Ga direct naar de content

Jrg. 27, editie 1380

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juli 1 1942

1 JULI 1942

E

richten

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER

27E JAARGANG

WOENSDAG 1 JULI 1942

No. 1380

4

U/ie
van de leden of abonné’s

is bereid aan de redactie

ter beschikking te stellen:

N.V.’

No. 633 van 14 Febr. 1928,

Stoemvaart-Mij.. ,,Nederiand”

No. 646 van 16 Mei 1928,

Amsterdam

No. 658 van 8 Aug. 1928,

No. 660 van 22 Aug.1928,
No. 667 van 10 Oct. 1928,

en het REGISTER 2e half-
jaar 1927.

N

Redactie

Economisch-Statistische
• Rotterdamsche Lloyd


Berichten.

Rotterdam

Koninki.
NederlandBche Boekchukkerij

1

HIÂIM.ROELANTS

SCHIEDAM

Onze terzake-kundige staf is te allen

tijde voor gratis advies te Uwer

beschikking.

Tel. 69300 (3 lijnen)

Wat is de

HO’LLERITH

Boekhoûd en Statistiek-DI
EN ST

Deze dienst vormt een afdeeling van ons bedrijf,

die over een uitgebreide, moderne WATSON

Machine Installatie (HOLLERITH Systeem) beschikt,

alsmede over een staf van deskundig bedienend

• personeel, om
alle administratieve werk-

zaamheden en statistieken,
tegen een redè-

lijk tarief, feilloos en snel volgens het HOLLERITH

Systeem uit te voeren. –

Vraagt nadere Inlichtingen aan de

WATSON BEDRIJFSMACHINE MAATSCHAPPIJ N.V.

HOOFDYERTEGENWOORDIGING VOOR NEDÈRLAND DER
INTERNATIONAL BUSINESS MACHINES CORPORATION te

NEW-YORK.
Frederikspleln 34,.Amsterdam C – Telef. 33656-31856

Economische

aspecten der

internationale

migratie

door

Dr: A. Winsemius

29ste
Publicatie van

het NederlandscI

Econom. Instituut

Prijs f 2.10*

(Prijs voor donateurs en

leden van het
N.E.I.
fl.50)

Verkrijgbaar in den boekhandel

Uitgave.:

De Erven L. Dohn N.Y.

Haarlem

IMeestiZoonen

Ao. 1710

BANKIERS EN A80URANTIE-MÂKELAARS

ROTTERDAM
AMSTERDAM (Ass.) –
‘8
G R A V E NH A G E
DELFT – SCHIEDAM
V LA AR DINGEN

E1

BEHANDELING VAN
ALLE

BANK ZAK EN
11

BEZORGING VAN
ALLE

ASSURANTIËN

~
0
18

C,

NEDERLANDSCHE.

HANDEL-MAATSCHAPPIJ,
NV.

69 KANTOREN IN NEDERLAND

EFFECTEN

AAN- EN VERKOOP

ADMINISTRATIE

CREDIETEN

AAN HADEL EN INDUSTRIE

• De Scheepsbouw

nijverheid, In

Nederland

door

Ir.
J.
W. BONEBAKKER

Publicatie no.
16
van het
P
R
Ii S:
‘Nederlandsch Econom.
If
1.55* Instituut

Donateurs en leden
fl.10

Yerlo-ij’gbaar in
den Iioekhandet

Uitgave van de

ERVEN F. BOHN

HAARLEM

TIN RESTRICTIE EN TINPRIJS

door M. J. Schut

Be Naamlooze Vennootschap

Maandblad voor den Ondernemingsvorm en het

Bedrljfswezen In Nederland en Nederlandsch-Indië

Inhoud Juni-afleverIng 1942

No.
3.
Jrg. 21

Speciaal Belastingnummer:

Overdrachtsbesluit en Overgangsbesluit Commanditaire
Vennootschappen ……..Mr. Dr. H. F. A. Völlmar.
De nieuwe fiscale positie van de N.V., H.
J.
Hofstra.
Het subject der vennootschapsbelasting, Mr. H. A. Zeven.
Het .voorwerp der vennootschapsbelasting,
Mr.. Dr. E. Tekenbroek.
De vermogens-vaststelling in het besluit Vennootschaps-
belasting ……………………….R. A. Dijker.
De voorkoming van dubbele belasting, Mr.
J.
R. Schaafsnia.
De overgang van winstbelasting naar vennootschaps-
belasting……………………….W. H. Meyburg.
De herleide overgangsreserve
….
Mr. L. M. M. Nijst.
De ondernemingsbelasting, Mr. H. A. M. van den Dries.
De ondernemingsbelasting en de Gemeenten
Dr. A. F. C. Stapel.
De vermogensbelasting 1942 ……..Mr. L. A. Pieteis.

Abonnementsprijs f
10.50
per jaar.
Juni-aflevering (dubbel nummer)
f
2.—.

Uitgave: H. v. d.
Marck’s Uitgevers Maatschappij N.V. ROERMOND POSTREKENING 61631.

OOK VERKRIJGBAAR IN DEN BOEKHANDEL.

31
ste
Publicatie van het Neder.
landsch
Economisch Instituut.

Prijs 1 1.55*

‘(Prijs voor donateurs en leden
van het N.E.I …… fl.10)

Verkrijgbaar i. d. boekhandel

UITGAVE:

De Erven F.Bohn N.V.,Haarlem

Derde Gewijzigde Druk

van

Eg’alisatiefondsen

en Monetaire Poli-

tiek in Engeland,

Nederland en de

Vereenigde Staten

door

Ter vervanging van haar door brand verloren
geganen
voorraad nummers van

Economisch-Statistische Berichten en Economisch-Stafjst,sch Haandbericht

van den jaargang 1940, zou de redactie het zeer op prijs stellen, indiende

lezers, die hun exemplaren kunnen missen, deze aan haarzouden willen afstaan.

KONINKLIJKE NEDERLANDSCHE BOEKDRUKKERIj

H. A. M. ROELANTS

SCHIEDAM

:
,Onzé speciale ofdeeling: Drukwerk voor contrôle en
administratie,
levert
alle voorkomend drukwerk op
dit gebied concurreerend, snel en accuraat.
Uitgifte-apparaten
in
groote verscheidenheid van werk.

wijze en capaciteit naar de behoeften van elk bedrijf.
Tel. 69300

Onze terzake-kundige staf is te allen tijde voor gratis
(3 lijnen)

advies te Uwer beschikking.

Prof: Dr. H. M. H. A. van der Valk

30ste Publicatie van het Neder-

landsch Economisch Instituut.

Prijs f 2.10*

(Prijs voor donateurs en leden
van het N. E. I. f 1.50)

Verkrijgbaar in den Boekhandel

Uitgave: De Erven

F. BOHN N.V.,HAARLEM

1 TTTT.T
70)

S
AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN

F,conomisch’
~
wStatistische

Berichten

,-
.

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL;NIJVERHEID,FINANCIËN EN VERKEER

UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONQMISCH INSTITUUT

27E JAARGANG

WOENSDAG 1 JULI 1942

No, 1380

HOOFDREDACTEUR:

M. F. J. Gooi (Rotterdam).

Im

PLAATSVERVANGEND HOOFDREDACTEUR:

H. W. Lambers (Zwartewaal).

Redactie en administratie: Pieter de Hoochveg
122,
R’dam-W
Aangeteekende stukken: Bijkantoor Ruigeplaat weg.

Telefoon JVr.
35000.
Postrekening
8408.

Abonnements prijs voor het weekblad, waarin tijdelijk

is oogenomèn het Econo,izisch-Siatistisch Maandbericht,
franco p. p. in Nederland
/
20.85*
per jaar. Buitenland en

koloniën
/
23.

per jaar. Abonnementen kunnen met elk

nummer ingaan en slechts worden beëindigd per ultimo pan

elk kalenderjaar.. ‘Losse nummers 50
cent. Donateurs en

leden van het Nederlandsch Economisch Instituut ontvangen

het weekblad gratis en genieten een reductie op de verdere

publicaties. Adreswijzigingen op te geven aan de administratie.

Advertenties voorpagina
/
0.28
per mm. Andere’pagina’s

f
0.22
per mm. Plaatsing bij abonnement volgens tarief.

INHOUD:

UM

Prijzen en prijscontrôle in Zweden door
J. Ph. van

Ouwerkerk
…………………………….
298

Het Verslag van de Verzekeringskamer over het jaar

1940 door P. L. van der Velden …………..
301

A a n t e e k e n i n g e n.

Het jaarverslag 1941—’42 van De Nederlandsche

Bank…………………………………303

De stroocartonindustrie in Nederland (aanvulling)

door J. J. D,’enth ……………………..
3d5

Overheidsmaatregelen op econo –

misch

gebiéd ……………………..305

Statistieken

Bankstaten

Stand van ‘s Rijks Ka
….
305-306

GELD- EN KAPITAALMARKT.

Op de
geldinarkt
hebben zich geen wijzigingen van be-

teekenis voorgedaan. De verschillende tendenzen, zooals

die nu al maanden lang aanhouden, elk af en toe door een

lichte ieactie onderbroken, hebben zich bij voortduring

gemanifestëerd. Het gevolg was, dat de Schatkist kon voort-

gaan met de plaatsing van papier op de markt. De jongste

weekstaat van

De Nederlandschè Bank vertoont een
stijging van de buitenlandsche wisselportëfeuille met

f 21 millioen, terwijl de biljettenomloop met f 44 mii-
lioen steeg. Het saldo, dat de Schatkist sedert eenigen

tijd bij De Nederlandsche Bank aanhoudt (een novum in

de kaspositiepolitiek, althans voor de usance van het laat-

ste jaar) en dat op den vorigen weekstaat met rond f 25

millioen paraisseerde, is deze week verdwenen.

De
obligatiemarkt
heeft deze week bij kalmen handel

een vaste stemming aan den dag gelegd. De 3- pCt. 1eenin

1941 heeft den parikoers niet alleen behaald (dit was in

de voorgaande weken een enkele maal ook al eens geschied;

zij het maar in een enkelen tape en meestal met de toevoe-

ging: gedaan-laten), maar zelfs overschreden. De 3-31

pCt. leening 1938 is tot boven de 98 pCt. opgeloopen. Beide

noteeringen zijn hoogterecords en de geheele situatie doet

sterk denken aan het rijp maken van de markt en de

stemming voor een nieuwe leening. Het vacantieseizoen

is geen gebruikelijk tijdvak voor het lanceeren van een

omvangrijke staatsleeningöperatie, mar men kân het

toch niet als uitgesloten beschouwen, dat binnenkort zulk

een transactie voor de deur staat.

• De
aandeelenmarkt
was over het geheel genomen stil en

wisselvallig. Men heeft den indruk, dat de omvang der

baissdekkingen geringer was dan voorheen. Het is, zooals

vanzelf spreekt, moeilijk te overzien, welk gedeelte der

openstaande baisseposten is gedekt, maar men neemt toch

wel aan, dat er nog versch€.idene posten openstaân. Zooals

bekend, kunnen ook na 1 Juli dergelijke affaires nog blijven

doorloopen, want het leenen van stukken is niet verbodei,
mits (met inachtneming van de vrije grens van 5000 gul-

den per cliënt) aangifte bij de Bedrijfsgroep Effectenhandel

geschiedt. Op het oogenblik is nog niet bekend,ve1ke

maatregelen eventueel -ten aanzien van de aldus aange-

melde leenposten zullen worden genomen, en af er tot het
nemen van maatregelen zal worden overgegaan. Een deel

der ibopende baissetransacties wordt voor het oogenblik

in elk geval bij wijze van leenpost gecontiniiéerd.

298

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

1 Juli 1942

PRIJZEN EN PRIJSCONTROLE IN ZWEDEN;

Inleidin.

.•

.

geschakeld) Tegenover deze verminderde goederenom-
zetten staat een gestegen geldhoeveelheid, zoals tabel 1

toont.

De modérne borlog uit zich op economisch gebied’o.a:
in een in onderlinge wissM*erking staande schaai’ste
aan goèderenvoor civiel verbruik en eet tendentie tot

prijsstijging. Militaire, monetaire, handelspo]itieke en
transport-omstandigheden oefenen hier invloed uit. Door
deze factoren vermindert de goederenvoorraad in -al zijn

geledingen, terwijl de totale potentiële koopkracht nomi-
naal stijgt.

Een aergelijke situatie draagt de mogelijkheid in zich van een infiationistische ontwikkeling, welke door psy-

chologische omstandigheden kan worden verwezenlijkt:

Geschiedt dit, dan zal deze inflationistische factor haar

invloed cumulatief doen gevoelen en storingen ver-

oorzaken, voordat de prijsstijging een halt kan worden

toegeroepen. Met de uitspraak voor ogen, dat regeren

vooruitzien is, dient de Overheid. alles te doen om het
ontstaa’n en de verwezenlijking der inflatoire potentie

tegen te gaan: Middelen daartoe zijn de rantsoenering,
de koopkrachtifroming en de prijscontrôle.

• Daar wij in dit artikel speciaal dè functionering van de
prijscontrôle in Zweden willen
I
nagaan, menen wij, binnen

het kader van het bovenstaande; als doel der prijscon-
trôle té kunnén stellen, dat deze enerzijds door uitschake-

len of remmen van de invloed der toenemende schaarste
en door bestrijden van een versnèllende werking van
prïjsstijgingselementen een algemene prijsstijging wil
bëiièrken, tervijl zij anderzijds door het stabielhouden
van de kosten van levensonderhoud onrust onder het

publiek wil voorkomen, welke eveneens een prijsstijgende
invloed zou kunnen hebben.

De prijsontwikkeling:

Eer wij tot een overzidht der maatregelen betreffende

de prijscontrôle. in Zweden komen, dient eerst enig inzicht
te worden. verkregen in le prijsontwikkeling daar te lande
sedert Septernber 1939.
De niveaux der groot- en kleinhandelsprijzeii zijn van

Augustus 1939 tot eind 1941 met ruim 60 pCt.
1),
resp.

38 pCt.
2)
gestegen.

Daar we onder een inflatoire prijsstijging zouden willen
verstaan, een prijsstijging, meer dan evenredig met de
toegenomen goederenschaarste en welke veroorzaakt
is door vraagfactoren, dient men in verband met de
vraag, of infiatoire factoren op de prijsstijging invloed
hebben gehad, na te gaan, of deze stijging is veroorzaakt
door vraagfactoren of door aanbodsfactoren.
Stelt men de goederenomzetten en de geldhoeveelheid
tegenover elkaar, dan zou men op het eerste gezicht
vermoeden, dat de vraagfactoren een aanzienlijke rol
hebben gespeeld.
Het consumptievolume daalde tot dusverre regelmatig.
Door vermenigvuldiging der verbruikte quantiteiten
met de prijzen van het eerste kwartaal van 1940, toen
geen levensmiddelen waren gerantsoeneerd, verkrijgen
we voor het eerste kwartaal van 1940 een consumptie-
volume per week en per persoon van Kr. 7 62 en voor
het derde kwartaal van 1941 een van Kr. 6 91
3).

Het idoor de industrie verbruikte volume grond- en
hulpstoffen daalde eveneens, hetgeen tot uitdrukking
komt in de productie-index van ,,Sveriges Industri-
förbund”, welke

in de overeenkomstige périoden 127 en
101 bedroeg (1935 = 100, seizoensschommelingen uit-

1)
,,Slçandinaviska Banken: ICvartalsskrfft”.
t)
,,Sveriges Riksbank: Arsbok” 4941.
) Deze cijfers hebben betrekking op de in het derde kwartaal
van 1941 gerantsoenèerde waren: eieren, vlees, spek, koffie, cacao,’
suiker, siroop, kaas, boter, margarine, dierlijk vet, meel,’ brood
en graan en de Ôngerantsoeneerde waren: room, melk, vis, groenten,
vruchten en honing. Ontleend aan: Olie Karleby.,,Livsmedcis-
konsumpfionens förandringar under âren 1940-1941″, ,,Ekono-
misk Tidskrift”
tl
942 :1.
:. .

4e kw. 1939 . . . .

1.301,0

93,0

525,8 4.533,8

1e

1940
….

1.347,4

89,1

439,0 4.413,3

2e
……..
1.494,0

95,5

669,8

4.172,8

3e

,,,,

1.450,1

. 94,0

647,2

4.310,8


4e

1.439,1

103,3

719,3 4.302,9
le

1941 . . .

1.421,2

94,6

827,7 4.395,4

2e

……

1.416,6

102,1

938,4

4.365,6

3e

,,

, …..
..1.496,1

i02,0

947,6

4.668,4

.4 e

, …..
..1.606,3

109,3

866,3

4.901,4′

Gegevens ontleend aan.,, Sveriges Riksbank: Arsbok” 1941.

De voornaamste factoren, die deze geldruimte hebben
veroorzaakt, zijn reeds eerder in dit tijdschrift behan leid
4).

Daarbij dient, nog te worden opgemerkt, dat tussen 1939
en 1941 het totale geldinkomen mt 7,5pCt. is gestegen:.

Om na te gaan, of de toeneming der geldhoeveelheid een
expanderende invloed heeft kunnen hebben, moeten

haar oorzaken nader worden ontleed.
Voor en gedurende April 1940 bestond de vergrôting der geldhoeveelheid grotendeels uit opgepotte bankbil-
jetten
4).
Daarna vloeide een deel naar de banken terug.
Hoewel de geldhoeveelheid omvangrijk bleef, kon van een
infiatoire werking niet worden gesproken, daar de toe-
neming zich bij de zicht-deposito’s niet voordeed. Een
bekend Zweeds economist, Dag Hammarskjöld, meent
de omvangrijke biljettencirculatie na April 1940 o.a. te

kunnen verklaren uit de vermindering der goederenvoor-

raden en het nog op peil blijven der omzetten in de detail-
handel, maar dan tegen vaak hogere prijzen vanwege de
duurder geworden importgoederen. Daar in de detail-
handel de bankbiljetten en in de groothandel de checiue
(zicht-deposito’s) de grootste rol spëlen, verklaart dit

zowel de omvangrijke biljettencirculatie, als de divergentie
tussen het beloop van deze endat der zicht-deposito’s
5).

Bij het geldinkomen valt een langzamer stijging dan
véôr de oorlog te vermelden. Dat deze sti)ging, ondanks
de oorlogsomstandigheden en de loonregelingen, mogelijk
is, komt o.a. door deloonregeling zelf (zie beneden), door
een per uur gestegen productiviteit, door een toegenomen
aantal overuren en door wijzigingen in de ‘collectieve

arbeidscontracten. Men heeft geschat, dat de dekking der stijging van de kosten van levensonderhoud bijna
100 pCt. bedraagt voor hen, liie werkzaam zijn in de
agrarische productie, 50 â 65 pCt. voor industriearbeiders
en bijna 50 pCt. voor staatsambtenaren
6)
Wat het be-

loop der inkomsten uit kapitaal betreft, geeft tabel II
enig inzicht. Een grotere kapitaalbezitter, welke sedert
1939 zijn geld belegd heeft in aandeelen, obligatiën, hy-
potheken, bankdeposito’s en buitenlandse papieren in
een verhouding van 3,0 : 1,2 1,0 17 1,0 ontving vol-
gens tabel II in 1941 nominaal 4,7 pÇt. minder dan in
1939.
Een kleine spaarder ontving door de verhoging der
spaarbankrente 32,5 pCt. meer t.o.v. 1939, zodat de
opbrengst van geldbeleggingen in 1941 3,4 pCt., dat is
Kr. 14,8 mill., hoger was dan in 1939
7).
Hier en daar ont-

‘)
T.
Ph. v. Ouwerkerk. ,,De ontwikkeiing van de Zweedsche
geidmarkt onder invloed van het ooriogsgebeuren”, in ,,E.-S.B.”
van 1Q Juni 1942, blz. 254 cv.
6) , ,
Statsfinanserna och penuingpolitiken i Sverige”, ,,Ekonornisk
Tidskrift” 1941 : 2.
‘) Bengt Mtëiiims: ,,Levnadskostnader, lôner och kônsumption”,
,,Ekonomisk Tidskrift” 1941 :3.
‘) Gösta Rehn: ,,Kapitallnkomsternas utveckling under kriget”,
,,Ekonornisk Tidskrift” 1942 : 1

Tabel 1. Geldkoeoeelheid in ,nillioenen Kronen.

1 biljettencircuiatie* deposito’s

kwaraaigemiddeide

1
bijde han- chequerek.I handels-‘
totaal deisbanken
1
Rijksbank
1
banken

– – . • —

.•

– –

.

.

– .

‘….

1 Juli 1942.

.

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

– .299

Tabel II. Opbrengstindex ç’an geldbeleggingen der grotere
kap itaalbezitters.

1939
1940
1941

100
97,8
99,0
Oblialiën

……………..
Hypotheken

.

.
:.:::

..
100
99,7
103,0
Kapitaalrekeningen
100
141,5
137,5
Aandelen

……………….

100
98,2
94,3
Beleggingen in het buiten-

land

……………..
100
80,0*)
70,0*)

Totaal

…….’.’
………..
100
98,2
953

‘)
Ruwe schatting.

stonden winsten uit prijsstijgingen, welke aan de contrôle
ontsnapt zijn, waar echter weer aanmerkelijke verliezen
tegenovee stonden, zodat aangenomen mag worden, dat
vÔÔr
1942
noch de omvang der betalingsmiddelenvoorraad,
noch de inkomensontwikkeling aanleiding gaf tot een

prijsstijging, in hoofdzaak veroorzaakt door factoren van
de vraagzijde. Deze stelling vindt in een langzamer ver-
lopen der prijsstijging in
1941
bij een ongunstiger worden
der divergntie tussen goederenvolume en geldhoeveelheid,
een nadere bevestiging.

Toch zou een dergelijke situatie een krachtige prijs-stijging in het leven kunnen roepen, indien de reactie-
S

mogelijkheid van het economisch leven niet in hoge mate
werd beperkt door 6en aantal exogene factoren, welke
1
niet
t
onmiddellijk’door het economisch leven zelf zijn be-
invloed, maar voor deze als gegeven zijn te beschouwen.
Tot deze exogene factoren kunnen we de regelingen van
de voortbrenging, het verbruik en de prijsvorming rekenen,
hètgeen ons tot de prijscontrôle en haar invloed op de
prijsontwikkeling voert.

De prijscontrôle.

Voor een zuiver beeld van de invloed der prijscontrôle
op de prijsontwikkeling, dient de invloed van belasting-
verhogingen en subsidies te worden uitgeschakeld. Volgens
de Rijksbank vond voor het gehele Rijk een gecorrigeerde detailhandelsprijsstijging van gemiddeld
33,5
pCt. plaats
tussen Augustus
1939
en December
1941.
Deze moet
dus verklaarbaar zijn uit aanbodsfactoren, welke in
overeenstemming met de beginselen, der prijscontrôle
hun invlod mochten doen gelden.

a. Algemene beginselen.

In principe zijn prijsstijgingen als gevolg van toenemende
schaarste en onderbezetting niet toegestaan. Slechts
prijsverhogingen met betrekking tot directe kostenele-
menten zijn geoorloofd.

Dat prijsstijgingen ter compensatie van uit onderbe-
zetting voortvloeiende verliezen niet zijn toegestaan, kan
bij een te starre toepassing tot ongewenste gevolgen
leiden. De druk van de oorlog wordt dan grotendeels
gelegd op de bedrijven, welke met aanzienlijke indirecte
8)

kosten werken. Nu kan een inkrimping van productie

en distributie vooral in schaarstetijd zeer gewenst zijn,
maar te zeer toegespitst kan deze politiek tot de ver-
nietiging van waardevolle onderdelen van het productie-
apparaat leiden. In bepaalde gevallen moest een zekere
vergoeding voor de uit onderbezetting voortvloeiende ver-
liezen dan ook worden toegestaan, al werd aan het principe
vastgehouden, dat dit nooit 100 pCt. mocht bedragen. Zou
een volledige dekking der indirecte kostenworden toegestaan,
dan zou de daardoor veroorzaakte stijging der kosten van levensonderhoud tot een algemene loonsverhoging nood-
zaken. Deze loonsverhoging betekent een stijging van de
directe kosten en geeft dus op haar beurt weer aanleiding tot prijsstijgihgen.

Daarom werd bij de prijsregeling yoor- de confecti-industHe uitgegaan van een vÔÔr de oorlog bestaande
8)
De otficieele Zweedsche publicatie’ gebruikt de termn in-
directe en directe kasten. 01 zou de terminologie vaste èn-
– varlable kosten hier logischer zijn. Red.

marge tussen de verkoopprijs en de directe kosten. Het,

afwegen der belangen noodzaakte elders een hogere ver:’
goeding toe te staan. Het,was bijv. noodzakelijk de pro-

ductie van vervangingsartikelen te stimuleren, waarbij

‘dan soms rekening diende te worden gehouden met hogere
afschrijvingsquota. -Ook zonder deze kon een productie–

stimulerende prijsverhoging gewenst zijn, zoals bij debos-
en landbouw, welke door hun structuur ook andere eisen

aan de prijsregeling stellen dan de industrie.

De houtproductie.

De beperkte invoer van fossiele brandstof deed de hout-

behoefte stijgen. Een productie-timulerende prijsstijging
werd toegestaan, waarnaast, echter ook – speculatieve
elementen optraden.
,Al spoedig bleken de vastgestelde prijzen niet effectief
door de grote gedifferentîerdheid Van ,waar, zodat over-

gang naar een meer gecompliceerde regeling werd ver-
eist. Op den duur werd de regeling over meer soorten uit-
gebreid en aangevuld met een regeling van de handel,
het gebruik en het transport van hout. -Vanwege gestegen

roductiekosten, o.a. door het hakken op minder toe-
gankelijke plaatsen, werden de prijzen eind
1941
wederom
voor de •verschillende districten, verhoogd. Bij. die ge-

legenheid werd tevens een prijsdiscriminatie tussen
diverse houtsoorten ingevoerd, om te voorkomen, dat de
betere houtsoorten tot brandstof .worden gezaagd. Ondanks
deze ingrijpende regelingen kon echter niet .worden voor-
komen, dat bij . de bosveilingen in de afgelopen herfst

een aanzienlijke prijsstijging-optrad.

De agrarische productie.

Reeds in de herfst van
1939
viel op ‘agrarisch ebied
een prijsverhoging waar te nemen, die niet geheel even-
redig was aan de kostenstijgingen. De mislukking van
de oogst in de zomei’s van
1940
en
1941
noodzaakté tot
-het toestaan van bepaalde prijsverhogingen oni niet dé’
volle last op den boer te leggen. Omde prijzen nièt te
;
zeer te doen stijgen, met het oog op de daaruit voort’-
vloeiende noodzakelijkheid van loonsverhogingen, werd
een systeem van agrarische subsidies gebruikt (zie talel III).
Na de mislukking’van de oogst van
1941
is zelfs bepaald,
dat de compensatie geheel uit subsidies zal gechiéden.
Tabel III. Staatssubsidies 000r agrarische producten.

Kr. 1.000.000
producten

1
Sept. ’39-
I
Sept. ’40-
1
Sept .’41-
1
Aug. ’40 Aug. ‘II

Aug. ’42

De industriële productie.

Na hetgeen we reeds omtrent de indirecte kosten zagen, zullen we thans de directe kosten en hun beloop behande-
len. Het beginsel, dat slechts stijgingen van deze kosten-
elementen verrekend mogen worden, mag niet absoluut
worden opgevat. Zo mogen prijsstijgingen tengevolge
van een. binnenlandse speculatie niet worden doorbe-rekend. Wel mogen bijv. de door bemoeilijkte aanvoer verhoogde brandstofprijzen in de verkoopprijs worden

gecalculeerd. Naast de bedragen. voor de hulpstoffen
bestaan de belangrijkste -. directe kosten uit materialen enlonen.

1. Materiaalkosten.’.

.-
Bij een min bf meernormale to
.
evoer ‘mag tegei% de.
heersende vervangingsprijs worden gecalculeerd. Bestaat
geen normale toevoermogelijkheid meer, dan dient de

Graan en veevoeder
12,5
74,8 171,3
Zuivelproducten ……….
78,7
15,4
187,7
.Eieren

………………

0,2
0,7


..

1,5
4,0
Vlees

en

spek

…………..
Kunstmeststoffen
– –
0,8
5,2

Totaal

…………..
…..-

91,9

222,7

1

368,2*)

)
Schatting.

,,Konjunkturlttget Höstcn” 1941.

300

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

1 Juli 1942

historische kostprijs der laatst aangevoerde partij als

basis te worden genomen. Er moet echter voor worden gezorgd, dat de prijsstijgingen voor
,
materialen worden

beperkt, daar deze hetzelfde gevaar inhouden als het

toelaten van prijsverhogingen op grond van onderb-

zettingsverliezen, indien en voorzover de investerings-

werkzaamheden op peil blijvèn.
IDe prijscommissie wordt op deze wijze voor een zeer
zware taak gesteld in het geval ener prijsstijging van

importwaren. Direct kan worden getracht deze stijging

te beperken door middel van handelsovereenkomsten en

vrachtregelingen), indirect door de doorwerking der

prijsstijging zoveel mogelijk te dempen. Dit’ laatste ge-

schiedde door bijv. de via Petsamo en de Sovjet-Unie,
zeer dure, geïmporteerde waren in prijs te compenseren
met over zee aangevoerde goederen van dezelfde soort.

Zo hebben de ladingen der zgn.

,,lejdbâtar”
10
)
soms een

prijsverlaging teweeg kunnen brengen.
Intussen zijn de importprijzen sedert Augustus 1939

toch met meer dan 120 pCt. gestegen. Men dient daarbij
te bedenken, dat vaak op andere markten moest worden
gekocht. De verdeling der stijging over de verschillende.

kostenelementen, als de f.o.b.-prijs, de vracht en dé ver-

zekering, is daarbij voor de diverse waren zeer uiteenlopend.

Door een andere samenstelling van de index is bovendien
– de vergelijkbaarheid der indices van voor en tijdens de

oorlog maar betrekkelijk. –

2. Loonkosten.
De nauwe samenhang tussen de bewegingen van het

prijs- en loonpeil noodzaakt tot beperking der loonstijgin-
gen, wil het gehele prijsniveau niet in een nog labieler

toestand geraken. In verband hiermede is de grootste
werkgeversorganisatie (,,Svenska arbetsgivareföreningen”)
met het grootste vakverbond (,,Landsorganisationen”)

overeengekomen, dat

een vastgesteld minimumloon zal

worden uitbetaald en dat aan de hand van het verloop

van de index voor de kosten van levensonderhoud daar
toeslagen bij kunnen komen. Op deze wijze wordt dus be-
werkt, dat het arbeidsloon, zij het ook met een zekere

vertraging, de beweging van de kosten van levensonder-
houd volgt, zodat de last der prijsstijgingen niet ten volle

op de arbeiders neerkomt.

e. Standaard isering pan productie.

Als gevolg der schaarste ontstonden, ondanks deze
maatregelen, prijsstijgingen door de geçlïfferentieerdheid
van de markt. Dit gevaar tracht men te bezweren door

standaardisatie der’ productie.
Bij de textielindustrie bijv. werden de weefsels t.&.v.
de qualiteit, de samenstelling en het gewicht gestandaar-
diseerd, terwijl voor elk type een maximumprijs werd vastgesteld. Iedere fabrikant is verplicht om minstens
een bepaald percentage van zijn productie uit deze weefsels
te doen bestaan. Een drgelijk systeem werkt bovendien
kostenverlagend, •door geringere materiaalverspilling en
minder omstelkosten. Na deze regeling kon een analoge
procedure wordn gevolgd voor de confectieindustrie en
de detailhandel in textielwaren.

Verdere ontvikkeling.

Het voortduren van de oorlog noodzaakt tot ingrijpen-
der maatregelen en maakt een principiële toepassing
van het beginsel der niet volledige dekking der onderbe-

zettingsverliezen steeds bezwaarlijker.
Het terrein der contrôle werd uitgebreid tot de groot-
handel en de detailhandel, waarbij de vÔér de ôorlog be-
staande absolute handelsmarges en de gestegen kosten
als uitgangspünt dienden. Bij de industrie ‘kon in vele

‘)
J. Ph. van Ouwerkerk: ,,Het ingrijpen van staatswege In
oorlogstijd in de Zweedsche zeevaart”, in ,,E.-S.B.” van 20 Augustus
1941, blz. 491 e.v. –
10)
,,Lejdbâtar” = vrijgeleide-seliepen, zié ,,E.-S.B.” van ’13
-, Augustus1941, blz. 481.

gevallen niet langer worden volstaan met calculaties,
die zich tot de kostenstijgingen beperkten, maar werd het
‘gebruik van een volledige kostprijsberekening van repre-

sentatieve ondernemingen een vereiste.
Een jaar geleden werd tot algemene verscherping over-

gegaan, waarbij maximumprijzen voor tal van waren

werden ingevoerd, welke niet zonder toestemming over-
schreden mochten worden, zonder dat overigens een be-

duidende wijziging in de toegepaste principes kwam.’ Tot
aan die tijd hadden de prijszettingen soms meer de functie

van richtprijs vervuld. Handel en industrie komen door

het vasthouden aan de genoemde beginselen in steeds

grotere moèilijkheden en dringen dan ook steeds meer aan

op gedeéltelijk dragen door de gemeenschap van de

onderbezettingsverliezen. –

IDe inploed der prijscontrÔle.

De contrôle was mede oorzaak, dt in 1941 de kosten-

stijgingen langzamer verliepen dan in de voorafgaande
perioden, maar in het eerste kwartaal van dit jaar kwam
vnl. het industriële prijsniveau in een snellere beweging,
evenals het prijsniveau van luxe producten, ofschoon de

importprijzen nogal stabiel waren.
Hier toont zich de noodzaak de bestaande contrôle
voortdurend te intensiveren, uit te breiden en met neven-

regelingen op het gebied van voortbrenging, verbruik en
koopkrachtafroming aan te vullen. In Maart jI. werd

zodoende aan de Rijksdag een voorstel tot dividend-

beperking gedaan, maar de deskundigen zijn het over de
noodzaak en het effect van een dergelijke maatregel niet

eens.

De methode pan prijsregeling.

Een speciale trek der Zweedse prijscontrôle is, dat zij
in hoofdzaak op basis van vrijwillige oveFeenkomsten
werkt. Een dergelijke methode heeft «het voordeel, dat

eerder een loyale medewerking wordt verkregen, hetgeen
ook de contrôle vereenvoudigt. Mocht de-neiging tot mede-
werking soms ontbreken, dan kan sinds 13 Juni 1941 ge-bruik worden gemaakt van een stok achter de deur, in de

vorm van een

prijsstop. De onderhandelingen geschieden

tussen de commissies voor de levensmiddelen, het verkeer,

de brandstoffen, enz. en de organisaties van het bedrijfs-
leven, terwijl de overeenkomst dient te worden goedge-
keurd door de prijscommissie. Deze, het geheel over-
koepelende, ,,Statens Priskontrollnâmnd” ressorteert op
zijn beurt weeronder het Departement van ocia1e Zaken.

Wat de prijsregelingen zlf betreft, heeft men door de
uitgestrektheid van het land vaak afwijkende prijzen’
voor verschillende districten moeten en. kunnen vast-
stellen. Moeten vaststellen, door het verschil in productie-
omstandigheden; kunnen vaststellen, doordat de grote

afstanden de substitueerbaarheid der producten doen ont-

breken.

Slot beschouwing.

Stellig heeft, naar uit het voorafgaande bleek en naar
degrafiek op pag. 301 nog nader bevestigt, het geheel van
maatregelen ter voorkoming van inflatie een nuttig effect
gehad. Welk aandeel de prijscontrôle daarin heeft gehad,
valt echter niet na te gaan. Het enige, dat men positief
weet, is, dat haar activiteit – tot uitdrukking komende
in een voortdurend onderhandelen tussen. Overheid en
bedrijfsleven– een gunstige invloed heeft op het ver-
trouwen, dat het publiek in de Overheid stelt.
De ontwikkeling der laatste maanden baart weer nadere
zorg,. maar het zal noodzakelijk zijn het verdere beloop –
af te wachten voor een definitief oordeel over de be-

tekeriis der prijscontrôle kan worden geveld.
Wat de toekomst betreft, staat naast het probleem
der intensivering ook dat van de uitwerking der prijs-
contrôleop lange termijn. Bij dit laatste treedt een veel-,

1 Juli 1942

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN-

301
II

De prijsontwikkeling in Zweden pan 1939-1941 *)

dndex: Augustus, resp. 1 Juli
1939 = 100.

Logarithmische schaal.

……GROOTHANDELSPRIJS
……PMPORTPRIJS
EXPORTPIIIJS
KOSTEN v. LEVENSOND.
-.

1939

1940
,,Konjunkturlttget Hosten 1941″.

) Het verloop der curven voor November en December 1941
(kosten van levensmiddelen tevens October 1941) is geschat.

heid van elementen naar voren, welke ten dele weer samen-
hangen met het probleem der omschakeling op de vredes-
economie. Wij willen ons in dit verband tot een tweetal

factoren beperken.
Het niet vergoeden van leegloop-verliezen, welke op de
lange duur zeer zware eisen stelt aan de financiële structuur
van het bedrijfsleven. Deze zal in vele gevallen na de

oorlog tot een reorganisatie noodzaken. Men kan dit een
offer noemen, door de betrokkenen te brengen. Men dient
er echter tevens rekening mede te houden, dat hierdoor
een zekere onlust kan ontstaan, waaruit contractiever-

schijnselen, die verder gaan dan ten behoeve der oorlogs-
economie noodzakelijk is, kunnen voortvloeien.
De uit het feit, dat de prijzen in principe resulteren
uit het beloop der directe kosten en niet uit de verhouding
tussen de marktpartijen, voortvloeiende verschuivingen

in de prijsstructuur bepalen (zie tabel IV) de richting

van vraag en aanbod, hetgeen

tezamen met verschui-

vingen in de grondstoffenvoorraden – inkomensver-

schui.vingen teweeg brengt.
De onzekerheid omtrent de toekomstige ontwikkeling
neemt hierdoor toe, terwijl de ontwikkeling zelve ook
reeds een aantal risico’s in zich draagt.

Tabel IV. Prijseranderingen tussen Augustus
1939
en

December
1941
en hun inoloed op de prijsstructuur.

(in procenten)

aandeel in
prijsver-

I
Groep artikelen

anie

de totale
ring

prijsstijging

33
21,0

Overige levensmiddelen

……..
+
72
16,6
Landbouwproducten

………….+

50
11,4
Alc. dranken, tabak, enz……..+

Brandhout en electriciteit

……
+
55

.

38

5,0

65
3,8

63
18,8

43
3,2

Kolen, cokes en gas

………….+

Kleding

…………………..+

Huisraad

………………….
10,9
Schoeisel

……………………+

+

2
.+
0,9
Huren

…………………….

Overigen

…………………..
+
23
8,4

+ 38
1
100,0

,,Konjunkturl9get Hôsten” 1941

Waar echter het welslagen van al deze maatregelen het
meest afhankelijk van is, is niet alleen de bereidheid tot

medewerking der bevolking, maar vooral de. daaraan
ten grondslag liggende mate van vertrouwen, welke zij

in de Overheid stelt.
J. PH. VAN OUWERKERK.

HET VERSLAG VAN DE VERZEKERINGS-

KAMER OVER HET JAAR 1940

Inleiding.

Tengevolge van de omvangrijke werkzaamheden, welke aan de verwerking en de bewerking van het cijfermateriaal
zijn verbonden, verschijnt het Verslag van de Verzekerings-

kamer meestal meer dan een jaar na afloop van het ver-

slagjaar. Dit heeft hêt bezwaar, dat het rapport op het
tijdstip vad verschijnen aan ingewijden en belangstellende

buitenstaanders niet veel nieuws vermag te verstrekken,

wat betreft de globale ontwikkeling van het levensver-

zekeringsbedrijf in het betreffende jaar.
Het inactueele karakter van het verslag in genoemd
opzicht is des te opvallender, wanneer het economisch leven
aan ingrijpende veranderingen onderhevig is, die ook aan

het levensverzekeringsbedrijf niet onopgemerkt voorbij-
gaan. De ontwikkeling van het bedrijf kan daardoor in-
middels een andere richting hebben ingeslagen dan die,

welke in het verslagjaar was te constateeren. –
Dit is thans in zekere opzichten het geval. Vertoonde
de productie van nieuwe verzekeringen, vooral in de af-

deeling volksverzekering, gedurende de laatste jaren een
voortdurende daling, op het eind van 1940 had hierin

een keer ten gunste plaats. In 1941 is de productie van
nieuwe posten, bnder invloed van de groote geldruimte,
het medeverzekeren van het oorlogsmolestrisico en be-
paalde herzieningen in de helastingwetgeving, van maand
tot maand mët sprongen omhooggegaan; een ontwikkeling,

welke zich in de eerste vijf maanden van 1942 heeft voort-
gezet. De toeneming van de productie beteekent aan den

andern kant een verplaatsing van beleggingsmoeilijkheden
van de verzekeringnemers naar de verzekeringmaatschap-
pijen. Deze zagen zich in verband hiermede in 1941 tot
wijziging van hun beleggingspolitiek gedwongen, zij het
dan, dat – wij komen hierop in het’ onderstaande terug –
de hoofdlijnen van deze gewijzigde politiek zich reeds in

1940 begonnen af te teekenen.
Al met al is de inhoud van het Verslag van de Verzeke-
ringskamer door deze feiten meer dan ooit historie voor
ons geworden. Bovendien heeft de heer J. C. Brezet reeds
in Augustus 1941 in de kolommen van dit blad
1)
de ont-

wikkeling van het lovensverzekeringbedrijf in 1940 na-
gegaan aan de hand van de toen reeds verschenen jaarver-slagen van 31 der 61 binnenlandsche ondernemingen. Wij
zullen ons daarom tot een korte bespreking van het ver-

slag beperken.

De ontwikkeling pan de portefeuille.

liet jaar 1940 was voor het levensverzekeringsbedrijf,
wat betreft de afdeeling kapitaalverzekering, een jaar van
achteruitgang, terwijl de afdeelingen renteverzekering en

volks
y
erzekering een toeneming vertöonden, die in ver-

gelijking
9
met den groei in vorige jaren vrij gering moet
worden genoemd. Intusschen steeg het totale verzekerde
kapitaal nog met ruim f 50,5 millioen, namelijk van f 5.165

millioen tot bijna f 5.216 millioen.
Deze cijfers betreffen het geheele bedrijf der Neder-
landsche en Nederlandsch-Indische levensverzekering-
maatschappijen en het Nederlandsche bedrijf van bevoegde
buitenlandsche maatschappijen. Beperken wij ons, iii over-
eenstemming met de .usance, tot de 61Jinnenlandsche on-
dernemingen, dan komen wij tot de volgende opstelling

van de portefeuillebeweging: (Zie pag. 302 bovenaan).
Uit deze tabel blijkt, dat het verzekerd bedrag in de groep
kapitaalverzekeringen in 1940 met f 35,2 millioen is af-
genomen, terwijl de toeneming der renteverzekeringen met f 63,1 millioen aanzienlijk geringer was dan in het

‘)
Zie: J. C. Brezet: ,,De ontwikkeling van het levensverzekerings-
bedrijf in 1940″, in ,,E.-S. B.” van 6 Augustus 1941, blz. 466 e. v.,
en ,,De beleggingen der levensverzekeringmaatschappiien in “1940”,
in ,,E.-S. ]3.” van 13 Augustus 1941, blz. 476 e. v.

INDEX
240

220

200

80

160
140
12(

00

INDEX
240

220
200
80

68

40

120

00

302

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

1 Juli 1942

Tabel 1. Toe- en afnenzin’ van het verzekerd bedrag.
Saldovermeerdering resp. vernzindering.

(in millioenen gid.)

1938

1939

1940

Kapitaalverzekering ………..
149,1

48,7

-35,2

00 x) Renteverzekering
1)

.

189,2

164,0

63,1

Volksverzekering … . ………. .
40,6

24,5

21,7

Totaal

. . .
378,9

237,2

49,6
‘ De renterzekeringen zijn op de gebruikelijke wijze door
vermenigvuldiging met
10
gekaitaliseerd.

daaraan voorafgaande jaar. Ook de toeneming in de

afdeeling volksverzekering, diè reeds in de voorafgaande

jaren veel te wenscilen overliet, was geringer dan in
1939.

Tabel II. Productie

van nieuwe
Qerzekerin gen.

(in mi1lioenn gid.)

1938
1939 1940
Kapitaalverzekering .

……….
3243
220,9 145,7
Renteverzekering
(10

x)

227,6
.

185,7
118,9
Volksverzekering …………..
1

11,2
98
1
5
84,6

Totaal

663,1 505,1
348,4

De in tabel 1 geconstateerde ontwikkeling wordt vrij-
vel geheel uit bovenstaande productiecijfers verklaard,
welke voor alle groepen in
1940
een daling vertoonden. Was deze voornaamste factor voor de vermeerdering van
het verzekerd bedrag dus kleiner dan in het jaar daarvoor,

de door .overlijden vervallen bedragen voor kapitaal- en
volksverzekering vertoonden een natuurlijke neiging tot
stijgen, terwijl daarentegen een zeer belangrijke stijging
,
door oorlogssterfte niet viel te constateeren.

Tabel III. Totaal verzekerd bedrag vervallen door overlijden.
(in millioenen gld.)

1938

1939

194j1

Kapitaalverzekering ……….
12,2

13,2

15,0
Renteveriekering
(10 x)

. . .

12,7

11,9

14,4

Volksverzekering …………..
7,2

. 7,5

8,9

Totaal

32,1

32,6

38,3

De bedragen voor kapitaalverzekering en volksverze-
kering, tezamen f
23,9
millioen in
1940,
geven een indruk
van de belangrijke taak van het levensverzekeringsbedrijf
als middel tot dekking van het gezinsrisico. Daarnaast
staat het stijgende belang der levensverzekering als middel

tot sparen, hetgeen blijkt uit de door afloop vervallen

verzekerde bedragen. In de afdeeling kapitaalverzekering
werd vpor f
37,7
millioen en in de volksverzekering voor
f
4
millioen uitgekeerd. Volgens het verslag is het te voor-
zien, dat deze bedragen in de toekomst nog belangrijk
zullen stijgen.
Het abnormale verval door wijziging der verzekering,
afkoop, wanbetaling, omrekening van vreemde munt en
andere oorzaken vertoonde weinig afwijking ten opzichte
van
1939.

Het premie- inkomen.

Ter beoordeeling van de ontwikkeling van het bedrijf
is naast de beweging van de portefeuille het premie-inko-
men van belang. Ondanks de zooveel geringere nieuwe
productie in
1940,
is het premie-inkomen niet.veel ver-
anderd.

Tabel IV. Termijnpremiën
(in millioenen gld.)

1938

1939

1940

Brutopremi6n …………….
120,2

124,4

123,9
Herverzekeringspremien

4,2

4,4

4,2

Termijnpremitn eigen rekening

116,0

120,0

119,7

De ontvangst van koopsommen, die in
1937
en
1938
op een bijzonder hoog peil stond en in
1939,
reeds een
belangrijke vermindering te zien ‘had gegeven, daalde
in
1940
nog verder.

Tabel V. Koopsoinme’n
(in .millioenen gld.)

1938.

. ‘ 1939

1940

Bnitokoopsommen ….., …….
69,0

32,9

24,7
Herverzekering

……………
.

1,1

– , 0,9

0
1
5

Koopsommen eigen rekeniflg

67,9

320

24,2

Het reriteinkonzen.

.

Na de termijnpremiën en-de ‘koopsommen vornten de

rente-ontvangsten de belangrijkste bron van inkomsten

van het levensverzekerirgsbedrijf. Omtrent het rè’nte-

inkomen, gesplitst naar de verschillende beleggingssoorten,

en de gemiddelde rente geeft hetverslag de volgende tabel:

Tabel VI. Onvangen rente
(in millioenen gld.)
en

gemiddelde rente
(in pCt.)

1938 1939 1940

1938 1939 1940
Vaste eigendommen (netto)

6,1′ 7,5

8,1

5,38

5,56 5,58

Hypotheken …………..
18,8 18,8 19,1

4,37

4,06

4,04
Effecten

…………….
9,7 10,3 10,4

3,83

3,82

3,98

Leeningen op schuldbekentenis
13,4 13,8 14,5

3,83 3,59 3,56
Polisbeleeningen ………..
3,3

3,4

3,5

5,06

5,08

5,07

Andere beleggingen ……
2,5 2,0 1,8

Alle beleggingén

. . . .

53,8 55,8 57,4

4,12

4,04

4,07

Blijkens dit overzicht is erin
1940
weinig verandering

in de gemiddelde rente gekomen. Ten opzichte van
1939

is de gemiddelde rente bij vaste eigendommen en effecten
iets gestegen, bij de andere groepen daarentegen iets ge-S

daald. Met de mogelijkheid van een daling van de rente
in- de onmiddellijke toekomst zou volgens het verslag

rekening moeten worden gehouden; in
1941
schijnt de

gemiddelde rente inderdaad te zijn gedaald.
Naast de gemiddelde rente der beleggingen dient de

gemiddelde rentevoet, gebruikt bij de berekening der’

premiereserve, te worden beschouwd.

1938
1939 1940
pCt. pCt. pCt.
Gerniddelderentevoet der prerniereserve

3,50
3,50
3,50
Marge ten opzichte van (le gemiddelde
rente der beleggingen.

0,62
0,54
0,57

De marge is dus in
1940
iets grooter geworden, maar –
was toch nog kleiner dan die van
1938.

De gezamenlijke beleggingen.

De sanenstelling van de belegingen blijkt uit onder-
staande tabel:

Tdbel VII. Beleggingèn.
in
mill.
gld.
in pCt.

1939
1940 1939 1940
Landelijke eigendommen
14,4
14,4
1,0
1,0
Gebouwen

…………..
429,9
133,5
9,5 9,4

Totaal vaste eigendommen
144,3 147,9
10,5
10,4

Hypotheken landerijen
65,0
62,0
4,8
4,3
Hypotheken gebouwen
. . . .
412,6
397,4
30,2

28,0

-Totaal hjpot,heken
477,6
459,4 35,0
32,3

Aandeelen

…………..
44,4
50,8
3,2
3,6
Oblig. Ned. en Overz. Gew.

147,4
197,9
10,8 13,9
Oblig, buitenland
46,1 1.44,0
34
31

Totaal

effecten

……….
237,9
.292,7
17,4 20,6

Leeningen op sdhuidbek.

.
393,0 413,0
28,7
29,1
Polisbeleçningen

……….
69,4

70,0
54
4,9
Gedp. hij herverz.mijen
6,4
6,7 0,5
0,5
Andere beleggIngen
37,8
30,7
2,8
2,2

Totaal alle beleggIngen

. .

1.366,

1.420,4 100,0

100,0

Voor de verklaring en analyse van de verschuivingen in de beleggingen zij het ons vergund te verwijzen naar het artikel van den heer Brezet over de beleggingen der
levensverzekeringmaatschappijen in
1940,
waarin deze
materie uitvoerig is behandeld
1).
Wij willen hier slechts
wijzen op het feit, dat blijkens de reeds verschenen jaar-
verslagen over 1941 de ontwikkeling van
1940
zich in dat
jâar in verscherpten vorm heeft voortgezet. Terwijl het
aandeel van de vaste eigendommen en hypotheken in het
totaal der beleggingen verder is teruggeloopen, is het
overheidscrediet aanzienlijk in belangrijkheid toegenomen.
De ,,Verzekeringsbod.e” van
17
April jl. deelt te dien aanzien
mede, dat het belang van de levensverzekeringrnaatschap-
pij en bij staatsleeningen in
1941
van rond f 121 millioên –

tot rond i:
241
iiillioen is toegenomen. Blijkens ourai’st’en-
berichten over belegging in’ hypotheken’ door institutib-
neele beleggers schijnen er onlangs door de Verzekerings
kamer, die thans’ressorteert onder het Departement van

1 Juli 1942

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

303

Bijzondere Economische Zaken, beleggingsadviezen te zijn
gegeven, welke de tendentie in zich dragen de bovengege-

ven ontwikkeling te yersterken.

De reser’es.

De vorming van extra,reseryes door het levensverzeke-
ringsbedrijf wordt uitvoerigin het verslag gemotiveerd.

De beteekenis van zoodanige reserves blijkt uit degroote schommelingen, waaraan deze zijn onder*orpen.

Tabel VIII. Reseroes
(in millioenen gld.)

1938

1939

1940
Statutaire en andere reserves
….

96,6

64,5

85,9

Premiereserve eigen risico
……..
1.227,2

4.287,1

1.335,1
Extra-reServe in pct. van premie-

reserve
…………………..
79

5,0

6,4

De daling van de extra-reserve in 1939 en de stijging
in 1940 worden verklaard uit resp. koersverlies en koers-
winst op effecten. De fluctuaties in de waarde der beleg-

gingen, het renterisico (in verband met den langen duur
van het verzekeringscontract, dat op een bepaalde vaste
rente is gebaseerd), het sterfterisico (ongunstige afwijking
van de werkelijke sterfte van de verwachte) en de geringe
omvang van het maatschappelijk kapitaal in verhouding

tot de verplichtingen worden door het verslag genoemd
als motieven tot vorming van extra-reserves.
De in9loed oan den oorlog op het leenserzeheringsbedrijf.

De directe gevolgen van den oorlog op het levensvere-
keringsbedrijf uitten zich in de oorlogssterfte, de liquiditeit
en de oorlogsschade aan vaste eigendommen.
Het aantal oor1ogssterf,egeval1en in de afdöeling kapi-
taalverzekeringen bij overlijden bedroeg 614 militairen
en 421 burgers tegen 6.025 sterfgevallen zonder oorlogs-
molest, terwijl het verwachte aantal sterfgevallen volgens
• de sterftetafel G.B.M. (Geheele Bevolking Mannen) ’21-’30 bedroeg 7.498.
Bij de volksverzekeringen’ bij overlijden bedroeg het
aantal sterfgevallen 2.207 militairen en 2.680 burgers
tegen 79.762 sterfgevallen zonder oorlogsmolest. Het ver-
wachte aantal sterfgevallen was volgens de G.B.M. 87.411
en volgens de sterftetafel G.B.V. (Geheele Bevolking Vrou-wen) 84.785.
Uit deze dijfers blijkt, dat de sterfte tengevolge van de
oorlogshandelingen in 1940 geen bijzonder groote schade

aan het levensverzekeringsbedrijf kan hebben veroorzaakt.
Ter waarborging van de liquiditeit der maatschajpijen
werd op 20 Mei 1940 een moratoire regeling getroffen, die

reeds op 2 Juli 1940 kon worden ingetrokken, nadat ge-
bleken was, dat hiertegen zoowel ten aanzien van de door

den oorlog geleden beleggingsschade als ter zake van de
oorlogssterfte geen bezwaar bestond.
Evenals de oorlogssterfte is de molestschade aan on-
roerende goederen en hypothecaire onderpanden in 1940
namelijk zeer beperkt geweest. Zoo bleef 88,75 pCt. der
onroerende goederen geheel onbeschadigd, terwijl slechts
2,60 pCt. geheel en 1,01 pCt. gedeeltelijk werd vernield.
Van de onderpanden der hypotheken bleef, 92,32 pCt.
onbeschadigd en werd 3,10 pCt. geheel en 1,52 pCt. ge-

deeltelijk vernield.
Indirect heeft de oorlog invloed gehad op de beleggings-
politiek, het abnormale verval en de productie van nieuwe verzekeringen. De invloed op de beleggingspolitiek kwam
hierboven reeds ter sprake. Over het abnormale verval
valt op te merken, dat de invloed van den oorlog gering
is geweest en geen reden tot zorgen heeft gegeven. De
invloed van den oorlog op de productie van nieuwe ver-
zekeringen kwam tot uiting in de voor 1940 aanzienlijk
lagere productiecijfers, die echter – voornamelijk tenge-
volge van de groote geldruimte – sindsdien zeer sterk zijn
gestegen. Al met al kunnen we dus zeggen, dat het levens-
verzekeringsbedrijf zich tot nu toe in dezen oorlog krachtig
heeft gehandhaafd en zelfs zijnpositie inbelaiigrijke mate heeft weten ‘te verbeteren.,
-,

P. L. v.

d. VELDEN.
1

–•’.’

AANTEEKENINGEN.

HET
JARVEIISLA( 1941—’42 VAN
DE NEDERL4NDSCHE
BANK.

,

.

Aan het jaarverslag van den President van De Neder-

landsche Bank over het boekjaar, eindigend &r 31 ‘Maart

1942, ontieenen wij eenige passages betreffende het geld-
en credietwezen.

Na te hebben vastgesteld, dat het beleid van De Neder-

landsche Bank gedurende het afgeloopen boekjaar bepaald is door het onvermoeide streven om, temidden der wereld-historische veranderingen, welke zich mede a
ils gevolg van

de voortdurende uitbreiding van het oorlogstooneel vol-

trekken, de grondslagen onzer volkshuishouding voor het

heden en de toekomst zooveel mogelijk te versterken,
bespreekt de President de. taak der Nederlandsche Oost-
Compagnie. –

,,De maatschappij zal bemiddelend optreden, teneinde
aan het Nederlandsche bedrijfslevn in den breedsten zin

van het woord de deelname in de ontsluiting der Oostelijke
gebieden mogelijk te maken. De Staat zal, voorzoover

noodig, die bedragen aan de Compagnie ter beschikking
stellen, welke noodig zijn om voorbereidende of aanvul-
lende werkzaamheden te financieren, die het bedrijfsleven

de uitoefening van het bedrijf ter plaatse mogelijk zullen

maken. De Staat zal eveneens in die gevallen, waar de
risico’s de commercieel gebruikelijke mate te boven gaan,
credieten op aanbeveling der maatschappij garandeeren,
de Nederlandsche Bank de wissels, getrokken op den
grondslag van dergelijke credieten, discontabel verklaren.”
,,Bij deze hervatte werkzaamheid,in gebieden, waar in
de historie Nederlandsche mannen reeds werkzaam waren,
zullen ons de bedragen van ons markentegoed te stade
komen. In het vorige jaarverslag karakteriseerden wij deze
sladi als een samengebalde Nederlandsche koopkracht,
welke in het Derde Rijk naar de terreinen tast, waarop zij
zich kan ontplooien. Thans krijgt deze koopkracht nog
een wijdere spreiding. Gedurende het afgeloopen boekjaar vloeide op rekening, no. 2038 van de Nederlandsche Bank
bij de Duitsche Rijksbank RM. 2183,1 millioen binnen
(hetzij overgenomen van hier te laude gevtigd bank-

instellingen, of andere ingezetenen, hetzij gestort door in
Duitschiand gevestigde debiteuren) en werd slechts
RM. 691,6 millioen uitbetaald. Het actief saldo groeide
derhalve met RM. 1491,5 millioen.”
,,Het groeiend vertrouwen in het financieel beleid vond
zijn uitdrukking in de gunstige ontwikkeling van het
crediet op de geld- en kapitaalmarkt.
• Bij mijne ambtsaanvaarding noteerde de in den aanvang van het jaar 1941 door mijn voorganger k pan ‘uitgegeven
4 pCt. staatsleening 194195 pCt., dus 5 pCt. beneden emis
siekoers. Op dit tijdstip zou dus de Schatkist 4
3
pCt. rente
hebben moeten betalen voor een 10-jaiige (van belasting-faciliteiten voorziene) leening. Doelbewust’is op een ver-
betering van het staatscrediet aangestuurd.
Als eerste maatregel werd de spanning tusschen de
rente op kort crediet en die op lang’crediet vergroot door
vermindering met gemiddeld
I
pCt. der discontotarieven
voor schatkistpapier (hierdoor werd het disconto voor drie-
maandspapier tot
1/8
pCt. en dat voor jaarpapier tot 2.
pCt. verlaagd). Vervolgens werd, op 27 Juni 1941, het
disconto derNederlandsche Bank tot 2j pCt. teruggebracht.
1-lierop werden de storingen, welke’ van de ongecontro-
leerde gemeenteleeningen uitgingen, weggenomen door
leeningen tegen een hooger rendement dan 31 pCt. te ver-‘

bieden.

Daarop werd doelbewust op het voorbereiden der markt
op een staatsleening van lager rentétype – 3 pCt. in
plaats van 4pCt.—en langeren looptijd – 20jaar in plaats
van 10 jaar – aangestuurd. De wedertoekenning van een
voorrecht om de leening voor belastingbetaling te bezigen,
werd van de hand gewezen. Immers strekt een dergelijk
voorrecht weliswaar tot kqersgarantie, doch een leening

304

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

1 Juli 1942

wordt aldus tot ze1bedrog, daar hét geleende bedrag in

den vorm van derving van contante belastinginning :snel
wordt terugbetaald; Dâarmede wordt de looptijd, welke
hij de 4 pCt.- leening 1941:.toch slechts 10 jar bedroeg,
nog verkort.”

,,In een krachtig geleid staatsbestel zal vanzelfsprekend
het bestuur zorg’ dragen, dat liet staatscrediet onaange-

tast blijft; dat met andere woorden alle bronnen ,an in-komsten worden uitgeput; alvorens het staatscrèdiet in
het gedrang zou kunnen komen. Derhalve zullen ook de
staatsschuldbrieven hooger moeten noteeren dan andere
obligaties.

Dit is nu in Nederland nog niet het geval. ‘eeIeer meen-
den eenige hypotheekbânken ertoe over te kunnen gaan

3-3k pCt. pandbrieven uit te geven.

De instelling, die als eerste aan ditvoornemen uitvoering

wilde geven, heeft daarvan echter op verzoek van den

Sécretaris-Generaal voor Bijzondere Economische Aange-

legenheden afgezien. Bij een latere gelegenheid werd door

genoemden Secretaris-Generaal bepaald, dat pandbrieven

slechts mogen worden uitgegeven tegen een rente van ten
minste 31 pCt. en een koers van ten hoogste 100 pCt.;

zulks is van toepassing op alle hypotheekbanken.”
Met deze maatregelen heeft de Overheid richting-

gevend in de rentevorming op de credietmarkt ingegrepen.

Het is aan te nemen, dat verdere maatregelen zullen volgen.

Deze zullen niet alleen o de. obligatiemarkt, doch ook
op de aandeelenmarkt van toepassing zijn, daar waak-
zaamheid is geboden. Verhinderd moet worden, dat dooi

een misleidende propaganda het kapitaal eenzijdig naar
de aandeelenmarkt wordt georiënteerd.”

,,De stijging der koersen van aandeelen van Nederland-

sche bedrijven kan gedeeltelijk worden verklaard door
de daling van den rentestand. Het rendement op Neder-
landsche aandeelen is in verschillende gevaTlien daarmede
in overeenstemming. Anderdeels, en dit geldt vooral voor
de Indische aandeelen, is de koers een uiting van patholo-
gische speculatieneigingen, waartegen met nog meer

scherpte zou worden opgetreden, als de beurs niet ware
gewaarschuwd. Zoolang de belangen van te goeder trouw

zijnde Nederlanders niet worden geschaad, kan men de
gevolgen van een koersineenstorting der Indische fondsen

voorde rèkeningder hedenda’agsche bezitters laten. Doch
zoô noodig zal met de uiterste middelen worden opgetreden.”

Na de invoering van de zoo juist afgekondigde Onder-
nemers-, Veinootschaps- en Vermogensbelasting 1942 te
hebben aangewezen als te voldoen aan een ,,eisch van
sociale rechtvaardigheid, dat inkomen en vermogen ook
van vennootschappen even zwaar getroffen zouden worden,
als die deë honderdduizenden, die nauvelijks voldoende
verdienèn om het minimum voedselpakket, dat hun toe-
gemeten is, te koopen”, vervolgt de President:

,,Deze en dergelijke drastische maatregelen, die den wil
tdt uitdrukking brengen, de uitgaven zooveel mogelijk
door normale ontvangsten te dekken, doen het vertrouwen
tdenemen. Dit heeft zich niet alleen in de algemeene ver-
betering van het crediet, doch ook in den herstelden zin
tot sparen der bevolking geopenbaard. De statistieken, die
langen tijd minder gunstig waren, toonen, vooral sinds,
het begin van het jaar 1942, een zeer krachtige verbetering
aan. De spaarzin is herleefd.”

,,De circulatiebank dient meer dan eenig ander instituut
uit het bedrijfsleven ook het oog te houden op het alge-
meen belang.

De Nederlandsche Bank heeft overigens in dit opzicht
uiterst belangrijke nieuwe verantwoordelijkheden gekre-
gen. 1-let algemeen toezicht op de credietinstellingen be-
rust bij den Secretaris-Generaal voor Bijzondere Econo-
mische Zaken, die ten aanzien van principieele vraagstuk-
ken ifi overleg met’de directie van
de Nederlandsche
Bank handelt.

De feitelijke uitoefening van het toezicht geschiedt door de
dirèctie aan de Nederlandsche Bank, r’oorzoor’er de Secre-
4

tans-Generaal zich deze niêt in bepaalde geaallen aoorbehoiilt
of
daarmede andere instanties belast.
_De afkondiging van
uit,roeringsvoorschriften op
;
grondvan
besluit no. 225/1941
kan binnenkort worden tegemoetgezien. De Nederland-
sche Bank is derhalve geroepen op nog ruimereschaaldan

in het verleden het algemeen belang te dieneii. Getrouw
aan haar doelstelling, zal zij deze taak met nauwezetheid
vervullen.”

Kapitaalmarkt.

,,IIet beroep, dat in het afgeloopen boekjaar voor de
verkrijging van nieuwe middelen op de Nederlandsche

kapitaalmarkt werd gedaan, was in totaal ongeveer even hoog als in liet vooraîgaande boekjaar; het beliep f504,6

millioen, tegen f 502,8 millioen in 1940/’41, Het gebruike-

lijke overzicht der openbare emisies volgt hieronder:
Openbare einissies in Nederland gedurende de periode pan
1
April
1941
tot en ,net
31
Maart1942.

(reëele bedragen zonder onderhandsche en daarmee gelijk te stellen
Plaatsingen en zonder conversies)
Obligaties en Gewone en pre-

Totaal
pandbrieven terente aandeelen
Binneni. fondsen
Staatsleeningen

f 487.500.000
Provincies, gemeen-
ten,waterschappen,
enz.

,,

1.600.000
Industrieele onder-
nemingen

,,

233.500

Totaal

f 489.333.500

Het bedrag, waarmede
andere publiekrechtelijke
licha-
men dan de Staat in bovenstaand overzicht voorkomen,
werd opgenomen door de gemeente Hilversum.”
,,Conversieleeningen kwamen in het verslagjaar slechts
zeersporadich voor; zij
bleven
beperkt tot één industrieele
onderneming en twee kerkelijke instellingen, waarbij voor
de laatstbedoelde leeningen de storting nog in het nieuwe
boekjaar viel”.

Geldcirculatie.

,,De behoefte aan ruilmiddelen bleef op hoog peil. Hier-
bij is liet aandeel der bankbiljetten gestegen; een van de

oorzaken hiervan is het ontstaan op groote schaal van

z.g. zwevende koopkracht, doordat voor een deel van het
inkomen der bevolking, als gevolg van distributie en goe-
derenschaarschte, geen emplooi wordt gevonden en doordat
bedrijfsvoorraden werden uitverkocht. Daar een en ander het geval is in kringen, die geen bankrekeningen aanhou-

den, heeft het de tendentie tot vergrootingvan het aandeel

van munten, zilverbons en bankbiljetten ten -koste van
dat van het girale geld.

Een andere factor is de omstandigheid, dat in tijden van
geldruimte de kasvoorraden steeds grooter plegen te zijn
dan in tijden van geldschaarschte, wanneer de neiging be-
staat om zoo krap mogelijk te disponeeren.

Voorts worden de voor de ‘behoeften der bezettings-
autoriteiten benoodigde bedragen grootendéels in den vorm
van bankbiljetten opgenomen, terwijl ook de in verband
met de aanwezigheid der bezettingstroepen en als gevolg
van de bepalingen met betrekking tot het betalingsver-
keer met Duitschland hier te lande op groote schaal binnen-

komende Duitsche betaalmiddelen grootendeels in bank-biljetten, zilverbons en munten worden ingewisseld. Daar
ook de uit dezen hoofde in circulatie komende bankbiljet-
ten aanvankelijk verblijven in handen van personen,

die geen bankrekening onderhouden, is hierin mede een
der oorzaken voor de relatief sterke uitbreiding der bank-
biljettencireulatie gelegen.”

,,Het gemiddelde bedrag der bankbiljetten in omloop
ontwikkelde zich aldus:

1939/’40 ……f 1.089.251.227 1940/’41 ……f 1.364.111.377
1941/’42 ……f 1.883.708.207

t 487.500.000

– .

1.600.000

15.260.395

,, 15.493.895

t 15.260.395

t 504.593.895

1 Juli 1942

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

305

Bu.iten[andsche wissels, saldi en betaaliniddelen.

Op
de balans kwamen per het einde van het boekjaar

de volgende buitenlandsche activa voor:

Wissels

Saldi

Betaal-

Totaal
middelen
1
9391′
4
0 f

750.000 f19.724.184

.

f

20.474.184
1940f’41 ,,

22.908.000 ,, 32.587.591 f 28.880.801 ,,

84.376.392
1941/’42 ,, 1.128.773.278 ,, 60.461.221 ,, 15.497.352 ,, 1.204.731.851

DE STROCARTONINDUSTRIE IN NEDERLAND
(aanvulling).

Van bevoegde zijde, ni. de Directie van de ,,Noordelijke

Economisch-Technologische Organisatie voor Drenthe en

Groningen”, werden enkele opmerkingen ontvangen over
het door mij onder bovengenoemde titel in de Economisch-
Statistische Berichten van 10 Juni 1942 gepubliceerde
artikel.

1w
de eerste plaats wordt opgemerkt, dat de totstand-

koming van de ,,Noordelijke Industrie voor Vezelverwer-
king NV.” bereikt is door de ,,N.E.T.O.” en dus niet,
zooals ik schreef, door het ,,Nederlandsch Proefstation

voor Strooverwerking”, hoewel de Directeur van deze in-stelling meermalen tijdens de voorbereiding werd geraad-
pleegd ter beoordeling van door anderen verstrekte

gegevens.
Ter aanvulling op wat ik, in dezelfde alinea, schreef over dit Proefstation wordt gezegd, dat de ,,Groninger
Maatschappij van Landbouw” wel als stichtster is opge-treden, doch dat de geldmiddelen hoofdzakelijk worden
verstrekt door de strocartonindustrie, enkele stroverkoop-
bureaux en nog enige andere organisaties.
En sprekende over de resultaten door het Proeftation
in de enkele jaren van zijn bestaan behaald, wordt mij
tegengeworpen, dat de werkzaamheden
,,00k
reeds tot
niet onbelangrijke’)
practische resultaten hebben geleid,
waarvan de vervaardiging van vouwcarton wel het voor-
naamste is.” Inderdaad is dit een practisch resultaat, dat
zeker vermeldenswaard is. Mijnerzijds wil ik hierbij echter

aantekenen, dat de productie van genoemd artikel tot nu.
toe door slechts één fabriek is ter hand genomen en dat de
vervaardigde hoeveelheid hoogstens 300 ton per maand
bedraagt. Na de oorlogzal dit product moeten bewijzen,
dat het zich op de markt kan handhaven en daardoor
in grotere kwantiteiten kan worden vervaardigd. Blijkt
dit het geval te zijn, dan zal het kunnen medewerken tot
vermindering van een eventueel stro-overschot. Het is
dan ook niet uitgesloten, dat, hoewel hierover thans nog
niets valt te zeggen, dit product, ontstaan uit de werk-
zaamheden van het Proefstation, zelfs een
zeer belangrijk
resultaat is geweest.
J. J. DRENTH.

‘) Cursivering van
mij.

OVERHEIDSMAATREGELEN OP
ECONOMISCH GEBIED.

HANDEL EN NIJVERHEID.

.Arbeidszaken. Regeling inzake arbeidsvoorwaarden bij goederenvervoersondernemingen. (E.V. 5/6/’42, pag. 706;
Stct. No. 100).

Bedrijfsorganisatie. Verordeningen inzake organisatie
en werkwijze van de Onderbedijfsorganisatie voor Mar-garine, Vetten en Oliën. (E. V. 12/6/’42, pag. 739; Voed-
selvoorzieningsbiad No. 8 van 6/6/’42).

Mijnbouw. Afkondiging. van het Electrotechnisch Mijn-
reglement 1942, waarbij bepalingen inzake electrische in-
stallaties in mijnen worden gegeven, en dat in de plaats
treedt van het gelijknamige reglement 1939. (E.V. 5/6/’42,
pag.’708; Stct. No. 104).

Organisatie bedrijfsleven. Instelling van de vakgroepen groothandel in zaaizaad en pootgoed, in groenten en fruit,
en in minerale olieproducten. Instelling van de bedrijfsgroep

tusschenpersonen, alsmede van de vakgroep detailhandel

in melk, boter, kaas en eieren. (E.V. 5/6/’42, pag. 709;
Stct. No. 103). Prijsregelingen. Nadere prijsvoorschriften met betrek-

king tot internationale sleeploonen, verkoopprijzen voor
Deensche haring, maximum-prijs aan de afslag voor ver-

sche makreel, en kleinhandelsprijzen zeeppoeder.
(E.V.

5/6/’42, pag. 706; Stct. No. 104).
Rubber. Verplichte opgve van voorraden afvalrubber. (E. V. 12/6/’42, pag. 734).

%Varenwet. Wijzigingen in het Algemeen Besluit Wa-

renwet, welke o. m. betrekking hebben op sociaal-hygiëni-
sche vereischten voor ruimten, waarin eet- en drinkwaren

worden bereid, verpakt of behandeld. (E.
V.
12/6/’42,

pag. 732; Stct. No. p108).

LANDBOUW EN VOEDSELVOORZIENING.

Motorbrandstof landbouwwerkzaamheden. Mededeeling

inzake de aanvraag
I
van ‘motcirbrandstof voor landbouw-
werkzaamheden, welke aanvragen slechts in enkele be-
perkte gevallen mogen gechieden en eventueel ingewilligd

kunnen worden. (E.V. 5/6/’42, pag. 710).
Visseherij. Regeling inzake heffing van bijdragen van
visschers en aktehouders, ter verbetering van den toestand

in de binnenvisscherij. (E.V. 5/6/’42, pag. 709; Stct.
No. 102).

GELD., CREDIET- EN BANKWEZEN EN BELASTINGEN. –

Belastingen. Afkondiging van de Eerste Aanvullingsbe-schikking Vermogensbelasting 1942, waarbij nadere rege-
lingen inzake de heffing en toepassing van deze belasting
worden gegeven, alsmede van de Eerste Aanvullingsbe-
schikking. Vennootschapsbelasting, waarbij eveneens de heffing en toepassing van deze belasting nader wordt ge-

regeld. (E.V. 5/6/’42, pag. 706; Stct.
No.
103).

STATISTIEKEN.
GEZAMENLIJKE STATEN VAN DE NATIONALE BANK.VAN:
;

BELGIË EN VAN DE EMISSIEBANK TE BRUSSEL.
– (in
miii.
Prancs)

.
h:
1
a
0.

-.0
‘don
.

.
.-a
•a;
4

‘3
0)

0
00
0
0

18 Juni’42
471
Ö?YÖ
55T51
it
3.524
11

,,

’62
39.847 382
21.351
.1.933 55.553
3.811
3.408
4

,,

’42
39.673
409
21.819
1.647 55.259
3.861
3.682
28 Mei ’42
39.256
442
21.425
1.647
54.593 3.867
3.560
20

,,

’42
39.030
525
21.272 1.652
54.271
3.843
3.611
8 Mei ’40
23.606
5.394
695
1.480
29.806

909

DUITSCHE RIJXSBANK.
(in miii. R.M.)

Goud

1

Renten-

Andere wissels,
Data

en

1

bank-

chèqiees en

1 Belee-
deviezen

1

scheine

schatieistpapier

1
25

Juni

1942

1

77,3

1

328,6

21.954,6

1

24,0
15

,,

. 1942

77,1

1

270,2

22.307,8

23,5
6

1942

1

76,9

247,4

22.135,1

1

16,4
23 Aug. 1939

77,0

1

27,2

8.140,0

1

22,2

Data

Effec-

1 Dverse 1

Circu-

1

Rekg.-

1

Diverse

I

ten

Activa

1

latie

1

Cr1.

1Passiva
25

Juni’42 1

17,8

t

947,4

1

19.734,5

1

2.630,2

1

483,6
15

’42

1

18,6

1

1

19.983.8

1

2.673,7

1

509,2
6

,,

’42

1

19,8

t

1.569,3

1

20.316,6

1

2.757,8

1

473,9
23 Aug.’39 1

982,6

1

1.380,5

1

8.709,8 1

1.195,4

t

394,2

DE NEDERLANDSCIIE BANK.
Vèornaamste posten Iii duizenden guldens.

Data

Gouden

1

.

Andere

Beschikb.
1
Dek-

I
mut
en
1
Csrcu-
Opeschb.

dekkings-
1
kings
muntmater.
1
latie

schulden

saldo

1
perc.
29 Juni ’42

943.2.47 1 2.392.972

159.735

1.101.757

37
22

,,

’42

943.319 1

2.349.332

183.637

1.087.350

37,5
15

,,

’42

943.315

1 2.340.857

175.978

1.066.126

38
6

Mei ’40

1.160.282

1 1.158.613

255.183

607.042

83
Totaal

Schatkist-

Belee..

Papter

1
Div.
Data

bedrag

prom.

op net

1
reken.
disconto’s

rechtstr.

ningen

buiteni.

1
(act.)
29

JunC’ZT2

186.001

186.000

1

151.411

I

1.109.075

1161′.297
22

,,

’42

186.002

186.000

t 153.398

1 1.087.824

160.692
15

,,

’42

191.002

191.000

1

153.044

1

1.070.718

156.731
6 Mei
1
40

9.853

1
217.726

1

750

120.648

-.

‘.

••
.

-:’,

.-.
..f’…:’

306 –

.

1 JULI 1942

Verkorte balans op 29 Juni 1942.


.

STAND VAN
‘s
RIJKS
KAS.

Activa.
.

Vorderingen
1

15 Juni 1942
1

23 Juni 1942
Saldo van ‘s Rijks Schatkist
bij de Nederlandsche Bank
27.270.073,22
t

26.685.913,53
.
Binneni.

wissels,

Ç
Id).

t

186.000.000
Bijbank
.


Promessen, enz

Agentsch.

1.000
Saldo b. d. Bank voor Ned.

186.001.000
Gemeenten

.
109.322,31
,,

83.945,60

Papier op

het

buitenland

.

t 1.109.074.710
Voorschotten

op

ultlmo Me! resp. Aprii 1942 aan degem.

Af:

Verkocht maar voor de

.
verstrekt

op

aan

haar
Bank nog

niet

afgeloopen
uit.te keeren hootdsom der

Beleeningén mcl.

Hfdbank

t

134213971

199.074.710
134.213.971

voorschotten in

,
pers, bel., aand. in de hoofd-

rekening-courant

11j1mL,,

1.788.326
I

som der grondbel. en der
gem.fondsbel., alsmede opc.
op onderpand

Agentsch. ,,

15.408.962
op die belastingen en op de

151.411.259
vermogensbelasting

……
21.699.472,30
,,

21.699.472,30
Voarschotten aan Ned.-Indi0′)
,, 207.765.740,32
,,

208.405.820,01
Idem

voor

Suriname
1)

•,..
..

7.800.972,76
,
,,

7.830.972,76
Op Effecten

enz.

……….

.151.315.181 ‘)
Idem

aan

Curaçao
1)
285.283,23

…….

,,

285.283,23
Op Goederen en Ceelen

96.078
Kasvord

wegens credietver-

151.411.259 ‘)
strekking a. h.

buitenland
,,

31.863.822,82
,,

31.131.975,46
‘,
Voorschotten aan het Rijk

………………

526.396
Daggeldleeningen tegen onder-
Munt en muntmateriaal:

……..

Gouden

munt

en

gouden
muntmateriaal …………t

943.246.722

pand

……………………..

92.603.227,40
,,

107.554.822,37
Zilveren munt, enz.

……..
,,

7.528.237

Saldo der postrek. van Rijks-

Vordfriflg op het Alg. Burg.
950.774.959

comptabelen

……………

Pensioenfonds
1)

Belegging van kapitaal, reserves en pensioenfonds

52.643.733
Vordering op andere Staats-
…….

Gebouwen en meubelen der Bank

…………4.000.000
bedr. en instellingen ‘)
45.769.170,90
‘44.468.659,30
,,
Diverse

rekeningen .

……………………..

161.296.823
v
er
p
Ii c h t
i
n gen

t

2.615.728.880
Voorschot door de Ned. Bank
ingevolge art. 46 van haar

Passlva.
t


t


Voorschot door de Ned. Bank
Kapitaal

…………………. . ………..

t

20.000.000
in reken.-cour. verstrekt
..,,

11 Reservefonds

…………………………..5.368.354
Schuld

aan

de

Bank

voor
Bijzondere reserves

……………………..16.583.835

octrooi

verstrekt

……..
..

Ned.

Gemeenten

……..
Pensioenfonds

…………………………..11.776.927
Schatkistblljetten•..in

omloop
,,

110.106.000,-
., 110.106.000,-
Bankbiljetten

in

omloop

………………..2.392.972.420
Schatkistproniessen In omloop
,,2407.600.000,-‘)
,,2425.300.000,-
3
)
Bankassignatiën

in

omloop

………………..’

63.335
,,


,,


Rek.-Courant
f
Van het Rijk

t

.
,

119.431.569,50
;,

119.6 12.343,-
saldo’s

1 Van anderen

,,

159.671.285
Schuld op uit. Mei resp. April
159.671.285
1942

aan

de

gem.

weg.
Diverse rekeningen

……………………

9.292.724
a. h. uit te keeren hoofds. d.

……….

t 2.6 1 5.728.880
_pers.bel., aand. I. d. hoofds.
d. grondb. e. d. gem. tondsb.

Daggeldleeningen

………..

alsm. opc. op die bel, en op

Zilverbons

in omloop

………

de vermogensbelasting
– –

Beschikbaar dekkingssaldo

………………t 1.l0l.756.632
Schuld

aan

het Alg.

Burg.
Pensioenfonds’)

……..
198.815,60
,,

311.977,49
Minder bedrag aan. baikbiljetten in omloop dan
Id. aan het Staatsbedr. der
waartoe de bank gerechtigd is

………….2.754.391.580
P. T. en T.

‘)

…………

…….

261.579.909,32
,,

273.184.056,36
Id. aan andere Staatsbedrij-
Schatkistpapier, rechtstreeks bij de bank onder-
…20.270.599,04
,,

20.270.599,04
gebracht

……………………………..186.000.000
ven
1)

……..
Id: aan div. instellingen ‘)

..,,
361.626.475,50
,,

363.244.383,04
1)
Waarvan aan Nederlandsch-Indiö
(Wet
van
1)
In rekg. crt. met ‘s Rijks
Schatkist.

‘)
Rechtstreeks
bij de
15 Maart 1933,.Staatsblad No. 99)

……….55.341.825
Nederl. Bank geplaatst t 191.000.000,-.
3)
Idem
t 186.000.000,-.

4fabetische Index Overheidsmaatregelen
op
Economisch gebied

(Zie voor den alfabetischen index Overheidsmaatregelen in 1941 het Jaarregister
1941, laatste bladzijde.)
Blz.
•. Blz.
,

Blz
Aardappelen
.
…………….

.

33,

47,

248
Leeningtonds

1940

……………-..

102
Vee.. 67,

165, 185, 195, 205, 227, 248, 272
Aardolieproducten

…………………

102
1achines

……………………..215
Veenproducten

………………….113
Accijns

………………… 33,

185,

195
Meel en-producten

…………101,

195
Veevoeder

………………47,

102,

238
Afval

………………………..

165
Ielk

en-producten …………..33,

205
Vennootschapsbelasting ……….227, 305
Arbeidszaken

113, 189, 215, 227, 248, 272,
Merkengeld

…………………….413
Verf en -grondstoffen

……….102,

165
305
Metalen 67, 58, 75, 155, 184, 195, 227, 238
Vermogepsbelasting

…………227, 305
Bank- en Credietwezen

……….33, 195
Middenstand ……………195,

215,

272
Vervoerswezen ……….59,

102,

465,

248
Bankwet

1937

………………….195
Mijnbouw

……………………..305
Vestigingseischen

……………….102
Bedrijfsvorm

……………………59
Motorbrandstof

……..58,

165,

215, 305 Vezelstoften

………………….215
Bedrijtsorganisatie Vee en Vleesch

59, 305
Belastingen

……..33,

59,

227, 248, 305
Nationale

Plan

………………..101
Nederlandsche Coöperatieve Raad
. . . .

194
Visscherij

..

33, 47, 59, 102, 123, 215, 305
Vlas

………………..59,

75,

227,.

248
Bindtouw

………………….33,

215
Binnenscheepvaart ……59, 156, 238, 248
Nicotine ……………………….

102
Oliën en

vetten

……102,

195, 215,

305
Vleesch …………….59,

165,

185,

205
Voederbieten ……………………215
Bloemkweekerij
.

…… ……

….

155
Omzetbelasting ……..
……

59,

102, 227 Voedselvoorziening

33, 47, 59, 75, 423, 155,
Boschbouw

……………………185
Ondernemingsbelasting

…………..227
185, 205, 227
Bouwnijverheid ……………47,

58,
1
113
Oorlogsschade …………….123,

184,

195
Vijandelijk vermogen …………….215
Buitenlandsche Handel 47, 511, 75,
101,
113,
Organisatie Bedrijfsleven 47, 102, 113, 123,
arenwet

……………………..305
155, 204, 215, 227, 238, 248, 272
165, 195, 204

215, 227, 238, 248, 305
Vol
…………………………..205
Chemische Industrie ……….

58, 184, 248
Paarden

………………………215
Vijnbelasting

……………………33
Deviezenverkeer …………..

33,

59,

167
1acht

…………….67,

102,

123,

165
Zaden

….47, 59,

102, 123, 156, 195, 205
Diamant

……………………..113
Papier …………58,

102,

195,

204,

215
Zuidvruchten ……………………195
Dividendbeperking

………………59
Pelterijen

………………………58
Suivel …………………………227
Drankwet

………………………58.
Pensionbedrijven

…………….58,

248
Economische

Sancties ……………
.194
Peulvruchten

………………….205
Eieren

……………………….248
Pluimveehouderij

…………..165,

248
Electrotechnische Industrie

……….58
Postverkeer ……………………..59
Fruit

…………………………59
Prijsregeling47, 58. 75, 101, 113, 123, 155, 165,
Garnalen ………….
. ……………

123
184, 195, 204, 215, 227,

238, 248, 305
Gevogelte

………………………47
Radio

…………………………47
Grafische Industrie

……….58,

75,

194
Rantsoeneering…………………..227
Granen ………………………..205
Registratierechten …………………59
Grasland

…………33, 67, 85,

155,

205
Restaurants

…………………….75
Groenten

…………………..33,

155
Rijwielen ……………………47

123


Handel

……….204, 215,

227, 238, 248
Rubber………………..113,

123,

305
Hennep

……………………….205
Slachtvee

………..33,

59,

67,

248,

272
Hout

……………………..248,

272
Smeerolie

……………………….

102
Industrie

.
———————238,

248
Spaar- en betaalzegelkasbedrijf

..

102,227
Kaas

………………………75,

227
Spertijden

Klelnbedrijt

………..75, 123



Kamers van Koophandel

………..47, 184
Suikerbieten

…………………….205
Kantoormachlnes

……………….156
Surrogaten……………………..155
Kapok

……………………01,

165
1
Tabak ………………47,

58,

113,

195
Keramische Industrie

…………58,

194
.Tankgas
……………………….

205
Klompen

……………………..272
Textiel

……………………….102

..
Kunstmest ………………….59, 215
Tuinbouw

———-33,

59.

102, 205, 227


Kweekerij

……………………….59
Turf

…………………………..59

Landbouw
33,
47. 59. 67, 75, 85, 93, 102, 155,
Tweelandenorganisaties …………….

59

165,

195, 205, 215, 227, 248, 305
Uien

…….

…………………… 33

Landstand, Nederlandsche
… 33,
102, 272
Varkens …………………….59,

227

P. 1299/3. Verantwoordelijk voor den geheelen inhoud: Drs. M. F. J. Cool, te Rotterdam. Uitgever: H. A. M. Roelants,
Lange Haven 141, Schiedam. Drukker:
H.
A. M. Roelants, Lange Haven 141, Schiedam. K 2193.

Auteur