28 SEPTEMBER 1938
AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN.
Ec
*
onomischStatistische”
B
ALÇEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, F!NANCIËN EN VERKEER
UITGAVE VAN HET NEÖERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT
23E JAARGANG
WOENSDAG 28 SEPTEMBER 1938
No. 1187
COMMISSIE VAN REDACTIE:
P. Lieftinok; N. J. Polak; J. Tinbergen; F. de Vries en
H. M. H. A. van der Valk (Redacteur.iSecretaris).
M. F. J. Cool – Adjunct-secretaris.
Redactie-adres: Pieter de Iiloochweg 122, Rotterdam- West
Aan geteekende stukken: Bijkantoor Ruige plaa tweg.
Telefoon
‘
Nr. 35000. Postrekening .8408.
Advertenties voorpagina f 0,50 per regel. Andere pagi-
na’s f 0,40′ per regel. Plaatsing bij abonnement volgen.s
!arinf. Administratie van abonnementen en advertenties:
.Vijgh t van Ditmar N.V., Uitgevers, Rotterdam, Am-
sterdam, ‘s-Gruvenhage. .Postchèque- en giro-rekening
.Vo. 145102.
11
bonnementsprijs voor het weekblad franco p. p. in
iVederland f 16,—. Abonnementsprijs Economisch-Statis-
tisch Maandbericht f5,— per jaar. Beide organen samen
f 20,— per jaar. Buitenland en Koloniën resp. f 18,—.
f’Lenf 231— per jaar: Losse nummers 50 cent. Dona-
teurs en leden van het Nederlandsch Economisch Instituut
ontvangen het weekblad. en het Maandbericht gratis en
genieten een reductie op de verdere publicaties.
INHOUD:
BIz.
De politiek van het Nederlandsche Egalisatietonds
ten opzichte van den koers van den Gulden door
Dr. H. M. H. A. van der Valk ………………..724
Zuid- Elollanci grootendeels buiten het luchtverkeer? door
Prof. Dr. N. J. Polak ……………………….. 726
Trausfer Duitschland—Nederland. De vicieuse cirkel
door S.
C. van Maasdijk ……………………..727
De economische paragraaf in de Troonrede door
Dr. 0.
Kool…………………………………….. 72S
ao’tterdrm in het tweede kwartaal van
1938
door
Mr. ,W. F. Lichtenauer ……………………..
729
AANTEEKENINGEN
De daling van den
rentestand
………………
731
De economische toestand van Roemenië ……….
734
De zichtbare suikervoorraden in de wereld.
…….
737
Groothandelsprijzen van tuinbouwartikelen……..
737
UNTVAN€EN
BOEKEN
…………………………
737
Statistieken
Griothandclsprijzea
………. .. …………..
…….
…
740-74!
QeI1Inersen-WjsseJkoerser;_BanksIaten ……………..
739,
742
GELD-, KAPITAAL- EN WISSELMARKT.
*De wisselmarkt was in de ve.rslagweek een getrouwe
barometer vitri cle verwachti agen ten aanzien van de
toekomst der inter-nationale politiek. Na elk meer
hoopvol bericht kwam er een reactie
in
den Dollar-
koers en de noteeri ng voor goud, terwijl de Dollar-
koers steeg op elke ii ieuwe bui die aan den politieken
horizon geconstateerd wevdl. De houding van dien Gul-
den werd volkomen door liet Egalisatiefonds gecon-
troleerd.1
–
Ietgeen heteekent, dat de daling van den
Gulden t.a.v. den. Dollar geenszins heduidt, dat er
saldo een. omvangi-ijk ml tibod van Guldens was.
Want aangezien de londennoteering te onzent
steeds op het peil van 8.92 gesteund werd, moest auto-
matisch de Dol lar.n otee ring de öi tw ikkelin.g van cle
Po.nd-Dollarverhoudjn.op den voet volgen. Aldus
fiuctuëerde de Dollar te onzent van 1.86 via 1.84’/8 tot
1.86, terwijl in het begin van de ii ieuwe week de koers
verder opliep tot boven de 1.87.
De vraag naar Dollai-s hij ons kwam niet in de
eerste plaats van binnenlandsche zijde, maar de reeds
in E.-S.B. van 14 dezer beschreven situatie, dat het voor de internationale markten voordeelig was hier
Ponden te verkoopen en Dollars op te nemen werd
wederom door de koerszettin.g van dle Egalisatiefonds-
autoriteiten gehandhaafd. Zoo werden aan den eenen
kant omvangrijke bedragen Ponden opgenomen en
aan den andere.n kant Dollars afgegeven.
In de verslagweek stonder Fransche Francs, die
zich eenigen tijd hadden kunnen handhaven, weer on-
der zeer sterken druk, liet Fran.sche Egalisatiefonds
moest op groote schaal intervenieeren’, en de koers
hrokkelde heel langzaam iets af.
Belgische Francs bleven aan den Dollar gekoppeld],
en Zwitsersche, Francs tooncie.n in minder mate dan
voorheen neiging om zich nauw aan het Pond te
klampen, zoodat zij ook ta.v. den Gulden apprecieerden.
Op
dle termijnmarkt valt een krachtige stijging van
ht disagio voor Ponden te constateeren, het was
vaak moeilijk om tegenpa rtijen te viclern.
De geldmarkt toont onder de stijgende spanning
van de Internationale situatie ook een vastere stem-
‘n ing. Geldlgevers waren uitermate terughoudend, van
een g.rooten drang
–
tot liqu.idla tin
‘mtn
uitzettingen was
echter
anderzijds
weinig te bespeuren. I
–
Ialfjaarspaier
kwam hoven
34
pOt. In liet begin van de nieuwe week
tdonde voor liet eer-st
Oold
de prolongatieniarkt teeke-
aan van verstijving. De reeds maanden gehandhaafde
noteeririg van
34:
pCt. steeg tot 1 pOt.
OOld
de heleggingsmtrkt stond, vooral ii het begin
‘van de nieuwe week, onder zeer krachtigen drtilc
staatsleeningen moesten eenige punten prijsgeven,, al
was de daliiig in verhouding aanmerkelijk kleiner
dan bij’. die van Engelsche staatspapieren.
Maandagavond, 27/9
N as c h r i f t. Dinsdag’ wijzigde het Nederlandsche Egalisatiefonds zijn tot nu toe gevolgde politiek van
oriënteeren
ol)
het Pond. De koers daalde scherp tot
8.82. terwijl de Dollar iets beneden dan koers van
Maan dag kw’a.m.
$
not
Londen
,f_j_JtIJ t)
Dollar
Pond
~~~D~
epreciatie-percent~a
qe~
Oct.
Nov.
DJFMAMJ.J ASONDJFMAMJJ
Rug.
i
epi.
1936
.
1938
–
724
‘
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
28 September 1938
DE POLITIEK VAN HET NEDERLANDSCHE
EGALISATIEFONDS TEN OPZICHTE VAN
DEN ‘KOERS VAN DEN GULDEN.
–
In Nederland kennen wij sinds twee jaar een
soort sphiux en
wel op monetair gebied, ni. het
Ega-
lisatiefonds. Over de interne politiek
van dit fonds
is nets bekend; deze
berust
hij den ieicler en beheer-
der van dit
Fonds, ni. de
Schatkist en De Nederland-
sche Bank, welke gezamenlijk, doch onder verant-
woordelijkheid van den Minister van Financiën, dec
koers van den Gulden. vaststellen. Zooais het
meer
voorkomt, al het raadselachtige leidt tot fantasie.
En zoo ‘hebben in den laatsten tijd opnieuw outsiders
allerlei speculatieve en vaak fantastische verklarin-
gen over de politiek van het Nederlandsche Egalisa-
tiefouds gegeven
..
‘
Naar buiten
was
bekend geworden, dat het Fonds
Ponden. kocht en Dollars verkocht. In deze
trans-
acties meenden sommigen een wijziging van de tot
dusvdrre gevoerde’ politiek te kunnen iitclekken. O.i.
ten onrechte!
Reconstructie va.n de
feiten.
Al is er namelijk over de interne politiek van het
Fonds niets bekend, toch
zijn
er enkele aanknoop.ings-
punten,
die
ons in.
staat stellen cle hoofdlijnen in de
tot dusverre gevoerde politiek van het Egalisatiefonds
vrij
aardig te bepalen. Deze punten zijn:
le. het depreciatien iveau, waarop het Egalisatie-
fonds kort na zijn oprichting den fiuctueerendeii
Gulden heeft opgevangen;
2e. de rede, die cle Minister van
Financiën op 9
cii
10 Februari 1938 in de Eerste Kamer heeft gehouden;
3e. de recente aankoopen van Ponden en verkoopen
van Dollars
In de onderstaande grafiek
zijn
sedert het loslaten
van
den gouden standaard de noteeringen
van
het
Pond en den Dollar te Amsterdam, de Pond-Dollar-
verhou ding en het depreciatiepercentage t.o.v. den
Dollar weergegeven. Voor de periode van eind Sep-
tember tot eind November 1936 dagelijks; van eind
October 1936 tot.eind Juli 1938 twee maal per week
en voor Augustus en September 1938. opnieuw dage-
lijks.
Uit de bewegingen van Pond en Dollar, in de eerst-
genoemde periode blijkt, dat het Egalisatiefonds den
fluctuee,renden Gulden
–
na aanvankelijk vrij groo-
te fiuctuaties
.-
heeft opgevangen op een niveau, dat
met een depreciatiepercentage van 19 ? 20 over-
eenlcomt. Het Egalisatiefoncls heeft zeer veel moeite
gehad om in het eerste jaar van zijn bestaan het de-
prociatieperpentage op dit niveau te handhaven; er
£
5.02 1.90 9.36
5.00 l.9 9.32
4.98 1.88 9.28
4.96 1.87 9.24
4.94 1.86 9.20 4.92 1.85 9.16
4.90 1.84 9.12
4.88 1.83 9.08 4.86 1.82 9.04
4.84 1.81 9.00
4.8i 1.80 8.96
4.80 1.79 8.92
4.78 1.78 8.88
18
19
20
22
23
was een voortdurende opwaartsche druk, die den Gul-
den zonder interventie misschien zelfs tot de oude pariteit zou hebben teruggebracht. Het eerste
jaar
heeft zich namelijk gekenmerkt door een vrijwel aan-
hou
clencien goudstroom naar Nederland. Tengevolge
van
deze
eenzijdige
ontwikkeling moest het Egalisa-
tiefoncis voortdurend goud opnemen; een deel daar-van werd tegen den ouden goudprijs aan De Necler-
landsche
Bank verkocht. Deze eenzijdige goudstroom
naar Nederland vloeide voor het grootste gedeelte’
voort uit kapitaalhewegingen, waarvan, de aard zeer
verschillend was
Terecht heeft Minister De Wilde in zijn genoemde
rede erop gewezen, dat de Guldeakoers onder invloed
staat van, zooals
Z.E.
het uitdrukte, fivancieel-eco.nô-
mische factoren en psychologische factoren. De waar-
de van een valuta wordt op den langen duur door
eerstgenoemde en niet door laatstgenoemde :actoren
bepaald. De koers van. den Gulden.
wordt
dus door de
Regeeri:ng vastgesteld in overeenstemming met
den
toestand van ons economisch leven
),
Al
had cle een-
zijdige goudstroom den Gulden misschien weer naar
cle oude pariteit kunnen terugvoeren, dan zou
dit
een
zeer kunstmatige toestand zijn geweest, waardoor het
economisch leven weder
aan groote .nioeilijkheden en
spanningen zou zijn blootgesteld geworden’.
Bovendien
zou deze
z.g. psychologische pariteit bij
de eerste belangrijke onrust weder hebben moeten
worden veriaten. ‘Men steile zich
maar
eens voor,
welke gevolgen het voor ons land zou hebhén gehad,
indien in de afgeloopen weken degoudhasis van den
Gulden opnieuw had moeten .worden pjijsgegeven, of
Het
zou
mis te ver voeren om daarover in details te
trede
ii.
Wij
laten
de vraag
buiten
bespreking, of een depre-
ui.etic’perccntage van ongeveer
19
pOt. van economisch
sta tidipunt
juist
was. Minister De Wilde zei’d’e ie genoemde
rede: ,,Het komt
itiet
zoozeer
op
den
Gulden aan,
maar op
de
manier waar-
op Nederland te
ri4ddeu van
de volkeren
economisch
ver-
keert. Het blijkt uit liet ‘kostenpeti en .de’betaiingsbidans,
dat de Gulden thans in evenwicht
‘iS”
;
Kennelijk
had
de
Minister.
wat het kost’enpeil betreft, .het oog op
het
be-
kende onderzoek van het Centraal Bureau voor de Statis-
tiek. Dit onderzoek heeft ons er
echter niet
va.i
kunnen
overtuigen, .dat de’ .d’ispar’iiteit tegenover het buitenland
sinds de dcp’reoiatie van dec Gulden geheel
verdwenen
is.
In dit
verband
wijzen
‘wij
op het volgende citaat uIt een
interview van cle ,,Neue Zdiridher
Zeitung”
(22
Sept.) met
Minister
Steenherghe:
,,Nu.r
die
Verzerruiug
der Konkui’retiz’vertiiiltizisse cluech
viilktiriicihe A;bwcrtuizgesi
k’aiiui
nicht
geduldet weiden.
.F[olian.d
wi
rd
sicli
durch seine
elastische
Wtïhrnngspolitik
in Zukunft
jeder tienen
Lage an.zu’passen
wissen”.
28 September 1938
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
725
de zwevende Gulden een zeer aanzienlijke duikeling
had gemaakt naar zijn momenteel ,,psychologische”
niveau. Daarbij moet in aanmerking worden geno-men, dat de goudvoor.raad van Nederland in geval
van een lager clepreciatiepercentage nooit zoo groot
geweest zou zijn als op het oogenblik.
hoe dit ook zij, in den laatsten tijd werken cle psy-
chologische factoren precies in omgekeerde richting.
De Gulden is een niet meer zoo gezochte valuta als
aan het einde van 1936 en het begin van 1937; op
cle oorzaken hiervan gaan wij thans niet nader in.
Actief saldo van de betalingsbalans in de eerste pe-
node van het Eqa lisatiefonds.
Alleen staan wij in dit verband even stil bij de be-
talingsbalans over 1037, die icoo juist gepubliceerd is,
daar deze ook van heteekenis is geweest voor het
Egalisatiefonds. Daaruit blijkt immers, dat de beta-
lingsbalans van Nederland in het eerste jaar va..n het bestaan van het Egalisatiefonds actief is geweest.
BotaliugsbaJans tn mi1ioened Guldens
3).
1934
1
1935 1936
1
1937
Handelsbalans
Invoer
………….
1.081
—979
–
1.072—
1.607
Uitvoer
………….
+
737
+
711
+
_
..
—
344
—268
—
276—
402
Saldo …….
Dienstenbalans
Reuteendividenden..
-j-
115
+
143
+
177
-)-
182
+
121
+
116
–.
141
+
228
Overigen
………..
f.
4
—
1
+
3
+
..
.±240
+
258
+
321
+
417
Scheepvaart eny…….
Totaal ……
Saldo loopencie posten.. ..
–
104
—
10
+
+
15
Envoer
()
en uitvoer (+)
122
+
244
—
60—
743
Envoer
(
—)
en uitvoer (+)
van goud……………+
van kapitaal ………..
—
)nverantwoorde Rest…..
53
+
—
1.42
—
92
+-
—
20
+
229
+
499
Wat betreft de vooruitzichten voor 1938, zal het
invoersaldo wraarschijnlijk slechts weinig veranderen.
Over de eerste 8 maanden bedroeg het invoersal-
do
f 270 millioen vergeleken met
f
282 millioen
in dezelfde periode van 1937. Het is mogelijk, dat cle
versterkte voor:raadvorming het saldo nog iets zal
doen stijgen..Daarentegen za] de dienstenhalans als
gevolg van de inzinlcing op cle vrachternnarkt ongun-
stiger worden dan in 1937. De inkomsten uit de
scheepvaart en het haveaverkeer waren verleden jaar
uitzonderlijk hoog. Ook al zouden de inkomsten uit
rente en clividenden gelijk blijven — deze post is een
saidopost – dan is toch de kans op een passiefsaldo
van de betalingsbalans over 1938, wat de loopende
posten betreft, zeer groot.
Oriënteening Va.n den Gulden eerst op den Dollar,
daarna op het Pond.
De grafiek brengt enkele interessante aspecten van
on.ze monetaire politiek aan het licht. Nadat de Gul-
den t.o.v. den Dollar sedert begin October 1936 tot
het ein.de van dat jaar, met uitzondering van een kor-
te onderbreking in November, aanhoudend was ge-
stegen, verkreeg onze valuta in de eerste helft van
1937 een belangrijke stabiliteit. In deze periode was
dc Gulden meer op den Dollar dan
OP
het Pond ge-
oriënteerd, ook in de periode van de ,,Gold scare”
(Mei—iuni 1937).
Daarop volgde aan het einde van 1937 en het be-gin van dit jaar de z.g. ,,Doilar-scare”, mede als ge-
volg van de groote afmetingen, die de conjunctureele
inzinking in de Vereenigde Staten had aangenomen.
De Gulden apprecieerde sterb t.o.v. den Dollar onder
invloed van de vraag naar onze valuta en het depre-
ciatiepercentage kwam zelfs tijdelijk bij ongeveer 17
te liggen. In deze periode hebben de autoriteiten het
,,financieei economische” depreciatiepercentage blijk-
3)
De opzet van dit ba.lanssdhema ont1enen wij aan
,,Econonushe Voorlichting” van
12 Nov. 1937.
haar niet kunnen vasthouden en hebben de psycholo-
gische factoren den Gulden meer doen apprecieeren
dan economisch wenschelijk was.
Sedértdien is de Gulden ten opzichte van het Pond
Sterling veel stahieler geweest dan ten opzichte van
den Dollar. Van begin Januari van dit jaar tot begin
Augustus was de noteering van het Pond te Amster-
dam, afgezien van kleine schommelingen zeer stabiel;
toen volgde een geringe daling, waarop opnieuw een
stabiele ontwikkeling ontstond.
In dezelfde periode (Januari tot heden), heeft de
Dollar te Amsterdam zeer sterk geschommeld met en
opwaartsche tendens. Doordat het Pond echter t.o.v.
de.nDollar (men zie de lijn, welke de Pond-Dollar-
verhouding aangeeft) deprecieerde, daalde oolc het
depreciatiepercentage van den Gulden.
Beziet men deze ontwikkeling in het licht van de
recente aankoopen van Ponden en de verkoopen van
Dollars door het Egalisatiefonds, dan moet men hier-uit afleiden, dat de Nederlandsche Regeering zich bij
de vaststelling van den Guldenkoers niet richt naar
den Dollar, maar naar het Pond.. Daarmede heeft zij
o.i. niet eerst in Augustus een wijziging in haar mo-
netaire politiek gebracht, want deze politiek dateert
reeds van de periode van de ,,Dollar-scare”.
Behoort Nederland tot het SterlingblolcV
De vraag, die uit de reconstructie van de feiten
rijst, is, of van een vaste en continue politiek van
het Egalisatiefonds gesproken kan worden. Dit mee-
nen wij te moeten betwijfelen. Er is veeleer sprake
van een opportunistische politiek. Daarom kan men
ook niet beweren, dat Nederland door de huidige
oriënteering van den Gulden op het Pond tot het
Stes-lingbiok behoort. Nederland blijft o.i. terecht ook
in haar monetaire politiek zelfstandig.
Onze erva-
m:ingen op monetair gebied met cluhvorming zijn niet
geluklcig geweest. Het vroegere goudhlok (begin Juli
1933 tot eind September 1936) is nimmer een mone-
tair-economische eenheid geweest (men denke slechts
aan de mislukking van de Brusselsche conferentie
over handelspo]itieke vraagstukken van October 1934).
Een zelfstandige politiek op monetair gebied hetee-
kent echter nog niet, dat de Gulden zich niet naar
een of andere valuta zou nogen richten. Als richt-
snoer van onze monetaire politiek is in (Ie huidige
omstandigheden oriënteering van den Gulden op het
Pond juister dan oriënteering
0])
den Dollar of op
het goud, al behoeft dit geenszins te beteekenen, dat
de fluctuaties van het Pond onder alle omstandighe-
den zullen worden gevolgd.
Hoe juist de invoering van een politiek van een
zwevenden Gulden is geweest, blijkt in deze tijden.
De economische en hudgetaire omstandigheden in ons
land
zijn
van dien aard, dat het evenwicht in onze
volkshuishoucling nog lang niet is bereikt. Weliswaar
is de depressie sedert het midden van 1936 in hevig-
heid afgenomen, maar het depressiestadium is helaas
nog niet verlaten en sedert de tweede helft van 1937
is op dit lage con junctureele niveau opnieuw een in-
zinking, zij het weliswaar van geringen omvang, in-
getredn.
In deze situatie l)ast geen deflatorische druk van buiten, die ons land zou worden opgelegd door het
vasthouden aan een te hoog niveau van de Gulden
door koppeling aan den Dollar. De positie van de
handels- en betalingsbalans van de Vereenigde Sta-
ten is sedert eenigen
tijd
van dien aard (groot actief
saldo op de handelsbalans sedert het midden van
1987, actief saldo op de betalingsbalans, nog steeds
geen herstel van den kapitaaluitvoer), ditt op de xve-
reld een deflatorische druk wordt uitgeoefend. Ons
land kan op het oogenblik dezen druk van buiten niet
verdragen
4)
24 September ’38
v. d.
V.
) Voor
een bespreking van het vraagstuk van de mo-
netaire politiek op langen termijn is in de huidige om-
standigheden geen annleid4ng.
726
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
28 September 1938
ZUID-HOLLAND GROOTENDEELS BUITEN
HET LUCHTVERKEER?
De lijdensgeschiedenis van de vliegveldaangelegen-
heden in Zuid-1-Iolland is overbekend. De redevoerin-
gen, in de waardige vergadering van de Rotterdamse
Kamer van Koophandel op 26 September 1938 ge-
houden, geven, haar duidelijk weer. De ontstelling over
de wonderlijke voornemens der Regering om het in-
ternationaal luchtverkeer te concentreren op een
plaats, 50 km verwijderd van Den Haag en Delft,
60 km van Rotterdam, Schiedam en Naaldwijk, 70 km
van Dordrecht en Vlaardingen en nog veel verder van
Westelijk Noord-Brabant, de Zuid-Hollandsche eilan-
den en de oevers van Noord en Merwede, is groot.
Niet alleen te Rotterdam, overal in een ruime om-
geving.
Wij zullen ons niet begeven in het vraagstuk van
centralisatie of decentralisatie van het internationale
luchtverkeer. Evenmin in dat van de technische voor-
keur voor bepaalde bestaande of geprojecteerde vlieg-
velden. In de afgelopen zomer heeft dit weekblad
aan deze vraagstukken interessante artikelen gewijd,
die van verschillend standpunt licht over deze kwes-
ties hebben geworpen ‘).
Wij willen hier slechts doen zien, dat het vraag-
stuk niet een probleem is van luchtvaart alléén, dat
de vergelijking van nut en kosten van verschillende
wijzen van regeling van het luchtverkeer niet moet
ophouden
hij
de vergelijking van opbrengst en kosten
van dat luchtverkeer en van de daarvoor nodige outil-
lage, en dat er niet enkel een regionale verschuiving
van evenwicht aan vast zit.
Stellen wij ons voor, dat er naast Schihol geen
vliegveld voor internationaal verkeer meer bestaat,
dat Rotterdam, gelijk Texel, Haamstede, Vlissingen,
Eindhoven, Twente en Groningen met binnenlandse
lijnen en aansluitingen op Schiphol genoegen heeft
moeten nemen.
Wat is dan van deze toestand het gevolg? Onge-
mak en achterstelling van het
bedrijfsleven
in de
nijvere streken aan de rivieren, in het Westiand en
in de verdere omgeving, waar men veel meer tijd en
meer kosten aan een spoedreis zullen hebben te offeren
dan tot dusverre en dan de concurrenten elders. Ver-
mindering vart vreemdelirrgenverkeer. Daling van het
aanzien van stad en streek.
Dit zijn slechts de voor de hand liggende gevolgen.
Men kan ze van regionale betekenis achten en menen,
dat het nationale belang van een goede plaats van
Nederland in het internationale moderne verkeer de
voorrang verdient hoven kwesties van regionale he-
voorrechting of achterstelling.
Er
zijn
verdere gevolgen. De normale groei van de
centra om de grote rivieren wordt tegengehouden.
Nieuwe grote bedrijven vestigen zich slechts daar,
waar de voorwaarden voor hun ontwikkeling gunstig
zijn. Tot die voorwaarden behoort de luchtverbinding.
Evenals in 1870
bij
de vestiging van een bedrijf de
plaats, die aan een spoorweg was gelegen, de voorkeur
kreeg boven een, die geen directe normaalspoorver-
binding had, weegt thans met andere factoren de aan-
sluiting aan het luchtverkeer. Internationale confe-
renties, snel persoonlijk bezoek, snelle postverhindin-
gen zijn vitale elemdnteu van het moderne bedrijfs-
leven. Voor sommige artikelen is zelfs het snelle ver-
voer van monsters of producten van overwecnnde be-
tekenis. Een achterstand van een of anderhalf uur’bij
andere centra kan de doorslag geven hij de bepaling
van de plaats, eaar het nieuwe
bedrijf
of het hoofd-
kantoor van de combinatie van bedrijven zal worden
gevestigd. De groei van het buiten de luchtvaart ge-
1)
Z’ie
E.-S.B. van:
1
Juni’38: ,,Het centrale vliegveld?’
rvan Mr. L. J. van der VaBc en ,,Rotterdaim luhtJhaven’af” door C. Vermey; van
15
Juni ’38: ,,Het centrale vliegveld”
door Mr. W. G. Tegting; van 29 Juni’38: ,,Het centrale
vliegveld” door Ir. J. F. W. Burkij en van 20 Juli ’38:
,,Het centrale
vliegveld”
door
A. Parent.
raakte gebied wordt belemmerd, te meer naarmate
de vliegsnelheden worden vergroot en dus de tijd
van het aansluitend vervoer een groter percentage
van de gehele vervoertijd gaat uitmaken.
Leven is groeien, ontwikkelen, maar op zijn minst
vervangen van wat afsterft. In ieder bedrjfscentrurn
heeft afsterving plaats. Wordt de ontwikkeling van
het vervangende nieuwe belemmerd, dan beduidt dit
achteruitgang.
Sterk spreekt dit voor een bavencentrum. De struc-
tuurverandering van het goederenvervoer eist in de
naaste omgeving de vestiging van nieuwe bedrijven,
vooral industriële met internationale contacten. Ves-tigen die bedrijven zich elders, dan krijgt het haven-
centrum niet de steun, die nodig is om voor weg-
vallende grondslagen in de plaats te worden gesteld.
Dan gaat dat havencentrum kwijnen en verschrom-
pelen. Want een verkeerscentrum is steeds in labiel
evenwicht: vervoermiddelen komen er omdat er goe-
deren zijn, goederen komen er omdat er vervoersgele-
genheden zijn, bedrijven worden er opgericht omdat
er vlot vervoer is, vlot vervoer wordt gehandhaafd
en verdicht als er bedrijven zijn, die een constante
vej-voerbehoefte scheppen. Zodra er iets wegvalt trekt
dat andere goederen, bedrjven of vervoergelegenheden
mee. En de keuze tussen de ene of de andere weg
wordt bepaald door zéér kleine verschillen, niet alleen
in geld, maar ook in
tijd,
in service, in betrouwbaar-
heid. Belemmering van groei wil dus zeggen: verval,
wegtrekken van steeds meer vervoer en bedrijven naar
elders.
Naar elders. Wéiirheen? Voor een gedeelte naar
Amsterdam. •Dat kan het nationale belang, hetwelk
boven het regionale wordt gesteld, koud laten. Maar
voor een groter deel naar Hamburg, Bremen, Emden,
Antwerpen. Dt kan het nationale belang niet koud
laten.
Overdrijven wij? Zeker, in de allernaaste toekomst
zal het zo’n vaart niet lopen. Maar op den duur! De
meeste achterstellingen, die Rotterdam heeft onder-
gaan, werkten op korte termijn. De voltooiing bijv.
van andere landwegen erL oeververhindingen véér die,
welke naar Rotterdam leiden, heeft andere centra
tijdelijk een voorsprong gegeven, waartegen Rotter-
dam zich sterk zal hebben in te spannen.
Deze
ach-
terstelliug echter zal slechts zéér geleidelijk worden
ondervonden, zal zéér langzaam haar vernielende wer-
king uitoefenen, maar daardoor veel moeilijker te
keren zijn. En na al de vorige is zij wellicht de
genadeslag.
Stellen« wij nu eens, dat Amsterdam erin slaagt,
op te vangen wat Rotterdam, Schiedam, Vlaardingen,
Dordrecht enz. verliezen, dat dus geen nationale ver-
liezen worden geleden, maar slechts regionale ver-
schuivingen zullen optreden. Dan zal men nieuwe
sluizen hebben te bouwen, het Noordzeekanaal en het
kanaal naar de Rijn moeten verbreden en verdiepen,
havens en havenoutillages moeten aanleggen, oever-
ve.rhindingsprohlemen moeten oplossen en wat dies
meer
zij.
Kosten, 66k uit de staatskas, waarbij die vart
de aanleg van een vliegveld – of van participatie
daarin – in het niet verzinken.
Ten aanzien van de cultuur van hederfeljke en dus
snel vervoer eisende gewassen in het Westland, op de
Zuid-Hollandse eilanden en in het gebied tussen
Delft, Rotterdam en Gouda, en ten aanzien van een
aantal zeer internationaal georiënteerde bedrijven aan
Noord en Merwede geldt mutatis mutandis hetzelfde.
Men trekt niet ongestraft een verkeerssysteem, dat
uit bestaande bedrijvigheid is gegroeid en waarop
nieuwe bedrijvigheid zich heeft ontwikkeld, scheef.
Zeker niet, indien het een verkeerssysteem betreft,
.dat nog in volle groei is, waarvan de ontwikkeling
nog niet is te overzien. Zeker niet, indien men daar-
door aan een nijver centrum onttrekt het allermo-
dertiste verkeersmiddel, dat bezig is, een onmisbaar
element te worden voor al wat leeft en welvaart
sehept. P.
28 September 1938
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
727
TRANSFER DUITSCHLAND-NEDERLAND.
DE VICIEUSE CIRKEL
Men heft uit cle bladen den inhoud van cle vanaf
1 Juli 1938 voor 3 jaren geldende Nederlandsch-
1)
til
tsche transferovereenicomst kunnen vernemen.
Voor de bezitters van Duitsche fondsen is deze rege-
ling teleurstellend, liet argument, dat voor het ge-
zamenlijk landsbélang hette hunnen laste gebrachte
offer niet zoo smartelijk is, omdat voor exporteurs-
kringen daartegenover voordeolen zijn behaald, zal
door de fondsenhezitters weinig gewaardeerd worden:
liet, tastbare feit voor hen is, dat hun inkomsten met
ca. 25 pOt. zijn gedaald.
lIet heeft echter geen zin, bij deze neerslachtige
beschouwing lang stil te staan; maar wat wel zin
heeft,’ is de vraag aan de orde te stellen of de tot nu
toe wat de rentetrausfer betreft gevolgde weg de
juiste is geweest en zoo neen, of men voor de houders
van Duitsche fondsen in de toekomst iets beters zal
kunnen vinden.
Wellicht de zwaarste handicap, die op de onder-
handelaars van Nederlandsche zijde rust, is de war,-verhouding tusschen hèt koerspeil en het rendement
der Duitsche fondsen. Hoewel tot nu toe de re:irte-
regeling uitgesproken gunstig genoemd kon worden
– de fondsenhezitters hebben gedurende de laatste
jaren over hun nominaal bezit steeds een rente in
guldens kunnen toucheeren, die hooger was dan het
hier te lande geldende niveau, terwijl deze rente,
zoolang het clearingverdrag onveranderd ‘bestaat,
practisch door dec Nëderlandschen Staat gegaran-
deerd is – heeft het koerspeil deze gunstige regeling
:in geenen dccle weerspiegeld. Het is zelfs zoo sterk,
dat de bezitters van Duitsche fondsen sedert het be-
gin van de transfermisère in totaal meer aan rente
op hun stukken hebben ontvangen, dan deze op het
oogenblik waard zijn. Hierbij zijn de bekende ‘enkele uitzonderingsgevallen buiten beschouwing gelaten.
in dat tijdsverloop is het totale bedrag der Duit-
sche buitenlandsche schulden tot op ongeveer een
derde van het maximum v66r 1932 gedaald, :in
Duitschland heeft er een uitzonderlijke economische
opleving plaats gevonden en de positié van dat land
als politieke macht is aanzienlijk versterkt.
Waarom nu zijn deze
belangrijke
factoren geen
stimulans van beteekenis geweest voor het koers-
verloop der Duitsche fondsen? Het rendement daar-van, over de heurswaarde gerekend, is enorm, welke
omstandigheid door de Duitsche onderhanff1aars na-
tuurlijk als sterk argument bij de trausferonderhan-
delingen wordt gebezigd.
Behalve het algemeen wantrouwen en de reserve
ten opzichte van het nieuwe Duitschland, zijn het
waarschijnlijk de volgende factoren geweest:
Men wist niet,jhoe lang de regeling zou blijven
bestaan: van jaar tot jaar moesten onderhandelingen
plaats vinden, die nog steeds een verlaging van het
transferpeil ten gevolge hadden.
In een amortisatie werd niet voorzien; de gel-
den stonden uit e.n men wist niet of en wanneer
men ze ooit zou terugzien.
De rentetransfer maakte een onderdeel van het
clearingverdrag uit en men kon zich met eenig voor-
stellingsvermogen wel indenken, .wie van de groepen
er bij een belangenconflict aan het langste eind zou
trekken: de-exporteurs, voormannen van het ,,leven-
de” handeisverkeer of de crediteuren alias de coupon-
netjeskuippers met de ,,doode” kapitaalvorderingen,
hoe eenzijdig deze veelvuldig gebruikte en, populaire
t,ege.noverstelling ook is. Deze elementen van onzekerheid stonden een koers-
redres van .eenig belang in den weg en vandaar het
bestaan van den vicieusen cirkel: lage koersen – ab-
normaal rendement – druk van Duitsche zijde –
lager transfer – weer lager koersen, enz. en daar-
naast, als direct gevolg een conceutrische vicieuse
cirkel: geen herstel van vertrouwen – geen opleving
van een voor ons land zoo nuttige buitenlan’dsche
crediet-expansie — verder overvloed van geld – dus lager rentepeil hier en bij de volgende onderhande-lingen met Duitschland weer een lager rente.
Is er een weg uit dezen cirkel? Er zijn meerdere
honderden millioenen guldens van ons volksvermogen
in Duitschland belegd en het is’ ‘daarom een nationaal
belang naar een oplossing te zoeken.
Slechts nieuwe ideeën, die van een geheel ahder
uitgangspunt uitgaan, kunnen hierop uitkomst
bregen.
Er moet een definitieve regeling komen in plaats
van de ‘tot nu toe
tijdelijke.
Dezë regeling moet, On-
afhankelijk van het cleringverdrag, behalve e
,een b
hoorlijke jaarli.jlcsche rente een normale amortisati
van hoofdsommen inhouden.
Daar het thans bereikte trausfer-niveau voor de
oorspronkelijke hoofdsommen geen ,ruimte voor een cenigszins normale rente en een aflossing toelaat, zal
men een stuk van de hcofdsommen moeten prijs-
geven. Daar de beurswaarde van een fonds, waarvan rente en aflossing behoorlijk geregeld zijn, zeker be-
langrijk hooger zal zijn dan de huidige koersen van
Duitsche fondsen, is er ook geen bezwaar een con-
cessie in de hoofdsom te doen. Voor rente en aflos-
sirigsdienst moet buiten de clearingregeling om een
behoorlijke waarborg worden bedongen. liet bestek
van dit artikel laat niet toe de te treffen maatrege-
len tot in details uit te werken; stelier dezer is over-tuigd, dat hierop zeker wat te vinden is. De clearing
zou
hij
zoo’n regeling worden ontlast met het geheele
nu voor rente bestemde bedrag.
Een definitieve regeling van het Duitsche-fondsen-
probleem kan een eerste stap zijn op dec weg naar
een definitieve regeling van alle Duitsche buitenland-
sche schulden en hiermede naar normalere verhou-
dingen op internationaal financieel gebied:
Men hoort veelal, dat het voor een dergelijk, initia-
tief nog geen tijd is, daar men het Duitsche econo-
mj,sch stelsel wantrouwt. Dat is niet steekhoudend.
Men hoort ook wel, dat een definitieve regeling van
het Duitsche schuldenprobleem internationaal moet
worden aangepakt. Tegen deze stelling is heel veel
in te brengen met een vingerwijzing naar de teleur-
stellende resultaten van alle ‘recente pogingen om
0
1)
te breede basis internationaal tot accoorden te ko-
men. Maar bovendien is in verhouding tot het totale
bedrag aan Duitsche buitenlandsche schulden het
Nederlandsche belang zoo groot, dat een Nederlandsch
initiatief in deze zeker gewettigd lijkt, terwijl door
den omvang en den aard van het Nederlandsch-Duit-
sche handelsverlceer ons land i.n een
bij
uitstek ge-
schikte positie is, dit probleem als eerste serieus aan
te pakken.
Men hoort oolc wel zeggen, dat het nieuwe Duitsch-
land over het algemeen zoo weinig bemind is, dat een
actie voor , een algemeene schuldenregeling hij het
groote publiek niet populair zou zijn. Dat is ook niet
steekhoudend; dergelijice gevoeismotieven moeten bij
het behandelen van dit soort zakelijke aangelegen-
heden buiten beschouwing blijven.
Met een constructieve oplossing van het Duitsche
fondsenprobleem kan Nederland eens te meer van
werkelijkheidszin getuigen en een belangrijke bij-
drage tot een algemeen herstelleveren. Het is jam-
mer, dat bij het thans tot stand gekomen transfer-
accoord het transfervolume weder belangrijk lager is
geworden; zuks maakt het zonder twijfel moeilijker,
een behoorlijk rente- en af1ossingspercentage hij een
gering offer aan hoofdsom te bedingen. Daartegen-
over staat, dat de duur van drie jaar van dit ac-
coord tijd te over laat een punt en een tijdstip van
overeenkomstte vinden, waar de Nederlandsche hou-
ders hun positie belangrijk verbeterd vinden en dat
van Duitsche zijde aanvaardbaar wordt geacht voor het
opgeven van de inkoop-politiek op afbraakkoersen.
-‘Nederland doorbreke den cirkel!
19 September 1938.
H. C.
VAN MAASDIJK.
728
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
28 September 1938
DE ECONOMISCHE PARAGRAAF IN DE
TROONREDE.
De economische paragraaf van de Troonrede, welke
laatste H.M. de Koningin op 20 September ji. in de
Vereenigde Vergadering ‘der Staten-Generaal heeft
uitgesproken, deed im bepaalde opzichten een nieuw
geluid hooren. Immers, als één der punten van het
Regeeringsbeleid voor het ondertusschen aangevan-gen zittingsjaar is aangekondigd, dat:
,,bijzondere voorzieningen zullen worden getrof-
fen ter bevordering van den uitvoer onzer p’roduc-
ten, terwijl voor ‘bepa&lde be4rijven tariefmaat-
regelen van matig beschermenden aard in voorberei-
ding zijn.”
* *
*
Alvorens op deze zinsnede van de Troonrede v’i
der in te gaan, zouden wij een kort overzicht willen
geven van de voornaamste maatregelen op handelspo-
litiek gebied, die ‘de Regeering met betrekking tot het
industrieele bedrijfsleven heeft genomen.
In chronologische volgorde zouden wij willen
noemen:
Het sluiten van de Oslo-conventie (1937).
Het ten tweeden male wijzigen van de Crisis-
Invoerwet (1937).
Het wijzigen van de Tariefmachtigingswet (1937).
cl.
Het opzeggen van de Oslo-conventie (1938).
Daaraan moet thans worden toegevoegd:
e.
Het bevorderen van ‘den uitvoer onzer produc-
ten alsmede partieele tariefwijziging (thans aange-
kondigd).
a. Het sluiten va.n de Oslo-conventie
(1937)
In het nummer van 15 Juni jl. van E.-S.B. hebben
wij reeds met nadruk tot uiting gebracht, dat wij wei-
nig waardeering voor het sluiten van de Oslo-conven-
tie hebben gehad. Men zal wellicht de Regeering niet
mogen verwijten, dat zij te overhaast tot het aangaan
van deze conventie heeft besloten. Op het tijdstip, waarop deze tot stand kwam, liet het zich kwadijk
aanzien, dat de conjunctuurontwikkeling zoo spoedig
een formidabele ommekeer zou vertoonen. Thans moet
evenwel worden vastgesteld, dat de Regeering zich in
Mei—Juni 1937 voor een te langen duur heeft aan
handen gelegd, te meer waar dit aan-banden-leggen
is geschied zonder (voldoende) ruggespraak met het
bedrijfsleven.
De onakngename gevolgen deden zich reeds zeer
spoedig – na enkele maanden – gevoelen, te meer,
waar door de meestbegunstiging de werking der Oslo-
conventie zich als een olievlek heeft uitgebreid tôt
andere – voor onze industrie en handel veel grootere
en helangrijkere – landen. Meerdere takken van nij-
verheid, waarvoor officieel contingenteeringsmaatre-
gelen bestonden, kon’den daardoor van laatstgenoedide
maatregelen geen vruchten plukken en zagen hun or-
ders en dientengevolge de omvang van hun productie
onrustbarend achteruitgaan, terwijl het onp rettige
vooruitzicht bestond, dat de Regeering in geen geal voor 1 Juli 1938 (de vroegste datum van het béëin-
digen der conventie) voor eenige verbetering kon
zorgdragen.
Het
vrije
spel, dat de buitenlandsche fabri-
kanten en de importeurs op de Nederlandsche markt
hadden tengevolge van de Oslo-conventie, werd soms
nog verscherpt door onrustbarende prijsdalingen,
waardoor de hinnenlandsche bedrijven, naast het
quantum van hun omzet, ook het prijsniveau zagen
aangetast.
Nederland, dat vlot betaalt en een tariefrechtelijk vrijwel onbeschermde markt heeft, is een dankbaar
afzetgebied voor vreemde fabrikaten.
b. Het ten tweeden male wijzigen van de Crisis-
Invoerwet
(1937).
Aangezien de bestaande Crisis-Invoerwet per
1 Januari 1938 zou vervallen, was verlenging dezer
wet in het vorige jaar noodzakelijk geworden. De Re-
geering heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt
om in de onderhavige wet eenige, ten deele belang-
rijke wijzigingen te brengen. Wij schreven hierover
in E.-S.B. van 28 Mei.1937 en brachten daar reeds
tot uitdrukking, dat van de oorspronkelijke bedoeling
der Crisis-Invoenvet (bescherming van bepaalde tak-
ken van het industrieele Nederlandsche bedrijfsleven)
steeds minder overbleef. De Crisis-Invoerwet is afge-
zakt naar het algemeen handelspolitiek terrein. De
Minister zegt daaromtrent zelf: ,,Bij het nieuwe sys-
teem – waarbij elk gesloten (handels)verdrag als een
geheel dient te worden gezien -,
was het onvermij-
delijk, dat bepaalde bedrijfstakken wel eens ten bate
van groot ere belangen in het gedrang moesten komen.”
Dit heteekent vrijwel, ‘dat beperking van den in-
dustrieelen import werd opgeofferd aan het op peil
houden van onzen agrarischen export of aan eischen
van het betalingsverkeer. De belangrijkste invoercon-
tingenten, aan het buitenland verleend, waren dien-
tengevolge niet zelden 100 pOt. van de basisjaren en
moesten zooveel mogelijk worden uitgeput, zoodat
eventueele verbruiksdaling bij de consumenten geheel
ten laste kwam van het Nederlandsche bedrijfsleven.
Waar de industrie veelal te katôpen had fliet afge-
nomen eigen export, kan men zich voorstellen,dat
de Crisis-Invoerwet, ook na haar diverse wijzigingen,
aan de industrie weinig redeii tot tevredenheid heeft
gegeven.
Het wijzigen van de Tariefmachtigingswet
(1937).
In de Troonrede van het vorige jaar aangekondigd,
kwam de wijziging van de Tariefmachtigingswet reeds
spoedig daarna in behandeiihg bij de Staten-Generaal.
De afdoening is niet vlot en niet zonder bezwaren
verloopen. Door de Kamers werden gegronde heden-
kirtgen naar voren gebracht.
Na enkele wijzigingen en na bepaalde toezeggingen
van Minister Steeuherghe is de wet in het Staatsbiad gekomen. De practische toepassing heeft tot nu vrij-
wel geheel op zich laten wachten, terwijl de Regee-
ring reeds bij voorbaat (Memorie van Toelichting)
heeft verklaard, dat de Tariefmachtigingswet evenals
dit met de Crisis-Invoer-wet in toenemende mate het
geval is geweest, voor handelspolitieke doeleinden
dienstbaar zal worden gemaakt. Onder deze omstan-
digheden dient wel te worden gevraagd of de Tarief-
machtigingswet voor het industrieele bedrijfsleven
groote heteekenis zal verkrijgen.
Een meer uitvoerige uiteenzetting van de bezwaren
tegen deze wet kan men o.a. aantreffen in ,,De Ne-
derlandsche Mercuur” van 21 October 1937. ,,Als het
landsbelang dit vereischt”, zoo luidt de wet, kunnen
tariefswijzi.gingen worden doorgevoerd – zelfs zon-
der rechtstreeksch verband met den industrietak ten
,
aanzien waarvan de maatregelen worden genomen. De
ervaringen met de Crisis-Invoerwet geven redenen
te over om, met dergelijke uitspraken voor oogen,
sceptisch te zijn ten aanzien van de beteekenis van
de Tari’efm’achtigingswet voor de industrie.
Het opzeggen van de Oslo-conventie
(1938).
De opzegging der Oslo-conventie zal voor weinigen
een verrassing zijn geweest. Het heeft niet anders
kunnen zijn. De termijn van een jaar, waarvoor de
conventie
indertijd
werd aangegaan, is aanzienlijk
te lang geweest. Terecht is overigens door velen de
vraag gesteld, of deze overeenkomst wel ooit had moe-
ten worden getroffen.
Afgezien van het feit, dat wij sub
a.
reeds signa-leerden, nl. dat het voor de Nederlan’dsche Regeering
practisch onmogelijk is geweest gedurende den loop-
28 September 1938
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
729
tijd van de Oslo-conventie steun te verleenen aan in-
dustrietakken, die ernstig de nadeelen ondervonden van den (tijdelijk) ongelimiteerden invoer uit de bij (leze conventie aangesloten landen alsmede o.a. uit
Duitschiand en Engeland, die via de meestbegunsti-ging van de onderhavige overeenkomst profiteerden,
is vermoedelijk nog (en ander nadeel het gevolg er-
van geweest.
Indien wij juist
zijn
ingelicht, herkreeg de Ne-
derlandsche Regeering ten aanzien van den invoer
van gecontingenteerde producten per 1 Juli ji. niet
haar volle vrijheid. Den Oslostaten bleef – al-
thans wederom tijdelijk – een buitengewoon soepele
behandeling ten deel vallen. De invoerquantiteiten
bleven op die
wijze
op een hoog peil, zoodat de dalen-
cle consumptie, gelijk die sedert het najaar van 1.937
weder is opgetreden, ook na het einde der Oslo-con-
ventie in de eerste plaats de orderportefeuille van
de binnenlandsche fabrieken deed terugloopen. De
onvolkomenheid van de Crisis-Invoerwet is op die
wijze nog eens extra geaccentueerd.
hierbij moet men uiteindelijk niet vergeten, dat in
een tijd van hoogconjunctuur de verbruikstoeneming
niet uitsluitend ten goede komt aan de Nederland-
sche industrie.
Zoodra de
levertijd
van do inheemsche fabrieken
te lang dreigde te worden, werd invoer uit het
buitenland vrijwel ongelimiteerd toegelaten: in haus-
setijd plukte de Nederlandsche industrie dus niet
alle vruchten; in crisistijd wèl alle nadeelen van de
Regeeringspolitiek.
e. 1-let bevorderen, van den uitvoer onzer producten
alsmede partieele tarief swijzi ging
(thans aangekon-
digd).
Bijzondere voorzieningen ter bevordering van den
uitvoer onzer producten bestonden reeds op grond
van de Landhouw-Crisiswet en behoeven ook thans
niet noodzakelijk op industrieele producten betrekking
te hebben. Indien zulks wel het geval mocht zijn,
zullen wij gaarne de beteekenis daarvan nader onder-
zoeken.
Voor verbetering van de positie op de binnen-
landsche markt zal het echter, naar wij meenen
te mogen aannemen, van weinig waarde blijken te
zijn. Rest dan de aangekondigde, partieele tariefsver-
hooging.
De aankondiging daarvan heeft ons geenszins ver-
baasd. Verschillende uitlatingen, die in het afgeloo-
pen zittingsjaar door Minister Steenberghe tegenover
de Kamers zijn gedaan, wezen erop, dat iets dergelijks
in de maak was. Ofschoon zich niet laat voorspellen,
hoe de vermoedelijk reeds ontworpen herziening er-
uit zal zien, klinkt de redactie ons niet bemoedigend
in de ooren. Voor
bepaalde
bedrijven zijn tariefmaat
regelen van
matig
beschermcuden aard in voorberei-
ding. Geen algemeene herziening dus en geen stevige
bescherming. Wij vreezen, dat op die wijze geen be-
langrijke verbetering zal ontstaan. De verschillen tus-
schen hinneulandsche en exportprijzen zijn door aller-
lei vormen van overheidspolitiek in andere landen
niet zelden van een dergelijken omvang, dat een
,,matige” bescherming daarop geen voldoende cor-
rectie kan aanbrengen. Dat leert wel cie practijk der
laatste jaren, gedurende welke soms ,,tegen elken
prijs” wordt geïmporteerd.
Hebben wij het zoo te zien, dat een radicale zwen-
king tot de onmogelijkheden behoort en het stapje
voor stapje moet gaan? Of is de gedachte, dat de
komende tariefsverhooging een complement moet vor-men op de invoerbeperkingen via de Crisis-Invoerwet?
Rekenkundig mag het juist zijn, dat tweemaal
Y2
= 1,
economisch zal dan toch blijken, dat tweemaal een
halven maatregel altijd minder is dan één krachtige.
Dit beclenke men tijdig!
Dr.
C. KOOL
ROTTERDAM IN HET TWEEDE
KWARTAAL VAN 1938.
De invloed van den achteruitgang van den alge-
menen economischen toestand op verkeer en vervoer
over de grote Noordzeehavens, welken wij over het
eerste kwartaal van 1938 in nog zeer bescheiden mate
opmerkten, heeft in het tweede kwartaal voortgang
gemaakt, waarbij evenwel de uitkomsten voor de be-
langrijkste dier havensteden opmerkelijke onderlinge
verschillen vertonen. Het volgende samenvattende
overzicht moge daarvan een eersten indruk geven:
Goedereubewegin.g in tons van 1.000 kg.
Antwerpen
Nieuwe Waterweg
Hamburg
1937
1
1938
1937
1
1938
1937
1
1938
April
………..
2.486.769 l.699.523
4.272.909
3
.T
72
.363J2.l 18.256 2.112.297
Mei
………….
2.241.097 1.795.519 3.741.735 3.73802.l5O.l54 2.174.028
Juni
…………
2.514.471 1.912 5WIJ
4.083.249
3.88l.30C2.092.154 2.055.347
Totaal
…
7.242.337 5.407.542 12.097.893 II 227.46&6.360.564 6.341.672
Wij zien dus een opmerkelijke gelijkmatigheid in
Hamburg, een activiteit aan den Nieuwen Waterweg,
die zich beweegt op een enigszins lager peil dan in
1937 en een zeer scherpe inzinking van de vervoeren
over Antwerpen. Het is bekend, dat deze gang van
zaken in België een levendige ongerustheid wekt, een
ongerustheid, welke zich onder meer uit in politiek
getinte critiek op de overheid en aanvallen op de
regeling van den arbeidstijd in de Belgische zee-
havens. Het loont daarom de moeite de havenbewe-
ging van Antwerpen nader te ontleden aan de hand
van de officiële Belgische statistieken, welke sedert
betrekkelijk korten tijd evenals de Nederlandse de
havenbeweging scheiden in enerzijds in- en uitvoer,
anderzijds doorvoer in beide richtingen. Omdat de
beiderzijdse havenstatistieken dientengevolge thans in
dit opzicht volgens eenzelfde systeem zijn opgebouwd,
is een diepgaande vergelijking mogelijk. (Zie den staat
bovenaan blz. 730).
Beide havens zijn dus vooral geschokt in haar
nationale vervoer. En in beide gevallen is het de uit-
voer, die de meeste veren heeft moeten laten, in het
bijzonder te Antwerpen. De daling van den Belgischen
uitvoer over Antwerpen gedurende het tweede kwar-
taal is kortweg schrikbarend geweest. Het is duidelijk,
dat deze gang van zaken niet of althans slechts in
geringe mate het gevolg kan zijn van factoren van
haventechnischen aard. De mate, waarin de her-
nieuwde depressie en de maatregelen te harer bestrij-
ding den overzeesen handel doen verminderen, is hier
natuurlijk beslissend. In dit verband verdient het ook nog opmerking, dat het niet of nauwelijks de uitvoer
van massa-goederen is, welke heeft geleid tot deze
catastrophale inzinking. Deze categorie speelt trou-
wens in den nationalen uitvoer over Antwerpen een
ondergeschikte rol.
lIet spreekt vanzelf, dat deze gang van zaken
ook in de zusterhaven Rotterdam met leedwezen
wordt gezien. Niet één Rotterdams belang is gediend
door inzinking van den Belgischen uitvoer overzee.
liet is trouwens zeer dd vraag, of de minder ongun-stige ontwikkeling van den uitvoer over Rotterdam
niet eenvoudig uitstel betekent. Ook in de inzinking
omstreeks 1930 is Antwerpen ons immers voorge-
gaan en ieder weet hier, hoeveel dieper nog het dal
was, waardoor de Nederlandse zeehavens daarna zijn getrokken. Bij dit alles voegt zich de overweging, dat
inzinking van het nationale vervoer de Belgische ha-
vens allicht zal prikkelen tot een nog scherpere con-
currentie met betrekking tot den doorvoer, zodat
de Nederlandse zeehavens den terugsiag van de hui-
dige ontwikkeling zouden gevoelen.
Wat den doorvoer betreft is de positie van Antwer-pén blijkens de bovenstaande cijfers heel wat minder
onbevredigend. Er is ook te dozen aanzien achteruit-
gang, vooral weder voor den uitvoer in het twee-
de kwartaal, doch in veel mindere mate dan voor
het nationale vervoer. De gang van zaken wijkt
730
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
28 September 1938
Invoer over
Antverpen
Rotterlam
1937
938
., 1
938
Eerste kwartaal
2.096.450
1.548.292
2.141.102
1.679.919
Tweede kwartaal
2.293.512
1,846.515
1.818.727
1.583.432
Uitvoer over
Antverpen
Rottedam
1
.1938
Eerste kwartaal.
1.848.726
965.450
1.445.132
759.021
Tweede kwartaal
2.048.084
883.156
1.283.241
616.555
Inwaartse doorvoer over
Antwerpen
Rotterdam
1937
1938
1937
1938
983.503
3.328.909
1.006.837
4.017.637
1.132.78á
3.987.047
939.574
4.060.588
Uitwaartse doorvoer over
Antweipen
Rotterdam
1937
1938
1937
1938
1.389.322
.
3.741.44
1.508.745
3.358.709
1.767.356
4.293.745
1.366.000
3.805.646
Vervangen wij Rotterdam door het gehele havencomplex, waartoe de Nieuwe Waterweg toegang geeft, dan worden de
cijfers, enigszins anders samengevat:
Antwerpen
.
Nieuwe Waterweg
NationaFvervoei’
Doorv’oer
Natiopaal’ vervoer
Doorvor
) 1937
8.287.372
5.949.451
Eerste
(
5.272.966,
‘
16.676.218
halfjaar
1938
6.688.202
5.309.957
J
4.821.156
16.741.096
met betrekking tot het nationale vervoer niet zo veel
van dien aan den Nieuwen Waterweg af. Toch is er
in wezen een verschil, ‘dat de, aandacht verdient. In
onze haven laat de uitkomst van het eerste halve jaar
zich in grote trekken samenvatten in de slotsom, dat
tegenover een grote winst aan erts een wat groter
verlies aan kolen heeft gestaan. Voor het overige zijn
de schommelingen klein. Een verschuiving dus in de
rubriek van massa-goederen, welke geheel en uitslui-
tend is te verklaren door den toestand in Duitsland
en op de wereldmarkten. In Antwerpen is het beeld
anders. Daar is er niet of nauwelijks winst op erts,
daarentegen winst op uitwaarts doorgevoerde steen-
kool. Voor het overige is er op bijna alle categorieën
enig verlies geleden. Het wil mij voorkomen, dat deze
kleinere verschuivingen dan in het nationale vervoer
van meer
,
belang zijn voor de beoordeling van de
technische
factoren, die in de Belgische
havenstad
zelf,
werkzaam zijn. Het’ gaat hier immers voor een
groot gedeelte over vervoeren, waarom Antwerpen en
Rotterdam ‘vrij concurreren, waartegenover beide ha-
vens eender staan en d:ie zelf aan dezelfde invloe-
den op het gebied van productie en afzet onderhevig
zijn. Er blijkt nu op deze vervoeren in Antwerpen een
zekere druk te rusten, waardoor Antwerpen een
kleine inzinking toont, welke voor erts betekent het
bijna geheel uitblijven van den vooruitgang, di.e aan
den Nieuwen Waterweg valt te registreren. De enige
uitzondering’ is de grotere uitvoer van’ buitenlandse
steenkool. Vermoedelijk werkt hier onder meer de
Belgisch-Franse overeenkomst van 2 October 1937
door, bepalende, dat de steenkool, voor cle Franse
spoorwegen, welke uit Duitsland wordt aangevoerd,
meer d’an voorheen over Belgische zeehavens zal
worden geleid. (De doorvoez ter zee ‘over Antwer-
pen van steenkool naar
Frankrijk
is althans gestegen
van 109.000 t. in het eerste halfjaâr 1937 tot 177.000
t. in het eerste halfjaar 1.938).
Het is met dit algeene= beeld in’ overeenstem-
ming, dat. de Antwerpse doorvoer langs rivieren en
kanalen in beide richtingen ongeveer gelijk is ge-
daald als de doorvoer ter zee. De doorvoer per spoor,
ten aanzien waarvan Antwerpen door de technische
uitrusting van de haven de concurrentie veel minder
heeft te vrezen (in 1937 was de doorvoer per spoor
over Antwerpen 2130.000. ton, tegenover Rotterdam slechts 121.000 ton,!), ‘schijnt dus niet te zijn achter-
uitgegaan (met zekerheid kan ik dit niet zeggen,
aangezien de cijfers over het eerste halfjaar 1937,
‘oor zover
mij
bekend, niet zijn gepubliceerd).
v[erl,yaarc1ig ‘is, dat de Rijnvaartstatistiek van
Lobith een enigszins ander beeld geeft. In plaats van
een kleine daling van het opwaartse verkeer toont
zij voor Antwerpen zelfs een geringe
stijging
over de
laatstverlopen zes maanden. Uit gegevens over het
verkeer met beladen
Rijnschepen
langs Lohith blijkt,
dat deze ontwikkeling vooral is te danken aan toe-
neming van de vervoeren naar Duitsland in het eer-
ste kwartaal (welke in het tweede kwartaal voor
enige daling heeft plaats gemaakt) en aan de, alge-
mene stijging van de Rijnvaa.rt op Zwitserland iii
verband met de verbetering van den waterbouwkun-‘
digen toestand van den Bovenrijn. Hieruit volgt on-
middellijk, dat de doorvoer via Antwerpen langs
riv,iern en kanalen naar andere bestemmingen dan
clan Rijn boven Lobith scherper moet zijn ingezonken
dan het algemene
cijfer
aangeeft. Dit kan bijvoor-
beeld betekenen, dat Antwerpen in verminderde mate
de rol van invoerhaven voor Nederland heeft ge-
speeld. Ook de doorvoer naar Noord-Frankrijk kan
zijn gedaald, mede ten gevolge van de contingenterin.g
daarvan hij het Belgisch-Franse verdrag van 2 Octo-
ber 1937, al heeft Gent daaronder waarschijnlijk meer
geleden.
In omgekeerde richting is de daling van het Rijn-
vervoer naar Antwerpen volgens de cijfers van Lobith
groter dan de algemene doorvoer via Antwerpen
langs rivieren en kanalen. De hoofdoorzaak schijnt te
zijn ‘gelegen in vermindering van den aanvoer van
den Duitsen Rijn,. Daar Rotterdam zich, gelijk opge-
merkt, voor deze vervoeren beter heeft gehouden, ligt
ook hierin een
aanwijzing
voor den invloed van
011-
gunstige haventechnische factoren te Antwerpen.
De bovenstaande analyse van de positie van Rotter-
dam moest door het feit, dat de veranderingen te
Antwerpen veel markanter waren, in hoofdzaak wor-
den gemaakt a contrario uit Belgische verschijnselen.
Recapitulerende kunnen wij constateren, dat, terwijl
de hoofdoorzaken van de daling der vervoeren over
Antwerpen zijn gelegen in factoren buiten deze ha-
ven, de tegenwerkende elementen in de positie van dc
Belgische havenstad (korte
arbeidstijd,
verhoogde
kosten, communistische agitatie?) vermoedelijk daar-
naast ook enigen invloed hebben gehad op de diver-
gentie der lijnen, waarlangs de concurrenten zich
bewegen, zodat de
relatieve
positie van Rotterdam
niet slecht blijkt te zijn,’ al wil dit natuurlijk op
geen stukken na zeggen,.dat een verbetering van be-
tekenis is gekomen voor de zwakke plekken van onze
haven. Zulks moet worden vastgëlegd, niet uit hang
naar pessimisme, doch ter voorkoming van kwade
gevolgen van ongerechtvaardigd optimisme.
28 September 1938
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
731
In het bijzonder moet er op worden gewezen, dat,
terwijl de zeer slechte toestand van de haven van
Antwerpen voor het overgrote gedeelte voortvloe:it
uit cle inzinking van cle economische positie van
België, ons land in dit opzicht waarschijnlijk
01)
een
afstand volgt, zodat ook de Rotterdamse haven over
enigen tijd voor hetzelfde verschijnsel zal kunnen ko-
men te staan. Weliswaar betekent hier het nationale vervoer minder da.n in België, doch anderzijds mag
men toch ook niet erop rekenen, dat de doorvoer op
het zeer hoge peil blijft staan, waarop de gang van
zaken in Duitsland hem heeft gebracht. Ook dan
kunnen wij natuurlijk het – in vervoer uitgedrukto
betrekkelijk kleine – voordeel behouden van den
haventechnisch voor het ogenblik beteren toestand
van Rotterdam, maar dat is n:iet zeker, want Ant-
werpen overweegt, wat het beste recht der stad is,
energieke maatregelen om verbetering te verkrijgen.
Wanneer wij de Rotterdamse vervoercijfers nog wat nader bezien, dan blijkt vooral het lijoverkeer
met de Noord- en Oostzee zeer levendig te zijn ge-
weest. Eigenlijk wordt hierdoor de toeneming van
het aantal te Rotterdam binnengekomen schepen zo
goed als geheel verklaard. Daarvan is ook enige toe-
neming van het goederenvervoer van en naar die
wateren het gevolg geweest. Alles bij elkander ge-
nomen is echter ten slotte in deze streken alleen de
goederenruil ter zee met de Duitse havens sterk ge-
stegen. Het zogenaamde Duits-Duitse of hoefijzerver-
voer heeft zich dan ook weder ontwikkeld. Van de
Duitse Rijnstreek naar de Duitse zeehavens steeg het
via Rotterdam van ongeveer 1.000.000 ton in het eer-
ste halfjaar 1031 tot bijna 1.150.000 ton in het eerste
halfjaar 1.938, ondanks de daling van steenkool met
meer dan 200.000 ton. In omgekeerde richting be-
droeg de winst op een ongeveer half zo groot vervoer
ongeveer evenveel. Deze cijfers betreffen intussen al-
leen den doorvoer
met
overlading; die
zonder
Over-
lading (het zogenaamde Rjnzeevervoer) is in het
tweede kwartaal van 1038 sterk verminderd, zij het
dan dat de totale winst van het Duits-Duitse ver-
voer via Nederland niet onaanzienlijk blijft. Een
andere
zijde
hiervan is, dat Antwerpen nu eenmaal voor Duits-Duits hoefijzervervoer niet in aanmer-
king komt (grotere afstand), zodat de toeneming
hiervan, welke oorzakelijk buiten ons land omgaat,
onzen voorsprong in ontwikkeling op Antwerpen wat
den doorvoer betreft principieel van enigszins min-
dere betekenis maakt dan de boven weergegeven to-
taalcijfers zouden doen geloven..
De aanvoeren van verschillende overzeese grond-
stoffen en voedingsmiddelen wekken, evenals de
hoveuvermelde gegevens, gemengde gevoelens. Voor
graan en katoen was er vrij sterke daling, voor vruch-
ten, uien en aardappelen toeneming. Dit laatste geldt ook voor koffie uit Zuid-Amerika onder den invloed
van de bekende prijsdaling. Uit Nederlands-Indië ver-
minderden de aanvoeren daarentegen zeer sterk (in
het tweede kwartaal met 65 pOt.). Alles te zarnen was
er intussen van dit product flink meer aanvoer.
ilet aantal der gewisselde telegrammen was in het
tweede kwartaal van 1938 iets hoger (2 pOt.) dan in
het overeeukomstige tijdvak van 1937. De telegraaf-
kantoren op de beurs en in de scheepvaartwijk zetten
evenwel hun daling voort, zodat het handeisverkeer
waarschijnlijk weinig of geen aandeel in deze toene-
ming heeft gehad..
Het aantal der internationale telefoongesprekken
steeg eveneens enigszins (1X pOt.). Daar de grote
winst voor Zwitserland was, is het te betwijfelen, of
deze toeneming zelfs wel ten dele op commerciële
grondslagen herustte. Met Duitsland bleef het tele-
fonisch verkeer dalen, met België stijgen. Hot is
thans reeds zover, dat in het afgelopen kwartaal met
Duitsland 45.456 telefoongesprekken werden gewis-
seld tegen met België 42.027. In 1929 bedroegen de
overee.nkomstige cijfers onderscheidenlijk 100.969 en
31.310 De verschuiving is haast niet te gelovhn, doch
de telefoondienst registreert ontwijfelhaar nauwkeurig.
Wat België betreft is mij uit welwillend door den
betrokken ‘dienst verstrekte nadere gegevens geble-
ken, dat het stijgend telefoonverkeer met dat land
in Rotterdam voor het grootste gedeelte met Antwer-
ien wordt afgewikkeld. Het nauwe economische ver-
band tussen de beide grote Noordzeehavens spreekt
sterk uit deze cijfers en het is verbljdend uit velerlei
uitlatingen op te merken, dat men zich in België daar-
van bewust is. Nu de weegschaal eindelijk na vele
jaren niet langer ten ongunste van Rotterdam door-
slaat, hoort men zelfs stemmen opgaan tegen voort-
zetting van de politiek van kunstmatige concurrentie,
welke toch nutteloos zou zijn gebleken. Indien men
daaronder wil verstaan, dat het voortdringen van
onze Belgische haveneoncurrenten op door ons land
als Rotterdams beschouwd terrein voor het ogen-
blik is gestuit, dan kunnen wij deze beschouwing aan-
vaarden en zeker is ‘dit het geval met de conclusie,
dat het onder deze omstandigheden maar beter is
met kunstmatige pogingen daartoe op te houden. Van .Rotterdamse zijde zal dan zeker niets worden gedaan
om het spel van zetten en tegenzetten van dezen aard,
waarvan wij de laatste jaren getuige zijn geweest,
voort te zetten. Inderdaad kunnen arbeidslust en des-
kundigheid in beide havensteden beter worden ge-
bruikt.
Mr.
W. F. L1CLTTENAUER,
AANTEEKENINGEN.
De daling van den rentestand.
Op 29 October a.s. zal de Vereeniging voor de
Staathuishoudkunde en de Statistiek te Den Haag
haar jaarvergadering houden, die gewijd zal zijn aan
‘de behandeling van de volgende vraag:
,,Welke zijn de oorzaken en de gevolgen van de
daling van den rentestand?”
Een tweetal praeadviezen is over dit vraagstuk
uitgebracht en wel door
Mr. J. W. Beyen,
President
van de B.I.B., en
Mr. H. F. van Leeuwen.,
Directeur van de Tweutsche Bank. Van deze praeadviezen doen
wij hieronder een kort overzicht volgen.
I.
Mr. Beyen
heeft aan zijn praeadvies iii hoofdzaak
een algemeen theoretischen opzet gegeven. Daarbij
heeft do schr. zich overigens onthouden van een uit-
eenzetting van de talrijke theorieën, die over de ka-
pitaa1rnte zijn opgesteld. Hij gevoelt zich verwant
met de opvattingen van Keynes’ General Theory,
zonder diens standpunt overigens in allen deele te
aanvaarden.
Vraag en aanbod van geldmiddelen ter financiering van de kapitaalgoederen ontmoeten elkander op twee markten (dit begrip in ruimen zin genomen), de geld-
markt en de kapitaalmarkt. Op de eerste worden in
hoofdzaak credieten verleend tot een maximum duür
van één jaar, op do laatste is de gebruikelijke termijn
van credietverleening als regel twintig jaar of meer.
Het tussehenliggende gebied van het ,,mittelfristige”
crediet heeft slechts geringe organisatie gevonden.
Het doel, dat op de geidmarkt wordt nagestreefd,
is een geheel ander, dan dat, wat ter kapitaalmarkt
y,ror.dt beoogd. Ter geldmarkt vindt de financiering
plaats van productieprocessen, welke gewoonlijk den
tijd van één jaar niet te hoven gaan. De meeste goe-
deren, ivelker productie met behulp van ter geld-
markt verkregen middelen gefinancierd moet worden,
zijn kapitaalgoederen; slechts een klein deel van de
geproduceerde goederen gaat rechtstreeks in de con-
sumptie over. Men kan derhalve zeggen, dat de geld-
markt dient voor de financiering van kapitaalgoede-renproductie, dus van de reëele kapitaalvorming. De
geproduceerde kapitaalgoederen passeeren op den
door hen af te leggen weg een aantal stadia, gedu-
rende elk waarvan zij financiering in een bepaalde
onderneming verlangen; het productieproces in zijn
732
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
.28
September
1938
totaliteit correspondeert derhalve met een reeks van
korte crediettransacties:
,,Mcn kan dus zeggen, dat de financiering van het
productieproces van n.ieuw kapitaal, in beginsel een finan-
niening op korten terinij n is” (bis. )
Daarentegen eischt de financiering van duurzaam
kapitaalbezil
een andere methode. Deze financiering,
waarbij voor het aanhouden van duurzame kapitaals-
installaties middelen op langen termijn verworven
moeten worden door de ondernemers, vindt plaats op
de kapitaalmarkt. Tusschen kapitaalvorming en
spa-
ren bestaat geen rec.htstreeksch verband:
,;uet besluit van de ondernemingen om kapitaal te vor-
men hangt niet rechtstreeks samen met het besluit van de
particulieien om een deel van hun inkomen niet uit te
geven…. Toch bestaat er, naar beide zijden verband tus-
sohen beide grootheden. 1
–
let bedrag, waarmede het na-
tionale inkomen wordt vergroot door de gelden, die voor
de kapitaaivorming worden uitgegeven, is van invloed op
het bedrag der besparingen. Er wordt nu eenmaal meer
gespaard uit een groot dan uit een kleiner nationaal in-
komen. En de relatie tusschen het gedeelte van het na-
tionaal inkomen, dat uitgegeven en het gedeelte, dat be-
spaard wordt, beïnvloedt via de rentabiliteit der onderne-
mingen den omvang der toekomstige kaprtaaJvorining.
Wanneer relatief te veel wordt gespaard, neemt de kapi-
taalv•ornsing af, het nationaal inkomen krimpt, en het
absoluut bedrag der nieuwe besparingen moet kleiner wor-
den. Daargelaten of er tusschen de gelden, die voor kapi-
taalvorming worden uitgegeven en de bespaarde bedragen
een evenwiohjtaverhoudiizg kan bestaan, zeker is, dat zij
zich, zelfs op den relatief korten duur, niet geheel los van
elkaar kunnen bewegen. Wanneei men zegt, dat de loo-
pende nieuwe besparingen ontstaan uit de gelden, die
worden uitgegeven voor de kapitaalvormiing, is men niet
zeer ver van de waarheid. Wie de economische ontwikke-
li.ig in landen met een sterke kapitaalvorming bestudeert,
vindt dit bevestigd.” (bis. 5, v.).
Is er dus uiteindelijk evenwicht tusschen bespa-
ringen vdrming van nieuw reëel kapitaal en wordt
dit laatste, voorzoover het een duurzaam karakter
draagt, met ter kapitaalmarkt beschikbare middelen
op
langen termijn gefinancierd, zoo rijst de vraag,
met welke middelen de kapitaalvorming, d.i. het pro-
ductieproces van nieuwe kapitaalgoederen, zelve wordt
gefinancierd. Hierbij speelt de credietverleening door
middel van banken een belangrijke rol. De geldschep-
pende kracht der banken wordt door den schr. er-
kend; deze is als zoodanig niet infiatorisch:
,,Voor
de beoordeeiing of een uitbreiding der kapitaal-
vorming
inflationistiso.h is, zijn omvang en tempo dier
uitbreiding, niet de wijze van fiinanciiei’ing beslissend.
De credietsoheppende kracht der banken is in moderne lan-
den een feit. Haar aan banden te leggen is noodig, niet
omdat zij op zichzelf een euvel is, doh slechts
in zooverre
zij een i,nflationistisuhe uitbreiding dei kapitaal.vornning
(c.q. een cousuntptief’inaacierng)
mogelijk maakt”
iblz. 9).
Wat de hoogte van de rente ter kapitaalmarkt be-
treft, zoo wordt deze bepaald door den omvang van
de reëele kapitaalvorming eenerzijds (zelve weer af-
hankelijk van de door den ondernemer verwachte ren-
tabiliteit en van zijn verwachting omtrent de rente,
die hij uiteindelijk voor de financiering van duur-
zaam kapitaal zal moeten betalen), en door de daar-
tegenover gestelde besparingen, alsmede door de ca-
paciteit van de geldmarkt. Als de omvang der be-
spaarde middelen eenmaal vaststaat, kan de hoogte
van den rentestand daarop uiteraard geen invloed
meer uitoefenen:
,,De gedachte, dat tegen een bepaalde rente meer wordt
bespaard en minder uitgegeven, is thans wel prijsgegevn. 1
Wat als aanbod op de kapitaalmarkt komt, is reeds be-
spaard en de vraag, diie •de prospectieve belegger zich
stelt, is niet die van beleggen of uitgeven, maar van be-
leggen in het een of het ander, of niet beleggen” (blz.
11, v.).
De conclusie van dit deel van het betoog van Mr.
Beyen luidt:
,,De conclusie uit het vorenstaande is, dat de rentabili-
toitsverwaeh.ting en de capaciteit van de geIdmarkt de beslissende facto ren in de bepaling van de rente op de
kapitaalmarkt zijn, en dat spontane rentebewegingeii in
het algemeen begrensd zijn, tenzij zij van een wijziging
an
de capaciteit der ge.ld.markt uitgaan of met een aoo-
darige wijziging gepaard gaan. Het feit, dat een gedeelte
van de kapitaalvonuinig door de overheid zich niet door
rentabi]iiteitsoverwegingen laat leiden, verandert deze con-
clusie niet… . De niet rendabele kapitaalvorming kan
slechts tot stijgen vals het totale volunien (ier kapitaal-
vorming leiden, in zooverre zij tot i•n.perkin.g van het
vo.lumen van het door de geldinarkt gefinancierde kapi-
taalbesit leidt. Indien dus het doel der niet rendabele
kapitaalsinvesteering het doen toenemen van het totale
voluanen der kapitaalvorm.ing is, vindt zij hier een obsta-
kel, dat onder bepaalde omstandigheden zeer belangrijk kan
zijn” (bis. 14).
Om deze redenen zijn de factoren, die de elastici-
teit van de geldmarkt beïnvloeden (goudproductie,
ruime politiek van de centrale bank, gunstige beta-
lingsbalans) van eminente beteekenis voor de hoogte
der kapitaalrente, welke laatste vooi-ts mede sterk be-
invloed wordt door de conjunctuurontwikkeling.
De schrijver wijdt daarna enkele beschouwingen aan
de laatstelijk
zoo
vaak te berde gebrachte vraag, of
onder omstandigheden gesproken kan worden van een
overmatige spaarzaamheid in verhouding tot de loo-
pende kapitaalvorming. Deze zou z.i. tot gevolg heb-
ben, dat de rentabiliteitsmogelijkheden zouden terug-
loopen en dat dus het volumen ‘der kapitaalvorming
afneemt. Zulks veroorzaakt renteverlaging, hetgeen
weder de kapitaalvorming, d.i. de productie van nieu-
we kap itaalgoederen, stimuleert.
Een vrij gangbare opvatting is deze, dat een toe-
stand kan ontstaan, waarin in verhouding tot de be-
sparingen te weinig belegging zoekend kapitaalbezit is, bijv. door voortdurende premiebetaling voor pen-
sioenen en levensverzekering, door gestadige aflos-sing van obligatieschulden, e.d. In dat geval zouden de beleggers tot oppotting genoopt worden. Daarbij
wordt echter vergeten, dat de door de oppotting aan-gehouden deposito’s toch iets tegenover zich moeten
hebben, daar zij anders eenvoudig niet zouden be-
staan. Bij gebrek aan nieuw kapitaalbezit moet deze
teg’enpost bestaan uit reeds vroeger gevormd kapi-
taalbezit, dat bijv. in verband niet- geleden verliezen
naar de financiering ter geldmarkt wordt terugge-
voerd, of uit credieten ter financiering van verliezen
van ondernemingen of van schatkistpapier ter finan-
ciering van deficitten. Er
zijn
dus altijd financie-
ringsobjecten. De daling van den rentestand volgt in
zulke gevallen uit de ontlasting van de geidmarkt,
voortvloeiend uit den minderen omvang der kapi-
taalvorining. Zulk een toestand duurt echter nooit
lang, daar de vermindering van het nationale inko-
men, waarvan deze toestand blijk geeft, niet zonder
deprimeerenden invloed is op den omvang der spaar-
zaamheid.
De opvatting, dat in Nederland overmatige spaar-
zaamheid, resp. onderinvesteering zou heerschen, acht
de schr. onjuist:
,,De toestand in Nederland wordt veeleer gekarakteti-
seerd door het w’ngvallen van de inogelijileheid van inves-
teeralig in het buitenlan h
d en et naar Nederla
g
nd teru-
vloeien van vroeger aldaar geïnvesteerden rijkdom. Zij,
die meenen, dat de sociaal onaanvechtbare spaarzaamlieid via pensioenfondsen en levensv.erzekeringmaatschappijen
te ver gaat in verhouding tot de investeerinjgsmogeiijlk-
held, zeggen eigenhjik, dat Nederland niet de mogelijkheid
heeft, dien rijkdom te producent-en, velken het noodi.g
heeft om aan zijn bevolking te zijner tijd wirkelijk te
verschaffen, wat het haar in pensioenen en levensverzeke-
ringen voor ouden van dagen heeft beloofd. Wanneer dit
het gevel is, valt uiteraard het vraagstuk door
onrendabele
inves’teering niet op te lossen. Men kan daarmede het
vraagstuk der werkloosheid ten deele uit de wereld helpen
– en het is onder Qmstandiglheden en binnen zekere gren-
zen nuttig dat te doen – doch men legt langs dien weg
evenmin rijkdommen terzijde als wanneer men niet in
–
ves-
teent. Het vraagstuk ware inderdaad onoplosbaar. Want
niemand kan er aan denken, de sociale verzekering af te
breken of een propaganda tegen het sluiten van levens-
verzekeringen op touw te ‘zetten. En het is in het alge-
meen bezwaarlijk, een volk in tijden van onzekerheid er-van terug te honden te sparen. Men heeft veel gesproken
28 September 1938
ECONOMISCH-STATIST,ISCHE BERICHTEN
733
over de verarming der wereld na den oorlog. Ik geloof
niet, dat cle wereld inderdaad armer is geworden. Maar
zeker is waar, dat bewapening en politieke onrust, af-
sluiting van grenzen en bescherming van onrendabele pro-
ductie, die productie van rijkdom onmogelijk maken, waar-
toe althans het Westelijk gedeelte der wereld door zijn
technische structuur in staat is en die zijn sociale strue-
tuut- veronderstelt” (blz. 18, v.).
In do samenvatting van zijn praeadvies komt Mr.
Beyen tot de slotsom, dat de daling van de kapitaal-
rente in de laatste jas-en te verklaren is eensdeels uit
een aanmerkelijke verruiming van ‘de capaciteit der
geidmarkten (moderniseering der structuur daarvan,
toegenomen goudproductie, vermeerdering van don
goudprijs), anderdeels door onvoldoend sterke con-
junctuuropleving, verband houdende met internatio-
nale onrust en handelsbelemmeringen, waardoor de
rentabiliteit werd gedrukt. Van de ontwikkeling van
deze factoren is de toekomstige loop der kapitaalrente
afhankelijk.
Niet overal doet zich het verschijnsel van de sterk
gedaalde kapitaalreute zich voor, omdat de zooeven
genoemde factoren zich niet in alle landen hebben
doen gelden. Mr. Beyen besluit zijn praeadvies als
volgt:
,,Sleckts cie zoogenaamde crediteur-landen, Atmertka,,
Engeland, Nederland, Zwitserland;
Zweden,
vertoonen de
daling van de kapitaalreate, waarop de den praeadv’iseurs
/ gestelde vraag doelt. Zij hebben er alle eigenschappen voor.
Hun kapitaalsoutillaige is ver ontwikkeld, hun monetaire
structuur modern. Zij kennen sinds den herfst van 1936
geen kapitaa.lvluuht meer, hoogstens een vlucht in heit
goud, die, in verband met de sterk gestegen goudproductie
eer een voordeel dan een beswaar ‘is geworden. Er is een
sterk ontwikkelde ,,sociale” spaam-aaanshe.id, die een gun-
stige markt voor overheidsobligaties medebrengt. In de
grootste diem- landen verhindert de overheid iedere span-
niing op •de geidmarkt. Onder de in die landen gegeven
i
b
oTnstaudigheden zou zelfs een sterke opleving der indus-
trie of der speculatie niet tot spanningen op de geidmarkt
leiden. Wanneer landen met een volmaakte organisatie van
de geldinarkt, met een overleid, die bereid is, iedere span.
niimg op die markt te verhinderen, niet een vorgevorderde
kapitaalsoutillage, den moed verliezen in het buitenland
te investeeren, dan kan slechts kapitaaivlucht verhinde-
ren, dat de kapitaalrente daalt tot het punt, waar beleg-
gers zieh gaan realiseereu, dat zij op de obligatie, die zij
koopen, nog slechts geld kunnen verliezen. ])e ontwikke-
ling in Ft’aimkrjk, toont aan, ivat een, zij het avereehtsohe,
belegging in het buitenland (d.w.z. kapitaalvinoht), voor
den rentestand beteekeitt, zelfs daar, waar verkeerd be-
grepen welvaat’tspolitiek de normale investeering in het
buitenland renit” (blz. 21).
II-
Het pvaeadvies van
Mr. Vctn Leeuwen
verschilt in
opzet en in conclusies zeer belangrijk van dat van
Mr. Beyen. Gaf deze een algemeen theoretisch be-
toog, gevolgd door enkele verwijzigingen naar de fei-
ten, daar behandelt Mr. Van Leeuw’en het vraagstuk
van den historischen kant. En wat zijn conclusies be-
treft, zoo hecht Mr. Van Leeuwen aan de geidmarkt
als factor ter bepaling van de hoogte van den rente-
stand een andere beteekenis clan Mr. Beyen, terwijl
hij van belegging in het buitenland voor de verhef-
fing van den rentestand hier te lande heel weinig
verwacht. Een en ander moge aan de hand van het
volgende overzicht worden toegelicht.
Mr. Van Leeuwen schetst eerst het verloop van den rentestand in de vooroorlogsperiode. In de 19e en 20e
eeuw hebben pei-ioden van economische activiteit, ge-
kenmerkt door ruime toepassing van nieuwe vindin-
gen (eerst de stoommachine, later de electriciteit) en
door een door vergroote gouciproductie mogelijk ge-
maakte
stijging
van het prijsniveau, afgewisseld met
tijden van stagnatie, waarin het prijsniveau daalde.
Een en ander uit zich, zooals met een aantal door
den schrijver medegedeelde statistische gegevens wordt
toegelicht, mede in stijging en daling van den rente-
stand:
,,De periode 1850 tot aan den w’et-eJdoorlog leert, dat
tijdpeoken van verhoogde economIsche actFviiteirt zijn tijd-
pet-ken ‘van stijgende rente; dat verhoogde economische
activiteit zich uitdrukt in stijging van het prjaaiveau en
dat een voldoende ruilmiddelcnvoom-zieniinig (toen practisch
gelijk: goudproductie) daarvoor een voorwaarde is. Daar
–
entegen gaat economische inautiviteit gepaard met dalend
prijsniveau en dalende rente” blz. 26).
Geld- en kapitaalmarkt hebben elk hun eigen rente-
type, niaar staan in onderling verband, zoodat de
renteheweging op beiden op den langen duur parallel loopt. Wanneer besparing en investeering met elkan-der in evenwicht zijn, resulteert daaruit een ,,natuur-lijke” rente
01)
de kapitaalmarkt. Een wanverhouding
tusschen beiden openbaart zich niet slechts op de ka-
pitaal-, doch ook op de geldmarkt. Bij overwegende
besparingen zal een grooter deel van het maatschap-
pelijk vermogen in geldvorm worden aangehouden,
hetgeen de geldmarkt verruimt. Omgekeerd zal over-
investeering terstond op de geldmarkt inwerken, tot-
dat door fiduciaire geldcreatie het evenwicht tus-
‘ichen besparing en investeering wordt hersteld, welke
geldcreatie overigens tot een inflationistische prijs-
stijging aanleiding geeft (op dit punt wijkt de opvat-
ting van Mr. van Leeuwen, gelijk men ziet, belang-
rijk af van die van Mr. Beyen).
Vermeerdering van ruilmiddel heeft overigens geen
duurzamen renteverlagenden invloed. Zoodra de prij-
zon als gevolg van de ruimere geidvoorziening gaan
oploopen, zal een
stijging
van den rentestand op de
kapitaalmarkt intreden. Het omgekeerde is het geval
hij credietbeperking ter geidmarkt; deze gaat aan-
vankelijk met stijgende rente gepaard, maar door het
dan intredend deflatieproces vindt uiteindelijk een
daling van de kapitaalrente plaats.
Bezien van de
zijde
van den ondernemer wordt de
raag, welke rente deze voor het door hem op te
memen kapitaal kan betalen, beheerscht door ‘de ren-
dementsverwachting. Deze hangt weer samen met
den loop van het prijspeil, welks lange bewegingen
door de goudproductie beïnvloed worden. De schrij-
ver drukt in zijn praeadvies enkele grafieken af,
waarin de loop van het prijspeil wordt vergeleken met dien van het rendement van obligaties en van
de goudproductie, welke grafieken van zijn opvatting
een bevestiging geven.
Toch ware het onjuis.t te meenen, dat deze regel
zich steeds en onder alle omstandigheden zou dben
gelden. Dit blijkt uit een beschouwing van den ren-
testand in Nederland in de na-oorlogsperiode. Deze
wordt door den schrijver in vier tijdvakken gesplitst,
tw. 1919/24, 1925/30, 1931/’36, en ‘de tijd na het
loslaten van den gouden standaard in het najaar van
1936.
In het eerste tijdvak heeft Nederland boven zijn
Icracht geleefd. De investeering en de vraag naar geld
van do zijde van cle overheid overtroffen de hespa-
rngen; de rente der Staatsleeningen loopt tot 6 pOt.,
die der Gemeenteleeningen tot 7 pOt. op. Het tekort
aan besparingen wordt aanvankelijk gebalanceerd door
verkoop van Amerikaansche effecten, later door het
opnemen van leeni.ngen in het buitenland. Dat che
rente der geldmarkt laag bleef, vond zijn verklaring
in de politiek van De Nederlandsche Bank, welke
destijds, zooals de schrijver met een uitvoerig citaat
uit een geschrift van Mr. Tetrode toelicht, zeer be-
vreesd was voor deflatie.
De tweede periode toont een daling van den rente-stand. De besparingen overwegen verre boven de in-
vesteeringen, hetgeen een aanzienlijke buitenlandsche
credietverieening mogelijk maakt. De staatsschuld
daalt, de fondsvôrming bij particuliere pensioenfond-
sen ek verzekeringsmaatschappijen en bij de sociale
verzekering neemt snel toe.
De derde periode staat in het teeken van gering’e
particuliere investeering, sterk toegenomen overheids-
credietvraag voor het financieren van deficitten, op-
houden van eredietverleening aan het buitenland en
terugtrekken van aldaar tijdelijk of duurzaam be-
legde gelden, voortgezette, hoewej minder sterke
350
—50
230
50 (1)
100
75
30 (1)
100
80
50 50
35
175
50
175
135
734
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
28 September 1938
fondsvorming. Het resultaat van deze krachten is
wederom een daling van den rentestand.
De periode sinds de devaluatie kenmerkt zich door
grooten toevloed van geld uit het buitenland, sterke
fondsvorming en geringe credietvraag, zoowel bij par-
ticulieren als bij de overheid. Er heerscht dus (ook
hier blijkt duidelijk verschil met de opvatting van
Mr Beyen) een belangrijke wanverhouding tusschen
,,saving” en ,,investment”.
Op blz. 46 van het praeadvies treft men den vol-
genden samenvattenden staat aan:
Jaaiigemiddedden in miili.oenen Guldens.
1919—
1
1925—
1
1931—
Jaargemiddelde
1924
1930
1
1936
1937
Netto credietbehoefte over-
heid ………………
Accres institutioneele be-
leggjng:
Burg. Pens.fonds en Soc.
Verzekering ……….
Levensverz. en pensioen-
fondsen …………..
Spaar- en boerenleenb…..
Overheerschend type
staatsleeningen ……..
1
6
0/0
1
43.
0/0
1
4
1
3 ol
o
Uit een en ander blijkt, dat de algemeene regel, dat de loop van den rentestand samenhangt met dien van
het prijsniveau kan worden doorkruist door twee be-
langrijke factoren, die zich beiden in Nederland heb-
ben doen gelden, t.w. de wisselende omvang van de
credietbehoefte der Overheid en de omvang der ,,in-
t stitutioneele” beleggingen. Vooral deze laatsten oefe-nên een sterken druk uit op het rentepeil hier te lan-
de. De schrijver meent, dat een veel te groot deel van
onze besparingen via de institutioneele beleggers
loopt. Bij een nationaal inkomen van 4 tot 5 mi1liard
Gulden behoort normalerwijze een besparing van 400
tot 750 millioen. De boven weergegeven cijfers too-
nen, welke een aanzienlijk deel daarvan via fonds-
vorming loopt. De schr. betreurt deze verhoudingen,
aangezien daardoor de particuliere belegging, die
thans wordt afgeschrikt, om, door fiscale lasten, in
beteekenis achteruitgaat, terwijl deze toch voor een gunstige economische ontwikkeling de eerste plaats
behoorde in te nemen.
3
Mr. Van Leeuwen besluit zijn praeadvies met de
volgende beschouwing over het toekomstig rentever-
t
loop:
– ,,Mcu
moet mi. beseffen dat een rente van 6 pot., zoo-
t als wij die in de na-oorlogsdhe jaren gekend hebben, een
totaal abnormaad cijfer is. Voor de hoogste klasse van
obligaties is zelfs
4
pCt. no.g ‘hoog en alleen maar in tijden
van een zekere spanning geldend. Ik gevoel voor de ziens-
wijze van Gibson, die 34 pOt. een normale rente voor
obligaties
van
de hoogste klasse
acht. Waar in Nederland
ruim een milliard onbelegd ‘is en dit ongeveer 10 pOt.
uitmaakt van hct totaal uitstaande o’bligatiekapitaal,
schuidvorderingen en hypotheken, ‘is de ,,natuurlijke rente”
niet de
3 i’i 3Y
4
pOt., die wij uit de beurskoersen aflezen,
doch ligt deze voor het oogen.blik belangrijk lager. Dat
leeningen aan, het buitenland een andere dan een zeer on-
dergesolrikte rol kunnon spelen bij de a.bsorbeei’ing van
ons surplus geloof ik niet.
Als
mogelijLkheid van kente-
ring zie ik in de eerste plaats grooteren ondernemingsiust’
en -mogelijkheid, welke zich bij oploopend prijsniveau zou
moeten ontwikkelen onder medewerking van beleggers,
welke ondernemersrisico willen aanvaarden en een econo-
mische politiek’ van de oveiheid welke primair op een
rendabel bedrijfsleven is gericht.”
Tot zovu- het ovezicht van de bide praeadyiezen.
Aan discussie ial het wel niet ontbreken. Daarbij zul-len vermoedelijk ook bepaalde practische vragen, in-
zonderheid de vraag, welke beteekenis het beleggers-
front’ heeft in verband met de reeds morkbare kente-‘
ring in de rentestaud in den allerlaatsten tijd, tot
een onderwerp van bespreking worden gemaakt. Van
de te voereii besprekingen geven wij t.z.t. het ge-,
bruikelijke ‘verslag.’
De economische toestand van Roemenië.
De structuur van’ het land.
Roemenië behoort tot de groep der typisch agra-
‘rische landen in Europa. Dit blijkt b.v. duidelijk uit
de cijfers van de voikstelling van 29 December 1930.
1
–
let aantal industrieele arbeiders bedroeg toen slechts
ongeveer 617.000 op een total bevolking van onge-
veer .18.000.000 zielen., Het agrarisch karakter komt
tevens tot ‘uiting in cle relatief geringe bevolkings-
dichtheid (61 inwoners per km
2
) en de verdeeliug van
cle bevolking over het platteland en de steden, (Hoofd-
steden der Departementen 15.9 pOt., kleinere steden
4.2 pOt., platteland 79.9 pOt.). Directe gegevens over
het aantal arbeiders in den landbouw zijn niet be-
sc;hi.kbaar; men kan echter aannemen, dat circa 80
pOt.. van de bevolking van den landbouw afhanke-
lijk is.
(Voor zoover niet anders vermeld, zijn de gegevens
in dit artikel ontleend aan Anuarul Statistic al Ro-
maniei).
De agrarische hervornz’ing en de agrarische’
structuur.
Roemenië is een land van kleine boeren; dit is
-vooral het geval sinds de agrarische hervorming na
den wereldoorlog. Om aan het communisme het hoofd
te kunnen bieden, beloofde de Regeering het groot-,
grondbezit te zullen v.erdeelen. In totaal werd 5.650.000
ha verdeeld; de bedrijfjes kleiner dan 10 ha beslaan
nu dan ook 92 pOt. van de totale oppervlakte, vé6r
de agrarische hervorming echter toch reeds 57 pOt.
De gevolgen van deze hervorming zijn uiteraard niet onverdeeld gunstig. Het ontbreekt den boeren
aan kapitaal, om zich de machines aan te schaffen
ter bewerking van het nieuw verworven land. De vee-
stapel werd niet onderhouden en de export van
graangewassen liep sterk terug. Dit was het gevolg
van het feit, dat de tarwe, een belangrijk exportpro-
duct, gedeeltelijk door de maIs, het Roemeensclie
volksvoedsel, werd vervangen. Dit blijkt uit de vol-
gende cijfers:
Aandeel van de gewassen in de totale met graan bebouwde
oppervlakte in procenten.
Gewas
Gemiddelde
1921-1925
1934-1935
Tarwe
29
28
Mai’s …………..
37
45
Gerst
18
16
Haver
13
8
logge
3
3
100
100
(Ontleend aan ,,De Economische Toestand in het Buiten-
land, No. 3 Roemenqë”l.
De landbouw wordt extensief beoefend ten gevolge
‘an het gebrek aan kapitaal. Illustratief is in dit ver-
band, dat de opbrengst per ha ongeveer de helft is
an die in Nederland. Men tracht aan het kapitaal-
gebrek tegemoet te komen door in het leven roepen
van credietcoöperati es.
Het aantal stuks vee nam in de periode 1925—’35
met ongeveer 1 millioen toe (ongeveer 5 pOt.). De
schapen zijn nog het belangrijkst (ongeveer de helft),
maar het aantal runderen neemt sterk toe. De kwali-
teit tracht men te verbeteren door kruising met bui-
tenlandsche rassen, vooral de kwaliteit van de wol
tyacht men
01)
deze wijze te verbeteren.
De boschbouw is voor het land vrij belangrijk, on-
geveer i’ van den bodem is met bosch bedekt, waar-
van ongeveer de helft met beukenbosch.
Verder is er eenige wijnbouw en tuinbouw.
Maat?-epclen tot steun van den tarwebuw.
Het prijsverloop op de wereidmarkten bracht voor
den Roerneenschen boer groote moeilijkheden mee. Om den boeren een i-edelijk inkomen te verzekeren
werd in 1932 een valorisatiekantoor opgericht. Dit
33,8
‘
4,3
7.337 1.008
31,6
-. 4,6
‘5.886
‘
953
29,6
–
0,6
7.064
1.102
23
.
+
5,5
9.214
805
,
15,7
+ .
6,5
10.047 530
12
+
4,7
9.056′
449
11,6
-‘ 2,5
8.777
‘
467
13,1
+
0,5 8.852
‘
636
10,8
±
5,9
9.276′
‘
528
12,5
±
9,2
10.548
636
19,2
+
12,2
,9.648
‘
708
+
1,9
2.178
140
5
–
0,2
1.503
196
inn
Stei.
des
In- and
Auslandes.
1927..
38,1
1928..
27
29
1930..
28,5
1931.
22,2
‘1932. .
16,7
1933..
14,1
1934..
13,6
1935..
16,7
1936..
21,7
,1937. .
. 31,4
le kw.
1937
1
6,2
le
kw.
1938
1)
4,8
1)
Ontleend
28 September 1938
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
735
stelt de binneniandsche graanprijzen vast en betaalt
een exportpremie voor tarwe. Eet kantoor verkrijgt
zijn inkomsten uit de schatkist en uit een verbru.iks-
belasting. Doel van dezen steun is het tegengaan
VLfl
pauperisme van de boerenbevolking en tevens de
tarwebouw voor inkrimping te behoeden.
De uitvoerpremie was vrij hoog en bedroeg 20-30
püt. van den tarweprijs.
Tengevolge van de prijstijging op de wereldmarkt
kon de tarwe-uitvoerpremie in April 1931 geheel op-
geheven worden. Het fonds blij
••ft echter bestaan, om
in
tijden
van prijsdaling weer steun te kunnen ver-
leenen.
De industrieele structuur.
Het land is ‘wel goed voorzien, van grondtoff en, maar kan. deze door kapitaalgebrek voor een groot
deel niet zelf verwerken. Vele van deze grondstoffen
(waaronder petroleum, ijzer, hiiiden, grondstoffen
voor de voedingsmiddeleuindustie) worden daarom
uitgevoerd.
We vinden in Roemenië nog overwegend klein-
bedrijf; wel zijn er enkelé kapitaalintensieve bedrij-
ven (bv. de petroieumindustrie,, doch hierin over-
weegt het buitenla,ndsch kapitaal.
Roemenië is rijk aan mineralen, nl. ijzer, bruin-
kool, en vooral petroleum. Een groot deel van de in-
dustrie is dan, ook extractief. De ‘aardgassen worden
als brandstof aangewend.
De
petroleumindustrie is
de belangrijkste extrac-tieve’ industrie. Vodral na den wereldoorlog ontwik-
kelde deze zich snel, daar de
rijkste,
velden in de
Karpathen liggen. Momenteel loopt de productie te-
rug, daar de thans in exploitatie zijnde bronnen uit-
geput beginnen te raken; Roemenië is nu in de we-
reldproductie van de 4de op de Sde plaats teriigge-
drongen en werd alleen van de 6de plaats gered door
de plotselinge daling dor Mexicaa.n.sche .. productie.
I’Iet kapitaal in deze industrie is voor het grootste
deel buitenlanidsch (80 pOt.). De ontwikkeling van de
productie blijkt uit, onderstaande tabel:
Jaar
. Ton
Jaar
Ton
1857
257
1930.
5.792.3(1
1913
………
.
1.847.875
1935»
.
…..8.376.017
1920
……..
1.108.924
1936
8.703.000
1937
……..
7.152.000
le kwartaal
1937
…………………’ … .
1.865.000
le kwartaal
1938
………………………’.
1.647.000
Gezien de groote beteekenis ,van de petroleumin-
clustrie is het te begrijpen, dat men intensief, naar
nieuwe bronnen zoekt.
De kolenniijiibouw is nog’ van weiig beteekenis
(jaarlijksche’productie nog geen 2 millioen. ton), doch
schijnt voo’ï- de toekomst belangrijke perspectieven
te openen.
De uitvoer van de eiridproducten der overige
l;akken van industrie is nog van weinig beteekenis,
het meeste wordt op de binnenlandscheiiirkt af g’ezt:
De verschillende takken van
textielin’die9t’rïè
pro-
fiteeren van de stijging van den levensstandaard in
Roemenië. Het aantal arbeiders in deze . industrie
bedroeg in 1935 49.000. De wolindustri.e .dekt onge-
veer 60 pOt. van de binnenlandsche behoefte. In dé
voeclingsm.iddelenindustrie
waren in 1935 27.000 ar-
‘heiders werkzaam.
”’
‘1
De metaalnijverheid
bestond reeds in het Roerneiö
van voor 1914, het ruwe ijzer moest toen echter inge-
voerd worden. Na den ‘oorlog verkreeg het land
ijzerhoudende lagen in Transylvanië en de Banaat,
waarop een vrij belangrijke ‘industrie van machines,
werktuigen, spoorwegmateriaal enz. opgebouwd is.
IndustriaUsatie.
–
De Regeering moedigt de ihdustrialisatie, ‘in het
bijzonder sinds 1,932, sterk aan; door het heffen van
invoerrechten, h.et heffen ‘van valatapremies voor den
invoer, contingenteering; het verleenen ‘van credieten
n door het even van staatsorders aan de industrie.
De industrieele expansie wordt echter sterk bemoei-
lijkt door het gebrek aan kapitaal. Door den achter-
lijken toestand van het verkeerswezen bestaat op het
“platteland nog in sterke mate de ‘,,geschlossene
‘Hauswirtschaft”, zoodat het binnenlandsch afzetge-
bied vrij beperkt ,is. Hierdoor vindt men nog oude
nijverheidsPormen op het platteland, zooals rond-trekkende handwerkslieden. Bij de industrialisatie.
politiek spelen de volgende motieven een rol:
Men w’enscht het land minder afhankelijk te ma-
ken van enkele, uitvoerproducten, zooals granen en
petroleum.
–
Daar de petroleumbronnen uitgeput dreigen te
raken is het noodzakelijk nieuwe industrieën op te
richten, om de werkloos geworden arbeiders uit de
petroleumnijverheid daarin op te nemen.
Sommige industrieën zijn er reeds’ in geslaagd de
geheele binnenlandsche markt ‘te voorzien; of zij tot
export – tenzij met behulp van ‘exp’ortpremies – in
‘staat zullen zijn, mag echter b’tijfèld’ wordi.
De handelsbalans.
De ontwikkeling van den buitehlaiidicheu handel
van Roemenië blijkt uit de volgende statistiek.
Waarde
Waarde
1
Totale
, Totale
‘Jaar
export in
import in
Saldo
. export
import
niilliard Iei niilliard lei
,
in duizenden tonnen
De agrarische wereldcrisis, van direct na den oor-
log 1914-1918, had een slechten invloed op den
algemeenen oconomischen toestand; Roemenië kon
dan ook weinig profiteeren van hausse’ van 1928
-1929. Aangezien ‘het grootste’ deel van den import
echter uit (dure) eindproducten bestond, ‘vas het
‘saldo gering en werd de handelsbalans in 1.928 zelfs
passief. ‘
De uitvoer van Roemenië bestaat vo’dr het grootste
deel uit”granen en petroleumproducten, hun aandeel
in den totalen uitvoer van Roemenië bedroeg in 1936
resp. 31.5 pOt. en 41.3 pOt. Hieiuit blijkt vel zeer
cluicldljk de g±oote kwètsbaar.heid ‘van het land voor
wijzigingen in de wereldconjunctuur; in het ‘.bijzon
der wijzigingen in de wereldmarktprijzen dier ‘pro-
ducten..
• De
;
import bestond voor ongeveer. 80 pOt.’.uit eind-
producteh.,’ Het ‘onderling verschil in ..iSri,jiverloojj
van de Roemeens’che in- ‘en iiitvoerproddctn, gedu-
rende de, verschillende conjunctuurphasen, heeft . tot
gevolg, ‘dat de activiteit van cle handelsbalans’ ‘- ge-
lijk in alle groudstofladén -groot zal zijn in de
hausse, daarentegen kleiner zal ziji in. de depressie.
Hierin moet ‘ook’een ‘der motievin van ‘de industria-
lisatiepolitiek gezien worrien. Deze maatregelen zijii
echter meer v”aii structureelen aard.
Men heeft echter, in. verband met den terugslag op
‘de beta’lingsblanspositie, ook op korter termijn in
cle afgelé’op’en depressie maatregelen moeten treffen
tegen he dalend actief sâldo.
in 1,932 *erden pogingen aangewend om den in-
voer verder tegen te gaan, nl. door contingentee-
736
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
28
September
1938
ringsmaatregelen en instelling van een deviezencon-
trôle. Men kon slechts invoeren door middel van
compensatietransacties, waarbij door hooge compen-
satietarieven de invoer sterk belemmerd werd. Het
was practisch alleen mogelijk om grondstoffen in te
voeren. Hierdoor kon men de handelsbalans actief
houden.
Van groot belang voor de betalingsbalans is ook
de regionale verdeeling van den buitenlandschen
handel. De voornaamste partner op handelsgebied is
Duitschiand, dat na de Anschluss nog belangrijker
werd; in percentages van de waarde uitgedrukt waren
de import- en exportcijfers over
1936:
Import
–
Export
Duitschlan.d
………………
36,13
17,76
Engeland ………………..
14,43
Oostenrijk
……………….
13,41
..
..7,35
8,64
S
5,93
8,11
11,46
7,04
Frankrijk
………………..
1,54
6,14
Tsjecho-Slowakije …………….
Italië
…………………..
6,09
4,80
Hongarije
……………….
België
…………………..
1,78
4,22
Zwitserland
………………
1,64
3,17
(Ontleend aan de Roemeensche in- en uibyoerstatistiek
over
1936).
Betalingsbalans.
Roemenië heeft
altijd,
als gevolg van gebrek aan
kapitaal, belangrijke bedragen in het buitenland
moeten leenen. Na den oorlog 1914-1918 moest het
aanzienlijke sommen oinemen, om het nieuw ver-
vorven gebied te consolideeren. in
1929
nam het een
belangrijke leening op ter stabilisatie van de valuta.
In
1931
leende de Regeering opnieuw, nu voor het
financieren van openbare wèrken.
Ook het industrieele kapitaal is voor het grootste
deel in buitenlandsche handen, vooral het kapitaal
in de petroleumnijverheid.
De handelsbalans (de overige balansposten zijn van
weinig beteekenis) moet dus sterk actief zijn om
aan de verplichtingen, voortvloeiende uit deze bui-
tenlandsche leeningen, te kunnen voldoen. Het
zwakke punt van de handelsbalans en van de geheele
economische structuur is echter, gelijk boven werd
uiteengezet, de afhankelijkheid van de wereldprijzen
van grondstoffen en voedingsmiddelen.
Gedurende de eerste jaren van de afgeloopen de-
pressie ontwikkelde de handelsbalans zich gunstig,
terwijl de betalingsbalans verder profiteerde van de,
in die jaren nog plaats hebbende, kapitaalimporten,
met name uit Frankrijk.
De handelsbalans werd echter in
1932
geleidelijk
slechter, terwijl de algemeene Europeesche crediet-
crisis ten gevolge had dat het buitenland zijn kapi-
taal terugtrok. Een en ander beteekende een zwaren
druk op de monetaire positie van Roemenië.
Daarbij kwam, dat Roemenië’s handelsvorderingen
op verschillende Centraal-Europeesche landen ge-
blokkeerd raakten. Ten gevolge van, deze factoren
moest Roemenië in den loop van
1932
het deviezen-
verkeer reglementeereii. Daar de ontwikkeling van
de handelsbalans steeds ongunstiger werd, kon Roe-
inenië o5 den duur zijn finantieele verplichtingen
niet meer nakomen. In
1933
werd vervolgens de
amortisatie der buitenlandsche schuld opgeschort en een trausfermoratorium afgekondigd, dat de volgen-
cle regeling inhield:
20
pOt. der vervallen bedragen
werd in deviezen betaald en
80
pOt. in zg. kasbil-
jetten der Amortisatiekas. In
1934
trad een nieuwe
deviezenregeling in werking, waarbij bepaald werd dat de uitvoer 40 pOt. grooter moest zijn dan de in-
voer. Uit deze
40
pOt. werd buitenlandsche rente en
dividend betaald., terwijl ook de achterstallige ban-
delsschulden hieruit betaald moesten worden.
De toestand verbeterde echter weinig, de Regeering
stelde nu een valutapremie (aanvankelijk van
30
pOt.
later van
38
pOt.) in, ter bevordering van den uitvoer
naar zg. deviezen-sterle• landen. De middelen voor dc
valutapremie werden verkregen uit een verhooging
van de invoerrechten, de instelling van een uitvoer-
recht op petroleum en het heffen van een premie ad
38
pOt, op de door de importeurs benoodigde de-
viezen. Tegen deze valutapolitiek nam het buiten-
land echter afweermaatregelen. De stijgende uitvoer
in het derde kwartaal
1935
moet dan ook hoofdza-
kelijk geschoven worden op rekening van de ver-
sterkten uitvoer naar Italië, voorafgaande aan de toe-
passing van de sancties. Hierdoor steeg de deviezen-
voorraad niet, daar het bedrag in Italië op clearing-
rekening gestort werd. Een zelfde moeilijkheid be-
stond ten opzichte van Duitschiand en Oostenrijk, waarmee Roemenië een actief saldo had. De Roe-
meensche Regeering probeerde daarom den invoer uit
clie landen te bevorderen. In
1935
werden de verschil-
lende maatregelen tot belemmering van den invoer
verscherpt. De Roemeensche valuta was ondertus-
schen geleidelijk gedeprecieerd.
In betaling van een valutapremie op den inkoops-
prijs van goud, kreeg deze depreciatie een officieele
erkenning. In ôvei’eenstemming hiermee werd in No-
vember
1936
de goudaankoopsprjs met
38
pOt. ver-
hoogd – hetgeen dus neerkomt op een devaluatie van
ruim
27
pOt. – en de valutapremie op goud tegelijk
afgeschaft, hetgeen dus zuiver een formaliteit was.
De winst op den goudvooraad werd onmiddellijk ge-
realiseerd en voor een deel aangewend voor verster-
king van de defensie.
De gevolgen van deze waardedaling van de munt
manifesteeren zich duidelijk in een stijging van de
kosten van levensonderhoud: het indexcijfer steeg,
van
1936
tot medio
1938
met ca. 25 pOt.
Deze ontwikkeling op monetair terrein kan be-
zwaarlijk een stimulans voor den kapitaalimport ge-noemd worden en heeft het vertrouwen voor langen
tijd ondermijnd. Het herstel van de wereldconjunc-
tuur had tot gevolg dat het saldo op de handels-
balans weer steeg en dit maakte» verschillende ver-
lichtingen in de deviezencontrôle
mogelijk.
De açh-
terstallige handelsschulden konden geheel betaald
worden, terwijl een verruiming van den invoer mo-
gelijk werd. Het le kwartaal
1938
geeft een passief saldo te zien, gedeeltelijk door de lagere
prijzen
van
tarwe en petroleum op de wereldmarkt. De productie
daalde zeer sterk door de politieke onzekerheid onder
het ministerie Sog.
Men dient hierbij te bedenken, dat slechts een deel
van het actiefsaldo in deviezen vrij komt, daar het
grootste deel ontstaat in het verkeer met zgn. dear
–
inglanden. Het gevolg
•
hiervan is, dat ondanks de
gunstige positie van de Roemeensche begrooting, tot
uiting komende in onderstaand staatje, nog slechts
47
pOt. van de rente getransfereerd kan worden.
Staatsfinanciën »in mil1ionnn I.
Inkomsten
Uitgaven
1929 ……….36.018
34.607
1930 ……….31.155
34.969
1931 ……….27.713
37.268
19321’33
23.007
28.725
(tot
5
Juni)
1933/
1
34
18.384
22.037 1934/’35
18.802
21.070
1935/
1
36
21.168
20.979
1936/
1
37
24.505
23.458
5
mnd.
1937….
10.3
10.5
5
mnd.
1938
12.3
12.5
(Ontleend aan ,Dhe Banker”)
* *
*
‘De economische politiek.
De buiteniandsche maatschappijen ondervinden een
discrimineerende behandeling, als gevolg van de na-
tionalistische tendenzen in de Roemeen sche regee-
ringspolitiek. Vermelding verdient in dit verband
de Mijnwet van
1937,
die op het gebied van het uit-
geven van concessies de binneniandsche maatschap-
28 September 1938
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
737
pijen sterk bevoordeelt. Tevens worden de buiten-
landsche maatschappijen zeer sterk belast, o.a. in
den vorm van een uitvoerrecht van 12 pOt, op pe-
troleum. De petroleummaatschappijen weigeren on-
der deze omstandigheden onderzoekingen te verrich-
ten naar nieuwe petroleumbronnen, daar de kosten
zeer hoog zijn en zij vreezen, dat zij eventueele win-
sten aan den fiscus af zullen moeten dragen.
De regeering heeft daarom voor onderzoek naar
petroleumbronnen op eigen terreinen 60.000.000 Lei
aangevraagd. De onderzoekingen hebben tot nu toe een vrij negatief resultaat opgeleverd. Deskundigen
achten de nogelijke oliereserves 180 millioen ton
groot, waarvan 60 millioen ton werkelijke reserve en
120 millioen ton mogelijke reserve. Volgens recente
berichten zou de regeering thans een politiek gaan
voeren, welke meer rekening houdt met de verschil-
lende buitenlandsche belangen. Zoo is bijv. een 5-jaren
plan opgesteld voor de petroleumindustrie, waarin
een belangrijk aandeel aan de buitenlandsche maat-schappijen is toegewezen. Binnen dit kader zou ook
de Mijuwet, in voor de buiteulandsche ondernemingen gunstigen zin, gewijzigd worden.
Om het huitenlandsch kapitaal weer aan te trek-
ken
zijn
eveneens verschillende maatregelen aange-
kondigd. De rentebetaliug zal in het volgend jaar
hervat worden, echter niet dan nadat eerst conversie
der huitenlandsche schuld heeft plaats gehad. Als
recente maatregel op het terrein van de economische
politiek verdient nog vermelding het feit, dat tot
steun aan het bedrijfsleven het officieele disconto
3 Mei ji. van
4X.
pOt. op
3341
pOt. is gebracht.
Slot bescho uwing.
Over het algemeen was 1937 voor Roemenië een
gunstig jaar, vele nieuwe ondernemingen werden op-
gericht en de industrieele ontwikkeling was gunstig
te noemen, hoewel het land nog steeds een sterk
agrarisch karakter bezit. Het is echter de vraag of
de conjunctuur in Roemenië wel zoo gunstig zal blij-
ven als in 1937 het geval is geweest. In den loop
van 1937 toch trad een daling op de grondstoffen-
markten in, een feit, dat een
onmiddellijke
terugslag
moet hebben
01)
de Roemeensche conjunctuur. De
recente hoogco.iajunctuur in Roemenië was in be-
langrijke mate een prijzenconjunctuur. De waarde per
uitgevoerde ton steeg van 1936 tot 1937 voor granen,
hout en houtproducten en mineralen met resp. 40, 60
en 77 pOt. Deze ontwikkeling maakt de conjunctuur
in Roemenië echter zeer kwetsbaar. De snelle wisse-
lingen in cle binnenlandsche politiek hebben even-
eens minder g-unstigen invloed op het economisch
leven.
Als laatste factor, welke nog allerlei mogelijkheden
in zich bergt, moet de ontwikkeling van de buiten-
landsche politiek – met name in het Donauhekken
– genoemd worden. F. II. W. B.
De zichtbare suikervoorraden in de wereld.
De zichtbare voorraden per
1
Aug. zijn volgens C. Czarnikow:
In tons 1938
1937 1936
Duitschland …………..
908.000 464.000 496.000
Tsjecho.Slowakije
……..
164.000
150.000
158.000
Frankrijk …………….
348.000 249.000 396.000
Nederland …………….
97.000
116.000 154.000
België
………………
100.000
81.000 82.000
Hongarije…………….
48.000 52.000 38.000
Polen
………………
155.000
116.000
121.000
U.K.
Geïmp. suiker
……
300.000
244.000
179.000
11
Binnenl.
,…….
58.000 91.000 36.000
Europa.
.. .. ..
. 2.178.000 1.563.000 1.660.000
V.S. Alle havens ……..
283.000
321.000
460.000
Cuba ………………..
1.736.000
1.309.000
1.111.000
Java ………………..
516.000
443.000
834.000
Totaal.
.. ..
. 4.713.000 3.636.000 4.065.000
GROOTHANDELSPRIJzEN.
(Indexcijfers gebaseerd op
1928-1929 = 100).
TUINBOUWARTIKELEN
(‘s-Gravenhage)
DRUIVEN
VROEGE
KOOL
Black
AARD-
le soort
Alicante
/TOMATEN
A
APPELEN
droote.
per kg.
p. 100 kg.
Westiand
p. 100 kg.
Groote-
broek1)
Westland
broek
–
r
ets.
–
r
1928 14,80
92,4
80
111,1
20,-
111,1
4,93
122,0
1929
17,23 107,6
64
88,9
16,-
88,9
3,15
78,0
1930
14,22
88,8
62
86,1
20,-
111,1
4,12
102,0
1931
7,54
47,1
49
68,1
14,50
80,6
4,95
122,5
1932
9,92
61,9
41
56,9
11,50
63,9
1,69
41,8
1933
6,69
41,8
31
43,1
8,21
45,6
0,85
21,0
1934
8.28
51,7
27
37,5 5,53
30,7
3,23
80,0
1935
8,85
55,2
29
40,3 6,64 36,9
3,14 77,7
1936
7,71 48,1
35 48,6
7,31
40,6
2,41
59,7
1937
9,62
60,1
37
51,4
8,48
47,1
3,06
75,7
Juli
1937
–
–
–
11,76
65,3 3,46 85,6
Aug.
.
10,03
62,6
45
62,5
5,06
28,1
3,17
78,5
Sept.
,,
10,78
67,3
31
43,1
4,97 27,6
2,54
62,9
Oct.
8,30 51,9
33
45,8
9,78
54,3
– –
Nov.
9,36
58,4
40 55,6
10,83
60,2
– –
Juli
1938
–
–
– –
9,44 52,4
–
–
Aug.
–
–
39
54,2
4,53
25,2
1,97
48,8
1-8
Aug.
– –
45
62,5 4,75
26,4
2,30
56,9
8-15
,,
–
–
43
59,7 4.27 23,7
2,-
49,5
5-23
,,
»
–
–
36
50,0
4,46
24,8
1,93
47,8
331
–
–
37
51,4 4,63
25,7
1,81
44,8
1-9
Sept.
,,
13,98
87,3
42
58,3
5,73
.
31,8
– –
9-18
12,50
78,0
29
40,3
4,37 24,3
–
–
‘) Dearen 1928 en 1929 Broek op Langendijk.
ONTVANGEN BOEKEN.
Funda.menteele feiten en problemen aangaande tech-
nisch-economische ontwikkeling en octrooibe-
schermi,ng
door Dr. Ir. L. Hamburger. (Overdruk uit ,,de Ingenieur” 1938 Nos. 17 en 31).
Rapport van de commissie van advies nopens con-
crete uitbreiding varj, de economische samenwrr-
king tusschen Nederland en Nederlandsch-Indië.
(Den Haag 1938; Algemeene Landsdrukkerij).
Statistics of Monetary Circulation in England and
Wales 1919-’37,
Special Memorandum No. 46,
hy E. H. Phelps Brown and G. L. S. Shackle.
(Londen 1938; Loudon & Oambridge Econornic
Service).
World Economic Survey, Seventh’ Year, 1937138.
(Genève 1938; Leag-ne of Nations. Prijs ingen.
6/-, $ 1.50, geb. 7/6, $ 2.-).
Mededeelingen No. 47. (Je’,niddeld uurloon en gemid-
deld nurinkomen der werklieden werkzaam bij
de leden van den Metaalbond.
(Den Haag 1938;
Normalisatie-Bureau voor arbeidszaken in de
metaalnijverheid. Prijs
f
2.-).
Sociale Verzekering.
Rapport, uitgebracht door een
commissie uit N.V.V. en S.D.A.P. (Amsterdam,
Augustus 1938; Nederlands Verbond van Vak-
verenigingen).
Das Buchgeld als Mittel einer bargeldiosert Geld-
und Kreditzirkulation
door Prof. Dr. Emanuel
Hugo Vogel, Professor aan de Hochschule für
Bodenkultur. (Band 9 van ,,Volkswirtsehaft”,
Neue Folge. (Weenen 1938; Oesterreichischer
Wirtschaftsverlag Kornmanditgesellschaft Payer
& Co. Prijs R.M. 9.50/S. 19.-).
Strukturwandlungen in der Schweizer-Hotellerie
door
Dr. Victor Egger. (Bern 1935; Kommissionsver-
lag Paul Haupt – Verlag Dr. Gustav Grunau.
Prijs Fr. 6.-).
Geschichte der Kredittheorien
cme dog-menkriti-
sche Darstellung, door Valentin F. Wagner.
(Wednen 1937; Verlag Julius Springer. Prijs
ingen. R.M. 22.50, 521 pagina’s).
Ver gleich des Wirtschaftsaufstiegs in Grossbritan-
nien; den Vereinigteri, Staaten. und Schweden
193-1986
door Dr. h.c. Per Jacobssou. Heft 56
der Kieler Vortrëge, gehalten. im Institut für
Weltwirtschait an der Universitist Kiel, (Jena
1938; Verlag von Gustav Fischer).
738
ECONOMISCH-STATISTISCHÉ BERICHTEN
28
September 1938
Die Fv.nktionen und der’. Wertumlav.f der Banken
door Hans Seischab. (Stuttgart 1938;
C.
E.
Poeschel Verlag. Prijs ingen. R.M. 5.50).
Zucker,
Grundlagen und Krafte der Weltmarktent-
wickiung nach dam Weltkrieg door Dr. Gerd9
Miy, Diplom-Kolonialwirt. (Leipzig 1937; Bi-
bliographisches Institut. A.G. Prijs R.M. 6.-).
Ka,kao,
door Dr. Fritz Klopstock. Wandlungen in
der Erzeugun’g und der Verwendun.g des Kakaos
nach dem Weltkrieg. (Leipzig 1937; Bibliogra-‘:
phisches Institut A.G. Prijs R.M. 6.50).
Ten years of the National Bank of Czeqhoslovakia.
Jubilee publication. Ourrency, activities of the
Natipnal Bank, economie conditions and deve-
lopment of the Ozechoilovak Republic. (Praag
1937, The National Bank of Ozechoslovakia)..
De rechtsgrond van het medezeggenschap;
een onder-
1
zoek naar de gezagsverhouding in de onderne-
ming door Mr. Dr.
J. F. P.
Dijkhuis. (Assen
1938; Van Gorcum & Oomp. N.V. Prijs
f
3.90).
Is het lidmaatschap van den Volkenbond een gevaxvr
voor
1
de kleinerd mogendheden?
door Jhr. Mr.
.0.
van Nispen tot Sevenaer, oud-gezant. (Den
‘Haag 1938;
W. P.
van Stockum &
Zoon).
Konzerne und Kartelle im Zeichen der ,,W’irtschafts-
lenicung”
door Dr. Frits Haussmann. (Zürich-
Leipzig 1938; Verlag für Recht und Gesellscha.ft
A.-G.).
Wirtschiftspolitische Strategie
door Prof. Dr. Ernst
W
ag
:
einann
, ,Prpfessdr an der Universitiit Berlin,
Prisident des Instituts für Konjuukturforschung.
(Hamburg 1937; Hanseatische VerlagsanstaJt).
AANVOER VAN GRANI
Platts en taa1 vasi den ‘tuschenhan’del in het tegen-
woordige economische bestel
dooi Dr.
P.
G.
Knibbe (Leiden 1938; Nederlandsche Bond van
Graan en Meelhandelaren.. Prijs
f
0.25).
Refiiat .ghoudan ter jaarvergdcri’ug op 7 Juli 1938
‘te .A riihern.
De omzetting van het tram- in busbedrijf te Utrecht
door Ingenieur N. A. Imelman, Directeur van
het Gas-, Eleetriciteits-; Autobus- en Radiobe-
drijf der Gemeente Utrecht. (Amsterdam 1938;
N.V. Uitgevers-Maatschappij voorheen Van Mant-
gem & De Doos, 2e uitgave. Prijs
f
0.60).
Voor.draciht gehouden voor de Nederlandsohe Vereeni-
ging ‘voor Tr’armwegen en Autotran’sportd’ietnvten op 21 Mei
1938 in ht R.A.I.igebouw te Amsterdam.
Credietonderzoek bij banken
door D.
C.
Verbaan en
Drs. H.
P. W.
van Ravestijn. De sociaal- en
bedrijfseconomische grondslagen van het crediet
en de credietcontrôle. (Leiden 1938; Handels-
wetenschappelijke bibliotheek).
Over den invloed van het seizoen op de bedrijfshuis-
houding en haa.r bedrijfspolitiek
door H. J. van
der Schroeff. (Amsterdam 1938; H. J. Pitris).
Openbare les, gehouden bij de aanvaarding van ‘het
leotoraait In de .bectrjf’s’hu’ishoudkunde aan de UniversIteit
van Amsterdam op Donderdag 7 Juli 1938.
De steunverleening aan werklooze arbeiders
(steun-
verleening, werkverschaffin’g, werken voor den
steun, levensmiddelendistributie, B-steun, spaar-
regeling, steun aan kleine grondebruikers, werk-
loosheidssubsidiefonds) door
“0. W. F.
van Hoe-
ven, met medewerking van Mr.
J.
H.
J. Schou-
ten. (Alphen a. d.
Rijn
1938; N. SamsonN.V.).
:N. (In tons van 1000 kg.)
Rotterdam
Amsterdam
‘
Totaal
Artikelen
11-18 Spt.’
Sedert
‘
Qvereek.7
11-18
Sept.
Sedert
Overeenk.
‘
1938
1Jan.
1938
tijdvak
1937
1938
1Jan.
1938
tijdvak
1937 1938 1937
87.384
950.098
‘
1.142.008
1.000
6.400
17.735
956.498 1.159.743
22.657
160.939
187.789
–
–
3.375 160.939
191.164
335
13.482
11.667
–
‘-
.
–
13 482
11.667
Tarwe
………………
Maïs
………………
909.794
806.653
1.708 68.331 116.538
978 125 923.191
Rogge
………………
Boekweit
……………….
20.250′
‘
321.152
218;911
330
12.086
7.089
333.238
226.000
Gerst
…………….
Haver
…………’
28.
..329
17566
151.664′
108.891
–
8.312
3.180
159.976
112.071
Lijnzaad
…………….
2.420
:122.908
136.624
6.520
.
167.269
158.153
290.177
294.777
–
41.427
.
53.076.
. –
125
–
41.552
53.0,76
Lijnkoek
……………….
45
,
41.469
.
.26.824
–
.
8.710
5.054
50.179
31.878
Tarwemeel
………….
Andere meelsoorten
,
395
22.825.
27.856
. –
3.854
6.635
.
26.679
34.491
Rotterdam
.
.
Amsterdam
.
Totaal
Artikelen
‘
is_i
Sept.
Sedert
Overeenk.
18-24
Sept.
Sedert
Overèenk.
1938
‘
1937
1938
1Jan.
1938
tijdvak
1937
1938
1Jan.
1938
tijdvak
1937
Tarwe
……………..
35.755
985.853
1.179.738
.. 400
6.800
17.735
992.653
1.197.473
Rogge
……………..
.
4.52,5 , . 165.464
197.894
–
–
3.375
165.464
201.269
Boekweit
….. … ……
.
…
–
13.482
11.667
–
–
–
13.482
11.667
Maïs
……………….
8.813
918.607
‘867.178
343
68.674 ‘
118.629
987.281
985.807
Gerst
……………..
…
15.094
336.246
244.933
1.625
13.711
7.339
349.957
252.272
Haver
……………….
12.309
163.973
. 111.341
–
8.312
3.180
172.285 ‘
114.521
Lijnzaad
……………..
3.275
126.183
147.525
600
167.869
163.344
294.052
310.869
Lijnkoek
……………..
1.150,
42.577
53.076
100
225
‘
–
42 802
53.076
Tarwemeel
………….
. ,
787
42.256
27.399
‘ 360
9.070
5.350
51.326
32.749
Andere meelsoorten .
410′
23.235
, 30.548
50
3.904
6.635
27.139
37.183
–
Noot bij grôothandelsprijzen.
(Zie blz. 740/741)
.
1)
Tarwe.’
Tot Jan. 1931 Hard Wintr No. 2;’ van Jan:193l tot’26 Sept. ‘1932 79 kg La Plata; van’26 Sept. 1932
tot 5 Febr. 1934 Manitoba ‘No. 2; van 5 Febr. 1934 tot 6 Juli 1936 80’ kg La Plata; van 6 Juli 1936 tot 30 Nov.
1936 Manittoba; van 30 Nov. 1936-2 Aug. 1937 Babria Blanoa; an 2 Aug.-16 Aug. 1937 La Plata; van 16-
23 Aug. 1937 Baihiia Blainca; van 23 Aug. 1937-19 Juni 1938 ‘La Pkiita; vat 19 Juni15 Aug. 138 B’ahia Blanca;
van 15 Au.g.-5 Sept. 1938. Rrdwiutar No. 2. Van 5-12 Sept. 1938 Hai’.diwiiaster ‘No:
i.
Rogge.’
Tot Jan. 1928 Western;
vanaf Jan. 1928 tt 16 Dec. 1929 American No. 2; van 16 Dec. 1929 tot 26 Mei 1930 74/5 kg Hongaarsehe; ‘vanaf
26 Mei 1930 tot 23 ‘Mei 1932 74 kg Zuid’Russisdhe; van 23 MeI 1932 tot 2 Oct. 1933 No. 2 Canada; van 2 Oct.
193,3-25 Oct. 1937 La P1ata.
Gerst:
Tot Jan. 1928 Mal’t’ing; van Jan. 1928 tot 9 Febr. 1931 Ameiiican No. 2; van
9 Febr. 1931 tot 23 Mei 1932 64/5
1kg
Zuld-Russische; van 23 Mei-19 Sept. 1932 No. 3; van 19 Sept. 1932 tot
24 Juli 1933 62/63 lag Zuid-Russ’isohe; van 24 Juli 1933-7 Oct. 1935 64/&5:kg La Plata; van 7 Oot.’ 1935-18 Mei
1936 62/63 1kg uid-Russische; van 18 Mei 1936-23 Aug. 1937 64/65 kg Lii. Piata; vat 23 Aug. 1937-1 Jan. 1938
64/65 kg Rus’s’ische; ‘van 1 Jan. 1938-31 Jan. 1938 65/6 k.g Russ’isøhe.
Mais:
Tot Jan. 1937 2000 lag La Pliuta.
L-ijn-
zaad:
Vanaf 1 Jan. 1938 per 1000
lag,
tevoren per 1960 lag. De vroegere ‘prijzen werlden’herlelld op ‘basis van 1000 lag.
28 September 1938
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
739
STATISTI
BANKD1C(
iDisc.Wissels.
Ned
2
3Dec.’36
24
3Dec.’36
JVrsch.inR.C.
24
3Dec.’36
Athene ……….
6
4Jan.’37
Batavia
……..
3
14Jan. ’37
Belgrado ……..
5
1Febr.’35
Berlijn ……….
4
22Sept.’32
Boekarest ……..
34
5
Mei’38
Brussel ……….
3
30
Mei’38
Boedapest
……
4 28Aug.’35
Calcutta
……..
3
28Nov.’35
Dantzig
……..
4
2Jan.’37
Helsingfors ……
4
3Dec.’34
Kopenhagen
….
4
19Nov.’36
OPEN MARKT.
1938
24
19/24
12/17
5/10
Sept.
Sept.
Sept.
Sept.
1937
20/25
Sept.
1936
21/26
Sept.
1914
20124
Juli
Amsterdam
Partic.disc.
11
4
11
4
11
4
,11
4
11
13I1-31
3314_4814
Prolong.
1
12
1
12
1
12
1
12
1
14
1
1
14..2
3’4
1
14
Londen
–
Daggeid…
1
12-1 112-1
I2-1
1
,2..1
Iil
1
1
121
1
121
Partic. disc.
1
3
119
1
14
718.1114
111
16
.
1
17/32I8
27/
33
9/
19
17
1_
9
1,6
1
116-
3
14
Berlijn
Daggeld. ..
2
1
/e
1
I
211
4
5/
5
2
1
/2-
7
18
2J9-
314
214-318
2
1
14
5
14
251
8
.3118
MaandeId
2
3
14-3
2
3
1-3
2
3
14-3
2
3
14-3
2
1
127
19
2
3
14-3
211
3
7/
9
Part, disc.
2
7
18
27/s
2′
7
/
2719
2
7
18
3
218
Warenw. ..
4..1/
4-
1
12
4-
1
12
4-112
4.1/
4
4.114
411
New York
Daggeld
1)
1
1 1
1 1
1
Partic.disc.
11
1
/2
112 112
11
1/4
1
1)
Koers van 23 Sept. en daaraan voorafgaande weken t/m. Vrijdag.
WISSELKOERSEN.
IOERSEN IN NEDERLAND.
Data
New
Londen
Berlijn
Parijs
Brussel Batavia
York
) )
) )
)
‘)
10Sept. 1938
1.85
8.92%
74.10
5.00%
31.16
10094
ii
1938
1.84194
8.9234
74.05 5.00% 31.17
10094
12
.,
1938
1.85K6
8.92%
74.05
5.-
31.17
10094
13
1938
1.85%
8.9294
74.121
4.99%
31.34
10094
14
,,
1938
1.863/
,
8.93
74.30
5.-
31.574
10094
16
,,
1938
1.87%
8.92
74.30
4.99k
31.69
10094
Laagste d.w’)
1.84% 8.91%
74.-
4.99
.
31.124
100
Roogsted.w’)
1.87% 8.93
74.75
5.01
31.80
100%
(vluntpariteit
1.469
12.1071
59.263
9.747
24.906
100
Data
Z,vit-
serland
Praat
Boeka-
Milaan Madrid
1
rest
1)
6*)
9*)
20SepC19
41.91
6.41
–
21
,,
1938
41.92%
6.40
–
–
–
22
,,
1938
41.94 6.37%
– – –
23
1938
42.01
6.40
–
– –
24
1938
42.05
6.40
–
–
–
26
,,
1938
42.-
–
–
–
–
Laagste d.w
1
)
41.87%
6.35
–
9.774
–
Hoogste d.wt)
42.10
6.50
1.45
9.90
–
Muntpariteit
48.003
7.371 1.488
1
–
13.094
1
48.52
a a
D t
Stock-
Kopen-
0 1o)
Hel-
Buenos-
Mon-
holm) hagen
6
)
Aires’)
treal’)
20 Sept. 1938
46.024 3
9.8
5
44.85
3.94
47
1.84%
21
,,
1938
46.024 39.85
44.85
3.94
47
1.84%
22
1938
46.-
39.85
44.85 3.94
47
1.84%
23
,,
1938
46.-
39.824
44.824
3.94
46%
1.8534
24
.
1938
46.071 39.90
44.90 3.94
47
1.85%
26
,:
1938
46.-
39.824 44.824
3.94 46%
1.86%
Laagste d.w
1
)
45.924 39.774
44.774 3.90 46%
1.83%
Hoogste d.w
1
1
46.124 39.95
44.95
3.96 47%
1.87
Muntpariteit
66.671 86.671
66.671
6.266
95%
2.1878
S)
Noteering te Amsterdam.
8*)
Not, te Rotterdam.
1)
Part. opgavè.
In ‘t iste of 2de’ No. van iedere maand komt een overzicht
voor van een aantal niet wekelijks opgenomen wisselkoersen.
KOERSEN TE NEW YORK. (Cable).
Da a
Londen
($ per £)
Parijs
($ p. IOOfr.)
Berlijn
($ p. 100 Mk.)
Amsterdam
(S
p100 gld.)
10 Sept.
1938
4,81%
2,70%
40,02% 54,03%
11
1938
4,83%8
2,7094
40,03% 54,15%
12
1938
4,8134
2,698/,
40,-
53,96%
13
1938
2,68% 39,95
53,74
14
1938
4,78%
2,68
39,95
53,61.
16
1938
4,75%
2,66%
39,90
53,37%
27 Sept.
1937
4,94%
3,42%
40,13
55,27
)4untpariteit..
4,86 3,90% 23,81%
4094
KOERSEN TE LONDEN.
Plaatsen en
Landen Noteerings-
eenheden
10Sept.
1938
17
Sept.
1938
1LaagstelHoogstel
19124
Sept.
1938 124
Sept.
1938
Alexandrië.. Piast. p.,
9734
97%
97%
97%
97
Athene
….
Dr. p. £
547%
547%
–
540 555
5479.
Bangkok….
Sh.p.tical
1110%
1110%
1/10%
1110%
1/10%
Budapest
..
Pen. p. £
2434
24%
2434
24%
24%
BuenosAires’
p.pesop.
19.074
19.014
18.90
19.07
18.95
Calcutta ….
Sh. p. rup.
115
99
/
115291,,
1/5%
115
1
94
115
25
1
31
Istanbul
..
Piast.p.,c
608
601
598 601 598
Hongkong ..
Sh. p.
$
113
1/3
1/2%
1/3%
113
Sh. p. yen
1/2
112
11194
11294
112
Lissabon….
Escu.p.c
110,
3
,
11094
110
110%
11094
Kobe
…….
liexico
….
$
per £
–
–
–
–
–
Montevideo
.
.
d.per,6
20
20
19%
20%
20
Montreal
..
$
per
£
4.82%
4.82%
4.80%
4.85%
4.81%
Rio d.Janeiro d.per Mii.
229/
53
2%
219.4
2%
2%
Shanghai
..
d. p. $
8%
8% 8%
9%
8%
Singapore
..
Sh.
p. $
213%
2/3%
2131,8
1
/
8
21434
e
213%
Valparaiso 2).
$
per
£
121
120
120 120
120
Warschau ..
Zl. p. £
25%
2534
1
2534
1
25%
1
25%
‘)
Offic. not.
15
laten, gem. not., welke Imp. hebben te betalen
10
Dec. 1936 16.12.
2)
90 dg. Vanaf 13 Dec. 1937 laatste ,export” noteering.
ZILVERPRIJS
GOUDPRIJS 3)
Londen’)
N.York2)
Londen
20 Sept. 1938..
19
V4
42%
20 Sept. 1938….
1441_
21
,,
1938..
1934
42%
21
,,
1938….
1441_
22
,,
1938..
19
42%
22
,,
1938….
143111
23
,,
1938..
19V,
4234
23
,,
1938….
14418
24
,,
1938..
1934
5
–
24
,,
1938….
1451_
26
1938..
1934
e
4234
26
,,
1938….
14517
27 Sept. 1937.. 19%
44%
27 Sept. 1937….
140144
27 Juli 1914.. 24%
59
27
Juli
1914…
841104
1) in
pence p.oz.stand.
2)
Foreign silver In $c.p.oz.fine.
3)
in sh.p.oz.fine
STAND VAN ‘s
RIJKS KAS.
Vorderingen.
/
15 Sept. 1908
1
23 Sept. 1938
Saldo van
‘s Rijks Schatkist bi) De Ne-
derlandsche Bank
………………
/169.481.609,77 f172.975.708,19
,,
451.504,98
Saldo b. d. Bank voor Ned. Gemeenten
•
3.100.864,56
Voorsch.
op
ultimo
Augustus
1938
a/d. gemeent. verstr.
op
a. haar uit te
keeren hoofds. der pers. bel., aand. in
de hoofds. der grondbel. en der gem.
fondsbel., alsmede
opc. op
dle belas-
tingen en
op
de vermogesbelastlng
.
–
–
,
12.514.530,33
•
14.683.130,41
Idem aan Suriname ………………
,.
11.344.269,23
•
11.394.269,23
,
102.778.397,01
Kasvord.weg. credietverst. a/h. bultenl
,
103.251.553,55
Voorschotten aan Ned.-lndï8
……….
Daggeldleeningen tegen onderpand
Saldo der postrek.
v.
Rijkscomptabelen
.
–
•
41.197.981,73
–
–
43.942.454,77
Vord.
op
het Alg. Burg. Pensioenf.’)
–
,,
11.384.069,62
–
Vord.
op
andere Staatsbedrijven’)
–
9.752.878,77
Verplichtingen
Voorschot door De Ned. Bank ingev.
art.
16 van
haar octrooi verstrekt
– –
Schatkistbiljetten In omloop ………
/224.164.000,- f224.164.000,-
Schatkistpromessen In omloop
–
–
,,
1.083.485,50
Schuld
op
ultinio
Augustus 1938 a/d.
gem. weg. a. h. uit te keeren hoofds. d.
pers. bel., aand.
1.
d. hoofde. d. grondb.
e. d. gem. fondsb. alsm.
opc. op
die
.
Zilverbons in omloop ………………1.084.01850
bel, en
op
de vermogensbelasting
.
.0.483.860,22
,,
1.773.562,50 10.483.860,22
Schuld aan het Alg. Burg. Pensloent.’)
•
49.705.097,50
•
1.712.652,75
•
49.611.005,07
Id. a. h. Staatsbedr. der P.T. en T.’)
.233.820.185,18
•
228.815.625,59
Schuld aan Curaçao’)
……………..
Id. aan andere
Staatsbedrijven’)
…..
-,
11.560.000,-.
Id. aan diverse instellingen’) ……… ..11.560.000,-
..217.494.012,27
.218.688.955,57
‘s
1)
In rekg.-crt. met
Rijks Schatkist.
NEDERLANDSCHiNDISCHE
VLOTTENDE
SCHULD.
117 Sept. 1938
/
24Sept. 1938
Vorderingen:
t)
–
1
2.904.000,-
Saldo b. d. Postchèque- en Girodienst
/
233.000,-
•
364.000,-
Saldo Javasche Bank
…………………
Verplichtingen:
Voorschot’s
Rijks
kas e. a. Rijksinstell
12.714.000,-
,,
14.595.000,-
Schatkistpromessen in omloop …….
16.000.000,-
,,
16.000.000,-
5.000.000,-
•
5.000.000,-
Schuld aan het Ned.-ind. Muntfonds
•
818.000,-
..
,,
818.000,-
Schatkistblljetten
in
Omloop
………..
Idem aan de Ned.-lnd. Postspaarbank
•
2.343.000,-
2.053.000,-
Belegde kasmiddelen Zelfbesturen
980.000,-
,,
1.265.000,-
•
980.000,-
Voorschot val, de Javasche Bank
–
1)
Betaulmiddelen in
‘s
Lands Kas
f
33.506.000,-.
– SURINAAMSCHE BANK.
Voornaamste posten
in
duizenden guldens.
Data
Metaal Ctrcu-
latte
Andere
opelschb.
schulden
Discont.
Dlv. reke-
ningen’)
27 Aug.
1938..
862
1.183
485
523
1.261
20
1938..
866
1.048 540
–
523 1.235
13
1938..
885
1.080
551
522
1.266
6
1938..
865 1.112
597
522
1.267
30
Juli
1938..
877
1.153
i
554
521
–
1.266
1
Juli
1914..
645
1.100
560
735
396
1) Slultp.
der.
activa.
EKEN.
)NTo’.
Lissabon . .. .4
11 Aug.’37
Londen ……2
30 Juni’32
Madrid ……5
15Juli’35
N.-YorkF.R.B.1
26Aug.’37
Oslo ……..34
5Jan.’38
Parijs ……3
27Sept.’38
Praag ……3
1Jan.’36
Pretoria .. .34
15Mei’33
Rome ……..44
18Mei’36
Stockholm . .24
1Dec.’33
Tokio…. 3.46
11 Mrt. ’38
Weenen ……34
10Juli’35
Warschau ….44
18Dec.’37
Zwits.Nat.Bk.1425Nov.
36
740
GROOTHANDELSPRIJZEN VAN BELANGRIJKE VOEDINGS- EN GENOT
GERST
MAIS
ROGGE
‘BURMA RIJST
1
BOTER pér kg.
1
KAAS EIEREN
64/5 kg
Amer.No.3′)
Rotterdam per 2000 kg.
74kgRussi-
Rotterdam per 100 kg.
Loonzein
Edammer
1
Alkmaar
Gem.
fl01
Heffing
1)
Zie blz. 738 loco
schei) loco
Rotterdam
per cwt. f.o.b.
Rangoon/Bassein
1
Leeuwar-
der Comm.
Crisis
I
Fabr.kaas
Eiermijn
Roermon
Termijn-
1
Amerik.
Termijn.T
1 80kg Zuid-
van dit
Rotterdam
noteer. OP
1
Mixed
per 100 kg.
noteer. o
1
Russische
1)
-_____________
Noteering
Zuivel-I
gang exp.
P. 100 st
nummer.
–
per2000 kg.
1 of 2 mnd.
No. 21)
___
1 of 2 rnnd.
I
Locoprij4
l
–
Ierl. Ned.Ct.I
Not.
1
Centr.
Iper 50kg.
f
%
f
%
f
/
1
T
fï”TEL7
__7__
f
%
_7_
”
1927
237,-
110,2
171,50
89,3
176,-
87,1
12,475/
i-123
13,825
110,1
14,75
109,3
6,5’4
i4,5
1113
1
14
2,03
98,4
–
43,30
95,0
7,96
99,
1928
228,50
106,2
208,50
108,6
226,-
111,9 13,15
13,
12,575
100,1
t
3,475
99,9
6,45
1
1
,4
,!0T)(4
2,11
102,3
–
48,05
105,4
7,99
99,
•
1929
179,75
83,6
196,-
102,1
204,-
1010
10,87
5
8..4
11,27
5
89,8
12,25
90,8
6,34
•i
3
O
10/13
2,05
99,4
–
45,40
99,6
8,11
101,
1930.
111,75
52,0
118,50
61,7
136,75
67,7
6,225 51,2
8,27
5
65,9
9,67
5
71,7
5,09
il,9
815
1,66
80,5
–
38,45
844
6,72
83,
1931
107,25
49,9
78,25
40,8
84,50 41,8 4,55 37,4 4,65
37,0 5,55
41,1
3,09
47,3
516
1,34
64,9
–
31,30 68,7
5,35
66,
•
1932 100,75
46,8
72,-
37,5
77,25 38,2
4,62
5
38,0
4,70
37,4 5,22
5
38,7 2,59
39,6
5111
1
j
0,94 45,6
—
22,70
49,8 4,14
51,
1933
Z 70,-
32,5
60,75
31,6
68,50
33,9 3,55
29,3
3,75 29,9
5,02
5
37,2
1,84
28,2
4151(
0,61
29,6
0,96 20,20
44,3
3,71
46,
1934
w
i
75,75
35,2
64,75
33,7 70,75 35,0 3,32
5
27,3
3,25
25,9
3,67
5
27,3
1,74
26,6
4(7:3/4
0,45 21,8
1,-
18,70
41,0 3,45
43,
1935
S
68,-
31,6
56,-
29,2
61,25
30,3
3,07
5
25,3
3,875
30,9
4,12
5
30,6 2,07 31,7
5(8
1
12
0,49
23,7
‘0,99
14,85
32,6
3,20
39,
1936
0
0
86,-
40,0
74,50
38,8
74,-
36,6
•4,275
35,1
5,75 45,8 6,27
5
46,5
2,19 33,5
5/71/
0,58
28,1
0,885
17,55
38,5 3,50
43,
1937
137,75
64,0
105,75
55,1
III,-
55,0
8,95 73,6 8,02
5
63,9 8,92
5
66,2
2,70
41,3
61-
0,78
37,9 0,67
19,75
43,3
3,96
49,
1,
i
1937
‘
149,25
69,4
108,25
56,4
111-
112:-
55,0
9,85
81,0 8,57
5
68,3
9,975
73,9
2,68
41,0
5111
1
14
0,77 37,4
0,68 20,15
44,2 3,74
g.
136,50
63,5
106,50
55,5
55,4
9,30 76,4
7,82
5
62,3 9,225
58,4 2,86
43,8
614
0,78 37,9
064
21,50
47,2
3,84
Sept.
,,
lel
129,50
60,2
107,-
55,7
122,-
60,4
.9,225
75,8
7,55
60,1
8,525
63,2
2,96 45,3
617
0,85
41,3
0,52
5
21,-
46,1
4,69
58,
Oct.
,,
136,25
63,3
109,-
56,8
114,75
56,8
8,57
5
70,5
7,62
5
60,7
8,50
63,0 2,96 45,3
617[4
1,-
48,5
.0,42
23,-
50,5 4,99
62,
Nov.
z
133,50
62,1
106,25
55,3
116,-
57,4 7,225 59,4 7,10 56,5
8,125 60,2 2,53
38,7
5/7
1
1
0,96
46,6
0,46 22,20
48,7
4,99
62,
Dec.
,,
130,25
60,6
110,-
57,3
120,75
59,8
730
60,0 7,05
56,1
8.025
59,5
2,43
37,2
515
0,84 40,8 0,60
20,80 45,6
5,24
65,
lan.
1938
lebr.
130,-
60,4
113,75
59,2
117,25
55,Ô
7,65
62,9
7,45 59,3
8,40
62,3 2,35
36,0
513
0,80 38,8
0,61
5
21,45
47,1
4,15
51
,,
129,50
60,2
106,-
55,2
110,75
51,9
7,60
62,5
7,275
57,9 8,30
61,5 2,39
36,6
514
0,81
39,3
0,65
22,12
5
48,5 3,65
45,
Mit
0
12150
56,5
10450
54,4
109,75
51,5
7,10
58,4
6,77
5
53,9
7,70
57,1
2,36
36,1
513
0,81
39,3
0,56 21,70
47,6 2,80
34,
Apr.
116:75
54,3
10750
56,0
117,75
55,2 6,65
54,7
6,55
52,1
7,35 54,5 2,42
37,1
5/5
0,87
42,2
0,475
19,60
43,0 2,90
36,
Mei
,,
Juni
,
113,50 103,75
52,8 48,2
104,50
100,50
54,4 52,3
111,-
102,75
52,1
48,2 6,17
5
5,625 50,8
46,2
6,12
5
5,975
48,8
47,6
6,95 6,92
5
51,5 51,3 2,64
2,67
40,4
40,9
5110′(
5111
1
12
0,89
0,80
43,2 38,8
0,45
0,51
20,-
19,57
5
43,9 42,9
3,25 3,39
40, 42,
Juli
,,
103,75
48,2
104,75
54,6
106,75
50,1
5,95
48,9
5,375 42,8
6,77
5
50,2 2,74
42,0
6/1ui
0,78
37,9
0,50 20,45
44,9
3,71
i
46,
Aug.
86,75 40,3 98,25
51,2
102,25
47,9 5,05
41,5
4,70
37,4
5,775
42,8
2,88
44,1
61514
0,76
36,9
0,55 21,325
46,8 4,17
52,
30 Au
-6 5p.
78,50 36,5 91,25 47,5
96,-
45,0
4,25
34,9
3,925
31,3
5,25
38,9
2,82
43,2
5133/
0,78
37,9
•
0,55
2,-
48,3
5,20 64,
6-13ept.’38
74,-
34,4
92,-
47,9
102,-
47,8
4,50 37,0 3,95 31,4
4,45
33,0
2,76
42,3
612
1
14
0,79 38,3
0,55
22,25
48,8 4,90
61,
13-20
,,
81,50
37,9
99,-
51,6
109,50
51,3 4,15
34,1
4,10
32,6 4,50
33,4
.2,76
42,3
6(2
1
14
0,79
38,3
0,55
23,75
521
5,10
63,
0-27
,,
87,50
40,7
102,75
53,5
113,50
53,2 4,20 34,5
4,575
36,4
5,-
37,1
2,90 44,4
6/6
0,77
37,4
0,60
24,-
52,7
4,80
59,
•
•.
–
.
JUTE
kATOEN
AUSTRALISCHE WOL
.
JAPAN. ZIJDÏ
RUBBER’
F!rst Marks”
in olIe gekamd
loco Bradford per Ib.
13/14 Dernier
,
Stand. Ribbed
Middling Upland
Super Fine
c. T
–
•
•
.
c.u.f. Londen
‘
per Eng, ton
loco
New York per Ib.
Oomra
Liverpool pe’r 1h:
Crossbred Colonial
Carded 50’s Av.
–
.
erino
U’4
S
V.
wit Gr. D. te
New York per Ib.
Smoked Sheets
loco
Londen
p. II
Herl.Ned.Ct.l
”
Not.
Herl.Ned.Ct.l
Not.
H
Not.
Herl.Ned.Ct.
ît”
Herl.Ned.Ct.
1’t
HerhNed.Ct.
Not.
H
ets.
%
$cts.ï.
%
pence
cts.,
%
pence
‘ets.
jeT
j
ets.
%
pen
1927
442,38
103,4
36.101- 43,8
93,1
17,60
36,7
102,1
7,27
133,8
•
96,8
26,50
‘
244,9
104,8
48,50
13,55
105,8
5,44
93
140,2
18,5
1928
445,89
104,2
36.16111
49,8
105,8
20,-
37,9
105,5
7,51
153,8
111,2
30,50
259,7
111,1
51,50
12,60
98,4
5,07
54
81,4
10,7
1929
395,49
92,4
32.1413
47,6
101,1
19,10
33,2
92,4
6,59
127,2
92,0
25,25
196,5
84,1
39,-
12,28
95,9 4,93
52
78,4
10,2
1930
257,97
60,3
21.619
33,6
71,4
13,50
19,7
54,8 3,92
81,9 59,2
16,25
134,8′
57,7 26,75
8,50
66,4 3,42
30
45,2 5,8
1931
Q
192,15
44,0
17.117
–
21,1
44,8
8,50
20,1
55,9
4,28
60,9
44,0
109,0
46,6
23,25
5,97
46,6 2,40
15
22,6
3,1
1932 146,86
34,3 16.181-
15,9
33,8 6,40
19,5
54,3
5,39
42,5
30,7
11,75
79,7
34,1
22,-
3,87
30,2
1,56
12
18,1
3,3
1933
<
128,63
30,1 15.1212 17,4
37,0 8,70
16,8
46,8
4,91
48,9 35,4
14,25
96,9
41,5 28,25
3,21
25,1
1,61
II
16,6
3,2
1934
115,85
27,1
15.919
18,3
38,9
12,30
13,6
37,8
4,37
51,4
37,2
16,50′
95,8
41,0 30,75
1,92
15,0 1,29
-19
28,6
6,2
1935
134,52
31,4
18.1118
17,6
37,4
11,90
17,7
49,3
5,87
42,2 30,5
84,5
36,2
28,-
2,41
18,8 1,63
18
27,1
6,-
•
1936
1937
142,61
33,3
18.6/8
19,0
40,4
12,10
18,2
50,7
5,60
54,3
,
39,3
16,75 108,6
132,lt
46,5
33,50
2,71
21,2
1,73
25
37,7
7,7
183,46
42,9
20.814
20,8
44,2
11,44
20,0
55,7
5,34
89,0
64,4
23,75 56,8
35,50
3,30 25,8
I86
5
36
54,3
9,5
Juli
1937
189,87
44,4
21.113
22,4
47,6
1,32
21,5
59,8
5,71
95,8
69,3.
25,50
142,2
60,8 37,75
3,42
26,7
1,88
5
34
51,3
9,1
Aug.
,
188,67
44,1
20.1716
18,8
39,9
11)35
19,6
54,5
5,19
98,9
71,5
26,25
145,0
62,0 38,50
3,30
25,8
1,82
33
49,7 8,8
Sept.
0
ct.
186,01
188,16
43,5
20.1413
16,3
34,6
9,-
17,4
48,4
4,64
94,1 68,1
25,25
131,3
56,2
35,-
3.19
24,9
1,76
34
51,3
9,-
44,0
20.1918
15,2
32,3
8,42
15,5
43,1
4,15
83,6
60,5
22,50
117,7
50,4 31,50
3,02
23,6
1,67 ‘
30
45,2
8,-
Nov.
185,91
43,4
20.12/10
14,4
30,6 7,99
15,2
42,3
4,04 74,6
54,0′
20,-
–
103,9
44,5
27,75 2,86
22,3
1,58
5
‘
27
40,7
7,1
Dec.
,,
173,86
40,6
19.71-
14,9
31,6
8,28
15,5
43,1
4,15
69,5
50,3
18,50
110,1
47,1
29,50
2,71
21,2
1,505
28
42,2
7,3
lan.
1938
168,56
39,4
18.1518
15,4
32,7 8,56
15,9
44,2
4,26
67,3
48,7
18,-
101,2
43,3
27,-
2,69 21,0
1,49
5
26
,
39,2
7,-
l’ebr.
,,
0
166,62
38,9
18.1117
16,1
34,2 9,00
16,5
45,9
4,41
63,9
46,2
17,-
98,1
42,0
26,25 2,78 21,7
1,55
5
27
40,7
7,1
Mrt.
,,
165,08
38,6
18.81-
16,1
34,2
8,91
16.1
44,8
4,30
61,1
44,2
16,25
98,3
42,1
26,25
2,81
21,9
1,56
25
37,7
6,7
Apr.
,,
156,59
36,6
17.915.
15,8
33,5
8,76
15,5
43,1
4,15 60,7
43,9
16,25
95,6
40,9
25,50 2,75
21,5
1,525
22
33,2
5,8
Mei
,,
Z
158,09
36,9
17.1212 15,3
32,5
8,48
15,2
42,3
4,06
61,7
44,6
16,50
–
98,9
42,3
26,50 2,82
22,0
1.56
21
31,7
5,6
Juni
153,41
35,9
17.216
15,1
32,1
8,37
14,3
39,8
3,85 60,5
43,8
16,25
95,5 40,9
25,50
2,81
21,9
1,55
23
34,7
6,2
Juli
c
169,20
39,5
18.17/10
16,1
34,2
8,88
15,7
43,7
4,20
60,9 44,0
16,25
97,1
41.5
26,-
3,22
25,1
1,775
28
42,2
7,5
Aug.
,,
174,59
40,8
19.10)8
•
15,3
32,5
8,37
14,7
40,9
3,95 61,4
44,4
16,50
.
96,8
41,4
26,-
3,11
24,3
1,69
5
29
43,7
7,8
30
Aug.-6 Sep.
168,41
39,4
38.1716
15,1
32,1
8,22
34,5
40,4
3,91
61,3
44,3
16,50
95,7
40,9
25,75 3,10
24,2
1,69
30
45,2
8,-
6-13 Sept.’38
170,79
39,9
19.216
15,0
33,8
8,06
14,2
39,5
3,82
61,4
44,4
16,50
93,0 39,8
25,-
3,34
24,5
1,70
30
45,2
8,1
13-20
,,
,,
169,02
39,5
18.1819 14,6
31,0 7,84
14,3
39,8
3,86
61,4 44,4
16,50
93,0 39,8
25,-
3,17
24,7
1,71
30
45,2
8,-
0-27
,,
,,
171,76
40,1
19.51-
14,7
31,2
7,84
14.2
39,5
3,83 62,3
45,1
16.75
94,8 40,6
25.50
3.16
24.7
1.70
29
43,7
1
7,7
KOPER
Standaard
Loco Londen
per Eng. ton
LOOD
gem. prompt en
3ev. 3 maanden
Londen per Eng.ton
–
TIN
Loco Londen
E
per
ng.
0fl
IJZER
Cleveland No. 3 franco Middlesb.
per Eng. ton
GIETERIJ-IIZER
•
(Lux
III)
per Eng. ton f.o.b. Antwerpen
ZILVER
ZINK
gem. prompt en
1ev. 3
maanden
Londen p. Eng. ton
cash Londen
per Standard
Ounce
I-ïr’tI
“t”
iÎt’Ned.Ct./
Not.
HerI,Ned.Ct.I
Not.
HerI.Ned.Ct./
Not.
/Herl.Ned.Ct.I
Not.
Herl.Ned.Ct./
Not.
INT’i.
T
/
%
£
/
•
£
/
%
£
/
%
sh.
/
r’
“it”
/
%
£
%
pen
1927
675,10
85,9
55.13111
295,75
106,5 24.811
3503,60
120,6
289.115
44,10
104,7
7219
39,10 98,9
64/6
345,40
108,8
28.9111
132
101,5
26
1
/
1928
771,20
98,1
63.1419
256,15
92,2
21.314
2749,50 94,6
227.418
39,85
94,6
65110
37,90
95,9
.62/8
305,75
96,4
25.515
135
103,8
26
3
1.
1929
M
,
912,55
116,1
75.917
281,10
101,2
23.4111
2465,65
84,8
203.18110
42,45
300,8
70/3
41,55
105,1
6819
300,80
94,8
24.1718
123
94,6
24
7
1
1930
‘
661,10
84,1
54.13
1
7
218,70
78,8
18.1
1
5
1716,20
59,1
141.19/1 40,50
96,1
67/-
35,95 93,0
59
1
6
203,55
64,1
16
1
6/9
89
68,5
17
1
.
1
1931
431,85
54,9
38.719
146,60
52,8
13-17
1332,55
45,9
118.911
33,-
78,3
58/8
28,90
73,1
51
1
5
140,05
44,3
.12.8
1
11
69
53,1
14
5
1
:
1932
z
275,75
35,1
31.14
1
8
104,60
37,7
12.-/9
1181,30 40,6
135.18
1
10
25,40
60,3
58/6
22,20 56,2
5111
118,95
37,5
1113110 64
49,2
17′
1933
1934
268,40
34,1
32.1114
97,25
35,0
11.1611
1603,50
55,2
194.11/11
25,55
60,6
621-
21,-
53,1
511-
129,80
40,9
15.14/13
62
47,7
1811
226,80
28,8
30.615
82,65
29,8
11.11-
1723,15
59,3
230.715
25,-
59,3
66111
20,25
‘51,2
54(1
103,05
32,5
13.1516
66
50,8
21
1
1
3935
230,95
2,9,4
31.18/1
103,40
37,2
14.5/8
1634,25 56,2
225.14/5
24,70
58,6
68/2
20,25 53,2
56/-
102,65
32,3
14.316
87
66,9
28
15
1936
298,75
38,0
38.811
137,15
49,4
17.1217
3592,-
54,8
204.1218
28,40
67,4
73/-
22,40
56,7
5717
116,55
36,7
14.1917
65
50,0
20
1
1
1937
488,55
62,1
54.813
208,95
75,3
23.516
2176,70
74,9
242.7110
41,30
98,0
91111
47,10
119,2
10511
199,80
63,0
22.414
75
57,7
2011
Juli
1937
510,10 64,9
56.11
1
3
213,70
77,0
23.13
1
11
2365,20
81,4
262.5
1
–
45,55
108,1
101
1
–
59,60
150,8
132
1
6
205,75
64,8
22.13
1
6
75
57,7
2
0
Aug.
l.
517,55
65,8
57.6
1
–
205,25
73,9
22.14
1
6
2388,50
82,2
264.9
1
–
45,60
108,2
1011
–
48,60
123,0
109
1
–
215,35
67,9
23.16
1
8
75
57,7
19
7
1
,
Sept.
u
474,25 60,3
52.15111
187,55
67,5
20.1718
2323,30
70,9
258.1216
45,35
107,6
1011-
44,65
113,0
9915
191,80
60,4
21.711
74
56,9
1971,
Oct.
,,
413,15 52,5
46.1/11
164,80
59,4
18.7/8
2036,85
70,1
227.5/-
45,25
107,4
lol!-
42,30
107,0
94/5
162,05
51,1
18.3/7
75
57,7
20
Nov.
•
357,50 45,5
39.1319
150.10
54,1
16.13/3
1726,80 59,4
191.141-
46,85
111,2
1041-
39,85
100,8
88/5
143,20
45,1
15.17111
74
56,9
19
1
‘
Dec.
,,
362,70
46,1
40.712 144,90
52,2
16.216
3734,45
59,7
193.-f-
49,-
116,3
1091-
38,80
98,2
8614
139,-
43,8
35.915
70
53,8
18
5!:
Jan.
1938
367,75
46,8
40.1916
143,50
51,7
l5.J919
1640,65
56,5
182.161-,
48,90
116,1
1091-
36,50
92,4
8114
134,05
42,2
14.1819
74
56,9
19
13
Febr.
,,
uj
353,70 45,0
39.819 137,35
49,5
15.613
1642,15
56,5
183.1/11
48,90
116,3
1091-
33,45
84,6
7416
128,85
40,6
14.714
75
57,7
263/
Mrt.
»
357,25
45,4
39.16
1
7
144,80
52,2 16.2
1
30
1649,65
56,8
183.18
1
2
48,90
116,1
109
1
-‘
31,80
80,5
70
1
11
128,90
40,6
14.7
1
4
75
57,7
20
3
1
Apr.
354,85
45,1
39,1117 141,35
50,9
15.1514
1536,80
52,9
171.915
48,85
115,9
1091-
32,80
83,0
7312
124,75
39,3
13.1814
71
54,6
18
7
1:
‘Mei
1-
328,80 41,8
36.1219
327,85
46,0
14.4111
1452,30
50,0
161.1616
48,90
116,1
1091-
29,75
75,3
6614
313,50
35,8
12.1216
70
53,8
181
Juni
‘
317,80 40,4
35.9/5
325,35
45,1
14.-(-
1599,30
55,0
178.30/-
48,85
115,9
109/-
28,05
71,0
6218
118,40
37,3
13.413
71
54,6
18
Juli
»
Aug.
,,
z
0
356,45 363,35
45,3
46,2
39.15111
40.12
1
9
133,50 127,20
48,1
45,8
14.18/2
14.4
1
6
1725,45 1722,60
59,4
59,3
192.1312
192.13
1
–
48,80
48,75
115,8
115,7
1091-
109
1
–
27,25
26,80
‘69,0
67,8
60111
60
1
–
127,85 324,10
40,3
39,1
14.516
13.17/6
72
72
55,4
55,4
19
1
191
0 Aug.-6 Sep.
362,45
46,1
40.12
1
6
125,75
45,3
14.1
1
11
1732,90
58,9
192.-!-
48,60
115,3
309
1
–
27,75
70,2
62
1
3
117,65
37,1
13.3
1
9
73
54,6
19
1
1
6
–
13 Sept. ’38
369,101
46,9
41.716 135,80
48,9
15.4/5
1710,65
58,9 191.351-
48,60
115,3
1091-
27,90
70,6
6216
–
125,20
39,5
14.0/8
72
55,4
397
1
3-20
»
386,95
49,2
43.7/6
144,40
52,0
16.3(9
1750,65
60,2
196.5/-
48,60
115,3
109/-
28,75
72,7
64/6
132,70
43,8
14.17/6
72
55,4
19
1
1
0-27
,,
,,
380,201
48,4
42.1216
139,95
50,4
15.1319
3734,95
59,7
194.101-
48,60
115,3
3091-
28,75
72,7
6416
131,45
43,6
14.1518
72
55,4
1971
rSÎSVIVN
VN (:RANflSTOFFVN
(lndexciifers
sebaeerd op
1927 t/m 1929
=
100).
741
0E-
SLACHTE
GE-
SLACHTE
DEENSCI
–
I
BACON
BEVROREN
ARO. RUND-
CACAO
G.
F.
KOFFIE
Loco R’dam/A’dam
ÎJIXER
Witte krlsL-
THEE
N.-lnd.thee-
t,
RUNDEREN
(versch)
VARKENS
(versch)
middelgew. No. 1
VLEESCH
Accra per 50 kg
c.i.f. Nederland
per
1
(1
kg.
suiker loco
Rotterdam/
veiling A’dam
Gem.Java- en
c
Robusta
Superior per
100
kg
oer
100
kg
Londen per Cwt.
Londen perS lbs.
_______________
Amsterdam Sumatrathee
°
Herl.Ned.Ct./
Not.
H
1/it
HerI.Ned.Ct.J
Not.
Rotterdam
Iotterdani
Santos
per 100 kg.
per’/skg.
j
‘
x
cts.
,
1927
–
–
–
–
65,15
97,8
10716
2,73
92,2
416
41,21
119,4
681-
46,87
5
95,5
54,10 91,4
19,125
119,6
82,75
109,2
101,3
1928
93,-
98,2 77,50
90,8 66,80
100,3
11015
3,03
102,4
51-
34,64
100,4
57/3
49,62
5
101,1
63,48
107,3
15,85 99,1
75,25
99,3
102,2
1929
96,40
101,8
93,125
109,2 67,81 101,8
112/2
3,12
105,4
5
1
2
27,70
80,2 45
1
10
50,75
103,4
59,90
101,2
13,-
81,3 69,25
91,4 94,7
1930
108,-
114,0
72,90
85,5 57,19 85,9
94/7
2,97
100,3
4111
21,04 61,0
34111
32
65,2 38,10 64,4
9,60
60,0 60,75 80,2
72,1
1931
88,-
92,9
48,-
56,3
35,72
53,6
63/6
2,44 82,4
414
13,84
40,1
24/7
25
50,9 27,10
45,8
8,-
50,0
42;50
56,1
53,3
1932
61,-
64,4
37,50
44,0
25,46
38,2
58
1
7
1,70
57,4 3
1
11
11,77
34,!
27/1
24
48,9
30,04 50,8
6,325
39,6
28,25 37,3 43,0
1933
52,-
54,9
49,50
58,0
30,74
46,2
7417
1,54
52,0
319
9,30
26,9
22/7
21,10
43,0
22,83 38,6
5,325
34,5
32,75
43,2 37,0
1934
61,50 64,9
46,65
54,7
32,94
49,5
8811
1,42
48,0
3/9’/
8,15
23,6
21
1
10
16,80
34,2
18,40
31,1
4,07
5
25,5
40
52,8 34,9
1935
48,125 50,8
51,625
60,5
32,-
48,1
88
1
5
1,19
40,2
3/3/2
8,15
23,6
2216
14,10
28,7
15,21
25,7
3,85
24,1
34,50
45,5
32,5
1936
53,425 56,4
48,60
57,0
36,37
54,6
9316
1,48
50,0
319
1
1
12,05
34,9
3014
13,625
27,8
16,875
28,5
4,025
25,2
40 52,8
39,2
1937
71,275 75,3
61,85
72,5
42,27
63,5
94/1
1,90
64,2
4/3
17,35
50,3
38/8
16,625
33,9
22,375
37,8
6,225
38,9 53,50 70,6
53,6
juli
1937
78,45
82,8
60,85
71,3
42,63 64,0
9416
1,97
66,6
1
414
1
1s
16,46
47,7
3616
17,50
35,7
23
38,9 6,57
5
41,1
55
72,6
55,1
Aug.
,,
77,87
5
82,2 67,875 79,6
46,32
69,6
102
1
6
2,13 72,0
14/8
1
/2
17,61
51,0 39
1
–
17
34,6
23
38,9 6,50 40,6 54,75 72,3
55,3
sept.
72,425
76,5
69,20
81,1
46,17
69,3
102/10
1,96
66,2
14/4
1
/s
15,97
46,3
35/7
16,75
34,1
23
38,9
6,325
396
56
73,9
55,1
Oct.
69,97
5
73,7
70,20 82,3
43,70 65,6
9716 1,91
64,5
14/3
12,55
36,4
28/-
15,75
32,1
22,87
5
38,7
6,40
40,0
55,25
72,9 55,0
Nov.
68,175
72,0 72,37
5
84,8
40,77
61,2
9016
1,95 65,9
14/
4
12,18
35,3
27/1
13,50
27,5
20
33,8
6,42
5
40,2
53,75 71,0 52,2
Dec.
,,
68,95
72,8 72,15
84,6
43,23
64,9
96/2
1,92
64,9
14/31/2
11,07
32,1 2418
13
26,5
17,25
29,2 6,40
40,0
47,75
63,0
51,0
Jan.
1938
70,82
5
74,8 70,37
5
82,5
43,54
65,4
97/-
1,96
66,2
4/41/1
12,18
353
21j2
13
26,5
16,10
27,2 6,17
5
38,6
51,25
67,7
51,1
Febr.
,,
70,25
74,2
68,75
80,6 43,95 66,0
98/-
2,08
70,3
4/7
1
/2
12,44
36,0
2719
13
26,5
16
27,0
5,40 33,8
50,25
66,3
50,3
Mrt.
69,15
73,0
66,375
77,8
45,87
68,9
10212
1,90
64,2
413
13,30
38,5 2918
13
26,5
15,50
26,2 5,05
31,6
52,25
69,0
49,6
Apr.
,,
70,35
74,3
64,40 75,5
47,29
71,0
10516
1,88
63,5
412
11,68
33,8
26/1
13
26,5
15 25,4
4,65
29,1
53,50
70,6
47,9
Mei
,,
71,50
75,5
62,-
72,7
46,22 69,4
1031-
1,92
64,9
4/3
1
/2
8,64
25,0
1913
12,50
25,5
14
23,7 4,70
29,4
53,
70,0
47,1
Juni
,,
70,50
74,4. 59,95
70,3
43,99
66,1
9812
1,96
66,2
414
1
/
8,74 25,3
1916
12,50
25,5
13.75
23,2
4,72
5
29,6
49,50
65,3
45.5
Juli
67,20
71,0
62,40
73,1
46,46
69,8
103/9
1,98
66,9
415
9,76
28,3
21/9
12,75
26,0
14
23,7
4,95 31,0
47,75
63,0
46,5
Aug.
67-
70,7
63,75
74,7
45,32
68,1
101/5
1,96
66,2
4/4
1
/ 10,04 29,1
22/54
13,30
27,1
14,10
23,8
5,_.
31,3 49,50
65,3
45,5
Aug.-6Sp.
6530
69,0
73,8
44,17 66,3
991-
2,03 68,6
4/612
10,05
29,1
2216
13,50
27,5
14,50
24,5 5,12
5
32,0
50,25
66,3
45,3
-13 Sept.’38
65,30
69,0
63,-
73,8
44,20
66,4
99
1
–
1,99
67,2
4/5
1
12
10,37
30,0
23
1
3
13,50
27,5
14,50
24,5
5,25
32,8 50,25
66,3
45,1
-20
,,
67,6
61,50
72,1
44,16
66,3
99
1
–
1,88
63,5
4/2/t
10,71
31,0
24/-
13,50
27,5
14,55
24,5
5,375
33,6
52,75
69,6 46,0
27
,,
,,
64,-
67,6
62,25
73,0
44,18 66,3
99/-
1,95
65,9
4/4
1
/s
10,50
1
30,4
1 23/9
13,50
27,5
14,50
24,5
5,62
5
35,2
52,75
69,6 46,8
ORENENHOUT
Zweedsch ongesort.
2
1
/t
X 7 per standaard
ex opslagpl. Londen
VUREN-
HOUT
basis 7″ f.o.b.
Zweden/FinI.
perstandaard
van 4.672 Ml.
KOE-
HUIDEN
Gaaf, open kop
57-61 pond
Veiling te
Amsterdam
COPRA
Ned.-Ind.
t. m.
,
per 100kg.
Amsterdam
GRONDNOTEN
per longton c.i.f. Londen
Oepelde Coromandel,
–
LIJNZAAD
L. Plata
loco
Rotterdam
per
1000
kg.
1)
GOUD
cash Londen per ounce line
___________
HerI.Ned.Ct.j
Not.
‘
‘/
v’-I
‘
‘I
,E
–
.
:’
-32
Hen. Ned. Ct.
Not,
_____________
Her!. Ned.
Cl.
Not,
%
.
r
1
%
£
–
r
–
r
sh.
1927
230,28
100,1
t9.-/-
160,50
105,1
40,43
100,9
32,62
5
106,5
266,03
106,4 21.18111
185,-
95,0
51,50
100,1
851-
105,3
104,4
124,1
1928
229,90
100,0
19.-/-
151,50
99,2
47,58
118,7
31,87
5
104,1
254,10
101,6
21../-
185,25
95,1
51,45
100,0
85
1
–
102,0 100,2
94,6
1929
22
9,71
99,9
19.-/-
146,-
95,6 32,25
80,5
27,37
5
89,4
230,16
92,0
19.-19
214,-
109,9
51,40
99,9
851-
92,7 95,4
84,5
1930
218,43 95,0
18.112
141,50
92,7 25,36 63,3 22,62
5
73,9
175,55
70,2
14.1014
181,75
93,3
51,40
99,9
85/-
69,6
75,1
60,0
1931
187,88
81,7
16.141-
110,75
72,5
18,65
46,5
15,37
5
50,2
136,69
54,7
12.2111
95,50
49,0
52,-
101,1
9215
47,6 54,6
44,7
1932
136,14
59,2
15.1314
69,-
45,2
11,15
27,8
13,-
42,4
130,52
52,2
15.-/4
70,-
35,9
51,25
99,6
t 181-
35,1
43,0
38,4
1933
136,48
59,3
16.11
1
2
73,50
48,1
13,26
33,1
9,30 30,4
90,39
36,1
–
10.19
1
4
75,50
38,8
51,35
99,8
124
1
7
33,1
39,0
34,5
1934
134,02
58,3
17.18/4
76,:0
50,1
12,07
30,1
6,90 22,5
71,90
28,7
9.12/3
72,75
37,3
51,50
100,1
137/8
31,8
37,3
36,5
1935
127,91
55,6
17.1314 59,50
39,0
12,54
31,3 9,15
29,9
104,26
41,7
14.81-
67,25
34,5
51,50
100,1
142/2
32,2
31,0 34,8
1936
139,98
60,9
17.19110
78,25
51,3
15,40
38,4 11,90
38,9
113,49
45,4
14.1119
85,-
43,6
54,60
106,1
14014
39,0
42,2
40,7
‘1937
205,35
89,3
22.1712
132,25
86,6
23,35
58,2
15,225
49,7
127,81 51,1
14.418
–
110,50
56,8
63,20
122,8
14019
53,4 57,0 55,9
Juli
1937
212,-
92,2
23.101-
136,25
89,5
59,9
14,52
5
47,4
137,65
55,0
15.514
113,-
58,1
63,15
122,7
1401-
55,2 00,2 55,5
Aug.
,,
212,40
92,4
23.10/-
135,-
88,4
62,4
13,95
45,6
126,66
50,6
t4.-/6
115,-
59,1
63,05
122,5
139/7
53,7 59,2 54,5
Sept.
,,
211,08
91,8
23.101-
135,–
88,4
25,-
62,4
13,15
42,9
120,84
48,3
13.911
115,25
59,2
63,05
122,5
14014
52,4
57,9
54,7
Oct.
,,
210,65
91,6
23.10/-
135,-
88,4
23,-
57,4
13,50
44,1
121,70
48,7
13.11/7
116,75
59,9
63,-
122,4
140/64
50,4
56,1 50,1
Nov.
,,
209,46
91,1
23.51-
132,50
86,8
44,9
12,50
40,8
109,57
43,8
12.313
110,50
56,7
63,10
122,6
140/14
47,7 53,2 45,4
Dec.
,
206,69
89,9
23.-/-
125,–
81,9
17,-
42,4
12,375
40,4
105,31
42,1
11.1415
109,75
56,3
62,85
122,2
139110
44,9
51,8
45,5
lan.
193$
203,65
88,6
22.13
1
9
123,-
80,6
41,4
11,87
5
38,8
99,85
39,9
11.2
1
6
109,75
56,3
62,65
121,8
139
1
7
44,4
51,9 43,5
Jebr.
,,
199,56
86,8 22.51-
122,50
80,2
17,-
42,4
10,95
35,8
95,86
38,3
10.1319
108,
55,5 62,70
121,9
139194
43,4 51,0
43,4
Mrt.
,,
.
197,49
85,9
22.-!-
116,25
76,1
15,-
37,4 10,97
1
35,8
92,92
37,2
10.7/2
106,25
54,6
62,75
122,0
139/1 1
41,8
49,9
42,0
Apr.
,
197,23
85,8
22.-!-
110,-
72,0
14,50
36,2
10,62
5
34,7
90,22
36,1
10.113
101,75
52,3
62,65
121,8
13919
40,0
40,9
38,8
Mei
195,17
84,9
21.151-
105,50
69,1
14,50
36,2
10,425
34,0
91,54 36,6
10.41-
98,50
50,6
62,85
122,2
l40N4
39,4
47,0 37,5
uni
,,
190,37
82,8
21.5/-
102,50
67,1
14,-
34,9
9,775
31,9
92,40
36,9
10.6/3
96,-
49,3
63,05
122,5
1
40
(84
38,9
47,1
39,2
ii
188,10
81,8
21.-/-
102,50
67,1
14,75
36,8
10,12
5
33,1
97,26
38,9
10.17/2
102,-
52,4
63,20
122,8
141/2
41,3 48,2 43,8
ug
187,70
~l
u
u
3
816
21.-!-
103,-
67,5
14,75
36,8
9,725
31,8
93,55
37,4
10.9/3
96,50
49,6
63,60
123,6
142/4 40,9 47,6 44,7
g-6Sp.
187,37
81,5
21.-!-
105,-
68,8
14,75
36,8
9,50
31,0
88,65
35,4
9.18/9
94,50
48,5
64,30
125,0
144/1
40,6
41,4
45,5
Sept.’38
183,07
79,6
20.10/-
105,-
68,8
14,75
36,8
9,50
31,0
90,89
36,3
10.3(9 93,50
48,0
64,50
125,4
144/74
40,7 47,6
45,6
-20
,,
,,
182,87
79,5
20.101-
105,-
68,8
14,75
36,8
9,50
31,0
92,55
37,0
10.7/6
97,50
50,1
64,50
125,4 144/7
40,9
48,3
46,1
-27
182,96
79,6
20.10
1
–
105,-
68,8
15,25
38,0
9,375
30,6
93,66
37,4
10.10,-
99,50
51,1
64,95
126,2
145/7
41,1
48,6
45,4
TÊNKOLEN
Westf./Hott.
bunkerk. ongez.
f.o.b.
R’dam/
PETROLEUM
Mid. Contin. Crude
33 t/m. 33.9° Bé s. g.
BENZINE
Gulf Exp. 64/660
per
KALK-
SALPETER
franco schip
ZWAVELZURE
AMMONIAK
franco schip
CEMENT
levering bij
50 ton franco
.
ST E EN E N
‘
°
…v
c
‘a
__________________
binnenmuur
1000 stuksip.
buitenmuur
1000
stuks
A’dam per
1Herl.Ned.Ct.1
Not.
te N.-York p. barrel
U.S. gatlon
Ned. per 100kg
Ned. per 100 kg
voor den wat
Rotterdam
Rood en
1
Klinkers en
1000 kg.
–
Hert. Ned.Ct./ Not.
bruto
Boeregrauw/ Hardgrauw
T
%
TT”
‘T”
‘
–
I7ïr
1927
11,25
103,1 3,21
103,6
1,28
37
128,0
14,
86
11,48
102,6
11,44
102,5
i
18,-
99,0
13,65 104,3
16,50 88,4
105,1
105,2
1928
10,10
92,5
2,99 97,1
1,20
24,85
85,9 9,98
11,48 102,6 11,06
99,3
/
18,-
99,0
13,60 104,0
19,50
104,5
96,5
99,0
1929 11,40
t04,4
3,06
99,4
1,23
24,90
86,1
10
tO,60
94,8
10,96
98,2
18,55
102,0
12,-
91,7
107,1
98,5 95,9
1930
11,35
104,0
2,76
89,6
1,11
21,90
75,7
8,81
9,84
88,0
10,55
94,5
i
18,55
102,0
II,-
84,1
19,-
101,8
83,3
71,1
1931
10,05
92,1 1,42 46,1
0,57
12,38
42,8
4,98
8,61
17,0 7,73 69,3
16,55
91,0
76,4
15,50
83,0
61,9
55,4
1932
73,3
2,01
65,3
0,81
11,99
41,5
4,83
6,15
55,0 4,20 37,6
12,-
66,0
850
65,0
II,-
58,9 49,8 43,0
1933
7,-
64,1 1,14
37,0
0,57
9,24
32,0 4,63
6,t8
55,2
4,63
41,5
1I,-
60,5
8,75 66,9
10,50
56,2 46,4 40,3
1934
6,20
56,8
1,40
45,5 0,94 7,18 24,8 4,84
6,11
54,6
4,70,
42,1
11,25
61,9
7,-
53,5
8,50 45,5 44,8
30,8
1935
6,05 55,4
1,39
45,1
0,94 7,65
26,5 5,18
5,89
52,7
4,81 43,1
60,5 6,75
51,6
8,50
45,5
46,4
39,9
1936
6,60
60,5
1,63
52,9
1,04
8,86
30,6 5,65 5,70
51,0
4,82,
43,2
10,50
57,7 6,75 51,6 8,75
46,9
‘
48,5
44,1
1931
8,80
80,6
2,09 67,7
1,15
11,08
38,3
6,10
5,75
51,4
4,97 44,5
11,35
62,4
7,50 57,3
9,50
50,9
66,4
60,5
Juli
1937
82,4
2,11
68,4
1,16
11,58
40,0
6,38
5,60
50,1
4,80
43,0
11,35
62,4
7,45
56,9
9,50 50,9
70,3 63,4
Aug.
9,-
82,4
2,10
68,0
1,16
11,57
40,0
6,38
5,70
51,0
4,90 43,9
11,35
62,4
7,45
56,9
9,50
50,9 68,2
–
61,6
Sept.
9,-
82,4
2,11
68,4
1,16
1156
40,0
6,38
5,75 51,4
4,95-
44,4
11,35
62,4
7,45
56,9 9,50 50,9
65,8
59,6
Oct.
8,95
82,0 2,10
68,0
.
1,16
1125
38,9
6,22
5,80
5t,8
5,-‘
44,8
11,35
62,4 8,25
63,1
9,15
52,2
62,1
56,8
Nov.
,. –
9,-
82,4
.2,09
67,7
1,16
10,49
36,3
5,82
5,85
52,3 5,05
45,3
11,35
62,4 8,25
63,1
9,75 52,2
59,0 53,9
Dec.
,,
9,35
85,6 2,09
67,7
1,16
9,60
33,2 5,34
5,95
53,2
5,15′
46,1
11,35
62,4
8,25
63,1
9,75 52,2
58,5 52,3
Jan.
1938
9,90 90,7 2,08
67,4
1,16
9,34 32,3
5,20 6,05
54,1
5,25 47,0
12,85
70,7
8,50 65,0
10,50
56,2
59,1
52,4
Febr.
,,
9,90
90,7 2,08 67,4
1,16
9,10
31,5
5,09
6,10
54,5
5,30
47,5
12,85
70,7
8,50 65,0
10,50
56,2
‘50,0
51,4
Mrt.
,,
9,90 90,7 2,09
67,7
1,16
9,08
31,4 5,05 6,15
55,0
5,35
47,9
12,85
70,7
8,50 65,0
10,50
56,2
58,1
50,1
Apr.
9,90
90,7 2,09 67,7
1,16
8,89 30,7 4,94
6,20
55,4 5,40 48,4
12,85
70,7
9,-
68,8
64,3
57,5
49,5
Mei
,,
9,90
90,7
2,10
68,0
1,16
8,92 30,8 4,94 6,25 55,9
5,45f
48,8
12,85
70,7
9,-
68,8
12,-
64,3
55,6
48,3
Juni
,,
9,90
90,7 2,10 68,0
1,16
8,88
30,7
4,91
6,25
55,9
5,45
48,8
12,85 70,7
9,-
68,8
12,-
64,3
55,7 48,0
Juli
,
9,90
90,1
2,11
68,4
1,16
8,97
31,0
4,94 5,55
49,6 4,80 43,0
12,85
70,7
9,-
68,8
12,-
64,3
55,9 49,3
Aug.
9,80
89,8
2,12,
687
1,16
8,89
30,7
4,85
5,65
50,5 4,90
43,9
12,85
10,7
9,50 72,6
12,-
64,3
55,7 48,9
Aug.-6Sp.
9,60
87,9
2,14
693
1,16
8,84
30,6
4,81
5,70
51,0 4,95
44,4
12,85
70,7
9,50 72,6
12,-
64,3
55,5 48,7
/-13 Sept.’38
9,60 87,9
2,15
69,7
1,16
8,91
30,8
4,81
5,70 51,0
4,95-
44,4
12,85
70,7
9,50 72,6
12,-
64,3 56,2
49,2
1-20
,,
,,
9,60 87,9
2,16
70.0
1,16
8,93
30,9
4,81
5,70
51,0 4,95
44,4
12,85
70,7
9,50 72,6
12,-
64,3
1
57,2 49,0
-27
,,
,,
9,60 87,9
2,18
70,6
1,16
8,90
30,8
4,81
5,70
51,0 4,95 44,4
12,85
70,7
9,50
72,6
12,-
64,3
57,0
/
49,7
1
742
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
28
September 1938
NEDERLANDSCHE BANK.
Vrkorte Balans
Op
26 September
1938.
Activa.
tiInutijl. 1/t
is- (hfdbk.
f
11.121.134,57
sels, Prorn.,, Bijb
nk.
542.864,07
enz.in disc.Ag.sch.
370.378,32
f
12.034.376,96
Papier o.
ii.
Buitnl. in disconto ……
Idem eigen portef.
.
f
4.050.000,-
f:
Verkochtmaar voor
de bk.nog niet afgel.
–
,,
4.O5O.000,…
Beleeniugen
IIfdbk.
f
259.050.933
591)
clvrsclj. Bijbnk.
,,
2.339.158,93
op onerp: Ag.sch.
,,
27.843.107,86
f
289.833.200,38
Op Effecten enz. ..f288.640.866,02L)
Op Goederen en Ceel.
,,
1.192.334,36 289.833.200,381)
Voorschotten a. h. Rijk ……………. ..
–
Munt, Goud ……
f
106.637.535,- Muntmat., Goud
..
,,1.374.361.396,56
[1.480.998.931,56
Munt, Zilver, enz.
15.407.976,03
Muntinat. Zilver
–
1.496.406.907,59
2
)
Belegging van kapitaal, reserves en pn-
sioenfonds …………………..
,,
43.524.561,82
Gebouwen en Meub. der Bank ……..
,,
4.580.000,-
Diverse rekeningen ………………
,,
.7.345.279,37
Staatd. Nederi. (Wetv. 27/5/’32, S.
No.
221)
,,
8.905.871,61
Pa88Iva
f
1.866.680.197,73
__________________
lapitaal ………………………..
f
20.000.
0
00,-
Reservefonds ……………………
,,
4.860.787,51
Bijzondere reserve ………………
,,
7.102.179,67
Pensioenfonds ……………… ….
,,
11.888.424,51
Bankbiljetten in omloop …………..
,,
1.052 875.750,_
Bankassignatiën in omloop …….
…..218.870,39
Rek.-Cour.
J
tiet Rijk
f
159.335387,48
saldo’s: ‘l, Anderen
,,
608.122.575,94
767.457.963,42
Diverse rekeningen ………………
2.276.222,23.
f
1 866.680.197,73
Beschikbaar metaalsaldo …. … …..
f
768.346.505,99
Minder bedrag aan bankbiljetten in om-
loop dan waartoe de Bank gerechtigd is
768.346.504,-
Schatkistpapier, rechtstreeks bij de Bank
o
ndergebracht ………………..,,
–
t)
Waarvan aan Nederlandsch-Indië (Wet van
15
Maart
1933,
Staatsbiad No. 99) ……../ 63.247.800,-
1)
Waarvan in het buitenland ………………………247.906.894,26
Voornaamste posten in duizenden guldens..
Goud
Andere Beschikb. Dek-
Data
Circulatie opeischb. Metaal- kings
Munt IMuntmat,
schulden saldo
perc.
26 Sept. ’38 106638 1.374.361 1052.876 767.677
1
768.347 82
19
,,
’38 106718 1.374.276 1005.293 813.143 1 770.548 82
25 Juli ’14 65.703 96.410 310.4371 6.198 1 43.521 54
Totaal Schatkist- Belee-
Papier
Diverse
Data
bedrag promessen
/
op het
reke-
disconto’s rechtstreeks n ngen
buitenl. ningen
1)
26 Sept. 1938 12.034
–
289.833
4.050
7.345
19
,,
1938
9.363
–
288.112
4.050
8.234
25 Juli 1914 67.947
–
61.686 20.188
509
t)
Onder de activa.
JAVASCHE BANK.
Data
Goud
Zilver
Circulatie
1
oh,.
1
rnetatî2″
schulden
saldo
24Sept.’383)
,
138.210
188.430
74.590 33.002
17
,,
’38
3
)
137.500
192.050
70.670
32.412
20 Aug.1938 116.886
20.598
188.267
66.930 35.405
13
,,
1938
116.886
1
20.326
193.006
61.931
35.237
25Juli1914
22.057
31.907
110.172
,
12.634
4.842
Data
1
Wissels,
1
buiten
Dis-
Belee-
Diverse
Dek-
kings-
N.
–
Ind.
conto’s
ningen
reke-
ningeni)
percen-
______________
betaalb.
lage
,24Sept.’382)
2.050
ö60 60.940
53
17
,,
1
38
2
)
2.750
75.200
60.470
52
20Aug.1938
3.964
52.254
54
13.574
47.649
13
,,
1938
3.580
14.004 1
46.959 54.432
54
25Juli1914
6.395 7.259
75.541
2.228
44
1)
Sluitpost
activa.
2)
Cijfers
telegrafisch
ontvangen.
BANK VAN ENGELAND
1
Bankbilf. Bankbilf. 1
..
01/ier Secu rit/es
Data
Metaal
J
in
in Banking, Disc.and 1 Securit les
1 circulatie
1
I)cpbrtm.
1
Advances
1
21 Sept.”
‘
19
327.923 479.225 1 47.190
6.090
1
24.563
14
1938
3
?7.885 47.8.593
47.822
5.880
22
.070
22 Juli 1914J
40
.
164
1
29.317
33.633
Data
Got’
Public
Other Deposits
I
1
Dek-
i
.
1
Sec.
Depos. Bankers Other
1
Reservel kings-
Accountsj
1
perc.
1)
21 Sept.’38
1
97.606
1
18.431 100.861
1
39.424
1
48.6991 30,6
14
,,
’38 98.531 21.570
99.593 36.377
1
49.2931
31,2
22Juli ’14
1
11
.
00
51
14
.
736
1
42.185
29
.
29
71 52
t)
Verhouding tusschen Reserve en Deposits.
BANK VAN FRANKRIJK.
1
Te goed
1
WtsL
Waarv. Belee-
I
Renteloos
Data
Goud Zilverl in het
voorschot
buitenl. sels
ningen a.d.Staat
15Sept.’38
4321
103
9
l
46.334
8
’38 55.808
4321
25
~1
13.087J
0.5421
743 4.449 43.334
23Juli’14 4.104 6401
–
1
.5
4
11
81 769
1
–
Bons v. d.t
Rekg. Courant
Diver
–
_________________________
Data
zelfst.
sen
1)
ircula iie
1 Zelfst. Pa rt 1-
amort.k.
Staat Iemort.k.I culieren
5Sept.’381 5.57 0 1 3.418 108.186 1
378 1 2.460 116.703
8
°,,
‘
38
1 5.570
3.082 102.900
1
80
1
2.443 16.191
23 Juli ’14j
–
1
–
1
5.912
401
–
1
943
1)
Sluitpost activa.
DUITSCHE
R1.HCSRÂNI
–
Daarvan
Deviezen
Andere
Data
Goud
bij bui-
als goud-
ivissels
1
Belee-
tenl. circ.
dekking
en
1
ningen
banken
t)
geldende
cheques
15 Sept. 1938
1
70,8
10,6
5,5
1
6.327,8
41,9
7
,,
1938
1
70,8
10,6
5,4
1
6.377,9
28,5
30 Juli
1914
1
.356,9
–
–
1
750,9 50,2
Data
Ef/ec-
Diverse
1
Circu-
1
Rekg.. Diverse
ten
Actival)
J
latie
1
Crt.
Passiva
15 Sept. 1938
549, 1.104,4
6.666,0
902,2 318,4
7
,,
1938
549,6 1.149,4
6.689,7
948,0 311,3
30 Juli
1914
330,8
,
200,4
1.890,9
‘
944,-
40.0
-,
-,
WdtItÇt,fll
23,
t
nept., reSp.
14, IS miii: NATIONALE
RANIC
VAN
RT
(I
(:..
R1..-‘-
Data
Goud
‘
‘
‘O0L
cl:
.
0,
o
–
0
Rekg.Crt.
-.
1938
.,.8
o
.
L
.3.103
5 0
9871
1
58
T
4.501
1
1
20
–
9
[5/9
.
.13.0951
4
‘
1977
235
1
212
74
147
229
4
.
464
16
215
.L)FRAL RESERVV RANCS
Goudvoorraad
‘
Wissels
Data
Other
cash”
2)
1
Goud-
1
cthifi-
In her-
1
disc. v. d.
1
In de
open
bedrag
caten
1)
member
1
markt
banks
1
gekocht
14Sep. ’38
10.639,2
110.629,7
379,4
1
7,0
1
0,5
.7
,,
’38
10.639,8
1
1
0.630,9
355,9
1
7,1
J
0,5
Data
Belegd
FR.
in
u. s.
Notes
1
Totaal
Depo-
1
•
Gestort
1
Goud-
1
Dek-
1 Afrem.
1
Li’ek-
Gov.Sec.
in circu-I
.
St
Kapitaall
kings-
1
kings-
1
latie
1
1
perc.s,,
1
perc.4)
14 Sep.
’38I
2.564,0
1
4.200,8
1
9.187,6
134,0
1
82,3
–
7
,,
’38
2.564,0
4.212,3
1
9.147,0
1
134,0
82,3
–
,uw
uuur
ue
ocna,is, aan
(ie t(eserve lianKen
gegeven voor de overname van het goud, toen de $ op 31Jan. ’34 van
100
op
59.06
cents wetd gedevalueerd.
3)
Other Cash” does not inciude Federal Reserve Notes or a Bank’s
own FederalReserve bank-notes.
3)
Verhouding totalen goudvoorraad tegenover opeischbare schul.
den: F. R. Notes eti netto deposito.
4)
Verhouding totalen voorraad
muntmateriaal en wettig betaalmiddel tegénover idem.
PARTICULII’:IIL BANKEN AANGESLOTEN BIJ HET
I”ED. ItES. STELSEL.
Data
Aantal
Dis-
conto’s
1
1
Beleg-
de
R
Totaal
I
Waarvan
en
gingen
depo-
t/me
leetting.
1
1
beleen.
banks
sito’s
deposits
7 Sep.’381
_-
1
8.241 112.601
16.756
1
27.360
1
5.217
31 Aug.’381
–
8.270 112.591
16.685
1
27.302 5.210
.,.
OUWIK,
UU
.javascne
DUflK en ae bank
0?
England zijn
in
duizenden, alle
overige
posten in millioenen
van
de betreffende valuta.