee. De uitvoer is tijdens de duur van de oorlôg
ook sterk bemoeilijkt, voorzover het producten betreft,
die van géén militaire betekenis zijn. Vooral dus t. a. v.
de uurwerkindustrie en ook van de electro-industrie
ondervindt de afzet, ook’ naar Europese landen, ernstie
belemmeringen.
De, moeilijkheden bij de grûn’dstofvoorzieningzijn echter
van ernstiger aard dan die bij de uitvoer van eindproducten.
De toestand ‘van, de machine- en.electroindustiie, swat
de orderpositi betet, gunstig, ‘ten gevolg.e an de om-
842
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
29 Juli 1942
vangrijke binnenlandse investeringen der consumptiegoe-
derenindustrie. Het aantal arbeiders, werkzaam bij de
georganiseerde machineindustrie is in de loop van 1941
zelfs gestegen van 78.250 op 81.360.
4).
Hierbij kan – in verband met de grondstofmoeilijk-
heden – nog worden opgemerkt, dat Zwitserland zelf –
o. a. in de Jura – ijzerertsiagen bezit, die echter nog niet
worden geëxploiteerd. De kwaliteit vn deze ertsen schijnt
vrij slecht te zijn. Bij voldoende exploitatie zou de ijzer-
behoefte naar schatting voor ongeveer 25 pCt. )unnen
wordén gedekt.
Van de verdere industriën zijn nog te noemen de
chemisch-pharmaceutische industrie, de chocolade-indus-
trie en de leerindustrie. Ook hier geldt hëtzelfde, nl. voor-
zover er nog grondstof is, volledige bedrijfsbezetting.
Slinkende voorraden en ineenschrompelende import
vormen echter ook voor deze industrieën een steeds ernstiger
bedreiging. Slechts de chemische industrie bezit een
belangrijk voordeel in het feit, dat Zwitserland rijke
steeiizoutlagen bezit, waardoor het voor vele van de voor
deze industrie benodigde grondstoffen de eigen behoefte
kan dekken.
Voor alle industrieën geldt tenslotte’, dat zij te lijden
hebben onder het iijpend kolengebrek, terwijl de electri-
citeit, ook voor krachtverbruik, tevens is gerantsoeneerd
5
).
Vreemdelingen’erkeer.
Zoals te. verwachten viel, heeft deze welvaartsbron
zwaar van de oorlog te lijden. Bedroegen in 1940 de ont-
vangsten uit hoofde van het vreemdelingenverkeer nog
slechts
I
van die van 1939, sinds 1941 staat het toeristen-
verkeer van buitenlanders practisch geheel stil. Vooreerst
betekent dit een nadeel voor de positie van de betalings-
balans. Immers, daar de handelsbalans passief is, moeten
– ter verevening van de betalingsbalans – andere posten dit tekort aanvullen; van deze posten vormt het vreem-
delingenverkeer een voornaam onderdeel.
Aangaande de baten, welke het vremdelingenverkeer
aan de betalingsbalans toevoegt, zijn ons geen nauw-
keurige cijfers bekend, alleen enkele ruwe benaderingen.
Zo bedroegen de hotelontvangsten in de jaren 1937 en
1938 gemiddeld per jaar 300 mill. frs. Een globale bere-
kening leert, dat hiervan ongeveer 175 milI. frs. voor
rekening komen van buitenlandse gasten. Uiteraard
geven deze nog belangrijk meer uit dan voor hotelkosten.
Verder is bekend, dat na September 1939 de vôôr die tijd
voortdurend actieve betalingsbalans passief is geworden
en wel in zodanige mate, dat de Nationale Bank in de
eerste acht öorlogsmaanden 324 mill, frs. aan goud en
deviezen moest afgeven.
Het hotelwezen ondervond van een en ander zulk een
nadelige invloed, dat steunmaatregelen niet konden uit-
blijven, waartoe de Regering dan ook is overgegaan.
Landbouw.
Gezien de economische structuur van Zwitserland,
behoeft het geen verwondering te wekken, dat de voedsel-
voorziening een moeilijk probleem vormt. De eis, die aan
de Zwitserse landbouw wordt gesteld, is dan ook: . uit-
breiding en intensivering van de bebouwde oppervlakte.
Het plan van Dr. Wahien, dat door de Bondsregering
in beginsel is aangenomen, voorziet in een uitbreiding
van de bebouwde oppervlakte van 215.000 ha tot 500.000
ha (hetgeen doet vermoeden, dat het plan slechts op
lange termijn kan worden verwezenlijkt).
Het voorjaar van 1941 bracht een verhoging van de
bebouwde oppervlakte tôt 270.000 ha en voor 1942 ver-
wacht men een stijging tot 810.000 ha. Ook in Zwitserland
is het nodig ten behoeve van de landbouw de veeteelt in
‘)
Men zie de ,,Frankfurter Zoitung” van 25
Juli
942: ,,Voll-
beschitltigung im Schweizerischen Maschinen bau”.
b)
Vergelijk voor de mede met dit laatste, samenhangende ver-
keers- en transportmoeilijkheden’de ,,E.-S. B.” van 11 Maart 1942:
,,Zwitsersche verkeersproblemen In den huidigen oorlog”.
te kimpen; het plan-Wahien voorziet in een inkrimping
van de rundvee- en varkensstapel.met 20, resp. 50 pCt.
Overigens wordt de grootste moeilijkheid gevormd
door het gebrek aan geschikte arbeidskracht. Op grond
van de Verordening op de Burgrlijke Dienstplicht kan
dwang worden uitgeoefend ten behoeve van het verkrijgen
van werkkrachten. koor de landbouw en wordt het mo-
gelijk, dat bijv.. werklozen, studenten, emigranten en ge-
interneerden onder bepaalde omstandigheden worden
opgeroepen tot het verrichten van handarbeid.
Daar – zoals we zagen — aan de andere zijde het
sociale probleem wordt gevormd door het overtollig
worden van steeds meer arbeidskrachten bij de industrie,
ligt het voor de hand de twee problemen – schaarste
aan werkkracht in de landbcuw en teveel in de industrie –
in hun mogelijke oplossingen met elkaar te combineren,
in welke richting men dan ook reeds is gegaan.
Verzorgingstoestand oan de be9olking.
Het zal na het bovenstaande wel duidelijk zijn, dat men,
ook in Zwitserland niet aan de .rantsoenering heeft kun-nen ontkomen en gaandeweg heeft men de rantsoenering
dan ook tot meederê artikelen moéten uitstrekken.
In onderstaande tabel wordt van een en ander een
overzicht gegeven. De cijfers omtrent het normaal ver-
bruik zijn ontleend aan een budgetonderzoek, ingesteld
in de jaren 1936 en 1937. Het normale verbruik per per-
soon als basis voor een vérgelijking met de rantsoenen
is uit deze budgetstatistiek echter niet exactte bepalen. Het verbruik per gezin is bekend, evenals de gemid-
delde gezinsgrootte. Het quotiënt is niet een juiste ver-
gelijkingsmaatstaf, omdat de grootte der rantsoenen’
is aangegeven voor volwassenen, terwijl kinderen waar-
schijnlijk kleinere rantsoenen hebben. Anderzijds is bekend
het aantal ,,consumptie-eenheden” per gezin, waarbij als
,,consumptie-eenheid” het gemiddelde gebruik van een vol-
wassen man geldt, en vrouwen en kinderen van de ver-
schillende leeftijden worden ,,omgerekend” tot volwas-
sen mannen (bijv. een volwassen vrouw is 0,8 volwassen
man; een 9-jarige jongen is 0,3 volwassen man).
Als we het quotiënt nemen van gezinsverbruik en
geziiisgrootte in consumptie-eenheden is de vergelijking
met de rantsoenen naar de andere kant onjuist. Daarom
moest een tussenweg worden gevolgd.
Het betreffende budgetonderzoek strekte zich uit
over 1454 gezinnen van arbeiders en ambtenaren (,,unselb-
stÈindige Erwerbende”). De gemiddelde gezinsgrootte
bedroeg in hoofden en consumptie-eenheden resp. 3,8 en
2,32. Als gemiddelde gezinsgrootte nemen wij voor de
samenstelling van de tabel 3, op grond van verschillende
overwegingen. Deze 3 zouden we dus kunnen noemen:
de gezinsgrootte in ,,rantsoenerings-eenheden”.
Rantsoenen en normaal Qerb,’uik in grammen per maand.
Artikel
Maandrantsoen
1)
Normaal ‘)
Ver-
zorgings-
Bij invoe-
ring v. d.
Momen-
Verbruik
toestand
rantsoen. teel ‘)
in pCL
1500
600
2400
25
Peulvruchtea
250 400 666
60
Suiker
………….
Macaroni
e.d.
……
750
350
Meel
griesmeel, mais
Rijst’-, haver- en
2500
..
500
}
2272
59
gerstproducten
. . .
1000
500
Spijsvet en tafelolie
750
400
711 56
450 667
68 00
‘)
522
96
Boter
……………400
Koffie, thee, cacao
.
250
250
‘)
377
66
Kaas
……………400
2000
500
7)
2611 28
Vlees
………….
3 ‘)
3
‘)
13,6e)
22
Eieren
…………….
Brood
………….
6750
6750 ‘)
6750
100
‘) ‘Ontleend aan ,,N.R.C.”, Ochtendblad, 21 Maart 1942.
‘) ,,Haushaltungsrechnungen von Familien unselbstndiger
Erwerbenden”, Sonderheft 42 der ,,Volkswirtschaft”, blz. 108.
7)
Maart 1942. ) Eerste’ rantsoenerings-maatregel. ‘) Stuks.
) Van 1 April 1942 af.
7)
Van 1 Augustus 1942 af. Bron: ,,Eu-
ropa-Kabel”, 24
Juli
1942.
29 Juli 1942
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
343
Zeep. schoenen en textielwaren zijn eveneens gerantsoe-
neerd, melk is gerantsoeneerd op basis van het verbruik
in 1939, terwijl aardappelen nog vrij zijn.
Met ingang van 1- Juli zal een geheel nieuw systeem
van rantsoenering worden ingevoerd, gebaseerd op mo-
derne wetenschappelijke inzichten in de menselijke voe-
ding. I-Ietvoornaamste kenmerk is eensterke detai]lering
van de rantsoenen naar gelang van leeftijd en aard van
de verrichte arbeid.
Van rantsoenering naar prijsbeheersing, ,,il n’y a qu’un
pas”. Beide begrippen zijn in oorlogstijd onverbrekelijk
met elkaar verbonden; immers, rantsoenering zonder prijs-
beheersing zou uitlopen op een uitgebreide handel in distributie-bescheiden, terwijl het omgekeerde – voor
dagelijkse levensbehoeften althan – leidt tot veld-
slagen voor de winkeldeuren.
Vergeleken met September 1939 steeg tot het einde van
1941 het prijs-indexcijfer van importgoederen met 136 pCt.,
dat van de groothandelsprijzen met 85 pCt. en het index-
cijfer van de kosten van levensonderhoud met 34 pCt.
Sterke sociale spanningen waren het gevolg vaft de
stijgende kosten van levensonderhoud. Voortdurend heeft
men loonsverhogingen geëist en wel tot een gelijk për
–
centage als de stijging van de kosten van levenonderhôud.
In principe wilde de Regering geen – of een geringe –
loonsverhoging, om niet in de bekende vicieuze cirkel van stijgende prijzen en lonen te geraken. Tenslotte is
men het eens geworden over een loonsverhoging met
globaal 15 pCt.
De prijscontrôle is voortdurend uitgebreid en geïnten-
siveerd, waarbij het de politiek der Regering was om vooral
de prijzen der eerste levensbehoeften niet te laten stijgen.
De broodprijs_ die men wegens de vrij sterk gestegen
kosten in de landbouw niet zonder nadere maatregelen
op het oude peil kon handhaven, werd laag gehouden
door middel van subsidies uit de Staatskas.
Openbare financiën en Centrale Bank.
Tenslotte zullen wij hier het financiële aspect der
boven aangeduide problemen in het kort belichten.
Ook daarbij blijkt de grote verbondenheid van deze
vraagstukken. Bij de openbare financiën toch staan de
zeer hoge defensie-uitgaven in het middelpunt en zij
vormen – in combinatie met de rantsoenering en de
prijsbeheersing – één van de wijzen, waarop zwevende
koopkracht ontstaat, welke in dit kader één van de be-
langrijkste problemen vormt.
De buitengewone defensie-uitgaven zullen einde 1942
ongeveer het bedrag van 4700 mill. Zw. frs. bereiken
(ter vergelijking diene, dat het nationale inkomen in 1938 rond 8200 mill. Zw. frs. bedroeg).
Een tweede wijze, waarop -zwevende koopkracht ont-
staat, is het liquidatieproces in het bedrijfsleven, waar door de vermindering van voorraden enz. steeds meer
gelden vrijkomen.
Tenslotte een derde wij ze van ontstaan – in Zwitser-
land quantitatief wellicht de meest belangrijke – nl. de
aankoop door de Centrale Bank van buitenlandse de-
viezen, haar aangeboden doör ingezetenen, vanwege de
steeds kleiner wordende mogelijkheid tot goederen-
import. Hierbij komt nog, dat van het ,derde kwartaal
van 1940 af – in tegenstelling met voordien – er een
netto-saldo verkopen van Amerikaanse effecten is ont-
staan; een repatriëring van Zwitsers kapitaal dus, •die,
via aankoop van deze saldi door de Centrale Bank, de
stroom naar de binnenlandse geldmarkt nog meer heeft
doen aanzwellen.
1-Jet is de politiek van de Zwitserse Regering geweest,
de grote defensie-uitgaven niet inflatoir te financieren,
d.w.z., zij heeft getracht de benodigde middelen te ver-
krijgen uit belastingen en consolidatie-leningen.
De volgende
–
nieuwe belastingen werden in de loop
van 1940 en 1941 ingevoerd:
le. Het ,,Wehropfer”, e’en vermogensheffing ineens
van natuurlijke en rechtspersonen. Het percentage is pro-
gressief en varieert van 11 tot 3. De inning wordt
over drie jaar verdeeld en de opbrengst wordt geschat op
510 mill. frs. . –
2e. De ,,Wehrsteuer”. Deze bestaat uit twee gedeelten:
een progressieve inkomsten- met aanvullende ver-
mogensbelasting. I-Iët maximum-percentage bedraagt 6,5,
resp. 3,5;
een belasting aan de bron van de opbrengst van
waardepapieren en creditsaldi. Het tarief is 5 pCt.,
terwijl men de opbrengst schat op 80 mill. frs.
3e. De ,,Kriegsgewinnsteuer”, een belasting op de
oerwinst boven een normale winst. Het percentage va-
rieert van 50-70 pCt. De opbrengst wordt geschat op
100 mill.’ frs. – – –
4e. Een ,,Wahrenumsatzsteuer”. Zij bedraagt 2 pCt.
van detail-leveranties en 2 of 3 pCt. op engros-leveranties.
-De opbrengst zal naar schatting 50 mill. frs. bedragen ).
Naast belastingheffing heeft de Bondsregering, vooral
in
–
1941, in belangrijke mate zijn toevlucht tot leningen
môeten nemen.
Emissies Qan obligaties in miii. frs.
1)
1939
1942
(le)
cl
•a
.o
a
Cd
a
b.
—
,-
E-
Staat
350
1150 320 400
400
Andere pubi.
lich
…..
57 68
–
198 100
100
28 82
9
88
–
Pandbrieven
57
..
126
32 77
101
390
20
‘)
Banken
………..
Electriciteitsbedrijven
45
61
44 10 10
Bedrijfsleven
9
7
47
Totaal
………
1961
1261
600
1
77
11628
1
7101
5301
510
‘) Ontleend aan ,,Monats-Bulletin der Schweizerischen Kredit-
anstalt”, Dec.
1939,
Dec.
1940,
Dec.
1941,
Maart
1942
‘) Gedeeltelijk.
.
–
Het grote bedrag aan conversies in 1941 houdt verband
met de dalng van de rentestand: het gemiddeld obligatie-
rendement daalde van 3,75 pCt. in Dec. 1940 tot 3,04 pCt.
in Juli 1941 en is zich sindsdien rond de 3 pCt. blijven
bewegen. –
Van de geplaatste leningen der Regering waren de
rentetypes:
270 mill. frs. h 2j pCt. (Looptijd 5 jaar.)
280
3
(
6
720
3
(
12
–
of 15 jaar.)
630
1
)
;,
3
+
4
. (
10 ,, 12
‘) Een gedeelte hiervan,
fl1.
225 miii.
frs., is een gestaffelde lening;
de eerste vier jaren bedraagt de rente
3j
pCt., daarna
4
pCt.
•
De overige
125
miii. frs. draagt
3j
pCt. rente.
Aandacht verdient nog de korte looptijd van enkele
der Bondsemissies, nl. 280 mill. frs. met een looptijd van
zes jaar en 270 mill. frs. met een looptijd van vijf jaar.
Beide emissies waren oorspronkelijk groot 100 mill. frs.,
maar wegens het zéér grote succes – zij werden namelijk
overtekend met 200, resp. -180 mill. frs. – werden zij
verhoogd tot 270 en 280 mill. frs.
Dit houdt verband met de grote liquiditeit van hetbe-
drijfsleven; men wenst de vrijgekomen gelden uiteraard
niet voor zeer lange tijd te beleggen en hieraan is de
Overheid dus op deze wijze tegemoet gekomen.
Zoals uit het voorafgaande reeds-is op te maken was
de Zwitserse geldmarkt zéér ruim. Na een tijdelijke ver-
krapping omstreeks het midden van 1940, vooral door
psychologische oorzaken (oppotting van bankbiljetten)
‘) De technische uitwerking van deze belasting is ons niet bekend;
vast staat evenwel, dat er maar ténmaal wordt belast, hetzij op
detail-, hetzij op engros-leveranties.
344
ECONOMISCH-STATISTISCHE ‘BERICHTEN
29 Juli 1942′
is de geidmarkt steeds ruimer geworden. Naost de reeds genoemde oorzaken heeft hiertoe eveneens meegewerkt
de opheffing van het Yaluta-Egalisatiefonds in de loop van 1940, waardoor in totaal rond 500 miii. frs. is vrijgekomen.
De biljettencirculatie vertoonde – na een stijging in
1940 van 2 milI. Zw., frs. op ruim 2,2 miii. Zw. frs. –
in 1941′ een rustig beeld en bedroeg eind 1941 2,3 miii.
frs. WAan het einde ‘April 1942 vertoonde de biljetten-
circulatie zelfs weer een daling tot op ruim 2,2 milE Zw. frs.
Globaal ..oye,zicht pan de financiële positie
1)
in mill. frs.
0
0
‘
Dekking
uit
…
ç.,
-,.,.,
eo
nn
bO
0
r
.
‘
I
‘-
OW
1940
30
i
‘1
350
2776
1941
84
4700
‘1300
830
3661
1942
109
J
)
2400
1)
Berekend aan de hand van verstagen van de ,,Schweizerische
Nationalbanlc” alsmede van het ,,Monatsbulletin der Schweizeri-
scheu Kreditaflstalt”, Maart
1942. –
1
Uit bo”enstaande tabel kan. gevoge1ijk de conclusie
wdrden getrokken, dat. in 1942 nog meer Zwitserse
statsieni’ngen zijn te verwachten. Immer er is nog een
niet geconsoiideerd ‘begrotingstekort van 2400 millioen
Zw. francs, terwijl noch de- politiek van_de Regering,
noch
1
de ‘ruimte van de geldmarkt de verwachti’ng wet-
tigen; dat dit tekort in deze omvang ôp korte termijn
1
zou moeten worden gefinancierd.
De’ deviezenpoiitiek stelde de Centra]e Bank voor grote
moeilijkheden, nl. doorde blokk’ering der Zwitserse saldi
door de Verenigde Staten op 14 Juni 1941.
Op 20 Juni d:a.v.werden de bepalingen enigszins ver-
zacht, zo mocht men beschikken over deviezen, bestemd
voor het verkeer met niet-geblokkeerde.l’anden, niettemin
bleef het dus niet mogelijk, de deviezenreserves optimaal
– ten aanzien,van de-verzorgingstoestand van het land
– aan te wenden.
Begin Mei van dit jaar zijn door de Verenigde Staten
1 de Zwitserse saldi, tegelijk met de, Zweedse, de Spaanse
en de Portugese saldi vrijgegeven, op voorwaarde, dat de
betreffende bedragen ,,uitsluitend ten piofijte van en
voor het gebruik door hun eigen onderdanen zullen wor-
den bestemd”.
De goud- en deviezenvoorraad vertoonde het volgende
beeld:
–
Febr. 1938 ………’. 4
miii. Zw. frs.
Juni’ 1939
……….3,2
Juni 1940 ……….2,6
Juni .1941
……….3,7
December 1941
–
……. 3,6
Het lâatste bedrag bestond uit 2,9 miii. aan goud en
uit 0,7 miii. aan dèviezen; een groot deel van de dollar-
tegoeden werd ni. in goud omgezet door de Centrale Bank.
Zoals men uit bovenstaande tabel ziet, was er tot Juni
1940 een belangrijke achteruitgang van de deviezen-
voorraad te constateren, die ‘onder meer toe te schrijven
was aan het wegvallen van het vreemdeiingenverkeer
sinds het uitbreken van de ooriog. Na het midden van 1940
werd dit echter veel meer dan gecompenseerd door een
repatriëring op grote schaal van Zwitsers kapitaai, waar-
door de goud-S. en deviezenvoorraad zich grotendeels weer
heeft -kunnen herstellen.
J. ZIJLSTRA.
INGEZONDEN STUKKEN
BIEGOINGS
VRAGEN.
Dr. B. H. Holboer schrijft ons:
Het artikel ,,Beleggingsvragen” door W: J. v. d.
,Woestijne in het nummer van 8 Juli 1942, waarvan de
strekking voor vele uit hun evenwicht geraakte beleggers
zeker van belang is, geeft mij aanleiding tot een enkele
opmerking.
De heer v. d. Woestijne laat den beiegger de vraag
stellen: Moet ik mijn kapitaal in aandeeien of obligaties
beleggen? En hij beantwoordt deze ‘vraag, door 6r op te
wijzen, dat dit een kwestie van koersen is. Prijzen en
rendementen mogen nooit uit het oog worden veribren.
Ik vraag mij af, of de serieuze belegger met dit ântwoord
iets verder gekomen is.
De belegge, aangenomen dat hij volkomen vrij staat
in zijn keus tusschen aandiei en obiigatiè, heeft zeer
exacte gegevens over de obligatie ter beschikking. De
koers, het rentepercentage, de uitloting zijn bekend.
Desgewenscht met hulp van de door vele banken en corn-
missionnairs regelmatig uitgegeven overzichten en ta-
bellen kan hij tot een nauwkeurig inzicht in prijs en
rendement komen. De eenige onzekere factor betreft
de soliditeit van de obiigatie-debitrice.
Van het aandeel is hem het verleden bekend en de koer,
Het toekomstig rendement – hetwelk bepaalt of een
koers al of niet te hoog is – kan niet aan de hand van
exacte gegevens worden vastgesteid. De. belegger kon daaromtrent een zekere ,,feeling” hebben; hij kan – het
schatten, ma&r hij heeft niet de minste zekerheid dat
liet resultaat van deze ,,feeling” of schatting ook inder-‘
daad gelijk zal zijn aan de werkelijkheid, of deze althans min of meer zal benaderen. Het verledenvan een aandeel
kan aanwijzingen geven, doch bepalend zijn deze indices
zeker niet. –
De belegger, die wacht op een gemotiveerd antwoord
op -de vraag aandeel- of obligatie, zal derhalve niet tot
een conciusie kunnen komen.
In het bovenstaande werd aangenomen, dat de beleg-
ger bij zijn keus tusschen aandeel en obiigatie volkomen
vrij was, dat hij zich dus uitsluitend kon – laten leiden
door de resp. koersen van deze beleggingsobjecten. Ik
meen echter, dat deze veronderstelling in het algemeen
,niet mag worden gemaakt. De belegger staat niet vrij
in zijn keus, wil hij verantwoord zijn. Gezien de vele
onzekere factoren, welke de vermogensbestanddeelen’
beheerschen en zullen beheerschen, is de solide belegger
• namelijk’ verplicht zijn vermogen zooveel mogelijk ge-
-differentieerd te beleggen, een zoo groot mogelijke risico-.
verdeeling toe te passen. ‘De belegging, van een vermogen
dient dus verdeeld te v,’orden over onroerend goed, hypo-
thecaire vorderingen, aandeelen en obligaties (pand-
brieven), terwiji in deze verdeeling nog weer een zoo
groot mogelijke onderverdeeiing aan te brengen is, Op
deze wijze blijven niet te voorziene verliezen steeds be-‘
perkt, terwijl deze meestal geheel of
,
gedeeltelijk compen-
satie kunnen vinden in niet voorziene winsten op andere
objecten.
De vraag aandeel of obligatie treedt in het kader van
deze beleggingspolitiek eerst in de tweede plaats op.
De kwestie is dan alleen van belang, indien men binnen
de bestaande verhoudingen tusschen de verschillende
b,eieggingssoorten kleine verschuivingen wenscht aan te
brengen. Hier kan .men zich door zijn ,,feeling” of door
schatting laten leiden, daar het voor den belegger om
tslechts relatief kleine bedragen zal gaan.
– Mochten beleggers’ de verhouding tusschen de ver-
:schiliende vermogensbestanddeelen uit het oog verloren,
hebben en bijv. tot een relatief te groot belang bij aan
deeien zijn overgegaan, dan, dienen zij zich te realiseeren,,
dat hun, belegging gedeeltelijk in een speculatie is ver-
anderd. Het is de verdienste van den heer Van de Woestijne,
29 Juli 1942
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
345
nog eens speciaal de aandacht gevestigd te hebben op de
risico’s, welke aan een dergelijke speculatie onder de
huidige omstandigheden zijn verbonden.
OVERHEIDSMAATREGELEN OP
ECONOMISCH GEBIED.
HANDEL EN NIJVERHEID.
Aardolieproducten. Nadere voorschriften inzake inleve-
ring en bewerking van gebruikte smeerolie, aanvullende
bepalingen met betrekking tot het verbruik van speciale
benzine. (E.V. 17/7/’42, pag. 897; Stct. Nos. 130 en 133).
Advertenties. Vaststelling van richtlijnen voor het
plaatsen van advertenties in nieuwsbladen en tijdschriften.
(E.V. 10/7/’42, pag. 866; Stct. No. 129).
Arbeidszaken. Vaststelling van een bindende regeling
van bonen en arbeidsvoorwaarden voor de werknemers in de suikerindustrie. Nadere regeling van arbeidsvoor-
waarden in de metaalnijverheid. (BV. 10/7/’42, pag. ‘867;
Stct. Nos. 125 en 128).
Bakkerij. De toepassing van eenige bepalingen van het
,,Vestigingsbesluit Brodbedrijven” betreffende de mini-
mum-eischen van handeiskennis bij voortzetting door een
anderefi beheerder, is uitgesteld tot 1 Juli 1943. Verlenging
van de saneeringsmaatregelen voor Amsterdamsche bak-
kerijen met 1 jaar tot 1 Juli 1943. (E.V. 3/7/’42, pag. 834;
10/7/’42, pag. 868; Stct. Nos. 123 en 125).
Buitenlandsche handel. Nadere bepalingen inzake den
uitvoer van bloemkweekerijproducten en bloembollen.
(E.V. 10/7/’42, pag. 866; Stct. Nos. 128 en 129).
Drukwerk. Aanzienlijke beperking van de vervaardiging
van zgn. familiedrukwerken. (E.V. 17/7/’42, pag. 898;
Stct. No. 134).
Goederen voor Duitsche Wecrmacht. Voorschriften in-
zake verpakking van goederen voor de Duitsche Weer-
macht, waarbij ingesloten opgave van de namen van
degenen, die de verpakking verzorgen alsmede van den
inhoud verplicht is. (E.V. 17/7/’42, pag. 896; Stct. No. 139).
Handel. Beperkende bepalingen inzake het verhandelen
van isolatieband, instelling van inschrijvingsplicht voor
handelaren in vloerzeil hij de sectie Linoleumindustrie van
het Rijksbureau voor Verwerkende Industrieën, vervoer-
verbod voor ruwe wol, beperking van den handel in asfalt-
producten, maatregelen inzake den handel in en het ver,-
voer van teenhout en stokken, nadere bepalingen inzake
den handel in stroovlas, beperking van de aflevering van
zgn. persdraad, wijziging van de Handelsregisterwet o.m.
met betrekking tot de heffing van inschrijvingsgelden en
het heffen van opcenten hiervan. (BV. 3/7/’42, pag.
831/32 en 834; 10/7/
1
42, pag. 866; 17/7/’42, pag. 896/97;
Stct. Nos. 123, 124, 128 en 132; V.B. No. 16).
Hout. Nadere voorschriften inzake het be- en verwerken
van naaidhout. (B.V. 17/7/’42, pag. 898; Stct. No. .133).
Industrie. Maatregelen inzake beperking van het afwer-
ken van machines en apparaten. Nadere beschikking in-zake het be- en verwerken van vaste brandstoffen en de
productie van turf. (E.V. 3/7/’42, pag. 832; 10/7/’42, pag.
867; Stct. Nos. 123 en 128).
Nationale Plan. -Nadere besluiten inzake de instelling
van een Rijksdienst voor hét Nationale Plan. (BV. 10/7/’42,
pag. 868; Stct. No. 129).
Organisatie bedrijfsleven. Mededeeling inzake aanmel-
ding bij de vakgroep. ,,Tusschenpersonen” van de bedrijfs-
groep ,,Schadeverzekering”.
-Instelling van de vakgroepen Tusschenpersonen in huiden en Ieder, in kapok, ‘in onroerende goederer, in
rubber, in oliën, vetten en oliezaden, in kunstmeststoffen,
in melkproducten, in koffie, in specerijen, in suiker, in ge-
droogde zuidvruchten en tabak, in thee, in groenten en
fruit, in kaas, in cacao, in machines, in hout, in katoen en
celvezels, in alcoholhoudende dranken, in visch, in wol,
in electrotechnische producten. (E.V. 3/7/’42, pag. 830;
Stct. No. 119).
Instelling van de vakgroep Groothandel in medische
en pharmaceutische artikelen, van de vakgroepen Tusschen-
personen in sanitaire artikelen, in bloembollen, in papier
en papierwaren, in textielgoederen, in speelgoederen, ga-
lanterieën, huishoudelijke, luxe, rookers-, sport- en aan-
verwante artikelen, in huishoudelijk glas, porcelein en aardewerk, in cellubose en houtslijp, in granen, van de
vakgroep Detailhandel in boeken, kantoorbenoodigdheden
en postzegels, alsmede van de Bedrijfsgroepen Lederver-
werkende ambachten, Metalenverwerkende ambachten,
Bouw- en Aardewerk-ambachten met verscheidene vak-
en ondervakgroepen. (E.V. 10/7/’42, pag. 865/66 en 868; 17/7/’42, pag. 899; Stct. No.s 125, 126, 127 en 128).
Prijsregeingen. Nadere prijsvoorschriften met betrek-
king tot de prijsvorming van ingevoerde goederen, prijzen
van gebruikte goederen, maximum-prijzen voor rozijnen,
maximum-prijzen ruw ijzer en walsproducten, prijzen van
generator-anthraciet, prijzen spiering en pos, maximum-prijzen voor gemengd meel, statiegeld flesschen, prijzen
van fijne zaaizaden, zaaiwikken, zaailupinen, glucose en
suikerbietenzaad, prijzen van zuurkool en prijzen en
leveringsvoorwaarden voor bepaalde soorten rijsmateria-
len. (E.V. 3/7/’42, pag. 830/31/32; 10/7/’42, pag. 866;
17/7/’42, pag. 896/97/98; Stct. Nos. 118, 120, 122, 123,
124, 126, 129, 130, 132 en 134).
LANDBOUW EN VOEDSELVOORZIENING.
Groenten
en fruit. Nadere voorschriften inzake het
pachten van ongeoogste pruimen, appelen en peren in het
jaar 1942. Nadere beperkingen inzake de aflevering van
groenten en fruit aan consumenten rechtstreeks door telers.
(E.V. 3/7f’42, pag. 833; 17/7/’42, pag. 896 en 899; Stct.
Nos. 123 en 132).
STATISTIEKEN.
DTJITSCHE RIJKSBANK.
–
(In miii. R.M.)
Goud
Rent
en-
Andere
vAssels,
1
Data
1′
en
deviezen
bank-
scheine
Belee
chèques en
schat.kistpapier
fltflQ8fl
15
Juli
1942
1
76,9
266,2
22.646,8
1
17,9
10
1942
,,
1
76,7
251,2
22.690,1
1
17,3
1
1942
1
76,9
247,4
22.135,1
1
16,4
23 Aug. 1939
77,0
27,2
‘
8.140,0
1
22,2
Data
Ej/ec-
Diverse
1
Circu-
1
Rekg.-
1
Diver8e
ten
Activa
latie
1
Crt.
1
Passiva
15
Juli ’42
18,2
1.155,5
1
20.436,9
1
2.712,9
1
528,9
10
,,
’42
1
19,3
1.293,5 20.731,5
2.694,0
1
514
1
,,
’42
1
19,8
1.569,3
20.316,6
1
2.757,8
.
1
473,9
23 Aug. ’39
1
982,6
1.380,5
1
8.709,8
t
1.195,4
1
394,2
GEZAMENLIJKE STATEN VAN DE NATIONALE BANK VAN
BELGIË EN VAN DE EMISSIEBANK TE BRUSSEL.
(in miii. Francs)
e
‘
It
‘E
a’
n
•
•3•
-u’-
_i
–
,
e
o•_
0
0
16 Juli’42
42
.
26
7 ö
iTo
ÖÏ
TII
T
9
,,
’42
41.367
464
21.255 2.070 57.246 3.847 3.323
2
,,
42
41.190
530
21.021
2.059
56.744
3.842
3.474
24 Juni’42
40.693
486
20.510
2.021
55.806 3.903
3.257
18
,,
’42
40.382
471
20.707
2.012
55.501
3.804 3.524
8 Mei ’40
23.606
5.394
695
1.480 29.806
–
909
ML
DE NEDEBLANDSCEE BANK.
Voornaamste posten In
duizenden guldens.
1
Gouden
1
Andere Dek
Circu-
Beschikb.
Data
1
munt en
1
latie
bpeischb.
dekkings-
k.nos-
I
muntmater.
1
.
8ChUtden
saldo
perc.
27
Juli’421
938.869
1
2.451.255
148.212 1.155.219
t
36
20
,,
’42j
938.919
1
2.426.711
143.860
1.143.405
1
37 13
,,
‘421
938.914
1
2.413.040 148.083
1.102.797
37
6
Mei
‘401
1,160.282
1
1.158.613 255.183
607.042
1
83
1
Totaal
1
Schatkist-
I
Betee-
Pamer
1
Div.
–
Data
bedrag
prom.
ningen
t
1
reken. disconto’s
t
rechtstr,
buiteni.
1
(act.)
27 Juliî
151.000
151.000
t
146.531
1.179.384
20
,,
’42
145.000
145.000
1
153.941
1.140.800
178.889
~
161.785
13
,,
’42
195.000
t
195.000
t
144.451
1.114.877
159.847
6 Mei ’40
9.853
1
–
1
217.726
750
120.648
Verkorte balans op 27 Juli 1942;
Activa.
Binnen!.
Wissels,
.SHfdba.
t
151.000.000
Promessen, enz
Bijbank
–
Agentsch.
–
Papier op
het
bultenlnd
..
t 1.17.383.677•
Af: Verkocht maar voor de
Bank nog
niet
afgeloopen
–
l3eleeningen mcl.
1.179.383.677
voorschotten in
ÇHfdbank.
t
133.478.55
1
)
rekening-courant
BiJbank.
1.598.609
op onderpand
Agentsch.
11.453.808
146.530.975
346
/
29 JULI 1942
Op Effecten
enz.
……….
t
146.395.413
t)
Op Goederen en Ceelen ……..
135.562
146.530.975 ‘)
Voorschotten aan het Rijk
………………..
15.000.000
Munt en muntmateriaal:
Gouden
munt
en
gouden
muntmaterjaaj …………t
938.869.430
Zilveren munt, enz.
……..
..
6.229.103
,,
Belegging van kapitaal, reserves en pensioenfonds ,,
945.098.533 60.658.076
Gebouwen en meubelen der Bank
…………
4.000.000
Diverse
rekeningen
……………………..
161.784.543 2.663.455.804
Passiva.
Kapitaal
…………………………….t
20.000.000
Reservefonds
………………………..
…8.050.923
.
Bijzondere
reserves
……………………..
.19.564.874
Pensioenfonds
………………………….
13.142.399
Bankbiljetten In omloop
………………..
2.451.254.680
Bankasslgnatl8n in omloop
………………..
16.982
Rek.-Courant
5′
Van het Rijk
t
–
saldo’s
1, Van anderen
,,
148.195.674 148.195.674
Diverse
rekeningen
……………………..
3.230.272
t 2.663.455.804
–
STAND VAJ ‘s.RIJKS
KAS.
Vorderingen
1
15 Juli 1942
1
23Juli 1942
Satdov an ‘s Rijks Schatkist –
bij cie Nederlandsche Bank
1
21.743.433,40 t
–
Saldo b. d. Bank voor Ned.
Voorschotten op ultimo Juni
425.125,54
,,
186.858,27
1942
aan
de
gemeenten
verstrekt
op
aan
haar
uit te keeren hoofdsom der
Gemeenten
…
………….
pers. bel., aand. in de hoofd-
:
som, der grondbel. en der
gem.fondsbel., alsmede opc.
op die belastingen en op de
15.057.377,62
15.057.377,62
Vorschotten aan Ned.-Incii0′)
,, 218.978.127,63
,,
214.028.127,63
Idem voor Suriname ‘)
2.846.332,76
,,
7.871.332,76
vermogensbelasting
………
Idem
aan
Curaçao
1)
250.283,23
,,
280.283,23
Kasvord.
wegens
cradietver-
strekking a. h. buitenland
,,
24.923.944,08.
21.285.253,22
Daggeldleeningen tegen onder-
–
–
pand
……………………..
126.386.174,88
,,
111.394.748,80
Saldo der postrek. van Rijks-
Vordering op het Alg. Burg.
comptabelen
……………
Pensioenfonds
1)
Vordering op andere Staats-
……..
bedr. en instellingen
1)
33.413.915,87
,,
33.469.622,52
V e r p ii c h t
i n g e n
Voorschot door de Ned. Dank
ingevolge art. 16 van haar
octrooi
verstrekt
……..
t
15.000.000
Voorschot door de Ned. Bank
–
in reken.-cour, verstrekt
,.,,
–
1.747.806,79
Schuld
aan
de
Bank voor
Ned. Gemeenten
–
Schatkistbiljetten
in
omloop
,, 110.106.000,-
,,
110.106.000,-.
Scbatkistpromessen in omloop
,,2485.800.000,-‘)
,,2445.900.000,-‘)
Daggeldleeningen
..
t
–
,,
–
120.063.139,-
119.276.715,-
Schuld
op
ultimo
Juni
1942
aan
cie
gem.
weg.
a. h. uit te keeren hoofds. d.
pers.bel., aand. I. d. hoofds.
d. grondb. e. d. gem. fondsb.
……
aism. opc. op die bel, en op
Zilverbons in omloop
……….
de vermogensbelasting
Schuld
aan
het
Alg.
Burg.
Pensioenfonds’)
……..
Id.
aan
het Staatsbed,r. der
1.313.561,78
,,
26.781.459,11
P.
P. T. en T.
‘)
…………
…….
,,
283.719.289,29
aan andere Staatsbedrij-
ven ‘)
…………………20.287.940
….297.376.715,82
15
,,
19.287.940,15
Id.
aan div. Instellingen ‘)
..,,
403.736.483,’36
405.261.696,42
‘)
In
rekg. cr1. met ‘s Rijks Schatkist.
‘)
Rechtstreeks bij De
NiderI.
Bank geplaatst f184.000.000,-.
‘)
Idem f135.000.000,-.
Beschikbaar dekklngssaldo
………………
f1.155.218.940
Minder bedrag aan bankbiljetten In omloop dan
waartoe de bank gerechtigd is
…………..
2.888.047.350
Schatkistpapier, rechtstreeks hij de bank onder-
gebracht
…………………………….
151.000.000
‘) Waarvan aan Nederlandsch-Indl8 (Wet
van
15
Maart 1933, Staatsblad
No. 99)
52.706.500
Alfabetische Index Overheidsmaatregelen op Economisch gebied
(Zie
voor
den
alfabethischen
idex
Overheidsifiaatregelen
in
1941
het
Jaarregister
1941,
laatste
bladzijde.)
Aardappelen
……..
Blz
33,
47, 248,
314,
335
Blz
Kaas
………………….75,
227,
3
–
I5
Rubber
………………..
Blz.
113, 123,
305
Aardolieproducten
…………..102,
345
Kamers van
Koophandel
……..47, 184
Slachtvee
…………
33, 59, 67, 248,
272
Accijns
………………..
33,
185,
195
Kantoorniachines
……………….156
Smeerolie
………………………
-102
Advertenties ……………………
Afval
……………………….
345
165
Kapok
……………………101,
165
Keramische
Industrie
……….58,
194
Spaar- en
hetaalzegelkasbedrif
..
102, 227
j
Spertijden
Kleinbedrijf
……….75,
123
Arbeidszaken
113,
189,
215,
227,
248,
272,
Klompen
……………………..272
Suikerbieten
……………………
205
305, 325, 345
Kunstmest
………………59, 215,
335
Surrogaten
……………………
155
Bakkerij
………………….
Bank- en Credietwezen
335, 345
……….33,195
Kweekerij
…………………….
..59
Landbouw 33, 47, 59, 67, 75, 85, 93, 102, 155,
Tabak ………………..
Tankgas
……………………..
47, 58,113,
195
205′
Bankwet
1937
………………..
195
165, 195, 205, 215, 227, 248,
305
Textiel
……………………
102, 325
Bedrijfsvorm
………………….
59
Landstand, Nederlandsche
. . . .
33,
102, 272
Tuinbouw
………..33,
59,
102,
205,
227
Bedrijfsorgariisatie Vee en Vleesch 59, 305,
Leeningtonds
1940
……………….102
Turf
……………………..
59, 335
Belastingen
……..
–
315
33,
59,
227,
248, 305
Loonbelasting
………………….335
Machines
……………………..215
Tweelandenorganisaties
Uien
…………………………..
…………..59
33
Bindtouw
……………………
33, 215
Meel en -producten
……………101,
195
Tarkens
………………..
59, 227, 315
Binnenscheepvaart …..
59, 156, 238,
248
Melk- en -producten
…………..33,
205
Vee 67,
165,
185, 195, 205, 227, 248, 272, 315
Bloemkweekerij
………………….
155
Merkengeld
……………………-
113
Veenproducten
…………………
113
Boschbouw
…………………….
185
Metalen
– .
47, 58, 75, 155, 184, 195, 227, 238
Veevoeder
………………
47, 102, 238
Bouwnijverheid
……….
47, 58, 113,
325
Middenstand
…………..195,
215,
272
Vennootschappen
………………325
J3uitenlandselie Flandel
47, 59, 75,
101,
113,
Mijnbouw
………………………305
Vennootschapsbelasting
.
….
227,
305, 335
155, 204,
215,
227,
238,
272,
314, 325, 345
Motorbrandstof
. . .
58, 165, 215,
305, 325
Verf en -grondstoffen
………..102,
–
165
Chemische Industrie ………..
58, 184,
248
Nationale
Plan
…………….101,
345
Vermogensbelasting
…………
227, 305
Deviezeswerkeer
……..
33, 59m 167, 335
.
Nederlandsche Coöperatieve Raad
.
….
194
Vervoerswezen
:
………
59, 102,
–
lOS,
248
Diamant
……………………..
113
Nicotine
……………………..102
Vestigingseischen
……………..
-102
Diviclendbeperking
…………..
/
Drankwet
59, 335
OliOn
en
vetten
……102,
195,
215,
305
Vezelstoffen
……………………
215
–
……………………
58
Omzetbelasting
. . .
59,
102, 227,
315, 335
Visscizerij
33,
59,
102,
123,
215,
305, 325
Drukwerk
.
,
………………….345
Economische
Sancties
…………..194
Ondernemingsbelasting
…………..
–
227
Oorlogsschade
…………..
–
123, 184,
195
Vlas
………………..59,
75,
227,
248
Vleesch
……….59,
165,
185,
205,
315
Eieren
……………………….
248
Oost-Compagnie, Nederlandsche
……
3-14
Voederhieten
…………………
215
Electriciteit
……………………
334
Organisatie Bedrijfsleven, 47,
102, 1-13, 123,
Voedselvoorzigning 33, 47, 59, 75, 123, 155,
Electrotechnische
Industrie
……….58
–
165,
–
195,
204,
215,
227,
238,
248,
305,
314,
–
185, 205, 227
Fruit
………………….
59, 315, 345
,
325,
335,
345
Vijandelijk vermogen
………,,,..
215
Garnalen
……………………..
123
Paarden
……………………..215
Warenwet
……………………
305
Gas
…………………………
334
Pacht
……….
67,
102,
123,
165,
335
–
‘tVol
…………………………
205
Gasgeneratoren
………………..
325
Papier
………58,
102,
195,
204,
215,
335
‘Vtîijnbelastlng
………………….
33
Gevogelte
……………………47
Goederen’ voor Duitsche Weermachi
.. 345
Pelteriien
……………………..
….58
Pensionbedrijven
.
…………….58,
248
Zaden 47, 59,
102, 123,
Zuidvruchten
……………………
156,
195,
205,
335 195
Gort
…………………………
335
Peulvruchten
………………….205
Zuivel
……………………..
227, 335
Grafische
Industrie
……….
58,
75,
196
Pluimveehouderij
…………..165,
248
Granen
……………………….
205
Postverkeer
……………………59
Grasland
……….
33,
67,
85,
155, 205
Prijsregeling 47,
58,’75,
101,
113,
–
123,
155,
Groenten
……….
33,
155,
315,
335,
345
165, 184, 195, 204, 215, 227, 238, 248, 305,
–
Handel
. .
204, 215, 227,
238, 248, 314, 325,
314, 325. 335, 345
345
Radio
……………………….
–
47
Hennep
………………………
205
Rantsoeneering
………………..227
Hooi
…………………………
335
Registratierechten
………………59
Hout
…………….
248, 272, 335, 345
Restaurants
‘
……………………75
Industrie
………………238,
248, 345
Rijwielen
…………………….
47,
123
–
F.
I299f3.
– Verantwoordelijk voor
het redactioneele gedeelte: Drs.
M. F. J.
Cool, te Rotterdam.
– Verantwoordelijk
‘voor de
advertenties: H.
A. M.
Roelants, Schiedam. – Uitgever: H.
A. M.
Roelants,
Schiedam. – Drukker: H.
A.
M. Roelants, Lange
Haven
141,
Schiedam,.-
K 2193.
“1