Ga direct naar de content

Jrg. 25, editie 1260

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: februari 21 1940

21 FEBRUARI 1940

AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN.

Economi*sch~Statistische

Beri*chten

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER

UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT

11
25E JAARGANG

WOENSDAG
21 FEBRUARI 1940

No. 1260

COMMISSIE VAN REDACTIE:

P. Lief tincic; N. J. Polak; J. Tinbergen;

H. M. R. A. van der Vaik; F. de Vries.

JI. F. J. Gooi – Secretaris van de Redactie.

Redactie-adres: Pieter de Boochweg 122, Rotterdam.
Aangeteekende stuk/een: Bijkantoor Ruigeplaatweg.

Telefoon Nr. 35000. Postrekening 8408.

Advertenties voorpagina f 0,50 per regel. Andere pagi-

na’s f 0,40 per regel. Plaatsing bij abonnement volgens

tarief. Administratie van abonnementen en advertenties:

iVijgh f van Ditmar NV., Uitgevers, Rotterdam, Am-

sterdam, ‘s-Gravenhage. Postchèque- en. giro-rekening

No. 145192.

4bonnementsprijs voor het weekblad franco p. p. in

Nederland f 16,—. Abonne,nentsprijs ‘Economisch-St atis-

tisch Muandbericht f5,— per jaar. Beide organen samen

f 20,— per jaar. Buitenland en Koloniën resp. f 18,—,

f 6,— en. f 23,— per jaar. Losse nummers 50 cent. Dona-

teurs en leden van het Nederlandsch Economisch Instituut

ontvangen kat weekblad en het Maandbericht gratis en

genieten een reductie op de verdere publicaties.

INHOUD

BIz.

Dubbele heffing in het ontwerp wiustbelasting dooi
Dr. F. H. Fentene?- van Vlissingen …………….134

Vormen van open marktpolitiek door
Dr. H. Af. H. A.
van der Valk………………………………135

De positie van Frankrijk ten aanzien van enkele econo-
inische oorlogsproblemen door
B. F. Philipp ……136

Goedkoope

voorziening van overheicismicidelen door
Dr. G. 0. A. van Dorp ……………………….139

De prijsregelingspolitiek in Nederlandsch-Indië door
Mr. D. J. Rulshoff Pol

……………………..140

Voorkoming van dubbele belasting in het ontwerp
winstbelasting van naainlooze vennootschappen door
H. J. Vooren ………………………………
142

De Rijksmiddelen over Januari ………………..146

AANTEEKENINOEN:

Tiurestrictie en tinprijs ……………………147

De 31ste publicatie van het Nederlandsch Econo-
misch Instituut …………………………147.

MAANDOLJFERS:

Overzicht van den stand der Rij ksmiddelen ……..148

Statistieken:

Groothandelsartikelen ………….. ……………..
….
150-151
Geldkoersen-Wisselkoersen-Bankstaten …………..149, 152

GELD-, KAPITAAL- EN WISSELMARKT.

In de verslagweek ‘is het Pond Sterl’ing veer onderhevig
geweest aan vrij ‘hef’tige sehonunelingen. Na een noteering
van 7.48 aan het begin van ‘de week Jiev’frt .hct aanbod den
‘koei-s teruggebraeh.’t tot 7.42y waarna echter weer een
herstel ‘initrad tot 7.46. Het aanbod kwam voornamelijk uit
Zwitserland, waal- blijkbaar ee ii verkoopbewegi ng ont-
‘stond -van Etigelsohe fondsen. Het is in de afgeloopen
maanden meei-ni abn voorgekomen, dat men een ve’rso,her-
pi1lg van cle deviezeuc-ontrôle verwachtte in dier vooge, dat
reaiisaitie van beleggingen ‘nieit meer zonder meer moge-
lijk zou zij ii. Tot nu toe hebben de Engelsohe autoniteiijten,
hoewel zij ‘geen devieven afgeven tot de officieele koersen
tegen Ponden, afkomstig uit realisatie van vermogens-
objecten, toch nog steeds de vrije overdracht en aanwen-
ding van :Po•ndensaldi nut d,iebroti stasnmeid toegelaten.
Meermalen is de verwachting uitgesproken, dat hierin
verandering zou komen. En af en toe ontstaat om die
reden ‘dan ook weer een beweging van realisatie, die een
druk op de noteer.in.g uitoefent.
Het schijnt, dat in zulke ge-vallen af en toe de Engel-
sche autoriti’tn ingrijpen
0
1
)
cle New-Yorkscihc markt,
wanneer de marge tussøhen officieele en vrije noteering
‘te groot wordt. Men krijgt den inrIt-uk,’ dat de Eitgelsche
autoriteiten elke kans willen benutten, om het aanbod
van vrije Ponden te verminderen en de betalingsbalans
te verbeteren. De kortgeleden met Zweden gesloten kan-
deis- en betaiingsovereenkomst had ook die strekking.
Het Zweedsehe exportaa.ldo beteekende een druk op ‘het
Pond cii men heeft daaraan nu een eind gemaakt, de Pen-
den ‘van het ,,speeial iecoun,t” kunnen niet als Vrije Pon-
den op de markt komen. Voorloopig schijnt men aan maatregelen van de’ze soort
de voorkeur ‘te geven boven aaatasiting van de vrijheid
van kapitaalbewegiug, die men wellicht uit prestige-over-
wegingen zoolang mogelijk wil handhaven.
])e Gulden was in de verslagweek niet veel veranderd.
-Eerder was onze munt aangeboden, waardoor de Dollar
yrij constant op den afgiftekoers van liet Elgalisatiefouds bleef gehandhaafd. Af en ‘toe heeft dit fonds met niet on-
belangrijke bedragen moeten iuker’veuieere’n, zoodat de in-
vloed van de ‘nieuwe Staatsleening, die in de vorige week
de Dollar tijdelijk aangeboden deed zijn, niah deze week
niet manifesteerde. Aan het begin van de nieuwe week
echter was opnieuw de Gulden vaater van ‘toen, zoodat de
Dollarkoers terugliep beneden den ,,plafond”-koers van het
Egaiisatiefonds. De fluctuaties waren overigens van zeer
geringen omvang en waren niet meer dan een ‘indicatie
van wijziging -in de verhouding van vraag en aanbod,
zonder op ‘groote saldi naar één i’an beide zijden.te duiden. Da geldmarkt gaf geen wijziging iran beteekeniis te zien.
De ‘beleggingsmarkit was over het algemeen flauw. Hoe-
wel in de nieuwe Staatsleen’iug natuurlijk nog geen ‘han-
del is, kon men toch reeds een indicatie, van het ver-
wahte koersverloop vinden -in den prijs,’ waarvoor ,,stor-
tiingshewijzen” worden verhandeld. Door aankoop van deze
stortingsbewijzen kan men zich immers vrjwaren tegen
een ,,aanslag” ‘in de gedwongen ‘leening, op dezelfde wijze
als dat kan geschieden door ‘inschrijving op de 4 pOt. lee-
‘tung, waarbij de storitingsbewijzen worden ‘afgegeven.
Iemand, ‘die deze stortingsbowijzen koopt, geeft dus blijk -te ‘verwachten, dat na de emissie het disagio op de 4 pot.
leening minstens gelijk zal zijn aan den prijs der bewijzen.
Deze prijs beliep ‘tusschen de 30 en 38 Gulden.

134

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

21 Februari 1940

DUBBELE HEFFING IN HET ONTWERP

WINSTBELASTING.

liet ontwerp van wet tot heffing van een winst-
belasting heeft reeds heel wat pennen in beweging
gezet.
Dit valt niet te verwonderen, daar, indien dit
wetsontwerp word t aangenomen, dit ongetwijfeld zeer
verstrekkende gevolgen voor ons bedrijfsleven zal
hebben.
Van verschillende kanten zijn ernstige bezwaren
zoowel van principieelen als van practischea aard er
tegen ingebracht. Deze bezwaren zijn deels inhaerent
aan het systeem van belastingheffing op de behaalde
winst, doch anderdeels valt er geheel of gedeeltelijk
aan tegemoet te komen door daartoe geschikte bepa-
lingen in de wet
0])
te nemen.
liet is dan. ook zeker toe te juichen, dat Minister
De (leer in zijn. otverp van wet gepoogd heeft zulks
te doen ten aanzien, van de zoo noodzakelijke bewe-
gingsvrijheid der naamlooze vennootschap op het ge-
bied der reserveeringspolitiek. Of en in hoeverre Zijn.e
Excellentie hierin geslaagd is, zullen, indien zijn ont-
werp wordt aangenomen, slechts de toekomst en de
ontwikkeling der jurisprudentie ons kunnen leeren.
Daarentegen kan, naar mijn meening, reeds thans
w’orden vastgesteld, dat het ontwerp veel minder ge-
lukkig is uitgevallen voor zoover het de vermijding
van dubbele belasting betreft.

Gelijke be1asingdruk op bedrijfswinst noodzakeliflc.
Nu de belastingen tot een zoo ongekende hoogte
zijn gestegen als thans het geval is, is het meer dan ooit wenschelijk, dat haar druk zoo hillijk mogelijk
verdeeld wordt en daartoe is in de eerste plaats zeker
noodig, dat dubbele belastingen, voor zoover dit slechts
eenigszins mogelijk is, voorkomen worden.
Nu beteekent een belasting op de winst van naam-
boze vennootschappen, zonder dat hiermede hij de
inkomstenbelasting van de vennooten rekening wordt
gehouden, op zichzelf reeds, dat over hetzelfde in-
komen tweemaal belasting betaald wordt. Reden te-
meer om te trachten te voorkomen, dat dit euvel, zich
voortplant door te bepalen, dat van den deelgerech-
tigde in reeds belaste winst niet nogmaals winstbc-
lasting zal worden geheven.
Van verschillende zijden is hierop reeds gewezen.
Maar daarbij is, voor zoover ik kan nagaan, hoofdza-
kelijk ‘) de nadruk gelegd op de moeilijkheden, welke
de te beperkte
vrijstelling
van dubbele belasting,
zooais artikel 7, 3e lid, a, van het ontwerp deze regelt
voor beleggingsmaatschappijen met zich meebrengt.
Inderdaad zouden deze ondernemingen, welke onge-
twijfeld in een bestaande behoefte voorzien, onmoge-
lijk worden gemaakt, indien ook op haar de bepalin-
gen van artikel 7 zouden worden toegepast.
liet lijkt mij echter nuttig nog eens nadrukkelijk
te wijzen op het feit, dat, indien artikel
7
niet ge-
wijzigd wordt, ook vele naamlooze vennootschappen,

welke geen beleggingsmaatschappijen zijn, aan dubbel
heffen van belasting zullen
zijn.
onderworpen en dat
hieruit groote nadeelen voor het bedrijfsleven zullen
voortvloeien.

Beleggingsinkon’ten van naa.rnlooze v ennoot,,schappen..
Onze groote ondernemingen hebben uit de gewel-
dige conjuuctuurschommelingen, welke in de laatste
k
w
r
ar
tee
uw
r
hebben plaats gevonden., de leering ge-
trokken, dat zij slechts veilig gesteld zijn, indien zij
niet alleen over groote reserves maar ook over be-
langrijke liquide middelen beschikken. In tegenstel-
ling met wat vroeger gebruikelijk was, komt het
tegenwoordig meer en meer voor, dat deze liquide middelen gedeeltelijk in courante aan de beurs ge-
noteerde aandeelen van andere ondernemingen wor-
den belegd. Dit valt zeer zeker toe te juichen in een

J)
Mr. J. R. Soliaafsnia wijst in zijn artikel: Het ont-
werp en de voorkoming van dubbele belasting” in het
.,Winstbelastiaignunimer” van De Naa.mlooze Vennootsohap
eveneens op het ongewenschte van de hier hehandelde dub-
bele heffing.

land als het onze, waar een voortschrijdende indus-
trialisatie nog steeds noodzakelijk is, maar waar het
dikwijls moeilijk valt de daartoe benoodigde kapita-
len bij den particulieren belegger te vinden. Elke
dubbele heffing, welke het gevolg zou zijn van een
dergelijke belegging, zou deze voor ons bedrijfsleven
nuttige wijze van geldinvestatie ongetwijfeld remmen.

Horizontale concentraties.

In de tweede plaats wordt tegenwoordig in vele
gevallen een nuttige samenwerking tusschen onder-
nenai.ngen, welke elkaar aanvullen, steunen, of noodig
hebben, bereikt, doordat de eene een aandeel in het kapitaal van de andere neemt, zonder dat hiermede
beoogd wordt de onderneming, waarin wordt deelge-
nomen., te beheerschen of tot een dochtermaatschappij
te maken.. De ondervin ding, welke men met de zgn.
horizontale bedrijfscon.centratie heeft opgedaan, heeft
aangetoond, dat het veelal de voorkeur verdient het
bedrijf, waarmee men wil samenwerken, zijn zelf-standigheid te doen behouden, terwijl voor het be-
oogde doel een beperkt deelnemen in het kapitaal vol-
doende is. Ook hier zal de dubbele belasting, die
volgens artikel 7 alleen vermeden wordt, indien voor
minstens 25 pOt. in het geplaatste en gestorte aan-
deden kap i taal wordt deelgenomen, volkomen wille-
keurig en dus in vele gevallen verkeerd werken.
Een uitnemend voorbeeld van de hier l)edoelde he-
drijfspoiitek vinden wij bij de Kon. Ned. Hoogovens
en Staalfabrieken. Onder het hoofd ,,Belangen hij
aanverwante ondernemingen” komen op de balans
van deze vennootschap o.a. belangen hij de volgende
maatschappijen voor:
de Vereinigte Stahlwerke,
de Nederiandsche Staalf.ahrieken,
de Carrières de Namôche, de Ned. Benzol Mij., het Teerhedrijf Uithoorn,
de Mekog, en
de Cementfabriek I.Tmuiden.
Met het deelnemen in deze verschillende onderne-
mingen wordt én en hetzelfde doel nagestreefd en
het moet zeker zonderling worden genoemd, dat het-
geen in dit opzicht gedaan werd tot versterking van
(le bedrijfspositie in het eene geval wèl en in het
andere principieel volkomen overeenkomstige geval
nièt tot het dubbel heffen van belasti tig aanleiding
zou geven. Opmerkelijk is het, dat in het hoven aan-
gehaalde voorbeeld de voornaamste deelneming onder

de ongelukkige
eerste
categorie zou moeten worden
gerangschikt.

Nieuwe oprichtingen door NV’s.

In. de derdè plaats
zijn
er in de laatste kwarteeuw
vele belangrijke ondernemingen, iiaamïooze vennoot-
schappen, in het leveii geroepen, of in stand gehou-
den door de gezamenlijke krachtsinspanning van an.-dere iiaamlooze vennootschappen. In vele gevallen is
liet in den tegenwoordigen tijd immers noodig, dat een onderneming om te kunnen slagen groot wordt
opgezet. De ervaring heeft hierbij geleerd, dat het
in
dergelijke
gevallen meestal niet mogelijk is liet
daarvoor benoodigde kapitaal aanston.ds bij het pu-
bliek onder te brengen. Daartoe is de hulp van groote
en financieel krachtige naainlooze vennootschappen
onontbeerlijk en deze zullen zich wel tweemaal be-
denken haar te verleenen, indien haar ondernernings-
durf met dubbele heffing ,,beloond” wordt.
In dit verband zij er op gewezen, dat bij’. de op-
richting van de K.L.M., van de K.N.I.L.M., van de
Hoogovens en de reorganisatie van de Holland.—Arne-
rika Lijn niet mogelijk zbuden zijn geweest zonder de
medewerking van een aantal naamlooze vennootschap-
pen, welke geen van alle voor 25 pOt. in het ge-
plaatste aandeelenkapitaab deelnamen, of wenschten
deel te nemen.
Tenslotte zien wij, dat een samenwerking, welke
tusschen ondernemingen van denzelfden bedrijfstak tot
stand komt, vaak belichaamd wordt door een volgens liet wetsontwerp aan belasting on derhevige vennoot-

21 ]februri. i940.

ECONOMISCH-STATISTISCHE,. BERICHTEN

135

schap. De zoo gewichtige winning van aardolie.op
Nieuw-Guinea geschiedt door een naamlooze vennoot-
schap, de N.V. Ned. Nieuw-Guinea Pëtroleum Mij., wier aancieelen in handen zijn van drie wereldcon-
cerus. In dit geval werken drie partijen samen. Het
zouden er echter evengoed zes of acht kunnen zijn.
Principieel maakt dit geen enkel verschil. Waarom dan wei aftrek van belasting voor de.ngeen, die 25
pCt. in het aandeelenkapitaal bezit en niet. ‘.00r hem,
clie slechts voor 20 pCt. daarin deelneemt?

De regeling der dividend- en lantiè?rtebelastinq 5e-
vrecligender.

De dividend- en tantièmeheiasting bevatte een het
bil] ijkheidsgevoel bevredigende bepaling omtrent het
vermijden van dubbele belastingheffing. Indien deze
belasting thans vervangen moet worden door een
winstbelasting, die uit den aard der zaak veel dieper
in het vleesch snijdt, dan is het nog veel noodiger,
dat de daaruit voortvloeiende lasten naar billijkheid
worden verdeeld en zooveel mogelijk onafhankelijk
gemaakt worden van het toeval.
Nog gewichtiger is liet, dat hetgeen in ons bedrijfs-
leven allengs groeit en economisch nuttig is, niet in
zijn ontwikkeling worde gesmoord door fiscale be-
palingen, welke geen rekening houden met het wezen,
doch slechts met den vorm. Het bloote feit, dat, in-
dien artikel 7 van het wetsontwerp ongewijzigd zou
worden aangenomen, liet bezit van aandeelen in naam-
boze vennootschappen voor een zoo belangrijke cate-
gorie van beleggers als door de overige naambooze
vennootschappen gevormd wordt het nadeel van dub-
bele belasting met zich mee zou brengen, zou het be-
zit van dergelijke aandeelen veel minder aantrekke-
lijk maken. Dat dit in onzen tijd, waarin wij onze
uiterste krachten moeten inspannen om het bedrijfs-
leven te stimuleeren, in stand te houden, te vernieu-
wen en uit te breiden, ongetwijfeld bedenkelijke ge-
volgen zou hebben, lijkt mij niet voor tegenspraak

vatbaar. Dr. F. H.
FENTENER VAN VLISSINGEN.

VORMEN VAN OPEN MARKTPOL1TIEK.

Ons land behoort op monetair gebied niet tot de
vooruitstrevende landen in de wereld. Het vasthou-
den aan den gouden standaard in zijn ouden vorm tot het moment, dat alle belangrijke landen in cle wereld
dit stelsel hadden prijsgegeven, is daarvan een bewijs. Deze gedachte kwam: onwillekeurig in ons op, toen
wij kennis namen van een heftigen aanval van den
heer A. A. van Sandick op ons artikelt) over de wen-
schelijkheid van de toepassing van een
neutralisee-renden
vorm van open marktpolitiek in de laatste maanden van liet vorige jaar. Dit begrip is in ons
land blijkbaar nog van zoo theoretischen aard, dat het
aanbeveling verdient om te wijzen op de ervaringen,
welke men in het buitenland daarmede heeft opge-
daan, goede en ook – dit voegen wij er onmiddellijk
aan toe slechte ervaringen. Maar juist de goede
elementen in dit vraagstuk interesseeren ons.
Open marklpoliiek in t.lbeorie en practi
.
jk.

Het vraagstuk van de open nbarktpolitiek schijnt
in ons land – en, als het zoo is, betreuren wij deze
traagheid – nog niet rijp te zijn voor toepassing. Wij
mogen daarom beginnen met een citaat uit het voor-
treffelijke boek
3)
van M. H. de Koek, Deputy Go-
vernor of South African Reserve Bank, een deskun-dige dus op het gebied van het centrale bankwezen:
,,TiH about tweive years ago (cl.iv.z. omstreeks

1)
Getiteld ,,Herwaardeering van den gouclvoo.rraad of
open marktpolitiek” in E.-S.B. van 14 Februari ji. De
heer Van Sandiek reageerde
01)
dit artikel tot onze groo-
te spijt niet
in
dit weekblad, maar in de N
.
R
.
C. van 15
Februari, Avon.dblad, in een bijdrage ,,F.ien onverbloemd
pleidooi Voor inflntie”.
) ,,Central Banking”, blz. 224. (Londen
1939. P. S.
King
& Son, Ltd. Prijs 15 s.).

1

927) eTIitja1:bttLk had not htd muefi eiiencT in
matters relating to credit adjustment for
neutratising
purposes, and conseciuently such matters were regard-
ed as falling principally within the realm of
theory’ (wij cursiveeren).

Intusschen is in ons land bij de wet van 2 Febr.
1937, dus reeds 3 jaren geleden, aan De Nederland-
sche Bank de bevoegdheid toegekend tot het voeren
van een open marktpolitiek. In de Memorie van Toe-
lichting tot liet betreffende wetsontwerp wees de
Minister van Financiën op het volgende ,,Wetenschap
en praktijk zijn beide tot de slotsom gekomen, dat, in
het bijzonder niet het oog op de ontwikkeling van
het particuliere bankwezen, een modern geoutilleerde
circulatiehank met een geldmarkt, die op het peil
van de ontwikkeling van de Amsterdamsche staat,
over de bevoegdheid tot het voeren van een open
marktpolitiek behoort te beschikken.”
Mr. H. F. van Leeuwen heeft,
schrijvende
over dit
wetsontwerp
3),
niet een, zooals thans blijkt, vooruit-
zienden blik toen opgemerkt: ,,of inderdaad van una-
nimiteit op dit stuk gesproken kan worden, meenen
wij eenigszins in twijfel te moeten trekken”. Trou-
wens Mr. Van Leeuwen is een van de eersten, zoo
niet de eerste, in ons land geweest, die reeds vroeger
in ,,De Econornist” verschillende malen op de invoe-
ring van de open marktpolitiek had aangedrongen.
Dit alles betreft de open marktpolitiek als zooda-
lig. Belangrijk zijn echter de doeleinden van de
open marktpolitiek, omdat zij ook misbruikt kan wor-
den. In ons vorig artikel hebben wij twee vormen ge-
noemd, nl. het voeren van een open marktpolitiek:
lo. met het doel om tijdelijke storingen op de geld-
en kapitaalmarkt te neutraliseeren;
2o. met credietpolitieke doeleinden.
Het is juist deze laatste vorm, waarbij misbruiken
zijn voorgekomen. Toch kan ook een dergelijke vorm
van open marktpolitiek in bepaalde omstandigheden
wenschelijk zijn.
Het lclassieke voorbeeld van een gunstige uitwer-
king van dezen vorm van open marktpolitiek is de
voorbereiding van de conversie van een £ 2 milliard staatsleening in 1932 in Engeland. De Bank of Eng-
land kocht in den loop van 1932 voor ongeveer £ 70
millioen sta atsobligaties, dreef daardoor de obligatie-
koersen in de hoogte en verruimde de kasbasis van
het bankwezen, doordat de verkoopers van deze obli-
gaties in het algemeen de opbrengsten bij de banken
Op
deposito plaatsten. De hierdoor verkregen verrui-
ming van de credietbasis en de verlaging van den
rentestand, zijn belangrijke oorzaken geweest van
het conjunctuurherstel in Engeland sedert het einde
van 1932. Tijdens
de hoogconjunctuur heeft de Bank
of England o.i. de open marktpolitiek misbruikt om
de geldrente lang te houden.

Neutraliseerende vorm van open rnarlctpolitiek.

De eerste vorm van open marktpoiitiek is

echter
van onschuldiger aard; hij beoogt niet activeerend,
maar neutraliseerend te werken. Ons land heeft wel-
iswaar nog weinig ervaring op dit gebied; is dit ech-
ter een reden om er nooit mede te beginnen?
De beteekenis van de open rnarktpolitiek ligt in
het feit, dat zij liet aanbod van geld in den ruimsten
zin des .woorcls kan vem-meerderen of verminderen.
Voor de uitvoering van open markttransacties zijn
echter twee essentieele voorwaarden noodzakelijk:
lo. De centrale bank moet bij het voeren van een
politiek van credietaanpassing niet te laat ingrijpen,
of, als zij ingrijpt, dit niet met tegenzin doen, maar
beslist en krachtig. Men moet niet uit het oog ver-liezen, dat de taak van de centrale bank thans heel
vat moeilijker is dan onder het stelsel van den gou-
den standaard en dan in de tijden, dat de disconto-
politiek nog automatisch werkte.

3)
Ln een artikel ,,Het nieuwe octrooi van De Nedeland-sohe Bank” in De Econornist, jaargaug
1936, blz. 619.

138

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

21 Februari 1940

2o. Toepassing van een open marktpolitiek is
slechts op groote schaal mogelijk, indien er een ruime
markt bestaat in het papier, waarmede de open markt-
transacties w’orden uitgevoerd.
Het spreekt daarom vanzelf, dat thans dergelijke
transacties niet mogelijk zijn in accepten, omdat de markt daarvoor te klein is. Daartegenover staat, dat
er op het oogenblik een ruime markt is van schatkist-
papier. Op dit punt openbaart zich het verschil met
den heer A. A. van Sandick, die in genoemd artikel
er op wijst, dat het aanbod van schatkistpapier in de
open markt
uitermate gerin.g is
(wij cursiveeren).
Deze uitlating van een insider op de geldmarkt heeft
ons ten zeerste verbaasd. Immers, aan het einde van
het vorige jaar was er juist een groot aanbodvan
schatkistpapier, maar de geidmarkt was zoo krap, dat
de banken dit papier niet geheel konden opnemen.
De Schatkist heeft daarop de hulp van de centrale
bank moeten inroepen, zooals duidelijk blijkt uit de
weekstaten van De Nederlandsche Bank
4)

De Nederlandsche Bank heeft dus reeds een soort
van open marktpolitiek
5)
gevoerd, maar van anderen
aard dan
wij
op het oog hebben. Wat is namelijk het
verschil tusschen hetgeen De Neclerlandsche Bank
reeds doet en hetgeen wij als wenschelijk naar voren
hebben gebracht? Het groote verschil ligt in de
methode en in de mentaliteit. De Schatkist probeert
eerst papier op de open markt te plaatsen. Gelukt het
haar niet om de noodzakelijke middelen op deze wijze
te verkrijgen, dan klopt zij bij de centrale bank aan,
die voor den Staat altijd haar deuren opent. Dit ach-
ten wij een verkeerde methode in cle omstandigheden,
waarin de geldmarkt aan hét einde van het vorige
jaar verkeerde. Bij een goudvoorraad van
één milliard
Gulden
was de geidmarkt tengevolge van oppotting van bankbiljetten enz. zoo krap, dat de geldtarieven
uitzonderlijk hoog waren.
Indien de centrale bank in de laatste maanden van
het vorige jaar een open marktpolitiek had gévoerd
zooals in deze kolommen uiteengezet, dan zou de
situatie geheel anders zijn geweest. Maar deze open
marktpolitiek had met
overtuiging
gevoerd moeten
worden. De geldmarkt had moeten voelen, dat de cen-
trale bank bij een goudvoorraad van
één milliard Gul-
den
de geldmarkt wilde verruimen. In plaats daar-
van is de centrale bank passief gebleven en heeft,
wa.rschijnljk met eenigen tegenzin, de schatkistbil-
jetten van den Staat aanvaard. Psychologisch zou bij
toepassing van de door ons voorgestelde methode de
uitwerking op de geidmarkt reeds geheel anders zijn
geweest
6).
v. d. V.

) Zie o.a. de weakstaten van eind Novoiiiher en va.11
December.
Men kan het direct onderbrengen van suhatkistpapier bij De Nederlandsohe Bank ook een vorm van open markt-
politiek noemen. Volgens de wet van 2 Febr.
1937
is dit
eohtc.r niet het geval. In dit verband laten wij de betref-
fencie passage uit de Memorie van ToeFichting op dit toen-
inali
g
e wetsontwerp volgen:
.,Zooals volgt uit de redactie van de voorgestelde wets-
bepaling beoogt de Directie der Bank – in overeenstem-
ming met wat reeds in andere landen geschiedt – deze
open markitpolitiek te voeren door het koopen en verkoopen
van wissels, binnenlands betaalbaar en van Nederlandsch
schatkistpapier, dit laatste met de beperking, dat dit
Papier zich vr den aankoop, in handen van derden moet
bevinden. Door deze laatste beperking wordt voorkomen,
dat de Bank, al dan niet via een emissie van schatkist-
papier, rechtstreeks dat papier van den Agent van het
Ministerie van Financiën zou betrekken. ])e Bank zal,
zooals vnnzelfspreekt, bij het voeren der open manktpoli-
tiek zooveel mogelijk rekening houden met cle speciale be-
langen va.n den Staat bij de locale geldusarkt.”
Uit het bovenstaande volgt reeds, dat van inflatie
geen sprake is. Bovendien is inflatie niet alleen te ver-
wachten van den kant van de credietpolif.iek. De fiscale
politiek, de loon- en prijspolitiek en de rnn’tsoeneer.ingspo-
litiek zijn van ten minste evenveel belang. Wij gaan hierop
niet in, temeer omdat wij enkele van deze vraagstukken
reeds vroeger ter sprake hebben gebracht.

DE POSITIE VAN FRANKRIJK TEN AAN-

ZIEN VAN ENKELE ECONOMISCHE

OORLOGSPROBLEMEN.

Het grootste economische vraagstuk, waarvoor de
oorlogvoerende landen gesteld zijn, is dat van het op
peil houden der productie.
In een vorig artikel
1)
werd aangetoond, dat de
Fransche industrie en mijnbouw zich in dit opzicht
verrassend snel hebben hersteld van de verstoring,
die de algemeene mobilisatie had veroorzaakt en dat
reeds in Januari het productievolume van den von-
gen zomer weer ongeveer was bereikt, en in de spe-
cifieke oon]ogsbedrijven zelfs aanmerkelijk was over-
trof fen.
De overige economische en financieele kernproble-men kunnen worden onderscheiden in huitenlandsche
– alle samen te vatten onder het hoofd
,,deviezen-
probleem”
– en binnenlandsche, alle samenhangend
met de
financiering
en den invloed daarvan op het
prijsniv eau.
In het navolgende moge de huidige toestand in
Frankrijk ten aanzien van deze beide groepen van
vraagstukken in het kort worden besproken.

Het deviezenprobleem.

Tot zijn eenvoudigsten vorm teruggebracht, komt het deviezenvraagstuk feitelijk neer op de vraag: of
de noodzakelijke goedereninvoer op een of andere
wijze kan worden betaald. De situatie van Frankrijk
in dat opzicht kan niet worden besproken, zonder
mede rekening te houden met drie factoren van groot.
belang: de beteekenis der eigen koloniën, protectora-
ten en mandaatgebieden als grondstoffenleveranciers;
het Fransch-Eugelsche accoord; en de bestaande reser-
ves aan goud, deviezen en buitenlandsche fondsen.

In den vorigen oorlog, d.w.z. in de jaren 1914-
2
18,
hebben de Fransche koloniën
in totaal
ongeveer
millioen ton levensmiddelen en industrieele grond-
stoffen aan het moederland geleverd. Momenteel be-
draagt de invoer uit, het eigen imperium
meer clan
74 millioen ton per jaar.
Naar de waarde leverden de koloniën enz. in de
jaren vöér den vorigen oorlog pl.rn. 11 pOt. van den
Franschen invoer en kochten zij pl.m. 13 pOt. van
den Franschen export. Thans zijn deze percentages
niet ver van 30 püt. verwijderd.
Frankrijk
kan nu uit
zijn eigen imperium, waarvan de belangrijkste deelen
dichtbij gelegen zijn, vrijwel zijn geheele behoefte aan
grondnoten dekken, 9/10 van zijn behoefte aan palm-
olie, palmpitten en olijfolie, 83 pOt. van zijn eieren-
import, 77 pOt. van den groenten-,
2
/3
van den vleescli-
invoer, % van de houtbehoefte. Wat cacao en bananen
betreft, heeft het imperium reeds een overschot, wat rubber aangaat zal het spoedig zelfgeuoegzaam zijn.
De Noord-Afrilcaan sche phosphaatproductie overtreft
met 3.300.000 ton die van de Vereenigde Staten;
800.000 ton hiervan worden in Frankrijk gebruikt, cle
rest vindt op de wereldmarkt plaatsing.
Het behoeft geen betoog, dat de krachtige ontwik-
keling der Fransche koloniën, waarvan men zich ten
onzent niet steeds voldoende rekenschap geeft, de
toch reeds groote zelfgeuoegzaamheid van het land
aanmerkelijk heeft verhoogd. Men zal niet mistasten,
indien men veronderstelt, dat de productie dezer ge-bieden thans tot het uiterste zal worden opgevoerd.

Nog ruimer mogelijkheden opent het
Engelsch-
Fransche accoord,
dat eerst 6 maanden na het sluiten
van den vrede zal eindigen en hetwelk — behalve
stabilisatie van de £/Fr. verhouding – behelst, dat Frankrijk zonder eenige beperking aan Engeland
Francs ter beschikking zal stellen voor aankoopen,

1)
E.-S.B. van 14 Februari ji., blz. 120 e.v.

21 Februari 1940

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

137

welke Engeland in het Fransche imperium zal wil-
len doen, terwijl omgekeerd Engeland aan Frankrijk
zonder eenige beperking Ponden Sterling zal ver-
schaffen voor Fransche aankoopen in het Sterling-
gebied.

Alle voor de oorlogvoering noodige grondstoffen
en producten zullen tusschen beide landen worden
verdeeld op grond van beslissingen eener intergealli-
eerde commissie. Indien om eenige reden een dsr-
gelijke verdeeling niet mogelijk zou zijn, zou com-
pensatie in goud of deviezen worden gegeven. Beide
landeii treffen maatregelen om de wederzijdsche in-

voermogelijkheden te verruimen en verplichten zich,
geen nieuwe restricties op hun wederzijdschen import
te leggen tot bescherming van de eigen markt of om
monetaire redenen. Tevens wordt gewerkt aan een
coördinatie van den export en van de industrieën
van beide landeii.

De beteekenis van dit accoord kan nauwelijks wor-
den overschat. Het vereenigt in één monetair sys-
teenb landen uit alle werelddeelen., die tezamen onge-
veer émn derde gedeelte van den wereidhandel voor
hun rekening nemen.
Dit is een blok van zoodanigen
omvang, dat van ,,autarkie” in den tegenwoordigen
zin, steeds verbonden met de begrippen ,,schaarschte”
en ,,Ersatz”, niet zou kunnen worden gesproken, zelfs
niet indien de handel der betrokken gebieden met
derde mogendheden tot een minimum zou worden
beperkt.

Voor de grondstoffenvoorzienin.g is hiermede het
valutaprobleem groo ten-deels geëlimineerd.

Ofschoon Frankrijk vermoedelijk op grond van dit
accoord aanvankelijk meer Francs heeft moeten ,,voor-
leggen” dan het in Ponden opgenomen heeft, in ver-
band met de uitgaven van het Britsche expeditieleger
en de terugvloeiing van Fransch kapitaal uit Londen,
mag toch verwacht worden, dat Frankrijk op den duur
een debetsaldo zal krijgen, hetwelk echrer voor het
land gedurende den oorlog geen financieringspro-
bleem met zich meebrengt.
De wijdere verschieten, welke dit accoord voor den
uk-oorlogstijd wellicht opent, vallen buiten het ka-
der van deze beschouwing en worden derhalve hier
slechts aangestipt.

De derde factor van belang bij de beschouwing van
het deviezenvraagstuk is uit den aard der zaak dc
aanwezige reserve. Daar de realisatie van buitenland-
sche fondsen op groote schaal wellicht op aanzienlijke
practische bezwaren zou stuiten, vermelden wij hier
alleen de reserves aan Dollars en goud van Frankrijk
en Engeland
bij
het uitbreken van den oorlog volgens
de raming van den Federal Reserve Board:

(millioenen $)

Goud

DolIa.rsaldi

Totaal

Engeland ……
2.000

595

2.595
Frankrijk ……

3.000

315

3.315

Totaal ………
5.000

910

5.910

Hierbij valt aan te

teekenen, dat hierin
niet
be-
grepen zijn de ongetwijfeld aanzienlijke Dollartegoe-
den van Fransche ondernemingen en particulieren bij
niet-Fransche banken, welke door de verplichte op-
gave thans een stille reserve vormen, die ter beschik-
king staat van het Office des Changes. Evenmin zijn
hierin de vorderingen der beide landen in andere
valuta’s dan Amerikaansche Dollars begrepen, waar-
omtrent, voor zoover ons bekend, geen ramingen ter
beschikking staan.
Ter vergelijking met het totaal van $ 5.900 millioen
vermelden wij, dat de
totale
invoer van beide landen
in 1938 ca. $ 4.600 millioen beliep, waarvan $ 1.700
millioen uit de Sterling landen (met uitzondering van
Canada) en uit het F ransche imperium afkomstig
waren. –
1-Jet passieve saldo van de handelsbalans der beide
landen met niet tot deze gebieden behoorende landen
bedroeg in het genoemde jaar rond $1.500 millioen.

Zelfs al rekent men op een stijging der ingevoerde
hoeveelheden en der prijzen en al houdt men reke–
ning met het wegvallen van enkele belangrijke on-
zichtbare creditposten van de betalingsbalans, zooals
de inkomsten uit scheepvaart, verzekering en toeris-
me, dan nog blijkt de beschikbare ,,strjdkas” wel van
zeer groot belang.

Daarnevens is Frankiijk in elk geval per saldo in be-
langrijke mate crediteur van het buitenland uit hoof-
de van zijn buitenlandsche beleggingen. De bedragen,
welke het tot dusverre
jaarlijks
aan netto-inkomsten uit deze buitenlandsche beleggingen ontving
2),
waren
naar raming niet veel geringer dan zijn
totale
schul-
den aan het buitenland van circa 10 milliard IErs.,
zoodat de nakoming der verplichtingen uit hoofde van
de Fransche leeningen in het buitenland niet in het geding is, zulks te mindr, daar een aanzienlijk deel
dezer -buitenlandsche leeningen in het bezit van Fran-
sche staatsburgers is. Deze verplichtingen werden bij
de invoering der deviezencontrôle dan ook nadrukke-
lijk gewaarborgd.

Toch is
maximale export
vereischt om de reserve
zooveel mogelijk op peil te houden. Men kan zeggen,
dat dit niet een afzetprobleem is, want in vele landen
zoekt men naar vervanging van vroegeren invoer uit Duitschiand, terwijl het Fransche prijsniveau zooda-
nig is, dat zijn producten gereeden afzet vinden, waar
zij worden aangeboden. De export is derhalve een
vraagstuk van
productie
en van
organisatie.
Enkele
bedrijfstakken, zooals fabrieken van pharmaceutische artikelen, van bepaalde textielgoederen en exporteurs
van wijnen, likeuren, e.d. hebben in de laatste maan-
den hun uitvoer blijkbaar reeds belangrijk kunnen
opvoeren en in het algemeen is na de uitermate
scherpe daling van September wel een herstel te
constateeren. Verschillende bedrijven hebben echter

met moeilijkheden in de grondstoffenvoorziening te kampen, daar de legerleiding zeer groote voorraden in het land weuscht te houden. Nadeel wordt verder
ondervonden van de bezwaarlijke en
tijdroovende
for-
maliteiten van het Office des Changes, dat zich waar-
schijnlijk eerst de noodige ervaring eigen moet maken, voordat e.e.a. vlot kan verloopen.
De totale uitvoer bedroeg in November jl. 61 pCt.,
die van fabrikaten 75 pOt. van den uitvoer van No-
vember 1938. Naarmate de genoemde organisatori-
sche moeilijkheden overwonnen worden, zal waar-
schijnlijk de export zich verder kunnen herstellen.

Wij gingen in het bovenstaande uit van de raming
van den Federal Reserve Board kort voor het uit-
breken van den oorlog. De Fransche valutapositie is echter intusschen door het repatrieeren van kapitaal
ook nk de oorlogsverklaring verder versterkt. De Mi-
nister van Financiën raamde 13 December jl. den
terugkeer van effecten op 24 milliard, de omwisseling
van goud en deviezen in Francs op 10 milliard sinds
1 September. Laatstgenoemd bedrag was aan het Ega-
lisatiefonds ten goede gekomen, waardoor dit, trots
enorme aankoopen van goederen in het buitenland,
drie maanden na het begin van den oorlog nog hoo-
ger was dan tevoren.

Financiering en. prijsniveau.

De financiering is tot dusverre vergemakkelijkt door de terugvioeiing van dit kapitaal. Zoowel de
,,rentes” als de aandeelenmarkt hebben van deze ver-
ruiming van de markt geprofiteerd: De obligatiekoer-
sen hebben zich na den scherpen terugsiag van Augus-
tus—begin September weer zoodanig kunnen herstel-
len, dat zij thans niet veel meer dan 10 pOt. onder
het hoogtepunt van 19381’39 liggen, het beste bewijs,

) De-ze bedrngeii worden geschat op 8% milliard Fra.
– (zie E.-S.B. van
7
Februari jl., blz.
101).

138.

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

21 Februari 1940

dat het vertrouwen in de valuta in het land groot is.
In dezelfde richting wijst het overschot van stortin gen boven terugtrekkingen hij de spaarbanken, na cle
korte hevige periode van groote onttrekkingen bij
het uitbreken van den oorlog: het verloop bij cle
,,Caisses Ordinaires” is typisch:

1
Jan._15 Aug. overschot der stortingen:
1264
miii. – per

14
Jagen + 84 millioen

16
Aug.-15 Oct.

onttrekkingen:

1803 miii. = per

14 dagen-451 millioen

16
Oct.-31 Dec.

stortingen:

773 miii. = per

14
dagen + 155 millioen

Bij de ,,Caisse Nationale” is in totaal in 1939 662
millioen meer gestort dan onttrokken, het hoogste
cijfer sinds 6 jaar.
Wat den index der aandeelenkoersen betreft, deze
is na de daling in Augustus tot 220, in Januari weer
tot 268 gestegen en schommelt thans om de 240,
d.w.z. nabij het hoogste punt vôôr September jl.
bereikt.
De ,,atmosfeer” is derhalve gunstig voor de finan-ciering van het budgetdeficit.
De Regeering vertrouwt hiervoor op het function-
neeren van het ,,circuit”, den welbekenden kring-
loop, die in andere landen jarenlang zonder veel in-vloed op het prijsniveau kon worden ,,opgeblazen”,
aangezien het grootste deel der nieuwe middelen, wel-
ke de Overheid in het verkeer bracht, vanzelf werd
besteed voor inschrijving op overheidsieeningen.
Wat zijn de vooruitzichten voor deze financierings-
wijze in Frankrijk en onder de huidige omstandig-

heden?
Ongunstige factoren.:

Het is zaak voorzichtiger met de toepassing der
,,circuit-theorie” te zijn dan tot dusverre elders (hijv.
in de Vereenigde Staten) noodig bleek, omdat thans
in Frankrijk wel van ,,Vollheschiiftigung” kan worden
gesproken, zoodat de creatie van nieuw geld door de
Overheid niet tevens de creatie van nieuwe goederen
met zich meebrengt.

De omvang der bedragen, welke benoodigd zijn
en die voor het loopende jaar zouden neerkomen
0
1
)

een verhooging der toch reeds aanzienlijke staats-
schuld met pim. 50 pOt., doet de vraag opkomen, of
het
op den duur
mogelijk zal
zijn
een infiationistische
prijsstijging te vermijden, indien in de toekomst niet
nog verdere maatregelen van fiscalen of anderen
aard worden getroffen.
Weliswaar kan worden opgemerkt, dat een behoor-
lijk deel der uitgaven in het buitenland zal geschie-
den en dus geen invloed op het Fransche prijsniveau
uitoefenen, doch dit is niet meer dan een vertragend

element.

Er is reeds een prijsstijging te constateeren:
Mede tengevolge van de verdere depreciatie van Pond
Sterling en Franc met pl.m. 14 pOt. hij het uitbreken
van den oorlog en door de verhooging der vrachten,
enz., zijn de industrieele grondstoffenprijzen sinds
Augustus met ongeveer 30 pCt. gestegen en de groot-
handelsprijzen der voedingsmiddelen met ongeveer
20 pOt.
Deze hausse is echter volkomen normaal, daar hijv.
ook in de Vereenigde Staten (dus in goud uitgedrukt)
de goederenprijzen opgeloopen zijn. Per saldo zal de
prijsstijging ongeveer gelijk
zijn
aan die in Engeland, met dit verschil, dat dââr juist de voedingsmiddelen
sterker gestegen zijn dan de grondstoffen. De stij-ging der levenskosten mag men in Frankrijk mis-
schien op 10 pOt. á 12 pOt. ramen, wat minder is
dan de depreciatiecoëfficiënt, zoodat het Fransche

prijsniveau sinds September relatief minstens even
gunstig gebleven is.
Inmiddels is het ,,sluiten van dan kringloop” door
de ingetreden prijsstijging ongetwijfeld bemoeilijkt,
daar deze liquiditeitsvraag voor het financieren van grootere voorraden en vorderingen veroorzaakt. De
middelen., die hiervoor noodig
zijn,
komen niet voor
inschrijving op schatkistpapier in aanmerking. Onder
deze omstandigheden is het dan ook als een groot
succes te beschouwen, dat de Overheid tot nu toe niet
de minste financieringsmoeihjkheid heeft onder-
vonden.
Zonder twijfel is dit goeddeels door de verrui-
ming te verklaren, die het gevolg is geweest van de
repatriatie van kapitaal.

Gunstige factoren:

Normaal doen zich in het voorjaar natuurlijke
baissefactoren gelden, die een stabiliseerenden in-
vloed zullen kunnen uitoefenen, nu de eerste schok
der door den oorlog veroorzaakte haussefactoren wel
ongeveer opgevangen zal zijn.

De keuze van beleggingsmogelijkheden, welke
met het schatkistpapier concurreeren, is in Frank-
rijk thans beperkt. Zoo zal de drastische belasting der
overwinsten een rem vormen op de stijging der aan-
deelenkoersen. Evenzeer is bijv. een stijging van onroe-
rende goederen door de beperking der huren begrensd.

Zooals wij zagen, zijn de bonen tot dusverre niet verhoogd, ofschoon een stijging der levenskosten met
minstens 10 pOt. heeft plaats gevonden. Verwacht
mag worden, dat een eventueele aanpassing der bonen
in de toekomst binnen beperkte grenzen zal blijven en in elk geval geringer zal
zijn
dan de stijging der
levenskosten, aangezien er nog steeds een dispariteit
bestaat tusschen de industrieele bonen en het inko-
men der gemohiliseerden en hun families. Deze om-
standigheid vermindert ten zeerste het – overigens
ververwijderde – gevaar eeuer inflationistische spi-
raalbewegirig, daar de ,,schroefdraad” dientengevolge
ruim zal zijn.

Tenslotte moet men bedenken, dat de gevolgen der
vermeerdering van de geidhoeveelheid in den vorigen
oorlog zich eerst na het sluiten van den vrede
ten
volle hebben doen gevoelen, toen diverse beperkingen
werden opgeheven en enorme uitgaven werden ge-
daan in de verwachting, dat Duitschiand wel zou be-
talen..
Toch is het niet onwaarschijnlijk, dat in de toe-
komst ook het middel der rantsoeneering zal moeten
worden gebruikt, om een billijke goederenvoorziening
tegen redelijke prijzen te verzekeren. De ,,vieeschloo-
ze” dagen, welke thans zijn ingevoerd, kunnen nau-
welijks als zoodanig worden aangemerkt, daar op de
,,niet-vleeschlooze” dagen de aanköopen niet quanti-
tatief beperkt
zijn.
Wellicht moet deze maatregel
worden beschouwd als een psychologische voorberei-
ding.
Uit de practijk weten wij, dat rantsoeneering
zeer zorgvuidige voorbereiding eischt om den romp-
slomp voor den tusschenhandel tot een minimum te
beperken en wachttijden voor de verbruikers te ver-
mijden.

Resumeerend kan. men zeggen, dat de overgang van
,,semi-vredeseconomi e” naar de totale oorlogseconomie
zich in Frankrijk zonder veel wrijving of nijpende
moeilijkheden en gevaren voltrekt, vooral dank zij de
– na alle strubbelingen der achter ons liggende jaren
eerst recht verbazende – spontane eenheid van dit

merkwaardige volk. E. F.
PHJLlpp.

21 Februari 1940

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

139
GOEDKOOPE VOORZIENING VAN

OVERI-IEIDSMIDDELEN.

Nu de omstandigheden zoo rijn geworden, dat het
verkrijgen van gelden voor cle Overheid een dringende
noodzaak is, rijst de vraag, of niet inderdaad een
voor de hand liggende bron ter voorziening in geld-
middelen over het hoofd wordt gezien.

Va’riabiliteit der te betalen b elastin.gbedra gen.

De conjunctuur toont in de laatste decennia zoo
scherpe en snelle veranderingen, dat de financieele
resultaten van groote groepen bedrijven, in opeen-
volgende jaren, zeer verschillend kunnen zijn.
01)
een
jaar met groote winsten volgt menigmaal een jaar
met groote verliezen.
Dit ken voor den belastingplichtige groote bezwa-
ren en ook groote gevaren opleveren. Het stelsel
onzer inkomstenbelasting is toch gebaseerd op de
fictie, dat het inkomen van eenig jaar opgebouwd
zal worden uit in den aanvang van dat helastingjaar
bestaande bronnen en dat deze bronnen in dat jaar
even ruim zullen vloeien als in het voorgaande ka-
lenderjaar.
Vloeien zij nu evenwel minder ruim of leveren
zij zelfs een verlies op, dan kan de helastingschuidige,
voor het voldoen van zijn belasting, in groote moei-
lijkheden komen. Hij moet dan een deel van zijn ver-
mogen realiseeren, wat dan veelal met groote verlie-
zen gepaard kan gaan en zijn bedrijf in groot gevaar
kan brengen. Het kan zelfs voorkomen, dat hij niet
in staat is de vereiselite bedragen bijeen te brengen,
zoodat ook de Staat de verschuldigde belasting niet
ontvangt. Maar ook, als de belastingplichtige tenslot-
te aan zijn verplichtingen voldoet, zal hij dat in vele
gevallen doen door verkoop van staatsschuldbewijzen.
Deze verkoop zal, zoo deze gevolg is van conjunctuur-
oorzaken, op groote schaal geschieden, en zoo den
koers der staatsschuldbewijzen drukken en het staats-
crediet schaden. In de meeste gevallen heeft de Staat
niet eens de mogelijkheid van een dergelijk gefor-
ceerd aanbod te profiteeren, omdat de Overheid
slechts in enkele gevallen cii in beperkte mate ge-reclitigd en in staat is eigen schuidhewijzen tegen
lagen koers op te koopen. Tegenover het individueele
verlies staat dan dus geen winst voor den Staat.

Beleggin.g van ter beschikking gehouden belasting-

gelden.

De belastingplichtige kan nu op verschillende wijze
zich meer of minder tegen dit risico dekken. Hij kan,
wanneer het om groote bedragen, boven de 100.000

gaat, schatkistpromessen nenien
t)
Dat wil zeggen,

alleen nog, wanneer deze bedragen ineens ter be-
schikking komen, nog niet eens, wanneer de bedra-
gen geleidelijk, in kleinere hoeveelheden tegelijk, ter
beschikking komen. Voor kleine bedragen, tot
f
2500,

zal men
bij
matige rente volkomen zekerheid kun-
nen vinden door belegging op de postspaarbank. Een
zeer groote groep belastingplichtingen zal, bij wijs
beleid, evenwel geleidelijk bedragen moeten reser-
veeren voor lateren belastingplicht, varieerende tus-
schen deze twee w’ijd uiteenliggende grenzen. Overi-gens hebben schatkistpromessen nog het bezwaar van
een fixen looptijd; liet tijdperk, waarvoor belegd moet
worden, is vooraf natuurlijk niet te bepalen.
Voor deze groep staat geen andere weg open dan
6f afstand te doen van eenig rente-inkomen en zelfs
nog eventueel kosten te maken door de gelden te
cleponeeren bij De Neclerlandsche Bank, 6f de gelden
te beleggen bij de postgiro, of anders hij een der
groote particuliere banken.

1)
Sehatkistbiljetten zijn in geen paar jaar uitgegeven
en hebben bovendien voor dit doel een te langen looptijd.

• Zij loopt dan bovendien nog gevaar, dat de fiscus,
bi3 de bepaling van den belastingaanslag rekening zal
houden met een fictieve reuteberekening ad 4 pOt.
op deze bedragen, terwijl het mogelijk is, dat men
goed zou doen verscheiden jaren lang ongeveer het-
zelfde bedrag op deze wijze renteloos te reserveeren.
Immers, indien het inkomen in het volgende kalen-
derjaar weer even groot is als in het voorafgaande,
zoodat de opgelegde belasting uit dit inkomen vol-
daan zal kunnen worden, dan zal de voorzichtige dat
bedrag uit zijn inkomen voldoen en het gereserveerde
bedrag weder een jaar lang ter zijde leggen. Zoo kan
liet verscheiden jaren achtereen gaan. Nu lijkt er
een vorm te construeeren, waardoor de Overheid
profijt kan trekken van het geld, dat gereserveerd
moet worden voor betaling van later te verwachten
aanslagen in de belastingen (als inkomstenbelasting,
wiustbelasting of andere verplichtingen tegenover
den Staat als semi- of geheel gedwongen leeningen).

Speciale schuldbri even voor tijdelijke belegging van
gelden.

De grootste zekerheid, dat het geld werkelijk op tijd
beschikbaar is, verkrijgt men, wanneer aan de Gene-
rale Thesaurie de bevoegdheid gegeven wordt, een
speciaal soort schuldbrieven te creöeren, die op de
open-markt door tussehenkomst van banken en corn-
missionnairs in effecten konden worden geplaatst
3)

en welke, door den Staat zouden worden aanvaard
voor cle betaling van inkomstenbelasting (eventueel
ook wiustbelasting, 0W-belasting en stortingen in
verplichte of semi-verplichte leenin gen).
Men zou daardoor eenerzijcls voor de belastingplicli-
tigen de gelegenheid in het leven roepen, de bedra-
gen, welke zij eenig volgend jaar vermoedelijk den
Staat te betalen hebben, direct ter beschikking van
de Regeering te stellen
3).
Anderzijds zou het in
dezen gedachtengang mogelijk zijn de betrokken cate-
gorie van beleggers eene, zij het matige, rente te ver-
goeden. Hoe dichter die rente komt bij die, welke
in dien tijd te maken is, te gereeder zal men van
deze gelegenheid gebruilc maken, te minder neiging
zal er zijn de stukken voor betaling van belasting
van de hand te doen, te eerder zal men liever trach-
ten zijn verplichtingen uit loopende inkomsten te
voldoen, te meer icans heeft de Staat, dat de stukken
eenmaal uitgegeven ook onder het publielc blijven. 1-let
risico, dat beleggers met vele andere heleggings-
papieren loopen, zal de hier gepropageerde schuld-
brieven in tijden, zooals wij die thans beleven, gewild doen zijn, vooral zoo de noodige propaganda gemaakt
wordt. Dit zal den beleggers een rente-offer waard zijn.
Verder zal het in omloop brengen van overheids-
papier, als hierboven bedoeld, tot gevolg hebben, dat
de door de conjunctuur verwekte na-ijling der over-
heidsinkomsten bij de ondernemersinkomsten, waarop
implicite in den aanvang gewezen werd, verzwakt
wordt. Dit zal niet tot uiting komen in de middelen-
wet. In de jaren van hausse, wanneer gemeenljk de
staatsuitgaven sneller stijgen dan de staatsinicorn-sten, zal liet financieren dier staatsuitgaven echter
gemakkelijker worden.
De verwachting is gerechtvaardigd, dat de nood
van cle schatkist in de komende jaren zal nopen tot
liet zoeken naar alle denkbare middelen om in de
geidhehoeften van den Staat te voorzien; het komt
mij voor, dat in liet bovenstaande een bruikbaar mid-
del is aangegeven. G.
c
A. VAN DORP.

) Bijvoorbeeld tegen cle n(mmimmale waaide plus de op
het aankoopnionment m’eedi versghenen, niaar nog niet in-
vo rderba.re, rente sinds den voora.fgaa.nden nonpondatum.
3)
F)veneens bijvoorbeeld tegen een waarde, berekend als
bij de uitgifte aangegeven.

140

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

21 Februari 1040

DÉ PRIJSREGELINGSPOLITIEK IN

NÉDERLÂNDSCH-INDIË.

Toen in 1914 de vorige oorlog begon, was men in
Nederlandsch-Indië nog zoozeer onder den invloed
van liberaal-economische denkbeelden, dat eenvou-

dig niet gedacht werd aan het invoeren van, een poli-
tiek van pri.jscontrôle. Thans, 25 jaar later, zijn de
economische opvattingen zoozeer gewijzigd, dat de
toepassing van een prijsregelingspolitiek een van de
eerste daden’ der Indische Regeering na het begin van
den oorlog is geweest.

Het apparaat, dat hiervoor werd geschapen, en dat
reeds meerdere maanden vôôr den oorlog gereed was
gemaakt, is betrekkelijk eenvoudig. Het bestaat uit een ordoiinantie tegen de prijsopdrijving, een ont-
eigeningsordonnantie, krachtens welke de Overheid
bevoegd is om voorraden, welke worden vastgehouden,
in bezit te nemen en te verkoopen en een crisis-uit-
voerordonnantie, op grond waarvan uitvoerverboden
kunnen worden ingeeteld ten aanzien van de in Ne-
derlandsch-Indië aanwezige goederen, waarvan de
Overheid prijsopdrijving venscht te voorkomen.
Krachtens vorenbedoelde ordonnanties zijn terstond na
het uitbreken van den oorlog de noodige uitvoerings-
voorschriften vastgesteld.
Wij zullen deze voorschriften vanuit juridisch en
economisch standpunt in beschouwing nemen.

De p.rijsregelin.g vanuit juridisch standpunt bezien.

Juridisch zijn de voorschriften aldus opgezet, dat
als algemeene regel voor de artikelen en diensten, die
onder de regeling vallen, geen hoogere prijzen in reke-
ning mogen worden gebracht dan die, welke op of
laatstelijk vddr 24 Augustus 1939 golden.
Deze goederen en diensten kunnen worden onder-
scheiden als volgt:

Ten., eerste. Een aantal goederen, ten aanzien, waar-
van,,, in tegenstelling tot die van de volgende groep,
geen uitvoerverbod noodig was:
suiker, aardoliepro-
ducten en in het binnenland vervaardigd hout, zout
en kinine.

Ten tweede. Een aantal goederen,, ten aan.zipn
waarvan cen uitvoerverbod noodig was, teneinde de
prijsregeling effectief te doen zijn.
Dit uitvoerverbod
omvat de volgende artikelen:

Alle buitenlandsche goederen,
die in het tolge-
bied zijn ingevoerd, zoomede goederen, welke van zoo-
danige buitenlandsche voortbrengselen vervaardigd of
afkomstig zijn, met uitzondering van boeken, tijd-
schriften, prijscouranten en andere dergelijke druk-
werken, platen en prenten en schilderijen.

Een groot aantal binnenlandsche voortbrengse-
len,
welke in hoofdzaak de volgende zijn:

voedingsmiddelen:
verduurzaamde visch, trassi,
aardappelen, rijst, rijstmeel, rijstzemeien en mais:

oliën en vetten:
ricinus-olie (en ricinus-pitten),
margarine en andere kunstboter, slaolie en andere
plantaardige bak- en braadvetten en oliën;

chemische producten:
zwavel, verfwaren, jodium
en jodiumhoudende preparaten, zwavelzuur, koolzuur en zuurstof, phosphaathoudende meststoffen;

bouwmaterialen:
cement;

brandstoffen:
steenkool en de daaruit of daar-
mede vervaardigde brandstoffen;

metalen:
zilver, zilvererts, zilverwerk, ijzer,
ijzerafval, ijzerwerk, koper, koperafval, koperwerk,
lood, loodafval, loodwerk, zinkwerk en blikafval;

lederwerk.

toiletartikelen:
zeep;

vezelstoffen en producten daarvan: manufactu-
ren (behalve gebatikte), katoenen garens, ruwe (on-
gesponnen) katoen, touw en thuwwerk met uitzonde-
ring van die vervaardigd uit cocosvezel);.

transportmiddelen en onderdeclen daarvan:
vaartuigen met mechanische beweegkracht, motorrij-

tuigen, rijwielen, rubberbanden voor motorrijtuigen
en rijwielen;

oorlogsart’il,,elen:
gasmaskers, gaspakken en
verbandstoffen;

schrijf
behoeften:
inkt en papier.

Ten., derde. Alle diensten,
zooals huishuren, hotel-
tarieven en vrachten.

Het is echter niet de bedoeling van de Indische
Overheid geweest om onverzettelijk vast te. houden
aan den regel om het prijsniveau te houden op de
hoogte, die het op of laatstelijk vbbr 24 Augustus
1939 had. Voor zoover zulks billijk werd geoordeeld,
werden, in afwijking van het algemeen beginsel, uit-
zonderingen toegestaan. Deze uitzonderingen betref-
fen een groot aantal goederen en diensten, die teza-
men met de volgens dan algemeenen regel gehand-
haafde prijsfixaties de volgende groepen vormen.

Eerste groep. Maximum-prijzen, vastgesteld op het
niveau, dat op
24
Augustus 1939 of laatstelijk daar-
véôr bestond.
Deze regeling geldt voor suiker, aard-
olieproducten (met eenige kleine uitzonderingen) en
in het binnenland vervaardigd hout, zout en kinine,
ten aanzien van welke producten geen uitvoerverbod
is uitgevaardigd. Ook werkt zij ten aanzien van de
huishuren. Hier is dus het algemeen beginsel der
prijsregeling onveranderd gebleven.

Tweede groep. Normale seizoenstijgingen,, toeqe-
staan tot door de betrokken gewestelijke bestuurshoof-
den te bepalen maxima.
Deze bepaling geldt voor
visch (gedroogde of op andere wijze verduurzaamde), trassie, rijst (ongepeld, gepeld of gebroken), rijstmeel,
rijstzemelen en mais.

Derde groep. Een beperkte prijsstijging, over het
geheel niet meer dan 5 â 15 pCi., toegestaan. Dit
geldt in hoofdzaak voor de volgende artikelen:

voedingsmiddelen:
binnenslands vervaardigd be-schuit in blikken van hoogstens 25 stuks (15 pOt.),
brood en ander binnenlandsch beschuit (5 pOt.), in-
heemsche biscuits (20 pOt.), de meeste groenten in
blik (15 pOt.), tarwemeel en tarwegraan (25 pOt.),
ingevoerde melk en melkpreparaten (2734 pOt.);
oliën en vetten:
margarine en andere kunsthoter,
slaolie en de meeste andere hak- en braadvetten en
-oliën (5 pOt.);

chemische producten: bin,nenlandsche zwavel
(5 pOt.), de meeste Indische phosphaathoudeude mest-
stoffen (5 pOt.), een aantal geïmporteerde smeer-
oliën, vetten, vaselines (15 pOt.);

bouwmaterialen:
cement
(prijzen
volgens prijscou-
rant van 28 December 1939);

aardewerk en glaswerk:
aardewerk, behalve servie-
zen en serviesdeelen (15 pOt.), glas en. glaswerk
(15 pOt.);

brandstoffen en producten daarvan:
binnenland-
sche brandstoffen behalve cokes (5 pOt.), teer, pek en
koolteerproducten uit binnenlandsche steenkolen
(5 pOt.), asphalt en asphaltproduct-en (15 pOt.);

lucifers (1734,
pOt.);

verlichtingsartilcelen-:
lampen, behalve luxe lam-
pen, electrische zaklantaarns, euz. (30 pOt.), gloei-peren (in het algemeen 10 pOt.);

toiletartikelen:
zeep (behalve luxe-toiletzeep) (10
pOt.);

vezelsioffen en producten daarvan:
verschillende
naaigarens (10 pOt.), ongebleekte textielen (10 pOt.),
gebleekte textielen (10 of 15 pOt.), gelicentieerde
fancy manufacturen (10 pOt.) en geïmporteerde klee-
dingstukken (15 pOt.);

fabricaien van caoutchouc of rubber (10
pOt.);

oorlogsartikelen: –
geneesmiddelen, behalve patent-
geneesmiddelen (5 pOt.);

21 Februari 1940

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

141

hoteltarieven (5
pOt.).

Vierde groep. Een redelijke prijsstijging toege-
staan.
Voor de overige goederen, waarvan de uitvoer
is verboden, is een verhooging van de op of laatste-
lijk vôSr 24 Augustus 1939 in rekening gebrachte
prijzen toegestaan, mits niet hooger dan een bedrag,
hetwelk in een redelijke verhouding staat tot den
prijs, waarvoor het betrokken artikel door den ver-
kooper kan of laatstelijk kon worden aangekocht.
Dit beginsel van redelijke stijging geldt ook ten
aanzien van de scheepsvrachten.

1)e prijsregeling vanuit economisch standpunt be-
zien.

De economische omstandigheden.
Het spreekt van-
zelf, dat de oorlogstoestand een algemeenen pr-ijsop-
drijvenden invloed uitoefent. Intusschen staat wel
vast, dat de moeilijkheden, welke dientengevolge aan
een doeltreffende prijsregelingspolitiek in den weg
worden gelegd, belangrijk minder zijn dan in de oor-
logsjaren 1914-1918 het geval was, omdat ditmaal
bij het intreden van den oorlogstoestand de binnen-landsche rijstmarkt reeds lang geheel onafhankelijk
was gemaakt van de buitenlandsche rijstmarkt en
voorts de productie van verreweg de meeste Indische
exportprodueten een belangrijke overcapaciteit ver-
toonde.
De rijstprijzen kunnen daarom gemakkelijk in
de hand worden gehouden, terwijl de prijzen der ex-
portproducten in het algemeen een vrij matige stij-
ging vertoonen. Er is voorts een andere omstandig-
heid, die een krachtige prijsstijging tegenhoudt, t.w.
de in tegenstelling tot 25 jaar geleden thans door de
Overheid in de oorlogvoerende landen doorgevoerde
politiek van rechtstreeksche beperking der gewone
consumptie, teneinde beter in de oorlogsconsumptie
te kunnen voorzien. Ook in sommige neutrale landen,
zooals in Denemarken, wordt een overheidspolitiek
tot rechtstreeksche consumptiebeperking in toepassing
gebracht.
Deze omstandigheden vergemakkelijken het welsla-
gen van de prijsregelingspolitiek aanzienlijk. In ver-
band met het vorenstaande moge met nadruk worde
gewezen op het zeer frappante verschijnsel, dat de in
het begin van den oorlog aanvankelijk opgetreden
prijsstijging gevolgd is door een tot op zekere hoogte
tot rust komen van de prijzen, dat reeds meerdere
maanden aanhoudt.
Dit verschijnsel achten wij een bevestiging van onze
stelling, dat een rustiger prijsverloop dan in den vo-
rigen oorlog te verwachten is.

Doel en methode der prijsregelingspolitielc.

Het doel dezer politiek is geenszins om dwars tegen
den stroom op te roeien door een
directe
pri.jsrege-
ling, d.w.z. het voorschrijven van prijzen, welke niet
met de economische situatie overeenkomen. De ge-
troffen maatregelen beoogen integendeel een soepele
aanpassing van de
prijzen
aan de veranderde omstan-
digheden, met uitschakeling echter van speculatieve

fluctuaties.
Intusschen zou men de beteekenis van deze politiek
zeer onderschatten, indien men haar uitsluitend een dergelijk passief karakter zou willen toekennen. De
Indische Overheid heeft namelijk de methode gevblgd
om met behulp van verschillende maatregelen
indi-

rect
een zoodanigen invloed op de prijzen in het bin-
nenland uit te oefenen, dat prijsstijging zooveel mo-
gelijk wordt voorkomen. In de eerste plaats bevordert
zij zoo krachtig mogelijk den aanvoer uit het buiten-
land van de -voor het economisch leven benoodigde
grondstoffen, hu]pstoffen en eindproducten, desnoods
door Regeeringsaankoopen en met aanknooping van
nieuwe relaties in andere landen, wanneer de oude
relaties niet meer kunnen leveren. Verder moedigt
zij zooveel mogelijk de stichting van nieuwe indus-

trieën aan om de zeifvoorziening van Nederlandsch-
Indië te vergrooten en dus het aanbod van verschil-
lende goederen ondanks de inkrimping van invoeren op peil te houden. Daarnaast bevordert zij een goede
distributie der producten. Ook heeft zij, zooals hier-
voren werd vermeld, een reeks uitvoerverboden ten
aanzien van reeds uit het buitenland ingevoerde arti-
kelen en van binnenlandsche producten ingesteld,

waardoor de prijzen dezer goederen in het binnenland
op een redelijk niveau blijven. Eindelijk kan zij zoo
noodig gebruik maken van de haar
bij
de onteige-
ningsordonnantie gegeven bevoegdheid om voorraden
bij particulieren te onteigenen en te verkoopen.

Omvang van de prijsregelingspolitiek.

De prijsregelingspolit.iek omvat vooreerst de oor-
logsartikelen in engeren zin en voorts de artikelen,
welke voor het levensonderhoud der verschillende be-
volkingsgroepen en voor het ongestoord verloop van
het bedrijfsleven noodig zijn. Zij heeft dus eenerzijds
betrekking op de oorlogseconomie in den beperkten
zin des woords en anderzijds op het gewone econo-
mische leven, dat in verband met het dualisme in de
indische volkshuishouding kan worden gesplitst in
de inheemsche en de uitheemsche economische sfeer.

De beteekenis der prijsregelingspolitiek voor de
oorlogseconomie. in den beperkten zin des woords.

Op dit gebied heeft de prijsregelingspolitiek betrek-
king op artikelen als gasmaskers, gaspakken, verband-
stoffen, jodium en jodiumlioudende preparaten, vaar-
tuigen met mechanische beweegkracht, motorrijtuigen
en op een gedeelte van meer algemeene producten
als: petroleum, rubber en metalen.
Aangezien voor verschillende van deze artikelen
buitenlandsche grondstoffen noodig zijn, zal eenige
prjsverhooging daarvan niet kunnen uitblijven; toch zal deze zeker wel binnen beperkte grenzen kunnen
wrorden gehouden, omdat in de tegenwoordige omstan-
digheden aan de voorziening van bedoelde artikelen
volledig de voorrang wordt gegeven.

De beteekenis van de prijsregelingspolitiek voor da
inheemsche economische sfeer.

Deze is zeer belangrijk. In verband met de omstan-
digheid, dat de economische draagkracht van de in-
heemsche bevolking gering is, wordt van overheids-
wege alles in het werk gesteld om de kosten van le-
vensonderhoud van deze bevolking zooveel mogelijk
op hetzelfde niveau te houden. Ook de omstandig-
heid, dat de loonpolitiek zeer wordt vergemakkelijkt,
indien de prijzen stabiel blijven, noopt tot dit in-

grijpen.
Gelukkig is de situatie aldus, dat zulks grooten-
deels mogelijk is. Een zeer belangrijk deel van ds
producten, die het levensonderhoud der bevolking uit-
maken, is vatbaar voor prijsstabilisatie.
Zulks geldt in de eerste plaats voor de rijst, het
hoofdvoedsel der bevolking. Sinds 1933 is de binnen-
landsche rijstmarkt losgemaakt van het buitenland;
thans is er een uitvoerverbod bijgekomen, zoodat de
hiervoren reeds vermelde regeling, dat een normale
seizoenstijging voor dit product is toegestaan, gemak-
kelijk doorvoerbaar is. Hetzelfde geldt voor het over-

eénkomstîge voorschrift ten aanzien van mais en
visch, waarop ook een uitvoerverbod is gesteld.
Verder is prijsstabilisatie voorgeschreven ten aan-zien van suiker, aardolieproducten, hout en zout, die
ook van groot belang
zijn
voor de bevolking. De uit-voerbaarheid van dit voorschrift is te danken aan de
volgende omstandigheden: de suikerprijs is in het
binnenland reeds eenige jaren door een invoerverbod
losgemaakt van de wereldmarkt, de prijs van petro-
leum (door de bevolking benoodigd voor verlichtings-

doeleinden) is gebonden door prijsafspraken tusschen
de producenten en de binnenlandsche prijzen van

142

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

21
Februari 1940
.hut en zout zijn geheel in haiaden itan de Overheid,t
omdat deze daarvan de leverancier -is

Het verloop van een anderen factor van de kosten
van levensonderhoud, de huishuur, is voor de inheern-
sche bevolking van weinig beteekenis. Het meeren-
deel der Inlanders wroont in eigen huisjés, gehouwd
van hout, dat hetzij eigenhandig uit naburige bos-
schen kan worden verkregen, hetrij, indien het moet
worden aangekocht, den betrokkene wegens de daarop
van toepassing zijnde prijsfixatie niet duurder zaI
uitkomen.
Meer moeilijkheden geven de prijzen van iiavoer-
artikelen, door de bevolking benoodigd, zooals textiel-
goederen en lucifers. Men mag echter niet uit het
oog verliezen, dat deze goederen voor het levenson-
derhoud der bevolking van ondergeschikt belang zijn,
terwijl de Overheid zeker alles in het werk zal stellen om prijsopdrijving hiervan zooveel mogelijk tegen te
gaan.
Verwacht mag dus worden, dat de kosten van le-
vensonderhoud in de inheemsche sfeer weinig zullen
stijgen. Dit zal dan mede tengevolge hebben, dat de
bonen evenzeer weinig omhoog zullen gaan.

De beteekenis van de prijsregelingspolitiek voor de
uit heemsche sfeer.

In deze sfeer is de invloed der prijsregelingpoii-
tiek natuurlijk geringer dan in de inheamsche sfeer,
omdat de uitheemusche bevolking in veel sterker mate
dan de in.heemsche van den aanvoer van artikelen uit
het buitenland afhankelijk is. Intussohen zal op de
prijzen van deze producten, welke hoofdzakelijk uit;
kapitaalsgoederen en eindpro•ducten bestaan, onge-‘
twijfeld een remmende invloed worden uitgeoefend
door de hiervoren reeds vermelde omstandigheid, dat er een overcapaciteit van de productie van grondstof-
fen bestaat en dat zoowel in de oorlogvoerende
als iii enkele neutrale landen een politiek wordt ge-
voerd van rechtstreek-sche beperking der gewone con-
sumptie.
Voorts wordt van overheidswege alles gedaan om

de prijsstijging van de voor deze sfeer belangrijke
producten binnen zoo eng mogelijke grenzen te hou-
den. Hiertoe dienen de hiervoren reeds vermelde
overheidsmaatregelen ter stimelering van de vesti –
ging van nieuwe industrieën, ter verbetering van den
aanvoer van buitenlandsche producten en ter
,
bevor-
dering van een goede distributie der a.rtikelen. Aan-
genomen mag worden, dat deze voorzieningen niet
zonder succes zullen blijven.
Ook ten aanzien van de huishuren zou normaliter
een stijging mogen worden verwacht, omdat door het
duurder worden der bouwmaterialen de bouw der
huizen zal stagmieeren, terwijl de normale stroom ver-
lofgangers wat stagneert en vele Europeanen in ver-
band met de oorlogsomstandigheden er de voorkeur
aan geven in Indië te blijven in plaats van te repa-
trieeren, zoodat de vraag naar huizen stijgt. Echter
heeft de Overheid hierin zooveel doenlijk voorzien
door de prijsstijging van cement te beperken en de
huurprijzen te fixeeren.
De prijsstijging der goederen in dc uitheemsche
sfeer zal op den duur wel leiden tot een verhooging
van de bonen van de VTestersche loontrekkenden
(ambtenaren, employé’s bij ondernemingen, enz.) In-
tussehen mag niet uit het oog worden verloren, dat
deze bonen belangrijk liggen boven het niveau van
het noodzakelijk levensonderhoud en dikwijls ook eén
ondergeschikte rol spelen ten opzichte van verdiende
tantièmes, die in de huidige omstandigheden w’aar-
schijnlijk zullen
stijgen.
Daarom zal van een verhoo-
ging van deze bonen in den eersten tijd wel niets
komen.

Mr. D. J.
HULsmI0FF POL.

VOORKOMING VAN DUBBELE BELASTING
IN HET ONTWERP WINSTBELASTING. VAN

NAAMLOOZE VENNOOTSCHAPPEN.

De bepalingen van het ontwerp.

,,Bestendigd blijft” – leest men in de toelichting
p het ontwerp van wet tot heffing eener winstbe-lasting van naamlooze vennootschappen – ,,de be-
,,perkte belastingheffing hier te lande (nl. voor ,,van in Nederlandsch-Indië, Suriname, Curaçao of
,,het buitenland verworven winst en van dividenden,
,,welke van elders dan uit Nederland worden ont-
,,vangen.”

De bestaande belasting naar de uitdeelingen zal
worden vervangen door een naar de geheele winst tegen zoodanig tarief, dat de totale opbrengst voor
het Rijk 20 miblioen meer wordt en verder wordt zoo-
veel mogelijk alles bij het oude gelaten.
Zonder nadere verklaring wordt bestendigd en
eigenlijk vergroot een fout, clie cle tegenwoordige Wet
op de Dividcnd- en Tantièmebelasting naar de tegen-
woordig geldende opvattingen omtrent internatio-
naal helastingreclit aankleeft. Terwijl Hoofdstuk VII
dezer wet heel bemoedigend tot opschrift draagt:
Voorkoming van dubbele belasting, voorkomt de rege-
ling dezer materie in de artikelen 27 tot en met 29
van dit hoofdstuk cle dubbele belasting geenszins, doch
tempert ze slechts. Met de befaamde formule, dat de
uitdeeling véér cle berekening der belasting wbrdt
verminderd met % van de som, welke tot de uitdee-
ling in dezelfde verhouding staat als de elders ver-
kregen winst tot de geheele winst – een formule
clie in haar toepassing bovendien nog vaak tot ver-
keerde, niet gewilde uitkomsten jeidt – wordt vast-
gelegd, dat van de vennootschappen, die haararbeid-
zaamheid tot over onze grenzen uitstrekken en ons
kapitaal-overschot in Oost- en West-Indië of in het
buitenland productief trachten te maken, voor haar
ondernemningsgeest, welke zooveel heeft bijgedragen
tot de algemeene welvaart van Nederland, een zwaar-
clere belasting wordt gelieven dan van hen, die binnen
de landspalen blijven. Want die elders verkregen win-
sten worden, in het land, waar zij zijn behaald, eerst
ten voile in de daar bestaande belasting getroffen,
zoodat de belasting voor in Nederland een extra-
last voor de betrokkenen is.
Het is waarlijk geen wonder, dat liet ontwerp-De
Geer op dit punt een zeer slechte pers heeft.

Nederland’s houding op het stuk der internationale
dubbele belasting.

Nederland heeft sedert 1914, toen cle inkomstenbe-
lasting wed ingevberd, §teeds aami de spits gestaan
bij de pogingen om het probleem der zoogenaamde
internationale dubbele belasting zoo bevredigend mo-
gelijk op te lossen. Ten aanzien van de physieke per-
sonen heeft het de materie uitstekend geregeld. Het
vaardigde na den wereldoorlog zijn bekwaamnste man-
nen naar Genève af om aan deze oplossing mede te
werken. Het aanvaardde in zijn tractaten – dat van
1933 met België (Wet St.bl. 1935 No. 214), dat van
1935 met Zweden (KB. St.hl. 1935 No. 282) – het
door de commissie uit den Volkenbond geformuleerde
principe, dat ieder der verdragsluitende Staten de
ondernemingen van landbouw, handel, nijverheid of
mijnbouw, die in beide Staten vaste inrichtingen heb-ben, slechts zal belasten voor het gedeelte der inkom-
sten, dat op zijn grondgebied is verkregen. ,,De be-
voegde administraties der beide verdragsluitende
Staten” – zoo leest men verder in art. 5 van het Ver-
drag met Zweden, in § 2 van dat met België – ,,zul-
len in gemeen overleg de regelen vaststellen vooi de
verdeeling van de inkomsten”. Zelfs haalde de Wet
St.hl. 1935 No. 214, waarbij het tractaat met België
werd goedgekeurd, een streep door art: 28 der Wèt
op de Dividend- en Tantièmebelasting; Nederlandsche
naamlooze vennootschappen, die in België werkd,

21 F-bruari 1940

ECONOMISCH-STATITISCHE BERICHTEN

:143

krijgen sedert dien vollen aftrek voor de aldaar be-
haalde winst. Voor Zweden geldt hetzelfde, doch is
dit punt in het tractaat opgenomen (art. VI van het
Slotprotocol).

Nederland huldigt dus het internationaal aanvaar-
de beginsel, het brengt dit bij de inkomstenbelasting

voor natuurlijke personen steeds in toepassing, het
doet dit ook bij de zakelijke vennootschapsbelasting,
zoocira het met vreemde mogendheden in aanraking
komt. Het verwaarloost echter het principe en laat
de dubbele belasting voortbestaan, daar waar het vrij
is, dat is voornamelijk ten aanzien van de Nederland-sche naamlooze vennootschappen, die werken in Me-
derlandsch-Indië, Curaçao en Suriname. Alleen voort-
bestaan; hij een nieuwe vennootschapsbelasting, het
blijkt uit de voorstellen van Minister De Wilde, was
althans de vorige Regeeriug bereid het principe toe
te passen en de elders verkregen winst vrij te laten.
Nu het bij de thans voorgestelde winstbelasting
slechts gaat om vervanging van het bestaande sys-
teem van heffing door een ander, dat nochtans voor
de betrokkenen verzwaring van lasten medebreugt,
wordt de oude fout in de wetgeving gehandhaafd,
ofschoon zij als een onrecht wordt gevoeld.
Hiervoor is slechts ééne verklaring mogeijk. Mi-
.nister De (leer, clie in cle Millioenennota reeds zeide,
dat het thans geen tijd is om bestaande belastingen te verminderen of af te schaffen, moet van oordeel zijn,
dat de Schatkist de bate der heffing over / der in
het buitenland Qf in Oost- en West-Indië verkregen
winsten niet ken missen.
Het loont derhalve de moeite een poging te wagen om het bedrag dezer I)ate te berekenen en de waarde
der veronderstelde moti veering te toetsen.

Statistische gegevens.

De gegevens, clie voor de berekening ter beschik-
king staan, zijn schaarseh en voor het grootste deel
verouderd. Die betreffende de Indische Vennoot-
schapsbelasting zijn te vinden in het Statistisch Jaar-
overzicht van Nederlandsch-Indië, samengesteld door
het Centraal Kantoor voor de Statistiek te Batavia
(C.K.S.B.), en de cijfers van cle Dividend- en Ten-
tièmehelasting zijn ontleend aan de Statistiek der
Naamlooze Vennootschappen 1929-1932, Mededeel ing
No. 9 d.d. December 1939 van het Centraal Bureau
voor de Statistiek (CBS.), Afdeeling Statistiek der
Overheidsfinanciën. Verder dan het jaar 1932 is deze
uiterst leerzame statistiek helaas nog niet bewerkt. Uit deze gegevens zijn de onderstaande drie tabel-
len samengesteld.

C.K.S.B.

Tabel A

C.B.S.
11
Div. & Tant. bel.
Vennootschapsbelasting Ned. mdie

van in N..ind’ë
werkende N.V.’s

Boekjaar

bT’dr,’g1)

percen- Winst
Belastb. uitdeel.

miii.
1

pet.
miii.

1

pct.
_________

lage
2
3
4
5 6

1

7
1929
46,3
12
386
1

100
279

1

100
1930
18,5 12,5 148
1

38
155

56 1931 9,9
14
70
IS
55

1

20 1932 6,9
14
49
13
49

18
1933 6,4 20
32
8
1934 7,5
20
37,5
10
1935
11,9
20
59,5
15
1936
25,0 20
125 32
Onbekend

1037
42,0
20
210
54
1938
35,2
20
2)
176
Gemiddeld
1929-1938
130
J)
Voor
1936 tot
en met
1938 de werkelijke ontvangsten
in ht opvolgend belastingjanr.
2)
Voortaan, voor het
eerst over dc winst
1939, zal 25
pOt. worden geheven.

In tabel A, kolom 4, is uit de kohierbedragen der
Vennootschapsbelasting berekend hoeveel de totale
fiscale winst in 1029 tot en met 1938 bedroeg van alle
in Nederlandsch-Indië belaste naamlooze vennoot-
schappen, zoowel die, welke in Nederland gevestigd
zijn, als de in Indië zelf of in het, buitenland geves-
tigde. Daarnaast, in kolom
6,
vindt men het bedrag

der uitdeelingen van de eerste en verreweg belangrijk-
ste categorie. Samealgevoegd zijn cle uitdeelingen van
de vennootschappen, die uitsluitend of hoofdzakelijk
haar bedrijf in Indië uitoefenen en van die, w’elke
zoowel hier als in Indië een bedrijf hebbên; zie tabel-
len B en C. Verwaarloosd
is,
dat enkelen ook in ‘West-
Indië werken; dit detail heeft nauvelijks invloed op
cle verhoudingscijfers.

Uit de cijfers blijkt, hoe catastrophaal de inzin-
king in Indië is geweest. In 1933 bedroeg de winst
nog slechts 8 pCt. van die in 1929. De achteruitgang
hij de uitdeelingen (kolom 7) was minder groot. Blijk-
baar hebben vele maatschappijen nog enkele jaren
kunnen putten uit vroeger gevormde dividend-
reserves.

Nemen wij aan, dat 10 pCt. der totale winst be-
haald is door niet in Nederland gevestigde naam-
boze vennootschappen – het werkelijke percentage
blijkt niet, doch is gering – dan blijft in 1929 voor
de Nederiandsche vennootschappen een winst over van
347 millioen, waarvan 204 millioen of 72 k 70 pCt.
is uitgedeeld.

Zij hebben daarover 12 pCt. (41.0 rnillioen) aan In-
dische vennootschapsbelasting betaald en 279 millioen
uitgekeerd. De dividendbelasting hierover kan in ver-
band niet de gegevens van tabel B t’orden becijferd
op 10.4 milhioen. Zal bovendien % der uitdeelingen,,
dus 186 inillioen, gereserveerd zijn, zooals hij de ra-
ming van de opbrengst der winstbelasting als norm
werd genomen, dan moet:

Conclusie
1.
De totale winst der Nederlandsche
naamlooze vennootschappen, clie uitslu itencl of mccle
een bedrijf in Indië hebben, heeft in 1929 bedragen
517 milhioen. Hiervan is verkregen in Indië 347 mil-
lioen. Hierop wordt bij tabel B teruggekomen.
In de crisisjaren 1930 tot en met 1932 is de ver-
houding tusschen totale winst en uitdeelingen te zeer
verstoord om vorenstaande berekening voor die jaren
voort te zetten.

De gemiddelde winst 1929 tot en met 1938 volgens
kolom 4 ad 130 milhioen, ligt dicht bij die van het
jaar 1936. Dit gemniddelde kunnen wij daarom ook hier als norm voor de toekomst aanmerken, evenals
bij voormelde raming geschiedde. Hiervan kan 90
pCt. – afgerond tot 120 millioen – geacht worden
te zullen worden verkregen, door in Nederland geves-tigde naamlooze vennootschappen.

Conclusie 2.
Na aftrek van 25 pCt. voor de Indi-
sche vennootschapsbelasting zal dan de netto-winst,
clie in Nederlandsch-Indië wordt behaald, mogen wor

den gesteld op 90 millioen.
Aan de hand van Tabel B, die voor dezelfde jaren
1929 t/m 1932 de uitdeelingen vermneldt van alle
Nederlan dsche naanilooze vennootschappen, dlie’ bui-
ten Nederland haar bedrijf uitoefenen, kan nu de
totale normale winst worden benaderd, die buiten
Nederland verkregen wordt.
De uitdeelingen van de in Nederlandsch-Indië wer-
kende vennootschappen bedroegen over de vier boek-
jaren, waarvan gegevens hekend zijn, tezamen 538
millioen; van de in West-Indië en het buitenland
werkende 46 millioen. Neemt men aan, dat een gelijke
verhouding bestaat tusschen de totale normale win-
sten, waarmede in het geheel der cijfers geen fout
van heteekenis kan worden gemaakt, dan wordt – hij
een normale Nederlandsch-In d ische netto-winst van 90 mii]ioen de totale winst in. West-Indië en het bui-
tenland, na aftrek van buiteniandsche belastingen, 7.7
millioen.

Tabel B geeft bovendien den toegepasten aftrek vol-
gens de artt. 27, 28 en 29 der wet. De artikelen 27 en
28 betreffen de toepassing van de hierboven weerge-
geven formule, art. 29 staat aftrek toe voor de be-
rekening der dividendhelasting van % der genoten
dividenden op aandeelen in naamlooze vennootschap-
pen, die in Oost- en West-Indië of in het buitenland
zijn gevestigd.

Dat het aantal naamlooze vennootschaipen der

144

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

21 Februari 1940

Tabel B.
C.B.S.

Uibdee1ingn

van

rntamlooze

veiiitootshappen,
die buiten Nederlaind haar bedrijf uitoefenen.

8 o e k j a a r:
1929
1930
1931
1932

Naamlooze Vennootschappen, werkende in
:
Aantal
Uitd. Aantal

Uitd.
Aantal
Uitd.
Aantal

1

Uitd.
miii.

miii.

miii.
212

133

153

48

135

45
Nederland en 0. of West-Indië

51

31
53

22

50

7

48

4
Ned.-Indië

……………………..
313

248

7

1

6

1

5

1
West-Indië

……………………..
9

2
Buitenland

……………………..
71

14
64

11

53

8

43

8

Totaal ………..
444

295
336

167

262

64

231

58
Toegepastè aftrek artt.
27, 28
en
29
t’.
voor bovenstaande
4
categorieën’)

174
2) 71

33

17
b.

voor
alle N.V.’s ……………..
401

213
265

107

212

54

213

37

‘) Niet gepubliceerd, docjh welwillend door het C.B.S. vertrekt
gegeven.

2)
Naar
verJoud’ing is hiervan 164
mill.
afgetrokken bij de eerste twee categerieön.

vier in tabel B opgenomen categorieën, dat theore-
dit bedrag, nadat daarvan eerst de belasting zelf is

tisch voor aftrek in aanmerking kwam, reeds hooger is
afgetrokken, wordt 4.73 millioen, inderdaad een bate,

dan het totale aantal, dat werkelijk aftrek kreeg (444
die een Minister van Financiën in deze tijden niet

tegenover 401, 336 tegenover 265 enz.)

is verklaar-
licht zal prijsgeven.

baar: zij, die uitsluitend werden aangeslagen wegens
Middelen om aan de dubbele belastzn.g te ontkomen..
belastbare salarissen, kregen geen aftrek en evenmin
zij,

die wel dividend

uitkeerden,

doch in hetzelfde
Wie meent, dat ten deze met het wijzen op den

jaar

geen

buiten

Nederland

verkregen

winstsaldo
nood der schatkist alles gezegd is, stelt zich echter

hadden.
op een verkeerd standpunt.
Ten aanzien• der in Indië werkende vennootschap-
Dubbele belasting, als waarvan hier sprake is, is

pen, de beide eerste categorieën van tabel B, kunnen
kort en goed een
onrecht,
bepaalde ingezetenen van

deze beide factoren in het goede jaar 1929 niet veel
Nederland aangedaan.

invloed hebben gehad op het bedrag van den aftrek.
Nooit kan er een gegronde reden bestaan, nooit

De belastbare salarissen der ,,open” vennootschappen kan het rechtvaardig zijn om van twee vennootschap-

bedroegen alstoen slechts 2.6 pOt. van het totaal der
pen A en B, die gelijke winsten maken, A hooger te

uitdeelingen. Bovendien staat tegenover die factoren,
belasten dan B, alleen wijl A hier werkt en B ginds.

dat ook eenige aftrek volgens art. 28 zal zijn verleend
Of hier en ginds aan deze en aan gene zijde liggen

wegens winst in het buitenland behaald. Een en ander
van de grens, doet niets ter zake. Vooral doet• dit

kan gerekend worden tegen elkander weg te vallen,
niets ter zake ten aanzien van de in Necierlandsch-

Alsdan wordt de theoretische aftrek voor deze cate-
Indië werkende vennootschappen.

gorieën in 1929
!i5
een totale winst van 517 en een
Hoe groot het belang van deze is voor de wei-
347
vaart van Nederland, blijkt behalve uit tabel A, ook
[ndische winst van 347 nullioen
/
XX
279 = 125
uit tabel 0, waarin naast elkiiar
zijn
gezet het aan-

millioen.
tal, het kapitaal en de uitdeelingen van naamlooze

De werkelijke aftrek was 164 millioen. Verschil:
vennootschappen, die werken:
a.
uitsluitend in Ne-

meer 39 inillioen.
derland,

b.

uitsluitend of hoofdzakelijk

in

Neder-

Conclusie 8.
Dit verschil moet zijn veroorzaakt door
landsch-Indiö en
c.
zoowel in Nederland als in Indië:

de toepassing van art. 29. Tal van in Indië werkende
Terwijl het kapitaal der in Indië werkende N.V.’s

vennootschappen bezitten ook aandeelen in aldaar of
reeds ongeveer
Y
3
bedraagt van die, welke uitsluitend

in het buienland gevestigde. Het totaal hierop in
in Nederland haar bedrijf uitoefenen, is de verhou-

1029 ontvangen dividend mag derhalve geraamd wor-
ding der uitdeelingen in een goed jaar als 1929 zelfs

den op

X 39
=
58.5 millioen.
73 pOt. In de jaren van depressie zakt dit percentage
Eenzelfde verschil van. 39 millioen vindt men, na-
in tot 25 pOt.

tuurlijk toevallig,

in

tabel

B

tusschen

den

aftrek
Het moederland en Nederland-overzee zijn en wor-

artt.

27-29

volgens o.

(4 categorieën)

en
b.

(alle
den economisch steeds meer innig aan elkaar verbon-

N.V.’s).

Dit

verschil

za1

ook hoofdzakelijk

art.

29
den. Zij zijn dit ook financieel, want, wanneer het er

moeten betreffen, zoodat hier nogmaals een buiten-
op aankomt, steunt Nederland Indië met zijn midde-

landsch

dividend

van

58.5

millioen

aan

den

dag
len of stelt het zich garant voor de daar aangegane

treedt.
leeningen. Deze band schept een eenheid, welke ook

Het door alle Nederlandsche naamlooze vennoot-
de belastingwetgever nooit uit het oog mag verliezen.

schappen in liet jaar 1929 op deelnemingen in Oost-
Het gaat niet langer aan, hen, die met hun kapitaal

en West-Indië of het buitenland ontvangen dividen-
en hun arbeidskracht medewerken mdie tot ontwik-

den, wordt dan 117 millioen. Waar de normale winst
keling te brengen en die daarmede de welvaart van

(130 mill.) in Indië volgens tabel A slechts
%

be-
het geheele Rijk helpen vergrooten, alleen deswege

draagt van die in 1929

(386 mill.), achten wij liet
extra te belasten.

ruim geraamd, wanneer die divideden in een nor-
Winstsplzts’dng.
‘%,
maal jaar worden gesteld, niet op

maar op de
helft van 117 millioen, dus op 58.5 millioen.
Twee schrijvers, Mr. Dr. B. J. F. Steinmetz ,,De

Conclusie
4. De dubbele belasting over
Y
3

van de
Indische Vennootschapsbelasting” (hlz. 241) en Mr.
elders dan in Nederland verkregen winsten zal dus Dr. J. H. R. Sinninghe Damsté ,,De Wet op de Di-

loopen over 90
+
7.7
+
58.5
=
156.2 millioen, waar-
vidend- en Tantièmebeiasting” (derde druk, blz. 178)

van

=
52 millioen.
wijzen er op, dat het land van vestiging wel eeniger-
De winstbelasting in Nederland ad 10 pOt. over
mate recht heeft op belasting van in het buitenland

Tabel C.
C.B.S.

Nederland
Nederl.-lndië
Nederland en Indië
Boekiaar Aantal
kapitaal
Uit
deelingen
Aantal
Gestort
kapitaal
Uit-
deelingen
Aantal
Gestort
kapitaal
Uit-
deelingen

mijl!.

mill.
milI.

milI.

mili.

milI.

1929

………..
19213
3.706

380 496

1.276

248

76

271

31
20069
3.891

337 488

1.277

133

79

273

22
1930

………..
21198
3.899

229
485

1.198

48

76

274

7
1031

………..
1932

………..
21745
3.322

197
480

1.192

45

75

273

4

21 Februari 1940

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

145

gemaakte winst.. De eerste schrijft echter bovendien,
dat dit nog niet behoeft te leiden tot dubbele belas-
ting, terwijl laatstgenoemde zich, met prijsgeving van
een vroeger ingenomen standpunt, thans positief
tegen alle dubbele belasting keert. Inderdaad; al
wordt zulks in Indië door den belastingdienst en door de rechtspraak met meer enthousiasme voor de eigen
zaak dan met objectieve redeneering hardnekkig nut-
kend, onweersprekelijk is, dat de leiding van een be-
drijf op de wiustvorming een gunstigen invloed moet
hebben en dat dus een gedeelte der winst geacht moet
worden te zijn behaald in het land van vestiging, dus
in Nederland. Ook in de tractaten wordt zulks er-
kencl, want ter plaatse, waar de leiding zetelt, heeft
de onderneming een vaste inrichting. Dit moet er
dn toe leiden, dat Indië de winst der in Indië uit-
geoefende, maar van Nederland uit geleide bedrijven,
niet ten voile in haar vennootschapsbelasting betrekt,
maar een deel dier winst ter belasting overlaat aan
Nederland. Kortom, dit is een vraag van winstsplit-
sing, niet een reden tot dubbele belasting. De ver-
klaring in de Memorie van Toelichting op het wets-
ontwerp, dat de dubbele belasting wordt bestendigcl,
omdat ,,eveneens bestendigd blijft de wijze van split-
,,sen van de winst over verschillende territoriën,
,,waarbij aan den hoofdzetel van liet lichaam als zoo-
,,danig niet een deel van de winst wordt toegerekend”,
is daarom irrelevant. Zij wettigt niet de dubbele be-
lasting, doch geeft alleen te kennen, dat Nederland
te vrijgevig is geweest ten aanzien van het buiten-
land en van Indië door belastingobjecten, die ons
land toekomen, prijs te geven.
MT
a
t Indië betreft, heeft de Nederlandsche belas-
tingadministratie te weinig voet bij stuk gehouden.
Het meest geschikte oogenhlik daartoe viel in 1932,

toen Nederland afstand deed van het belasten in de
inkomstenbelasting van de Indische pensioenen en verlofstraktementen (Zie Stbl. 1932 No. 702). On-
derhandelingen over tegenstrijdige belangen hebben
immers de beste kans van slagen, indien beide partijen
iets hebben aan te bieden. Thans is dit niet meer
het geval; de bekende Oommissie-Bruins heeft nadien
niet veel meer kunnen doen dan weinig bevredigende compromissen voorstellen. Nederland zou zijn gezag
als opperbestuur kunnen doen gelden, doch dat het
hiervan in dit onpolitieke belangengeschil zou ge-
bruik maken om bij wet voor te schrijven wat de In-
dische regeering niet als juist erkent, is niet te ver-
wachten. Bovendien zou daarvoor thans het oogen-
blik slecht gekozen zijn, nu ook Indië zijn belastin-
gen tot het uiterste moet verzwaren om de geweldige
kosten der landsverdediging te dekken.
Een juiste winstsplitsing moet daarom voorshands
tot de vrome wenschen blijven behooren.

Toch dient
bij
de invoering der winstbelasting met
de dubbele belasting te worden afgerekend. Juist met
het oog op Nederlandsch-Indië. Aldaar is de vennoot-
schapsbelasting, waarvan men bij de invoering in
1925 de heffingsvoet van 10 pOt. met 20 tijdelijke
opcenten al als een maximum beschouwde, met in-
gang van 1940 verhoogd tot niet minder dan 25 pOt.;
thans komt daarnaast een winstbelasting hier en
wordt voorgesteld van diezelfde Indische winst in
Nederland nog eens te heffen
‘3
van 10 pOt. met 15
opcenten, dat wordt niet veel minder dan 4 pCt. Juist
deze 4 pOt. extra doen meer kwaad dan alle andere
belastingen tezamen, de crisisheffingen incluis. Zij
worden als onrechtvaardig gevoeld en dooden daar-
door het vertrouwen en de energie.
Laat de raming van de opbrengst zijner winstbelas-
ting naar het oordeel van den beheerder der Schat-
kist niet genoeg speling om van de bate van 4.73
millioen, die hierboven werd berekend, af te zien, dan zal daarvoor compensatie moeten worden gevonden.
Is het geoorloofd hieromtrent een aanbeveling te
doen, dan mag het volgende in overweging worden
gegeven. –

Andere hef fingswijze der winstbetasting.

In afwijking van cle hij ons gangbare methode ter
bepaling van het winstbegrip in de wet, geeft het
aanhangige wetsontwerp geen reehtstreeksche om-
schrijving daarvan, doch stelt de winst eener naam-
boze vennootschap gelijk aan haar vermogensver-
meerdering gedurende een jaar. De ontwerper heeft
gemeend hiermede een gewenschte, uiterst soepele
toepassing te kunnen bereiken. Gevreesd moet wor-den, dat de beiastingambtcnareii, de rechtsprekende
colleges, noch de betrokkenen hiervan veel pleizier
zullen beleven, doch daarop in te gaan zou het be-
stek van dit artikel overschrijden.
Een gevolg dezer methode is evenwel, dat de winst-
belasting zelf in mindering komt van de werkelijk
behaalde winst, alvorens de belasting wordt berekend.
dat in werkelijkheid niet 10 pOt. van de w’inst
wordt geheven, doch slechts
‘/n
of in ])ercenten
9.0909. . . . pOt. De geraamde opbrengst van 50 mii-
lioen moet dan ook gebaseerd zijn op een totale he-
lastbare winst van 550 millioen, niet van 500 mii-
lioen, zooals de toelichting doet vermoeden.
Deze ongebruikelijke wijze van doen is ingewikkeld
en sticht verwarring. De wet kan gerust het begrip
winst
omschrijven
als te zijn de som der voordeelen
uit het bedrijf der vennootschap verkregen. Ook dan
zal het mogelijk
zijn
de noodige soepelheid te be-
trachten door aan het ,,goed koopmansgebruik” zoo-
veel invloed toe te kennen als de wetgever wil. Als-dan zal ook automatisch bij een heffing van 10 pOt.
de belasting
‘ho
bedragen van de werkelijke winst.
Dit zal heteekenen, dat de gewraakte dubbele be-
lasting, die blijkens bovenstaande berekening zal ge-
heven worden over 52 millioen, geheel kan verval-
len., zonder de geraamde opbrengst in het gedrang
te l)rengen. De overblijvende belastbare winst bedraagt
498 tnillioe.n, de belasting 49.8 inillioen.
Wij geven. de gemaakte berekeningen en de voor-
gestelde oplossing voor beter, maar dat de dubbele be-
lasting ter wille van de rechtvaardigheid moet ver-
dwijnen, staat vast.

Dividend op aar&deelen.

Wanneer een naamlooze vennootschap aandeelen
bezit in een andere, behoort het daarop ontvangen di-
vidend tot haar winst. Zonder speciale voorziening
zal bij haar dit dividend ten tweeden male worden
belast.
Van deze ,,nationalc” dubbele belasting – een aan-
duiding, die al even incorrect is als de term ,,inter-
nationale” voor de hierboven behandelde geeft de
bestaande wet op de Dividend- en Tantièmebeiasting
volledige vrijstelling, zij het bij een niet geheel vlek-
kelooze regeling: de zoogenaamde aftrek ex artikel 3.
Het ontwerp-winstbelastiug beperkt deze. vrijstel-
ling tot de zuivere holding companies: alleen maat-
schappijen, die minstens één vierde der uitgegeven
aandeelen eener andere vennootschap bezitten, mogen
het op deze aandeelen ontvangen dividend van de be-
lastbare winst aftrekken.
Hier wordt derhalve een niet bestaande dubbele belasting ingevoerd. Het voorstel wekte tot nu toe
verbazing bij de theoretici, verbijstering bij de beleg-
gingsmaatschappijen, afkeuring bij iedereen. Ver-
wacht mag worden, dat het
bij
het parlementair over-
leg onder den stroom van kritiek zal verzinken.
Hier willen wij er slechts op wijzen, dat hij de
raming van de opbrengst der belasting is uitgegaan
van de belastbare uitdeelingen, nadat de aftrek art. 3
ten voile in mindering was gebracht en dat handha-
ving der vrijstelling dus de rarning niet in gevaar

kan brengen.
II. J. VOORES.

146

ECONOMISCH-STATfSTISCHE BERICHTEN

21 Februari1940

DE RIJKSMIDDELEN OVER JANUARI.

Algemeen beeld.

Blijkens het in dit nummer voorkomende middelen-
overzicht heeft het nieuwe jaar gunstig ingezet. De
niet-directe heffingen brachten ditmaal
f 42.811.600
op tegen
f
38.402.300
in dezelfde maand van het
vorige jaar, zoodat een stijging valt waar te nemen
van
f
4.409.300.
Van dezen voortuitgang komt echter een bedrag van
j
2.961.800
01)
rekening van de om-
zetbelastuig, waarvan, tengevolge van de verandering
in cle wijze van heffing krachtens de gewijzigde wets-
bepalingen, de belangrijkste aanslagen thans in de
eerste maand van het kwartaal binnenkomen. De overi-ge middelen leverden gezamenlijk derhalve
f 1.447.500
meer voor ‘s Rijks schatkist op. Dit resultaat is in-
tusschen toch nog vrij gunstig, daar de opbrengst der
middelen in Januari
1939
aan den hoogen kant was.
Het meerendeel der onderscheiden middelen vertoon-
cle een hooger opbreugstcijfer; een uitzondering maak-
ten het statistiekrecht, de wijnaccijns, de suiker-
accijns, de zegeirechten, de registratierechten en de
loodsgelden. De middelenstaat laat vrijwel hetzelf cle
beeld zien als in de voorafgaande maanden. Het zijn
vooral de verbruikshelastingeu, die na het uitbreken
van den oorlog het totaal-opbreugstcijfcr hebben op-
gevoerd.

Aangeteekenci zij nog, dat de ontvangsten de ge-
middelde maandraming met
f
5.269.900
hebben over-
troffen. Tien middelen brachten tezamen
f 8.063.800
meer op dan waarop blijkens de rarning was gerekend;
de overige zeven middelen bleven
,f
2.793.900
bij de
verwachting ten achter. De totale maandraming be-
draagt dit jaar
f37.541.700
(in
1939 f36.810.400).
De totale opbrengst der niet-directe belastingen is nl.
voor
1940
geschat op
f
450.500.000.
Ter vergelijking
diene, dat de ontvangsten in
1939
inderdaad
f 475.482.400
hebben bedragen. Bij het opmaken der
raming voor
1940
kon echter nog geen rekening wor-
den gehouden met den gunstigen invloed, welke door
de mobilisatie op den loop der middelen wordt uit-
geoefend.

Dividend- en tantièrnebelasl;ing.

Gaan wij nu de afzonderlijke heffingen na, dan
valt het in de eerste plaats op, dat de dividend- en
tantièmebelasting een surplus van
f 222.700
boven
de opbrengst van Januari
1939
heeft opgeleverd. Bij
een afwisselend middel als waarvan hier sprake is,
mag echter aan een enkele maandopbrengst niet te
veel heteekenis worden gehecht. Dat de gemiddelde rnaandopbrengst hij lange na niet werd gehaald, he-
hoeft niet te verontrusten, omdat het meerendeel der
ontvangsten eerst in het midden van het jaar wordt
geïnd. Aangeteekend zij, dat de ramuing voor het loo-
pende jaar, evenals die voor
1939, op f 27.000.000 is
gesteld; er kwam in
1939 f 26.378.300 binnen.

Invoerrechten.

De invoerrechten waren niet zoo hoog meer als ii]
de laatste maanden van het afgeloopen jaar. Toch is
een maandontvangst van
f 9.184.400
nog zeer behoor-
lijk. Vergeleken met dezelfde maand van het vorige
jaar bedraagt de stijging
f 1.230.000,
dank zij mede de verhooging van het tarief met ingang van 1 Maart
1939.
De maandraming werd met
f 184.400
over-
schreden. De totale raming is voor
1940 f 12.000.000
hooger gesteld dan voor het afgeloopen jaar. Er wordt
gerekend op een ontvangst Van f108.000.000 (in
1939
kwam
f 122.755.200
binnen). Aan statistiekrecht werd
ditmaal, door de verlaging van den uitvoer,
f 10.600
minder ontvangen dan in ,Tauuari
1939;
het nadeelig
verschil ten opzichte van de maandraming beloopt
f 18.200.

Accijn.zev,.

Met de accijnzen blijft het voorspoedig gaan. De

zoutaccijn, die den laatsten tijd uiterst lage ontvang-
sten te boeken gaf, verschafte ditmaal niet minder
dan
f205.200 (f55.200
boven de raming). Uiteraard
mag men aan deze incidenteele verhooging niet veel
waarde toekennen; het geldt hier eenvoudig een wis-
selwerking. De geslachtaccijns beweegt zich nog steeds
in stijgende lijn; een maandontvangst van
f
827.700
beteckent een recordcijfer. Er kwam
f 220.600
meer
binnen dan in Januari
1939;
de raming werd met

f
227.700
overtroffen. Hier is de invloed van de mo-
bilisatie duidelijk merkbaar; het vleeschrantsoen van
den soldaat is veel grooter dan het gemiddelde bur-
gerverbruik. De wijnaccijns liep in opbrengst terug
(met
f 22.700),
doch de eerste maand van het kwar-
taal is voor deze heffing van weinig belang. De ge-
distilleerdaccijns gaf een stijging te zien van
f 317.800
en de bieraccijns een van
f
167.100.
Ook deze beide
heffingen ondervinden de inwerking der mobilisatie.
Uit de cijfers blijkt, dat het verbruik ongetwijfeld is
toegenomen, al moet men bij laatstgenoemd middel
mdt zijn conclusies altijd voorzichtig zijn. Het maken
van voorraden en het aanleggen van extra hiervoor-
raden geschiedt niet altijd regelmatig; niettemin staat
het wel vast, dat de hoogere ontvangst voor een deel gevolg is van den grooteren omzet. De suikeraccijns vertoonde een daling van
f 379.900.
Nu was de op-

brengst van Januari
1939
abnormaal hoog; daarnaast
lijkt het niet onwaarschijnlijk, dat de ontvangsten uit
dit middel zullen gaan verminderen in verband met
de in werking getreden distrihutiemaatregelen. Ten-
gevolge van de toeneming van het verbruik van rook-
artikelen vloeide de tahaksaccijns weer ruim; verge-
leken met dezelfde maand van het vorige jaar was
een toeneming te constateeren van
f 410.800,
terwijl
de maandraming met
f
626.100
werd overschreden.
Ook hier mag een rechtstreeksch verband worden ge-
legd tusschen mobilisatie en accijnsophreugst; vooral
het sigarettenverbruik is in de laatste maanden sterk
gestegen. Het volgende staatje geeft een vergelijking
van de voor de jaren
1939
en
1940
aangenomen ra-

mingscijfers en van de in
1939
ontvangen bedragen:

Raming
1939:

Raming
1940:

Opbrengst
1939

Zout …….
[ 2.000.000

f 1.800.000

f 1.710.800
Geslacht…..

7.500.000

7.200.000

,, 7.929.700

Wijn …….. ,,
2.250.000

2.300.000

,, 2.371.200

Gedistilleerd ,,
28.050.000

29.000.000

31.502.600

Bier ………
, 8.000.000

,, 8.500.000

9.168.300

Suiker ……,,
56.100.000

,. 59.000.000

,,61.126 800

Tabak ……. ,,
36.000.000

,, 36.000.000

,, 39.507.700

f139.900.000

[143.800.000

[153.317.100

Ook in deze ramingscijfers voor
1940
zijn de erva-

ringen van de laatste maanden nog niet verwerkt.
Het is trouwens de vraag, of de hooge opbrengst der
accijnzen zich onder de oorlogsomstandigheden zal

lcunnen handhaven.

Andere indirecte heffingen.

De belasting op gouden en zilveren werken gaf
een hoogere bate van
f 6.800.
De omzetbelasting steeg

met
f 2.961.800.
Hierboven werd evenwel reeds ge-
wezen op den invloed van de gewijzigde betalingsrege-
ling. Door de verschuiving der betalingen wordt een
vergelijking met het vorige jaar zeer moeilijk ge-maakt. Ook de couponbelasting liep in opbrengst
vooruit, zij het met niet meer dan
f 23.400.
Het peil

was ditmaal heel wat hooger dan in de laatste maan-
den van het vorige jaar. De jaarramingen zijn voor
de omzetbelasting en de couponbelasting resp.

f 1.000.000
hooger en
f 700.000
lager gesteld.

Dat de algemeene economische bedrijvigheid hier
te lande zeer gedaald is, blijkt wel uit de slechte cij-
fers, die de zegel- en de registratierechten te zien

geven. Eerstgenoemd middel verschafte
f 1.402.500

minder, waarvan
f 418.500
te wijten is aan een trager
vloeien van de beursbelastiug. Intusschen geeft deze
vergljking een te ongunstigen indruk, daar de ont-
vangsten van Januari
1939
voor dien tijd abnormaal

21 Februari 1940

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

147

hoog waren. Voor 1940 wordt
01)
een lagere ontvangst
van
f
3.000.000 gerekend. De régistratierechten ver-
toonden een decres van
f
644.500. Dit middel ho-
vindt zich met een opbrengst van
f
738.100 wel in ccii
dieptepunt. De jaarraming werd voor 1940 met

f
500.000 verlaagd.
De successierechten waren ditmaal bijzonder goed.
De ontvangst beliep
f
4.522.100, d.i.
f
1.301.700 meer
(lan de opbrengst van Januari 1939 en
f
855.400
boven de maandraming. liet geldt hier echter een uiterst wisselvallig middel. Het ramingscijfer he-
draagt voor 1940
f
44.000.000 (voor 1939
f
48.000.000).
De loodsgelden liepen weer terug (zelfs met
f
50.800).
hieruit blijkt cle sterke daling van het scheepvaart-

verkeer.

Directe belastingen.

Over de directe belastingen valt thans nog niet
veel te zeggen. Aan grondbelasting is
,f
1.016.500 min-
der op kohier gebracht wegens achterstand in de
aanslagsregeling door liet niet tijdig vaststellen van
provinciale opcentenverordeningen. Bij de inkomsten-
belasting is het zuiver kohierbedrag
f
3.649.600 hoo-
ger dan de stand van den overeenkomstigen dienst op
31 Januari 1939. Dit accres is te danken aan de ver-
betering van cle conjunctuur in 1938 en aan een vlug-
ger verloop van de aanslagsregeling. De vermogens-
belasting en de verdedigingsbelasting 1 vertoonen
kleine nadeelige verschillen, waarvoor een bepaalde
reden niet is aan te geven. De belasting van de doode
hand werd niet verlengd en komt derhalve op dan
staat niet meer voor. Daarentegen paraisseeren daar-
op thans voor liet eerst de opcenten op de Gemeente-
fondsbelasting, ingevolge de wet van 2 December 1939
(Staatsblad No. 407), en wei met een bedrag van

f
5.618.900.

AANTEEKENINGEN.

Tinrestrictie en tinprijs.
De kunstmatige regeling van de productie van
grondstoffen en eindproducten is een steeds voort-
schrijdend proces, dat dienovereenkomstig in toe-
nemende mate onze aandacht vereischt.
De kartelleering in de tinproductie mag als een
der meest geslaagde pogingen tot regeling der grond-
stoffenproductie beschouwd worden. Het metaal tin
neemt in de reeks der grondstoffen een voorname
plaats in, niet alleen, omdat het onmisbaar is voor
de blikfabricage en dus voor de conservenindustrie,
maar ook, omdat het een belangrijke rol speelt bij de
vervaardiging van oorlogsmateriaal.
In verband met deze feiten en mede omdat ten-
gevolge van de internationale productieregeling van tin een behoorlijke statistische documentatie ter be-schikking stond, was het uiterst aantrekkelijk om de
economische aspecten van dit metaal aan een nader
onderzoek te onderwerpen.
Onder bovenstaanden titel verschijnt een dezer
dagen een publicatie van het Nederlandsch Econo-
misch Instituut, waarin de schrijver, de heer M. J.
Schut, gepoogd heef t een analyse te geven van de dy-
namica van de tinmarkt. hij heeft daarbij gebruik
gemaakt van methoden der mathematische statistiek;
deze studie heef t derhalve naast een qualitatief ook
een
rivantitatief
karakter. Overigens heeft de schrij-
ver er naar gestreefd om het wiskundig gedeelte zeer
heknopt te houden, zoodat de studie ook voor niet-
wiskundig geschoolden leesbaar is.
Het eerste hoofdstuk omvat een beschrijving van
de karakteristieke eigenschappen van tin en de econo-
mische consequenties hiervan. Tin vindt vooral toe-
passing
bij
de blikfabricage en in de automobiel- en
machine-industrie. Het metaal is uiterst moeilijk ver-
vangbaar, zoodat de tinprjs, mede doordat de waarde
van de hoeveelheid tin in die van de eenheid van
het eindproduct slechts een gering bedrag uitmaakt,
zeer weinig invloed heeft op den omvang van het

tinverbruik.

Door een analyse van liet tinverbruik in de voor-
naamste verbruiksianden afzonderlijk, welke in het
tweede hoofdstuk w’ordt gegeven, wordt aangetoond,
dat het tinverbruik in hoofdzaak afhankelijk is van
den omvang der hiikfabricage in liet bijzonder en van
de industrieele activiteit in liet algemeen.
In liet derde hoofdstuk wordt het beloop van den
tinprijs behandeld. Naast een toelichting aangaande
de overheerschende positie van de Londensche markt
voor de vorming van dien tinprijs, wordt door den
schrijver aangetoond, dat de hoogte van den tinprijs
ten nauwste samenhangt met de voorraadpositie van
tin en met de snelheid, waarmede deze voorraadposi –
tie zich wijzigt en dat tevens, behalve het algemeen
prijsniveau, tinpools voor de vorming van den tin-
prijs een rol van heteekenis kunnen spelen. Het vierde hoofdstuk is gewijd aan de behandeling
van liet vraagstuk, door welke factoren de omvang
van de tinproductie heheerscht wordt. Uitgaande van
het winststreven als leidend beginsel voor de onder-
neming, gaat de schrijver uitvoerig na, hoe dit winst-
streven onder bepaalde omstandigheden kan leiden
tot een
stijging
der productie, maar hierdoor tegelij-
kert
,
ijd een zoodanige situatie kan doen ontstaan, dat na korteren of langeren tijd noodzakelijkerwijze een
daling van de productie moet optreden.
Zooals door den schrijver wordt gedemonstreerd,
vindt dit theoretische productiebeeld een weerspie-
geling in de feitelijke gegevens.
In liet vijfde hoofdstuk wordt beschreven, hoe de
productie van tinregeneraat – cli. tin, herwonnen
uit afvalmateriaal – met een zekere vertraging
reageert op den tinprijs.
Sedert de laatste twintig jaren zijn van de zijde
der producenten, met meer of minder succes, pogin-
gen aangewend om den tinprijs in een voor de pro-
ducenten gun.stigen zin te beïnvloeden.
Het zesde hoofdstuk bevat, naast een beschrijving
dezer pogingen. een uiteenzetting van de motieven
vbbr en de middelen tot een dergelijke prjsheïn-
vloeding.

Het laatste hoofdstuk is gewijd aan een heoordee-
ling van de maatregelen, die genomen zijn ter be-
perking van de tinproductie en van de uitwerking,
die zij gehad hebben. De schrijver heeft hierbij ge-
tracht de vraag te beantwoorden, of deze maatregelen
al dan niet noodzakelijk waren om het door de pro-
ducenten gewen schte prijsherstel te bewerkstelligen.
Hiertoe heeft hij, met behulp van, in voorgaande
hoofdstukken afgeleide, vergelijkingen, het beloop
berekend van de factoren: productie, verbruik, voor-
raad en prijs van tin, zooals dit zich onder omtan-
digheden van vrije concurrentie zou hebben ontwik-
keld. Dit beloop is vervolgens vergeleken met liet
werkelijke, door de tinrestrictie heïnvloede, beloop
dezer factoren.
Op
grond van deze vergelijking komt
de schrijver tot de conclusie, dat, znder de restrictie-
maatregelen, de tiriprijs tot een dergelijk laag niveau
gedaald zou zijn, dat het overgroote deel der tin-
producenten zijn kosten niet meer uit de opbrengsten
zou hebben kunnen dekken, zoodat derhalve de geno-
men maatregelen ten zeerste noodzakelijk waren.
De studie is uitvoerig toegelicht met behulp van
tabellen en grafieken.

De 31ste publicatie van het Nederlandsch Eco-
nomisch Lnstituut.
Een dezer dagen verschijnt de 31ste publicatie van
liet Nederian dsch Economisch Instituut, t.w.:
Tinrestrictie en Tinprijs, door den heer M. J. Schut.
Deze studie wordt in den handel gebracht voor
.f
1.50.
Voor donateurs en. leden van liet N.E.I. geldt de ver-
minderde prijs van
f 1.10.
Donateurs en leden kunnen zoowel bij het secreta-
riaat van het N.E.I., Pieter de Hoochweg 122, Rot-
terdam West (giro No. 158477), als hij den boekhandel
en de uitgevers (De Erven
F.
Bohn, Haarlem) be-
stellen. Anderen uitsluitend bij den boekhandel en de
uitgevers.

148

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

21
Februari
1940

MAANDCIJFERS.
AFDEELING II. DIENSTJAAR 1939.
OVERZICHT VAN DEN STAND DER RIJKSMIDDELEN.
Zuivere op-
Uit. Jan. 1940 (in Guldens)

Benaming der middelen
Bedrag van de
raming

brengstoverhet
tijdvak van
1
Jan.
1939
tot en
AFDEELING1a
Kohieren
voor den dienst
19401)
Dir. befastinger
X
met de maand

Bedragen,
t P
z
Jan.
1940
welke zijn
Grondbelasting.

Benaming der
terugge-
geven of
(

hoofdsom
+
20 opcenten

middelen
Totaal
bedrag
anders dan
Zuiver
bedrag

.ao
op de hoofdsom der gebouw-
wegens
de eigendommen.)
10.703.000 10.698.998
betaling op de koh.
Wcrr
,
Inkomstenbelasting
82.500.000 94.260.571
afgeschr.
i
Vermogensbelasting
21.000.000
19.975.816 10.534.738
Belasting v. d. doode hand

.
..
2.000.000
2.064.900
Grondbelast. a)

272.777

272.777

1.289.320
Divid.- en tantiêmebelasting.
27.000.000 26.378.336
Inkomst.bel. b)

32.380.298

209.549

32.170.749

28.521.100
Rechten op den invoer …….
96.000.000
122.755.171
Vermogensb.
C)

6.444.031

16.139

6.427.892

6.438.548
Statistiekrecht

………….2.500.000
2.539.018
Verdedig.bel. 1

3.435.458

7.309

3.428.149

3.493.198
Accijns op zout

………….2.000.000
1.710.816
Opc. v. d, Gem.
Accijns op geslacht

………7.500.000
7.929.724
fondsbel. Wet
2.371.203
van 2 Dec. ’39
Accijns op gedistilleerd

….
28 050000
31.502.614
(St,bl.n0.407)S)

5.637.314

18.4161

5.618.898


8.000.000
9.168.257

Totaal

48.169.8781

251.413j 47.918.465

39.742.166

Verdedigingsbel.

1

……….10.500.000

56.100.000
61.126.842

a)
Y
4
hoofdsom
+
20 opeenten op de hoofdsom der ge-
36.000.000 39.507.684

bouwde eigendommen.

b) floofdsom
+
70-88 opcenten.
Belast, op gouden en zilverw.

575.000 636.598

c) Hoofdsom
+
75 opcenten
Accijns op wijn

…………2.250.000

82.000.000
88.784.281
1)
Voor de belastingen naar inkomen en vermogen be-

Accijns

op

bier

…………..

Accijns

op

tabak

…………

4.682.489

staan de vermelde bedragen uit
21

gedeelte van het met

Accijns

op

suiker

………..

Omzetbelasting

………….

Rechten en boeten van zegel
23.000.000
18.017.665

1 Mei 1940 aanvangende belastingjaar 194011941 en
1/3
ge-
Rechten en boeten v. registr.

16.500.000
13.494.674

deelte

van

het belastingjaar 193911940.
2)
Voor de belas-

Couponbelasting

…………5.500.000

Rechten en boeten v. succes-

tingen naar inkomen en vermogen bestaan de vermelde
sie, v. overgang bij overlij-

bedragen

uit
213
gedeelte van het belastiogjaar 193911940
den en v. schenking ……
48.000.000 44 218.624

en
1/3
gedeelte van het belastingjaar 193811939.
3)
Voor de
Opbrengst der loodsgelden
.
750.000 658.426

568.428.000 613.017.445
Gemeentefondsbelastiug bestaande bedragen uit 15 opcenten
Totalen.
over het belastingjaar 1939,1940 en
2
1
3
gedeelte van 50 op-
centen over het belastingjaar1940/1941.

.
INKOMSTEN TEN BATE VAN
HET GEMEENTEFONDS.
AFDEELING Ib
Jan.
Sedert

1
1Jan.

1
Overeen-
komstige
Dienst
I9391I940
t Zuiver bedrag der ko-
Overige middeZen
1940
l940

1
periode 1939

.
l

Zuiver bedrag der
kohieren tot en met
de maand Jan.
1940

1 hieren voor den dienst
11938/39
toten met de-
1
zelfde maand van
1939
Benaming der middTi
Divid.- en tantièmebel.
934.649 934.649
711.986
Gemeente,f.belast..
.

67.515.412

62.875.228


Rechten op den invoer

9.184.406 9.184.406 7.954.415
Opc.verm.t.get.v.50

5.413.139

5.427.013
190.148
200.780
205.207 205.207
127.440
Accijns op geslacht

– . . –
827.657
827.657
627.108
OVERZICHT VAN DE INKOMSTEN TEN BATE VAN

Statistiekrecht

………..190.148
Accijns op zout

………..

34.354
34.354 57.023
HET WERKLOOSHEIDSSUBSIDIEFONDS.
2.4 77.720
2.477.720
2.159.901
1
Zuiver bedrag
7 05.515
705.515
538.451
Dienst 1940
Bedrag van
1
kohieren tot en

Accijns op wijn

………..
Accijns op gedistill…..
Accijns

op

bier

…………
5.052.209
5.052.209 5.132.087
1940

_____________________________
raming

1
1
met de
jan.
maand

Accijns op suiker

……
3.626.108 3.626.108 3.215.355
Accijns op tabak

…….
Bel. op gouden en zilverw
54.662
54.662
47.837
Grondbelasting (veertig ten hon-
Omzetbelasting

………12.698.497
12.698.497
9.736.682
derd van de hoofdsom wegens
Couponbelasting

…….531.919
531.919
508.511
gebouwde eigendommen en vijf
Recbt. en boeten v. zegel 11.007.566
1)

1.007.566
2.410.069
en twintig ten honderd van de
Recht, en boet. v. registr.
738.122 738.122 1.382.614
hoofdsom

wegens ongebouwde
Recht, en boet. v. succes-
250.537
sie, v. overgang bij over-
Personeele belasting (tachtig ten
lijden

en

v.

schenking
4.522.080 4.522.080 3.220.414
honderd van de hoofdsom naar

.

9.000.000
Opbrengst d. loodsgelden
20.785 20.785
71.614
den eersten, tweeden en derden
Totalen …. 42.811.604
grondslag)

……………..
70.606
42.811.604
38.402.287
1)
Hieronder begrepen
wegens zegelrecht
van
nota’s van
Gemeentefondsbelasting

(vijf

en

makelaars en commissionnairs
in
effecten, ena.
f
143.579

eigendommen)

……………9.745.000

twintig opcenten op de hoofd-

(Beursbel.),
16.000.000

INKOMSTEN TEN BATE
VAN HET
VERKEERSFONDS.
Vermogensbelasting

(twee

en

..

som)

…………………….

twintig opcenten op de hoofd-
som)

…………………….
Enkomstenbelasting

(tien opeen-
ten op de hoofdsom)

2.500.000

5.l5O.00O

Jan. 1940
1

1940
1

1939

Motorrijtuigenbelasting
1
1.555.2131
1.555.2131
1.717.219
Rijwielbelasting
5.0451 5.0451
11.817
.

52.395.000
1

Totalen ……
.
..
.
321.143

Totalen ……
.
1.560,258 1.560.285 1.729.036

AANVOER VAN GRANEN.
(In tons van 1000 kg.)

Rotterdam
Amsterdam
Totaal

Artikelen
1
10-17Feb.

1

Sedert

Overeenk,
,
10-17
Feb.

Sedert

Overeenk,

1940

1939 1940

1Jan. 1940

tijdvak 1939
1940

1Jan. 1940

tijdvak
1939

Tarwe

……….
14.699
84.850
100.425
2.850
30.780
10.765 95.630
111.191
4.038 30.833
630
630

4.668
30.833
871
1.525
2.548
– –
1.525
2.548
Mais……………….
154.720
108.835
4.564
59250
20.316
213.970
129.151

Rogge

………………..-
Boekweit ………………

Gerst

…….
2.289
24.363 31.428
3.000
11.395
2.047 35.758
33.475
Haver

………….
_

15.
.976


8,190
19.851
2.000 7.150
1.460 15.340
21.311.
Lijnzaad

..

…………
2.300
‘L824
7.460 4.249
21.987 65.213
26.811 72.673
Lijnkoek

…………..1
203
20.057
12.926


150
20.057
13.076
Tarwemeel

…………1
106
5.194 5.659

5.250
445
10.444
6.104
Andere meelsoorten
. . . .
50
50
3,575

. –
615
50
4.190

21 Februari 1940

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

149

STATIST]
BANKDISC
d (Disc.Wissels.
3

28Aug.’39

Bk

Be1.Binn.Eff.
31
28Aug.’39
JVrsch.inR.C.
31
28Aug.’39
Athene ……….
6

Jan.’37
Btavia

……..
3
14 Jan.’37
Belgrado ……..
5

1 Febr.’SS
Berlijn ……….
4
22Sept.’32
Boekarest

……
31
5Mei’38
Brussel

……..
2
1
)25Jan.’40
Boedapest

……
4 28Aug.’35
Calcutta ……..
3 28 Nov.’35
Dantzig

……..
4

2Jan.’37
Helsingfors ……
4

3Dec.’34
Kopenhagen

….
51

9
Oct.’39
1)
111
2
%
bankwissels i. z. verk. Bel1

OPEN MARKT.

1940 1939 1938 1939

17
12
1
17
5(10
29Jan.!
13/18 14/19
14119
Febr. Febr. Febr.
3 Febr.
Febr. Febr.
Aug.

Amsterdam
E’artic.disc.
11/,
1
1
12
3
14
1
1
12
3
1
I5/s-7/3
114

11
4

1
12
E’rolong.
211,
2
1
12
2
1
I
2112
1
12
1
!,
3
14
r.onden
Daggeld.
. .
31-111

2)
314-1114
4)
31
4
_ 11/4
3
14-1
1
14
1/1_t
1
12_1
1
12.31
Partic. disc.
I1/
3
,_l/16
1/32-‘116
1 /3,_
1
f
1
1
132_
1
18
”n
17132
1311..371

SerlUn
2) 4)
11
Daggeld…
2118-19
3)

2-
5
18
5
)
211
4
6)
718-2
3
18
7)

2
1
/4
3
(4
2
1
17
7
j5
2
1
14-
5
18
ttaandeld
2’/8-
3
18
3
)
2/8-18
5)
2
1
j-j,
6)
21/8-18 7)
2
3
14-3
2
11
4-3
2
7
18-
51g
Part. d,sc.
2
1
12 3)
21/
3
5)
2
1
/2
6
)
21/,

1) 2
7
1q
2
7
/,
2
3
14
Warenw…
41123)

4-‘/,
5)
4..’!, 6)
4.1/,

7)’
4.1/,
4_1j,
4-
1
12
New York
Daggeldi)
1
1
1
1
1
1 1
Partic.disc.
111
1/
‘/2
1
/2
1/
1
/2
1
/2 1)
Koers van 16 Febr, en daaraan vooratgaanoe weken tlm. Vrljaag.
2)10 Feb.
3
)15 Feb.
4)
5110 Feb.
5
)9115 Feb.
6)
218 Feb.
7
)26 Jan/t Feb.

WISSELKOERSEN IN NE1)ERLAND.

Data
New
Londen
Berlijn
Parijs
Brussel
Batavia
York
)
S)
S
)
S)
S)
1)

13 Feb. 1940
1.88.ç,
7.48y
4
75.55
4.24 31.80
100%
14

,,

1940 1.87% 7.45%
75.55
4.22%
31.81 100%
15

,,

1940 1.88%
7.42%
75.55
4.21
31.711
100%
16

,,

1940 1.88%
7.45% 75.60
4.23
3 1. 71
100%
17

,,

1940
1.88%
7.4634
7560
4.23%
31.69
100%
19

,,

1940
1.88%,
7.44
75.55
4,22
31.671

100%
Laagste d.w’)
1.88
7.42
75.35
4.20
31.65
100%
Hoogste d.w’)
1.88%
7.49
75.70
4.24%
31.821
101
Muntpariteit
1.469 12.1071
59.263
9.747
24.906
100

Data
Zwtt-
serland
Praat
i
Boeka-
1

rest
1)
Milaan
Madrid
55)

13 Feb.

1940
42.22



14

1940
42.21%
– –
– –
15

1940
42.21




16

1940
42.24
– –
– –
17

1940
4225


– –
19

1940
42.22%
– –


Laagste d.wl)
42.15


9.55

Hoogste d.wl)
42.25


9.5734

Muntpariteit
48.003
7.371
1.488
13.094
48.52

D a a
Stock-
Kopen-
Oslo)
Hel:
Buenos-
Mon-
holm
5
)
hagen5)
for!’)
Aires’)
treal’)

13 Feb.

1940
44.85

36.371 42.821

44%

14

,,

1940
44.85

36.371
42.82k

44%
163%
15

,,

1940
44.85

36.37, 42.82k

44
163%
16

,,

1940
44.871 36.371
42.82

44 163%
17

,,

1940
44.87k 36.371
42.821

44
163
19

,,

1940
44.85

36.40 42.80

44%
163%
Laagste d.w
1
)
44.75

36.27k
42.70
2 75
43%
161%
Hoogste d.w’)
4495

36
45
42.90
3.20
44%
164
Muntpariteit
66.671 66.671
66.671
6.2661

95%
2.1878
‘) Noteering te Amsterdam.

Not. te l4otterdani.
1)
Part. opgave.
In ‘t iste of 2de No. van iedere maand komt een overzicht
voor van een aantal niet wekelijks opgenomen wisselkoersen.

KOERSEN TE NEW YORK. (Cable).

D
a a
Londen
($
per 2)
Parijs
($
p.
IOOfr.)
Berlijn
($
p. 100 Mk.)
1
Amsterdam
($
p. 100 gid.)

13 Feb.

1940
3,96%
2,24%
40,20
53,15
14

,,

1940
3,94%
2,23%
40,20
53,14
15

,,

1940
3,95%
2,24
40,20
53,12
16

,,

1940
3,96%
2,24%
40,20
53,0934
17

,,

1940
3,96
2,24%
40,20
53,09%
19

,,

1940
3,963i
2,24 40,20
53,11

20 Feb.

1939
4.68%
2.64%
40.14
53.58
Muntpariteit..
1

4,86
3,90%
23,81%
40%,

KOERSEN TE LONDEN.

Plaatsen en

1Noteeringá

-I
Landen

1
eenheden 1
27Jan.
1
1940

1
3
Feb. 1
1940
5110
Feb.
1940
LaagsteHoogste
10
Febr
1940

Alexandrië..
Piast.
p.,€

97
97%
97%
97%
9734
Athene

….
Dr.
p. £
535 535
535
535 535
Bangkok….
Sh.p.tical
22.18
22.18 22.18 22.18
22.18
Budapest

..
Pen.
p..0

22% 22%
22%
22% 22%
BuenosAires’
p.pesop.,E
17.523
17.521
17.15
17.65
17.30
Calcutta
….
Sh.
p.
rup.


– –
Hongkong
..
8h.
p. $
11219.
112
20
/
33

1/2%
113 112
25
1
31

Istanbul
….
Piast.p.
5.10
5.10 5.10 5.10
5.10
Sh.
p.
yen
1/2%
6

1
9
1
2%
6

1/2%
6

1/2%
6

112%,
Lissabon….
Escu. p. £
108% 108% 107% 108%
108%
Montevideo
.
d.perC
22%
22% 21%
23%
22%

Kobe

…….

Montreal

..
$
per
£
4.45 4.45
4.43
4.47
4.45
Rio
d.Janeiro d.per
Mii. 3% 3%
3%
3%
3%
Shanghai

..
d. p. $
4%
4%
4
4%
4%
Singapore
..
8h.
p. $
2/4V,
214%
6

214%
6

2
1
1
4%
6

214%
6

Vaiparaiso
2
).
$per,
110 110
110 110
110
Warschau
..
Zl. p.
£

– –
– –
1)
(ittic. not.
15
laten, gem. not.,welke imp. hebben te betalen 15Nov.1938
17.13.
2)
90 dg. Vanaf 13 Dec. 1937 laatste ,,export” noteering.
ZILVERPRIJS

GOUDPRIJS
Londen’)
N.Yorkl)

A’dams)
Londen 4)
13 Feb. 1940.. 21%,
34%

13 Feb. 1940.. 2085
1681_
14

,,

1940..

20
1,
j,
34%

14

,,

1940.. 2085
1681..
15

,,

1940..

20%
34%

15

,,

1940.. 2085
168/_
16

,,

1940..

20%
34%

16

,,

1940.. 2085
168/_
17

,,

1940..


17

,,

1940.. 2085
1681_
19

,,

1940.. 20%
34%

19

,,

1940.. 2085
1681_

20 Feb. 1939.. 20%
42%

20 Jan. 1939.. 2110
14815

23 Aug. 1939..
20946

l 37%

23 Aug. 1939.. 2110
148/61
1)
In pence
p. oz.
stand.

2)
Foreign silver in
$c. p. os.
line.

3)
In
guldens
per Kg.
100011000.
4)
In sh.
p. oz.
fine.
STAND VAN ‘.RIJKS KAS.
V oróeri n_gen

17_Febr._1940 1 15 Febr. 1940
Saldo van ‘s Rijks Schatkist bij de Ne-
deriandsche Bank ………………
f

….-


Saldo b. d. Bank voor Ned. Gemeenten

125.859,-
f

462.233,36
Voorschott. op uit. Jan.’40 resp. Dec.’39
a/d. gemeent. verstr. op a. haar uit te
keeren hoofds. der pers. bel., aand. in
de hoofds. der grondbel. en der gem.
fondsbel., alsmede opc. op die belas-
tingen en op de vermogensbelasting – –
Voorschotten aan Ned.-lndië ……….. 81.539.273,92

70.713.445,57
Idem aan Suriname ….. . ……….
…..12.263.311,29

,, 12.293.306,29
Kasvord.weg. credietverst. a/h. buiteni ,, 86.178.874,49

86.251.261,66
Daggeldleeningen tegen onderpand


Saldo der postrek. v. Rijkscomptabelen ., 53.866.722,92 ,, 63.703.785,47
Vord. op het Alg. Burg. Pensioenf. 1)


Vord.opandereStaatsbedrijven
1
)

,,27.435.198,87 ,,28.023.575,68
Verpli ch ti neen
Voorschot door de Ned. Bank ingev.
art. 16 van haar octrooi verstrekt
f
15.000.000,-

f
15.000.000,-
Voorschot

door

de

Ned.

Bank

in
,,

684.729,19
,,

6.345.170,19
rekening-courant verstrekt……….
Schatkistbiljetten in omloop
……….
,,

79.164.000,-
,,

79.164.000,-
Schatkistpromessen in omloop
……..
423.800.000,- 2)
,,
412.800.000,- 3)
Daggeldleeningen ………………..
10.000.000,-
,,

10.000.000,-
,,

1.065.461,-
,,

1.065.032,-
Zilverbons

in omloop
………..
……
Schuld
op
uit. Jan. ’40r esp. Dec.’39 a(d. gem.weg. a. h. uit te keeren hoofds. d.
pers. bel., aand.
i.
d. hoofds. d. grondb.
e. d. gem. fondsb. alsm.
opc. op
die

….

bel, en
op
de vermogensbelasting..
,.

9.221.788,31

14.324.792,74
Schuld aan

Curaçao’)
……………
,,

1.088.726.53

1.088.726,53
Schuld aan het Alg. Burg. Pensioenf.’)
,,

3.811.222,94
,,

753.020,95
Id. a. h. Staadsbedr. der
P. T.
en
T.’)
173.065.714,84

.

,,
192.182.216,39
Id. aan andere Staatsbedrijven
1)

..
,,

20.000.000,- 20.000.000,-
Id. aan diverse instellingen’) ……..
..146.719.707.99
.
147.293.041,07
1)
In rekg.-crt. met’s Rijks Schatkist.
2)

Rechtstreeks bij
de Nederland-
sche Bank geplaatst
f
16.000.000,-.
5)
Idem 125.000.000,-.
NEDERLANDSCH-INDISCHEVLOTTENDESCHULD.
10
Febr. 1940

1
17Febr.1940
Vorderingen:’)
Saldo Javasche Bank
….. .. ………
f



Saldo b. d. Postchêque- en Girodienst
,,

287.000
.
f

432.000
Saldo Indisch Muntfonds

………….
,,

3.560.000
3.560.000
Verplichtingen: Voorschot’s Rijks kas e.a. Rijksinsteli
,.

75.311.000
,,

70.524.000
.
,,

591.000
Voorschot van de Javasche Bank ……6.285.000
Schatkistpromessen in omloop …….
..0.000.000
,,

40.000.000
Schuld aan het Ned.-Ind. Muntfonds.!
.-

Schuld a. d. Indische Pensioenfondsen

,,

9.353.000
,,

9.353.000
Idem aan de Ned.-lnd. Postspaarbank

593.000
Belegde kasmiddelen Zeltbesturen…I

1.030.000
593.000
,,

1.030.000
1)
Betaalmiddelen in de Landskassen
f
33.505.000.
CURAÇAOSCHE BANK.
Voornaamste posten in duizenden guldens.

Data
Metaal
Circu- Ischottenl
Voor-I
Dis-
Diverse reke-
1
Diverse
1

reke-
latie

1
aan de
1
conto’s
ningen1ningen1
1
kolonie
/
1
December 1939
9.821
8.178
269
108
2.002
126
1
November 1939
9.821
8.358
168
110
2.005
141
1
October

1939
9.828 7.952
327
113
1.817
127
1
Septemb. 1939
9.826
7.777 280
116
1.739
127

1
December 1938
8.766 7.932
471
111
1.355
115
‘ olultp. oer act,va. ‘t aIulcp. oer passlva.

EKEN.
DNTO’S.
Lissabon
…. 4
11Aug.
1
37
Londen ……2
26 Oct.
1
39
Madrid ……5
15 Juli’35
N..YorkF.R.B. 1 26Aug.’37
Oslo ……..
q
21 Sept.’39
Parijs ……
2 3 Jan.’39
Praag ……3
1Jan.’36
Pretoria …. 31
153ƒei’33
Rome ……..4
18Mei’36
Stockholm .. 3
14Dec.’39
Tokio…. 3.46
11 Mrt.’38
Warschau…. 4
18Dec.’37
Zwits. Nat. Bk.
1125Nov.’
36

tische prod. in het buitenland.

150

GROOTHANDELSPRIJZEN VAN BELANGRIJKE VOEDINGS-_EN
GENO]

GERST
MAIS
R000E
TAR’,/E

BURMARIJST
BOTRpérkg.
KAAS
..Edammer
EIEREN
(groote)
1)

2)
Zie blz.
J28E.-S B:
5916
0
kg
Marokko’)
Rotterdam per 2000_k9.
Bahia-Blan-
— Rotterdam–per-I00-kg.–
cwt. f.o.b.
per
–toonein —

Leeuwar-

Heffing Alkmaar
Gem. not
Termijn-


Termijn-
80kg Roe-
van 14
Feb.’40

-loco
ca’) loco
Rotterdam
Rangoon/Bassein
der Comm.

Crisis
Fabr.kaas
Eiermijn
Rotterdam
per2000kg.
noteer. op
1 of 2 mnd.
La Plata’)
per 100kg.
noteer. op
1 of 2 mnd.
meensche
1)
Locoprijs
__________________
HerI.Ned.Ct4

Not.
Zuivel-
Noteering

Centr.
gang exp
per 50 kg.’)
Roermon,
p. 100 st.

Tr%
f
%
%T%7
f
%%
sh.f%ff%f%
1927
237,-
110,2
171,50
89,3
176,-
87,1
12,475
102,5
13,82
5

110,1
14,75
109,3
6,83
104,5
11/3
1
(4
2,03
98,4

43,30 95,0
7,96
99,
1928 1
228,50
106,2
208,50
108,6
226,-
111,9
13,15
108,1
12,57
5

100,1
13,47
5

99,9 6,43 98,4
10/7
3
/4
2,11
102,3

48,05
105,4
7,99
99,
1929 179,75
83,6
196,-
102,1
204,-
101,0
10,87
5

89,4
1127
5

89,8
12,25
90,8 6,34 97,0
1016
2,05
99,4
‘-
45,40
99,6
8,11
101,
1930
1
111,75
52,0
118,50
61,7
136,75
67,7
6,22
5

51,2
8,27
5

65,9
9,67
5

71,7
5,09
77,9
815
1,66
80,5

38,45
84,4
6,72
83,
1931
107,25
49,9
78,25
40,8
84,50
41,8 4,55
37,4 4,65 37,0 5,55
41,1
3,09 47,3
516
1,34
64,9

31,30
68,7
5,35
66,

1932 100,75
46,8
72,-
37,5
77,25
38,2
4,62
5

38,0
4,70 37,4
5,225
38,7 2,59
39,6
5/11
1
j,
0,94 45,6

22,70
49,8
4,14
51,

1933
Z
70,-
32,5
60,75
31,6
68,50
33,9
3,55
29,3
3,75
29,9
5,02
5

37,2
1,84
28,2
4/5
1
/
.0,61
29,6 0,96
20,20
44,3
3,71
46,
1934
75,75
35,2 64,75
33,7
70,75
35,0
3,32
5

27,3 3,25
25,9
3,67
5

27,3
1,74
26,6
417314

0,45 21,8
1,-
18,70
41,0
3,45
43,
1935
5.1
68,
31,6
56, 29,2 61,25 30,3
3,075

25,3
3,87
5
1
30,9
4,125
30,6
2,07 31,7
5/8
1
12
0.49
23,7
0,99
14,85
32;6
3,20
39,
1936
0

86,-
40,0 74,50 38,8
74,-
36,6
4,275
35,1
5,75 45,8
6,27
5

46,5 2,19 33,5
5/7
1
/
0,58
28,1
0,88
5

17,55
38,5 3,50
43,
1937
137,75
64,0
105,75
55,1
III

55,0
8,95 73,6 8,02
5

63,9
8,92
5

66,2 2,70 41,3
61-
0,78 37,9

0,67
19,75
43,3 3,96
49,
1938 103,00
47,9
100,50
52,3
106:50

49,9
5,725
47,1
5,40
43,0
6,20
46,0 2,48 38,0
5/7
0,80 38,8
0,58
21,27
5

46,7
3,98

2)1939
88,75
41,3
89,-
46,4 97,50
45,7 4,15
34,1
3,55 28,3 3,72
5

27,6
2,46
37,7
519314

0,78
37,9
0,63
19,35
42,5
4,02

Mrt.

1939
W
89,75
41,7
89,25 46,5
98,25
46,1
4,22
5

34,7
3,575

28,5 3,62
5

26,9
2,42
37,1
515314

0,80 38,8 0,60
18,15
39,8 3,50

April

4
0

93,-
43,2 90,75
47,3
101,25
47,5
4,25 34,9
3,575

28,5
3,82
5
,
28,4 2,57 39,4
51931
4

0,75
36,4
0,55
16,57
5

36,4
3,55

Mei

,,
Z
91

42,3 89,75
46,7
100,50
47,2 4,10
33,7
3,92
5

31,2 3,95
1

29,3
2,65 40,6
611
0,69
33,5
0,55
17,45
38,3
3,40
42,
Juni
9075
42,2 90,50
47,1
97,25 45,6
3,90

32,1
3,475

27,7
3,82
5
1
28,4
2,62
40,1
5/1 l
3
/
0,75
36,4
0,60
17,10
37,5
3,45
43
Juli

,,
J
S
87,-
40,5 83,25 43,4
91,25
42,8
3,87
5

31,9
3,35
26,7
3,45 25,6 2,54 38,9
519
1
/
0,76
36,9
0,54


16,55
36,3
3,49
43,
Aug.

,,
0
85,75
39,9
82,75
43,1
87,50
41,0 4,45
36,6
3,27
5

26,1
3,50
25,9 2,57 39,4
5110
3
14
0,72
35,0
0,55
15,95
35,0
4,04
50
Sept.

,,
Z
0,73
35,4
0,59
23,15
50,8 4,06
50,
Oct.

,,
0,80
38,8
0,72
5

25,95 56,9 4,88
60,


0


2,44
37,4
6/6
3
/4 0,80 38,8
0,80
20,62
5

45,3 5,69
70,
.
2,36
36,1
614
1
12
0,80 38,8
0,80
20,75 45,5 4,50
56

Jan.

1940

Nov-

———————
————————————————

2,66 40,7
711
1
1
0,82 39,8
0,80 22,75 49,9 4.27

53

30Jan.-6 Febr.
_*)

Dec.

————————————-

*)

2,63 40,3
71-


0,82

39,8
0,80
19,75
43,3 4,55
56
6-13 Febr. ’40
__*l



—-

—-

—-







—-

*)

2,62
40,1
71-
0.81
39,3
0,80
24,-
52,7
4,75
59
1320

,,

,,
————

—————————–
—–

————–



——-
*)

_*)

2,56
39,2
6110
1
1
0,82
39,8
0,80
26,-
57,0 5,50
65

*) In verband met den internationalen toestand geen noteering, waardoor ook het berekenen der indexcijters achterwege moe, blijven.


JUTE KATOEN
AUSTRALISCI-IE WOL
JAPAN. ZIJDE
RUBBER
,,First Marks”
13/14 Dernier
Stand. Ribbed
Middling Upland
SuperFineC.P.
in olie gekamd; loco Bradford per Ib.
c.i.f. Londen
per Eng, ton
loco
New York per Ib.

1
Heri.Ned.Ct.1

Oomra
Liverpool per Ib.
Crossbred Colonial
Carded 50’s Av.

,
Merino 64 s Av.
wit Gr. D. te
New York per ib.
Smoked Sheet,
loco Londen p. 1

1
Herl.Ned.Ct.1
HerI.Ned.Ct.1
Not.
Herl.Ned.Ct./
Not.
Not.
Herl.Ned.Ct.
1

Not.
HerI. Ncd.Ct.

Not.
Herl.Ned.Ct.I Not.
No

f
%
£
cts.
%
$cts.
cts.
%
pence
cts.
%
pence
cts.
%
pence
/
%
$
cts.
%
pen
1927
442,38
103,4
36.101-
43,8
93,1
17,60
36,7
102,1
7,27
133,8
96,8 26,50 244,9
104,8
48,50

13,55 105,8
5,44
93
140,2
18,
1928
445,89
104,2 36.16111
49,8
105,8
20,-
37,9
105,5
7,51
153,8
111,2
30,50
259,7
111,1
51,50
12,60
98,4
5,07
54 81,4
10,
1929
395,49
92,4
32.1413
47,6
101,1
19,10
33,2 92,4
6,59
127,2
92,0 25,25
196,5
84,1
39,-
12,28
95,9
4,93
52
78,4
10,
1930

257,97
60,3
21.619
33,6
71,4
13,50
19,7
54,8
3,92
81,9
59,2
16,25
134,8
57,7
26,75
8,50 66,4
3,42
30
45,2
5,1
1931
192,15
44,9
17.1/7
21,1
44,8
8,50
20,1
55,9 4,28
60,9
44,0
13,-
109,0
46,6
23,25 5,97
46,6
2,40
15
22,6
3,1
1932
146,86
34,3
16.181-
15,9
33,8 6,40
19,5
54,3
5,39
42,5
30,7
11,75
79,7
34,1
22,-
3,87
30,2
1,56
12
18,1
3,
1933
128,63
30,1
15.1212
17,4
37,0 8,70
16,8
46,8
4,91
48,9
35,4
14,25
96,9
41,5
28,25
3,21 25,1
1,61
II
16,6
3,
1934 115,85
27,1
15.919
18,3
38,9
12,30
13,6
37,8
4,37
51,4
37,2
16,50
95,8
41,0
30,75
1,92
15,0
1,29
19
28,6
6,
1935
134,52
31,4
18.1118 17,6

37,4
11,90
17,7
49,3
5,87 42,2 30,5
14,-
84,5
36,2
28,-
2,41
18,8 1,63
18
27,1
6,-
1936
Q
142,61
33,3
18.618
19,0
40,4
12,10
18,2
50,7
5,60
54,3 39,3
16,75
108,6
46,5
33,50
2,71
21,2
1,73
25
37,7
7,
1937
0

183,46
42,9
20.814
20,8
44,2
11,44
20,0
55,7 5,34
89,0
64,4 23,75
132,7
56,8
35,50 3,30 25,8
1,86
5

36
54,3
9
1938 165,24
38,6
18.1513
15,7
33,3 8,64
15,1
42,0 4,08
61,9 44,8
16,75
96,1 41,1
26,-
2,99
23,3
1,64
27
40,7
7,
2)1939
238,61
55,8
28.1412
17,7
37,6 9,44
16,9
47,0 4,94
62,9 45,5
17,50
89,3
38,2
25,-
5,02
39,2
2,67
5

31
46,7
9,-
tz
Mrt.

1939
<
208,49
48,7
23.1216
17,1
36,3
9,06
15,2
42,3
4,13
59,8
43,2
16,25
90,8
38,9
24,75:
4,07
31,8
2,16
30
45,2
8,1
April
z
236,15
55,2
26.16/3
16,7
35,5 8,86
15,2
42,3 4,15
59,9
43,3
16,25
89,2 38,2 24,25
4,38
34,2
2,32
29
43,7
8,-
Mei

249,48
58,3
28.1113
17,7
37,6
9,51 15,8
44,0 4,33
62,3
45,1
17,25
87,6
37,5
24,-
4,81
37,5 2,575
29
43,7
8,1
Juni

,,
231,90
54,2 26.71-
18,7
39,7
9,91 16,2 45,1
4,42
65,3
47,2
17,75
91,4
39,1
25,-
4,71
36,8
2,50
30 45,2
8,1
juli

,,
z
217,84
50,9
24.15111
18,3
38,9
9,76
15,6
43,4
4,26
70,7
51,1
19,25
94,5
.40,0
25,75
4,88
38,1
2,60
30
45,2
8
Aug.
W
182,05
42,5

21.119
17,2
36,5
9,23
15,5
43,1
4,30
70,0
50,6
19,50
92.0
39,4
25,50
4,72
36,8
2,53
1
30
46,7
45,2
8,1
9,
Sept.

,,
Oct.
,,
iz
0-




17,3 17,4
36,7
36,9
9,17 9,25
18,5
17,5
51,5 48,7
5,90 5,55
60,7

43,9

19,50

79,1

33,8

25,50

6,-
5,7.4
46,9
44,83,05
3,20
32
48,210,1
Nov.

,,
321,75
75,2
43.13(4
18,4 39,1
9,76
19,5
54,3 6,29

– – – – –
6,19
48,3
30
35
52,8
11,1

Dec.

,,
356,19
83,4
48.314
20,5 43,5
10,91
24,0
66,8
7,78


– –


7,52
58,7
3,995

36
54,3
11,1
z
Jan.

1940
352,98 82,5
47.101-
21,1
44,8
11,22
24,6
68,5
7,91



– –
– –
5,97
46,6
3,18


37
55,8
11,1

30Jan.
-6
Febr.
0
315,84 73,8
42.-!-
20,5
43,5
10,89
22,7
63,2 7,23
– –
-•)


_S)
5,46
42,6
2.90
37
55,8
11,
6-13 Febr. ’40
309,07
72,2 41.51- 21,0
44,6
11,17
23,5
65,4
7,51


-)

– –
-)
5,86
45,7

3,11
41
61,8
13,-
13-20

,,



21,1
44,8
11,18
22,9
63,7
7,36


*)

_*)


41
61,8
13,1

KOPER
LOOD
TIN
IJZER
GIETERIJ-IJZER
ZINK ZILVER
Standaard
gem. prompt en Loco Londen
Cleveland No. 3
(Lux
III)
gem. prompt en
cash Londen
Loco Londen
1ev. 3 maanden
per Eng. ton
franco Middlesb.
per
Eng. ton
1ev. 3 maanden
per Standard
per Eng, ton
Londen per Eng. ton
per Eng, ton
o.
b. Antwerpen

LrI.Ned.Ct.1

Londen
p.
Eng. ton Ounce

Herl.Ned.Ct.


Herl.Ned.Ct.
HerI.Ned.Ct./
Herl.Ned.Ct.)
Not.
Not.
H

Not.
Herl.Ni.
N
i

/
%
£
/
%
£
/
%
£
/
%
sh.
/
%
Sh.
./’
%

£
ets.
%
pel
1927
675,10
85,9
55.13111
295,75
106,5
24.811
3503,60
120,6
289.115
44,10
104,7
7219
39,10
98,9
6416
345,40
108,8
28.9111 132
101,5
2
1928
in
771,20
98,1
63.1419
256,15 92,2
21.314
2749,50
94,6
227.418
39,85
94,6
65110
37,90
95,9
6218
305,75
96,4
25.515
135
103,8
2
1929
gX
912,55
116,1
75.917
281,10
101,2
23.4111
2465,65
84,8
203.18110
42,45
100,8
7013
41,55
105,1
6819
300,80
94,8
24.17/8
123
94,6
24 1930
661,10
84,1
54.13/7
218,70 78,8
18.115
1716,20
59,1
149.1911
40,50
96,1
671-
35,95
91,0
5916
203,55
64,1
16.1619
89
68,5
17
1931
<
431,85 54,9
387.19
146,60
52,8
13.-17
1332,55
45,9
118.911
33,-
78,3
58/8
28,90
73,1
5115
140,05
44,1
12.8111
69
53,1
14
1932
z
275,75
35,1
31.1418
104,60
37,7
12-19
1181,30
40,6
135.18110
25,40
60,3
5816
22,20
56,2
51/1
118,95
37,5
13.13110
64
49,2
17
1933
i.1
268,40
34,1
32.1114
97,25 35,0 1
11.1611
1603,50
55,2
194.11(11
25,55
60,6
621-
21,-
53,1
511-
129,80
40,9
15.14111
62
47,7
18
1934
226,80
28,8
30.615
82,65 29,8
11.11-
1723,15
59,3
230.715
25,-
59,3
66111
20,25
51,2
5411
103,05 102,65
32,5 32,3
13.1516
14.316
66 87
50,8
66,9
21
28
1935
1936
E
,

230,95 298,75
29,4
38,0
31.1811
38.811
103,40
137,15
37,2 49,4
14.518
17.1217
1634,25
1592,-
56,2
54,8
225.1415 204.1218
24,70 28,40 58,6 61,4
6812
731-
20,25 22,40
51,2
56,7
561.
5717
116,55
36,7
14.1917
65
50,0
20 1937

488,95
62,1
54.8/3
208,95
75,3
23.516
2176,70
74,9
242.7110
41,30
98,0
91111
47,10
119,2
10511
199,80
63,0
22.414
75
57,7
20
1938
01

361,40
46,0
40.1318
135,75
48,9
15.516
1684,25
58,0
189.1311
48,45
115,0
1091-
30,30
76,7
6812
125,15
39.4
14.1110
72
55,4
19
2)1939
<
373,-
47,4
42.1517
128,75
46,4
14.14111
1874,20
64,5
226.918
41,65
98,9
10016
34,85
88,2
84/2
121,95
38,4
13.1917
71
54,6
20

Mrt.

1939
379,65
48,3
43.-14
130,35
46,9
14.1514
1902,50
65,5
215.1113
43,70
103,7
991-
29,80 75,4
6716
122,05
38,5
13.1617
75
57,7
20
April
370,30
47,1
42.-!-
126,75
45,6
14.716
1915,95
65,9
217.613
43,65
103,6
991- 30,05 76,0
68/2
118,70
37,4
13.913
73 56,2
20
Mei
364,65
46,4
41.151-
127,25
45,8
14.1117
1970,55
67,8
225.121-
43,25
102,7
991-. 31,20 78,9
7116
120,65
38,0
13.1613
73 56,2
20
Juni
369,65
47,0 41.1819
128,50
46,3
14.1117
2000,25
68,8
226.1819
43,65
103,6
991- 32,25
81,6
7312
125,20
39,5
14.411
73
56,2
19
Juli
377,80 48,0
43.3/3
129,85
46,8
14.1315
2020,95
69,5
229.16(6
43,55
103,4
991- 31,05 78,6
7017
126,15
39,8
14.6111
62
41,7
16
Aug.

,,
379,50
48,3
44.18
1
6
136,40
49,1
16.3
1

1942,50
66,8
229.17/6
42,15
100,0
99
1

30,75
77,8
7212
124,70
39,3
14.15
1
5
63
48,5
17
Sept.

,,






1693,60
58,3
229.5/10
36,55
86,7
99(-
68
52,3
21
Oct.

5.’






1735,10
59,7
229.19
1
6
37,35
88,6
99
1

72
55,4
22
Nov.

,,
– –




1698,65
58,4
230.-!-
39,90
94,7
108
1

52,-
131,6
141/4



72
55,4
22
Dec.

,,
1-.
– – –



1876,30
64,6
253.16
1
11
39,95
94,8
108
1

52,85
133,7
143
1














– –


72
55,4
22

Jan.

1940






1795,80
61,8
241.4
1

40,20
95,4
108
1

55,50
140,4
149
1

—–







-:


68
52,3
21

3
OJan.

6 Febr.


_*)


-)
1775,30
61,1
236.12
1
6
41,65 98,9
111/-
55,70
140,9
148(10
– –

_*)

68
52,3
21
6-13 Febr.’ 40
0




-‘)
1804,90
62,1
241.716
41,50
98,5
III!-
55,50
140,4
1481
1
0

_*)
66 50,8
21
13-20

,,


_*)


_*)
1801,40
62,0
242.216
40,20
95,4
1081-
58,60
148,3
157110


-)
64
49,2
20

IDDELEN EN GRONDSTOFFEN.
(Indexeijfers gebaseerd op 1927 t/m 1929 = 100).

15
GE-
SLACHTE
GE-
SLACI-ITE
DEENSCH
BACON
BEVROREN
ARG. RUND-

CACAO G.F.
KOFFIE
Loco R’dam/A’dam
SUIKER
Witte krist.- THEE
N.-Ind.thee-
,
RUNDEREN
VARKENS
iniddelgew. No.!
VLEESCH
Accra Per 50
k
g
per

/2
kg.
suikerioco
veiling A’dam
(versch)
(versch)
Londen per cwt. Londen per 8 Ibs.
c.i.f. Nederland’)
Rotterdam)
Gem.Java- en
Robusta-

Suprior
oer 100 kg
oer 100kg
Amsterdam
Sumatrathee
iTl.
Ned.Ct.I Not.
Herl.Ned.Ct.I
Not.
Herl.Ned.Ct.l
Not.
totterdam
totterdam
Sant’os
per 100 kg.
per ‘/,kg.
_7_
_7_
_
_7_
j;;_
j_
7_

%
sh.
f
%
sh.
cts.
%
cts.
-%
f
%
1927


– –
65,15
97,8
10716
2,73
92,2
416
41,21
119,4
681-
46,87
5

95,5
54,10
91,4
19,125
119,6
82,75
109,2
102,8
1928
93,-
98,2
77,50
904

66,80
100,3
11015
3,03
102,4
51-
34,64
100,4
5713
49,62
5

101,1
63;48
107,3
15,85
99,1
75,25 99,3
102,7
1929
96,40
101,8
93,12′
!09,2
67,81
101,8
11212
3,12
105,4
512
27,70
80,2
45110
50,75
103,4
59,90
101,2
13,-
.81,3
69,25
91,4
94,5
1930
108,-
114,0
72,90
85,5
57,19
85,9
9417
2,97
100,3
4111
21,04 61,0
34111
32
65,2
38,10
64,4 9,60
60,0
60,75
80,2
72,1
1931
88,-
92,9
48,-
56,3
35,72
53,6
6316
2,44
82,4
414
13,84
40,1
2417
25 50,9
27,10
45,8
8,-
50,0 42,50
56,1
52,9
1932
61,-
64,4
37,50
44,0
25,46
38,2
5817
1,70
57,4
3111
11,77
34,1
2711
24 48,9
30,04
50,8
6,32
5

39,6
28,25
37,3
43,1
1933
52,-
54,9
49,50
58,0
30,74
46,2
7417
1,54
52,0
319
9,30
26,9
2217
21,10
43,0
22,83
38,6 5,32
5

34,5 32,75
43,2
36,7
1934
1935
61,50
48,12
5

64,9 50,8
46,65
51,625
54,7
32,94
49,5
8811
1,42
48,0
319
1
12
8,15
23,6
21110
16,80
34,2
18,40
31,1
4,07
5

25,5
40 52,8
34,6

1936
53,425
56,4
48,60
60,5 57,0
32,-
36,37
48,1
54,6
88(5
9316
1,19 1,48
402
50,0
313
1
12
3(9
1
1,
8,15
12,05
23,6
34,9
2216 3014
14,10
13,625
28,7
27,8
15,21
16,875
25,7 28,5 3,85
4,02
5

24,1
25,2 34,50
40
45,5
52,8
32,3 39,3
1937
71,27
5

75,3
61,85
72,5
42,27
63,5
9411
1,90
64,2
413
17,35
50,3
3818
16,625
33,9
22,37
5

37,8
6,22
5

38,9
53,50
70,6
53,8
1938
67,55
71,3
63,62
5

74,6
44,17
66,3
9915
1,95
65,9
414
1
1t
10,48
30,4
2318
13,20
26,9
14,91
25,2 5,20
32,5
51,-
67,3
46,4
2
)1939
66,35
70,1
62,37
5

73,1
41,79
62,8
100111

1,89
63,9
41614
10,50
30,4
2015
14,10
28,7
15,73
26,6
7,07
5

44,2 52,50
69,3

Mrt.

1939
62,475 66,0
55,82
5

65,4
44,39
66,7
10017
1,84
62,2
412
9,27 26,9
211-
13
26,5
15


25,4
6,275 39,2
50,50
66,7
41,7
April


65,32
5

69,0
56,40
66,1
42,08
63,2
9516
.
1,75
59,1
3111
3(4
9,05 26,2
20164
13
26,5
15
25,4
7,325
45,8
53,50
70,6
42,7
Mei
67,-
70,7
55,95
65,6
39,28
59,0
90/-
1,85
62,5
412
3
/4
8,85 25.6
20134
13
26,5
15
25,4
8,52
5

53,3 52,25
69,0
42,9
Juni
65,47
5

69,1
54,70
64,1
40,23
60,4
9113
1,84
62,2
412
8,86
25,7
2011
12,75
26,0
14,50
24,5 8,07
5

50,5 51,25
67,7
43,1
Juli

,
65,25
68,9
5917
5

69,4
43,05
64,6
981-
1,96
66,2
415115
8,65
25,1
1918
1
14
12,50
25.5
14
23,7
8,10
50,7
50,-
66,0
42,7
Aug.
65,30
69,0
60,50
70,9
42,73
64,2
98110
2,01
67,9
418
8,58
24,9
19194
12,50
25,5
14
23,7 6,70
41,9
49,50
65,3 42,4
Sept.
71,85
75,9
68,12
5

79,9
37,65
56,5
1001-
1,87
63,2
51- 14,58
42,2

14,87
5

30,3
16,25
27,5
– –
52,50 69,3 42,4
Oct.

,,
69,80
73,7
76,62
5

89,8
41,21
61,9
1091-
1,89
63,9
51- 12,72
36,8

16,50
33,6
18,-
30,4


54,25
71,6
Nov.

,,
68,325
72,1
75,25
88,2
42,77
64,2
1151-
1,92
64,9
512
12,42
36,0

17,37
5

35,4
18,50
31,3
– –
57,
75,2
Dec.
70,-
73,9
73,15
85,7
42,51
63,8
1151-
1,85
62,5
5/-
14,92
43,2

17,50
35,7
18,50
31,3


63,25
83,5

Jan.

1940
73,575

77,7
75,-
87,9
45,88
68,9
1231-
1,94
65,5
512
1
12
14,38
41,7

17,10
34,8
18,10
30,6


61,75 81,5

Jan.-6 Febr.
73,-
77,1
74,50
87,3
47,05
70,7
1251- 2,01
67,9
5/4
16,50
47,8

17,-
34,6
18,-
30,4
_*)

60,25
79,5
13 Febr. ’40
73,-
77.1
74,-
86,7
46,94
70,5
1251-
2,00
67,5
514
17,50
50,7

17,-
34,6
18,-
30,4
_*)
60,25
79,5
20

,,

,,
71,30
75,3
72,50
85,0
42,46
1

63,8
11316
– –
_*)
18,-
52,1

17,-
1

34,6
18,-
30,4
_*)

60,25
79,5

GRENENHOUT
Zweedsch ongesort.
21/,
X
7 per standaard
ex opslagpl. Londen

VUREN- HOUT
basis 7″ f.o.b.
Zweden/Fin!.
per standaard
van 4.672 M
3
.

KOÊ
HUIDEN
Gaaf, open kop
57-61 pond
Veiling te
Amsterdam

COPRA
Ned.-lnd.
1. m. s.
per 100 kg
Amsterdam

GRONDNOTEN
Gepelde Coromandel,
per longton
ex ship

LIJNZAAD
La Plata
loco
Rotterdam
per 1000 kg.
1)

GOUD
cash Londen
per ounce fine

Hen. Ned.Ct.I

Not.

$’1
.
..’
c
c
.E

g,

Cc

,

t
Ne
it
Hen. Ned. Ct.
Not,
T
T-
T
-,-

,r
T
ƒ

/
%


i:-
1927
230,28
100,1
19.-/-
160,50
105,1
40,43
100,9
32,62
5

106,5
266,03
106,4
21.18/11
185,-
95,0
51,50
100,1
85/-
105,3 104,3
124,1
1928
229,90
100,0
19.-/-
151,50
99,2 47,58
118,7
31,87
5

104,1
254,10
101,6
21.-/-
185,25
95,1
51,45
100,0
851-
102,0
100,4
94,6
1929
229,71
99,9
19.-/-
146,-
95,6 32,25
80,5
27,37
5

89,4
230,16
92,0
19.-19
214,-
109,9
51,40 99,9
851-
92,7
95,3
84,5
1930
218,43
95,0
18.112
141,50
92,7
25,36
63,3
22,62
5

73,9 175,55
70,2
14.1014
181,75
93,3
51,40 99,9
851-
69,6
75,1
60,0
1931
187,88
81,7
16.141- 110,75
72,5
18,65
46,5
15,375
50,2
136,69
54,7
12.2111
95,50 49,0
52,-
101,1
9215
47,8 54,4 44,7
1932
136,14
59,2
15.1314
69,-
45,2
11,15
27,8
13,-
42,4
130,52
52,2
15.-14
70,-
35,9
51,25
99,6
1181-
35,1
43,0 38,4
1933
136,48
59,3
16.1112
73,50
48,1
13,26
33,1
9,30
30,4
90,39
36,1
10.1914
75,50
38,8
51,35 99,8
12417
33,1
38,9 34,5
1934 134,02
58,3
17.1814
76,50
50,1 12,07
30,1
6,90
22,5
71,90
28,7
9.1213
72,75
37,3
51,50
100,1 13718
31,6
37,2
36,5
1935
127,91
55,6
17.1314
59,50 39,0
12,54
31,3
9,15 29,9
104,26
41,7
14.8/-
67,25
34,5
51,50
100,1
14212
32,2
36,9
34,8
1936
139,98
60,9
17.19110
78,25 51,3
15,40
38,4
11,90
38,9
113,49
45,4
14.1119
85,-
43,6 54,60
106,1
14014
39,0
42,2
40,7
1937
205,35 89,3
2237(2
132,25
86,6 23,35
58,2
15,22
5

49,7
127,81
51,1
14.418
110,50
56,8 63,20
122,8
14019
53,4
57,9 55,9
1938
189,94
82,6
21.7/7
109,50
71,7
15,38
38,4
10,07
5

32,9
92,12
36,8
10.713
99,-
50,9 63,30
123,0
14216
41,1
48,4
44,5
2
)1939
181,05
78,7
22.-11 123,25
80,7
16,47
41,1
11,30
36,9
98,29
39,3
11.919
94,25
48,4
64,20
124,8
15511

Mrt.

1939
169,89
73,9
19.51- 116,25
76,1
14,50
36,2
9,65
31,5
91,43
36,6
10.712
96,25 49,4
65,50
127,3
148144
42,1
46,4
46,1
April

,,
170,19
74,0
19.613
117,50
76,9
16,-
39,9
9,475

30,9
91,89
36,7
10.815
94,50 48,5
65,45
127,2
14816
43,5
41,5 47,8
Mei
178.52
77,6
21.-(6
119,50
78,3
16,50
41,2
9,85
32,2
101,20,
40,5
11.1319
96,-
49,3
64,85
126,0
-148154
44,5
47,8
48,8
,,
j
uni
186,26
81,0
21.216
126,25
82,7
17,-
42,4
9,975

32,6
106,46
42,6
12.1/7 99,75 51,2 65,55
127,4
148184
46,4
48,6
49,9
uli

,,
186,71
81,2 21.51-
132,50
86,8
17,25
43,0
9,02
5

29,5
101,24
1
40,5
11.10/3
94,-
48,3
65,30
126,9
14816
47,5
49,1
50,0
Aug.

,,
189,28
82,3 21.181-
132,50
86,8
18,-
44,9
8,97
5

29,3
104,26i
41,7
11.18(9
94,50 48,5
64,50
125,4
15118
41,2
48,6
49,4
Sept.

,,
186,24
81,0
25.216


20,-
49,9







62,30
121,1
166/-
46,4
48,3
48,4
Oct.

,,
189,98
82,6
25.216
135,1
88,4

49,9
13,-b)
42,4





63,40
123,2 1681-
Nov.

,,
186,07
80,9
25.216
135,-
88,4

52,4
l2,62
5
b)
41,2





62,05
120,6
1681-
Dec.


185,73
80,8
25.216
– –
21,- a)
52,4
12,25 b)
40,0
109,46
43,8
14.15110


62,10
120,7
168/-

Jan.

1940 187,44
81,5
25.216 153,25
100,4
21,- a)
52,4
12,-
39,2
111,81
44,7
15.113


62,55
121,6 1681-

Jan.-6 Febr.
189,16
82,3
25.216
168,50
110,3
21,-s)
52,4
12,50
40,8


-)

63,-
122,4
1681-
13.Febr. ’40
188,69
82,1
25.216
170,-
111,3
21,-a)
52,4
12,50
40,8

. –
-)

62,80
122,1
168/-
-20

,,

,,
188,-
81,8
25.216
170,-
111,3
21,-a)
52,4
12,50
40,8


_*)
_*)

62,50
121,5
1681-

Noteering van November. b) Nominaal.

STEENKOLEN
Westf /Holl.
bunkerk. ongez.

PETROLEUM
Mid. Contin. Crude
33 t/m. 33.9° Bé s. g.

BENZINE
Gulf E.P. 60-62°
65 OZ’) per

KALK-
SALPETER
franco schip
ZWAVELZURE
AMMONIAK
CEMENT
levering bij
50 ton franco

S T E E N E
N
_________ _________


t

binnenmuur buitenmuur
f,o b. R’daml
A

dam per
te N.-York p. barrel

1
Herl.Ned.Ct.I

U.S. gallon
Ned. per 100kg
franco schip
Ned. per 100 kg
voor den wal
p: 1000 stuks
Rood en
p. 1000 stuks
Klinkers en
1
2
1000kg.
Herl.Ned.Ct.I Not.
Not,
brutol)
Rotterdam Boeregrauw
Hardgrauw

EE

7
x
“T” ‘i” “ï
cts.
“ï”
8 cts.

T”
“ir”
7T

ir

7
ir
T’
‘i”
“7
‘T’
1927
11,25
“103,1
3,21
103,6
1,28
37
128,0
14,86 11,48 102,6
11,44
102,5
18,-
99,0
13,65
104,3 16,50
88,4
105,1
105,2
1928
10,10
92,5
2,99
97,1 1,20
24,85 85,9 9,98
11,48 102,6 11,08
99,3
18,-
99,0
13,60
104,0
19,50 104,5
98,5 99,0
1929
11,40
104,4
3,06
99,4
1,23
24,90
86,1
10
10,60
94,8
10,96
98,2
18,55 102,0
12,-
91,7
20,-
107,1
98,5
95,9
1930
11,35
104,0

2,76 89,6
1,11
21,90
75,7
8,81
9,84 88,0
10,55

94,5
18,55
102,0
II,-
84,1
19,-
101,8
83,3
77,1
1931
10,05
92,1 1,42
46,1
0,57
12,38
42,8 4,98
8,61
77,0
7,73
69,3
16,55
91,0
10,-
76,4
15,50
83,0
61,9 55,4
1932
8,-
73,3
-2,01
65,3
0,81
11,99
41,5
4,83
6,15 55,0
4,20
37,6
12,-
66,0 8,50 65,0
II,-
58,9
49,8 43,0
1933
7,-
64,1
1,14
37,0 0,57
9,24
32,0
4,63
6,18 55,2 4,63 41,5
11,-
60,5 8,75
66,9
10,50
56,2
48,4 40,3
1934
6,20
56,8

1,40
45,5 0,94
7,18
24,8-
4,84
6,11
54,6 4,70
42,1
11,25
61,9
7,-
53
9
5
8,50 45,5
44,8 38,8
1935
6,05
55,4
1,39 45,1
0,94 7,65 26,5 5,18
5,89
52,7
4,81 43,1
11,-
60,5 6,75
51,6
8,50 45,5
46,4
39,9
1936
6,60
60,5
1,63
52,9
1,04
8,86
30,6 5,65
5,70
51,0
4,82 43,2
10,50
57,7
6,75 51,6 8,75 46,9
48,5
44,1
1937
8,80
80,6 2,09
67,7
1,15 11,08
38,3
6,10
5,75
51,4 4,97 44,5
11,35
62,4 7,50 57,3 9,50 50,9
66,4 60,5
1938
9,75
89,3
2,03 65,8
1,12
8,84
30,6 4,87
5,95
53,2 5,17 46,3
12,85
70,7
9,

68,8
11,75
62,9
56,7
48,0
1939
10,51
96,3
1,87
60,6
1,-
9,63 33,3 5,13
5,80
51,8
5,16
46,2
12,85 70,7
9,80
72,6
12,

64,3

Mrt.

1939
9,65
88,4
1,81
58,6 0,96
8,31
28,7
4,41
6,10
54,5
5,31)
47,5
12,35
67,9 9,50 72,6
12,-
64,3
55,5
49,4
April
9,65
88,4
1,81
58,6 0,96
8,66-
29,9 4,60
6,10
54,5
5,30 47,5
12,35
67,9 9,50 72,6
12,-
64,3
56,5
50,6
Mei
10,-
91,6
1,79
58,0 0,96 8,74
30,2
4,69
6,10
54,5
5,30
47,5
12,35
67,9 9,50
72,6
12,-
64,3
56,3
50,9
Juni
10,25
93,9
1,92
62,2
1,02
8,83
30,5 4,69
6,10
54,5
5,30
47,5
12,35
67,9 9,50 72,6
12,-
64,3
56,9
52,1
Juli

10,30
94,3
1,92
62,2
1,02
9,16
31,7
4,88
5,25
46,9
4,75
42,6
12,35
67,9 9,50
72,6
12,-
64,3
58,0
53,2
Aug.

10,25
93,9
1,91
61,9
1,02
9,18
31,7
4,90
5,35
47,8
4,85
43,5
12,35
67,9
9,50
72,6
12,-
64,3
56,5 52,4
Sept.


n

11,40 104,4 1,92
62,2
1,02 11,53
39,9
6,13
5,40
48,3
4,90 43,9
12,35
67,9 9,50 72,6
12,-
64,3
56,8
52,0
Oct.
11,50 105,3
1,92
62,2
1,02
11,96
41,4
6,35
5,45
48,7
4,95 44,4
13,35
73,4 9,50
72,6
12,-
64,3
Nov.


12,50
114,5 1,92
62,2
1,02
11,61
40,1
6,16
5;55
49,6 5,05 45,3
13,35
73,4 9,50
72,6
12,-
64,3
Dec.

,,
12,50
114,5 1,92
62,2
1,02
11,31
39,1
6,-
6,05
54,1
5,65 50,6
13,35
73,4 9,50
72,6
12,-
64,3

Jan.

1940
14,10 129,2
1,92
62,2
1,02
10,86
37,6 5,78 6,05
54,1
5,65 50,6
13,35
73,4
9,50 72,6
12,-
64,3

Jan.-6 Febr
14,50 132,8
1,92
62,2
1,02 10,83
37,5 5,75 6,05
54,1
5,65
50,6
13,35
73,4
9,50 72,6
12,

64,3
.13 Febr, ’40
14,50
132,8
1,92
62,2
1,02
10,82
37,4
5,75 6,05
54,1
5,65
50,6
13,35
73,4
9,50
72,6
12,

64,3
-20

,,

,,
14,50
132,8
1,92
62,2
1,02

6,05
54,1
5,65
50,6
13,35
73,4 9,50
72,6
12,-
64,3

152

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

21 Februari 1940

NEDERLANDSCHE BANK.

Verkorte Balans op 19 Februari
1940.

Activa.
Binneni. Wis-
r
Hfdbk.
f

42.904.630,50
sels, Prom.,

Bijbnk.
,,

374.349,67
enz.indisc.Ag.sch.
,,

2.315.858,15
f

45.594.838,32
Papier o. h. Buitenl.

f

1.575.000,-
Af: Verkochtmaar voor
debk.nognietafgel.
,,

-.
,•

1.575.000,-
Beleeningen

iHfdbk. f 205.872.271,25
1
)
snel. vrsch.kBijbnk
5.719.179,97
in
rek.crt.
IAgsch
op onderp.J
35.604.126,52

f
247.195.577,74

Op Effecten enz.
..
f
242.169.591,681)
Op Goederen en Ceel.
,,

5.025.986,06
,,

247.195.577,74
1)
Voorschotten a. h. Rijk

………… ..
,,

15.000.000,-
Munt, Goud ……
f

105.167.605,-
Muntmat., Goud..
,,

908.354.640,38

fl.0l3.522.245,3S
Munt, Zilver, enz.

,,

10.583.800,35
Muntmat., Zilver..


,,
1.024.106.045,73
Belegging van kapitaal, reserves en pen-
sioenfonds

………………. …..
,,

43.862.120,40
Gebouwen en Meub. der Bank

……..
,,

4.580.000,-
Diverse rekeningen ………………
,,

25.081.588,45
Staatd. Nederl. (Wetv. 27/5/’32, S. No. 221
,,

7.629.955,16

Paseiva
f
1.414.625.125,80
___________________________
Kapitaal ……………………….
f

20.000.000,-
Reservefonds ……………………
,,

4.277.243,54
Bijzondere reserve

………………
,,

7.756.940,37
Pensioenfonds

………………….
,,

11.050.949,04
Bankbiljetten in omloop …………..

,,
1.099.247.840,-
Bankassignatiën in omloop

……….
,,

14.OSI,91
Rek.-Cour.
f
Het Rijk
f


saldo’s:

Anderen
,,
263.987.443,10

263.987.443,10
Diverse rekeningen ………………

7.390.627,84

f
1.414.625.125,80

Beschikbaar metaalsaldo

…………
f

478.842.267,50
Minder bedrag aan bankbiljetten in om-
loop dan waartoe de Bank gerechtigd is
,,

1.197. 105.660,_
Schatkistpapier, rechtstreeks bij de Bank ondergebracht

………………..
,,

36.000.000,-
1)
Waarvan aan
Nederlandsch

Indië
(Wet van 15Maart
1933,
Staatsbiad No. 99)………..
1

60.612.475,-

Voornaamste posten in duizenden guldens.

Goud
1
Andere
1
Beschikb.
1
Dek-
Data
Circulatie
Iopeischb.I
Metaal-
1
kings
Munt
1
Muntmat.I
1
schuIden
saldo
1
perc.

19 Feb.
‘401
1051681
908.35511.099.2481264.001

478.842l
75
12

,,

‘4011051681
908.355
1
1.104.620i250
.
460

j

482.097
76

21 Aug.’39
105958
1
1
.
023.467
1
1.011
.
582
1
401.626

1

590.0491
79.9

1

Totaal
1
Schatkist-
1

Belee-
Papier
1
Diverse
Data
bedrag
1
promessen
ningen
op
h e t

reke-
Idisconto’slrechtstreeks
buitenl.
1
ningen
1)

19 Feb.1940
1

45.595
1

36.000
1
247.196
1

1.575
25.082
12

,,

1940
1

31.610
22.000 252.757
1.575
25.290

21 Aug. 1939
21.297

j
214.812
1.575
11.581
‘)
unaer ae activa.

JAVASCHE BANK.

Andere
Beschikb.
Data
Goud
Zilver
Circulaf ie
opeischb. met aal-
1

schulden
saldo

17 Feb.’40
2
)
151.910
198.300 97.820
33.462
10

,,

‘402)
149.810 202.810
93.390
31.330

11Nov.’39
128.676

18.381
201.884
92.086 29.478
4

,,

’39
128.676

16.799
199.145
88.030
30.605

19 Aug. ‘391
128.676

19.235
198.914
72.384
39.392

Wissels,
i verse
Dek-
a a
buiten
Dis-
Belee-
re
kings-
N.-Ind.
conto’s
ningen
g
percen-
______________
betaalb. tage

17 Feb.’40
2
)
16.220
79’050
63.950
51 10

‘402)
16.060
84.760 60.470
51

11 Nov. ’39
16.594
63.759
50
16.120
50.390
4

’39
16.893
15.484
50.023 55.863
51

19Aug. 1939
0.300 13.890
48.920
51.942
55
1)
Sluitpost activa.
2)

Cijfers
telegrafisch
ontvangen.

BANK VAN ENGELAND.

1
Bankbilf.
1
Bankbilj.
1.
Other Securities
Data

Metaal
1

in

un
Bankingl D,sc.and
Securities

1
circulatie
1
Departm.
1
Advances
14 Feb. 1940
1

1.013 531.636

48.601
14
.
737
1
23.106
7

,,

19401

1.003
1531.105

49.131

2.492
1
24.863

23 Aug. 19391247.2631508.064

38.353
1
5.711

24.334

Other Deposits
1

1
Dek-
Data

1
Gov.
1
Public
1

1
Other
1
Reserve1 kings-
1
Sec.
1
Depos.
1
Bankers
IAccountsl

1
perc.’)
14 Feb.’40 1126.136
1
39.218 1105.530 1 40.524
1
49.378! 26,6
7
,,
’40 1121.841

28.626 1108.650
1
43.751
1
49.8981 27,5

23 Aug. ’39 99.666
1
22.371
1
92.132
1
36.229
1
39.1991
26,0
1)
Verhouding tusschen Reserve en Deposits.

BANK VAN FRANKRIJK.

1
Te goed Wis-
J
Waarv.I Belee- Renteloos
Data

Goud
IZilverI
in liet

op het
1

Ivoorschot

1
buitenl.l
sels

buitenl.I ningen
la
d. Staat

8 Feb.’4011

905
1

35 ~13.7071

69 1 3.946
1
30.473
1
,,
‘4197.270

8991

34 13
.
139
1

1
4.166
1

17Aug.’3997.266

6631

14

0.6171
705
1
3.8251
30.577

1

Rekg. Courant
Data

1Bons
zelfst.

Diver-
1
Circulafie

1
zeifst.
1
Parti-
arnort. k.
1
sen

1

Staat Iamort.k.I culieren
8 Feb.’401 5.396
1
3.975 1 154.309

48
1
1.485 114.753
1
Feb.’40!
5.401

5.192 154.455

138
1
1.517 114.468

17 Aug.’39

5.466

3.051 123.135

3.013
1
2.104
1
20.538
1)
Sluitpost activa.

DUITSCHE RIJKSBANK.

Goud
Andere wis-1
Data
en
Rentebank-
sels,chèquesl
Belee-
deviezen scheine
en schat-
1
ningen
kistpapier
1

7

Feb. 1940.
.
1

.

77,6
180,3
11.012,8
23,
8

31 Jan. 1940..
1

77,4 167,4
11.142,9
.
32,6

3 Aug. 1939.
.
77,0
27,2
8.140,0

22,2

Data
Effec-
Diverse
Circu-
Rekg.-
Diverse
ten
Activa
lat ie
Crt.
Passiva

7

Feb. 1940
252,0
1.938,3
11.342,9
1.544,4

31 Jan. 1940
373,6
1.950,5
11.505,2
1.27,7

3 Aug. 1939
982,6 1.380,5
8.709,8
1.195,4
454,8

NATIONALE BANK VAN BELGIE (in Beka’s).

Data

Rekg. Crt.

1940

44

0
i3
0

15/2..
4.270
35
1.081 148
139
297
5.700
4
174
8/2..
4.265
33
1.119
140 139
289
5.713
1
179
112

..
4.244
35
1.109
169
139
288
5.705
4
183

FEDERAL RESERVE BANKS.

Goudvoorraad

Wissels

Data
Goud-
,,Other
In her-
1

In de Totaal
certifi-
cash”
2)
1 disc. v. d.
1

open
bedrag
caten’)
1

ember
m
1

markt
1

banks

1

gekocht

17 Jan.’40 15.442,5 15.433,1

386,5

6,9


10
,,
’40 15.393,9 15.384,0

370,4

6,8

F. R.

Goud. Algein.

D t

eeg

•Notes

0
aa

Gestort Dek-

Dek-

a a

incircu-

Kapitaal kings-

kings-

17Jan.’40 2.477,3 4.849,8 113.272,7 135,987,3


10

’40 2.477,3 4.886,2 113.162,1 136,0

87,3


1)
Deze certificaten werden door de Schatkist aan de Reserve Banken
gegeven voor de overname van het goud, toer, de $ op 31Jan.
1
34 van
100
op 59.06 cents werd gedevalueerd.
1) Other Cash” does not inciude Federal Reserve Notes or a Bank’s
own Federal Reserve
bank
notes.
3)
Verhouding totalen goudvoorraad tegenover opeischbare schul-
den: F. R. Notes en netto deposito.
4)
Verhouding tot voorraad
muntmateriaal en wettig betaalmiddel tegenover ideni.
PARTICULIERE BANKEN AANGESLOTEN BIJ HET
FED. RES. STELSEL.

Aantal
Dis-
1

conto’s
l
1

Beleg-
IReservel
1

bij de
i

Totaal
I
Waarvan
Data
lleenin.
en
I

gingen
I

F. R.
I

depo-
sito’s
linie
deposits
beleen.
I
1
banks

10
Jan.’401
8.646
11
4
.485

1
9.923
1

33.37
5.274
3

,,

‘4Oj
.-

8.674
1
4
.
41
3

1
9.831
33.358
5.276
De posten van De
Ned.
uan, de .Javascne Dank en de
bOI(
01
England zijn in duizenden, alle overige posten in millioenen van
de betreffende valuta.

Auteur