20 MEI 1942
conomisCh,–wStAtistische
1
Berichten
ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJ VERHEID, FINANCIËN EN VERKEER
27E
JAARGANG
N.V.
Stoomvaart-Mij. ,,Nederland”
Amsterdam
N. V.
Rotterdamsche Lloyd
Rotterdam
WOENSDAG 20 MEI 1942
DE BELEGGINGEN
DER BIJZONDERE
SPAARBANKEN IN
NEDERLAND
door
Dr. J. R. A. BUNING
32ste Publicatie van het Neder-
landsch Economisch Instituut.
PRIJS f
3.65*
(Prijs voor donateurs en leden
van hetN. E. I.
f
2.75)
Verkrijgbaar in den Boekhandel
Uitgave: De Erven
F. BOHN N.V., HAARLEM
– No. 1374
Economische
aspecten der
internationale
migratie
door
Dr. A. Winsemius
29e Publicatie van
het Nederlandsch
Econom. Instituut
Prils f 2.10*
(Prijs voor donateurs en
leden van het N.E.I. fl.50)
Verkrijgbaar in den boekhandel
Uitgave.:
Be Erven F. 8ohn H.Y.
Haarlem
R,MeesZoonen
Ao. 1720
IOAXICIERS EN ASSURANTIE-MAKELAARS
ROTTE RDAM
AMSTERDAM (Ass)
‘s. G R A V E N 1
–
1 G E
DELFT – SCflIED4M
V LA ARD 1
NOEN
0
Wat is de
EI 0 L L E R]TH
Boekhoud- en Statistîek-D
1 E NS T
Deze dienst vormt een afdeeling van ons bedrijf,
die over een uitgebreide, moderne
WATSON
Machine Installatie
(HOLLERITH
Systeem) beschikt,
alsmede over een staf van deskundig bedienend
personeel, om
alle administratieve werk-
zaamheden en statistieken,
tegen een rede-
lijk tarief, feilloos en snel volgens het
HOLLERITH
Systeem uit te voeren.
Vraagt nadere Inlichtingen aan de:
WATSON BEDRIJFSMACHINE MAATSCHAPPIJ N.V.
HOOFDVERTEGENWOORDIGING VOOR NEDERLAND DER
INTERNATIONAL BUSINESS MACHINES CORPORATION
te
NEW-YORK.
Frederlkspleln 34, Amsterdam C – Telef. 33656-31856
BEHANDELING VAN ALLE
BANKZAKEN
BEZORGING VAN ALLE
ASSURANTIËN
Laat Uw
….
JAARGANG
NEDERLANDSCHE
HANtDEL-MAATSCHAPPIJ,
N.V.
III
‘ 69 KANTOREN IN NEDERLAND
III
Aan- en verkoop van effecten
Adviezen in zake belegging
Bewaarneming
/
/
Diesel-, Stoom•’ in Electrische Machine-installaties
Voor onmddelljke of laere koop worden gevraagd:
” 1. Volledige stroomopwekkende installaties voor draaistroom 380/220 Volt;
Vermogen tot ongeveer 400 kVA.
2. Afzonderlijke dieselmotoren, stoonimachines, e1ectromooren, electro-
generatoren; spanning en vermogen als boven.
De machines moeten geheel in bedrijfsvaardigen staat zijn, in goeden
toestand en niet ouder dan 10-15
jaar.
Uitvoerige aanbiedingen, met opgave van plaats waar te bezichtigen, te
richten aan den-
Bahnbevollmixchtigten der Deutschen Refchsbahn bei den Niederldndischen
Eisenbahnen te Utrecht, Catharijnesingel HGB 111.
…
Door een abonnement ophet
Economisch Weekb1ad
Orgaan van het
voor’Nederlandsch’Indië
Departement v.
Econom. Zaken
blijft U op de hoogte omtrent het economisch
gebeuren – in Nederlondsch-lndië en houdt U con-
tact met de Indische markt. Naast goed gedocu-
menteerde artikelen van deskundige hand, bevat
lke aflevering tol van statistische gegevens,
waardoor het blad tot een onmisbare vraag-
baak geworden is voor iedereen, die zich voor
_de ontwikkeling van Indië interesseert.
Losse nummers van
v66r den oorlog
ver-
krijgbaar bij
KOLFF & Co., P. C. Hooftstraat 168, AMSTERDAM
K’ONINKLIJKE NE’DERLANDSCHE BOEKDRUKKERIJ
A. M. ROELAPITS – SCHIEDAM
Onze speciale afdeeling: Drukwerk voor contrôle en
administratie, levert alle voorkomend drukwerk op
dit gebied concurreerend, snel en accuraat.
–
Uitgifte-apparaten in groote verscheidenheid van werk-
wijze en capaciteit – naar de behoeften van elk bedrijf.
Tel. 69300
Onze terzake-kundige staf is te allen tijde voor gratis
(3 lijnen)
advies te Uwer, beschikking.
inbinden!
Stort f 0.75 op giro 5858 ten name
van H. A. M. Roelants, Schiedâm
met vermelding: Band E.-S. B.
1941 en U ontvangt, zoodra de
oplaag gereed is, franco per
post Uw band loegezonden.
Bij franco opzending van Uw
jaargang aan
–
H. A. M. ROELANTS
SCHIEDAM
onder gelijktijdige storting van
f 2.40 op giro 5858, ontvangt U,
zoodrcs de banden gereed zijn,
Uw Jaargang keuzlg gebonden
franco huis terug.
(Uitvoering van den band linnen
rug, verder stevig beplakt bord)
Derde Gewijzigde Druk
van
Egalistiefo ndsen
en Monetaire Poli-
tiek in Engeland,
‘Nederland en de
.Vereenigde Staten
door
Prof. Dr. H. M. H. A. van der Valk’
30ste Publicatie van het Neder-
landsch Economisch Instituut,
Prijs .f 2.10*
(Prijs – voor donateurs en leden
van het N. E. I. fl.50)
Verkrijgbaar in den Boekhandel
Uitgave: De Erven
F. BOHN N.V., HAARLEM
20 MEI 1942
AUTEURSRECHT VOORBEHOJJDEIV
Economisch -wStatistische
Beriëhten
ALG EMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCiËN EN VERKEER
UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCHECONOMISCI
–
I INSTITUUT
27
JAARGANG
WOENSDAG 20 MEI 1942
No. 1374
HOOFDREDACTEUR:
GÈLD- EN KAPITAALMARKT.
M. F. J. Cool (Rotterdam).
PLAATS VER VANGEND HOOFDREDACTEUR
H. W. Lanibers (Zwarte(vmal).
Redactie en administratie: Pieter de 1-Ioochmeg 1212, R’dam-W
Aangeteekende stukken: Bijkantor Ruigeplaaureg.
Telefoon iVr. 35000. Postrekening 8408.
Abonnements prijs Qoor het weekblad, waarin tijdelijk
is
opgenomen
liet Econoni isch-Statistisch ./lfaandberieht,
franco p. p. in Nede,landf 20.85* per jaar Buitenland en
koloniën f 23.— per jaar. Abonnementen kunnen met elk
nu’n,ner ingaan en slechts worden beëindigd per ulti,no oan
elk kalenderjaar. Losse nummers 50 cent. Donateurs en
leden r’an liet Nederlandsch Economisch Instituut ontQangen
liet weekblad gratis en genieten een reductie op de eerdere
publicaties.. A dresrvijzigingen op te geQen aan de administratie.
Adoertenties Qoorpagina / 0.28 per mm. Andere pagina’s
/ 0.22 per mm. Plaatsing bij abonnement Qolgens tarief.
INHOUD.
Blz.
Besluiten op de Vennootschaps-, Vermogens- en
Ondernemingsbelasting door
A C. Burgersdijk 218
Wettelijke regeling van het particuliere bankbedrijf
in Nederland door
Dr. H. TV. J. Wijnholds …. 221
Het kunstmatig drogen van gras door
II. Reinoud 222
Differentiatie van woningtypen door
Dr. Jr. H. G.
i’an
Beusekom
…………………………224
Overheidsmaatregelen
op
econo-
misch
gebied
……………………..
227
Maandcijfers.
Gecombineerde maandstaat van de vier Neder-
landsche groote banken en van het Nederlandsch
bedrijf der – Nederlandsehe Flandel-Maatschappij
227
S t a t i s t i e k e n.
Wisselkoersen – Bankstaten………………
228.
Op de
geldmarkt
is de schatkist weer in staat geweest
eenig papier onder te brengen. Volgens den jongsten
weekstaat is in de verslagweek de buitenlandsche wissel-
portefeuille toegenomen met f
17,3
millioen, terwijl de
biljettencirculatie thans f
2289
millioen bedraagt. Behalve
deze beide factoren was nog op de situatie ter geldmarkt
van invloed de stijging var de ,,saldi van anderen”.
De
obligatiemarkt
legde deze week een tamelijk vaste
stemming aan den dag. De
3-31
pCt.-leening
1938
bracht
het tot een koerspeil van
971/8,
waarna op den laatstendag
der week een lichte reactie intrad. De
3-
pCt.-leening
1941
heeft een noteering van
99
19
/
32
bereikt, zoodat nu de af-
stand tot pari nog maar uiterst gering is. In deze leening
worden nog steeds de grootste omzetten behaald. In de
overige soorten blijft de handel beperkt, voornamelijk
door gebrek aan aanbod. Wanneer men ziet, dat nu al
sedert geruimen tijd de vraag overheerschend is en het
aanbod maar voor een gedeelte aan die vraag kan voldoen,
dan kan men constateeren, dat de markt rijp is voor
een nieuwe emissie. In den jongsten tijd hoort men merk-
waardig weinig van leeningsgeruchten, die geruimen tijd
geleden, toen het koerspeil veel minder steun daaraan
gaf, niet van dé lucht waren. Behalve de
3
pCt.-staats-
leening en de leeningen Amsterdam en Rotterdam, staan
thans practisch alle leeningen met 3- pCt. rentetype boven
pan, zoodat men gerust kan zeggen, dat de marktrente
het niveau van
4
pCt. heeft bereikt. En aangezien het
in de bedoeling van de autoriteiten ligt om de rente op
dat peil te stabiliseeren, dus ook een verdere daling tegen
te gaan, sluit dat eigenlijk reëds de noodzaak van een
nieuwe emissie in zich, want alleen door de markt weer
nieuw materiaal toe te voeren. kan een daling van de
rente worden voorkomen, wanneer de vraag het bestaande
aanbod overtreft. Wat natuurlijk niet beteekent, dat een
einissie acuut is, noch dat de uitgifte van een consolidatie-
leening niet zou kunnen worden voorafgegaan door een
conversie-operatie.
,
De
aandeelenmarkt,
die in de vorige week vrij heftig
reageerde op de publicatie der nieuwe belastingrnaatrsge-
len (hoewel ook toen al bij lange nd niet in verhouding
tot de vèrgaande strekking dier maatregelen, wanneer,
men het koerspeil inderdaad had willen afstemmen op de
huidige rentabiliteitsmogelij kheden, gegeven winsticnsen.
en helastingpeil van het moment), heeft in de verslagweek
eerder een herstel te zien gegeven. De, meeste fondsen
sloten boven het laagste punt, dat in het begin van deze
week was bereikt, toen de markt nog wat verder was
ingezakt. Gemiddeld heeft de reactie dr binnenlandsche
aandeelen niet meer dan rond
5
pCt. bedragen, al waren
er enkele fondsen, die meer dan 10 pCt. (heide van het
effectief) moesten prisgeven.
–
1
218
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
20 Mei 1942
BESLUITEN OP DE VENNOOTSCHAPS-,,
VERMOGENS- EN ONDERNEMINGS-
BELASTING.
Het Verordeningenblad No. 12 van 4 Mei 1942 bevat
de Besluiten
01)
cle in hoofde genoemde belastingen, terwijl
le Staatscourant No. $5 van gelijken datum het ,,lnve-
ringsbesluit Vennootschapsbelasting 1942″ bekend maakt.
Het navolgende artikel heeft cle hedoeling,’in het kort een
beschouwing tegeven over den aard der nieuwe heffingen,
over hun zwaarte en over enkele bepalingen, die in het
bijzonder de aandacht vragen.
.4
ard de, hejin gen
Kon men hij het Besluit op de inkomstenbelasting 1941.,
dat in Mei 1941. werd afgekondigd, een
inoloed
van de
bepalingen der Duitsche ,,Einkommensteuer” waarnemen,
hij de thans afgekondigde Besluiten valt in groote trekken
oereehstenuning
tusschen vén nootschapsbelasting en
,,Körperschaftsteuer”, vermogensbelasting en ,,Vermögen-
steuer”, ondernemingsbelasting en , ,Gewerbes tEuer” te
constateeren. Met bepaalde omstandigheden van het
Nederlandsche bedrijfsleven en met cle volgens de Winst-
belasting 1940 bestaande , ,o vergangsreserves” is nochtans
hij de nieuwe Besluiten rekening gehouden.
In het Nederlandsche belastingstelsel kan de
J’ennoot-
schapsbelasdng 1942 worden beschouwd als de voortzetting
der Winstbelasting 1940, welke laatste over tijdvakken
na 31 December 1940 niet meer wordt geheven. Binnen-
landsche stichtingen en alle buitenlandsche lichamen,
die, voor zoover zij eèn bedrijf uitoefenden, onder de
Inkomstenbelasting 1914 en de Gemeentefpndsbelasting
vielen, zijn ha 31 December 1940 van deze belastingen
ontheven en voor hun liedrijfsuitoefening aan de vennoot-schapsbelasti ng onderworpen. Personeelsfondsen, zoowel
pensioen- als spaarfondsen, zijn resp. krachtens artikel 5,
le lid onder 3, en artikel 9, 2e lid, van de vennootschaps-
belasting vrijgesteld; tcruggave van a’s voorheffing der
vennootschapsbelasting geheven di’idendbelasting ont-
vangen zij echter niet meer. Bedrijven van openbare licha-
men zijn – met enkele uitzonderingen – aan de vennoot-
schapsbelasting onderworpen; onder de Winsthelasting
1940 waren zij niet belastingplichtig.
De
Verinogensbelasting
1942, die voor het eerst over
1941 wordt geheven van aan de vennootschapsbelasting
onderworpen lichamen naar het zuiver vermogen aan het
begin van het jaar, is in ons belastingstelsel een nieuwe heffing, die van de betrokken lichamen een jaarlijksche
bijdrage ‘aan ‘s Rijks schatkist vordert, onverschillig of
winst is behaald, verlies is geleden, dan wel geen resultaat
is yerkregen. –
De
Ondernerningsbelasting
1942 wordt geheven ten be-hoave der gemeenten en vervangt van 1 Januari 1942 af
de zakelijke bedrijfsbelastingen der gemeenten, die naar
het aantal werkliedçn weMen geheven. De ondernemingsa
belasting treft zoowe] de behaalde hedrijfsopbren.gst als
het bedrijfskapitaal, op bepaalde wijze resp. van het be-
lastbare bedrag voor de vennootschapsbelasting en van het
zuiver vermogen voor de vermogenbelasting afgeleid.
Zij zal in het algemeen een aanzienlijk zwaardere heffing
beteekenen dan de zakelijke hedrijfsbelastingen, waar-
tegenover de voorgenomen afschaffing der personeele
belasting voor bedrijfsperceelen, automobielen, biljarten
enz.
l
een zeer ongelijk werkende compensatie vormt.
Wat het jaar 1941 betreft, is het met de ondernemings-
belasting eenigszins uitzonderlijk gesteld: de hedrijfs-opbrengst van 1941 is grondslag voor den aanslag be-
.lastihgjaar 1942, dat het eerste heffingsjaar der onder-
nemingsbelasting is. De zakelijke bedrijfshelastingen
worden echter over 1941 gehandhaafd, terwijl ook per-
soneele belasting over 1941 is geheven. Dit zou geen
dubbele heffing beteekenen, i hdien de bed rij fsopbrengst
over 1941 slechts de fictieve basis was voor den aanslag
in de ondernemingsbelasting, ter zake van hedrijfsuit-
93fening in 1942. Artikel 28 van het Bsluit bepaalt echt&,
dat bij staking van een onderneming in den loop
;
van een
kalenderjaar de aanslag voor het
01).
de staking volgende
belastingj aar onvrwijld wordt vastgesteld. Het fornieele
helastingjaar is dus een oneienlijk belastingjaar, het voor-
afgaande jaar het eigenlijke jaar, dat in de belasting wordt
betrokken. Practisch wordt de ondernemingsbelasting
dus van 1 Januari 1941 df geheven.
Zn’aart.e (le, heffi.d gen.
Voor de lichamen, die aan cle drie nieuwe belastingen
zijn onderworpen, heteekenen deze ongetwijfeld een be-
langrij ke belastingverzwaring met terugwerkende kraçh t
tot 1 Januari 1941. Een verzwariog werd verwacht, maar
als men de ommentaren in de dagbladpers leest, zijn de
nieuwe heffingen niet medegevallen. Men hecijfert globaal, dat de nieuwe heffingen hij grooter6 lichamen ruim 80 pCt.
vaii de jaarlijksche winst opeischen .,, De .Telegraaf”
(avondhiad
5
Mei) zegt, dat de nieuwe belastingen te-
zamen met de. prijsbeheerschingshesluiten het h.i. meer
dan twijfelachtig maken, of vele bedrijven nog een clivi-
denduitkeering van 6 ‘p(t. zullen kunnen bereiken. (Dit
percentage is nI. .dat, hetwelk vrij van superdividend-
belasting is). –
De toeneming van den belastingdruk is ongetwijfeld
zeer sterlc., zooals het volgende staatje doet zien, waarbij
is aangenomen, dat boekjaar en kalenderjaar samenvallen.
Oner
1938 —’
Dinidend- en Tantiè nebelasting
Rijk
(mcl.
opc.) . . 9,65 pCt. over de
uitdeelingen Gemeenten (opc.)
2,40 pCt.,,
12,05 pCt.,, .
One,
1939 —
I’Vinstbelasting
Rijk
……….10
pCt. over de
belaibaie .o.n
Gemeenten (opc.)
1,5
pCt.
11,5 pCt.
One,
1940 —
lYinstbelcesting
min.
max.
Rijk
(mcl.
opc.) … 25
pCt.
30
pCt. over de
be-
lastbare som
Gemeenten (opc.) 1,5 pCt.
1,5 ,pCt. over de
be-
lastbare som
26,5 pCt. 31,5 pCt. over de
be-
lasbare som
One,
1941 —
Vennootschapsbelasting
in in.
nu:i.
–
Rijk
………..30
pCt.
45
pCt. over het
be-
–
las:b. bedrag
Ver.imogensbelasting
–
Rijk
………..over het
zuiner nermogen
0,5 pCt.
Onderne;n ingsbelasting
–
Gemeenten …….12 pCt. over de
bedrijf sopbrengst
over het
bed’) fs/capitaal
0,48 pCt.
Het tarief der vennootschapsbelasting is, opklim-
mend naar de absolute grootte van het winstheclrag,
waarbij geen rekening wordt gehouden met de grootte
vhn het bedrijfskapitaal. Een nadere bespreking
van dezen tariefsvorm valt buiten het kader van dit
heknopte overzicht.
Aan het eind van dit opstel zal nog worden be-.
sproken,’hoe de verschu Idigde ondernemingsbelati ng
het aan vennootschapsbelasting te betalen bedrag
verkleint.
Bij beschouwing van den toegenomen belastingdruk
dient te worden bedacht, dat de percentages, die thans
gelden, oorlogspercentages zijn. In Nederlandsch-Indië
waren vöôr Mei 1940 reeds een hooge venncotchaps-
1
20 Mei 1942
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
219
belasting en oorlogswinstbelasting van kracht, terwijl
hier in Nederland 1 Mei 1940 een wetsontwerp tot heffing
eener öorlogswinstbelasting aan de Tweede Kamr ter
overweging werd gezonden.
Een nieuv element in de thans bekend geworden hef-
fingen is, dat niet alleen van
,
behaalde winsten en uit-
-gede3lde bedragen een aanzienlijke tol verschuldigd i;,
maar dat door de heffingen over het zuiver vermogen
(vermogensbelasting) en het bedrijfskapitaal (onderne-
mingsbelasting) ook de vele lichamen, die geen winsten
hebben, gevoelig worden getroffen.
De terugwerkende kracht tot 1 Januari 1941 is voor de
liëhamen, die bij hun winstverdeeling over 1941 niet
voldoende voor belastingen reserveerden, uiteraard een
ernstige tegenvaller. Het 1 nvoeringsbesluit Vennoot-
schapsbelasting komt hieraan eenigszins tegemoet door
te bepalen, dat over 1941 (als maximum tarief) 45 pCt.
i.p.v. 55 pCt. over het belastbare bedrag wordt geheven.
IvEêt dit lagere percentage over 1911 hebben de globale
helastingdrukbecijferingen in de da
g
bladen in het alge-
meen geen rekening gehouden.
Bij deze globale becijferingen in de dagbladen is even-
min rekening gehouden met verschillende belangrijke be-
palingen, die – naast het tarief – van grooten invloed
op de te betalen belastingbedragen zijn. Tengevolge van
deze bepalingen bestaan aanmerkelijke verschillen, ten
eerste tusschen het resultaat, blijkende uit de comrner-
èieele jaarstukken en de belastbare winst voor onder-
scheidenlijk venootschapsbelasting en ondernemings-
belasting, en ten tweede tusschen het uit (le commercieele
jaarstukken blijkende vermogen en het helastbare ver-mogen, onderscheidenlijk voor vermogensbelasting en
ondernemingsbelasting. De belangrijkste der bedoelde
bepalingen en hun gevolgen worden hierna in het kort
aangestipt.
a. l3elastl’are bedragen voor de vennootschcipsbelasting.
Wat deze belastbare bedragen betreft, denke men aan
liet feit, dat de fiscale
afschrijvingen –
ook onder de nieuwe
bepalingen – zich in een ander tempo kunnen voltrekken
dan de commercieele; voorts aan de omstandigheid, dat door de bepalingen, dieten doel hebben
dubbele belasting
te vermijden
(vrijdom voor dividenden van belangrijke
deelnemingeb, vrijdom voor buitenslands belaste winsten),
ook onder de nieuwe regeling nog belangrijke deelen van
de winst onbelastbaar kunnen zijn; ten derde aan (le moge-
lijkiteid, dat fiscaal nog verliezen van vorige jaren voor
compensatie
kunnen dienen, al is deze compensatie tot 2 jaar beperkt (onder de winstbelasting
5
jaar).
Een gunstige bepaling hij liet berekenen van de belast-
hare winst onder de nieuwe regeling is, dat aandeelen in
de ivinst
(tantiè:nes),
aan bestuurders en verder personeel
toegekend, als bedrijfskosten worden beschouwd. Bij de
winstbelasting vormden deze tantièmes een deel der
helastbare ivi nst. Commissarissentantièmes worden ook
ënder de nieuwe regeling als deel der belastbare winst
beschouwd.
Gunstig is eveneens, dat de belasting. van
salarisesce-
de,un,
zooals de dividend- en tantièmebelasting en de
wïnstbelastiig 1940 die kenden, in de vennootschaps-
belasting niet meer voorkomt.
Ongunstig voor de belastingplichtigen is daarentegen
cle bepaling inzake het
minimum bel astbare bedrag,
vervat
in artikel 19 Vennootschapsbelasting. Beze belasting-
figuur – inDuitschland bekend als ,,Mindestbesteuerung”-
-, is nieuw in ons fiscale recht. Tolgens artikel 19 Ten
nootschaisbelasting’ vordt, indien de fiscaal berekende.
winst lager uitkomt, minstens belasting geheven over de
‘uitdeelingen, voorzoover die meer bedragen dan 4 pCt.
van het kapitaal, vermeerderd met commissarissen-,
bestuurders- en personeelstantièmes, de beide laatste
voorzoover zij buiten redelijke verhouding staan tot den
daarvoor verrichten arbeid. Tot de fiscaal berekende winst
worden in dit verand ook gerelcend uitdeelingen uit de
herleide overgarigireserve. Naast de belksting over uit
–
deelingen uit de overgangsreserve, bestaande uit vroeger
onbelast gebleven winst, worden dus onder de vennoot-
schapsbelasting ook uitdeelingen getroffen, die bestaan
uit reeds eenmaal volledig belaste winst. Keert een lichaam
over een verliesjaar 6pCt. dividend uit en komt dit voort uit
de herleide overgangsreserve, dan wordt, ingevolge artikel
20, eerst deze GpCt. belast en daarna,ingevolge artikel 19,
nog eens de bovenste 2 pCt. van hetzelfde dividend.
b. Bedrijfsopbrengst voo, de ondernemingsbelasting
Bij de bepaling van de bedrijfsopbrengst voor de ônder-
nemingsbelasting wordt uitgegaan van het belastbare
bedrag voor de vennootschapsbelasting. Dit wordt echter
vermee,derd
met de voor de vennootschapsbelasting als
bedrijfskosten aangemerkte renten van schulden,
betrekking
hebbend op de bedrijfspitoefening binnen Nederland, welke voor langer dan een half jaar zijn aangegaan of
véér den aanvang van het belastingjaar langer dan een
half jaar hebben bestaan. –
De aldus verkregen som wordt
verminderd
met 3 pCt.
van cle verkoopn’aarde der binnen Nederland gelegen onroe-
rende zaken
hij het einde van het tijdvak, waarover de
bedrijfsopbren
g
st wordt berekend. Deze bepaling is ge-
maakt, omdat onroerende goederen reeds worden getrof- – fen door de grondbelasting, welke belasting blijft bestaan
en grootendeels aan de gemeenten teim.goede komt.
Voorts worden nog uitgeschakeld de aandeelen in de
resultaten van een
•
andere onderneming, benevens het reultaat, hetwelk moet worden geacht door bedrijfsuit-
oefening buiten Nederland te zijn verkregen.
C.
Zuiver vermogen voor cle ve”mogensbelasting.
De vermnogenslelasting gaat uit van het bedrag, waarop
het bedrijfsvermogen hij het begin van- het jaar voor de
heffing der vennootschapsbelasting is bepaald.
Indien de
verkooprvaarde van eenig onrocrend goed
of dë
beursrvaarcle van de gezamenlijke effecten
hooger is dan de
fiscale balanl aangeeft, wordt het verschil bijgeteld.
De vermogensbelasting bevat voorts bepalingen ter ver-
iriijding van dubbele belasting, waardoor zoowel de waarde
van
belangrijke deelneinin gen
als die van .
vcrinogensbestand-
deelen in belasting-naar-de-vinst-heffend buitenland
(Oost-
en West-lndië daaronder’ begrepen) hij de vaststelling
van liet helastbare zuiver vermogen worden afgetrokken.
cl. Bedrijfskapitaal voor de ondernemingsbelasting.
De onclernemirigshelasting past ter bepaling van liet
helastbare bedrijfskapitaal eenige zeer belangrijke correc-
ties op het vermogen volgens de vermogensbelasting toe. Dit vermogen wordt
vermeerderd
met dë
schulden,
be-
trekking hebbend op de bedrijfsuitoefeziig binnen Neder-
land, welke voor langei dan een half jaar zijn aangegaan
of vôbr den aanvang van liet belastingjaar langer dan een
half jaar hebben bestaan (voor credietinistellingbn geldt
een speciale regeling).
Ver,nincicrd
wordt bedoeld vermogen met de waarde
der
binnen het Rijk gelegen onroerende zaken. Deze laatste
bepaling houdt weder verband met liet feit, dat deze ob-jecten reeds worden getroffen door de gi’ondbelasting.
Voorts vindt vermindering plaats met de waarde van
deelnenuigcn
in liet Icapitaal van andere ondernemingen
en van
vcrmogensbestanddcelen buiten Nederland.
Uit vorenstaande – schematische en onvolledige – –
aanteekeningen moge blijken, hoe weinig uit de heffings-percentages der nieuwe belastingen ook maar hij benade-
ring valt af te leiden, welke gedeelten van de uit de corn-
mercieele jaarstukken blijkende winsten en vermogens
door de nieuwe heffingen zullen worden opgeëischt. Hoog
220
ECONOMISCHSTATISTISCHE BERICHTEN
20 MeL1942
is het nieuwe belastingpeil echter en in het bedrijfsleven
zal men zich meer nog dan voorheen rekenschap dienen
•te geven van de fiscale consequenties, die verschillende
handelingen en regelingen met zich brengen.
/lanteekenin gen oni trent enkele bepalingen der he/fi:ngen.
Vennootschapsbelasting
De n’inst io,dt berekend op den 9oct oan de artikelen
8t/m 12
en
22
oan de Inkonstenbelasting
1941. Het goed
koopmansgebruik”, dat bij de Winstbeiasting 1940 gold,
speelt thans nog een rol, doch wordt in zijn draagwijdte
beperkt door de bepalingen in de leden 2 en 3 van artikel
10 Inkomstenbelasting 1941.
De strengere waardeeringsbepalingen in lid 2 van dit
artikel kunnen bij den overgang van de winsthelasting
op de vennootschapsbelasting leiden tot
henvaardeering
oan te laag gei.aardeerde actir’a. Ileef t men nog oude ver-
liezen voor compensatie beschikbaar, dan zal men, inge-
volge het 1 nvoeringshesluit Vennootschapsbelasting 1941,
reeds tot hoogere waardecring mogn overgaan in hot
laatste jaar, waarover winsthelasting wordt geheven.
Doet men dit niet, dan w’ordt liet waardeverschil in aan-
‘nierking genomen bij het berekenen van de herleide
overgangsreserve. Een waardeverschil op voorraden geldt
dan echter als winst van 1941.
Volgens lid 3 van artikel 10 inkomstenbelasting 1941
komen
i’eseroes oolgens artikel
5,
leden
4
en
5,
FVinstbelasting
1940 niet meer ala aftrekbare passiva in aanmerking, voor-
zoover zij niet uit rechtsverhoudingen tot derden voort-
vloeien. De reserves voor assurantie-eigen-risico en voor
gelijkmatige verdeeling van kosten komen hierdoor te
vervallen en zijn bestemd, deel van de herleide overgangs-
reserve te worden.
De
orijdom
OOOF’
resultaten, behaald met deelnen ingen
(de zgni. ,,Schachtelvergiinstigung”), is ten opzichte van
de algeheele vrijdomregeling, welke onder de Winst-belasting 1940 go]d, aanzienlijk beperkt. In de eerste
plaats is zij thans beperkt tot deelnemingen, waarbij de
belastingplichtige voor minstens : gedeelte houder der
aandeelen is, resp. tot deelnemingen, weLke door den
Secretaris-Generaal als zoodanig worden erkend. In de
tweede plaats geldt de vrijdom thans alleen voor dividen-
den, terwijl onder de winsthelasting, volgens departemen-
talen uitleg, ook winsten of verliezen bij realisatie of bij
boékwaardeverandering buiten beschouwing bleven.
Voor het bedrijfsleven is het te hopen, dat de Secre-
titris-Generaal tot het erkennen van deelnemingen”
in ieder geval steeds zal overgaan, indien zij een zeker
bedrag, bijv. f 25.000.— nominaal, te boven gaan.
Volgens artikel 11 van het Besluit Vennootschaps-
belasting kan voor beleggingsmaatschappijen door den
Secretaris-Generaal een bijzondere regeling worden ge-
troffen. -.
Artikel
19
oan – het Jnooeringsbesluit Vennootschapsbelas-
ting
1942 bevat eenige bepalingen van privaatrechtelijken
aard. De aandacht trekt speciaat die in het eerste lid,
waarbij artikel 3 van het Besluit van 11 December 1940,
inzake het heffen van 200-Rijksopcenten (=. 20 .pCt.)
op de winstbelasting, luidende:
• ,,Ten einde de verhooging van den belastingdruk ge-
lijkmatig te verdeelen, zijn de bestuurders van de be-
lastingplichtige lichamen bevoegd, met betrekking tot
boekjareni, waarover opcenten volgens dit besluit worden
geheven, te bepalen, dat de vôdr de inwerkingtreding
van dit besluit op de winstverdeeling van invloed zijnde
vaste bedragen of percentages van het gestorte kapitaal
worden verlaagd met een door hen te bepalen gedeelte
van ten hoogste een vijfde.”
van kracht wordt verklaard tot 31 December 1942, zoo-
wel voor jaren, waarover de winstbelasting met Rijks-
opcenten, als voor jaren, waarover vennootschapsbelas-
ting wordt geheven en waarvan de winstverdeeling bij
de afkondiging van het Besluif op de Vennootschaps-
belasting (4 Mei 1942) nog niet ‘was vastgesteld.
Op te merken valt, dat het ,,een vijfde gedeelte”, ge-
noemd in het aangehaalde artikel, niet tot een grooter
gedeelte is verhoogd voor jaren, waarover de dikwijls
zoo belangrijk hoogere vennootschapsbelasting wordt
geheven. Voorts, dat blijkbaar wordt gewenscht, çlat na-
31 December .1942 wijziging in de winstverdeeling uit-
sluitend het gevolg van gewijzigde statuten kan zijn.
Vermogensbelasting.
Bij de aanteekeningen omtrent de bepaling van het
zuivel’ vermogen voor deze belasting werd reeds vermeld,
dat, indien de verkoopswaaide van onroerend goed of de
beurswaarde van effecten hooger is dan de vermogens-
opstelling vom’ de vennootschapsbelasting aangeeft, het
verschil wordt bijgeteld. De vraagdoet zich voor, waarom
deze in
artikel 7
der Vermogensbelasting vervatte bepa-
lingen-niet zoodanig zijn gestéld, dat bij
lagere i’erkoops-
in’aarde resp. beursçoaarde
het verschil wordt afgetrokken.
heeft men den belastingplichtigen een prikkel willen
geven om, indien de ,,bedrijfswaarde” van een activum
daalt beneden den aanschaffingsprijs (eventueel minus
fiscale afschrijvingen), ook inderdaad gebruik te maken
van de bevoegdheid tot waardeering op bedrijfswaarde
voor de vennootschapsbelasting? Dat deze prikkel thans
is gegeven, is buiten twijfel. Of hij zal werken, is een vraag,
waarvan het antwoord samenhangt met den beperkten
termijn voor compensatie van verliezen. Eenerzijds staat
hij hoogere fiscale boekwaarde dan nood7.akelijk is betaling
van vermogensbelasting, anderzijds staat de mogelijkheid
van’ verdeeling van het opgetreden verlies over eenige
vennootschapsbelastingjaren.
Ondeinemn imigsbelasting.
Een punt, dat hij deze heffing nadere aandacht vraagt,
is het feit, dat schulden, welke voor langer dan een half
jaar zijn aangegaan of v66r den-aanvang i,an het belasting-
jaar langer dan een half jaar hebben bestaan, niet als
schuld worden beschouwd, doch als vreemd kapitaal,
dat tezamen met het eigen kapitaal het totale bedrijfs-
kapitaal vormt. Door deze bepaliii, zooals die in
artikel 11,
lid
3, is belichaamd, zouden ook
schulden op langen termijn
aan ondem’neiningspens ioen fondsen
tot het bedrijfskapitaal
der onderneming wôrden gerekend. In verband met het
sociale karakter van deze passiva op de ondernemings-
balans, moge de wensch worden uitgesproken, dat iij door
een officieele uitlegging van artikel 11, lid 3, of door een
nadere beschikking zullen worden uitgezonderd van de
bijtelling ingevolge artikel 11 lid 3.
Een tweede punt, dat in verband met het als belrijfs-
kapitaal beschouwen dr langer dan een
f
jaarloppende
schulden opvalt, is, dat
oômdcringen, die langer dan een Jaar
loopen,
nietevenals deelnemingen in liet kapitaal van andere
ondernemingen voor aftrek in aanmerking komen bij de
bepaling van het belastbare hedrijfkapitaal. Een voor-
ziening op dit punt lijkt eveneens wenschehijk.
Vermelding verdient voorts nog, dat de ondernemings-
belasting als zakelijke last
bij het bepalen van het belast-
bare bedrag voor de vennootschapsbelasting in aftrek
kan worden gebracht. In verband met hetgeen onder
,,Aard der heffingen” reeds werd opgemerkt, al. dat de
ondernemingsbelasting in feite reeds wordt geheven over
1941, is het logisch de ondernemingsbelasting, welke over
1941 is verschuldigd, bij de vermogensostelling van de
vennootschapsbelasting per ultimo 1941 als schuld aan te
merken.
A. C. BURGERSDIJK.
20 Mei Ï942
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
T
.
22111
WETTELIJKE REGELING VAN
HET PARTI-
CULIERE BANKBEDRIJF IN NEDERLAND.
Bij Besluit No. 225 van 16 December 1941 is een aantal
richtlijnen voor het toezicht op het bank- en credietween
vastgesteld. Thans behoort dus ok Nederland tot die
landen, waar het particuliere bankbedrijf wettelijk is
geregeld. Dit feit is van bijzondere beteekenis, omdat,
na de’invoering van een bankwetgeving in Frankrijk
1),
Nederland en Engeland de eenige landen waren, waar
het particuliere bankbedrijf niet van overheidswege vas
geregeld. Evenmin als zulks in Frankrijk het geval was, is
dd invoering van een bankwet in Nederland als een ge-
volg van de bijzondere omstandigheden, waaronder wij
thaiis leven, te beschouwen. Reeds in 1937 werd een
Staatscommissie ingesteld ,,met opdracht om te dienen
van advies over cle vraag, of teii aanzien van het parti-,
culiere bankwezen wettelijke voorziening noodig of ven-
schelijk is, zoo ja, in welken zin, zulks onder mededeeling
van haar gevoelen over de daarmede samenhangende vraagstukken, ook voor wat betreft de vraag, of en in
hoeverre het statuut van De Nederlandsche Bank, onder
inachtneming van de noodige waarborgen van haai’ on-afhankelijkheid, wijziging zou behoeven”. Door het be-
trokken geraken van iiederland in den oorlog is het
niet tot cle publicatie van een rapport door cle Staats-
commissie gekomen, doch zijn bepaalde wettelijke maat-
regelen direct in het Verordeningenbiad verscleneii.
Uit het voorafgaande blijkt intusschen wel, dat de idee
eener hankwetgeving ook voor Nederland volstrekt niet
nieuw is.
liet Noderlandsche besluit heeft, evenals de l”ransche
en Duitsche hankwet, het karakter van een ,,Rahmen-
gesetz”. Er worden slechts richtlijnen vastgesteld, terwijt
aan den Secretaris-Generaal voor Bijzondere Economische
Zaken wordt opgedragen nadere voorschriften uit te
vaardigen. Het besluit beperkt zich in hoofdzaak’ tot de afbakening van het terrein en de aanwijzing van de toe-
zichthoudende instanties.
Aan het besluit zijn onderworpen allé Nederlandsche en
huitenlandsche
creclietinstellingen,
die hier te lande als
béroep of bedrijf
bank- of credietzaken
verrichten. Op
buitenlandsche instellingen is het besluit uiteraard slechts
van toepassing, voorzoover het haar bedrijf of werkzaam-
heden in Nederland betreft. Onder
bank- of c,’cclictzrkcn
w’orden in het bilzonder verstaan:
het aannemen van gelden â deposito of in rekening-
courant, ongeacht of al dan niet rente wordt vergoed;
het verstrekken van credieten, al dan niet tegen
rente;
‘het koopen en verkoopen van ivaat’depapiei’ei voor
derden
het iii bewaring nemen en beheeren van waai’depa-
pieren voor derden;
het overnemen van aansprakelijkheid en het ver-
.leenen van garanties voor derden, voorzoover zulks niet
door verzekeringsondernemingen geschiedt.
Ingeval van twijfel, of een onderneming
bank- of c,’ediet-
raken
verricht, beslist de Secretaris-Generaal
2)
,
–
Niet onder de bepalingen ean het besluit vallen: De
Nederlandsche Bank, banken van leening in den zin der
Pandhuiswet, borgstellingsfondsen, de Rijksverzekeri ngs-
bank en andere verzekeringsondernerningen. 1-lierbij valt
op te merken, dat de voorschotbanken in den zin der
Geldschieterswet – de eenige banken, tezamen met cle
banken van leening, waarvoor in Nederland reeds een
wettelijke regeling bestond – du ook onder het besluit
‘)
Zie hierover hei artikel van s’chrijver de/es ,,Wcltelij ke re-
geling van het particuliere bankbedrijf in Frankrijk” iii het ,,Maand-
blad voor Accounlancy en Bedrijfshuishoudkunde” van Oct. 1941.
‘) Wanneer in dit artikel wordt gesproken van Secretaris-Gefle-
raal, is steeds de Secretaris-Generaal voor Bijzondere Economische
Zaken bedoeld.
vtllen. Krachtens artikel S van het besluit blijft-echter de Geldschietél’swet in beginsel onaangetast.
Opmerkelijk is, dat het besluit uitgaat van liet begrip
credietinstelling
en niet van
bank.
Voor de afbakening van
het terrein is dit van weinig beteekenis, omdat het begrip
c”edcetinstclling
tpch nader w’ordt omschreven, zooals
hierboven reeds is uiteengezet. Bedoelde ‘omschrijving
zou echter even goed, zoo niet beter
3),
voor het begrip
bank
kunnen gelden. 1-let gebruiken van liet woord
bank
zou tevens het voordeel hebben gehad, dat overeenstem-
–
ming zou bestaan tusschen de terminologie van het onder-
havige besluit en die van de beschikking dei’ Organisatie-
commissie voor het Bedrijfsleven betreffende le Organi-
satie van het
bankwezen.
1-Jet algemeene toezicht op de credietinstellingen berust
bij den Secretaris-Generaal voor Bijzondere Economische
Zaken, die ten aanzien van principieele vraagstukken in
overleg inet de directie van De i
ederlandsche Bank handelt.
De feitelijke Oitoefening van het toezicht geschiedt door
de directie van De Nederlandsche Bank, voorzoover de
Secretaris-Generaal zich deze niet voorbehoucit of aan
andere instanties opdraagt. De credietinstellingen inoeten
aan den Secretaris-Generaal en aan de dii’ectie van De
Neclerlandsche Bank alle voor. de bitoefening van het
toezicht noodzakelijke inlichtingen verstrekken. Speciaal moeten de banken inzage van haar hoeken en bescheiden
gedoogen. Uiteraard is aan degenen, die uit hoofde van
hun ambt’ of betrekking van bovenhedoelde gegevens
kennis nemen, strikte geheimhouding opgelegd.
Aan de, circulatiebank is dus hij de contrôle ôp het
bankwezen de centrale plaats toegekend. In dit opzicht
steekt ‘de regeling in Nederland gunstig af bij die van verschillende andere landen, bijvoorbeeld van Frank-
rijk
4).
hierbij moge in herinnering worden gebracht,
dat De Nederiandsche Bank ook reeds véér de invoering
van het besluit een nauw contact onderhield met de parti-
culiere banken en van de latsten regelmatig veichillende
gegevens “ontving, terwijl de Bank op grond van deze
samenwerking haar accountants een onderzoek ter plaatse
aan de hand van de hoeken of bescheiden kon doen in-
stellen
5).
Het thans verschenen besluit sluit dus bij den
reeds bestaanden toestand aan en heeft dezen een wette-
lijken grondslag verleend. Uiteraard is de situatie thans
in dien zin gewijzigd, dat in de plaats van een vrijwillige
samenwerking thans voor de banken een wettelijke ver-
plichting tot het verstrekken van inlichtingen is ge-
treden.
Behalve de richtlijnen geeft het besluit geen vooi’scl,rif
–
ten over het toezicht op de credietinstellingen. Over het karaktei’, dat de hankconti’ôle in Nederland zal hebben,
valt dus nog weinig te zeggen; deze hangt geheel af van
cle nadere voorschriften, die de Seci’etaris-Generaal zal
geven, liet besluit bepaalt, dat de Secretaris-Generaal
in het bijzonder voôi’schi’iften kan geven betreffende:
de uitoefening van het toezicht op de credietinstel-
lingen;
–
‘
1
de voorwaarden voor de oprichting, fusie en liquidatie
van credietinstellingen; –
de uitoefening van het credietbedrijf, de liquiditeit
van ci’edietinstellingen en de inrichting van haar balansen;
de bestraffing van overtredingen’ van het besluit
en van de op grond van het besluit uitgevaardigde
voor-
schriften:
Voorts is de Secretaris-Generaal bevoegd, vooi’schriften
te geven ter regeling van renten, provisiën, commissiën
of soortgelijke vergoedingen in het bank- en crediet-
bedrijf. – –
) 1-let koopen en vcrkoopen van waardepapieren voor derden
en liet bewaren daarvan kan uien wel tot de
bankzaken
rekenen,
moeilijker echter tot (le credietzaken.
) Zie Maandblad voor AccÔuntancy en Beclrijfshuishoudkundc”
van October 1941.
‘) Zie hei Jaarverslag van Dc Nederlandsche Bank l 939f
4
O’,
blz. 7 en 8.
222
–
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
20 Mei 1942
• hieruit blijkt wel, dat de bankcontrôle in Nederland
zeer vèrgaand kan worden. Niet slechts een zuiver kwali-
tatieve credietcontrôle (onderzoek van boeken, balansen,
enz.),.doch ook een kwantitatieve, waarbij
0
1
)
dec omvang
der credietverleening wordt ingewerkt, is mogelijk
6).
Intusschen is de Secretaris-Generaal gepnszins verplicht,
over alle genoemde onderwerpen nadere voorschriften te
geven, zoodat men uit de vèrstrekkende bevoegdheden van den Secretaris-Generaal niet mag afleiden, dat een
even vèrgaande regeling te verwachten is. Wij denken
hierbij aan den toestand in Duitschland. De Duitsche
bankwet van 1934 gaf aan het ,,Aufsichtsamt” de bevoegd-
heid om kaspercentages alsmede de verhouding tusschen
de eigen en vreemde middelen der banken vast te stellen,
doch van deze bevoegdheid is nooit gebruik gemaakt
6).
Tot slot willen wij nog een enkel woord zeggen over de
verhouding’ van het hiërboven besproken besluit en de
voorschriften, die de Organisatie-Commissie voor het Bedrijfsleven met bétrekking tot het bankwezen heeft
vastgesteld. Daarvoor is te meer aanleiding, omdat over
de beteekenis van de organisatie van het bedrijfsleven
door de Commissie-Woltersom bij velen een mindei
juist inzicht bestaat. In verschillende publicaties over
dit onderwerp wordt het voorgesteld, alsof
Organisatie
van
het bedrijfsleven hetzelfde zou zijn als
ordening;
meer in
het bijzonder wordt gesuggereerd, dat de ordening der
maatschappelijke krachten van nu af aan (uitsluitend)
geschiedt door de Organisatie-Commissie of door haar
aangewezen instanties. Deze opvatting is onjuist. Het in
dit artikel besproken besluit betreffende het bank- en
credietvezen stelt zulks duidelijk inhet licht. Dit besluit
geeft aan den Secretaris-Genéraal voor Bijzondere Econo-
mische Zaken zeer vèrstrekkende bevoegdheden op het
gebied dei ordening van het bankwezen, ondanks het feit, dat de Organisatie-Commissie ook met betrekking tot het
bankwezen de noodig geachte voorschriften kan uitvaar-
digen of door lagere instanties ide hoofdgroep
Bank(vezen
of de daaronder ressorteerende, vijf bedrijfsgroepen:
1
–
landelsbanken, Spaarbanken, I
–
iyjotheekbanken, Landbouw-
credietbanken
en
Ef/ectenkandel)
kan doen uitvaardigen.
De hier geschetste situatie. is geenszins tot het bankw&zen
beperkt; het zou ons echter te ver voeren ook andere onder-
deelen van het bedrijfsleven in dc beschouwing te betrekken.
Besumeerend kan dus worden gezegd, dat de orde-
ning van het bankwezen – om tot dit onderdeel van
het bedrijfsleven terug te keeren – in hoofdzaak reclit
streeks door de Overheid (in casu den Secretaris-Generaal
voor Bij’zoiidere Economische Zaken) geschiedt, terwijl kwesties, die de uitoefening van een functie in het bank-
bedrijf raken (salarissen en andere personeelzaken, juiste
beroepsopvatting, concurrontiemethoden, enz.) of die
voorheen in de ,,vakvereeniging” plachten te worden ge-
regeld, in de eerste plaats tot de taak der Organisatie-
Commissie of de door haar ingesteldé instanties behooren.
De situatie in Duitschland kan hierbij als illustratie dienen.
liet is intusschen ook zeer verklaarbaar, dat beslissingen van principieelen aard direct in handen van de Overheid
zijn gelegd en niet in die der lagere organisatie-commissies,-
aangezien hierbij het algemeen economisch beleid in het
spel is. Vraagstukken als verhooging of verlaging der
rente en het vaststellen van ‘minimum-kaspercentages
raken niet slechts de credietinstellingen, doch het geheele
economisch levën en in het bijzonder de staatsfinanciën.
Beslissingen met betrekking tot dergelijke problemen
behooren derhalve te worden genomen door een instantie,
die in staat is de verschillende belangen te coördineeren.
Als een zoodanige instantie komt slechts de Regeering
of een daarmede direct samenwerkend orgaan Tin aan-
merking.
Dr.
1-1. W. T. WIJNHOLDS.
) Zie hierover verder: ,,VelteliJk’c regeling van het particuliere
bankbedrijf” van schrijver dezes, Utrecht
1939.
HET KUNSTMATIG DROGEN VAN GRAS.
Jnleiddng.
lIet kunstmatig gedroogd gras onderscheidt zich van
het natuurlijk gedroogd gras – het hooi – door het
geconcentreerde karakter en het aanzienlijk hoogere eiwit-
en carotinegehalte.
Het gras, dat vöôi’ het drogen ongeveer 70 tot 80 pCt.
vocht bevat, heeft na het droogproces een vochtgehalte
van omstreeks 10 pCt.; cle waterverdamping is derhalve
aanzienlijk.
I
–
1-Jet ruw-eiwitgehalte’ van gedroogd gras heeft in
1941 gemiddeld circa 18 pCt. bedragen; het verteerbaar
ruw-eiwitgehalte 13,5 pCt. Van grashooi van gemiddelde
kwaliteit bedragen genoemde cij fers respectievelij le Ige-
middeld pIm. 9,7 pCt. en 5,4 pCt. De izetmeelwaarde
van gedroogd gras is pIm. 52, van hooi van gemiddelde
kwaliteit pIm. Bi.
1-let gehalte aan carotine – destof; die aan de boter
de gele kleur verleent en omgezet wordt in vitamine A –
is hoog; van hooi is het carotinegehalte aanmerkelijk
lager.
Gezien deze gunstige eigenschappen zijn, voornamelijk
op initiatief van dr. ir
. II. J. Frankena, in 1938 met over-
heidssteun proeven genomen om na te gaan, in hoeverre’
het mogelijk zou zijn het gedroogd6 gras een plaats te geven
naast, resp. ter vervanging te doen strekken van geïmpor-
teerde veevoeders. Daartoe zijn eenige grasdrogerijen
gesticht, teneinde de noodige ervaring te verkrijgen ten
aanzien van het droogproces, de droogkosten en het voede-
ren van het gedroogde gras.
Ook van particuliere zijde werd het nut van het kunst-
matig drogen van gras ingezien, zoodat te zelf der tijd enkele
grasdrogerijen zonder IR ijksbemoeiingen verrézen.
FIoewel de resultaten van de proefnemingen tot te-
vredenheid stemden, lag het toch in het voornemen
slechts -zeer gelëidelijk .tot het stichten van nieuwe gras-
drogerijen op te wekken, omdat de ervaring nog te beperkt_
was. De in 1939 uitgebroken oorlog en de daardoor ont-
stane vrees voor het gebrek aan invoer van geconcentreerd
eiwitrijk voer waren aanleiding om in versneld tempo het
oprichten van grasdrogerijen ”an overheidswege te stimu-
leeren. Daartoe werden in 1940 van regeeringswege een
40-tal 1-lubert-Kaloroil-, .een 27tal Stork-Pehrson- en een
2-tal Werkspoordrogers
l?esteld
èn
0
1
)
gemakkelijke
betalingsvoorwaarden aan gegâdiden ter beschikking
gesteld; tevens werd aan hen in verschillende vpi’men
hulp en voorlichting verleend hij de oprichting en exploi-
tatie. –
In 1941 werd de aanschaffing en stichting van gras-
drogers – behoudens van, hoogei’hand gestelde vooi-
waarden – aan betrokkenen overgelaten, met dien ver-
stande, dat naast hulp en vôorlichiting van Rijkswege
een belângrijke subsidie, en desgewenscht crediet, werd
verleend. Voor in 1942 te stichten drogerijen is eenzelfde
systeem gevolgd.
liet type droger.
De tabel bovenaan blz. 223 geeft een overzicht van de
verschillende typen, welke in 1941 in gebruik waren.
Met een 3-tal andere typen. werden in 1941′ nog
proeven genomen. liet groote aantal liubert-drogeis is
te verklaren uit ‘de omstandigheid, dat de belangstelling voor het drogen van gras tot voor kort voornamelijk van
de boeren-coöperaties – in het bijzonder in Friesland –
uitging. In verband met de moeilijkheden, aan de gras-
voorzieningen den aanvoer verbonden – zie hieronder—,
en voorts in verband met den wensch om ten aanzien van
de grootte van het te investeeren kapitaal de noodige
voorzichtigheid te betrachten, werd nl. van die zijde de
voorkeur gegeven aan een droger met een kleinere capaci-
teit en hieraan voldeed tot voor kort alleen de Hubert-
Kaloroildroger. . –
20 Mei 1942
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
223
In 1942 zullen, indien zich geen bijzondêre tegenslagen
voordoen, worden gesticht:
van grasland, bemesten en maaien daarvan), den aankoop
van transportmateriaal en de voorraadvorming van het
gereed product.
De stichtingskosten zijn sterk afhankelijk van plaatse-
lijke omstandigheden, bijv. de al dan niet aanwezigheid
van een transformatorhuisje, de gesteldheid van den bodem
in verband met de kosten van fundeering enz.
Voor een ilubert-Kaloroildroger met een capaciteit
van 150 kg droog product per uur hebben zij bijv. in
194.0 f 22.000,— tot f 28.000,— en in 1941 f 25.000,— tot
f35.000,— bedragen, waarbij valt op te merken, dat in
1941 de gebouwen van aanmerkelijk solieder constructie
en grooter dan in 1940 waren.
Voor drogers met een capaciteit van meer dan circa
500kg droog product per uur liepen bedoelde kosten uiteen
van f 75.000,— tot f125.000,—.
Globaal kan men stellen, dat in ons land eind 1941,
met inbegrip van ongeveer f 800.000,— aan Rijkssubsidies,
31- millioen gulden in grasdrogerijen was geïnvesteerd.
Wanneer de stichting van drogerijen in 1942 doorgang
vindt, zal dit bedrag aan het einde van dat jaar ongeveer
5 millioen gulden beloopen.
liuberi-Kaloroil
3
zie hoven
150
II
id.
150
Hessicealor
…………
2
iii.
300
v. cl. Broek-Broereil
.
5
Id.
600
3
Id.
200
Ensink
……………..
Büttner 1
1
id.
500
…
‘1
trommel
750
Sbnto
………………
Y.
cl.
Broek-Broere 1H
1
trommel
300
Büttner
II
…………
5
band
150
136rgerling
………..
Bu Croo en Brauns
.
2
band
350
hieruit blijkt, dat de tendens bestaat om, wat het type
betreft, den eest-trommel-droger te verlaten en, wat de
capaciteit aangaat, op drogers met min of meer belangrijk
hoogere productie over te gaan.
Beide strekkingen houden verband met het feit, dat
deze drogers relatief lagere – exploitatiekosten beloven,
terwijl bovendien de banddrogers en sommige trommel-
droers waarschijnlijk ook beter geschikt zullen zijnvoor
het drogen van andere producten dan gras (bietenbladeren
en ander ruw’oeder, aardappelen enz.).
lIet grasdrogen geschiedt voor een aanzienlijk deel
door voor dit doel speciaal opgerichte coöperaties,
welke voornamelijk in loon drogen; voor het overige
geschiedt de, exploitatie onder zeer verschillende onder-
nemingsvormen. Zoo was
in
1941 bovenvermeld aantal
grasdrogers vrdeeld over 79 bedrijven, geëxploiteerd
door 30 coöperatieve grasdrogerijen, 17 andere coöperatieve
vereenigingen, 9 naamlooze vennootschappen, 10 firma’s
en eenmanszaken en 5 andere ondernemingsvormen ver-
eeniging, stichting en gemeenten).
Van de totale productie kwam in 1940 circa 70 pUt.
en in 1941 circa 65 pUt. voor rekening van de coöperatieve
grasdrogerijen en andere coöperaties; in 1942 zal dit
-percentage, globaal geschat, 33 bedragen.
])e leden van de coöperatieve grasdrogerijen zijn be-
perkt aansprakelijk voor de naleving van, de verplichtingen
der coöperatie en wel in verhouding tot de hoeveelheid
gras, welke zij gegarandeerd hebben te zullen leveren.
De kapitaalbehoeften van de coöperatieve grasdrogerijen
zijn in het algemeen beperkt tot de aanschaffingskosten
van het terrein, gebouw, droogapparaat met toebehooren,
en in een aantal gevallen van transportmateriaal.
De behoefte aan bedrijfskapitaal is zeer gering, in ver-
band met de omstandigheid, dat de coöperaties over-
wegend in loon drogen.
De kapitaalbehoeften van de overige drogerijen zijn
‘meestal grooter door de wijze van grasvoorziening (huren
De opbrengst van 1 ha. grasland, dat uitsluitend
wordt gebruikt ton behoeve van’het kunstmatig drogen
van gras – dus waarop geen vee wordt geweid en waarvan
geen hooi wordt verkregen – bedraagt, afhankelijk van
de weersomstandigheden en de bewerking van den grond,
6 tot 10 ton droog product per seizoen Aangezien de
productie van bijv. een Ilubert-droger per seizoen globaal
350 ton kan bedragen, dient de opbrengst van 35 fi 60 ha.
grasland verzekerd te zijn. Wanneer niet over de geheele opbrengst, maar slechts over eenige sneden beschikt kan
worden, is het henoodigd aantal ha. uiteraard aanmerke-
lijk grooter.
Aangezien uitgestrekte complexen graslaad uitermate
schaarsch zijn, moet de benoodigde hoeveelheid gras van
een groot aantal deelnemers worden verkregen. In 1940
bleek het geiiiddeld aantal deelnemers bij de coöperatieve
grasdrogerijen circa 40 te zijn. /
1
–
let groote aantal deelnemers brengt niet te onder-
schatten moeilijkheden bij den
grasaanQoer.
met zich.
De drogerij moet zonder onderbreking kunnen blijven
doorwerken, zoodat liet natte gras tijdig aanwezig dient,
te zijn. Voorraadvorming van nat gras is echter wegens het broeien uitgesloten. De aanvoeren van de verschil-
lende leveranciers dienen elkaar dus precies in’tijd op te
volgen en dat gedaan te krijgen eischt van den bedrijfs-
leider zeer veel overleg met betrokkenen.
In verband daarmede bestaat, althans hij de coöpera-
tieve grasdrogerijen, de neiging om het aantal deelnemers,
indien de beschik,are hoeveelheid gras zulks toelaat,
zooveel mogelijk te beperken. hoe minder deelnemers,
des te minder heeft de leiding te maken met de vele indivi-
dueele wenschen en belangeii van de grasleveranciers.
Dé overige drogerijen krijgen hun gras veelal van groote
complexen – gehuurde boerderijen, landgoederen ed.
of van verschillende boeren
01)
gelijke wijze als de coöpera-
tieve grasdrogei’ijen.
De vestigingsplaats richt zich, ook bij cle niet-coöpera-tieve drogerijen, die het gedroogde gras elders in het land
afzetten, naar het natte product, hetgeen begrijpelijk is
in verband met de hooge transportkosten van het natte
gras in vergelijking met die van het gedroogde product.
In het algemeen wordt het gras verkregen uit den om-
trek van de drogerij mét een straal van circa 10 km.
Van de thans best5ande drogerijen zijn er 37 in zuiver
weidegebied gevestigd en 42, in gebieden, welke deels als
grasland, deels als bouwland in gebruik zijn. In de laatste streken kan de grasdroger na het eigenlijke grasdroogsei-
zoen, dat normaliter van Mei tot October duurt, benut
worder voor het drogen van andere groenvoeders ed.
1
1
224
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
20 Mei 1942
10
Voor deze combinatie valt dan ook een groeiende belang-
stelling waar te nem en; zooals reeds opgemerkt, komen ver-
schillende nieuwe typen grasdrogers hieraan tegemoet.
Droogkosten.
De droogkosten verschillen in verband met het bedrag
van de stichtingskosten, het verbruik aan en den prijs
van brandstoffen en electriciteit, het aantal henoodigde
arbeiders en de hoogte van het loon, terwijl tenslotte
uiteraard van belang is, in hoeveel jaren men zich voor-
stelt het in gebouw en installatie geïnvesteerde kapitaal
af te schrijven.
Indien het gras in geperstén toestand wordt afgeleverd,
bdrageri – bij een afschrijving in vijf jaar – de droog-
kosten globaal 1 4.— â 1 5.— per 100 kg diog product,
exclusief de kosten van vervoer. –
Wordt het gedroogde gras tot grasineel gemalen, dan
bedragen deze kosten, tengevolge van hoogere emballage-
kosten (zakkenverbruik), circa f 0.20 meer.
Bij de genoemde prijzen is de door het Rijk verleende financieele steun bij de oprichting van de grasdrogerijen
buiten beschouwing gelaten.
De kosten van vervoer van het natte gras naar de drogerij
varieeren, behoudens eenige uitzonderingen, van f 0.50
tot fl.25 per 100 kg droog product.
1-let tarief voor het loondrogen heeft op grond van deze
cijfers iii 1941 dan ook in het algemeen 1 5.— ii f 6.50
per 100 kg droog product bedragen, in welken prijs in
verschillende gevallen tevens het vervoer van het gedroog-
de gras van drogerij
,
naar boerderij was begrepen.
De hwdige ,’entabüitejt.
De eriaring in het afgeloopen jaar heeft geleerd, dat
tegen de evengenoemde droogtarieven in tal van streken
van ons land meer vraag dan aanbod om te drogen bestaat.
Dit is begrijpelijk, indien men de kosten van het versdhe
gras op f 4.50 per 100 kg droog product, stelt. Bij een
droogprijs van 1 5.— ii 1.6.50 komt dus de prijs van het
gedroogde gras
«
op boerderij” op 1 9.50 h 1 11.-‘— per 100
kg uit, i’elke prijs onder de huidige omstandigheden
stellig niet te hoog is te noemen.
De van overheidswege vastgestelde prijs voor
grasmeel
heeft voor 1941 bij een eiwitgehalte van 16 tot 18 pCt.
£ 11.25, hij een eiwitgehalte van 18 tot 20 pCt. 1 12.— pet’
100 kg droog bedragen.
Het afgeloopen jaar was voor de grasdrogerijen een
ongunstig jaar, in verband met het koude voorjaar en de
groote dr6ogte in den zomer, waardoor de productie aan-
merkelijk beneden de normale bleef; de meeste dr’ogerijen
konden bij hoveiigenoeinde droogprijzen dan ook in het
algemeen slechts haar kosten dekken.
In meer normale jaren, wat de weeromstandigheicl
betreft, laten de huidige ‘prijzen en tarieven voor het
gemiddelde. goed geleide bedrijf va” eenigen omvang,
behalve kapitaalrente – en een behoorlijk ondernemers-
loon, een afschrijving van liet in gebouw’en en machines
geïnvesteerde kapitaal toe in ongeieer 5 jaar, hetgeen in
verband met de bijzondere tijden en het aan de markt
komen’ van nieuwe, goedkooper werkende typen ook wel
zeer gewenscht is te achten.
De toekomst.
‘
Aangenomen, dat het gelroogde IiFas om andere dan
kostenoverwegingen zijn plaats onder de veevoeders kan
blijven behouden en het huidige algemeene prijspeil geen
belangrijke wijzigingen ondergaat, zij het volgende op-
gemerkt.
Van groot belang voor de toekomst van het kunstmatig
drögen van gras zijn:
le. de prijs, i’elke.door de hoeren in de toekomst voor
geïmporteerd veevoeder zal moeten w’orden betaald;
2e., de.hoogte van de droogkosten en 3e. de prijs van het _versche gras.
Omtrent het eerste punt kan thans uiteraard weinig
worden gezegd, hoewel het aannemelijk is, dat’ de betref-
fende prijs geruimen tijd na den vrede boven het voor-
oorlogsche niveau zal liggen:
‘Wat de
droogkosten
betreft, deze. bewegen zich ‘- be-
houdens verhooging van brandstoffenprijs, bonen en
sociale lasten – thans in ‘dalende lijn.
Voor een van de nieuwe typen hebben bij een proef-
periode, welke nog geen vol seizoen heeft geduurd, de
droogkosten, exclusief vervoerkosten, en bij afschrijving
van het in gebouw en droogappüaat geïnvesteerde ka-
pitaal in vijf jaren circa 1 3.25 per 100 kg droog’pro’duct
bedragen.
– De droogprijs voor eeriige andere nieuwe typen zal,
indien de door de fabrikanten gegarandeerde verbruiks-
cijfers met de werkelijke blijken overeen te stemmen, even-
eens op dit niveau liggen.
Door de van de zijde van het Departement van Land-
bouw en Visscherij ingestelde Commissie voor het kunst-
matig drogen van gras wordt in samenwerking met be-
langhebbenden krachtig gestreefd naar kostprijsverlaging
door het in diitgebreide mate veistrekken van hulp cii
voorlichting – zoowel van technischen als financieelen
aard – hij de stichting en exploitatie van grasdrogerijen.
ïn verschillende gevallen heeft dit reeds tot gunstige
rosultaten’ geleid.
liet lijkt op grond van deze ontwikkeling niet uitge-
sloten, dat in meer normale tijden bij de goedgeleide en
gunstig gelegen drogerïjen de droogkosten, exclusief ver-voerkosten, ongeveer 1 2.50 per 100 kg. zullen beloopen;
indien dan de vervoerkosten f 0.50 per 100 kg bedragen
– zooals het geval w’as in 1939 en 1940 – komt de droog-
prijs, inclusief de kosten van vervoer, op. f 3.— pci’ 100kg
droog product.
Ten aanzien van
den toekomstigan prijs van het verscho
glas
is het moeilijk een juist oordeel te vormen, in liet
verslag van de Verèeniging voor Coöperatieve Grasdroge-
rijen in Friesland wordt de kostprijs van-het versche gras
voor 1940 op 1 3.— aangenomen, omgerekend per 100 kg
droog product. Momenteel moet deze prijs zeker hooger
worden gesteld.
,Voor een wat meer verwijderde toekomst zou rekening
gehouden kunnen worden met een prijs van het veische
‘gi-as, varieerende van 1 3.— tot f4.— per 100 kg, waarbij
dan de mogelijkheid om dooi’ een meer, moderne weide-
cultuur tot kostprijsverlaging van ‘het versche gras te
komen buiten beschouwing is gelaten.
Op
basis van boven-
staande cijfers zou de prijs van liet gedroogde gras zich om een bedrag van f 6.— 1 1 7.— per 100 kg bewegén,
hetgeen in vei’houding niet ongunstig afsteekt hij de prij-
zén, (lie voor den oorlog voor verschillende veevoeders
golden.
Uit een en ander moge blijken, dat de mogelijkheid
niet is uitgesloten, dat het kunstmatig drogen van gras
ook ia den oorlog toekomst heeft.
II. R1ïINOUD.
DIFFERENTIATIE VAN WONINGTYPEN.
De uitrve’king inn het bowvprogra’a.
In enkele voorafgaande artikelen is reeds de aandacht
gevraagd voor het -op te stellen bouwprogram voor de
jaren na den oorlog, een program, dat moet zijn gebaseerd op de behoefte aan woningen in de’ onderscheidene deden
des lands. Nog geen aandacht werd echter geschonken aan
de behoefte aan woningen va’n de onderscheidene soorten
en grootten.
t
Bij de hestucleering van dit laatste punt moet worden
uitgegaan van de grootte dci’ gezinnen, voor welke de
woningen zijn bestemd. liet gezin is de oercel van onze
samenleving, waarin de opgroeiende mensch ivordt voor-
hereid voor zijn taak in de maatschappij. liet is dus van
p
20 Mei 1942
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
225
het grootste belang, dat voor ieder gezin een oning be-
schikbaar is, welke ruimte biedt voor de ontplooiing van
het gezinsleven. Dit houdt in, dat de woningen moeten
beschikken over een woonvertrek van voldoende grootte
en over een zoodanig aantal slaapvertrekken, dat de ver-
deeling van ,de gezinsleden over deze vertrekken aan
hygiënische en moreele eischen voldoet, terijl zoo moge-
lijk nog eenige extra-ruimte voor bijzondere behoeften
aanwezig moet zijn.
Daarnaast moet echter in aanmerking worden genomen,
dat de groote verliezen, die ons volk in den oorlog heeft
geleden, het meer dan ooit noodzakelijk maken, dat hij
de woningvoorziening rekening wordt gehouden met
het economisch mogelijke.
Wanneer in de jaren na het beëindigen van den oorlog
bepaalde hoeveelheden productiemiddelen beschikbaar
zijil, waarbij in aanmerking moet worden genomen, dat
zoowel aan bouwmaterialen van biîitenlandschen oorsprong,
die slechts dooi goederenruil kunnen worden verkregen,
als aan geschoolde arheid,skrachten en kapitaal een tekort
kan bestaan, dan zal de Overheid zoodanige leiding moeten
geven, dat met de beschikbare middelen het gi’ootste
nuttig effect wordt bereikt. Voor bepaalde bevolkings-
groepen zal cle woningvoorziening niet zonder hulp van
de Overheid kunnen geschieden. De groote massa echter
zal zichzelf moeten helpen; dit zal gemakkelijker gaan,
wanneer tegen een oneconomisch gebruik der beschikbare
productiefactoren wordt gewaakt. –
Dit kan geschieden door den aanbouw zooveel mogelijk
te doen aansluiten bij de behoefte, d.w.z. door.zoodariige
w’oningtypen te doen bouwen, dat deze passen hij de ver-
schillende gezinsgrootten, waarvoor moet worden gebouwd.
Op deze w’ijze wordt van de beschikbare productiefactoren
het meest economisch gebruik gemaakt. –
In bepaalde gevallen zal dit tot beperking van de grootte
der te bouwen woningen moeten leiden. Dit kan echter
tengevolge hebben, dat eei’i grooter aantal woningen kan
worden gebouwd.
Regeling van het won in gtype
Het eerte middel, waarvan de gemeente gebruik kan
maken om dit doel te bereiken, is het uitbreidingsplan
met de bijbehoorende bebouwingsvoorschriften. Door rriid-
del hiervankan worden gezorgd, dat woningen van he-
paalde typen worden gebouwd, met name, dat geen wonin-
gen worden gebouwd, die een grooter rendement beloven
dan andere, doch niet aansluiten bij de behoefte der be-
volking. De practijk van de laatste jaren heeft aangetoond,
dat dit’noodzakefljk is. Ondanks het feit, dat de behoefte aan eenvoudige arheiderswonirigen verreweg het grootst
is, placht de particuliere bouw in hoofdzaak woningen van
een iets grooter soort te bouwen, omdat deze cloom cle
grootere . draagkracht der gegadigden meem- winst beloven.
Bij de bestaande bebouwingsvoorschriften wordt intus-
schen in den regel nog niet voldoende rekening gehouden
met de, behoefte aan verschillende soorteii w’oningen. De
bevoegdheid om doeltreffende voorschriften met een be-
hoorlijke differentiatie te maken is echter aanwezig, zoodat
de •betrokken instanties hieraan in de naaste toekomst
zonder twijfel aandacht zullen wijden.
lIet bestemmenvan de gronden in een uitbreidingsplan voor grootere en kleinere arbeiderswoningen en midden-
standswoningen is echter niet voldoènde. Er moet ook
diff&rentiatie plaats hebben naar het aantal vertrekken,
omdat niet alle woningen voor een bepaalde bevolkings-
klasse eenzelfde aantal vertrekken behoeven te bevatten.
Bij het opmaken van een programma voor de toekômstige woningvoorzïening moet daarom zeker ook de vraag wor-
den gesteld, hoede grootte en de indeeling. der te bouwen
woningen moeten zijn. Dit is van bijzonder belang voor
de steden, meer dan voor het platteland.
– In de kleinere gemeenten wordt dikverf gebouwd voor
bepaalde gezinnen; het aantal eigen woningen is daar
overheerschend. Dit heeft tot gevolg, dat iedere woning
geschikt moet zijn voor wisselende gezinsgrootten, aange-
zien een gezin gewoofllijk vele jaren in dezelfde woning
blijft. Bovendien maakt in een ééngezinshuis met een
verdieping met beschoten kap het ‘aanbrengen van één
kamertje meer of minder slechts weinig verschil in de
bouwkosten. Op het platteland zal men dus goed doen,
iedere te bouwen woning groot genoeg te maken voor een
gezin met kinderen. –
Bij de stedelijke étagewoningen echter ligt het geval
anders. Daar is iedere m
2
te bebouwen oppervlak van be-
lang, omdat deze de stichtingskosten met een aanmerkelijk
bedrag doet stijgen. liet is dus zaak, de woningen daar
niet grooter van oppervlak te maken dan werkelijk noodig is.
-De eisch van een economisch gebruik der beschikbare
produçtiemiddelen maakt het noodzakelijk, dat men zich
rekenschap geeft van het aantal vertrekken, dat voor de
‘erschillende ezinsgrootten’ noodig moet worden geacht
en dat de aanbouw van woningen daarnaar wordt inge-
richt.
De noodige (m’oninggl’oouc.
In het verleden heeft men de stedelijke étagewoningen
veel te veel naar één type en naar één model gemaakt.
Het algemee.n gam1gh pc bevat een suite, een keuken
geldt zoowel voor de midden-
stands- als voor de arbeidrmriingen. Bijtijn
alleen de afmetingen wat grooter.
Een dergelijke woning is geschikt vbor een
–
gemiddeld
gezin en daarom beschouwt de bouw6ndernemer dit type
ais het meest gangbare. Een feit is echter, dat deze wo-
ningen slechts ruimte bieden voor een gezinstype, dat
maar een klein deel van het geheele. aantal uitmaakt.
De meeste gezinnen zijn Weiner of grooter, zoodat de wo-
ningin de meeste gevallen te groot of te klein is en de meeste
gezinnen ôf ruimte overhouden if zich moeten behelpen.
Hier had zonder kosten een h’ieer bevredigende oplossing
kunnen worden verkregen, door een deel der woningen
kleiner te maken dan het gemiddelde en een deel-grooter.
_
De
d!an_aanhef
eisch, dat.yoor ieder gn
behoort te zijn, die ruimte biedt
xoor de ontplooiing van
gn normaal ggzin metjinderen
stelt voor cle ouders en de kinderen van verschillend
geslacht hovehgveer Wjaarhiden sllegen-
j,pid aanwezig zal zijn, d.w.z. dat een dergëhijke woning
slaapkam&rs moet bevattb’h.
Een groot deel der aanIge gezinnen heeft echter geen
kinderen van verschillend geslaêht boven 10 jaar, zoodat deze in ((en regel aan een woning vami clie grootte geen
behoefte hebben.
‘
Beschikbare gegevens.
l3lijkens tabel 1 had hij (Ie Volkstelling van 1930 bijna
de helft van alle gezinnen geen of slechts één kind.
TABEL 1.
–
Aantal gezinnen met:
Percentage
0
kinderen
…………….
…..
..’..
399.788
23.25
1
kind
..,..,…..,,,….,,,,…….
390.283
22.8
O
kinderen
…………..
.
…………..
33
8.882 19.7
3
..,……..,.,,.,.,,,,,,.,
220.8
1
6
12.8
4
,
.,….,…..,.,,…,…,,,,.
141.811
8.2
5
–
,,
……….,,.,.:,,..,..,.,,.
90.274
5.25
6
,,
,,,,,…,,,,,.,,.,..,,,,,,,.
57.573
3.35
7
.,,
…..,,.,.,,,,,.,,,,,,,,,,,,,
36.188
–
2.1
S
,,
…,……………,,,,,,,,,
21.623
1.26
9
,,
………,,…………,.,..
12.060
0.7
10
………….
…..,,,,.,,,.,
6.298
0.35
II
……,……,…,.,,,,,,,,,
3044
0.15
12
,,
of
meer
……,,,,,…….,,
2.074
0.1
Totaal
…………………………..
1.720.744
100
Sedert 1930 is de gezinsverdunning zonder twijfel nog
verder voortgeschreden. hieruit volgt wel, dat op het
oogenblik een aanmerkelijk deel der woniagvragende ge–,
zinnen aan een woning met cnie slaapkamers geen behoefte
/
226
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
20 Mei
1942
TABEL Ii.
Woningen niet’ 6n
–
Woningen niet twee
Woningen
met
meer
dan
twee
slaapruim te
slaapruimmi ten
slaapruimten
(enicenten
–
VoIdoemid
Onvoldoende
Voldoende
Onvoldoende
drie
vier
mcci dan vier
Aantal
PCI.
Aantal
pCI.
Aantal I
pCt.
Aatal I
PCI.
Aantal I
PCI.
Aantal I
pCI.
MntaIj pCI.
Asterdam
………….’78.081
36,2
9.883
‘
4,6
74.180
34,5
6.950
3,7
.35.581
16,6
7.785
3:6
2.919
1,3
Uti’cclit
…………..
.
Rotterdam
…………..40,91 0
27,8
8.274
5,6
55.057
37,5
6.637
4,5
27.465
18,6
6.580
4,4
2.364
– 1,6
‘s-Gravenhage
………42.700
32,9
2.275
1,8
42.457
32,7
2.109
1,6
27.109
20,9
8.498
6,5
4.649
3,6
Haarlem
…………….7.878
24,8
1.071
3,4
10.457
32,9
748
2,4
7.896
24,8
2.552
8,1
1.155
3,6
Van 50.000-100.000 mw.
41.924
22,5
6.339
3,4
55.909
30,0
5.298
2,8
51.039
27,4
16.543
8,9
9.277
5,0
.10.524
26,5
1.645
4,1
12.601 .
31,7
1.282
3,2
9.175
23,1
3.003
7,6
1.511
3,8
Groningen
…………..7.352
27,7
1.225
4,6
8.702
32,8
881
3,3
5.709
21,5
1.868
7,0
817
3,1
20.000- 50.000
46.473
21,9
9.609
4,5
66.077
31,2
6.970
3,3
57.524
27,2
17.185
8,1
7.948
3,8
10.000- 20.000
,,
63.432
23,9
19.969
7,5
79.383
29,9
12.254
4,6
59.852
‘22,6
20.528
7,7
9.834
3,7
5.000- 10.000
,,
65.140
24,9
23.817
9,1
79.521
30,3
15.500
5,9
53.451
20,4
17.275
6,6
8.412
2,8
2.000-
5.000
68.751
25,9
27.119
10,2
80.082
30,2
16.993
6,4
49.747
8,7
16.111
6,1
6.433
2,4
1.000-
2.000
20.530
26,6
8.503
11,1
22.982
29,8.
4.945
6,4
13.733
7,8
4.590
5,9
1.821
2,4
500-
1.000
6.856
27,7
2.733
11,1
7.447
30,2
1.570
6,4
4.119
16,9
1.400
6,1
.617
2,5
Beneden 500 inwoners
.
700
26,1
239
8,9
833
31,1
157
5,9
497
18,6
187
7,0
66 –
2,4
lIet
Rijk
…………..1501.2511
26,6
II 2.70i 1
6,5
1595.6881
31,6
1
82.2941
4,4
1402.8971
21,3
1124.1051
6,6
1
57.8231
heeft. De hiermede te winnen ruimte kan dienen om aan
het deel der gezinnen, dat daaraan behoefte heeft, eed wo-
ning met meer dan drie slaapkamers te verschaffen.
Dit geldt voor den stand van het oogenblik met een
dalend geboortecijfer en een nog voortgaande gezinsver-
dunning. Er is natuurlijk niets van te zeggen, of dit ook
in de toekomst nog zal voortgaan.
Mocht een dergelijk verschijnsel zich blijven voordoen
of mocht, hetgeen denkbaar is, de tendens een omkeering
vertoonen, dan zal daarmede hij liet bepalen van het te
volgen woningbeleid rekening moeten worden gehouden.
Dit wil zeggen, dat de wonihgvoorziening bij voortduring
moet ‘ijn gebaseerd op demografisch onderzoek.
Op het oogenblik moet intusschen wom’den uitgegaan
van de gegevens, waarover wij thais beschikken en die
grootendeels van 1930 dateeren.
Uitkomsten een de Voikstelting
1930.
Bij de in dat jaar gehouden Woning- en gezinstelling is
ten aanzien van de woningen met één of met twee slaap-
ruimten nagegaan, of deze voldoende ruimte bieden voor
het daarin gevestigde gezin om aan dc kinderen boven 14
jaar van verschillend geslach t gescheiden slaapgelegenheid
te verschaffen.
Hierbij moet worden opgemerkt, dat de grens van 14
jaar naar de huidige opvattiilg veel te hoog is. Zou men de
grens op 12 jaar hebben gsteld, dan zou daarover te pra-
ten zijn. Indien mogelijk moet echter 10 jaar worden aan gehouden. De werkelijkheid is dus ongunstiger dan uit de
uitkomsten van de telling valt af te leiden.
/ Voorts is ten aanzien van do woningen met drie of meer
slaapruimten aangenomen, ongeacht de grootte van het
daarin gevestigde gezin, dat de beschikbare slaapgelegen-
Iteid voldoende is,’ terwijl voor de woningen met
één,
en
11dec
slaapruimten, waarin de toestand onvoldoende is,
aangenomen werd, dat met
één kame,’
meet’ de toestamtcl
voldoende zou zijn. Ook dit is zeker niet altijd het geval, zoodat ook hier de gegeven indi’uk te gunstig is.
Als
oneoldoende
zijn aangemerkt:
woningen met
één
slaapruitnte, bewoond door 2 per-sonen van verschillend geslacht hoven 14 jaar, geen ccitt-
paar vormend;
woningen met
één
slaapruimte, bew’oond door een
echtpaai’ en één of meei’ personen boven 14 jaam’;
woningen met
twee
slaapruimten, bewoond dooi’. een
echtpaar en personen boven 14 jaar van vei’schillend ge-
slacht.
Uit de cijfers van tabel II blijkt, dat in het geheele land
204.723.woningen of 10,9 pCt. van den totalen woningvooi’-
raad onvoldoende slaapruimte bieden voor liet daarin ge-
vestigde gezin (deze cijfem’s zijn verkregen dooi’ de twee
kolommen onvoldoende” op te tellen).
In tabel III zijn de percentages ,,onvoldoende” voor
de verschillende groepen van gemeenten vermeld.
TABEL III.
i’ercentage woningen,
ilal
onvoldoende ruimte biedt voor liet
claam’in gevestigde gemin.
Anislerclamn
………………………………….
7;8
Rottem’dant
………………………………..
10,1
‘s-Gravenliage
……………………………….
3,4
Utrecht
……………………………………
73
Ilaarlem
…………………………………..
58
Om’oningen
…………………
……………..
7,9
Van
50.000-100.000
mw, – ……………………
6,2
20.000- 50.000
……………………..
7,8
10.000- 20.000
……………………..
.
12,1
5.000- 10.000
…
……………………
15,0
2.000-
5.000
,,
‘ ……………………16,6
1 .000–
2.000
…… . ………………..
.
17,5
500′-
1.000
……………………..
175
Beneden
500
inwoners
…………………….. …
14,8
In deze cijfers trekken vooral die voor ‘de kleinere ge-
meenten de aandacht. Daar is de wijze van huisvesting
blijkbaar aanmerkelijk slechter dan in de steden. Dit moet
voornamelijk worden toegeschreven aan het feit,’ dat in
de groote steden de gezinnen Weiner zijn. In deze cijfers,
ligt echter wel een aansporing om bij de toekomstige wo-
riingvoorziening meer dan in het verleden bijzonder te let-
ten op de toestanden ten ijlattelande.
De
(t’Ofl
mngbehoe/te.
De gegevens van tabel 11 geven voorts een aanwijzing
van de behoefte aan de verschillende soorten woningen.
Blijkbaar heeft de bevolking, afgezien van debovengenoem-
de onjuistheden in de veronderstelling, gemiddeld noodig:
26,6 pct. woningen met één – slaapruimte;
38,1 pCt. woningen met twee slaapruimten;
25,7 pCt. woningen met drie slaapruimnten;
9,6 pCt. woningen met meer dan drie slaapruimten.
Laatstgenoemde cijfet’s kunnen intusschen niet dienen
als basis vooi’ een.bouwprogi’ainma, omdat de beschikbare
‘woningvoorraad nog niet aan deze normen voldoet. Hoewel liet percentage kleine woningen sedert het begin dezer eeuw
aanmerkelijk is gedaald (zie tabel IV), omvat de aanwezige
woningvoorraad nog steeds een gi’oot aantal kleine wdnin-gen, welke op den duur door grootére moeten worden ver-
vangen.
Uit de cijfers blijkt echtej’ afdoende, dat, terwijl als norm
‘J’ABll
IV.
i’crccutage
van
het
aan tal
woningen flit:
Cdii of
incer
drie
of
meer
vier
of
imteer
bewoonde
bewoonde
bewoonde
vertrekken
vertrekken
vertrekken
89jl909jl930jl899i909jI930
Aiilstei’clanm,
HoGer-
–
claimt, ‘s-Cravenhage
emi,Ulrecht
…….
48,5 :15,5 i8,5 51,5 64,5 81,5 31,7 42,8 66,8
Overige gemneemileii
ho-
ven
20.000
inwoners
52,5 40,0 14,0 47,5 60,0 86,0 27,2 37,6 72,5
Gemcenten
v. 10.000
,
–
tot
20.000
inwoners
67,0 58,0 25,0 33,0 42,0 75,0 18,9 25,0 59,5
Gemeenten beneden
.
10.000 inwoners .
64,0 55,0 29,0 36,0 45,0 71,0 19,6 26,0 51,0
lIet geheele Rijk
. – 59,0 48,0 22,0 41,0 52,0 78,0 23,4 32,1 62,0
20 Mei 1912
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
27
voor een gezin met kinderen van verschillend geslacht, die
gescheiden slaapgelegenheid behoeven, werd gesteld een
woning met
drie
slaapvertrekken, bijna tweederde deel
van het aantal gezinnen blijkt met minder te kunnen vol-
staan, terwijl slechts ongeveer 10 pCt. vad de gezinnen
een grooter aantal slaapvertrekken noodig heeft.
Deze gegevens moeten den grondslag vormen voör de
toekomstige woningvoorziening.
Dr. Ir. IE. G. VAN BEUSEKOM.
OVERHEIDSMAATREGËLEN OP
ECONOMISCH GEBIED.
HANDEL EN NIJVERHEID.
Arbeiilszaken. Voorzoover een loopende collectieve
arbeidsovereenkomst bonen, salarissen en andare ârheids-
voorwaarden regelt en een der partijen, welke de over-
eenkomst heeft aangegaan, ophoudt te hestaan, wordt
deze overeenkomst aangemerkt als vallende onder de
algemeene regeliiigen betreffende de totstandkoming
van regelingen inzake bonen, salarissen en andere arbeids-
voorwaarden.
liet verplicht verrichten van diensten door bewoners
van het bezette Nederiandsche gebied, kan, behalve
door de gewestelijke arbeidsbeurzen, thans ook door een door den Rijkscommissaris gemchtigde instantie worden
opgele
g
d.
Decreet van den Rijkscommissaris inzake oprichting
van het Nederlandsche Arbeïdsfront (E. V. 8/5/’42, pag.
‘593; V. B. Nos. 11 en 12).
Buitenlandsche handel. Regeling van het handels-
verkeer met Finland gedurende 1942, waarbij voor met
name genoemde producten invoercontingenten zijn vast-
gesteld.
Voor de onder de Aardappelmeel- en Zi.dvelcentrale
vallende monopolieproducten zal bij uitvoer wegens
administratiekosten een heffing ten bedrage van 1 pCt.
van de ‘factuurwaarde verschuldigd zijn. (E. V. 8/5/’42,
pag. 596; Stct. No. 83).
Handel. Nadere regeling inzake den handel in hout.
w
instelling van een zgn. tuinbouheffing voor kleinhande-
laren in groenten en fruit, die rechtstreeks .ter veiling
koopen. (E. V.
8/5/’42,
pag, 593; Stct. Nos. 83 en 86).
Organisatie bedrijfsleven. Instelling van de vakgroepen
,,Groothandel in Vlas” en ,,Groothandel in Wol”. (BV.
1/5/’42, pag. 565; Stct. Nos.’79 en 81).
Prijsregelingen. Nadere prijsvoorschriften inzake ver-
hooging van pensionprijzen, alsmede afkondigingen van
de calculatiebeschikkingen kunstzijde- en celvezelartike-
len. (E.V. 1/5/’42, pag. 558, Stct. Nos. 78 en 81).
Rantsoencering. R antsoeneeringsmaatregelen inzake
suikerwerkartikelen e.d., en afleveringsverbod voor servies-
goed i.v.m. de a.s. rantsoeneering.
(E.V.
1/5/’42, pag.
559/60; Stct. Nos 79 en 80).
Regeling inzake de distributie van serviezen. (E. V.
8/5/’42, pag. 59).
Ijzer. Nadere berichten inzake de distrihutieregeling
voor bruikbaar ijzer. (E. V. 8/5/’42, pag. 600).
LANDBOUW EN VOEDSELVOORZIENING.
Chicliorel- en
witlofwortelen. Regeling van den aankoop
van chichorei- en witlofwortelen, door de Akkerbouw- of
Meelcentrale.
(E.V.
1/5/’42, pag. 563; Stct. No. 78).
Kaas. Nadere regeling van de kaasproductie door boeren.
(E.V. 1/5/’42, pag. 567).
Pootaardappelen. Nadere regeling inzake het koopen,
afleveren en vervoeren van pootaardappelen. (E. V.
8/5/’42, pag. 597; Stct. No. 83).
Stroovlas. Regeling van den handel in strôovlas. (E.V.
1/5/’42, pag. 562; Stct. No. 77).
Vee.
Vervoerverbod voor herkauwende dieren en
vârkens naar.en uit bepaalde gebieden. Regeling inzake
de levering van varkens op mestcoritracten. (E. V. 8/5/’42,
pag. 596/97; Stct. No. 82). –
Voedselvoorziening. Instelling van een commissie van
advies, te benoemen door den boerenleider, bij iederen
provincialen voedselcommissaris en plaatselijken bureau-
houder. (E.V. 1/5/’42, pag. 558; Stct. No. 80).
Volkstuinen. Afkondiging van voorschriften voor houders
van volkstuinen. (E.V. 1/5/’42, pag. 562; Stct. No. 70).
Zuivel. Nadere regeling van de zuivelwinning en den
zuivelhandel hij de ,,Zuivelverordening 1942″. (E.V.
1/5/’42, pag. 563; Voedselvoorzieningsbiad No. 4).
(lEED-, CnED:r]r- EN J1ANIW’EZEN EN JIELASTJNG’EN.
Belastingen. Afkondiging van liet besluit op de Ver-
mogensbelasting 1942, w’aarbij het zuivere bed nl fsver-
mogen hij het begin van het kalenderjaar aan een heffing wordt onderworpen.
Besluit inzake heffing van zgn. Onderneiningsbelasting
als directe belasting ten behoeve van de gemeenten,
berekend naar hednijfsophrengst en naar het bedijfs-
kapitaal.
instelling van een ‘cnnootsehapshelasting, waarbij
het oyer een jaar berekende belastbare bedrag voorwerp
van belasting is. (E. V. 8/5f42, pag. 593/94; V. B. No. 12).
Liquidatie Naanilooze Vennootschappen. Nadere bepa-
lingen inzake het verschuldigd zijn van loonbelasting en
vereveningsheffing bij toepassing van het Liquidatie-
besluit 1941. (E.V. 1/5/’42, pag. 557).
Omzetbelasting. Resqlutie inzake heffing der omzet-
belasting bij oplevering van een werk in onrerenden
staat. (E.V. 24/4/’42, pag. 524).
Spaar- en
hetaalzegelkasbedrjven. Nadere regeling van
de uitoefening van het zgn. spaar- en betaalzegebka’shedrijf.
(BV. 24/4/’42, pag. 524; Stct. No. 74).
MAANDCIJFERS.
GECOMBINEERDE MAANDSTAAT VAN DE VIER NEDEI1-
1,ANDSC1IE GROOTE BANL4EN EN VAN IIE’L’NEIJEII-
LANDSCIIE BEDRIJF DEJE NEDERLANDSCIIE
BAN l)F.L-MAATSCHAPIIJ.
Noden.
Nedenl.
Banken Banken
en Ned.
Ilaiidel-M
ii.
31
30
31
30
3Irt.
April
MrF.
April
1042
1942
1942
1942
Activa:
Kas, kassiers en ciaggeldleeningen
1
35
48
44
54
Neci. schatkistpapier
…………..
907
888
1066
1049
942 936 1110 1103
18
2
16
2
19
6
16
6
Ander overheidspapier
…………
Bankiers in binnen- en buifenlanci
70
71.
93
95
Prolong. en voorsch.
01)
effecten
42
41
55
54
Wissels
……………………..
132
130
173
171
144 146
184 187
Debiteuren
………………….
22
21
28
20
Effecten en syndicaten
…………
Deelnemingen
(mcl.
voorschotten)
11 11
23
23
177e
178
235
239
14 14
18
18
.,
Diverse reken.
(mcl.
oven
posten)
–
1
–
1
Belegde hestemmingsreserven
2 2
2
2
13
–
13
13
13
1280
1274
1551
1547
Passiva:
910
899
1099
1089
Wissels
………………….
–
–
–
–
Gebouwen
…………………
81
90
106
114
Creditcurcn
………………….
Kassiersen genoni’. claggeldleeningen
7
1
7
1
Effecten Icendepôt
…………….
..
25 27
31
$5
Bestcmrningsreservcn
2
2
2
2
1)eposito’s
op
termijn
…………
13
1.3
13 13
Diverse rekeningen
.
…………….
Effecten lcendepôt
…………….
1254
1038
1032
:-j•-
Aandeelenkapitaal
……………
170 170
210 210
–
Rescrvc
……………………
72
72
83 83
1280 11274
1
1551 11547
(In millioenen guldens)
.228
ECONOMISCH-SATISTISCHE BERICHTEN
–
20Mei.1942
STATISTIEKEN.
ZILVEBIRIJS.
GOUDPRIJS.
–
Londen ‘)
N. York
2)
A’dam
2)
Londen
•)
17 Mei
1942..
–
–
13
Mei
191.2..
2125
168/-
1’1
,,
1942..
– –
14
1942…
2125
168/-
15
,,
1942..
–
–
15
,,
1942
.
2125
168/-
16.
,,
1942..
–
–
16
,,
1942.:
2125
168/-
17
,,
1942..
–
–
17
1942..
2125
1681-
18
,,
1942.:-
–
18
,,
1942..
2125
168/-
19
,,
1941..
–
3431,
19′.
1941
. .
2090
168/-
23 Aug. 1939.
1 8’/,
17
2
/
4
23 Aug. 1939..
2110
1
48/G’/,
ij
In
pencc
p
os. stand.
8)
Foreign silver in 9e. p.
os. fine
8)
In guldens per kg 100011000.
‘)
in ‘sla.
p.
oz.
fine.
N.-York
1
Brussel
Züiicli
I
Stockh.Flelsinki
14 Mei 1942
–
30.14
43.67
44.85+
–
15
,,
1942
–
30.14
43.67
44.85+
–
16
,,
1942
. –
30.14′
43.67
44.85+
-‘
17
,,
1942
–
30.14
43.67 44.85+
–
18
,,
1942
–
30.14
43.67:
44.85+
–
19
,,
1942
–
30.14
43.67
44.85+
–
Laagste d.w.
–
30.11
43.63
44.81
hoogste d.w.
–
30.17
43.71
..
44.90
–
Muntparileit
1
1.469
24.906 48.003
66.671
6.266
STAND VAN ‘s RIJKS KAS.
V o r ii e r in gen
30 April 1942
7 Mei 1942
Saldo van ‘s Rijks Schatkist
hij de Nederlanclsebe Bank
6
. –
f
–
Saldo b.
cl.
Bank voor Ned.
.Gcmeenen
…………..
640.278,33
,,
41.955,99
Voorschotten
op
ultimo Maart
aan
cle
gemeenten
verstrekt
op
aan
haar
uit te keeren hoofdsom der
përs. hel., aancl. in de hoofd-
…….
som
der grondbel. en der
gem.fonclsbel., alsmede ope.
op die belastingen en op de
vermogensbelasting …….
18.964.746,26
….
,,
18.964.746,26
Vo’arschotten aan Ned -Indië’)
,,
200.1 20.614,69
,, 204.069.049,19
Idem ‘voor
Suriname ‘)
….
7.750.865,66
,,
7.750.865,66
Idem
aan
Curaçao ‘)
360.283,23
,,
360.283,23
Icasvord.
wegens
credietver-
s(rekking
a.
Ii.
buitenland
,,
38.479.006,69
,,
37.294.389,62
Daggeldleeningen tegen onder-
…..
–
Saldo der postrek. van Rijks-
pand
………………………
1 06.81 5.855,15
,,
912.814.331,55
Vordering op liet Alg. Burg.
comptabelen
……………
Pensioenfonds ‘)
……..
Vordering op andere Staats-
…….
bedr. en instellingen ‘)
. .
..,,
47.774.185,81
,,
50.697.522,57
Verplicliti n g e n
Voorschot door de Ned. Bank
ingevolge art. 16 van haar
octrooi
verstrekt
………
f
2.743.406,19
f
15.000.000,-
Voorschot door de Ned. Bank
in reken.-cour. verstrekt
..,,
– ‘
1.574.960,07
Schuld
aan
de
Bank
voor
‘
Scha thistbiljetten
in
omloop
,,
110.106.000,-
,.
110.106.000,-
Ned.
Gemeenten
……….
Schatkistpronacssen in omloop
,,2193.200.000,-‘)
,,2239.300.000,-‘)
. –
–
Zilverhons
in
omloop …….
119.464.100,-
,,
11 9.569.684,50
Schuld
op
ultimo
Maart
1942
aan
de
gOm.
weg
cl.
a. Ii. uit te keeren hoofdt.
pers.bel., aanci.
i. cl
.
hoofds. cl. grondb. e.
cl
.
gem. fonclsb.
Daggeldlceningen
……………..
alsm. opc. op die bel. en op
cle verinogensbelasting
. ‘
..
Schuld
aan
het
.
Alg.
Burg.
1
.507.559,51
,,
2.738.395,49
Id.
aan
het
Staatsbedr.
der
P. T. en T.
‘)
…………
263.531724,11
,,
271.746.805,67
Pensioenfonds ‘)
………….
Id.
aan
andere
Staatsbedrij-
veti
‘)
……
…………
…
18.217.910,68
Id. aan cliv. instellingen ‘)
…18.2l7.910,68
,,
364.603.473,87
,,
364.583.041
74
‘) In rekg. crt. met ‘s Rijks
Schatkist.
‘)
Rechtstreeks
bij
de
Nederi. Bank geplaatst f 225.000.000.-.
‘) Idem
f 209.000.000,-.
DE NEDERE.ANOSC}lE BANK.
Verkor(,e balans op 18 Mei 1942
A CLI a’a.
‘Gouden
,
t
.
Circu-
Andere
t
Beschihb.
t
Dek-
Data
munt
en
1
lalie
opeischb.
I
1
dekkivgs-
1
kings-
lmufllmater.
1
.
htilderc
1
saldo
.
perC.
18
Mei ’42
950.878
2.289.132
t
193.115
t
1.036.019
39
11
,,
’42
950.875
.2.287.274
174.704
1
1.014.988
39
4
,,
.
’42 950.880
2.297.427 t
167.198
1
982.477
39
Ci
Mei ’40
1.160.282
1.1 58.013
255.183
J
607.042
83
Totaal
t
Schatkist-
t
l3eIec-
t
Penier
t
Die.
Data
bedrag
1
prom.
h
t
1
reken.’
disconto’s rechtstr.
ningen
1
buileni.
1
(act.)
18
Meii
195.004
195.000
t
146.816
t
991.215
1183.539
11
,,
1
42
208.004
208.000
«
147.608
‘1
973.883
1163.894
4
,,
’42
238.004
238.000
150.984
1′.
945.548
1161.546
6 Mei ’40
‘9.853
–
1
217.726
1
.
750
120.648
DUITSCILE RLIKSRANK.
(in mill. R.M.)
t
Goud
Reaiten-
1
Delec-
Data
‘1
en
I
bank-
I
‘Anderewissels,
chèques en
1 ni ngen
1
deviezen
scheine
schatkistpapier
7
Mei
1942
1
76,8
t
272,7
1
2i.56,0 t’
16,6
30 April 1942
1
77,1
277,0
1
21.528,8
.
1
19,4
23
,,
1942
1
77,3
t
359,0
1
20.858,1
1
17,0
23 Aug. 1939
1
77,0
1
27,2
1
8.140,0
1
22,2
Dala
I
EI/ee-.
1
Diverse
1
Circu-
t
Rekg.-
t
Diverse
1
ten
I
Achva
1
Iatie
1.
Cr1.
1
Passiva
7 Mei
’42
1
17,4
t
1.447,1
t
19.935,6
6
2.690.3.
l
384,6
30April’42
t
17,5
1
1.728,6
1
20.047,2
1
2.701,1
1
417,0
23,,
’42
1
40,1
1
S75,8
1
18.914,4
1
2.469,4
1
359,1
23 Aug.’39
1
982,6
1
1.380,5
1
8.709,8
1
1.195,4
1
394,2
GEZAMENLIJKE STATEN VAN DE NATIONALE BANK VAN
BELGIU
,
EN VAN DE EMISSEEBANK TE BRUSSEL.
(in mill. Franes)
-C
.i)
E
cz
ei
‘
,,
‘-
c:5
o
O’D
Q
7 Mei’42
38.451
763
21.436
1.596 54.030 3.900 3.567
30Apr.’42
38.473
795
21.116 1.713 53.623 3.979 3.748
23
,,
’42
37.869
801
21.009
1.844
53.237
3.860
3.681
16
,,
’42
37.296
815
21.265
1.905
53.234
3.879 3.424
9,,
’42
37.063 .816 21.113
1.941
53.096 3.869
3.225
8 Mei ’40
23.606
5.394
695
1.480 29.806
909
Verantwoordelijk voor den geheelen inhoud: Drs. M.T. J.
Cool, Rotterdam; Uitgever tevens drukker: H. A’: M.
Roolants, Schiedam, K 2193.
KOERSEN VASTGESTELD DOOR lIET
NEDIIR
LANDSCII
CLEAIUNC1JNSTITUUT.
(met data vanvaIsle11ing)
BIga’s
. . .
.30.14
7Aug.
’40
.Lewa(Bulgarijc)2.3025 Nov. ’40
Zw. Francs.’ 3.56 11 Oct.
“0
Pengoe (Hongarije)
Fr.Francs
..
3.77
6 Mrt.
’41
(oude schuld36.52 20 Dec.
’40 Lires
……9.91
3 Juli
’41
Pengoe
Deensche Kr.39.34
2 Febr. ’42
(nwe.
schuld)45.89 20 Dcc.
’40 Nôorsclie
Kr.42.82 21 Dec.
11,0
Zioty (Polen)
ZweedscheKr.44.85 13 Aug: ’40
(oude sehuld)35.00 28 Jan.
’41
Finsche’Marlc
3.82
2 Juli
’41
(nwe.
schuld)37.68 11 Febr. ’41
Dinfr (Joego-Slavïë)
(oude schuld)
3.43 16Aug.
’40
Lei
……..1.28
24 April
’41
Dinar
Slow. Kr.
. .
6.48 10 Juni
’39
(nvc. schuld)
3.77
1
Juli
’41
Draehmen Turksche
.
(Griekenland)
1.26
8
Oct. ’41
Poncien
. . .
.1.45)
29 Dec.
’39
Kuna
–
3.7729 Oct. ’41
OFFICIEEI.E WISSELKOEII SEN NEDEI1LANDSCILE BANK.
Valuta’s (schriflelijk
en
t.t.)
Binneni.
Wissels,
ç lldbanlc.
f
195.000.001
1
ij
anc
‘omessen, en,.
?Agentscl.
,,
4.300
–
f
195.004.300
Papier
op
het
buitenland
..
f
991.214.876
Af:
Vp.rkoeht
maar
voor
de
Bank nog
niet
afgeloopen
–
–
eJeeningen inc.
–
çIrfdbank.
6
133.469.392 ‘)
‘,00ise
11
991.214.876
otten in
rokening-courant
uljuanic.
‘
Agentsch.
11.736.473
op ondrand
146.816.177
Oi)
Effecten
en
………….f
146.738.240 ‘)
0
1) Goederen en .Ceelen
77.937
11.0.816.177
‘)
Voorschotl,en
aan
liet
Rijk
…………………
11 .924.045
Munt en stauntmateriaal:
Gouden
munt
‘
en
gouden anuntanateriaal
…………f
950.877.999
Zilveren.munt,
en7.
……….
8.329.078 959.207.077
Belegging vin kapitaal, reserves en pensioenfonds
,,
53.661.936
Gebouwen en meubelen der Bank
…………
4.000.000
Diverse
rekeningen
–
……………………..
183.539.293
2.545.367.704
Passiva.
Kapitaal
…………………………….
6
20.000.000′,
Reservefonds
…………………………..
5.368.354
l3ijzondere
reserves
……………………..
10.583.835
Pensioenfonds
…………………………….
11.739.707
l3ankbiljetten
in
omloop
………………..
2.289.132.150
Bankassignatiën
in
omloop
………………..
32.418
Rek-Courant
f
Van het Rijk
f
–
.
saldo’s
1. Van anderen
,,
193.082.935
11
193.082.935
Diverse rekeningen
..(
……………………
9.428.309
2.545.367.704
Beschikbaar
dekkingssaldo ……………….
61.036.01 9.224
Minder bedrag.aan bankbiljetten in omloop dan waartoe de bank gerechtigd
is
…………..
2.590.048.060
Sehatkistpapier, reChtstreeks bij de bank onder-
–
gebracht
…………………………….
195.000.000
1)
Waarvan aan
Neclerlandsch-Indie
(Wet van
15
Maart
1933,
Staatsblad
No.
99)
……….
55.341.825
Voornaamste posten
In
dulzefl(lOfl culdens.
A]fabtische Index Q
g
Economish, gebied
(Zie
v(;or den alfal,etisclien iitdcx Ov’erheidsmaalrcgelen in 1941 liet Jaarrgisler 1941, laatste bladzijdc)
Blz.
Aardappelen………………..
33,
47
Aardolicproductcn
……………..
102
Accijns
………………..
33,
185,
195
Afval
………………………
165
Arbeidszaken
……….113,
189, 215,
227
Iank-
en
t
rp’lielwejen
……….
33,
195
Bankwet
1937
………………….
195
Ltedrijfsvorm
……………………
59
]cdrijfsorganisatie
Vee en
‘lcescli
IJelastingen
………………
33,
59, 227
ltifldtouw
………………….
3,
215
Binnensclteepvaar. ……………
59, 156
Bloemkweckerij
. .
itoschbouw
……………………..
185
I3ouwnijverhe,id
…………..
…47,”58,
113
rluitenlanclsche Handel 47. 59,
75,
101
113.
155,
204, 215,
227
Chemische
Industrie ……………
58, 184
Deviezenverteer …………..
33,
59,
167
Diamant.
………………………
113
Dividencibeperking
………………
59
Drankwet
……………………….
58
Economische
Sancties …………….
194
Electrotechnische Industrie
……….58
Fruit………………………….
59
Garnalen………………………..
123
Gevogeile
………………………..
47
Grafische
Industrie
……….
58,
75,
194
Granen ………………………..
205
Grasland
. .
……..
33,
67,
95,
155,
205
&roenlefl
………………….
33, 155
Handel
………………
206, 215, 227
ilennep
……………………….
21)5
Kaas
……………………….
75, 227
Kamers van
Koophandel
………
67, 184
Kantoormachines
………………..
158
Kapok
……………………
101,
165
Keramische Industrie
…………
55,
194
Kunstmest
…………………..
59, 215 Kweekerij
‘ ……………………..
59
Landbouw
33,
47, 59. 67, 75. 85,
83,
102, 155,
165,
195, 205,
215,
227
Landstand, Nederlandsche ……..
33,
102
Leeningfonds
1940
…
……….
102
Blz.
Machines
………………………
215
Meel
en
producten
…………
101,
195 Melk
en
-producten …………..
33,
205
Merkengeld
……………………
113
Metalen
…
47,
58,
75,
155,
184,
195,
227
Middenstand
………………
195,
215
Slotorbrandstof …………..
58,
165,
215,
Nationale
i’lan
………………..
101
Necterlandsche Coöperatieve
Raad
….194
Nicotine …… . … …………
……..102
0110fl
en
vetten …………
102,
195,
215
Omzetbelasting …………..
59,
102, 227
Ondernerningsbelasting
…………..227
Oorlogsscliade
…………….
123,
184,
195
Organisatie Bedrijfsleven 47,
102,
113,
123,
165,
195, 204,
215, 227
Paarden
………………………
215
l’acht
…………….
67,
102,
123,
165
Papier …………58;
102,
195,
204,
215
l’ellerijen
……………………..
51
lensionbedrijven
………………..
58
Peulvruchten
…………………..
205
Pluimveehouderij ………………..
165
Postverkeer ……………………..
59
Prijsregeling47, 58. 75, 101,
]13, 123,
155, 165,
184, 195,
204,
215,
227
Radio
‘ …………………………
47
Rantsoeneering ………………….
227
Registratierechten
………………..
59
Restaurants
……………………..
75
Rijwielen ……………………
47, 123
Rubber
……………………
113, 123
Slachtvee
…………………
33,
59,
67
Smeerolie
……………………..
102
Spaar- en bctaalzegelkasbedrijf
..
102, 227
Spertijden Kleinbedrijf
………..75,
123
Suikerbieten
………………….
205
Surrogaten ……………………..
155
‘l’abak ………………
67,
58,
113,
195
Tankgas ………………………..
205
Textiel
……………………….102
Tuinbouw
……….
33,
59.
102, 205, 227
Turf…………………………..
59
Tweelandenorganlsattes
…………..
….
_59
Blz.
Uien
………………………….
33
‘arkens ……………………..
1)9, 227
Vee
……….67,
165,
185, 195,
205,
227
Veenproducten
………………….
113
Veevoeder
………………….
47, 102
Vernootscliapsbelasting
…………..227
Verf en -grondstoffen
……….102,
165
Vermogensbelasting ………………
227
‘ervoerswezen
……….
59,
102,
165
‘Vestigingseischen
……………….
102
Vezelstolfen
………………….
215
Vissclaerij
…….
33,
47,
59,
102. 123, .215
Vlas
……………………
59, 75, 227
leescli
…………….
59,
165,
185,
205
Voederhieten ………………………
215
Voedselvoorziening
33,
47,
59,
75, 123.
155, 185,
205, 227
Vijandelijk
vermogen
…………….
215
Wol ……………………………
205
Wijnbelasting
……………………
33
Zaden ……47,
59,
102, 123,
156,
195. 205
Zuidvruchten
……….
‘….
.
……..
195
Zuivel………………………….
227
Overzicht van de ontwikkeling der
handelspolitiek van het – Koninkrijk
der ‘Nederlanden van 1923 t/m. 1938
(Samengesteld door een groep mede-
werkers van het N. E. 1., onder leiding van
Prof. Mr. P. Lieftinck)
28e publicatie van het Nederi. Econom. Instituut
Prijs f 2.10*
(Prijs voor donateurs en leden. von het N. E. 1.
1.50)
,
Verkrg’baar in den boek/,andd
UITGAVE:
DE ERVEN F. BOHN N.V., HAARLEM
Ter vervanging van haar door brand verloren geganen voorraad nummers van
Economisch-Sfafjsljsche
Berichlen en
Economisch-Sialisfisch
l”4aandberichf
van den jaargan 1940, zou
de redacfie hef zeer op
prijs slellen, indiende
lezers, die hun exemplare kunnen missen, deze aan haar zouden willen afslaan.
Koninki. Nederlandsche Boek drukkerij
H. A. M. ROELANTS
SCHIEDAM
Onze terzake-kundige staf is te allen
tijde voor gratis advies te Uwer
beschikldng. –
– Tel. 69300 (3 lijnen)
Conjunctuur- -,
diagnose
DOOR
–
Dr. W. L. VALK
Pr. in prachtband f 6.30*
Pr. gekartonneerd f
5.25*
(519 PAGINA’S)
14e pubItcatte van
het
N EDERLA N DSCH
ECONOM 1 S C H
IN ST IT U U T’
Prijzen voor don ateu rs
en leden respectievelijk
f 4.50
en
f
3.75
UITGAVE: DE ERVEN
F. BOHN N.V., HAARLEM
2.Ô
20 MEI 1942
DE TWENTSCHE BANK
N.V.
GEVESTIGD TE AMSTERDAM
Maandstaat op 30 April 1942
Kas, Kasiers en D’aggeldleeningen
………….. ……………….
f
8.831 .200,31
Nederlandsch Schatkistpapier
…………..
……………………..
262.104.973,37
Ander Overheidspapier . ………………………………….
…..
7.545.63946
Wissels
………… ……..
……………………………………
,,
649.251,50
Bankiers in Binnen- en Buitenland
……………………………
13.
…,,
834.974,08
Effecten en Syndicaten
……………………………………..,,
4.135.289,99
Prolongatiën en Vooschotten tegen Effecten
…………………….
.,,
11.081.832,48
Debitauren
…………………………………………………..
,,
30.848.079,93
Deelnemingen (mci. Voorschottei)
………………………………
1.548.058,97
Gebouwen
………………………………………………..
,,
4.000.000,-
Belegde Reserve ‘voor Verleende Pensioenen
……………………..
,,
1 .593.440,66
Effecten van Aandeelhouders in Leendepot
……………………..,,
13.046.950,-
– f359.219.690,45
Kapitaal
………………………………………………….
f
40.000.000,_
Reserve
…………………………………………………….
,,
11.000.000,-
Bouwreserve
………………………………………………..
,,
1.500.000,-
Deposito’s op Termijn
………………………………………,,
41.66.156,27
Crediteuren.
…………………. …………. … ……………..,, 243.299.253,55
Overloopende Saldi en Andere Rekeningen
………………………
,,
7.213.889,97
Reserve voor Verleende Pensioenen
……………………………,,
1.593.440,66
Aandeelhouders voor Effecten in Leendepot
……………………..
,, 13.046.950,-
–
f 359.219.690
,115
Publicaties van het Nederlandsch Economisch Instituut:
Dr. W. L. VALK
–
–
Production, pricing and unemployment in the static state
……(f
3,15* geb.,
f
2,10* ingen.)
Dr. II. j: FRIETEMA
Productie en prijsvorming op de Engelsche markt van Nederlandsche, Deensche en kolo-
niale
boter
………………………………………………………….
(f
3,15)’
–
23.
Dr. Ir. A. BAARS
Openbare. werken
en
conjunctuurbeweging
………………………………..
(f
2,10)’
24.
Dr. Ir. F. J. C. VAN DER SCHALK
Een analyse van do arbeidsproductiviteit in
Nederland
………………………
(j 2,60)
25.
,
Dr. L. R. W. SOUTENDIJK
–
Methoden tot liet vaststellen van den omvang der besparingen
………………..
(/ 2,60)
J. VAN-DER WIJK
Inkomens-
en
Vermogensverdeeling
……………………………………..
(1
2,60)*
Dr. T. KOOPMANS
Tanker freight rates and tankship building
…………………
(f
3,15* geb.,
/
2,10*
ingen.)
Overzicht van de ontwikkeling der handelspolitiek van het Koninkrijk der Nederlanden
van 1923 tot en met 1938, samengesteld door een groep medewerkers van het N.E.I.,
onder
leiding van
Prof.
Mr.
P.
Lieftinck
………………………………..
(/ 2,10)
Dr. A. WINSEMIUS
Economische
aspecten
der internationale
migratie
…………………………….
(f
2,10)
Dr. H. M. H. A. VAN DER VALK
–
–
Egalisatiefondsen en monetaire politiek in Engeland, Nederland en de Vereenigde Staten
(derde
gewijzigde
druk)
…………………………………………………
(f
2,10)’
M. J. SCHUT
Tinrestrictie
en
tinprijs
………………………………………………..
(/ 1,55)”
32.
Dr. J. R. A. BUNING
De beleggingen dei bijzondere spaarbanken in Nederland ……………………..
(f
3,65)’
U
itga’e: Dc Eroen F. J3ohn 2V. V. Haarlem
.
–
Verkrijrbaar in den boekhandel
P. 1299/3.
DRUK H. A. M. ROELANTS, SCHIEI)ÂM