6
NOVEMBER
1940
AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN
conomis’ch~Statis”tische
Berichten
ALG EMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER
UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT
25E JAARGANG
WOENSDAG 6 NOVEMBER 1940
No. 1294
COMMISSIE VAN REDACTIE:
J. G. ICoopmans; P. Lie ftinck; N. J. Polak; J. Tinbergen
en F. de Vries.
Secretaris pan de Redactie: M. F. J. Gooi.
Redactie-adres: Pieter de Hoochweg 122, Rotterda,n-14′.
Aangeteekende stukken: Bijkantoor Ruige plaatweg.
Telefoon Nr. 35000. Postrekening 8408.
Abonnenentsprijs poor het weekblad, waarin tijdelijk
is opgenomen het Econo,nisch-Statistisch Maandbericht,
franco p. p. in Nederland / O,— per jaar. Buitenland en
icoloniën / 23,— per jaar. Losse nummers 50 cent. Dona-
teu,s en leden oan het Nederlandsch Economisch Instituut
onwangen het weekbiad gratis en genieten een reductie op
de oerdere publicaties. Adreswijzigingen op te geocn aan
de Redactie.
Adpertenties voorpagina / 0,50 per regel. Andere pagina’s
/ 0,40 per regel. Plaatsing bij abonnement oolgens tarie/.
Administratie Pan ak’ertenties: Nijgh en oan Ditmar 1V.
J1•,
Uitgeoers, Rotterdam, Amsterda,n, ‘s-Graoenhage. Post-
chèque- en girorekening Nr. 145192. Atlres te Rotterdam:
Erasmushuis, Tel. Nr. 31696.
IMTOUD:
Blz.
Concentratie -in de organisatie van den niiddenstand
door Dr. F. L. pan Muiswinkel …………..666
Werkloosheid door
Ir. R., A. Verweij …………668
Het Rijksarbeidsbureau door
Mr. H. J. Morren …. 670
De beteekenis van Nederlandsch-Indië voor de olie-
voorziening van Japan door
J. T’Villem.s ……672
A a n t e e k e n i n g e n.
Overheidsmaatregelen op economisch gebied ….
675
S t a t i s.t i e k e n.
Bankdisconto’s – Geld- en Wisselkoersen –
Bankstaten
…….. . ……………..
675-676
GELD- EN KAPITAALMARKT,
Op de
geidmarkt
waren de omzetten in de afgeloopen week uitermate gering; de 1-November-termijn maakte
de geidgevers terughoudend. Anderzijds bestond er ook
geen aanbod van beteekenis van discontopapier, omdat
de. banken immers reeds lang tevoren met de maand-
wisseling rekening hadden gehouden en saldi hadden
gekweekt om de vraag naar bankpapier uit cle provincie
te dekken. Eenige vraag was er naar papier per 1 De-
cember en per het einde van het jaal-. De disconto-notee-
ringen waren practisch onveranderd. Van een aantrekken
van de markt, zooals zulks voorheen vaak voorkwam,
was geen sprake. Ook voor de langere termijnen was er
geen noemenswaardige beweging in het rentepeil. Drie-
maands-kasgeldieeningen aan gemeenten worden in den
laatsten tijd afgedaan op een rentevoet van rond pCt.
Op het huidige tijdstip kan men aan de cijfers van den
weekstaat van De Nederlandsche Bank weinig betee-
kenis toekennen. Eerst wanneer de November-maand-
wisseling geheel zal zijn uitgewei-kt, valt vast te stellen,
welk deel van de schatkistbehoeften op de open markt
gedekt kan worden, en voor welk bedrag de centrale
bank vooralsnog moet ,,bijspringen”. Daarbij moet ook
in aanmerking worden genomen, dat het nog wel eenigen tijd zal duren, aleer de biljettenomloop tot een ,,normaal”
niveau zal zijn teruggekeerd. Nog steeds staat dit cijfer
onder den invloed van de allerwege waar te nemen golf
van ,,veryroegde aanschaffingen door het publiek”, ver-
richt in verband met de voorraadpositie in het klein-
liandelsbedrijf, welke transacties natuurlijk tijdelijk een
verhooging van het niveau der chartale circulatie tot
gevolg hebben.
De
kapitaalmarkt
geeft hij voortduring een zeer willige
stemming op de aandeelenmarkt te zien, waarbij achter-
eenvolgens verschillende fondsengroepen tot favoriet
verheven zijn. Deze week waren het vooral Indische cul-
tuurwaarden, die zich in de belangstelling mochten ver-
heugen. Vooral de Zaterdag bracht ongekende omzetten.
De willige stemming der laatste •paar dagen zou deels
verband kunnen houden met de in het kapitaalverkeer
Duitscbland—Nederland aangebrachte wijzigingen, waar-
door transfer van in Duitschland belegde kapitalen mo-
gelijk is geworden.
De obligatiemarkt vertoonde over het algemeen niet
veel wijziging. Vast gestemd waren, vooral in de tweede
helft der week – als gevolg van het wegvallen der belem-
meringen in de overmaking van de rente, die onder de transferregeling immers slechts ten deele in contanten
kon worden Öntvangen – Duitsche obligatiën. Neder-
landsche obligatiën vertoonden maar weinig fluctuaties;
de daling van de voorafgaande week zette zich niet of nauwe-
lijks verder voort, anderzijds viel er ook geen tendens tot
koersherstel waar te nemen.
666
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
6 November 1940
,,vakbonden
een representatief orgaan
kunnen worden
,,gevormd, dat, onder verantwoordelijkheid aan de
,,samensteilende bonden, zelfstandig en uitsluitend be-
,,voegd zal zijn tot beslissen en tot handelen in de
,sociaal-politieke en sociaal -economische aangelegen-
,,heden van het bedrijf; dat besluiten zal kunnen
,,nemen, rechtstreeks verbindend, voor alle onderne-
,,mers, die het zij vrijwillig, liet zij door drang of
,,dwang onder de zeggenschap van hun bedrijfsor-
,,gaan zullen worden gebracht.
‘
Op korten termijn zullen aldus alle takken van kleinbedrijf zich kunnen brengen op het peil van
organisatie, waarop de best georganiseefde branches,
,,als bv. het grafisch bedrijf, zich hier te lande be-
vinden.
,,Daardoor zal – in afwachting van verordenende
bevoegdheden — de grondslag worden gelegd voor
,,een grootscheepsche opvoering van het aantal ge-
,organiseerde bedrij fsgenooten hij de organisatie
,,hunner keuze.
,,Eensgezindheid in stand en vakken: de verwezen-,lijking van inhouclrijke programs tot gezondmaking
,,en verbetering der hestaansmogelijkheden in de
,,vakken en tot handhaving en bevordering van de
,,goede verhoudingen tusschen de kleinondernemers
,,en hun medewerkers zal daardoor mogelijk worden
gemaakt.
In het verband van de Nederlandsche Midden-
,,stands-Centrale zal de meest innige samenwerking
,tusschen de zelfstandige vakorganisaties worden
,hevorderd.
,,Onder bepaalde omstandigheden staan de confes-,sioneele Middenstandshonden niet afwij zend tegen ,,het doen vormen van één vakorganisatie, mits nader
,,door de drie Bonden uitgestippelde waarborgen in
,,de eene vakbond aanwezig zijn.
Echter zal de meest innige samenwerking niet ,,naar één vast cliché uitgevoerd kunnen worden,
,,doch zal rekening gehouden dienen te worden met
,,de bijzondere omstandigheden en zullen de bestaande
,,vakorganisaties in één vak een oplossing moeten
,,vinden.
,,De Middenstandshonden hebben voorts besloten
,,de behartiging der belangen van de bij hen aange-
,,sloten vakbonden te centraliseeren binnen het ver-
,,band van de Nederlandsche Middenstands-Centrale
,door de vertrouwensmannen der representatieve ,,valcorganen op te nemen in
een aantal kamers; b..
,,Qoor Ambacht, Kleine Nijr’erheid, Zelf stndig Win-
,kel bedrijf en Cross ierderij.
,,In en door deze Kamers zullen de meer algemeene ,,belangen der gelijksoortige en verwante bedrijfstak-
,,ken binnen liet geheel der Nederlandsche Midden-
,,stands-Centrale worden behartigd en bevorderd
,,met samenbitiding van alle krachten, waarover de
,mïddenstançlsbeweging beschikt.
,,Via deze Kamers zal ook het vakelement in het
,,algemeen vertegenwoordigd zijn in de leiding der
,Nederlandsche Middenstands-Centrale.
,,IIet ligt voorts in de bedoeling een wijziging te
,,bevorderen van het Erkenningsbesluit van den ,,Middenstandsraad, waardoor via de genoemde
,,Kamers het vakelement ook rechtstreeks in den
,,Middenstandsraad tot vertegenwoordiging zal wor-
,,den gebracht.
,,De Kamer voor, het Zelfstandige ‘SP/inkelbedrijf
;,zal uit den aard der zaak in contact moeten staan
met de organisaties van
groot rvinhel bedrijf, oer-
,bruikscoöperatie en markt- en straathandel.
,,Beoogd wordt dit contact ook in de hoogste in-
,,stantie tot uitdrukking te brengen, door aan den
,,Middenstandsraad een afdeeling
Detailhandelsraad
,,te verbinden.
,,In den geest van de noodzakelijke nationale
,,samenwerking heeft de Nederlandsche middenstand
,,gemeend te moeten overgaan tot een nieuwe acti-
,,veering en eén harmonische samenbundeling van
,,alle levende krachten in zijn organisatiewezen.
,,Flij vertrouwt daarin de van zijn kant verwachte
,,waardevolle bijdrage te hebben geleverd tot de slui-
,,tende Organisatie van het Nederlandsche bedrijfs-
,,leven in den geest, waarin, en op het plan, waarop
,,deze.tijd die vraagtl”
CONCENTRATIE IN DE ORGANISATIE
VAN DEN MIDDENSTAND.
Het communiqué der landelijke Middenstandsbonden.
Dezer dagen yerscheen in de pers een co.nmuniqué van
de drie landelijke middenstandsbonden, met den volgenden
inhoud:
,,De drie Nederlandsche Middenstandsbonden –
,de Koninklijke Nederlandsche Middenstandshond,
,de Nederlandsche Roomsch- Katholieke Midden-
,,standsbond en de Christelijke Middenstands-
,,bond – wisten reeds jaren geleden te komen tot
,,een samenwerking – aanvankelijk in een Commissie
,,van Overleg, later in een Contact-Centrale -, die
,,geleidelijk voerde tot een gezamenlijke behandeling
,,van belangrijke aangelegenheden. De totstandko-
,,ming der Vestigingswet-Kleinbedrijf, met de daaruit
,voortgevloeide betere organisatie van handels- en
,,vakonderwijs voor den middenstand, mag als een
,,der belangrijkste resultaten van die samenwerking
worden beschouwd.
,,De Middenstandsbonden hebben uiteraard ook in
,,de huidige situatie aanleiding gevonden zich reken-,,schap te geven van de eischen, die de maatschappe-
,,lijke ontwikkeling aan de organisatie van den Mid-
,,denstand stelt. Zij hebben voor de vakorganisaties,
,,die zich tot dusverre niet bij een der Middenstands-
,,bonden aansloten, gemeend die aanluiting in centraal
,,verband gemakkelijker te moeten maken. Zij zijn
,,verder gegaan en hebben gezocht naar de wegen
,,om een stelselmatige concentratie van krachten
,,binnen de organisatie van den Nederlandschen
,,Middenstand te bevorderen.
,,Zij hebben besloten door verinnigde samenwerking
,,rechtstreeks te streven naar de verwezenlijking van
,,die eenheid in de Organisatie van stand en vakken,
,die als het uiteindelijk doel van iedere concentratie
,,noodzakelijk moet worden géacht.
Niet alleen voor ieder vak afzonderlijk, maar ook
voor den.middenstand als geheel en in zijn verschil-,,lende ondergroepeeringen is het zaak zich op korten
,,termijn den vorm te scheppen, waarin men zijn ge-
,,eigende plaats zal vinden in het groote geheel van
,,op het algemeen belang gerichte krachten, waardoor
,,het economisch leven van de toekomst zal zijn
,geteekend.
,,De middenstand heeft eenerzijds zijn plaats in
,,te nemen, anderzijds zich een veilige plaats te ver-,,schaffen in de alles omvattende organisatie van het
,,bedrijfsleven, waardoor de maatschappelijke func-
,,tioneering van arbeid en kapitaal in haar economi-
,,sche en sociale aspecten alzijdig zal worden he-
,,vorderd en gewaarborgd.
,,Toorop staat daarbij de onafwijsbare eisch, dt
,,zoowel in den middenstand als geheel, als in ieder
,,vak afzonderlijk-aanwezig zij het allen vertegen-
,,woordigend orgaan, dat bij uitsluiting en zelfstandig
,,bevoegd is handelend op te treden in de economische
,,en sociale aangelegenheden van stand en bedrijf.
,,De Middenstandsbonden hebben besloten tot een
,,samenstel van maatregelen, waardoor die eensge-
,,zindheid in stand en vakken rechtstreeks zal worden
,,verwezenlijkt en alle levende krachten in het organi-
,,satieleven van den middenstand harmonisch zullen
,worden samengebonden.
,Besloten is tot oprichting van de
Nederlandsche
,Middenstands-C*ntrale,welke,
uiteraard onder verant-
,,woordelijkheid aan alle samenstellende deelen, zelf-,,standig en uitsluitend bevoegd zal zijn tot handelend
,,optreden t.a.v. de sociaal-politieke en sociaal-eco-
,nomische aangelegenheden.
,,De Middenstandsbonden zullen hun bevoegdheid ,,tot beslissen en het handelen in al deze aangelegen-
,,lieden volledig overdragen aan dit centraal orgaan. ,,Een zelfde vèrgaande samenwerking, overdracht
,,van bevoegdheden en samenbundeling van krachten,
,,zullen de Middenstandsbonden bevorderen in de
,,onderscheiden vakken in het middenstandsbedrijfs-
,,leven door deze te adviseeren aan alle bij hen aan-
,gesloten vakbonden.
,,In alle takken Qan kleinbedrijf zal
aldus door de
Detailhandeisraad
1
————
Grootwinkel.
-____—
bedrijf
Midd
–
—
_.—–:’
enstand8raad
h
II
Kon. Eed.
“.’.
Ecosperatie
Verbrujka.
dd. Ed.
I
I
.
S
_
1′
R.K.
-,
l4ldd. Ed.
1
Tdarkt- en
Straathandel
–
I
I
,
C
e
0
aan
ned°
deniers
Cbr. Midd.
k’
1ef1
L1L
i±L
L
ai
IJ
-41J
Ned.
St1
ddenstandscenti-ale
Kamer
Kamer
Kamer
Kamer
voor het
voor de
voor de
voor het
Ambacht
kleine
Grossier-
zeif8tandig
Nijverheid
derij
winkel..
bedrijf
6 Novembei’ 1940
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
667
De gedachte ror,n can samen gaan.
Vorenstaand communiqué heeft allerwege sterk de aan-
dacht getrokken en is over het algemeen met groote in-
stemming begroet. Zulks houdt, afgezien van den inhoud van het communiqué, vermoedelijk verband met het feit,
dat men zulk een welbewuste en breed opgezette concen-
tratie eigenlijk niet had verwacht op een terrein van het
maatschappelijk leven, waar men voorheen zoo bijzonder
weinig van eensgezindheid bemerkte. De i ndividualistische
instelling van den middenstander is immers welhaast
spreekwoordelijk, en mede hierom kwam dit communiqué
ds een verrassing.
De beteekenis van het gepubliceerde concentratie-plan
berust intusschen boven3l op den inhoud, welke tot di-
verse beschouwingen aanleiding geven kan. Wanneer ook
wij in het onderhavige artikel eenige opmerkingen zullen
maken, dan doen wij dit in de overtuiging,dat onderschei-
clene van de in het communiqué vastgelegde uitspraken
voor verschillende uitwerking vatbaar zijn; uitwerkingen,
die cle bestuurders der midclenstandsbonden zich vermoe-
delijk ook nog niet scherp omlijnd voor oogen hebben
kunnen stellen. In ieder geval moet worden aangenomen, dat de regelen, volgens welke de Nederlandsche Midden-
stands-Centrale zal worden geregeerd, nog niet definitief
zijn vastgesteld.
Een van de meest markante punten in het communiqué
is wel dit, dat een en ander maal gesproken wordt over
eensgezindheid
in stand en vakken. Men heeft derhalve
niet bedoeld te scheppen een
eenheid
in dien zin, dat de
bestaande organisaties op principieelen grondslag in deze
concentratie haat’ einde zullen vinden. De drie bonden
hebben weliswaar hun eigen bevoegdheid op het gebied van
een onderdeel van de algeheele ordening van het Neder-
landsche bedrijfsleven. Zulks doet veronderstellen, dat
men zich in de kringen van den middenstand van die
algeheele ordening reeds een beeld heeft gevormd. Zoo ja,
dan mag met belangstelling naar een nadere uiteenzetting
ter zake worden uitgezien, omdat een beoordeeling van
de aangekondigde concentratie met betrekking tot haar
doelmatigheid zonder deze nadere uiteenzetting wel eenigs-
zins bemoeilijkt wordt.
Neemt men kennis van hetgeen in dit opzicht door de
middenstandspers zelve wordt gepubliceerd, dan komt men spoedig tot de ontdekking, dat er wel theoretische
beschouwingen worden gelanceerd, doch dat er van prac-
tisch uitgewerkte plannen nog niet gerept wordt. Zulks
kan op dit moment uiteraard ook nog niet in vollen om-
vang van de desbetreffende bonden worden geëischt. De
vraag doet zich echter voor, of de practische uitwerking
mogelijk is, zoolang er voor de algeheele ordening van het
mâatschappelijk leven nog geen officieele i’ichtlijnen zijn
gegeven. Onmiddellijk kan hieraan echter worden toege-
voegd, dat de middenstandsbonden terecht zijn uitgegaan
van de gedachte, dat, hoe deze algeheele ordening ook
moge worden ontworpen, het als vaststaand kan worden
aangenomen, dat deze algeheele ordening de aanwezigheid
van een vet’ doorgevoerde ondernemersorganisatie nood-zakelijk maakt. De aangekondigde concentratie komt aan
deze noodzaak tegemoet, en levert ongetwijfeld een be-
langrijke bijdrage voor het toekomstige geheel.
Een schematische voorstelling van het in het commu-
niqué der middenstandsbonden aangegeven organisatie-
plan, doet de gecompliceerdheid van deze ordening in-
tusschen duidelijk aan den dag treden.
sociaal-politieke en sociaal-economische aangelegenheden
aan het centrale orgaan overgedragen, doch het schijnt
in de bedoeling te liggen om de rqachtsverhoudingen
binnen het centrale orgaan aldus te regelen, dat de con-
fessioneele bonden hun volledige aanspraken ter zake
van principieele kwesties kunnen handhaven.
Een tweede punt, dat zich bij de lezingvan het communi-
qué naar, voren dringt, ligt besloten in de zinsnede, dat
,,de middenstand zijn plaats heeft in te nemen,
,,anderzijds zich een veilige plaats heeft te verschaffen ,,in de alles omoattende organisatie oan hei bedrijfsleoen,
waardoor de maatschappelijke functioneering van
,,arbeid en kapitaal in haar economische en sociale
,,aspecten alzijdig zal worden bevorderd en gewaar-
,borgd”.
Zeer bewust heeft men de concentratie in de organisatie
van den Nederlandschen middenstand dus gedacht als
1-let is uiteraard niet wel doenlijk, alle vakorganisaties
in teekening te brengen. Men bedenke intusschen, dat
ongeveer een 200-tal vakorganisaties (naar schatting 50
uit den detailhandel en 150 uit ambacht en kleine nijver-
heid) zich bij de Nederlandsche Middenstands-Centrale zaï
moeten aansluiten, wil men inderdaad van een algeheele
concentratie op dit gebied kunnen spreken. De Nederland-
sche Middenstands-Centrale zal t.z.t. over een geweldig
apparaat moeten beschikken om de gewenschte leiding
te kunnen geven. Tevens doet zich de vraag voor, of de
gedachte Kamers (voor, ambacht, kleine nijverheid, zelf-
standig winkelbedrijf en grossierderij), gezien het aantal
vakorganisaties, niet van te grooten omvang zullen worden
om practisch te kunnen werken; een ondervei-deeling der
Kamers in verschillende afdeelingen (naar consumptie- en
productievervantschap der verhandelde en voortgebrachte artikelen b.v.) schijnt dan, ook noodzakelijk.
re,
668
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
6 November 1940
In dit verband moge tevens de opmerking worden ge-
maakt, dat de Kamer voor de Grossierderij eigenlijk niet
in het ontworpen schema past. De Nederlandsche Midden-
stands-centrale wil toch, naar het schijnt, een horizontale concentratie zijn van werkgevers in het middenstandsbe-
drijf, en tevens een onderdeel van de algeheele verticale
ordening. liet grossiersbedrijf kan, naar het ons voorkomt,
dan ook beter naar een afzonderlijke Organisatie streven,
welke, om. via den detailhandeisraad, in contact treedt
met het middenstandsbedrijf.
Een tweede opmerking, welke zich bij ons opdringt, is
deze, dat wij in het ontworpen schema een ,,ambachts-
raad” missen. Waarom voor den kleinhandel wèl aan een ,,detailhandelsraad” gedacht, ten behoeve van het contact
met grootwinkelbedrijf, verbruikscoöperatie en markt- en
straathandel, en waarom geen soortgelijk orgaan ontwor-pen ten behoeve van ambacht en kleine nijverheid tot het
onderhouden van contact met de groote industrie?
De ordening oan den middenstand als onderdeel oan de alge-
heele ordening oan het bedrijfsleoen.
Zooals wij reeds eerder opmerkten, is de concentratie
in de organisatie van den middenstand gedacht als een
onderdeel van de algeheele ordening van het Nederland-
sche bedrijfsleven, waarbij op den voorgrond staat
,,de onafwijsbare eisch, dat zoowe] in den midden-,,stand als geheel, als in ieder vak afzonderlijk aan-
,,wezig zij het allen vertegenoordigend orgaan, dat
,,bij uitsluiting en zelfstandig bevoegd is handelend
,,op te,treden in de economische en sociale aange-
,,legenheden van stand en bedrijf.”
Ten aanzien van de vakorganisatie wordt deze eisch
nog eens geformuleerd, en wel:
,,In alle takken van kleinbedrijf zal door de vakbon-
,,den een representatief orgaan kunnen worden ge-
,,vormd, dat, onder verantwoordelijkheid aan de
,,samenstellende bonden, zelfstandig en uitsluitend
,,bevoegd zal aijn tot beslissen en tot handelen in
,,de sociaal-politieke en sociaal-economische aange-
,,legenheden van het bedrijf; dat besluiten zal kunnen
,,nemen, rechtstreeks verbindend, voor alle onder-
,,nemers, die het zij vrijwillig, het zij door drang of
,,dwang onder de zeggenschap van hun bedrijfsorgaan
L
,zullen worden gebracht.”
In de Middenstandskrant (officieel orgaan vn den Ned.
R. K. Middenstandsbond) van 12 October 1940, . wordt
in dit verband nog het volgende opgemerkt:
,,Op deze wijze wordt derhalve voor iedere tak
,,van het bedrijf een
autoritair en besluitoaardig oi’gaan
“verkregen, dat op economisch en sociaal gebied
,,regelingen kan opleggen aan alle vak- en beroeps-
,,genoten, die hij bedoeld orgaan (centiale) vrijwillig
zij n aangesloten.
,,We zouden daarom deze vorm van organisatie
,,kunnen noemen: een autoritaire bedrijfsorganisatie
,,met vooralsnog privaatrechtelijk karakter en der-
,,halve enkel bindend de bedrijfs- en beroepsgenoten,
,,die daarbij onverplicht zijn aangesloten, maar dan
,,00k tevens bedrijfsorganisatie, die onmiddellijk ,ge-
,,schikt is, om – bijaldien de overheid aan het be-
,,treffende orgaan (centrale) de daartoe nodige be-
,,voegdheden toekent
–
aanstonds te worden tot een
,,00lledige p ubliekechtelijke beroepsgemeenschap,
waar-
,,van het meervermelde vertegenwoordigend bedrijfs-
,,en beroepsorgaan gerechtigd is, om, onder toezicht
,,van een hogere instantie, allerhande economische
,,en sociale bedrijfsregelingen vast te stellen, welke
,,bindend zijn, niet enkel voor de vrijwillig bij dat
,,orgaan (centrale) aangesloten vakgenoten, doch
,,evenzeer voor ieder en allen, die het betreffende
,,beroep of bedrijf uitoefenen.”
Bovenstaande toelichting spreekt voor zichzelf, doch
geeft op haar beurt wederom aanleiding tot het stellen
van eenige vragen.
In de eerste plaats trekken in deze toelichting de woor-
den ,,autoritaire bedrijfsorganisatie” de aandacht. Geheel
duidelijk is ons het ,,autoritaire” karakter van deze
bedrijfsorganisatie niet. Voorshands worden de centrale
organen der vakorganisaties toch gevormd door de samen
werking van de desbetreffende vakbonden?
Tenslotte moet hier de vraag gesteld worden, of de in
het communiqué ontworpen organisatie ver genoeg gaat om van een ,,volledige beroepsgemeenschap” te kunnen
spreken. Wij missen in de aangekondigde Organisatie het
werlcneniersele,nent
en kunnen ons niet voorstellen, dat
een centraal orgaan van
werkgevers
bij uitsluiting de be-
voegdheid zou verkrijgen tot het lanceeren van bindende economische en sociale maatregelen.
Wij houden er ons intusschen van overtuigd, dat de
middenstandsbonden het werknemerselement niet met
opzet hebben uitgeschakeld. Voorshands brengt de aange-
kondigde concentratie op het terrein van de middenstanders
zelf zulk een geweldige organisatorische werkzaamheid
met zich mede, dat de tijd moet ontbreken om reeds nu
met de werknemersorganisaties van gedachten te wisselen.
Op den duur zal zulks echter ongetwijfeld aan de orde
gesteld worden.
Slotwoord.
In het vorenstaande hebben wij een beeld pogen te
geven van den inhoud en de beteekenis van de door de
landelijke middenstandsbonden aangekondigde concen-
tratie. Het zal duidelijk geworden zijn, dat deze bonden
hiermede een geweldig werk hebben aangevat, en dat,
mocht de opzet slagen, een belangrijke bijdrage zal zijn geleverd voor de uiteindelijke ordening van het geheele
Nederlandsche bedrijfsleven. De plannen der midden-
standsbonden dragen voorts een goed Nederlandsch karak-ter. De bestaande organisaties bleven behouden en toonden
in staat te zijn om uit eigen kracht met een veelbelovende
concentratie voor het voetlicht te treden. Mogen de organisatorische problemen spoedig tot een
oplossing zijn gebrcht, opdat men onverwijld een begin
zal kunnen maken met de oplossing van de tallooze moei-
lijkheden, waarin het middenstandsbedrijfsleven thans
verkeert.
Dr. F. L. VAN MUISWINKEL.
WERKLOOSHEID.
De aangeslotenen bil de wericloozenicassen.
Het aantal van de geheel en gedeeltelijk werkloozen
onder de leden van wêrkloozenkassen is bekend, en even-
eens het aantal van de hij de organen van openbare
arbeidsbemiddeling ingeschreven werkloozen. Deze twee
reeksen cijfers geven inzicht omtrent de mate van de werk-
loosheid en het verloop daarvan. De eerste reeks geeft
een juister beeld van het verloop dan de reeks cijfers be-
treffende de ingeschrevenen hij de aIbeidsbeurzen en de
agentschappen van de arbeidsbemiddeling, omdat de mate,
waarin de werkloozen van die organen gebruik maken,
niet steeds gelijk is.
Een overzicht van het verloop van de eerste reeks van
het jaar 1930 af biedt de op blz. 669 bovenaan afgedrukte grafische voors1elling. Men ziet de sterke toeneming van
de werkloosheid tot het jaar 1936 en de daarna gevolgde afneming. In de week van 6 tot en met 11 Mei 1940 was
het werkloosheidpercentage (het percentage van de
leden, zonder die in land- en tuinbouw, die de geheele
week werkloos waren, vermeerderd met 1/3 van het
percentage van diezelfde leden, die een gedeelte van de
week werkloos varen) 16,1. Een blik op de grafische voor-
stelling doet zien, dat wij er in geslaagd waren de werk-
loosheid terug te brengen tot een lager peil dan de jaren
1932—’39 hadden aleegebracht.
Het percentage steeg daarna snel en werd:
in de week van 20 tot en met 25 Mei 1940
26,7
in dé week van 3 tot en met 8 Juni 1940
27,0
om daarna zoodanig te dalen, dat aan het einde van Au-
gustus het peil wederom lager was dan in de overeen-
komstige periode van de jaren 1932-1939.
6 November 1940
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
669
Jan
Feb
Mrt
Apr.
Mei
.i,rni
Jali
Aug.
Sep.
Oct.
No.
Dec
35%
15%
er
30
25
%
%
0
01
Jan.
Feb
Mrt.
Apr.
Mci
Joni
Juli
Aug.
Sep
Oct.
Nn.c
Dec.
De ggevens betreffende de opbrengst van rentezegels,
welke een aanwijzing omtrent de mate van werkgelegen-
heid geven, vertoonen een Vrij hooge correlatie (de bevol-
kingstoeneming dient in rekening te worden gebracht)
met de hier vermelde omtrent de werkloosheid. Die op-
brengst was in Augustus 1940 een weinig grooter dan in
Augustus 1939.
Augustus 1940:
f 3.171.906,25,
Augustus 1939:
f 3.115.421.25.
Over de maanden Januari tot en met Augustus was de
opbrengst:
in 1935 f 24.548.876,74
in 1938 f 27.289.999,39
1936 f 24.947.606,59k
1939 1 29.108.552,17
1937 1 26.254.340,12
1940 1 27.486.668,441
lIet beeld van de werkloosheid was in de verschillende
beroepsgroepen verschillend.
De geringe werkloosheid van de
mijnwerkers
nam af.
In de week van 6 tot en met 11 Mei waren van de 15.125
verzekerden 361 de geheele week werkloos en 317 een ge-
deelte der week. In de week van 26 tot en met 31 Augustus
waren van de 14.050 verzekerden er 221 geheel en 26
gedeeltelijk werkloos.
Van de 95.782 in de week van 6 tot en met 11 Mei
verzekerde
bouw Qakarbeiders
waren er 15.808 de geheele
week en 2994 een deel van de week werkloos. Hier kwam
een plötselinge sterke stijging voor. De maximumwerkloos-
heid werd in de week van 20 tot en met 25 Mei waarge-
nomen, toen van de 95.749 verzekerden er 29.801 de ge-
heele week en 1787 een deel daarvan werkloos waren.
In de week van 26 tot en met 31 Augustus was de werk-
loosheid zoodanig afgenomen, dat er 14.130 geheel en
953 een deel van de week werkloos waren van de 93.344
verzekerden.
Een sterke toeneming van de gedeeltelijke werkloosheid
gaf de
textielnijerheid
te zien. In de week van 6 tot en
met 11 Mei waren van de 27.390 verzekerden er 2980
geheel en 4155 gedeeltelijk werkloos. In de week van 26
tot en met 31 Augustus waren er 3152 geheel en 9039
gedeeltelijk werkloozen onder 26.241 verzekerden.
Een g-roote toeneming zoowel van de geheele als van de
gedeeltelijke werkloosheid teisterde de grafische bedrij’en.
In de week van 6 tot en met 11 Mei waren er 21.543 ver-
zekerden, 2200 geheel en 439 gedeeltelijk werkloozen.
In de week van 26 tot en met 31 Augustus waren er 21.598
verzekerden en 3023 geheel, 10474 gedeeltelijk werkloozen.
Overeenkomstige cijfers zouden (behalve van landarbei-
ders) van de verdere beroepsgroepen eveneens kunnen
worden gegeven. Voor het geheel en voor de groepen zijn
er geen recente gegevens, welke een zuiverder beeld bieden
van het verloop van de werkloosheid. Voor de kennis van
het totaal aantal werkloozen zijn zij van geringere waarde,
daar zij slechts betrekking hebben op een deel van het
leger van arbeiders: op 11 Mei waren 600.933 personen
verzekerd; op 31 Augustus 575.453 (de landarbeiders
buiten beschouwing gelaten, waren de aantallen 525.262
en 505.359).
De gegevens der openbare arbeidsbemiddeling.
– Over een grooter deel van dat leger strekken zich de
gegevens uit betreffende de ingeschrevenen bij de organen
van de openbare arbeidsbemiddeling. Op 14 September
1940 waren ingeschreven 194.884 mannen van 18 jaar en
ouder, 11.249 jongens beneden 18 jaar, 14.905 vrouwen
van 18 jaar en ouder en 5075 meisjes beneden 18 jaar, in
totaal 226.113 personen. 1-liervan waren geheel werkloos
132.084 mannen en jongens en 14.615 vrouwen en meisjes,
totaal 146.699 personen, gedeeltelijk werkloos 2721 mannen
en jongens en 688 vrouwen en meisjes, totaal 3409 personen.
FIet aantal personen, werkzaam bij gesubsidieerde werk-
vrschafÎingen, is vel begrepen onder de ingeschrevenen
bij de organen van arbeidsbemiddeling, niet onder de werk-
loozen. Van de 226.113 ingeschrevenen werkten er in de
week van 9 tot en met 14 September jl. 46.152 op werk-
verschaffingen; voorts waren er in die week 54.919 in de
steunregeling opgenomen, terwijl er 27.305 uitkeering uit
een werkloozenkas ontvingen.
Eenig inzicht in het verloop van hen, die bij gesubsi-
dieerde werkverschaffingen werkten, en van hen, die in de steunregeling waren opgenomen, geven de volgende
cijfers, gebaseerd op sedert Januari 1933 verzamelde
gegevens:
FIet maximum-aantal tewerkgestelden werd in Februari
1939 bereikt, toen het 73.497 bedroeg. Het was einde
April van dit jaar ongeveer 53.450.
Het maximum-aantal gesteunden werd bereikt in Ja-
nuari 1937, toen het 232.397 bedroeg. 1-let was einde
April van dit jaar ongeveer 83.950.
Sedert April is er dus een geringe afneming van het
aantal tewerkgestelden geweest en een sterke afneming
van het aantal gesteunden. Sedert Januari 1933 is het aantal
gesteunden, absoluut niet zoo laag geweest als thans en even-
min is een dergelijk laagtepunt van het aantal gesteunden
in verhouding tot het aantal tewerkgestelden bereikt
vk
Raming der totale werkloosheid.
Blijkens de beroepstelling-1930 waren op 31 December
1930 in eenig beroep werkzaam 2.418.237 mannen. Laat
men bij een beschouwing over de werkloosheid buiten beschouwing het overheidspersoneel, het personeel bij
spooI- en tramwegen, in huishoudelijke diensten en bij
het onderwijs en den godsdienst, liet geneeskundig en ver-
plegend personeel en de vrije beroepen, dan houdt men over
rond 1.880.000 mannelijkè hand- en hoofdarbeiders. We-
gens de bevolkingstoeneming kan men thans het aantal
mannelijke arbeiders, die aan kans op werkloosheid bloot-
staan, op ruim 2.000.000 stellen, waarvan er op 31 Au-
gustus jl. 575.453 tegen werkloosheid verzekerd waren.
Van deze laatsten is de mate van werkloosheid bekend;
buiten de landarbeiders waren er 71.201 de geheele laatste week vôôr dien datum werkloos geweest. Neemt men aan,
dat diezelfde maatstaf geldt voor alle 2.000.000 arbeiders,
dan komt men tot een raming van het totale aantal werk-boze mannen in Nederland. Dat zou dan op 31 Augustus
2.000.000
jl. hebben bedragen
5(5
x
71.201 = rond 247.000.
670
•ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
6 November 1940
Intusschen is waarschijnlijk de mate van werkloosheid
onder die 2.000.000 mannen gemiddeld lager dan onder
de verzekerden, zoodat waarschijnlijk het aantal werk-
boze mannen minder dan 247.000 bedroeg. Bovendien
moet in aanmerking vorden genomen, dat een fantal
aan bezigheid waren geholpen bij vakcursussen, werk-
objecten, centrale werkplaatsen, kaïnpen, enz.
Anderzijds kan rekening worden gehouden met hen, die,
indien er geen wachtgeldregeling, geen ontslagverbod
en geen verkorting vaik werktijd zouden zijn, zouden
kunnen worden ontslagen. Tolgens ramingen van
de Afdeeling Conjunctuuronderzoek en Wiskundige Statistiek van het Centraal Bureau voor de Statistiek
was het aantal van hen in Augustus in de indus-
trie rond 60.000, in handel en verkeerswezen rond 33.000.
(Bij het onderzoek, dat tot die ramingen leidde, bleek,
dat in Augustus 378.000 personen werkzaam waren tegen
376.000 in April/Mei in de bij wijze van steekproef onder-
zochte rond 1350 industrieele ondernemingen, terw’ijl de
werktijd per persoon per week afnam van 47,3 tot 44,5
uur. Het onderzoek omvatte bovendien ruim 1500 handels-
en verkeersondernemingen, waarin in April/Mei 141.000
en in Augustus 127.000 personen werkzaam waren).
Voorts kan de vraag gesteld worden, in hoever een
aantal van de rond 45.000 man van den Opbouwdienst in
rekening zou dienen te worden gebracht bij een berekening
van het aantal mannelijke personen, waarvan in Augustus de werkkracht niet voor de productie werd aangewend.
Dat het aantal werkloozeri niet nog grooter was, w’as
mede te dankén aan de plaatsing in Duitschland, welke sinds
Mei tot in de week van 9 tot en met 14 September 19.119
grensarbeiders en 29.973 andere arbeiders bedroeg
1).
Thans komt de tijd van de gebruikelijke seizoentoene-
ming van de werkloosheid. Uit den Opbouwdienst worden
vele mannen ontslagen.
De plaatsing in Duitschland kan echter voortgaan.
Beter inzicht in aard en samenstelling oan het (vcrkloozenleger
moet e/ficiëale bestrijding mogelijk maken.
Wanneer registratie van het geheele arbeidersleger door
invoering van arbeidsboekjes mogelijk zal zijn geworden,
zal het tevens mogelijk zijn omtrent het totaal aantal
geheel werkloozen een juister inzicht te krijgen. Wanneer
voorts, o.a. door medische en psychotechnische keuringen,
betere kennis zal zijn verkregen omtrent de ingeschreven
individuen, zal een juister inzicht mogelijk zijn in de totale
door werkloosheid te loor gaande energie. Werkloos is
eigenlijk niet alleen hij of zij, die onvrijwillig buiten loon-
dienst staat, maar relatief werkloos zijn wij allen; ieder
kan ten bate van zichzelf en van de gemeenschap tot hooger
nuttig effect komen. Met dat feit zal een werkelijk prac-
tische organisatie van de werklooshetldszorg rekening moe-
ten houden. Die verbeterde Organisatie zal zich ten doel
moeten stellen, niet alleen om kennis van de mate van werk-
loosheid te verkrijgen, maar om het nuttig effect (in mate-
rieelen en in meer dan materieelen zin) van ieder indivi-
dueel en van het arbeidersleger in zijn geheel zoo hoog
mogelijk ten bate van de individuen en van de gemeen-
schap te helpen opvoeren. Wanneer de nood van nu tot
het in het leven roepen van die organisatie den stoot geeft,
dan zal die nood tot ongekende welvaart kunnen leiden.
Wanneerwij kunnen bereiken, dat, gemeten met den waar-demeter van het huidige geld, de organisatie het productief
vermogen van ons volk met twee honderd millioen gulden per
jaar helpt toenemen, dan zal een schade van wellicht
anderhalf milliard, welke den stoot tot die Organisatie
geeft, reeds in tien jaren kunnen leiden tot een rijkdom,
grooter dan zonder den nood en den stoot van nu bereikt
zou zijn geworden.
5 October tSljO.
It. A. ‘TERW.EIJ
1)
Dit is tot 12 October 1940 toegenon)en tot 23.441
grerisarbeiders en 42.869 anderen.
HET RIJKSARBEIDSBUREAU.
Bij besluit van den Secretaris-Generaal van het Depar-
tement van Sociale Zaken van 24 September 1940, in wer-
king getreden op 5 October 1940, is een Rijksarbeidsbureau
gesticht. Uit den inhoud van het besluit blijkt, dat het
nieuwe bureau de rechten en verplichtingen van den
Rijksdienst der Werkloosheidsverzekering ren Arbeidsbe-
middeling overneemt. Stond deze laatste onder leiding van
een directeur, het iieuwe bureau komt te staan onder
leiding van een directeur-generaal, hetgeen vanzelfsprekend
is, omdat deze de leiding heeft over gewestelijke arbeids-bureaux, aan het hoofd waarvan directeuren zullen staan.
Een volledige omschrijving van de taak van het Rijks-
arbeidsbureau geeft het besluit niet. T
–
let Rijksarheids-
bureau zal het orgaan der openbare arbeidsbemiddeling zijn, het moet zorgen voor de openbare voorlichting hij
beroepskeuze en de bemiddeling voor het verkrijgen van
gelegenheid om vakkennis op te doen, terwijl het overi-
gens de rechten en verplichtingen van genoemden Rijks-
dienst zal overnemen. Men dient dus eerst te weten, w’at
de taak van den Rijksdienst was.
De taak
90Fl
den Rijksdienst.
Deze was aanvankelijk omschreven in het Kon. Besluit
van 19 Sept. 1916, no. 7. Zij omvatte:
de werkloosheidsverzekering;
de arbeidsbemiddeling;
andere onderwerpen, met voorkoming en bestrijding
van werkloosheid en leniging harer gevolgen in verband
staande.
Men ziet hieruit, dat het van den aanvang af de be-
doeling is geweest den Rijksdienst ruime bevoegdheden
op het gebied van voorkoming van werkloosheid, hestrij
ding daarvan en leniging harer gevolgen toe te kennen
hetgeen echter in den naam in liet geheel niet tot uitdruk-,
king kwam.
Doordat men in den loop der jaren – tot schade van de
zaak – de bemoeiing met deze maatregelen aan tal van
personen en instellingen heeft toevertrouwd, zijn de be-voegdheden van den Rijksdienst der Werkloosheidsver-
zekering en Arbeidsbemiddeling Vrij beperkt gebleven
en zelfs ingekrompen. Tot 5 October 1940 toe bemoeide
deze Dienst zich met:
de arbeidsbemiddeling;
de werkloosheidsverzekering;
de voorlichting bij beroepskeuze;
de laridverhuizing;
de werkvergunningeri vobr vr.emdelingen;
de wachtgeldregelingen.
Met het behartigen van deze aangelegenheden zal het
Rijksarbeidsbu’-eau zich in de eerste plaats moeten bezig
houden.
De naam ,,Rijksarbeidsbureau”.
Uit den naam van het bureau blijkt, zooals gezegd, zijn taak
niet. Die naam zegt op zichzelf heel 4einig. 1-Jij ‘kan van
alles omvatten. Zoo was er in Amsterdam van 1907 tot
1924 een gemeentelijk arbeidsbureau, dat tot taak had te
behartigen de arbeiderszaken, de arbeidersverzekering en
de ambtenarenzaken. De werkloosheidsverzekering viel
er onder, de arbeidsbemiddeling niet. Daartegenover staat
het Internationaal Arbeidsbureau, dat zich met aangelegen-
heden, de arbeiders betreffende, in den meest ruimen zin
bezig houdt.
De naam ,,Rijksarbeidshureau” laat dan ook de moge-
lijkheid open aan dat bureau nog andere dan de bovenge-
noemde hemoeiingen op te dragen en dat het daartoe
komen zal, is wel waarschijnlijk; althans in een op 5 Oc-tober 1940 aan de gemeentebesturen gezonden circulaire
wordt reeds melding gemaakt van de overdracht van de
jeugdregistratie-werkzaamheden aan het bureau.
6 November 1940
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
671
De nieuwe naam is om, hierom gekozen, omdat het
Rijksarbeidsbureau de tot dusver bestaande arbeidsbeurzen
gaat vervangen. De naam ,,arbeidsbeurs” moest worden
uitgebannen, omdat zich langzamerhand andere inzichten
baan hadden gebroken. Men zag wel, dat het hier om andere
waarden ging dan om koopwaar, die op een beurs verhan-
deld kon worden. I)e tegenstelling werkgever en arbeider
moest geen tegenstelling meer zijn. Er moest komen een
wederzijdsch begrijpen van elkanders taak, een welbewust
samengaan. De sociale waarde van den arbeider diende
te worden erkend, de waardeering van den arbeid en den
arbeider werd grooter en de nieuwe instelling zou tot taak
krijgen de leden der gemeenschap tot den arbeid te bren-
gen, de arbeiders niet alleen te wijzen op hun rechten, maar
ook op hun plichten ten aanzien van de samenleving,
waarvan zij deel uitmaken. Zooals de heer Verwey het
onlangs uitdrukte: er is meer bedoeld
arbeidsbenutting
dan arbeidsbemiddeUng,
want de laatste is tenslotte slechts
én van de middélen om het eerste tot volle ontplooiing
te kunnen brengen.
liet woord , ,arbeiclshemidclel ing” beantwoord t eigenlijk
ook nog niet geheel aan de nieuwere begrippen, maar het
is niet eenvoudig ei iets beters voor in de plaats te
stellen. En ook in Duitschland heeft men deze zegswijze
behouden. De daarnaast bestaande ,,Lenkung des Arheits-
einsatzes” beduidt iets geheel anders, iets, waar wij
hier te lande nog niet aan toe zijn.
De taak ç’au het Rijksarbeidsbureau.
Wanneer ik nu een voorstelling wil geven van het-
geen het Rijksarheidsbureau in de toekomst in groote
lijnen te doen zal krijgen, dan onderscheid ik drie etappes.
In de eerste plaats komt de reorganisatie der arbeids-
bemiddeling aan de beurt.
In de tweede plaats zal moeten worden gedacht aan
invoering van een arbeidsboek.
In de derde plaats zal de invoering van een verplichte
werkloosheidsverzekeri ng moeten wordn overwogen.
Over elk van deze drie programma-punten zal ik iets
zeggen.
De arbeidsbemiddeling.
liet is merkwaardig, dat cle arbeidsbemiddeling een
oorlog noodig ‘schijnt te hebben
om
op een hooger plan
te komen. Ontstond niet in de eerste Augustus-dagen
van 1914 de Centrale Arbeidsbeurs, die verband legde
tusschen de toC dien tijd meest op zichzelf werkende ge-
meentelijke instellingen? Zoo heeft ook de oorlog, die in
ons land in 1940 is uitgebroken, den stoot gegeven tot een
reorganisatie der arbeidsbemiddeling, die revolutionnair
van aard is. Met het stelsel van gemeentelijke organen der
openbare arbeidsbemiddeling is totaal gebroken en Rijks-
organen zijn er voor in de plaats gekomen.
Was die reoi’ganisatie dan zoo noodig? Moest zij zoo
ingrijpend zijn?
Velen met mij w’aren reeds jaren geleden overtuigd van
de noodzaak van een reorganisatie der arbeidsbemiddeling.
De geweldige werkloosheid, die over ons land gekomen was,
had ons doen inzien, dat de arheidsbeurzen, hoezeer haar
plaatsingen ook in aantal toenamen, meer konden doen
tot hesti’ij ding der werkloosheid. Er werd veel te weinig
gedaan om de werkloozen aan het w’erk te zetten, hetgeen
vaak zijn oorzaak vond in maatregelen van financiering
van steun en werkuerschaffing, in de vrees van plaatselijke
autoriteiten om de inwoners buiten de gemeente aan werk
te helpen, in de weinige activiteit, die vooral dooi’ de agent-
schappen der arbeidsbemiddeling werd ontwikkeld, in de
neiging ook hij de arbeiders, om liever in de eigen gemeente
in den steun of 01) de werkverschaffing te blijven dan als
volwaardige, zeifbewuste arbeiders werk in het vrije be-
drijf te aanvaarden en niet langer afhankelijk te zijn van
derden. Al dezp bezwaren (voor meer bijzonderheden ver-
wijs ik naar mijn artikel in de N. R. Ct. van 2 Nov. 1938
en naar het verslag der in Juni 1939 gehuden jaarverga-
dering van de Vereeniging van Nederlandsche Arbeids-
beurzen) werden langzamerhand wel gevoeld, maar de
drang tot een ingrijpende verandering was toch nog niet
aanwezig. Men zie maar eens naai’ de beraadslagingen in de zooeven genoemde jaarvergadering. Men wilde vooral
de gemeenten een taak op dit gebied laten behouden, doch
de macht van het Rijk vergrooten. Want dit had in dien
tijd over het apparaat der arbeidsbemiddeling maar heel weinig te zeggen ook al subsidieerde het. Benoemingen
van directeuren van districtsarbeidsbeurzen konden zelfs
plaats grijpen, zonder dat men zich van de meening van de
Rijksinstanties over de geschiktheid van den candidaat ook
maar behoefde te vergewissen, ofschoon het Rijk drie vierde
gedeelte van de kostèn van zoo’n districtsarbeidsbeurs droeg.
De Rijksregeei’ing, in haarstreven om de werkloosheid zooveel
mogelijk op te heffen, had het apparaat der arbeidsbemid-
deling daarbij niet in haai’ hand, wint de directeuren der
arbeidsheurzen waren in de eerste plaats gemeente-ambte-
nai’en, verplicht zich te schikken naar de hevelen van
burgemeester en wethouders, wier wenschen niet altijd
met clie van de Regeei’ing parallel liepen.
Toen nu de Duitsche autoriteiten na de bezetting van
Nederland voor de vraag kwamen te staan, wat ei’ gedaan
kon worden om de werkloosheid hiei’ te lande te bestrijden,
was wel het eerste, uvaarovei’ zij vielen, de gebrekkige
werking van onze arbeidsbemiddeling. Zij plaatsten zich
– en terecht
–
0
1
)
het standpunt, dat door de arbeids-
beurzen meer
kon
worden gedaan en ook meei’
moest
worden gedaan om de groote werkloosheid tot geringere proporties terug te brengen. En zoo is dan de reorganisatie der arbeidsbemiddeling
versneld en heeft zij eerrradicaier karakter gekregen, dan
menigeen zich aanvankelijk heeft voorgesteld.
In het vervolg is er dus een centrale leiding van de
arbeidsbemiddeling in ‘s-Gravenhage. 1-let hoofdkantoor
van het Rijksarbeidsbureau is tevens afdeeling van het
J)epartement van Sociale Zaken. Onder het hoofdbureau
komen, naar schatting, 37 gewestelijke arbeidsbureaux en
deze krijgen op hun beurt bijkantoren, vermoedelijk pim.
140 in aantal. Zoodoende zal geen arbeider in den regel
meer dan pim. 15 K.M. van een arbeidsbureau verwijderd
zijn.
Alle genoemde instellil)gen zijn Rij ksinstellingen; de
ambtenaren zijn Rij ksambtenaren. Bestaande gemeente-
lijke arbeiclsbeurzen zullen, zooveel mogelijk, door het Rijk
worden overgenomen, zoodat in het algemeen geen per-soneel, dat voor zijn taak berekend is, onts]agen behoeft
te worden, maar waardoor ook de kans op aanstelling van
nieuw personeel miniem zal zijn.
Het Rijk is zelfs zoover gegaan, dat het zich bereid
verklaard heeft voor die gemeenten, waar de arbeids-
beurzen met andere werkzaamheden dan arbeidsbemidde-
ling zijn belast (werkloosheidsverzekering, steunverlee-
ning, enz.), een deel van deze werkzaamheden door de
gewestelijke hureaux of hun bijkantoren te doen verrich-
ten, wanneer de betrokken gemeenten zulks wenschen,
teneinde den dienst niet te ontwrichten, wanneer hij plot-
seling van zijn leider beroofd zou worden.
Dat bij elk gewestelijk arbeidsbureau een afdeeling voor
beroepskeuze-voorlichting moet komen is iets nieuws,
iets, waarover wij ons verheugen kunnen. De voorlichting
bij beioepskeuze heeft hiei-mede wettelijke erkenning ge-
vonden. Als maatregel van overgang kan van bestaande
gemeentelijke of andere bureaux van voorlichting gebruik
w’orden gemaakt.
Deze reorganisatie zou niet volledig zijn, als daarmede
niet gepaai’d ging het brengen van een riieuwen geest
onder de arbeidsbemiddelaars. Zij zullen hun taak anders
en ruimer moeten zien, zij zullen met enthousiasme en
activiteU hun werk moeten aanpakken. 1-lun taak zal het
vooral zijn te trachten voor alle ingeschreven werkzoeken-
den arbeid te vinden, allereerst in de eigen gemeente, zoo
r
672
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
6 November 1940
noodig ook daarbuiten, zelfs in het buitenland. Aan op-
leiding van personeel zal moeten worden gedacht, want
het vaak bedroevende peil van de ambtenaren der arbeids-
beurzen zal noodwendig zeer omhoog moeten worden ge-
bracht.
De slechte salarieering van de ambtenaren der arbeids-
bemiddeling droeg er veel toe bij, dat men doorgaans over
weinig goede krachten kon beschikken, liet onjuiste
inzicht, dat men toonde in de taak der arbeidsbemidde-
ling had tot gevolg, dat het daaraan verbonden personeel
met vrij lage salarissen genoegen moest nemen. Ook dit
zal noodzakelijk anders moeten worden, wil men eerste-
rangs krachten aan den nieuwen dienst kunnen ver-
binden.
Behalve de personeelsbezetting zullen ook de huis-
vesting en de administratie dei arbeidsbemiddeling
verbeterd moeten worden. Pogingen tot dit laatste
zijn steeds afgestuit pp gemis aan eenheid. Nu deze
bereikt is, zal ook dit punt aangepakt moeten worden.
Maar wat vooral noodig is, is een andere houding van
werkgevers en arbeiders tegenover het instituut der
arbeidsbemiddeling. Op hen doe ik hierbij een beroep.
Laat de werkgever zich voor al zijn personeel steeds met
vertrouwen tot het arbeidsbureau wenden. De arbeiders,
dit wetende, zullen zich daar ook melden. 1-let moet niet
meer zoo zijn, dat een werkgever rondloopt met de ge-
dachte: ,,wat bij het arbeidsbureau ingeschreven staat,
kan ik toch niet gebruiken”, en dat een arbeider zich
schaamt om zich als werkzoekende te laten inschrijven,
omdat hij meent zichzelf daarmede te disqualificeeren.
Neen, het arbeidsbureau moet de vertrouwensinstantie
van allen worden.
Er zal dus een berg van werk verzet moeten worden
om alles in goede banen te leiden. Wanneet’ ieder, van hoog
tot laag, doet wat er van hem in dezen nieuwen tijd ver-
wacht wordt, mag worden vertrouwd, dat ons volk
ruimschoots de vruchten van dezen arbeid zal plukken.
Volledigheidshalve zij nog vermeld, dat vooi’ het uit-
oefenen van particuliere arbeidsbemiddeling in het vervolg
een vergunning vereischt zal zijn.
2.
Ilet arbeidsboek.
Vooral de arbeidsbemiddeling, maat’ ook andei’e sociale
instellingen als de werkloosheidsverzekering en de steun-verleening, hebben er behoefte aan te kunnen beschikken
over goede inliçhtingen ten aanzien van de arbeiders,
waarmede zij dagelijks te maken hebben. Ook in de kringen
der werkgevers leeft reeds lang de gedachte, dat men een
document dient in te voeren, dat een inzicht geeft in alles,
wat de loopbaan van een arbeider betreft. Men kent het
rapport ten deze van een commissie, samengesteld ‘door
de Maatschappij voor Nijverheid en Handel, zoodat ik
er mij van ontslagen kan achten te dezer plaatse uitvoerig op de zaak in te gaan.
Er is een communis opinio, dat invoering van een arbeids-
boek noodig is. Men stelle het zich zoo vooi’, -dat het arbeidsbureau aan elken arbeider zoo’n boek uitreikt,
waarin allerlei gegevens, worden genoteerd, b.v. aangaande
den burgerlijken staat, de opleiding, die de arbeider ge-
noten heeft, de diploma’s, die hij bezit, de betrekkingen, die
hij heeft vervuld, den steun, dien hij heeft genoten, enz.
Daarnaast houdt het arbeidsbureau van eiken arbeider,
aan wien het een arbeidsboek uitreikt, een kaart bij, waarop
dezelfde gegevens worden genoteerd, met eventueel andere,
als resultaten van keuringen, genoten bonen, redenen
van ontslag, ondergane straffen. Wordt n,u bepaald, dat
een werkgever niemand mag aanstellen, die geen ai’beids-
boek heeft, en dat hij van elke aanstelling en van elk
ontslag aan het arbeidsbureau moet kennis geven, dan kan
op deze wijze een documentatie verki’egen worden, die
van groote waarde kan blijken. Verschillende gegevens
zullen kunnen worden verzameld, die tot dusver niet dan
met veel moeite en kosten konden worden verkregen, het-
geen de Regeering weder in staat zal stellen met meer
inzicht die maatregelen te nemen, die zij in het belang
det’ arbeiders acht. Niet alleen statistieken van de werk-
loozen, maar ook statistieken van de werkenden zullen
dan mogelijk zijn. Vooral het laatste acht ik van beteekenis.
3.
De uerhloosheidsQerzekering.
d’ver dit punt zal ik heel kort zijn. Wij hebben, zooals ik
bekend mag veronderstellen, in ons land nog altijd een vrij-
willige werkloosheidsverzekering, in hoofdzaak uitgevoerd
door vakvereenigingen. 1-let aantal verzekerden bedraagt
ca. 25 pCt. Voor de niet-verzekerden moet de overheid zor-
gen. Deze toestand dient mi. te veranderen. Elke arbeider
moet leeren voor zichzelf te zorgen en daartoe geldelijke
offers te brengen, opdat hij, in geval van nood, niet op
derden zij aangewezen. Verplichting tot verzekering is
daartoe een volstrekte eisch. Als verlengstuk van die ver-
zekering kan een vorm van steunverleening worden ge-
dacht, waardooi’ de steunregeling in hdar huidigen vorm
kan verdwijnen. Een behoorlijke verzorging der arbeiders
in tijden van werkloosheid kan zoodoende worden ge-
waarborgd. –
Over de vraag, wie de drager van een dergelijke vet’-
zekering zal moeten zijn, wordt verschillend gedacht. Als
bekend mag ik onderstellen, dat een voorontwerp van wet
van Prof. Dr. Romme de verzekering wilde laten uitvoeren
door bedrijfsraden, bedrijfsvei’eenigingen en een Rijkskas
als aanvulling.
Nu echter dè arbeidslemiddeling geheel Rijkszaak
geworden is, is de mogelijkheid geschapen de werkboosheids-
verzekering te laten uitvoeren door de organen der open-
bare arbeidsbemiddeling. 1-liervoor pleit, dat er één orgaan
is, dat de verzekering uitvoert, een orgaan bovendien, dat elk oogenhlik kan nagaan, of en in hoever het mogelijk is
aan uitkeering vragende arbeiders werk aan te bieden.
Een dergelijk systeem bestaat al sinds jar,,en in Duitscl1-
land en Engeland en heeft daar, voorzoover mij bekend,
goede resultaten opgeleverd.
1-let voor deze
3
verzekering te voi’men fonds zou zijn
inkomsten moeten betrekken uit bijdragen van de arbei-
ders en de werkgevers, aangevuld, zoo noodig, door bij-
dragen van de overhéid.
Voor de invoering van een dergelijke verzekering zal
een arbeidsboek onmisbaar zijn, zoodat de invoering van
dit laatstn aan het eerste moet voorafgaan.
Mr. H. J. MORREN.
DE BETEEKENIS VAN NEDERLANDSCH-
INDIË VOOR DE OLIEVOORZIENING
VAN JAPAN.
Inleiding.
De besprekingen te l3atavia tusschen een Japansche delegatie, onder leiding van den Minister van Handel,
Kobajasji, en de Nedei’landsch-Indische regeering, hebben
– zooals uit de mededeelingen, die ons hieromtrent be-
riken, blijkt – voor een belangrijk deel betrekking op
de positie van Nederlandsch-Indië als producent en leve-
i’ancier van olie. Volgens de laatste (officieuze) berichten
hebben de Japanners reeds toezegging gekregen voor de
levering van een bepaald quantum olie – een hoeveelheid
van 7 millioen barrels
1)
werd genoemd -, maat’ tot over-
eenstemming schijnt men nog niet te zijn gekomen, daar
Japan een grootere hoeveelheid verlangt en bovendien
hoofdzakelijk ruwe olie wil ontvangen, terwijl Nederlandsch-
Indië zijn bestaande raffinage-industrie wil blijven be-
nutten en het meer bewerkte product wil leveren.
Teneinde eenig inzicht te krijgen in den economischen
achtergrond van deze ondei’handelingen – andere facto-
1)
Een bari’el is 159 liter; het s.g. van aardolie en vloei-
bare petroleumderivaten varieert van pl.m. .0,70 tot pl.m.
0,92; 1 ton aardolieproducten is dus gelijk te stellen met
pl.m. 7 tot pim. 9 barrels.
.,–.
6 November 1940
ECONOMICH-STATISTISCHE BERICHTEN
673
ren, die daarbij een rol kunnen spelen, laten wij hier buiten
beschouwing -, zal, aan de hand van de beschikbare
gegevens
2)
betreffende de productie- en uitvoersituatie
zooals deze de laatste jaren was, in het hier volgende een beknopt overzicht worden gegeven van de positie van Ja-
pan ten aanzien van de voorziening met aardolieproducten
en van de beteekenis van Nederlandsch-Indië als pro-
ducent van deze grondstof.
Japan’s behoefte aan petroleum.
Zoowel voor zijn militaire apparaat als voor het normale
economische leven heeft Japan behoefte aan een aan-
zienlijke hoeveelheid petroleum, en deze voorziening moet
grootendeels uit den invoer worden gedekt. Wel is er door
Japan in de laatste jaren veel aandacht geschonken aan
de eigen winning en aan de productie van synthetische
brandstoffen, maar de hoeveelheden, waarom het hier
gaat, zijn in verhouding tot het totaal nog vrij gering.
De binnenlandsche productie, inclusief het product van
de concessies op Sachalin, kan op ongeveer 4,5 millioen
barrels worden geraamd ). De productie van synthetische
brandstoffen zou volgens Japansche raming in 1941 onge-
veer 12 millioen barrels vloeibare brandstof opleveren,
maar het is zeer de vraag, of dit totaal bereikt zal worden.
In de eerste plaats beschikt Japan slechts over geringe
steenkoolreserves en ook het opbouwen van de benoodigde installaties gaat, deels als gevolg van de oorlogsomstandig-
heden, met veel moeilijkheden gepaard. De productie van
synthetische brandstof zou tot dusver per jaar nog geen
1 millioen barrels opleveren, waarvan ongeveer 60 pCt.
uit alcohol bestaat.
De totale invoerbehoefte bedroeg den laatsten tijd naar
schatting – invoercijfers zijn sinds Augustus 1937 niet
meer beschikbaar – ongeveer 35 tot 40 millioen barrels per jaar. Hierbij is naar alle waarschijnlijkheid ook een
deel strategische voorraadvorming inbegrepen. Daar Japan
zelf een groote raffinage-industrie heeft opgebouwd – volgens de laatst-bekende gegevens beschikt het over
een twintigtal raffinaderijen met een totale verwerkings-
capaciteit van ongeveer 20 millioen ban-els en een ,,raak”-
capaciteit van bijna 6 millioen barrels per jaar -, streeft
het land er naar die behoefte door middel van invoer van
het onbewerkte product te bevredigen.
De invoer van petroleum bestaat dan ook voor een groot
deel uit ruwe olie. Voorzoover petroleumderivaten wor-
den geïmporteerd, dienen deze ôf voor verdere bewerking
ôf als brandstof voor seheepsmachines, terwijl ook speciale
qualiteiten worden ingevoerd, welke hoofdzakelijk voor
militaire doeleinden, gebruikt worden.
Terloops zij opgemerkt, dat de Vereenigde Staten eind
Juli exportlicenties hebben ingesteld voor den uitvoer
naar Japan en Spanje van eenige belangrijke oliederivaten,
zooals vliegtuigbenzine, smeeroliën voor vliegtuigen en
anti-kldpmiddelen. Tevens is het aan onder Amerikaansche
vlag varende schepen verboden om petroleum naar deze
landen te vervoeren. Dergelijke beperkingen – en een
uitbreiding hiervan moet niet onmogelijk geacht worden – zullen natuurlijk ook hun invloed doen gelden op het stre-
ven van Japan om zich elders van petroleumproduten
te voorzien.
Het is van Japahsch . gezichtspunt uit bekeken
zeer begrijpelijk, dat men, indien men poogt’ een groot
deel van zijn behoeften in Nederlandsch-Indië te dekken,
er op aandringt deze hoeveelheden hoofdzakelijk in den vorm van ruwe olie te ontvangen; al zal ook het feit, dat
Indië bepaalde ,,hoogwaardige” petroleumderivaten produ-
Voor zoover niet anders vermeld, zijn deze ofltleend aan ,,Petroleum Press Service”.
In dit verband noemen wij ook de winning van
brandstoffen uit de leisteenlagen van Mandsjoerije; be-
trouwbare gegevens over de opbrengst hiervan zijn
echter niet beschikbaar.
ceert, wel eenigen invloed op de verlangens van Japan
uitoefenen. Quantitatief is dit echter. nog van geringe be-
teekenis. Niet alleen vergt cle aankoop van het ruwe
product minder geld – en voor Japan is de deviezenpositie
zoodanig, dat men hier wel degelijk rekening mee moet
houden -, maar ook wil men de eenmaal in de raffinage-
industrie geïnvesteerde bedragen rendabel doen blijven.
Het laatste geldt echter evenzeer voor Nederlandsch-Indië,
dat een groote moderne raffinage-industrie bezit, door
welke ongeveer 9/10 van de aldaar gewonnen aa,rdolie
wordt verwerkt.
De leperanciers pan petroleum van Japan.
1-let is in het licht van bovenstaande gegevens over de
raffinage-industrie van Japan zeer begrijpelijk, dat dit
land in hoofdzaak zijn behoefte daar tracht te dekken,
waar het ruwe olie kan verkrijgen. Uit vervoersoogpunt
komt hiertoe voornamelijk de petroleumproductie van Cali-
fornië in aanmerking. In 1938 en 1939 voerde dit gebied resp. 30 en 26 millioen barrels petroleum naar Japan uit,
dat is meer den 50 pCt. van alle Californische olie-exporten.
Ruim twee derde van deze uitvoer naar Japan bestond
uit ruwe petroleum en de rest hoofdzakelijk uit zware
oliën. De invoer van speciale qualiteiten, waarop wij reeds
eerder de aandacht vestigden, is quantitatief van weinig
beteekenis. 1-liermede wordt ongeveer drie kwart van
Japan’s invoerbehoefte gedekt. De rest is hoofdzakelijk
afkomstig uit Nederlandsch-Indië (15 fi 20 pCt.) en Britsch-
Borneo (pl.m. 5 pCt.). Dit voorjaar heeft Japan nog een
overeenkomst ‘gesloten met Mexicaansche maatschappijen
– Japan heeft zelf in dat land ook eenige oliebelangen –
voor de levering van ongeveer 2,4 millioen barrels petro-
leumproducten over een tijdvak van 12 maanden. Niet
alleen is deze olie echter van mindere kwaliteit dan de Californische, maar ook het transport moet aanzienlijk
duurder uitkomen: de afstand is bijna het dubbele van de lengte van de route Californië—Japan, en bovendien ko-
men op dit transport .de Panamakanaalrechten ad 13
Dollar-cents per barrel, zoodat deze overeenkomst in
hoofdzaak op bijzondere prijs- en betalingscbndities berust.
Het is, bij de politieke constellatie van den laatsten tijd,
te begi-ijpen, dat men in Japan meende ten aanzien van
de voorziening met petroleum wel wat sterk in één richting
georiënteerd te zijn. De reeds genoemde Amerikaansche
uitvöerbelemmeringen kunnen deze overtuiging slechts
rersterken. Gezien de geografische ligging ten opzichte
van Japan is Nederlandsch-Indië dar de olieproducent, die
het meest in aanmerking komt om eventueel wegvallende
invoeren uit Californië te vervangen. Bovpndien bestaat
er reeds eenige samenwerking tusschen Nederiandsch-
Indië en Japan op oliegebied, wat zekere concesies van de
Oost-Borneo-Maatschappij betreft. In hoeverre is Indië
echter tot een uitbreiding van zijn leveranties aan Japan in
staat? Teneinde deze vraag te kunnen beantwoorden, zul-
len wij hieronder eenige gegevens laten volgen betreffende
de positie van Nederlandsch-Indië als aardoliepi-oducent.
De export pan aardolieprodttcten uit JV&lerlandsch-Indië.
De winning van ruwe olie en de uitvoar van aardolie-
producten (mci. de voor stoken geschikte ruwe olie) van
Nederlandsch-Indië had de laatste jaren het volgende
beloop:
Productie van ruwe olie en uitvoër van aardolie
producten van Nederlandsch-Indië (in 1000 tons)
Productie van
Productie van ben- Uitvoer van aard-
ruwe olie
zine uit aardgas
olieproducten
1939
7.944
_1)
6.414
1938
7.404
161
6.067
1937
7.262
172
5.972
1936
6.438
163
5.356
1935
6.082
186
5.139
1)
Gegevens zijn ons nog niet bekend.
674
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
6 November 190
hiervan werden de volgende producten direct afgezet of
na verwerking verkregen
1)
(in duizenden tons):
•
1938 1937 1936
Ruwe olie direct als stook-
Olie
verkocht ……….
696
725 740
Ruwe olie, ter
verwerking uitgevoerd
…………
110 158
226
Benzine
…………….
2.252
2.146
1.861
Wïhite
spirit
…………
58
75 64
Kerosine
…………….
931
1.090
988
Residu, solar en diesel-olie
2.792 2.706 2.217
Smeeroliën
…………
25 33
23
Paraffine
…………..
78
.
83
63
Asphalt
…………..
25
21
16
Impregneer oliën
17
8 5
Andere prod., mcl. verlies
441
339 360
Totale
in
Indische
raffi-
naderijen verwerkte hoe- veelheid ruwe olie
6.620 6.502 5.590
1)
Indisch Verslag 1939
Zooals uit deze tabellen blijkt, voert Indië jaarlijks
ongeveer 83 pCt. van zijn aardolieproductie uit, en wel
voor het grootste deel in den vorm van derivaten, dus van
producten verkregen bij cle verwerking.
De samenstelling van den uitvoer in 1938 was als volgt ):
Uitvoer van aardolieproducten uit
Nederlandsch-Indië
Gewicht
in
1000 tOns.
10 pCt.
Benzine
en
gasoline
………
2.069
34,1
Vloeibare brandstof ……….
1.744
28,7
Motoroliën
…………….
1.361
22,4
Kerosine
…………………
712 11,7
Paraffine
……………….
72 1,2
Turpine
………………..
66
1,1
Batchingolie
…………….
1$
0,3
Smeerolie
………………
17
0,3
Overige producten
8
0,1
Totaal
…………….
6.067
100
‘) Gegevens ontleend aan Indisch Verslag 1939″
Vat nu den uitvoer naar Japan betreft, deze was tot
nog toe naar verhouding betrekl(elijk gering; het grootste
deel van den uitvoer ging tot dusver naar Britsche gebieden,
nI. in hoofdzaak Singapore (vanwaar weer een belangrijk
deel gereëxporteerd werd; zie hiertoe noot 2 van onderstaan-de tabel), Australië en Nieuw Zeeland, Egypte en Hongkong.
Bestemming van den petroleumuitvoer
van
Nederlandsch-Indië in
1938
‘).
Bestemming.
(,’rewicht
–
in
000 tons. Iii
pCt.
Singapore
2
)
1.555
25,6
2)
Via P. Samboe en P. Bintan
3)
1.403
23,1
Australië en N.-Zeeland
870
14,4
Japan
…………………….
353
5,8
Egypte
………………….
314
5,2
Flongkong
………………..
239
3,9
China
…………………….
175
2,9
Gr. Brittannië en Ierland
150
2,5
Nederland
………………..
147 .
2,4
Br.
Indië
en
Ceylon ………….
69
1,1
Overigen
………………..
792
12,9
Totaal ………………6.067
100
Ont1eend aan Statistisch zakboekje van Ned.-Indië ’39.
Ongeveer 15 pCt. van den totalen re-export vn aard-
olieproducten van Britsch-Malalcka werd, volgens de laat-
ste gegevens, die ons bekend zijn, naar Japan verscheept,
zoodat naar schatting nog pIm. 4 pCt. van den Indischen
uitvoer van aardoliën indirect voor Japan bestemd is.
De bestemming hiervan is niet na te gaan.
De laatste drie jaren (1937/39) — ôver 1939 zijn ons nog
geen volledige gegevens bekend – ging naar schatting
ongeveer 7 pCt. van den Indischen aardolie-uitvoer (hoe-
veelheid) direct naar Japan; inclusief d ,,voor order-”
verschepingen (via Singapore en P. Samhoe en P. Bintan)
wordt dit aandeel ongeveer 13 pCt.
Geeft men een verdeeling van den uitvoer naar de ver-
schillende aardolieproducten, daii krijgt men het volgende
beeld:
: Uitvoer van aardolieproducten naar Japan,
gemiddelde 1937/38.
Gewicht iii
Percentage van totaal
Soort
1000 tons
uitvoer van die Soort
Kerosine
……….
7
1,0
Benzine en gasoline
38
1,9
Motoyoliën
……..
68
5,5
Stookoliën
………
‘317
18,1
Andere soorten
….
9
2,7
Totaal
……..
439
7,3
Zooals duidelijk blijkt, is Japan alleen een afnemer van
eenige beteekenis voor de stookoliën, waarin de ongezuiver-
de ruwe olie (vnl.
ryarakancl.ude)
en degedeeltelijkgeraf-
fineerde oliën zijn begrepen, die èf direct in scheepsma-
chines verstookt ôf in de Japansche raffinaderijen verder
verwei-kt worden. –
SloibeschouvLng.
Tracht men thans aan de hand van bovenstaande ge-
gevens tot een beantwoording van de vraag te komen, of
indië in Japan’s behoeften zal lcunnen voorzien, dan zal
het antwoord hierop moeten zijn, dat, indien men het vraag-
stuk zuiver economisch beschouwt, dit voorloopig slechts
voor een deel het geval zou kunnen zijn. Immers, de huidige
productie van ruwe olie in Nederlandsch-Indië wordt voor
het allergrootste deel verwerkt in binnenlandsche raffina-
derijen en de gewonnen producten lcunnën, indien voldoen-
de scheepsruimte beschikbaar is, vlot worden afgezet zoowel
in Indo zelf als in de gebieden rond den Indischen Oceaan
en langs den w’esteiijlcen rand van den Pacific. Rekent
men met de productie en eigen verwerking van Indië in
1939, dan zouden er slechts ongeveer 6 millioen barrels
(870.000 ton) ruwe olie in Indië gewonnen en niet verwerkt
worden
4).
an deze hoeveelheid zal echter ook een deel door
Indië zelf als stookolie geconsumeerd worden. Raamt men deze hoeveelheid (in overeenstemming met de verhouding
tusschen productie en binnenlandsch verbruik, voor de
i-uwe aardolieproducten in 1938) op ongeveer 25 pCt.,
dan zouden er dus zoovat 4 millioen bai-rels ruwe
petroleum voor Japan beschikbaar zijn.
In dit licht bezien, is de hoeveelheid van 7 millioen
barrels petroum, die Indië aan Japan zou leveren – (vol-
gens een niet-officieele mededeeling in de pers), reeds het
bewijs, dat Indië binnen het kader der momenteele pro-
ductie zoo ver mogelijk wil gaan om aan de Japansche
verlangens tegemoet te komen
4).
De invoer van ruwe olie uit Californië bedroeg echter
in 1938/39 alleen al gemiddeld bijna 20 millioen barrels,
hetgeen ongeveer overeenkomt met de totale verwerkings-
capaciteit van de Japansche raffinaderijen.
Indien Japan van Indië dan ook meer verlangt – en
wel in den vorm van het ruwe product — dan is dit slechts
te begrijpen als uitvloeisel van liet streven om zich inzake
de olievoorziening minder afhankelijk van de Vereenigde
Staten te nialcen. Anderzijds is het .echter voor Indië
Volgens voorloopige gegevens betreffende de aard-
olieproductie van Nederlandsch-indië in de eerste helft
van 1940, ad 4,7 millioen ton, zou de hoeveelheid
ruwe olie, die niet in Indië zelf verwerkt wordt, juist
ongeveer 7 millioen barrels bedragen.
6 November 1940
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
675
bezwaarlijk om, bij het behoud van de huidige productie-
en verwerkingscapaciteit – en, zooals reeds eerder
opgemerkt, willen wij de oplossing van deze kwestie alleen
vanuit een zuiver economisch gezichtspunt bezien – aan
deze verlangens geheel te voldoen.
Een andere vraag is, of niet gezocht zou kunnen worden
in de richting van een aanzienlijke uitbreiding van de
productie van aardoliën in Nederlandsch-lndië, bijv. op Nieuw-Guinea, waarbij dan de opbrengst van deze ver-
groote exploitatie als ruwe olie naar Japan zou worden
vervoerd.
De uitwerking van deze plannen – indien mogelijk –
en de eventueele geS,rolgen hiervan willen wij echter thans
buiten beschouwing laten, daar tengevolge van het gebrek
aan gegevens een dergelijke beschouwing te zeer een spe-
culatief karakter zou dragen. Wij hebben ons slechts tot
taak willen stellen een beknopt overzicht te geven van de
huidige positie van Nederlandscli-Indië als aardolie-
producent, tegenover de behoeften aan dit product van
Japan.
.1. WIL:LTMs.
AANTEEKENINGEN.
Overheidsmaatregeleii op economisch gebied.
HANDEL EN MJYERHEID.
Ondernemingen en vermogens.
Bepalingen betreffende
de liandelshevoegdheid -ten aanzien van ondernemingen
en vermogens.
Voor het uitoefenen van deze bevoegdheden in het
Groot-Duitsche Rijk (mcl. Bohemen en Moravië en het
bezette Poolsche gebied) is uitsluitend het in het betref-
fende gebied geldende recht beslissend.
Speciale regelingen ten aanzien van handelingen met betrekking tot een onderneming ol een vermogen waar-
vopr een bewindvoerder (Treuhdnder), commissaris of
beheerder met de leiding is belast. (E.V. 25/10/’40, pag.
1317; Verordeningenbiad No. 32).
Oude materialen en afvalstoffen.
Krachtens het , ,Oude
materialen- en afvalstoffenbesluit 1940, No. 1″, is het
verboden, oude materialen en afvalstoffen te vernietigen,
weg te werpen, dan wel op zoodanige wijze te bewaren,
dat zij hun waarde als grondstof voor de industrie geheel
of ten deele verliezen. Deze bepalingen gelden voor alle
in hovenstaand besluit als afvalstoffen genoemde goederen,
welke afkomstig zijn uit de huishouding, alsmede uit
industrieele en andere bedrijven.
Inzameling en vergoeding via den erkenden vakhandel.
Een Organisatie van de afvalhandel is in voorbereiding.
(E.V. 25/10/’40, pag. 1320; Stct. No. 206; Verordeningen-
blad No. 32).
Prjsrcgeling Zuivelproducten.
Met ingang van 21 Oc-
tober jl.ïs een prijsregeling voor alle zuivelproducten ge-troffen (,,Prij zenbesluit 1940, Zuivelproducten”). Hierbij
is uitgegaan van de overweging, dat de veehouder een loo-
nenden winterprijs voor- zijn producten moet ontvangen,
welke redelijkerwijze door den consument dient te worden
betaald. (E.V. 25/10/’40, pag. 1317 cv.; Stct. No. 205).
Vleesch in blik.
1-let afleveren hiervan aan de uiteinde-
–
lijke verbruikers is slechts toegestaan tegen prijzen, welke
niet boven de vdôr 13 Juli 1940 – voor gelijke kwali-
teiten – berekende prijzen liggen. (E.V. 25/10/’40, pag.
1320; Stct. No. 202).
LANDBOUW EN VOEDSELVOORZIENING.
Afvalstoffen.
Regeling betreffende het bewarefl en in-
leveren van afvalstoffen, welke geschikt zijn om tot vee-
voeder te worden verwerkt, in verband met de. minder
gunstige veevoederpositie waarin ons land door de oorlogs-
omstandigheden is komen te verkeeren.
1-let ,,Afvallen Besluit 1940 1″ heeft betrekking op af-
vallen van levensmiddelen, ten aanzien waarvan aan een
ieder de verplichting wordt opgelegd om de in huishouding
of bedrijf vrijkomende hoeveelheden te bewaren en ter
beschikking te stellen van de daartoe door de gemeente-
besturen aangewezen personen. De regeling is ook van toe-
passing op groente, die wegens mindere kwaliteit op de
veiling niet den gestelden minimumprijs opbrengt.
1-let ,,Afvallenbesluit 1940 II” geldt dieilijke afvallen, welke eveneens zullen worden ingezameld teneinde deze
tot veevoeder te laten verwerken.
(E.V.
25/10/40, pag.
1324; Stct. No. 206; Verordeningenblad No. 32).
Akkerbouwproductdn. Regelingen betreffende inlevering
en aankoop van akkerbouwproducten (,,Reglement In-
nemi ng Akkerbouwproducten 1940″). Instelling van Pro-
vinciale Inkoop Centrales van Akkerbouwproducten
(P.I.C.A.) welke de aangekochte producten slechts zullen
verkoopen aan of door bemiddeling van de – nog op te
richten – Nederlandsche inkoop Centrale van Akkerhouw-
producten (N.I.C.A.). De voorschriften betreffende de
inlevering worden geregeld in het ,,Landbouw Inleverings
leglernent 1940 II”. Vrijgesteld van inlevering in het
tijdvak 16 October 1940-20 October 1941 zijn: 1. Granen,
zaden of peulvruchten van elke soort, tot een gezamenlijke
hoeveelheid van 25 kg. voor den teler en voor ieder persoon
behoorerid tot zijn gezin of inwonend personeel. 2. Brood-
graan, eveneens in bepaalde hoeveelheden, -voor eigen
gebruik. 3. Granen, zaden en peulvruchten voor zaaidoel-
einden.
(E.V.
25/10/’40, pag. 1321; Stct. No. 202).
Appelen.
Ook alle vervoer van kroetappelen is thans
verboden. Nadere regeling van de voorwaarden, waaronder
het vervoer van appelen van den grossier naar den klein-
handelaar kan plaatsvinden, en welk vervoer slechts is
toegestaan voor de soorten, welke niet voorkomen op de
lijst (ter inzage op de veilingen) van appelen, bestemd
voor export naar Duitschland. (BV. 25/10/’40, pag.
1322 e.v.).
Broodbloeni en broodmeel.
Prijsvoorschriften voor
broodbloem en broodmeel en regeling van de daaruit
voortvloeiende prijsstijging voor brood. (BV. 25/10/’40,
pag. 1322; Stct. No. 204A).
Caseïne. Beperkende bepalingen inzake het verwerken,
verhandelen en vervoeren van caseïne. (E.V. 25/10/’40,
pag. 1323; Verordeningenblad No. 32).
STATISTIEKEN.
BANKDISCONTO’S.
–
Disc.
Wiss.
3
28 Aug. ’39 Lissabon
.
. . .
4
11
Aug.’ 37
Med
.
Bel.BiEff.
28 Aug. ’39
Bk
,
Vrsch.inRC 34 28Aug. ’39
Londen ……..
Madrid
……
2
26
Oct.
’39
4 29 Mrt. ’39
1
)
Athene
……
6
4 Jan. ’37
N.-York F.R.B.
1
27 Aug. ’37
Batavia
……
3
14 Jan.
1
37
Oslo
……….
4421 Sept. ’39
Belgrado
……
5
1
Febr. ’35
Parijs
……..
2
3 Jan.
’39
Berlijn
………..
14
9 Apr. ’40
Praag……….
3
1
Jan. ’36
Boekarest
.
. .
3
12Sept.’40
Pretoria
…….
3415
8
–
Iei
’33
Brussel
……
91
)
25 Jan. ’40
Rome ……….
4418
Mei
’36
Boedapest
22 Oct. ’40
Stockholm ……
3417 Mei
’40
Calcutta
28 Nov. ’35
Tokio
……..
3.46
11
Mrt’38
Dantzig
2 Jan.
1
37
Warschau ……
44 18 Dec. ’37
H-elsingfors
……
4
3 Dec. ’34
Zwits. Nat. Bk
14 25 Nov. ’36
Kopenhagen
.
4
15 Oct.
1
40
1)
3% voor
wissels,
promessen
en
leeningen
met een looptijd
van meer dan 120 dagen.
‘) Niet officieel
bevestigd.
OFFICIJIELE
W’ISSELICOERSEN
NEDERLANISSCHE
BANK.
Valuta’s (schriftelijk en t.t.)
IN.-York
Berlijn 1Brussel 1 Zürich
IStockh.I
Helsinki
29 0ct. 1940
1.88
1
/.
75.354
30.14
43.67
44.851
3.814
30
1940 1.88
5
/,
75.354
30.14 43.67
44.854 3.811
,,
31
,,
1940
1.88’/,
75.354
30.14
43.67
44.851
3.814
1
1940
1.88’1, 75.354
30.14
43.67 44.858 3.814
,,
2
,,
1940
1
.88/,
75.264
30.14
63.67
44.854
3.814
3
,,
1940
1.88
1
1.
75.354
30.14
43.67
44.854
3.814
1-loogste d.w.
1.88’/,,
75.19
30.11
43.63
44.81
3.81
Laagste d.w.
1.88
1
1
1
,
75.43 30.17
43.71
44.90
3.82
Muntpariteit
69.41
59.263
24.906 48.003
66.671
6.266
•
r- .-
S
676
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
6 November 1940
c.
KOERSEN TE NEW-YORK. (Cable). Data
Londen
Parijs
Berlijn
Amsterdam
(8 per £)
(8 per 100 /r.)($ p. 100 Mk.) (8 p. /
100)
29
Oct. 1940
4.04
–
40.05
–
30
,,
1940
4.03′!,
–
40.05
–
31
,,
1940
4.03’/,
–
40.05
–
1 Nov. 1940
4.03’1,
–
40.05
–
2
,,
1940
4.03
1
1,
–
40.05
–
4
,,
1940
4.03
1
1,
–
40.05
–
6
,,
1939
4.01
1
/,
2.27
1
1,
40.10
53.09
Muntparlteit
4.86
3.90
8
1.
23.81
1
1,
40
1
11
,
KOERSEN TE LONDEN.
Plaatsen en
landen
1
eenh.
1
Not. 1280ct.12
lVov.’40
Laagste
1
Hoogsgel
1
2
Nov.
1940
1
21126
Oct.
1
40 126
Oct
Laagste lHoogstel
1940
Officieel:
New York
S P.
£
4.021
4.031
4.03
4.021 4.031
4.03
Parijs
Fr.p.
–
–
–
– –
–
Stockholm
Kr.p.£
16.85
16.95
16.90 16.85 16.95 16.90
Montreal
$
p.
£
4.43 4.47
4.45
4.43
4.47
4.45
Buenos Aires
Pes.p£
16.90 17.13
17.011
16.90
17.13
17.01
Niet -0fficieel:
AlexandriO
P. p. £
97.50 97.50
97.50 97.50
97.50 97.50
Athene
Dr.p.Z
525
525
525
525 525
525
Bangkok
Sh.
ç.tical
–
–
–
– –
–
Bombay
d. p. r.
18.- 18.-
18.-
17.96
18.-
17.96
Budapest P. p.
£
19.75 19.75
19.75
19.75 19.75
19.75
Hongkong
d.p.
8
15.-
15.- 15.-
15.- 15.-
15.-
Istanbul
Tp.g
515 515
515
515 515
515
Kobe
d.
P.
ytn
14.25
1.4.25
14.25
14.25
14.25
14.25
Lissabon
Escu.p.
99.80
100.20
100.-
99.80
100.20
100.-
Madrid
Pt.p.
£
37.70
37.70
37.70 37.70 37.70 37.70
Montevideo
d.p.p.
–
–
–
–
– –
Rio de Janeiro
d.
p.
mii.
– – – –
–
–
Shanghai
cl. p. 8
3.82
4.-
3.94
3.68
3.81
3.81
Singapore
d. p.
$
28.18 28.18 28.18
28.18
28.18
1
28.18
ZILVERP1tIJS
OOUDPRIJS
Londen
‘)
N. York’)
A’darn’)
Londen’)
29 Oct.
1940.. 23
1
/,,
34
1
1,
29 Oct.
1940..
2125
1681-
30
,,
1940..
23
1
/,
34
8
/, 30
,,
1940..
2125
1681-
31
,,
1940..
23’1,
34
3
1, 31
,,
1940..
2125
1681-
1-Nov. 1940.. –
34
8
/,
1 Nov. 1940..
2125
1681-
2
,,
1940..
—
2
,,
1940..
2125
1681-
4
,,
1940..
23
7
1
1
,
34’1,
4
,,
1940..
2125
1681-
6
,,
1939..
23
1
!,.
36
1
1,
6
,,
1939..
–
1681-
23 Aug.
1939..
18
1
1,,
37
1
1,
23 Aug. 1939..
2110
14816′!,
‘)
In pence
p.
oz.
stand.
‘)
Foreign silver In
$c. p. oz.
line.
‘)
In guldens per Kg.
100011000.
‘)
In sh.
p. oz.
(me.
STAND VAN
‘s
RIJKS
KAS.
Vorderingen
1
23 Oct. 1940
1
31
Oct. 1940
Saldo van
‘s
Rijks Schatkist
bij de Nederlandsche Bank
–
–
Saldo b. d. Bank voor Ned.
Gemeenten
…… ……..
f
187.319,81 t
355.638,77
Voorschotten
op
ult.September
aan de gemeenten
verstr.
op
aan haar uit te keeren
hoofdsom
der
pers.
bel.,
aand. in de hoofdsom
der
grondbel. en der gein. fonds- bel., alsmede
opc. op
die be-
lastingen en
op
de vermo-
gensbelasting
…………………
–
–
Voorschotten aan Ned.-Indi6′)
…
,,
109.300.003,41
,,
111.477.428,85
9.756.984,58
,,
9.756.984,58
Kasvord. wegens
credietver-
strekking a. h. buitenland
,,
78.837.868,02
,,
76.112.344,70
Daggeldleeningen tegen onder-
Idem aan Suriname
1)
………..
– –
70.347.161,96
,,
66.030.564,84
pand
…… ………………..
Saldo der postrek. van Rijks-
Vordering
op
het Alg. Burg.
comptabelen
…………….
Pensioenfonds
‘)
–
–
Vordering
op
andere Staats-
bedr. en instellingen
‘)
19.443.161,22
,,
10.480.529,92
Verplichtingen
1
Voorschot door de Neci. Bank
ingevolge art. 16 van haar
octrooi verstrekt ……….t
4.035.618,68
Voorschot door de Ned. Bank
in reken.-cour. verstrekt .
–
Schuld aan de Bank voor
Ned. Gemeenten…………
–
Schatkistblljetten in omloop ,, 176.551.000,-
Schatkistpromessen in omloop ,, 842.500.000,-
1
)
Daggeldieeningen
–
Zilverbon,s in omloop ……….28.454. 388,50
Schuld op uit. September
’40 aan degem. weg. a.h. uit
te keeren hoofds. d. pers.
bel., aand. 1. d. hootds. d.
grondb. e. d. gem. fondsb.
alsm. opc. op dle bel, en op
de vermogensbelasting……….4.935.457,51
Schuld aan Curaçao 1) …….159.840,28
Schuld aan het Alg. Burg.
Pensioenfonds ‘) ……..
…..1.032.641,25
Id. aan het Staatsbedr. der P.
T. en T.
‘)
…………..
…
208.147.769,14
Id. aan andere Staatsbedrij-
ven
‘) …………………
9.000.000,-
Id. aan div. instellingen
‘)
..
..
163.122.146,25
‘)
In rekg. art, met ‘s Rijks Schatkist. ‘) R
Nederlandsche Bank t 122.000.000,-
‘)
Iden
DE NEDEItLANDSCHE
BANK.
Verkorte balans op 4 November 1940
Activa. Binnenl. Wissels,
Hfdbank. t 187.503.970
Promessen, enz. Bijbank.,,
63.783
Agentsch. ,,
344.750
187.912.503
Papier op het Buitenland . .
t
300.000
Af: Verkocht maar voor de
bank nog niet afgeloopen
–
300.000
Belèenlngen mci.1, Hfdbank. t 144.944.289
1)
voorschotten in
Bijbank.,,
3.370.557
rekening-courant( .Agentsch. ,,
49.679.323
op onderpand
1
Gouden
1
.
–
Cmsu-
Ander’
Beschileb.
Dek-
Data
1
munt en
‘)I
opeischb.
Metaal-
hings-
Imuntmater.
1
schulden saldo
pere.
5
–
Nov.’40ITii
6.552
1.421.949
1
191.878
485.776
±70
28
Oct.
‘401
1.123.083 1.378.495
1
175.136
517.109
±
73
21
‘4t,j
,,
1.121.021
1.361.036
1
173.155 522.644
±
74
6Mei
‘401
1.160.287
1.158.613 255.183
607.242
83
Totaal Schatkist-
Belee-
Papier
Div.
Data
bedrag
prom.
reken.
disconto’s rechtstr.
iungen
buiteni.
(act.)
5 Nov.’40
187.913 181.000
197.99’i
300
91.054
28 0ct. ’40
418.983
112.000
204.088
300
78.141
21
.
’40
129.083
122.000
197.590
300
67.
642
6 Mei
’40
9.853
–
217.756
750
20.648
‘)
Per 1 April 1940 herwaardeering van den goudvoorraad op basis
van een depreclatle-percentage van 18 pCt.
DUITSCIIE RIJKSBANK.
Goud
1
Rent en-
Andere eissels
1
Belee-
Data
en
1
bank- chèques en
1
deviezen
1
scheine
schatkistpapier
ningen
23
Oct.
1940
77,8
1
227,8
1
12.411,5
1
16,5
15
,,
1940
77,5
1
252,3
1
12.809,3
1
16,3
7
,,
1940
77,2
223,4
1
13.062,2
14,5
23 Aug.
1939
77,0
1
27,2
1
8.140,0
1
22,2
Data
E71
1
Diverse
rci
Rekg.-
t
Diverse
ten
1
Activa
latie
Crt.
N
Pass iva
23 Oct.’40
53,9
1
1.611,0
1
12.101,4
1.628,2
1
534,7
15
,,
’40
55,8
1
1.726,7
1
12.352,7
1.870,1
1
525,0
7
,,
’40
51,2
1
1.577,3
1
12.658,7
1.580,4
1
571,2
23 Aug. ‘$9
982,6
1
1.380,5
1
8.709,8
1.195,4
1
454,8
BA.NK
VAN
ENGELAND.
1
Bankbilj. lBankbilj.
Other securities
Data
–
Metaal
1
in
in Bar,Ji.
Disc.and
1
Secu-
1
circulalie
1
Deparlm.
Advances
ritjes
30 Oct.
401
7201
591.570
1
38.670 3.000
1
23.280
23
,,
‘401
7001
593,230
1
37.010
2.780
1
21240
16
,,
‘401
6801
597.720
1
32.520
5.390
1
21.550
9
,,
‘401
8001
601.340
1
28.910
6.610
1
21.700
23 Aug.
‘401
247.2631
508.066
1
38.353
5.711
1
24.334
Data
.
1
GOv.
1
Public
1
Other Deposits
1
Reserve
Dek-
kings
Ban)eers
Other
Sec.
Depos
1
Acc.
‘)
perc.
30 Oct. ‘6( 1130.
0
40
t
18.250
t
108.000
51.510
t
39.110
22,0
23
,,
‘401137.350
1
23.690
1
105.140
52.340 t
47.470
1
20,7
16
,,
‘401
t39.000 1
19.850
1
109.150
52.240
1
32.950
1
18,2
9
,,
‘40146.230
1
19.090
1
115.300
51.970
1
29.460
1
14,8
23 Aug.
’01
99.666
1
22.371
1
92.132
36.229
1
39.199
1
26,0
t 15.000.000,-
5.325.798,16
176.551.000,-
,,.872.800.000,-‘)
28.972.192,50
4.935.457,51
159.477,08
1.053.583,68
206.287.71 8,94
9.000.000,-
161.390.476,66
chtstreeks bij De
t 1 131.000.000,-
Op
Effecten
enz.
……..
t
197.018.942
1)
Op
Goederen en Ceelen ….
..975.227
197.994.169
‘)
Voorschotten
aan
het Rijk
………………
7.016.588
Munt en muntmaterlaal:
Gouden munt
en
gouden
muntmateriaal ……….t
1.116.551.882
Zilveren munt, enz..
……
..14.714.502
1.131.266.384
Belegging van kapitaal, reserves en pensioenfonds
,,
48.556.635
Gebouwen en meubelen der Bank
…………..
4.500.000
Diverse rekeningen
……………………….
91.053.805
11.668.600.084
Passlva.
Kapitaal
…………………
… ……..
..t
20.000.000
Reservetonds
…………………………..
4.454.251
Bijzondere
reserves ………….
. …………..
Pensioenfonds
…………………………..
13.494.514
10.920.895
Bankbiljetten
in
omloop
………………….
1.421.948.595
Bankassignatiën
in
omloop
………………..
94.927
Rek.-Courant
Van het Rijk
t
–
saldo’s
Van anderen
,,
191.783.155
11
191.783.155
Diverse
rekeningen
……………………..
5.903.747
f1.668.600.084
Beschikbaar metaalsalclo
……………… t
485.775.518
Minder bedrag aan bankbiljetten in omloop dan
waartoe de Bank gerechtigd
is
…………..
1.214.438.790
Schatkistpapier, rechtstreeks bij de Bank onder-
gebracht
…………………………….
181.000.000
‘)
Waarvan
aan
Nederlandscic-Indië
(Wet van 15 Maart 1933, Staatsblad No. 99) f
57.977.150
Voornaamste
posten In duizenden guldens.