16 SEPTEMBER 1936
AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN.
Economiséh~Statistische
Beric’
*
hten
ALGEMEEN
WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER
ORGAAN VOOR DE MEDEDEELINGEN VAN DE CENTRALE COMM1
‘
SIE VOOR DE RIJNVAART
UITGAVE VAN
HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH
INSTITUUT
21E JAARGANG –
WOENSDAG 16 S
COMMISSIE VAN REDACTIE:
P. Lie ftinck; N. J. Polak; J. Tinbergen; F. de Vries en
H. M. H. A. van der.Vaik (Redacteur-Secretaris).
Assistent-Redacteur: L. R.
W.
Soutendijk.
Rcdactieadres: Pieter de Hoochweg 122, Rctterdam.
Aangeteekende stukken: Bijkantoor Ruigeplaatweg.
Telefoon Nr. 35000. Postrekening 8408.
Advertenties voorpagina f 0,50 per regel.
Andere pagi-
na’s f0,40 per iegel. Plaatsing bij abonnement volgens
tarief. Administratie van abonnementen en advertentie8:
Nijgh
t
van Ditmar N.V., Uitgeves, Rotterdam, Am-
sterdam, ‘s-Gruvenhage. Postohèque- en giro-rekening
Wo. 145192.
Abonnementsprijs voor het weekblad franco p. p. in
Nederland f 16,—. Abonnementsprijs Economi8oh-Statis-
tisch Maandbericht f5,— per jaar. Beide organen samen
f 20,— per jaar. Buitenland en Koloniën resp. f 18,—,
f 6,— en f 23,— per jaar. Losse nummers 50 cent. Dona-
teurs en leden van het Nèderlandsch Economisch Instituut
ontvangen het weekblad en het Maandbericht gratis en
genieten een reducti.e op de verdere publicaties.
INHOUD.
Blz.
DE ONTWERP-BEGROOTINGEN VOOR 1937 VAN
DE
VIER
GROOTSTE GEMEENTEN
door
Mr. Dr. A. van Doorninck
656
Wat is Uw plan? II (Slot) door
Prof. Dr. ir. J. Goudriaan
659
Rotterdam in het tweede kwartaal van
1936
door
Mr.
W. F. Lichtenauer…………………………..
663
DeMillioenennota …………………………….
664
AANTEEKENINOEN:
Budgetaire en economische politiek …………..
671
De zichtbare suikervoorraden in de wereld ……
673
Statistieken:
Groothandelsprijzen ……… …… ………………… .
672-673
Oeldkoersen-Wisselkoersen-Bankstaten ……………..
671, 674
EPTEMBER 1936
.
No. 1081
ROTTERDAM,
14
SEPTEMBER.
De stemming, welke over Nederland is gekonen als ge-volg van de verloving ‘van Prinses Juliana, heeft bewezen,
howzeer liet Nederlandshe volk zich als natie een geheel
voelt en dioe op oogenbl’ikken, waarop dat gevoel tot
uiting komt, de bestaande verschillen verkleinen en plaats
maken ‘voor eendraoht en ‘saa.mhoorigheid. Men zou hier-
uit de gevol’gtrekking kunnen maken, dat het onderling
begrijpen grooter is dan men gewoonlijk denkt, en dat men ook in normale tijden ‘veel grooter samenwerking zou kun-nen bereiken, indien niet sommige verschillen telkens weer
kunstmatig werden aangchlazen.
Met name op sociaal en economisch terrein is dit van
zooveel ‘belang. 0p den te Rotterdam gehouden Havendag heeft Minister Gelissen gewezen op de groote waarde, die
aan ‘socialen vrede moet worden toegekend. Hij voegde
hieraan toe, dat maatschappelijke welstand een hecht fun-
dament voor goede sociale omstandigheden is en dat er
een nauwe wisselwerking Lusschen beide bestaat. De Re-
geering, zoo zeide de Minister, stelt alles in het werk om
.goede economische omstandigheden •te scheppen, waarmede
zij den ‘socialemi vtede, d.w.z. de hpogste belangen van den
menach, dient.
Ten aanzien ‘van den economi’sehen wereldtoestand heeft
de secretar.isgeneraal van den Volken.bond, Avenol, een
geleidelijk herstel geconstateerd. Sinds het hoogtepunt
van de crisis in den zomer van
1932
valt een aanhoudend
herstel waar te nemen, d’i.t; zij Let onge1matig, z.ieh in
versneld tempo voortzet.
•
Hoezeer echter de economische omstandigheden weer
door politieke worden- beïmi’vloed blijkt uit een beslissing van het economisch Volkenbondscomité, hetwelk, met ‘het
oog op de nog steeds bestaande politieke spanningen, den
tijd nog niet gekomen aht voor het bijeenroepen van een
nieuwe economische en financieele wereldeonferentie. Het
zijn deze spanningen, welke de Engelsehe Regeering ertoe
hebben geleid, de ])uitche Regeerin’g tamelijk onverwacht
voor de tweede helft van October te Londen uit te noodi-
gen om de conferentie van vijf bij ‘te wonen
1),
welke Frank-
rijk deden besluiten in
1937 4
milliard ‘voor zijn weer-
macht uit te geven, Joego-Slaië en Roemenië een accoord
betreffende wederzijdsohe hulp ‘voor leger- en wapenindus-
trie deden sluiten en in Nederlandsoh-Indië, waar de pers
reeds weinig waardeering toonde voor de voorgestelde
vloatplannen, een propaganda-comité tot verdere uitbrei-
ding ‘van de weermacht zullen doen ontstaan. En Let zijn
redevoeringen als door Hitler te Neuren’berg gehouden,
waarin ‘hij koloniën ei’scht en de rijkdom aan gebieden
van de Sovjet-Unie benijdt, welke deze politieke spannin-
gen nog steeds ‘vergrooten.
Doch te zelfder tijd toont de wereld ook op andere wijzen
gunstiger economische omstandigheden te willen be-
vorderen. Voor een ‘groot deel wordt getracht dit door
de uitvoering van openbare werken te doen. Brazilië
heeft het denkbeeld. van een econoiiisch vijf jareuplan op-
gevat, waarvoor 1341 miljard milreis noodig zal zijn, om
economisch noodzakelijke werkeaamlieden en bouwwerken
uit ‘te voeren. President Roosevelt Lee.f.t ‘de Boulderdam-
centrale ingewijd, welke
165
millioen Dollar heeft gekost,
doch, naar verwacht wordt, in 50 jaar deze kosten zal
hebben opgeleverd. En ‘de Ned. -Indische Regeering heeft
‘van de Nederlandsehe velvaam-tsbijdrage van
f
25
miillioen
een belangrijk deel voor openbare werken en assaineering
bestemd.
1)
. De Duitsohe Regeerin’g heeft inmiddels verklaard, dat
deze. conferentie ‘dan nog
to
weinig voorbereid kan zijn,
zoodat •zij is uitgesteld. In October zullen voorbereidende
besprekingen aanvangen.
656
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
16 September 1936
DE ONTWERP-BEGROOTINGEN VOOR 1937
VAN DE VIER GROOTSTE GEMEENTEN.
Nu de tijd nadert, waarin de financieele werkpro-
gramma’s der openbare lichamen voor het komende
jaar de algemeene aandacht komen vragen, en ter
voldoening aan het bepaalde in de artt. 238 en 253
der Gemeentewet de Colleges van B. en W. hun ont-
werp-begrootingen voor 1937 aan den Gemeenteraad
hebben aangeboden, schijnt het niet ondienstig –
mede met het oog op de algemeene beschouwingen
der toelichtende nota’s – aan de ontwerp-begrootin-
gen der vier grootste gemeenten, die tezamen onge-
veer 25 pOt. van de bevolking van Nederland om-vatten, een heknopt overzicht van denfinancieelen
toestand dezer gemeenten te ontleenen.
Als algemeene opmerking, welke aan een meer
gedetailleerd overzicht van de cijfers dient vooraf te
gaan, ver4ient vermelding, dat alle vier Geineentebe-sturen zich geen dieperliggend doel voor oogen heb-
ben gesteld dan voor het jaar 1937 zooveel mogelijk evenwicht te scheppen tussehen de gewone uitgaven
en ontvangsten. Men zal mij willen antwoorden, dat
die taak in de gegeven omstandigheden al moeilijk
genoeg was. Inderdaad kan dit ten volle worden er-
kend, maar niettemin schijnt de vraag gewettigd, of
niet juist deze toenemende moeilijkheden er de be-
sturen althans van de grootste gemeenten toe zouden
hebben moeten brengen het werkloosheidvraagstuk,
dat in de eerste plaats de oorzaak is der financieele
ontreddering, en met de praktijk waarvan zij meer
dan eenig ander openbaar lichaam in aanraking ko-
men, breeder to bezien, dan tot uiting komt in de ver-
zuchtingen van B. en W. over de stijgende lasten en het uitblijven eener automatische conjunctuurverbe-
tering. Hadden niet juist deze Gemeentebesturen
blijk gegeven de moeilijkheden, waarvoor ook zij ge-
plaatst zijn, beter te verstaan, indien zij, in plaats
van in steeds klemmender toon een beroep te doen
op grooter Rijksbijdragen, hun beleid in sterker mate hadden geconcentreerd op de oorzaken van de werk-loosheid in plaats van op de gevolgen
Dit had temeer voor de hand gelegen, nu er ande-ren, buiten de verantwoordelijke bestuurders staan-
de, zijn, die wèl plannen hebben beraamd voor een
productieve werkloosheidbestrijding en daarvoor pro-
paganda maken; plannen veelal, die bij de groote
massa gemakkelijk ingang vinden maar die, werden
zij aanvaard en tot uitvoering gebracht, het wel-
vaartspeil van het volk in zijn geheel en dus ook dat
der groote gemeenten steeds verder zouden omlaag
drukken. De verlaging der kosten van het levens-
onderhoud, die als een eerste voorwaarde voor de ver-
grooting onzer productiemogelijkheden wordt ge-
voeld, wordt, indien de overheidslasten blijven stij-
gen,
niet
bereikt en het kwaad der stijgende over-
heidsiasten wordt
niet
opgeheven enkel door de mid-delen aan te wijzen, waardoor deze lasten gedekt kun-
nen worden en zeker niet, indien die middelen wor-
den verkregen door optering van reserves, lastenver-
schuiving naar de toekomst, hoogere belastingen, of
afwenteling van lasten op het Rijk. Aan de econo-
mische gevolgen der opgelegde lasten dienen ook de Gemeentebesturen al hun aandacht te schenken, wil-len zij de taak der Overheid om buiten den vicieusen
cirkel van stijgende lasten, grooter werkloosheid en
daardoor weer
stijgende
lasten te blijven, behoorlijk helpen vervullen. Het stelt teleur, dat de begrootin-
gen der vier grootste gemeenten voor 1937 en de
nota’s, waarbij deze begrootingen worden aangeboden zoo weinig blijk geven, dat de Gemeentebesturen zich
bij het ontwerpen daarvan van deze dieper liggende
taak bewust zijn geweest.
Ontwerp-Begrooting van Amsterdam.
De ontwerp-begrooting dezer gemeente wijst voor
1937 als gewone uitgaven aan een to-
taal van
………………………
f
129.354.957
Voor 1936 beliep dit totaal
……….
,, 128.286.043
Zoodat de gewone uitgaven stijgen met
f
1.068.914
Deze voortgaande stijging, welke uiteraard een zeer
bedenkelijk verschijnsel genoemd moet worden, wordt
behalve door toeneming der vaste lasten als gevolg
van de schuldstijging,
bijna
uitsluitend veroorzaakt
door de stijgende kosten der werkloosheidbestrijding;
het subsidie aan de burgerlijke instelling voor maat-
schappelijken steun, wordt voor 1937
f
398.000 en de
uitgaven voor werkverschaffing
f
1.423.000
hooger
geraamd dan voor het loopende dienstjaar.
Burgemeester en Wethouders deelen in hun bege-
leidende nota ii iede, dat het vôôrontwerp der begroo-
ting voor 1937 een. tekort aanwees van
/
14Y. mil-
lioen zonder de extra bijdrage in de werkloosheid-
lasten en zonder rekening te houden met de vastge-
stelde verlaging van het haveugeld. Door verschillen-
de hesparingsmaatregelen en door een meevaller
0
1
)
het nadeelig saldo-1935 daalde dit tekort met onge-
veer
/
1 millioen. Het restant van
.f
13’% millioen
stellen B. en W. voor te dekken door de navolgende
maatregelen:
dekking nadeelig
saldo
1935
door
overboeking van voor den kapitaal-
dienst bestemde middelen naar den
gewonen
dienst
……………..
f
281.534.91
ranling van de extra
bijdrage
en de
belastmghijdrage uit het werkloos-
heid-subsidiefonds op de maximum
bedragen, waardoor 99 pOt. van de
door de Regeering erkende werk-
loosheidsuitgaven teu laste van het
Rijksfonds gebracht zouden worden ,,
9.928.000.-
Vermindering afschrijving gemeen-
tetelefoon
………………….
..
1.281.803.-
uitkeering uit de reserve van het
gemeentelijk
assurantiefonds
…..,,
1.000.000.-
uitkeering uit de reserve van de
gemeente waterleidingen
……….
..
1.00.000.–
uitkeering uit de
reserve
voor
de
kwade posten der gem. inkomsten-
belasting
….
…………………
,,
100.000.-
schrapping van bijdragen aan den
kapitaaldienst
wegens
uitgaven,
welke in korter tijd dan 40 jaren
moeten worden afgeschreven
……
,,
570.539.-
Totaal….
f
13.261.876.91
Indien men mede in aanmerking neemt, dat het
Gemeentebestuur reeds om de begrooting voor 1936
sluitend te maken voor een bedrag van / 2.795.000
heeft geput uit reservefondsen en verlaging van af-
schrijving, kunnen de bovenstaande dekkingsmidde-
len bezwaarlijk als reëel worden aangemerkt. Men
kan niet aannemen, dat het Gemeentebestuur van
Amsterdam zoozeer een vreemde zou zijn in Jerusa.
lem, dat het een verhooging der bijdrage uit het
werkloosheid-subsidiefonds als een practische moge-lijkheid beschouwt. Vermindering van afschrijvingen
en overbrenging van uitgaven naar den kapitaaldienst
zijn synoniem met lastenverschuiving, terwijl het
putten uit reservefondsen noodig kan zijn in moei-
lijkheden van voorbijgaanden aard, maar niet als
dekkingsmiddel kan fungeeren in een periode, die
voor langen termijn een verlaging van uitgaven
vordert.
Met het bovenstaande is uiteraard niet bedoeld te
zeggen, dat het Gemeentebestuur van Amsterdam tot
dusver in de verlaging van het uitgavenpeil werk-
loos zou zijn gebleven; daarmede zou aan den tegen-woordigen wethouder van Financiën stellig groot on-
recht worden gedaan. In een aan de pers verstrekte
nota heeft deze terecht in herinnering gebracht, dat
de gewone uitgaven 1931 (rekening) op 1936 (begroo-
ting) met nêt minder dan
f
31 millioen zijn ver-
minderd, en dat,
terwijl
aan salarissen en bonen in
1.931 / 52.380.000 werd uitbetaald, dat cijfer over
1936 niet meer dan
/
35.450.000 zal bedragen. Maar
de volle waardeering voor dezen inderdaad belang-
rijken arbeid kan het feit niet goedpraten, dat ook
16 September 1936
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
657
thans nog het peil der uitgaven veel te hoog ligt en
(lat de begrooting voor een bedrag van tenmiüste
f
5
t
f
6 millioen is sluitend gemaakt door onreëele of
onjuiste dekkingsmiddelen, waarbij dan nog de onver-
mijdelijke lastenverlaging buiten beschouwing is ge-
laten.
Ontwerp-Begrooting van Rotterdam.
I)e ontwerp-begrooting voor 1937 der gemeente
Rotterdam geeft het navolgende beeld:
Raming gewone uitgaven 1936 ……
f
111.241.012
Raming gewone uitgaven 1937 ……,, 108.357.543
Voor 1937
lager ……f
2.883.469
l)e inkomsten voor 1937 zijn geraamd op
f
106.637.543, zoodat de begrooting een tekort aan-
wijst van
f
1.720.000.
De begrooting van Rotterdam leent zich zeer moei-
lijk voor een beknopt zakelijk overzicht. De noodlij-dende toestand, waarin deze gemeente sedert eenige
jaren verkeert, gepaard aan het streven om met een
hegrooting voor den dag te komen, die den finaneiee-
len toestand niet in een al te ongunstig daglicht zou
stellen, heeft ertoe geleid om bij. het opmaken dier
begrooting regelen toe te passen, die in een op de
continuïteit ingestelde huishouding niet toelaatbaar
zijn. Zoo bi. deelen B. en W. in hun begeleidende
nota mede, dat zij geen afschrjving hebben geraamd
op de crisis-uitgaven en -tekorten van vorige jaren,
welke tekorten per 1 lanuari 1937 (dus zonder dat
de uitkomst van den dienst 1936, waarvoor in de be-
grooting voor dat jaar een tekort is geraamd van
f
2.3 millioen, bekend kon zijn) reeds
f
37.000.000
zullen bedragen. Weliswaar is op de begrooting voor
1937 een bedrag van
f
1.850.000 uitgetrokken voor
betaling van rente over dit bedrag, doch de begroo-
ting sluit met een tekort van f1 .720.000 en naar
het oordeel van B. en W. is dus ,,de begrooting in
eligeren zin”, d.w.z. indien men vorige dienstjaren
geheel buiten beschouwing laat, ongeveer sluitend.
Het is duidelijk, dat een dergelijke redeneering niet
aannemelijk is. Niet alleen toch vormt de
f
37 mii-
lioen een onderdeel van de gemeenteschuld, waarvan evenals van ieder ander onderdeel rente betaald moet
worden, zoodat deze rentebetaling niet geacht kan
worden te liggen buiten de verplichtingen van het
budget 1937 in engeren zin, maar bovendien eischen
de wettelijke voorschriften, dat een tekort van een
afgesloten dienstjaar op den gewonen dienst van de
eerstvolgende begrooting moet worden gedekt, zoodat
in elk geval een behoorlijke afsehrijving op de vorige
tekorten wel het minimum is wat als een gewone uit-
gaaf op de begrooting voor 1937 gedekt behoort te
worden. Het weglaten van een dergelijken post heeft
tengevolge, dat de begrooting een onjuist beeld geeft
van de financieele verplichtingen der gemeente.
Hetzelfde geldt met betrekking tot andere posten.
Zoo bijv. trekt het de aandacht, dat terwijl de post
Steunuitkeering aan werkloozen voor 1937 in verge-lijking met 1936 f 379.500 hooger moest worden ge-
raamd, de post wegens gemeentelijke werkverschaf-
fing, waarop voor 1936 een bedrag van
f
1.086.500
staat uitgetrokken, voor 1937 ,,Pro Memorie” is ge-
raaind. In de balans van de begrooting is daardoor
voor dit hoofdstuk een lager totaal verkregen, ter-
wijl toch mag wrorden betwijfeld of voor 1937 de uit-
gayeii lager zullen zijn. Andere voorbeelden leveren
de post wachtgelden, die ten laste van den kapitaal-
dienst zijn gebracht; voorts is een extra afschrjving
van
f
75.366 wegens met verlies ingekochte onder-
panden van de begrooting geschrapt, ,,omdat” – al-
dus zeggen B. en W. – ,,eeu dergelijke versterkte
,,aflossing zoolang nog geen reëel sluitend budget is
,,verkregen, toch geen practisch gevolg kan hebben.”
Ook hebben B. en W. de begrooting, – naar zij zeg-
gen in verband met een het vorige jaar vanwege het
Rijk gemaakte opmerking – ,,gezuiverd van uitgaven
,,terzake van aanschaffingen en vernieuwingen, welke
,,ofi
den lapitaaldieiist thuis beliooren” l3ze lasten-
verschuiving, die in edn gemeente met een
zöé
druk-
kenden schuldenlast. natuurlijk dubbel bèawarljk
moet wordoii geacht, heeft ertoe :medegewé±kt, dat
de saldi der verschillende
bedrijven
voor 1937 niet
onbe1angijk .gunstier könden worden geraamd dan
voor 1936 het geval is geweest.
• Op de kosten van onderhoud verklarefl fl. en
W. mer te hebben bezuinigd dan naar hun oordeel
verantwoord is te achten. Een ander voorbeeld levert
nog de ramirg van de opbrengst van het zeehaven-
geld, waaromtrent B. en W. rnededeeleii, dat zij met
de in 1936 ingevoerde tijdelijke tariefsverlaging geen
rekening hebben gehouden, omdat er van mag worden
uitgegaan, dat indien de verlaging ook in f937 wordt
bëstendigd, de gemeente de noodige compensaties ‘zal
ontvangen uit het werkloosheidsubsidiefonds. Derge-
lijke. voorbeelden, toonen aan dat de odtwerp-begroo-
ting voor 1937 van Rotterdn de noodige realiteit
mist om voor de beoordeeling van den financieelen
toestand dezer gemeentè en als basis .voor haar finan-
cieel beleid te kuduen dienen. Vaor het verkrijgen
van een behoorlijk inzicht zal het noodig zijn een be-
grooting samen té tellen, ve1ke’ volgéns nôrmale
regelen en met uitschakeling van alle crisis
1
mentali-
teit en van onverviilbare wenschen omtrent bijzon-
dere
Rijksbijdragen
wordt opgemaakt. Het alsdan
bljkend .tekort op den gewonen dienst zal maatstaf
moeten zijn voor het beoordeelen van de maatregelen,
welke tot herstel van gezonde g’emeentefivanciën ge-
troffen moeten worden.
bntwerp-Begrooting van; ‘s-Gravenhage.
De ontwerp-begrooting voor 1937 der gemeente
‘s_Gravenhage wijst een totaal aan gewone uitgaven
aan van ………………………. f70.629.253,20
Voor 1936 beloopen deze uitgaven . . 68.637.328.39
zoodat voor 1937 de gewone uitgaven pl.m. f2 mii-
lioen
höoger
zijn geraamd dan voor het loopende
dienstjaar.
Ofsehôon B. & W. er in hun Memorie van Toelich-
ting op wijzen, dat de begrooting voor 1937 nog meer
in het teeken van de heerschende economische zorgen
staat dan haar voorgangster, zijn zij er niettemin in geslaagd een• begrooting aan te bieden, die zonder
nadeelig saldo sluit.
Intusschen geldt ook van deze begrooting hetgeen hierboven in het, algemeen is opgemerkt. Wat baten
alle verzuchtingen over den slechten economischen
toestand als de begrooting zelve iedere aanwijzing
mist, dat het inzicht eii de kracht aanwezig zijn om
te doen wat tot verbetering van den toestand noodig
is? Ook de Ilaagsche begrooting gaat voort in uit
gaven te
stijgen,
zoekt dekking in onreëele en econo-misch verwerpelijke middelen’ en mist daardoor elke
werkelijk opbouwende tendens. Worden laatstbedoclde
dekkingsmiddelen geschrapt, dan vertoont de begroo-
ting een aanzienlijk gat, gelijk uit de navolgende po-
ten moge blijken.
Het nadeelig saldo van den dienst 1935 moet
ingevolge de bestaande voorschriften op de begroo-ting voor 1937 gedekt worden. Die dekking behoort
tot, . de gewone uitgaven en mag niet, gelijk wordt
voorgesteld, ten laste van reservefondsen der pxoduc-tieve bèdrijven wôrden gebracht. Dit nadeelig slot be-
loopt
f
1.345.000.
Een bedrag ‘an
f
270:000. is gevonden dobr ver-
hooging van de opeenten op dé höofdsom, der .persp-
neele belasting. Het behoeft geen ‘uitvoerig betoog,
dat in dézen .tijd . verdere belastirigverhooging geeii
wapen is in .de .hand van een Gemeentebestuur, .dat
terecht over verderen teruggang van den economi-
schen toestand klaagt.
–
In de begrooting is opgenomen een bedrag van
f
170.000 wegens nader aan ‘te geven besparingen.
Aangezien de praktijk heeft geleerd, dat niets’ on-
reëeler is dafi perspectief besparingen, kan dit bedrag
voorloopig niet als gedekt worden beschouwd.
658
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
16 September 1936
4. Het tekort wordt tot een bedrag van
f
1.000.000
gedekt door uitkeering uit het reservefonds van het
grondbedrijf. Niet alleen vormen eenmalige dekkings-
middelen een door de praktijk gelogenstrafte specu-
latie op een automatische verbetering van den finan-
cieelen toestand, maar bovendien schijnt het twijfel-
achtig of in dezen tijd van huurdaling het grond-
bedrijf reserves bezit, die voor met dit bedrijf niet
rechtstreeks verband houdende doeleinden gebruikt
zouden mogen worden.
De wijze, waarop ook de gemeente ‘s_Gravenhage
haar begrooting voor 1937 heeft opgemaakt, wordt
voorts nog gekenmerkt door de navolgende ‘in die
begrooting verwerkte voorstellen:
een bedrag van
f
20.900 wordt gevonden door
stopzetting van de premiestorting in het gemeentelijk
brandverzekeringsfonds;
de premiestorting in het gémeentelijk ongeval-
lenfonds wordt verlaagd met
f
50.000;
reserveeringen door stortingen in het erfpacht-
fonds en in het reservefonds voor uitgegeven ter-
reinen bij het grondbedrijf worden achterwege ge-
laten;
de wachtgelden zullen ten bedrage van
f
258.450
worden betaald uit het fonds voor ambtenaars-eigen-
pensioenen. Bovendien zullen uit dit fonds worden
betaald de pensioenen, voor zoover deze de ten laste
van den gewonen dienst gebrachte annuïteit van
f
1.892.000 overtreffen
(f
77.913);
het tarief der hondenbelasting wordt verhoogd
(raming
f
35.000);
aangekondigd wordt het voornemen om de niet-
onbeteekenende verliezen, welke in 1937 verwacht
worden op het Rijkshypothekenfonds en op het Nood-
hypothekenfonds, te dekken uit de reserve der ge-
meentelijke hypotheekbank;
een deel der kosten van de werkverschaffing
(voor gereedschappen, toezicht e.d.) wordt gebracht ten laste van den kapitaaldienst
(f
130.000);
de rente, gekweekt met het kapitaal der reserve-
fondsen van de productiebedrjven en van’het grond-
bedrijf, wordt gebracht ten bate van den algemeenen
dienst
(f
158.000);
de afschrjvingspercentages der bedrijven, die
reeds voor 1936 met 10 pOt.
zijn
verlaagd, worden
voor 1937 verder verminderd.
De bovenstaande, niet op volledigheid aanspraak
makende staalkaart van meer of minder bedenkelijke
dekkingsmiddelen toont aan, hoezeer ook in de Haag-
sche gemeentebegrboting voor 1937 het streven heeft
voorgezeten om het steeds grooter wordende gat met
allerlei tijdelijke en den toestand slechter makende
middelen te bedekken. Inmiddels
zijn
voor 1937 de
uitgaven wegens ondersteuning van behoeftigen en
werkloozen
f
1.748.813 hooger geraamd dan voor het
loopende dienstjaar.
Werd de begrooting voor 1987 zoodanig opgemaakt,
dat, althans verdere teruggang van den financieelen
toestand zou worden voorkomen en waarbij dus nog niets werd gedaan om de Gemeente door lastenver-
laging actief aan het opbouwingsproces te doen deel-
nemen, dan zou blijken, dat in de begrooting een
slechts door reëele verlaging van het uitgavenpeil te
dichten gat aanwezig is van tenminste 3 á ƒ 4 millioen.
Ontwer.p-Begrooting van Utrecht.
De ontwerp-begrooting voor 1931 der gemeente
Utrecht
wijst
aan:
Totaal gewone uitgaven 1937 ……..
. f
19.190.145
Totaal gewone uitgaven 1936 ……..,, 19.379.471
Stijging in 1937
/
410.674
B.. en W. wijzen er in hun begeleidende nota op,
dat het jaar 1932 een tekort heeft opgeleverd van
/
1.238.563, 1933 van’
/
905.100, 1934 van
/
760.814,
1935 van
f
1.047.01e, welke tekorten ten deele gedekt
zijn door optering van reserves. Ook het jaar 1936
zal een tekort opleveren. Voor 1937 geldt hetzelfde.
Met inbegrip van het niet uit de algemeene reserve
gedekte deel van het nadeelig saldo 1935 ten bedrage
van f495.118 bedraagt het tekort voor 1937 rond
f
935.000. Dit tekort zal worden gedekt:
voor zooveel het nadeelig saldo 1935 betreft door
het onttrekken van een gelijk bedrag aan de alge-
meene reserve, nadat die reserve is verhoogd door
overboeking van de reserves van het electriciteitsbe-
drjf, de gasfabriek en de slachtplaats en door be-
schikking over een verwacht overschot in het Wedu-
wen- en Weezenpensioenfonds;
door verlaging van de aan het algemeen burger-
lijk pensioenfonds terug te betalen pensioenen met
f50.000;,
–
c.
door het betalen der wachtgelden uit een in te
stellen wachtgeldenfonds waardoor kan wordèn vol-
staan met de betaling van een lO-jarige annuïteit van
de contante waarde der verleende wachtgelden; dit
geeft een directe verlaging van uitgaven met
f141.794;
door verlaging der afschrijvingen op de activa
der gemeentebedrijven met f87.500;
door nog door te voeren verdere bezuinigingen en vereenvoudiging der structuur van de Gemeente-
lijke diensten en
bedrijven
met
f
122.500;
door verlaging van personeelskosten met f 38.000.
Van de meeste dezer dekkingsmiddelen geldt het-
zelfde als hierboven ten aanzien van de andere ge-
meenten is opgemerkt.
Voorts wijzen. B. en W. er in een nadere nota op,
dat, nadat zij met groote inspanning de begrooting
voor 1937 in evenwicht hadden gebracht, een circu-
laire van het Departement van Binnenlandsche Zaken
dd. 13 Augustus ji. werd ontvangen, waarin een
nieuwe verlaging van de uitkeering uit het werk-
loosheidsubsidiefonds wordt aangekondigd, zoodat, in-
dien de Regeering aan dit voornemen uitvoering zou
geven, de ontwerp-begrooting opnieuw een tekort zou
gaan aanwijzen. Indien deze circulaire zou wijzen op
het voornemen der Regeering om het tekort in het
werkloosheidsubsidiefonds te verminderen door de
bijdragen uit dit Fonds aan de Gemeenten verder te
verlagen, dan mag toch de vraag worden gesteld, of
men zal kunnen voortgaan met een sluitend maken
der Rijksbegrooting door de bijdragen aan de Ge-
meenten uit het werkloosheidsubsidiefonds te verla-
gen en van de Gemeente-begrootingen (Amsterdam)
door een hoogere
bijdrage
uit dat zelfde fonds als
dekkingsmiddel te ramen, terwijl inmiddels de lasten
zelve steeds verder blijven omhoog gaan. In Utrecht
wordt voor 1937 wegens kosten van ondersteuning
aan behoeftigen en werkloozen een bedrag van
f
519.514
meer
uitgetrokken dan voor 1936.
Slot beschouwing.
De vier hierboven toegelichte ontwerp-gemeente-
begrootingen hebben, ofschoon de plaatselijke omstan–
digheden uiteraard uiteenloopen, toch zeer kenmer-
kende punten van overeenstemming. In Amsterdam, Den Haag en Utrecht zijn, ondanks de erkenning dat
de publieke lasten te zwaar drukken, de uitgaven
voor 1937 niet lager maar hooger geraamd dan voor
1936. In Rotterdam zou, indien de begrooting naar
juiste beginselen was opgemaakt, vermoedelijk het-
zelfde geval zich voordoen. De
stijging
der uitgaven
is in de eerste plaats een gevolg van de hoogere ra-
mingen voor steun aan behoeftigen en werkloozen.
En eindelijk is er nog op een derde punt overeen-
stemming nl. dat voor de hoogere uitgaven dekking
wordt gezocht in middelen, welke den financieelen toe-
stand der betrokken gemeenten nog slechter maken
en dus in de tegenwoordige omstandigheden niet
meer aanvaard kunneii worden. Van eenige construc-tieve begrootingspolitiek is geen sprake.
De vraag of nog langer kan worden voortgegaan
met te leven in de hoop op betere
tijden
en inmiddels
16 September 1936
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
659
de komst van die betere tijden te bemoeilijken door
verdere ontwrichting onzer publieke financiën, kan
feitelijk geen vraag zijn.
Het wordt nu toch waarlijk de hoogste tijd, dat
wij, na jaren achtereen het voornaamste Overheids-
doel te hebben gezocht in de verzachting van de
ge-
volgen
van de crisis en daarmede onze openbare fi-
nanciën, diè nog bezig waren zich te herstellen van
de klappen van den wereldoorlog, een heel stuk ach-
terop hebben geholpen, thans het roer wenden en
met alle kracht op een verbetering van den econo-
mischen toestand aansturen. En dan natuurlijk niet
met middelen als het Plan van den Arbeid, die de
tijdelijke en kunstmatig verkregen werkverruiming
zouden koopen met een steeds verdergaanden terug-gang van ons nationaal vermogen en verzwaring van
den improductieven schuldenlast. Aan de verminde-
ring van de werkloosheid moet worden medegèwerkt
door allen, die tot verlaging der productiekosten en
verbetering der productiekansen kunnen bijdragen.
Op welke wijze, met dit hoofdbeginsel voor oogen, de
werkloozenzorg georganiseerd zou moeten worden, zou
ten spoedigste een punt van nader onderzoek moeten
uitmaken door een speciaal daarvoor in te stellen
deskundige Staatscommissie.
Als tweede punt van onderzoek sluit zich daarbij
aan de vraag, welke wijzigingen de financieele ver-
houding tusschen het Rijk en de gemeenten zou
moeten ondergaan teneinde tot een juister lasten-verdeeling te komen van de publieke uitgaven en
zooveel mogelijk waarborgen te scheppen voor op den
duur levensvatbare en gezonde openbare huishoudin-
gen. Het is niet onwaarschijnlijk, dat deze omvang-
rijke arbeid niet meer z66 tijdig voltooid zou kun-
nen worden, dat de begrootingen voor 1937 er op
zouden kunnen wachten. Doch dit zou een reden te-
meer zijn, om den arbeid onverwijld te beginnen.
A. VAN DOORNINOK.
WAT
IS
UW
PLAN?
II
(Slot.)
B.
Omvang en duur van de gave-gulden-werkloos-
heid.
Opnieuw een paar technische opmerkingen vooraf.
1. De werklooshejdscoëffjcjënten van tabel II, fig. 4,
enz. zijn telkens berekend door het aantal werkloozen te deelen op het totaal aantal in een beroep werkzame
personen. Het aantal werkloozen is ontleend aan het Bul-
letin Mensuel van den Volkenbond. Het aantal in een be-
roep werkzame personen is berekend uit de gegevens,
welke voorkomen in het Statistisches Jahrbuoh für das
deut8che Reich. Daar de vergelijking zich over een groot
aantal jaren uitstrekt, is rekening gehouden met de toe-
neming der bevolking door het aantal in een beroep werk-
zame personen in een bepaald jaar te interpoleeren tus-schen of te extrapoleeren uit de gegevens der laatst be-
kende beroepstellingen. Dit was mogelijk voor Nederland,
Groot-Brittannië en Noorwegen. Voor Denemarken en
Zweden hebben geen •beroepatellingen plaats gehad na
1920.
In deze beide landen is de toeneming van het aantal
in een beroep werkzame personen in procenten gelijk ge-
nomen aan het bevolkingsaccres.
Alle cijfers voor het jaar
1936
zijn verkregen door
die over de eerste
5
of
6
maanden van dit jaar te deelen
op de overeenkomstige cijfers over dezelfde periode van
het vorig jaar; met de aldus verkregen coëffioiënten is
dan het getal over
1935
vermenigvuldigd om dat over
1936
zoo goed mogelijk te schatten.
De Nederlandsehe werkloozenstatistjek tot en met
het jaar
1930
vermeldt alleen het aantal werkloozen vol-
gens de vrijwillige werkloosheidsverzekering. Sedert
1931
echter is ook het aantal werkloozen bekend, dat ingeschre-
ven is bij de arbeidsbeurzen en dit is het getal, dat de
laatste jaren steeds wordt gebruikt. Om de gegevens van
1930
en vorige jaren vergelijkbaar te maken met de zoo
juist genoemde, is nu voor elk van de jaren van de
periode
1931-1935
de verhouding bepaald tussehen het
aantal ingeschrevenen hij de arbeidsbeurzen en het aan-
tal verzekerde werkloozen. Het rekenkundig gemiddelde
van deze vijf verthoudingsgetailen is
1.94.
Met dezen fac-
tor zijn dus de aantallen verzekerde werkloozen van de
periode
1927-1930
vermenigvuldigd en vervolgens her-
leid tot werkloosheidscoëffioiënten, welke thans vergelijk-
baar geacht kunnen worden met die van
1931
en vol-
gende jaren.
De sohabingen van het beloop der gave-gulden-werk-
loosheid na
1938
brengen eenvoudigheidshalve den con-
junotuurcyclus niet in beeld, slechts de Trend. Dit is ook geoorloofd, omdat deze schattingen immers juist betrek-
king hebben op de werkloosheid, welke in Nederland is
ontstaan door monetaire oorzaken
boven
de werkloosheid,
welke samenhangt met de algémeene wereldeonjunotuur.
Tabel II en fig. 4 geven het beloop van de werk-
loosheidscoëfficiënten aan in Engeland, Zweden,
Denemarken en Noorwegen, dus in de vier landen,
welke vrijwel
gelijktijdig
in September 1931 hebben
gedevalueerd, en in• Nederland. Bovendien is het
rekenkundig gemiddelde van de werkloosheidscoëffi-
ciënten dezer vier devaluatielanden bepaald.
De conclusies, die zich bij aandachtige beschou-
wing van fig. 4 aan eiken onpartijdigen waarnemer
moeten opdringen, zijn:
le. Het beloop van de werkloosheid in de vier
devaluatielanden vertoont, behoudens geringe phase-
verschuivingen van hoogstens 1 jaar, een opmerke-
lijke ôvereenstemming. Het zijn krommen, die behoo-
ren tot eenzelfde familie.
2e. De werkloosheidscurve van Nederland echter
vertoont een geheel
afwijkend
beeld. Deze wordt blijk-
baar beheerscht door wetmatigheden, die voor de
vier andere niet gelden.
Toen Dr. Stridiron, in October 1933, in zijn eerste
publicatie over dit onderwerp in dit
tijdschrift
er
op wees, dat er reeds een duidelijk verschil viel waar
te nemen tusschen het beloop der werkloosheid in
de devaluatielanden en in de goudlanden, werd deze
conclusie, welke toen reeds voor den nauwgezetten
waarnemer muurvast stond, van verschillende zijden in
twijfel
getrokken.
Thans, 3 jaar later, heeft het feit zich dermate
geaccentueerd, dat niemand er meer over denkt het
nog te loochenen. Men tracht het thans te ,,verkla-
ren” door er op te wijzen – in proza – dat de crisis
Tabel II. Werkloosheidscoëfficiënten
1926-1936
in Engeland, Zweden, Denemarken, Noorwegen en Nederland.
1
1927 1928
1929
1930
1931
1932 1933
1934
1935
1
1936
43
4.6
4.7
6.8 9.8
10.4
9.6
8.1
7.7
6.9 1.2
1.1
1.2
1.6
2.4
3.3
3.6
3.1
3.0
2.7
Engeland ………………………………
Z
weden………………………………. …
4.6 3.6
3.1 2.8
4.0
8.4
8.1
8.4
6.0
62
Denemarken
……………………………
2.1
1.9 1.7 1.7
2.3
.
2.8
3.0
2.9
3.0
2.8
Noorwegen
……………………………..
Rekenkundig gemiddelde der devaluatielanden
3.1
2.8 2.7
3.2
4.6
6.2
6.1
5.1
4.9
4.7
1.6
1.3 1.5
2.3
4.3
8.3
9.7
9.9
11.3
12.4
Nederland op basis gemiddelde der devaluatie-
Nederland
………………………………
1.6
1.3
1.5 2.3
2.6
3.5
35
2.9
2.8
2.7
landen
………………………………..
Nederland op basis gemiddelde der devaluatie-
landen
+
50
0/
…………………………
–
–
–
–
3.9
5.3
5.3
4.4
4.2
4.1
Schatting van de gave-gulden-werkloosheid:
–
– –
–
1.7
4.8
62
7.0
8.5
9.7
op basis gem. der devaluatielanden ……….
op basis gem. der devaluatielanden
50
0
/0
+
–
–
–
–
0.4
3.-
4.4
5.5 7.1 8.3
op basis Denemarken
………………..
–
– –
– –
1.6
35
53
6.2
680
ECONOMISCH-STATISTISCHE .BERICHTEN
16.’ ptb’r.1936
•
vermöedelijk bêldop van de werk’ioo’sheid in eik der
vier devahi,tie1anden op gro1d .vaii . het beloop in dc drie andere landen. Men krijgt ‘dan onafhankeUjk van
de res bekende naalculatie een voorcalculatie en
•kan uit vergelijking Van – beide. zich een’ oordeel vor-
•
men lover de inauwkerigheM dezer voorcalculatori-
-sche’ methode.
Dit ‘xperimt . is uitgevoerd in de vier contrôle-
‘gTaficken va fig
…..
In de grafiek van buy. Enge-1nd -is dus ‘nitgeaan van de onderstelling, dat van
dit;la’ncl -all.exi bekend wmen de werkloosheidscijfers
ovei de 4 jaren 1927-1930 en dat bovendien bekend
‘varen de”e’rkloosheidsdijfers van de. ‘drie andere
landen
Zwedeh,
Deneifnarken. en Noorwegen ovèr het
geheele ‘tijdvSk: 1927-1936. Van deze drie bekende
landen Is pèr, j.ar het rekenkundig gemiddeld, der
• werkloösheidscöëfficiënten bepaald, dit is -voor ‘elk
der vier’..jaren 1927–1930. ‘gedeeld op de bekende
werkloosheidscoëfficënten iian Engeland en de hier-
•uit reiilteerende factor, in dit geval’ 2.37, is ‘ge-
bruikt om uit. de geevens van, de geiiiiddelde’ lijn –
vooz Zweden, Denemarken e N,00rwegen gedurende
‘de peri6de .’z193’1-1936 de vernoedelijke ‘Engeische
dijii af te leiden..Dezé voorcalculatorische werkloés-
heidslijnen zijn in de 4 ,côn&ôlegrafieken de gestip-
•
éldelijhn A!,
‘
•
–
.
CONTRÔLE 6RAFIEKEN
,
…………..
TSjÂTIE VAN HET V
ERMOEDELYK VERLOOP VAN DE ‘WEPIÇIOOSUE!O IN –
• _14
•EN6ELAND
–
Z’WEDEN-DENEMARN EN NOOPWEGEN,’!2?,-19,36…………,,,,,.
f
:
960:::1:
927 ‘
1929
1929
1936
1931
1932
,
3
‘934
‘1935
1936
F1g4
c:11
I
I
hier te lande later haar intrede heeft ‘gèdaan da’n in
•_
=
•
–
‘d ons’ omriûgeiide landen:
. ‘
Uit de grafiek blijkt ‘evenwel duideiijk, ‘dat’ deze
4–
1- – -/
,’,erklaring”—’in dê feiten en cijfers
—
i
–
g’een ênkele .
– – – _
steun’ vindt: de devâluitieianden Vertoonen het max;i-
mum van hun werkloosheid, fn’ 1932 of’ 1933; Neder-
laiad kdn 6p zijn vroegst een
xim’im’ bereikn in
L’——-‘l,…
O2IA,,,.,»
11
1927-1930 bestaat tusschen alle 5 de landen een
192729 29 ’30 21 32 ’33 ’34 ’35 ’36 1927 ’28 29 ’30 ‘3132333435 •350
LYN
sterke analogiel Na 1930 heeft het. belodp,, van de
‘ :
2
‘
L’1ER1OOP VAN DE WERKL00034ED OP GROND VAN H’ET’AN HET VER’LO6PDER
werkloosheid in Nederland een geheel afwijkend kam
B GEMIDDELDE DER 3 ANDERE LANDEN
–
3 AEOENE’CAIAOEN’
rakter, dat klaarblijkelijk door geheel andeie .invloe1
…
••
Fig. 5.
–
……….-
den bepaald wordt dan de werkloosheid in de deva-
‘
• . ,….•….-..
– .
t 1:
luatielanden.
‘
, ‘• ,
.
: , – Nadere ‘beschouwing’ van deze -4 grafieken’ k:an -ons
De visag rijst nu of het mogelijk is om de sterke dus inlichten over de mate van nauwkeurigheid
aneiogie,’ welke hestat tushen . de vier deva1uatie’, welke aan deze bensdè±inglmèthod’e’ ma voidenJon-
laden ohderling -qver de gëheele -periodè 1927-13.6_: …gekend_ Het -‘i’esiiltot- is .dan ongeveer het .’olg’nde
en -tusschen deze 4 landen en Nederland -van 1927—’
De afwijkingen’ tusschen’ -voor- en’naca’lculatie zijn
1930 te gebruiken om daaruit af te ileiden. het ver
niet onaanzienlijk, maar
713
zijn in hoofdza’tk op te
moedehjk beloop van de werkloosheid zooals deze vatten als een zekere phtsevërmhtuving de veisc,hil
1.
in
Nederland zich zou hebben ontwikkeld, indien ons len tusschen de beiekende en de werkelijke werk
land zih-in 1931 als vi.jfdé–iid bij het–steriingblok – -loosheid ‘zijn fwisselend positiet’en neg’atief,-zeiden
zou hebben gevoegd,
–
,
grooter dan 30 pOt. en ‘nergens ‘grooter dan 50p0t.
Alvorens deze methode op Nederland toe te’ pas- –
an de birekende waarde.
,
, ..
sen, kan. men er,eerst mee experimnteeren door haar
. Met dit resultaat toegerust is ‘het mogelijk de”-be-
.beurtelings. te:..’g.ebruiken_o d’:_tie_va’n.,he,t .teekdnis anfig,’ 6
–
Je
:bêqordeeien. In. deze gi’afiek
13
1oo’.
nuaar van een ‘pnaoeveonu1v1ug, vu
tfusrch’en dë Nedêrlândsche kromme en die der devat
luatielanden vindt men in de grafiëk geen spo’or
“terug. -Iiategende’el: Gèdurende de période 1927 t/m.
1930 loopt de Nede±landsche lijn geheel pa-rhllel met
de 4 ardei’e. Na 1930 daarentegen, dat wil dus zeg-
gen ‘gelijktijdig niet de devaluatie vdn het Engelsche
Pohd, is
het beloop der Nedêrlandsche lijn geheel on-
vergelijkbaar met dat dei’ 4 andere. De stijging is
veei sterker. ‘Reeds in 1933 zijn de werkloosheids-
krommen der 4 andere landen doorsneden: De Ne-
‘derlandsche’ lijn- zet haar stijging vrijwel onafgebro-
keh v’ooit, .de werkloosheid in de devaluatielanden
-daorentegen’ vertoont eén voortdurende” daling. Sa-
.rnvat’tend kan men dus zeggen: over de periode
Fig. 6.
0 –
16 Septemberi 936
ECONOMISCHSTATISTISCHE BERICHTEN
661
vindt men terug de werkloosheidscurve van Ne-
derland en die, welke hét rekenkundig gemiddelde
der vier devaluatielanden voorstelt. Deze laatste zul-
len wij kortsheidshalve de sterlingkarakteristiek
noemen:
Voor elk der jaren 1927-1930 is nu de verhou-
ding bepaald tusschen de Nederlandsche werkloos-
heidscoëfficiënten en de overeenkomstige waarden van
de sterlingkarakteristiek. Het gemiddelde van deze
vier verhoudingen is 0.57. Met dit getal 0.57 zijn
nu de ordinaten der sterlingkarakteristiek herleid
voor de periode 1931-1936. Op deze wijze verkrjgt
men dus de kromme, die het waarschijnlijke beloop
van de werkloosheid in Nederland aangeeft, indien
in 1931 gelijktijdig met Engeland ware gedevalueerd.
Wij willen nu verder gaan en rekening houden met
de boven gevonden maximale afwijking in de con-
trôlegrafieken. Deze bedroeg hoogstens 50 pOt. tus-
schen de berekende en de werkelijke werkloosheid.
Wij verhoogen dus de, op basis van de ,,sterlingka-rakteristiek” berekende werkloosheid in Nederland
tenslotte nog met 50 pOt.
Het verschil, telkens op de ordinaten gemeten, tus-schen de werkloosheidskromme van Nederland en de zoo juist genoemde geeft dan aan: de waarschijnlijke
grootte van de extra werkloosheid, die in Nederland
door zijn uitzonderlijke monetaire politiek is te voor-
schijn geroepen. Het blijkt dan, dat de outzaglijke
werkloosheid van 12.4 pOt., welke -vermoedelijk in
1936 zal optreden, slechts voor 4.1 pOt. voortvloeit
uit de algemeene wereldconjunctuur; het geheele verschil, dus 8.3 pOt., komt op rekenisig van den
gaven gulden.
Wordt de op basis van de sterlingkarakteristiek
berekende werkloosheid in Nederland niet met 50
pOt. verhoogd, dan is het, verschil 12.4 – 21 =
9.7 pOt. De onnauwkeurigheid van de séhatting heeft
op het eindresultaat dus slechts een betrekkelijk ge-
ringe invloed.
Voor het geheele tijdvak 1931-1936 geïitegreerd
bedraagt het verschil dun.’ èsp. 28.7 pOt. of 0.9 mii-
lioen werklöoze manjaren .i.-37.9 pÖt. öf 1.2 mii-
lioen werklooze manjaren. –
– En wanneer men nôg een stap .verder wil gaan
en Nederland vergelijken met het land uit de ster-
linggroep; waarin tot dusver de. – werkloösheid het
ougunstigst is verloopen, naiîieIijk met lYenemarken,
dan nog -komt men tot de conclusie, dat Nederland
ten aanzien van
•
Deiemarken een extra werkloosheid
vertoont van12.4 pOt. –6.2 ‘pOt. = 6.2 pOt. Over
de jaten 1932 tot 1936 gecutnuleerd. beloopt dit 16.6 pOt., dus rond 0.5- rnilliöen werklooze manjaren.
liet – staat d.ts nen3chelijkerwijze gesproken vast,
dat. de gave guldeii öns in het verleden rëeds vele
honderdduizenden werklooze maisj aren heeft ‘gekost.
Welke. offers – zal -men nog van Nederland vragen
om dit experiment tot het, bittere einde voort te
zetten’?
—
Hoe zal de werklciosheid zich ontwikkelen,’ indien
een ‘d verchillende aanpassingsmogelijkheden ‘A, B
en. 0 in het vorige artikel uiteengezet, zich geleide-
lijk aou
–
gaan verwezenlijken?-
Voör de beantwoording van deze vraag is het aller-
eerst noodzakelijk -een inzicht te•-hebben in
.
het ver-
band tuschen-
–
de stijging -van . de- werkloosheid en de
beweging vax liet Nederlandsche ‘prijsniveau. Tabel
III enfig. 7 brengen dit verband .tot uiting. –
TabêlflI’
borrè’latie tusschen de daling van het prijsniveau en, de toe.
neming van de werkloosheid in Nederland
193.0-1936.
jaar
lndexctjfers
kosten van levens- onderhoud
–
ualing van het prijs-
opzichte va
n
voorafgaand
niveau ten
Daling’ van
–
het prijs-
-‘
eau tn
opzichte van.
vgorafgaand
–
Werkloosheid
–
toe-
jsar
van idem
in
%
nenitng
1930….
159.5
–
–
2.3
–
1931……
.
14.9.4
.
10.1,
.
6.3
–
4.3
2.0
1932.
..-.
138.7
10.7
–
7.2
8.3
4.0
–
–
9.7
–
1.4
1934….
‘137.3
+
0.4
— 0.3
9.9
0.2
1935….
1933..
………………
133.1
4.2
8
……….
3.1
11.3 1.4
1936….
–
131.1
–
2.0
–
1.5
–
13.4
1.1
De zes relaties uit de periode 1930-1936 correlee-
ren zeer goed met een eenvoudigQ rechte
lijn,
welke
gehoorzaamt aan de volgende formule. (zie fig. 7):
.de werkloo.she.id
. stijgt elk jaar met 0.5 pOt, plus
0.36 pOt. voor elk procent daling van het indexcijfer
van de kosten van levensonderhoud.
1)
– – CORRELATIE TUSSCI4EN DE DALINO VAN HET PRYSNIVEAIj ENOE
T0ENME
.
VÂN
.
0E
.
WERj00SREg. INNEOERLAND 1930- 1936.. –
WERKLnSJIEIO
L3
–
YSNIEAU
75
5
4
3
2
1
–
Fig.
7.
1)
‘Het -is goed er nog eens uitdrukkelijk de aandacht op
te vestigen, dat de ervaring der laatste 6 jaar dus duide-
-lijk leert,,-. -hetgee,n trouwens geheel in overeenstemming
ig met een goed “theoretisch inzicht – dat de Nederland-
sche werkloosheid sterker stijgt in jaren, waarin het Ne-
derlandscihe prijsniveau sterker daalt. Dat is dus precies
Jict omgekeerde van hetgeen de aanpassingsjournalistiek
oiis wil doen gelooven.
682
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
16 September 1936
Wanneer wij dit empirische resultaat, verkregen
uit de juist verloopen 6-jarige periode, willen ge-
bruiken voor een taxatie van de vermoedelijke ont-
wikkeling van de werkloosheid in de toekomst, dan
is het goed zich er rekenschap van te geven, dat de
jaarlijksche stijging van de werkloosheid met 0.5 pOt.
vermoedelijk gezien moet worden als het steeds ver-
der doorwerken van het prijsverschil tusschen Ne-
derland en de wereldmarkt op alle Nederlandsche be-
drijven in den ruimsten zin genomen, die van deze
wereldmarkt direct of indirect afhankelijk
zijn.
Wan-
neer tijdens het verder verloop der aanpassing dit
verschil in prijsniveau evenredig met den tijd ver-
mindert, dan is het redelijk om aan te nemen, dat
ook dit jaarlijksch accres evenredig vermindert. Uit-
gaande van deze onderstelling laat zich het vermoede-
lijk beloop van de werkloosheid bijv. voor aanpasings-
geval A (Nederlandsch
prijsniveau
vertoont een maxi-
mum daling van 2 pOt. per jaar; Engeisch prijsni-
veau in goud constant) als volgt taxeeren.
De initiale gave-gulden-werkloosheid in 1936 be-
draagt 8.3 pOt. op basis gemiddelde der devaluatie-
landen plus 50 pOt. Gedurende de 15-jarige aanpas-
singsperiode daalt het vaste jaarljksche accres der
werkloosheid van 0.5 pOt. tot 0. Uit dien hoofde is de
werkloosheid aan het einde van de 15-jarige aanpas-
singsperiode dus gestegen met 15 X 0.5 2 = 3.75 pOt.
Een tweede. accres vloeit voort uit de aangenomen
jaarlijksche daling van het
prijsniveau
met 2 pOt.
Deze daling geeft een jaarlijksch accres aan werk-
loosheid van 2 X 0.36 = 0.72 pOt. Aan het einde van
de 15-jarige aanpassingsperiode bedraagt dit tweede
accres dus 15 X0.72 = 10.8 pOt.
De maximale werkloosheid in 1951 zou dan be-
dragen 8.3 + 3.75 + 10.8 = 22.9 pOt.
De totale gave-gulden-werkloosheid gedurende de
geheele aanpassingsperiode 1931-1948 gecumuleerd
is saiengesteld uit vier deelen.
le. De reeds gecumuleerde werkloosheid in de jaren
1931-1936 = …………………….28.7 pOt.
2e. De cumulatie van het reeds per 1936
bestaande bedrag van 8.3 pOt. = geduren-
de 15 jaar 15 X 8.3 = ……………..124.5 pOt.
3e. Het accres voortvloeiend uit de pa-
rabolische
stijging
van de werkloosheid
met 3.75 pCt.; dit geeft dus gecumuleerd
een bedrag van % X 15 X 3.75 = ……..37.5 pOt.
4e. Het accres voortvloeiend uit de line-
aire
stijging
met 10.8 pOt., dit geeft dus ge-
cu.muleerd een bedrag v. 0.5 X 15 X 10.8 = 81 pOt.
De totaal geproduceerde werkloosheid
bedraagt dus rond
…………………
272 pOt.
over een periode van 5 plus 15 jaar, dus gemiddeld
13.6 pOt, per jaar.
Bij een gemiddeld aantal van 3.7 millioen in een
beroep werkzame personen beteekent dit een totaal
aantal van 11.2 millioen werklooze manjaren.
Op geheel dezelfde
wijze
laten zich bovenstaande
grootheden ook uitrekenen voor geval B en geval 0.
Geval 0 is, zooals bekend, het gunstigste; de aan-passingsduur is na 1936 nog ,,slechts” 12 jaar.
Het totaal verlies aan werklooze manjaren komt
op rond 7 -millioen.
En wanneer men nu opnieuw alle onzekerheden
aan den gunstigen kant rekent en aanneemt, dat
alleen het excedent van de Nederlandsche werklôos-
heidscijfers boven de Deensché ten laste van den
gaven gulden mag worden geboekt, dan worden boven-
genoemde
cijfers
slechts weinig beter. Ook dan nog
(zie tabel IV en fig. 8
1))
zal in het beste geval 0 de
‘gae-guldén-werklodsheid
stijgen
van 6.2 tot 14.8 pOt.
en in totaal een verlies berokkenen van 149 pOt. of
van 5.5 millioen werklooze manjaren.
1)
In fig 8 staat bij de lijn C ,,Eng. prijsniveau ged.
atijging”. Dit moet zijn ,,Eng. prijsniveau max. stijging”.
Tabel IV.
Omvang van de gave-gulden-werkloosheid voor drie verschillende gevallen van aanpassing.
A
8
C
Nederlandsch Nederlandsch Nederlandsch
prijsniveau
prijsniveau prijsniveau
max. daling,
constant.
ged. daling.
Engeisch Engeisch Engeisch prijsniveau prijsniveau
prijsniveau
constant
max. stijging
max. stijging
Aanpassing wordt be.
reikt (d.w.z. werkloos-
heid maximum wel-
vaart minimum)
gerekendvan’36 af na
15 jaar
28 jaar
12 jaar
dus in het jaar
……
1951
1964
1948
Totale duur van het
halve
aanpassings-
…
proces
…………..
.20 jaar
33 jaar
17jaar
Op basis gemiddelde
der deval-uatielanden
Grootste g.g.werkloos
o/
16.7
S,
18.3
5/
t
,
Totale
g.g.
werloos
heid tot maximum
302
O/
440
oj
212
o/,
heid
……………24.3
. 1.2 mill.
Gem. g.g.
werkloos-
%
13.3
01
12.5
o,
heid
……………15.1
Manjaren g.g. werk-
loosheidtotmaximum
17.6 mili.
7.8 miii.
Op basis gemiddelde
der devaluatietanden
+
50
01
Grootste
g.g.
werk-
O/
15.3
o/
16.9
01,
Totale g.g. werkloos-
loosheid
………..22.9
heid tot maximum
– 272
o/
. 0.1 miii.
392 #j
o
186
ojo
Gem.g.g.werkloosbeid
13.6
s/
11.9
0
10
10.9
01
0
Manj aren g.g. werk-
loosheidtotmaxirnum
15.7 miii.
6.9 miii.
Op basis Denemarken.
Grootste
g.g.
werk-
13.2
0/
14.8
0/
Totale g.g. werkloos-
heid tot maximum
228
%
321
D/
149
o/,
loosheid
………..
20.8
°fo
Gem.g.g.werkioosheid
11.4
/0
9.7
O/
8.7
o/,
Manjaren g.g. werk-
loosheidtotmaximum
8.4 miii.
12.8 miii.
5.5 miii.
TAXATIE VAN HET VERMOEDELYK VERLOOP DER BAVE GULDEN-
WER11O0SHEIO VOOR DRIE BEVALLEN VAN 4ANPASSING_
OP BASIS WERKLOOSHEID NEDERLAND BEREKEND Uh HET GEMIOLDE VMI.
VIER LANDEN ‘lET GEDEVALUEERDE MUN”
..T
.-
A ,aD. PRYSNIVEAU MAX DALIN6
ENG PRYSNIVEAU CONSTANT
c NED.
PRYSNIVEAU GED.
DEN EMARKEN
102020r3132’34530
1940, 1951
Fig. 8.
20
15
25
20
0
1964
16 September 1936
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
663
En wanneer men nôg verder zou willen gaan en zou willen aannemen – maar voor deze onderstel-
ling is geen enkele reden – dat de gave-gulden-
werkloosheid in Nederland na 1936 niet verder stijgt,
maar de thans reeds bestaande marge van 6.2 pOt.
gedurende een 12-jarige aanpassingsperiode op dit
niveau gehandhaafd blijft, dan komt men nog tot een geaccumuleerde werkloosheid van 16.6 + 12 X 6.2 =
91 pOt., dus een verlies van rond 3.4 millioen werk-
boze manjaren.
Wij zien er van af, de verliezen aan werklooze man-
jaren nog eens om te rekenen in geld wegens ge-
derfde productie.
De oninetelijke hoeveelheid leed, die in deze enkele
cijfers begrepen is, is niet op geld te waardeeren.
Maar wanneer de President van De Nederlandsche
Bank in zijn jaarverslag een oplossing zoekt voor de
vraag, waar toch de winsten vandaan komen, die in
geval van devaluatie worden gemaakt, dan is hij hier dicht -in de biurt van het goede antwoord. Zij komen
voort – voor zoover zij niet bestaan uit herstel van door
de deflatie teweeggebrachte verstoringen in de ver-
deelingsverhouclingen – uit het laten werken van de
productie instede van deze stelselmatig door versobe-
ring tot steeds geringeren omvang terug te brengen,
zooals door de politiek van den gaven gulden ge-
schiedt.
Voor ieder, die bekend is met de techniek en de
beteekenis van ,,Planning” is het duidelijk, dat de
voorafgaande beschouwingen niet ten doel hebben den
duur van het aanpassingsproces en de mate van de
nog te verwachten gave-gulden-werkloosheid te voor-
spellen. Er zijn in het economische-, sociale- en poli-
tieke wereldgebeuren zooveel onberekenbare factoren,
dat geen verstandig man zal gelooven, dat het moge-
lijk is de zekerheid voor de toekomst in een doosje bij zich te dragen.
Toch legt het practisch handelen ons den plicht
op, de consequenties van onze daden ook over een
langer tijdsverloop zoo goed mogelijk vooruit te schat-
ten. Voor deze schatting is maar één betrouwbare
basis: de vergelijkbare ervaring uit het verleden.
En onze beschouwingen willen dus alleen onder
cijfers brengen datgene,
wat op grond van vroegere
ervaring
in de toekomst vermoedelijk als het meest
waarschijnlijke mag worden verwacht.
Het is zeer goed mogelijk, dat het beloop, en voor-
al het beloop in dë eerstvolgende twee of drie jaar,
gunstiger zal zijn dan onze beschbuwingen doen ver-
wachten. De aanpassingspolitiek heeft ongetwijfeld
het recht, meevallers te boeken: de als een brand snel
om zich heen grijpende wedstrijd in bewapening, de
misoogst in de Vereenigde Staten.
Maar evenmin als het geoorloofd was om gedurende
de boomperiode 1925-1929 te gelooven in de ,,pros-
perity for ever”, mag men ni, geloof slaan aan de
duurzaamheid van deze haussebeweging. De volgende
werelderisis laat zich ovër 1, 2 of 3 jaar verwachten,
zoo zij niet wordt opgevangen door het vroegtijdig
uitbreken van den volgenden wereldoorlog.
In beide gevallen staat het vast, dat Nederland
door een dezer rampen ten zwaarste zal worden ge-
troffen zonder dat het aanpassingsproces voltooid,
laat staan dat de gevolgen daarvan hersteld zijn.
Vast staat ook, dat, zoolang de aanpassing niet
bereikt is, de ontwikkeling van de werkloosheid in
Nierland ongunstiger
moet
zijn dan in de deva-
luatielanden, omdat de aanpassing zelve immers juist
verkregen moet worden door een mindere geneigdheid
tot prijsstijging, respectievelijk een grootere geneigd-
heid tot prijsdaling in Nederland dan in de om-
ringende landen.
Voor het tot uiting brengen van dit verschil in
prjsbeweging zijn zuiver monetaire factoren, exces-,
sieve goudvoorraden en dergelijke niet voldoende:
deze monetaire factoren worden alleen effectief, in-
dien de polsslag van het economisch leven daartoe de
mogelijkheid schept.
Wie de aanpassing verdedigt van Nederland bij
het wereldprjsniveau, verdedigt dus met onvermij-
delijkheid het terughouden van de productie-intensi-
teit in Nederland bij die van het buitenland.
Men kan alleen aanpassen door een grootere werk-
loosheid in stand te houden.
Maar men kan een economisch organisme niet
straffeloos jarenlang mishandelen. De gevolgen daar-
van zijn niet alleen van stoffeljken, maar ook van
geestelijken, socialen en politieken aard. De aanpas-
singspolitiek is de beste voedingsbodem voor het
extremisme.
Wanneer men een en ander rustig overweegt, rijst
de vraag of het alles welbeschouwd toch niet tot de
natuurlijke taak en onafwijsbare plicht van de volks-
vertegenwoordiging behoort om zich over dit vraag-
stuk welomschreven denkbeelden te vormen.
– Een gewaarschuwd man geldt voor twee. Beter ten
halve gekeerd dan….
Ten halve? Wij zijn waarschijnlijk nog niet op de
helft van de helft van de aanpassingsellende.
Prof.
Dr. Ir.
J. GOUDRIAAN.
ROTTERDAM IN HET TWEEDE KWARTAAL VAN 1936.
De Pruisen, die bij Valmy hadden gestreden, be-
vonden zich in de fortuinlijke positie, dat zij deze
historische gebeurtenis beleefden in aanwezigheid
van den ziener Goethe, die hen kon waarschuwen, dat
daar in de wereldgeschiedenis een nieuw
tijdvak
was
aangevangen, waarbij zij tegenwoordig waren ge-
weest. Minder gelukkigen ontdekken gewoonlijk eerst
veel later welk weefsel is gevormd door de -draden
van hun lot en dat hunner medemensen.
Is er een nieuw tijdvak aangebroken in de ontwik–keling van de Rotterdamse haven? De mogelijkheid
bestaat. In België is in de vorm van een grote sta-
kingsbeweging de terugslag gevolgd op een door vele
abnormale factoren beheerste conjunctuur, waardoor
een einde is gemaakt aan bepaalde ongezonde elemen-
ten in de mededinging van de Belgische zeehaven
Antwerpen om de verwerving van het vervoer van
en naar het Duitse achterland. In Nederland is medio
Juni door de overheid een stap in de goede richting
gedaan door de tijdelijke verlaging met 28 pOt. van
verschillende overheidstarieven in de zeehavens.
Het is duidelijk, da -een periodé, waarin zulke in-
grijpende gebeurtenissen gewijzigde verhoudingen in
het leven roepen, zich moeilijk leent vöor vergelijken-
de beschouwingen. Enkele tabellen, waarin de uit-
komsten in 1935 en 1936 worden vergeleken, mogen deze stelling nader toelichten.
Vermeerdering of vermindering van:
de tonnage der binnengekomen zeeschepen:
Antwerpen
Rotterdam
.April
+ 14,1
0/
+ 4,3 el,
Mei
+ 13,1 o/
+ 4,,7
0′
Juni
– 44,2
0/0
+ 40,1 aj,
goederenvervoer ter zee van en naar:
Antwerpen
Rotterdam –
April +
29;9
0/
+ 16,2 oi,
Mei
+ 19
010
+ 10,4 01
–
Juni
– 43,1
010
+ 16,1 of,
goederenvervoer langs de Rijn van en naar:
Antwerpen
Rotterdam –
April
+ 1,7,9
0/
± 10,5 ui
g
Mei
+ 16,2 o/
+ 11,2
0
/0
Juni
48,2
0/
+ 46,7
0/
e
Uit deze cijfers blijkt, dat tot en met Mei 1936 de
afleiding van vervoer naar Antwerpen voortgang
heeft gemaakt. In Juni, de Antwerpse stakingsinaand, was dit beeld geheel gewijzigd.’ Ondanks het destijds
geconstateerde feit, dat geen in Antwerpen liggende
zeeschepen naar Rotterdam zijn overgekomen, ver-tonen verschillende Rotterdamse verkeerscijfers uit
die dagen het beeld ener aanmerkelijke opleving.
Het – is duidelijk, dat de verklaring hierin is
664
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
16 September 1936
gelegen, ‘dat vele verladers, ‘vérvrachters enf6f
out-
vangers uit het oogpunt van vervoer even goed Rot-
terclam als Antwerpen kunnen bestemmen tot plaats
van overlading. Zodra Rotterdam even goèd, vlug en
goedkop werkt als Antwerpen moet een toestand
ontstaan, welke tot
op
zekere hoogte is te vergelijken
met die in de jongste Junimaand, toen andere oor-
zaken tijdelijk de aantrekkingskracht van Antwerpen
o het Rijngoed uitschakelden.
Welk’ vervoer in de stakingsmaand weder meer zijn
weg over Rotterdam ging nemen, blijkt treffend uit
enkele gegevens van onderscheiden aard: van de vermeerdering der ter zee binnengekomen
tonnage gedurende het tweede kwartaal van 1936,
vegeleken bij het tweede kwartaal van 1935, welke in het geheel 676.000 ton bedroeg, voer niet minder dan 264.000 ton onder Duitse vlag;
de geregelde afvaarten
–
van lijnschepen in Euro-
pese vaart namen toe van 904 tot 935 of met ruim
3 pOt.; in de transatlantische vaart van 145 tot 203
of met 40 pOt.;
• c.
het aantal te Rotterdam met Duitsland gevoerde
telefoongesprekken bedroeg in de tweede kwartalen
van:
1933 : 58.106
1935 43.781
1934 : 57.815
1936 : 45.236
Men ziet dus, hoe de tijdelijke uitschakeling van de
,Belgische zeehavens de gestadige achteruitgang van
Rotterdam als knoop punt in de betrekkingen van het
West-Duitse industriegebied met de vreemde wereld-
delen tijdelijk vermocht te stuiten. Voor de toekomst
is nu de vraag, of dit verschijnsel incidenteel of
symptomatisch zal
blijken
te zijn geweest.
,,Gij weet een overwinning te behalen, Hannibal,
doch gij verstaat niet de kunst om haar uit te bui-
ten.” Zal dit verwijt ook Nederland gelden of zullen
wij ons de Jani-1es ten nutte maken? Zullen
wij
het
nog yerder nodige verrichten om inderdaad een nieuw
tijdvak te doen intreden, waarin Zuid-West-Duitse
im en exporteurs weder in de eerste plaats Rotter-
dam zullen kiezen, als zij uitzien naar een goede,
vlugge en goedkoope zeehaven? De verlaging van de
zeeloodsgelden en van de gemeentelijke haventarieven
zijn twee stappen in de goede richting geweest. Doch
evenals de dichter ten aanzien van Barbarossa te
kennen gaf, is ook vôor Rotterdam het tijdstip der
wederopstanding niet aangebroken, zolang nog de
,,oude raven” rondvliegen: de Rijnvaartpremies, ge-
schenken aan Duitse -ontvangers en verzenders aan
de
Rijn,
alsmede de druk der hogere lonen op de ver-werking van, transiterend stukgoed in de Nederland-
se zeehavens. Ter voorkoming van misverstand bij
degenen, die de desbetreffende literatuur niet nauw-
keurig hebben gevolgd, diene, dat hiermede niet
wordt gedoeld op verdere verlaging van het levens-
peil der Nederlandse havenarbeiders. Maar er moet
een middel worden gevonden om te voorkomen, dat
de buitenlandse belanghebbende bij zijn calculaties
in zake overlading, bewerking en ‘opslag van goede-
ren een uur menselijke arbeid te Antwerpen en te
Rotterdam onderscheidenlijk moet waarderen op 38%
cent en 57% cent. Daaraan wordt niet afgedaan door
de omstandigheid, dat vôôr de Antwerpse staking
deze getallen onderseheidenlijk 31Y4 cent en 51% cent
bedroegen (alles nog afgezien van de sociale lasten,
welke hier ook hooger zijn dan in België). Er blijft
nog een te groot verschil bestaan. Een voldoende
mate van herleving is op den duur niet te verwach-
ten, zolang deze kloof niet is overbrugd.
– Moet Rotterdam niet geacht worden, door deze
desiderata naar voren te schuiven, het onderste uit de kan te willen halen in de ‘onredeljke zin, welke
het spreekwoord aan- dit begeren heeft verleend?
Het antwoord op deze vraag -moet afhangen van de mate; waarin de maatschappelijke nood in de stede-
lijke samenleving is geweken voor de geconstateerde
verschijnselen van verbetering.’ Ook daarover dus
enkele – cijfers.
Toe-
of
atneming gedurende Toenemingvande mannelijke het tweede kwartaal van het
werklozen op de laatste
aantal in de Rotterdamse
dezer kwartalen
–
haven gewerkte taken:
1933
tav.
1932 – 40.381
+ 2.688
1934
1933 + 26.393
± 1.448
1935
1934
93.399
+ 3.791
1936
1935
-f.
26.473
+ 4.227
Er is dus geen sprake van, dat dit relatief waar-
lijk niet ongunstige kwartaal de economische inzin-
king als gevolg van de Belgische valuta-concurrentie
heeft vermogen te stuiten. Enig doorwerken in de ganse plaatselijke gemeenschap is eerst recht nog
niet op te merken. Vooralsnog zijn het vooral de
werktuigen geweest, die tot groter activiteit zijn ge-
bracht. De gemeentelijke kranen hebben in het be-
sproken kwartaal 29.010 uren gewerkt tegen 14.379
in het vergelijkingstijkvak van 1935. Dat dit ook
anders kan, zelfs in onze dagen van mechanisatie,
blijkt b.v. uit het feit
)
dat van 1934 op 1935 de ge-
middelde wekelijkse arbeidstijd van den Hamburgsen
bootwerker is
gestegen
met 12Yai pOt., terwijl in Rot-
terdam het aantal in dienst van bij de Havenarbeids-reserve aangesloten werkgevers gewerkte taken met
ruim 14 pOt, is
gedaald.
Het waarlijk arbeidsintensieve vervoer moet Rot-terdam dus blijven nastreven en op de boven aange-geven gronden is niet te verwachten, dat dit door de
enkele werking van de verlaging der loodsgelden en
van sommige gemeentelijke haventarieven voldoende
zal worden verkregen. ‘Opheffing van het verschil in
looncjruk op de stukgoedverwerking en neutralisering
van de Rijnvaartpremies blijven daartoe nodig. De
gang van zaken in het tweede kwartaal heeft de ver-
wachting versterkt, dat daardoor inderdaad appre-
ciabele resultaten zullen worden bereikt.
Mr,
W. F. L1OI-ITENAUER.
DE MILLIOENENNOTA.
De bij de Tweede Kamer ingediende ,,Nota, betref-
fende den toestand van ‘s Rijks financiën”, behelst de
volgende opmerkingen en beschouwingen betreffende
‘s Rijks financieelen toestand in verband met de ra-
mingen voor het dienstjaar 1931.
DIENSTJAAR
1933.
De definitieve cijfers, opgenomen in de Rijksreke-ning voor het dienstjaar 1933, zijn als volgt:
Titel A. Gewone dienst.
Uitgaven …………….
f
572.829.640,97
Middelen ……………. ,, 516.958.612,69
Nadeelig saldo….
f
55.871.028,28
Titel B. Kapitaaldienst.
Uitgaven ……………
f
452.020.397,79e
Middelen, na aftrek van
een bedrag ad
f
498.873.000,
wegens opbrengst van geld-
leeningen ……………..,, 57.932.039,33
Nadeelig saldo.
. . . f
394.088.358,46
DIENSTJAAR
1934.
Titel A. Gewone dienst.
Uitgaven ……………
f
637.103.095,68
Middelen ……………,, 603.865.672,58
1)
Nadeelig saldo.
. . . f
33.237.423,09
Titel B. Kapitaaldienst.
Uitgaven
.
…………
f
1.021.070.207,27
Middelen …………..,,
94.972.557,91
Nadeelig saldo….
f
926.097.649,36
In de vorige Nota werden de
gewone
uitgaven op
f
647.445.153,11,
de
gewone
middelen op
f
610.249.875
ge-
raamd. Indien de correctie, bedoeld in noot
1
op pag. 2
– 1)
Na overbrenging van een bedrag ad
f9.811.486,83
wegens ontvangsten, voortvloeiende uit de extra-heffingen
ingevolge artikel
3
der ,,Crisisuitvoerwet”
1931,
Staatsbfad
No.
553,
naar den dienst
1935.
16 September 1936
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
665
dier Nota, voor zooveeI deze de ontvangsten en uitgaven,
voortvloeiende uit de extra-heffingen der Crisis-Ui-tvoerwet
1931
($taatsblad
No.
553),
beVreft,
niet
was toegepast,
doch deze cijfers waren gereetificeerd, als thans blijkens
de noot aan den voet van pag.
664
heeft plaats gehad, zou-
den deze cijfers respectievelijk
f
640.569.996,43
en
f
602.244.864
hebben bedragen.
De uitgaven blijken derhalve thans
f
3.466.900,75
lager,
de ontvangsten
f
1.620.808,58
5
hooger te zijn. Wat de uit-
gaven betreft is •dit in ‘hoofdzaak het gevolg van de om-
standigheid, dat, op Hoofdstuk
Xa
een belangrijk bedrag
voor steunverleening onbesehikt is gebleven, hetwelk ech-
ter nader
‘p
den dienst
1936
weder beschikbaar werd ge-
steld (wet van 1 Augustus
1936
tot wijziging en verhoo-
ging ‘van liet twaalfde hoofdstuk der Rijkabegrooting voor
het dienstjaar
1936, S’taatsblad
No.
3802).
Van de
gewone
middelen hebben meer opgebracht o.a.
de Inkomstenbelasting, de Vermogensbela.sting, de Ver-
dedigingsbelasting 1 en de Accijns op het geslacht.
Het nadeelig saldo op den
Kepitaaldienst
werd in de
vorige Nota gesteld op
f
927.218.787,79.
Thans blijkt dit
te zijn
f
926.097.649,36,
derhalve
f
1.121.138,43
lager en
vel tengevolge van hoogere uitgaven tot een bedrag van
f
599.583,48
en hoogere middelen ad
f
1.720.721,91e.
Wat
de uitgaven betreft is .dit in hoofdzaak het gevolg van een
hooger bedrag als voorschot aan het Wegenfonds en als
uitkeerin.g aan de Staatsmijnen in Limburg wegens ver-
strekking van obligatiekapitaal.
Hiertegenover staat de ihoogere opbrengst der middelen
ad
f
1.720.721,91e,
ontstaan o.a. door pen hoogere ont-
vangst wegens aflossing van verstrekt kapitaal aan het
Staatsbedrijf der Posterijen, Telegrafie en Telefonie, een
utitkeering van het Staatsbedrijf der P., T. en T. ten be-
hoeve van de vorming van een reserve-rekening, en een
hoogere opbrengst der ontvangsten betreffende kanalen,
vaarten, sluiswerken en bruggen.
DIENST 1935.
De voorloopige’ gegevens leveren de volgende uit-
komsten op:
Titel A. Gewone dienst.
Uitgaven …………….
f
675.879.702,81′)
Middelen …………….,, 605.989.928,49
2)
Nadeelig saldo . . . . f
69.889.864,38
Titel B. Kapitaaldienst.
Uitgaven …………….
f
134.870.903,84
Middelen …………….,, 54.228.002,55
Nadeelig saldo ….
f
80.642.901
Blijkens de aanvankelijk toegestane begrootingen
werd aan gewone uitgaven geraamd
f
710.391.672 en
aan gewone middelen
f
625.530.287. Aanvankelijk
werd dus een nadeelig saldo verwacht van
f
84.861.385.
A. MIDDELEN.
De aanvankelijke raming der mid-
delen werd vastgesteld op ……..
f
625.530.287,-
In het dekkingsplan 1935 waren
opgenomen:
to. Voor
tijdelijke
heffing van op-
centen op de Inkomsten- en de Ver-
mogensbelasting ………………,, 14.500.000,-
2o. Voor heffing van de belasting
van de doode hand …………….,,
3.000.000,-
f
643.030.287,-
Op pag. 4 van de Memorie van
Toelichting bij het Bezuinigingswets-
ontwerp werd medegedeeld, dat te
rekenen viel met eene lagere op-
brengst der middelen ad ……….. ,, 30.000.000,-
zoodat het totaal daardoor nader
wordt gesteld op …………….
f
613.030.287,-
Volgens de voorloopige cijfers heb-
ben de middelen opgebracht ……,, 605.989.928,40
Derhalve minder ….
f
7.040.358,51
‘) Dit cijfer is het in bijlage A, laatste kolom, genoemde
bedrag ad
f
688.320.397,97,
verminderd met
f
12.440.605,10
«egens uitgaven, welke gedekt worden door de extra hef-
fiiigen tingevolge artikel
3
der ,,Crisisuitvoerwet”
1931,
Stcetsbled
No. 553.
2) Dit cijfer is het in bijlage A, laatste kolom, genoemde
bedrag ad
f614.082.352,95,
verminderd met
f8.092.424,46
wegens extra heffingen ingevolge artikel
3
der ,,Cr.isisuit-
voerwet
1931″,
$taatsblad
No.
553.
Het bedrag der aanvankelijk ge-
raamde uitgaven was
………….f
710.391.672,-
Gelijk op pag. 1.2 der Millioenen-
nota 1936 wordt medegedeeld, is tot
dekking van het tekort over 1935, voor
zooveel de uitgaven betreft, effectief
geworden:
lo. eene
vermindering
van
pen-
sioenslasten
ad
………………,,
3.000.000,-
2o. eene verlaging van het tekort
van het Gemeentefonds ………..,,
20.270.000,-
3o. eene verlaging van de annuï-
teiten verschuldigd aan het Invalidi-
teits- en het Ouderdornsfonds
.
..
. .
,,
14.213.000,-
4o. de overbrenging, voor één jaar,
van de
administratiekosten van de
sociale
verzekeringen
naar
het
Ouderdomsfonds
A
……………,,
749.300,-
Derhalve eene vermindering van de
uitgaven van den dienst
1935
met..
38.232.300,-
f
672.159.372,-
–
Daarentegen diende met de vol-
gende tegenvallers rekening te worden
gehouden:
lo. voor steun aan de Scheepvaart
f
8.000.000,-
2o. voor
meerdere
kosten
voor
werkverschaffing ……………..,,
2.550.000,-
3o. voor
vermeerdering
van
het
Spoorwegtekort
………………,,
2.000.000,-
waardoor cle uitgaven weder wor-
den verhoogd met
…………….
,,
12.550.000,-
f
684.
7
09.372,-
Volgens de voorloopige cijfers is
uitgegeven ………………….
f
675.879.792,87
Derhalve werd minder uitgegeven
dan werd geraamd …………….
f
8.829.579,13
* *
*
Evenals in de Nota van het vorig jaar moge thans
volgen een opgaaf van het rekeningsaldo volgens de
laatste Afboekingswet en van de daaropvolgende jaar-
saldi.
Dienst-
Voor- of na-
Voor- of na-
)aar.
deelige saldi
deelige saldi
Opbrengst
van den
ge-
v. d.
kapitaal-
van
wonen
dienst
dienst
geldieeningen
Nad.
Titel A
Titel B
saldo vol-
gens de
laatste af-
boekingswet
)
nihil
–
141.853.777,06
–
1929
+
58.207.904,82
–
158.773.136,57
42.000.000,-
1930
+
27.942.986,41
6
–
43.556.316,54
–
1931 —.45.599.667,—
–
131.288.888,22
6
40.093.351,50
1932-76.048.553,12
–
333.553.937,206
1)
505.864.650,31 1933 —55.871.028,28
–
394.088.358,46
51
)
498.873.000,-
1934 —33.237.423,095
–
926.097.649,36
1
)
905.461.774,50
1935 —69.889.864,38
–
80.642.901,29
‘
44.807.823,50
DIJINSTJAAR
1936.
De begrooting van het loopende dienstjaar 1936 is,
wat den gewonen dienst betreft,
vastgesteld
als volgt:
uitgaven ……………………….
f
707.272.684
inkomsten …………………….,,598.818.638
aoodat een nadeelig saldo is geraamd van
f
108.454.046
De maatregelen tot dekking van dit tekort, alsmede
de wijzigingen, welke in den loop van het dienstjaar
nog noodig bleken, worden nader in deze nota be-
sproken.
‘) Bij de in kolom
3
opgenomen nadeelige saldi van den
kapitaaldieust dieit in aanmerking te worden genomen,
dat tea laste van dien dienst in de jaren
1932, 1933
en
1934
voor, versterkte aflossing wegens conversie van Staats-
schuld is uitgegeven respectievelijk
f
229.472.000,
f
184.327.000
en
f
897.403.500,
terwijl in
1933
f
115.000.000
als geldleen.ing aan Indië werd verstrekt.
) Wet van
14
December
1933
$tacrtsblac
No.
692.
1
‘666
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
16 September 1936
11
DIENSTJAAR
1937-
TiIe” A.’ Gewone
,
dienst.
–
Evenals in vorige jaren zijn in de ontwe,rp-begroo-
ting alleen verwerkt de uitgaven en middelen, welke
volgens de
bestaande, wetten
in het jaar .1937 te ver-
wachten ‘zijn, terwijl ‘zijn ‘weggelaten besparingen, be-
Iastingmiddelen, enz., welke alleen na machtiging
van den wetgever beschikbaar, zouden komen. Dien-
tengevolge is bij de raming der middelen geen reke-
ning gehouden met een bedrag van
f
11.800.000, dat
verwacht mag worden uit de thans bestaande tijde-
lijke opcentenheffing op eenige belastingen, indien
die heffing na 1 ,Januari 1937 wordt verlengd.
Uitgaven …….. ……………..
. f
657.794.017
Inkomsten ………………………,, 610.050.022
zoodat een nadeelig saldo is geraamd van
f
47.734.995
Bij handhaving van den bestaanden belastingdr&i
zal dii nadeelig saldo,
verminderd met een bedrag van
f
11.800.000,
voor 1987 beloopen f 85.934.995.
He-t tekort voor 1937 (Gewone dienst).
Teneinde een juist inzicht te verkrijgen in de
samenstelling van het tekort 1937 is het noodig terug
te gaan tot de begrooting voor het dienstjaar 1936,
zooals deze dôor, de Staten-Generaal is
vastgesteld.
Tekort, vastgestelde begrooting. 1936
f 108.454.046.
‘Van het plan tot dekking van dit tekort zijn de vol-
geudë maatregelen •in ‘het jaar 1936 effectief ge-
worden: .
Direct ingaivadèbüdgêtverbeteringen.
Lagere uitgaven …………………f
36.740.845
Hoogere middelen ………………,,
4.155.535
f
40.896.380
Posten,
welke
in de
ontwerp-be-
grooting voor 1036 moesten worden ge-
raamd, doch na aanneming van de Be-
zuinigingswet 1935 ‘konden worden ge-
schrapt; resp.,verlaagd:
.
‘Schrapping van’ de’ annuïteit ten
behoeve van het Invaliditeitsfonds ….
f
10.223.000
Idem van de uitkeering van admi-
nistratiekosten
der
Sociale
Verzeke-
ringsfondsen, welke naar het Ouder-
domsfonds .A zijn overgebracht …….,,
749.300
Vermindering van de bijdrage aan
het Algemeen ‘Burgerlijk Pensioenfonds ,,
3.000.000
f
13.97.300
,c.
‘Heffing voor één jaar van:
–
1. 20 opcentèn op de rechten van suc-
cessie van overgang en van schenking
f
6.800.000
20 opcenten op de evenredige ze-
gelrechten
.. ……………………..
,,
1.600.000
20 opcenten op’ de rechten en
boeten van
registratie,
met’ uitzonde-
ring van-het recht wegens het geplaat-
ste
kapitaal ‘van
naamlooze
vennoot-
schappen,
enz:
…………………..,,
2.000.000
20 opcenten op de dividend- en
tantièmebelasting
……………….,,
1.800.000
f
1
2
.200.000
‘f
67.068.680
Resteert een tekort van …………..
f
41.885.366
Voor een juiste berekening van ‘het
tekort 1936 is het noodig het bedrag van
f41.385.366 te verhoogen met de in
1936 aan het Defensiefonds te betalen
annuïteit relke bij suppletoire begroo-
tingswet in het dienstjaar 1936 is op-
genomen …..’ …………….
.,, 3.570.000
Nader berekend tekort 1936 …….
f
44.955.366
In het dekkingsplan 1936 kwamen voorts nog voor
de volgende posten:
Perspectiefbesparingen ………
f
29.400.000
‘Salarisherziening voor jeugdige
ambtenaren en onderwijzers ……….,,
8.500.000
Heffing van 20 opcenten op de
omzetbelasting ……….
f
12.000.000
waartegenover verlaging
der ‘ accijnzen
op
gedistil-
leerd en bier …………7.000.000
5.000.000
Invoering eener reisbelasting . . . .,, 2.000.000
f
44.900.000
Door deze gezamenlijke maatregelen zou, waren zij
alle tot stand gekomen en effectief geworden, het te-
kort ongeveqr zijn gedekt.
Voor 1937 moet blijkens het vorenstaande opnieuw een tekort worden geraamd.
Dit tekort kan als volgt worden gespecificeerd:
Nader berekend tekort voor 1936
f
44.955.366
Lagere raming der (belasting)
middelen als gevolg van de omstandig-
heid, dat een viertal heffingen, welke
slechts ten behoeve van het jaar 1936
zijn toegestaan en om te kunnen werken voor 1937, opnieuw wettelijke bekrach-
tiging behoeven ………………..,, 12.200.000
f
57.155.366
Hoogere raming der middelen
1937 …………………
f
7.084.849
Lagere raming der
uitgaven 1937 ……….,, 2.335.522
,,
9.420.371
Geraamd tekort 1937. …..
f
47.734.995
De Minister van Financiën
wijst
er evenwel op,
dat dit resultaat mede met behulp van de volgende
maatregelen is bereikt.
le. Op de .begrooting voor ‘het jaar
1936
werd, op de
gronden uiteengezet in de Memorie van Toeliohting bij
het ontwerp van wet tot verlaging van de openbare uit-
gaven, een verandering gebracht in de wijze van verant-
woording in de Rijksbegrooting van de ui’tkeering door de
Staatsbedrijven ter zake van gedane afschrijvingen, door
een bedrag van
f
6 millioen, uitgetrokken wegens aflos-
sing van gevestigde sohuld, over te brengen naar den
kapitaaldienst. Bij de bepaling van het
bedrag
dezer over-
brenging is de
kapitaal.schuld
van de Staatsbedrijven aan
het Rijk als grondslag genomen. Bij nadere overweging
blijkt evenwel, dat het juister is, in plaats van de kapi-
taalschuld de
aansohaffingswaarde
der bezittingen van de
Staatsbedrijven als grondslag van deze berekening te
nemen. Het bedrag, dat dan voor overboeking naar den kapitaaldienst in aanmerking komt, stijgt daardoor met
f 1.720.000,
met welk ‘bedrag dus de gewone dienst ver-
licht wordt.
20. De Staatsleeningen, welke staan tegenover de door
het Rijk uitgeleende woningbouwivoorschotten, worden aan-
merkelijk sneller afgelost dan de voorschotten ,door de
debiteuren van ‘het Rijk worden terugbetaald. Deze leenin-
gen hebben n.l ‘in het algemeen een 40-jarigen looptijd,
terwijl de woningvoorschotten in den regel worden afge-
lost in
50
jaar, voor ‘wat de bouwvoorschotten betreft, en
in
75
jaar voor wat aangaat de grondvoorsohotten.
Een berekening heeft aangetoond, dat aldus jaarlijks
door het Rijk tea laste van den gewonen dienst rond
/
2,5
millioen meer wordt afgelost op de Staatssohuld dan van
de debi’teuren van ‘het Rijk wordt terugontvaugen. Door
deze methode van ‘boeking wordt een op zichzelf zeer nut-
tige stille reserve gevormd, welke reservevorniing echter
onder de huidige financieele omstandigheden niet kan wor-den gehandhaafd. Daarom wordt een gedeelte van de aflos-
sing der Staatsschuld tot een bedrag van
f
2,5
inillioea
overgebracht naar den kapitaaldienst. Het gewone budget
wordt daardoor verlicht met
f 2.500.000.
3o. Eed aantal uitgaven van het Verkeersfondi, welke
tot dusver ten laste van den gewonen dienst kwamen,
lçomt voor overbrenging naar den kapitaaldienst in aan-
merking. Deze overbrenging vindt in de Memor.ie van Toe-
lichting van het wetsontwerp tot vaststelling der begroo-
ting van het Verkeersfonds nadere aanduiding en moti-
veering. Het gevolg van dezen maatregel is, dat de uitkee-
ring aan het Verkeersfonds ten laste van Hoofdstuk IX
16 September 1936
ECÖNOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
667
Bijlage
A
ALGEMEENE VERZAMELSTAAT DER RIJKSBEGROOTING VOOR HET DIENSTJAAR 1937.
TITEL A. GEWONE DIENST
OMSCHRIJVING.
–
Geraamd voor 1937.
Toegestane Uit-
gaven en geraamde
Verschil tusschen de raming voor 1937
en de bedragen .toegestaân (geraamd)
Vermoedelijk .be-
loop der uitgaven
Middel, voor 1936.
voor 1936
en vermoedelijke
opbrengst der
Middel, voor
1935.
Meer.
Minder.
UITGAVEN
Totalen der titels
A
van de hoofdstukken
der begrooting van uitgaven.
11f dst. I.
Huis der Koningin ….
f
1.550.0009
—
f
1.550.000,—
f
1.369.834,75
Hooge Colleges van Staat-
en Kabinet d. Koningin
,,
1.892.134,—
,,
1.881.569,—
f
10.565,—
1.794.065,91 Buitenlandsche Zaken,.
,,
3.612.963,—
,,
3.429.219,—
183.744,—
3.340.272,39
Justitie
…………..
,,
25.832.993,—
,,
26.048.816,—
f
215.823,—
,,
25.613.070,70
Binnenlandsche Zaken
,,
17.539.967,—
,,
17.752.165,—
212.198,—
,,
16.853.262,-
Onderwijs, Kunsten en
Wetenschappen
……
,,
142.264.486,—
,, 150.686.565,—
8.422.079,—
,,
146.563.934,_
,,
143.152.260,—
,, 147.045.211,—
3.892.951,—
,,
145.109;630,67
VIIB.Financiën
…………
,,
55.291.207,—
,,
58.806.832,—
3.515.625,—
,,
54.674.726,70
,,
84.807,998,.
,,’)87.615.426,_
2.807.428,—
,,
86.586.075,_
,,
41.324.248,—
,,
50.345.650,—
,,
9.021.402,……
,,
46.434.98,96
X.
Handel,
Nijverheid en
VIIA.Nationale Schuld …… ..
Scheepvaart ……….
..
,,
13.915.127,—
,,
12.3530,—
,,
1.561.187,—
,,
22.587.590.51
Defensie ………….. ..
Waterstaat
… ………
XI.
Landbouw en Visscherij
,,
7.988.047,—
,,
7.730.447,—
,,
257.600,—
7.170.539,32
XII.
Sociale Zaken
……….
..
,
99.766.850,
,, 128.415.187,—
28.648.337,—
,,
112.664.921,_
XIII. Koloniën
………… ..
,,
18.825.737,—
,,
17.151.657,—
,,
1.674.080,—
,,
17.552.308,-
XIV. Onvoorziene Uitgaven.,
..
..
,,
30.000,—
,,
30.000,—
,,
5.218,66
f657.794.017,—
f
710
.
842
.
684,
_
‘
3.687.176,—
f
‘56.735.843,-
f668.320.397,97
53.048.667,—
MIDDELEN.
Totaal van den• ramingstaat (titel
A).
f610.059.022,—
f 598.818.638,—
11.240.384,—
614.082352,95
Voordeelig saldo
………………•,,
Nadeelig saldo
.
……. ……………
f
47.734.995,—
f 112.024.046,_
f
74.238.045,02
TITEL B. KAPITAAJ,DIENST.
.
—
Geraamd voor 1937
Toegestane uit-
gaven en geraamde
Verschil tusschen de raming voor 1937
en de bedragen, toegestaan (geraamd)
voor
1936
.
Vermoedelijk be- loop der uitgaven
en vermoedelijke
OMSCHRIJVING……..
Middel, voor 1936.
–
opbrengst der
Meer.
Minder.
Middel, voor
1935.
UITGAVEN.
.
.
.
Totalen der- titels
B
van de hoofd-
stukken der begrooting van uitgaven.
Hfdst. V.
Binnenl. Zaken ………
f
13.162.682,—
f
13.182.500,—
.
.
f
19.8181—
f
10.327.324,_
,,
ii:000.000…….
,,
6.780.000,—
‘f
4.220.000,—
.
,,
780.000,—
,
93.256.706,—
,,
61.156.034,—
32.100.672,—
,,
110.653.053,69
,,
540.000,—
,,
323.000,—
217.000,—
,,
209.235,-
VIIA.. Nationale Schuld …….
9.052.333,—
,
10.164.000,—
1.111.667,—
11.937.120,55
VIIB. Financiën
………….
VIII.
Defensie
……………
X.
Handel,
Nijverheid
en
.
.
Memorie
.
–
…..
IX.
Waterstaat ………….
Scheepvaart
…
……….
I.
X
Landbouw
en Visscherij
200.000,—
,,
320.000,—
,,-
120.000,_..
964.170,60
XII.
Sociale Zaken
………
,,-
1.355.000,—
,,
1.355.000,…..
f
128.566.721,—
f
91.925.534,—
f 37.892.672,—
f
1.251.485,—
f134.870.903,84
MIDDELEN.
.
.
,,
36.641.187,-
Totaal van den ramingstaat (titel
B)’
,,
20.082.000,—
,,
23.744.4701—
,,
3.662.470,_.
,_
54228.002,55
Voordeelig saldo ………….
……
Nadeelig saldo …………..
….’
r
108:484321,—
f
68.181.064,—
.
f
80.642.901,29
GEHEELE DIENST.
S
A L DI.
Geraamd voor
begrooting
.
.
.
–
f
47.734.995,—
f
112.024.046,—
f
74.238.045,02
.
Voorcieelig saldo
titel A
………….
Nadeelig saldo
A
…………
,,
108.484.721,—
,,
68.181.064,—
–
,,
80.642.901,29
Voordeelig saldo
.
B
………….
Nadeelig saldo
B
……….
…
Voordeelig saldo
Geheele dienst
….
Nadeelig saldo
,,
….
f156.219.716,—
fl80.205.110,—
fl,54.880.946,3Î
1)
In dit bedrag is, evenals voor 1937, begrepen f 3.570.000 wegens annulteit aan het Defensiefonds verschuldigd,
welk bedrag in 1936 in de oorspronkelijke begrooting niet was uitgetrokken.
.
668
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
16
September
1936
(Waterstaat) uit dezen hoofde rond
f 8
millioen lager kan
worden geraamd dan anders het geval- zou zijn geweest.
4o.
Ten laste van de begroot.ing van het Departement
van Sociale Zaken zijn in den loop der jaren ter bevorde-
ring van werkverschaffing een aantal uitgaven gedaan,
voor den aankoop van voor ontginning bestemde gronden.
Met deze aankoopen wordt in
1937
voortgegaan. Tot dus-
ver werden deze uitgaven ten laste van den gewonen dienst
gebracht. Aangezien de aangekochte gronden na ontgin-
ning een bezit vormen, waarvan in de naaste toekomst
revenuen kunnen worden verwacht, is het verantwoord te
achten deze uitgaven op den kapitaaldienst te brengen.
Het gewone budget ondervindt hiervan een verlichting van
ruim
f 1.300.000.
50.
Het
–
was – tot nu toe gewoonte om de aflossing op
voorsnho%ten, verstrekt aan het Tiendfouds en aan enkele
andere lichamen, ten bate van den kapitaaldienst te bren-
gen. Waar de middelen voor het doen van deze voorschot-
verstrekkingen uit geld’leening zijn gevonden is het rede-
lijk, dat de uitgaven, welke wegens aflossing van deze
geleende gelden op den gewonen dienst drukken, haar dek-
king vinden in de bedragen, welke worden terugontvangen
v.an de debiteuren rvan het Rijk. Om dit te bereiken zijn
enkele inkomstposten tot een totaal van ongeveer
f 1
mil-
heen van den kapitaaldienst naar den gewonen dienst
overgebracht.
MIDDELEN.
Ter zake van de raming der middelen moge het
volgende worden opgemerkt.
De ramirig
1936
luidt als volgt:
Middelen volgens de ingediende he-
grooting ……………………….
f 598.818.638.
Middelen volgens het dekkingsplan
1936:
20
opcenten op de rechten
van successie van overgang
en van schenking ……..
f 6.800.000
20
opcenten op de evenre-
dige zegelrechten ………,,
1.600.000
20
opcenten op de rech-
ten en boeten van registratie ,,
2.000.000
20
opcenten op de divi-
dend- en tantièmebelating ,,
1.800.000 12.200.000
Overige middelen, ingevolge de Be-
zuinigingswetten …………………,,
4.155.535
f 615.174.173
De gewone middelen voor
1937, zoo-
als deze zijn verwerkt in den raming-
staat, wijzen een totaal aan van —–.,,
610.059.022
Alzoo ……
f
5.115.151
minder. Deze bedragen kunnen worden gespecificeerd
als volgt:
1937
1936
1
Meer Minder
t
10.300.0Ö0
t
10.125.000
t
175.000
–
Inkomstenbelasting
–
72.000.000 74.600.000
–
t
2.600.000
Vermogensbelasting
18.000.000
18.375.000
–
375.000
Verdedigingsbel.
1
. –
8.000.000 8.000.000
–
–
Belastingdoodehand
2000.000
2.000.000
– –
Dividend-
en
Tan-
tièmebelasting
12.000.000
12.000.000
– –
Invoerrechten …….
91.250.000
84.000.000
7.250.000
–
Statistiekrecht
1.600.000
1.600.000
– –
Accijns op zout
2.000.000 2.500.000
–
500.000
Accijns op geslacht
6.000000
5.000.000
1.000.000
–
Grondbelasting ……
Accijns op wijn
L8(0.0.00
2.000.0(0
–
200.000
Accijns op gedistili.
27.500.000 28.250.000
–
750.000
Accijns op bier
7.000.000 7.000.000
– –
Accijns op suiker
53.000.000
53.000.000
– –
Accijns op tabak
. –
–
32.500.000 35.000,000
–
2.500.000
Belasting op gouden en zitveren werken.
–
–
— 475:00
–
-475-000
—
– –
— —
Omzetbelasting
– . –
€2.500.000
60.000.000
2.500.000
–
15.000.0
0
0
17.000.000
–
2.000.000
Zegelrechten–
–
——-
Registratierechten
…9.300.000.
12.000.000
–
–
2.700.000
Successierechten
34.000.000 34.000.000
– –
Couponbelasting.
–
5.500.000 5.000.000 500.000
–
Opcenten, toegestaan
voor het jaar
1926
–
12.20(L000
–
1220000ff
f471.725.000
f484.125.000
t
11.425:000
23.825.000
•
Totaal belastingen
Overige.gewone mid-
138.334.022
1
)131.049 173
7.284.849
–
f 610.059.022 f 615.174.173
t 18.700.849
23.825.000
delen
……………
Tot.
gew. mtddelen
minder
15.115.151
–
-.–
– –
1)
Geraamd volgens de ingediendebegrooting
f 126.893.638
Hoogere middelen ingevolge de bezuini-
gingswetten ……………………..
4.155.535
f 131.049.17
De ra.min-g der kohierbelastingen -heeft op de gebruike-
lijke wijze, d.w.z. aan de -hand vah de ko-hiercijfers over
-de laatste jaren, plaats gehad.
Voor de niet-kohierbelastingen zijn de ramingen samen-
gesteld aan de hand van de opbrengst over de eerste zes
maanden van
1936,
nadat deze opbrengst tot een geraamde jaaropbrengst voor
1936
was herleid door toepassing van
de verhöuding tussehen de opbrengst over de eerste zes
maaaden van
1935
en de jaaropbrengst over
1935.
Pen aanzien van enkele posten, opgenomen onder de
overige gewone middelen, moge nog het volgende worden
opgemerkt. –
In de primitieve raming der middelen
1936
is de uit-
keerin.g van winst van het Staatsbedrijf der Posterijen,
Telegraf ie en Telefonie opgenomen van
f 5.549.000,
welk
-bedrag werd -verhoogd met
f 1.949.200
wegens baten, voort-
vloeiende uit de algemeene salar-isverla.ging. In den dienst
1936
is dus in totaal’ wegens winstuitkeering v-an
–
het
evengenoemd bedrijf gerekend- niet een bedrag van
f 7.498.200.
Voor
1937
is deze winstuitkeering -geraamd
0
1
)
f 8.498.200,
zijnde
f
1.000.000 hooger dan voor
1936.
Wegens aflossing van verschillende voorschotten kon
voor
1937
rond
f 1.700.000
meer worden uitgetrokken dan
voor
1936.
Hiervan -heeft een bedrag van
f951.470
betrek-
king op de aflossing . van voorschotten, terugontvangen
van het Tiendfonds en andere lichamen, welke aflossingen, zooals hiervOOr reeds medegedeeld, in vorige jaren op den
Kapitaa-ldienst werden uitgetrokken. Ter zake van rente
van verschillende voorschotten wer-d
f 1.327.977
meer ge-
raa.md dan voor
1936.
De. inkomsten wegens -het aandeel
van het Rijk in de winst van De Nederlandsohe Bank kon
vooi
–
1937 f350.000
hooger worden geraamd dan voor
1936.
Als givolg van de on.gunsti-ge bedrijfsuitkomsten kon
in de laat4te jaren geen winstuitkeering op -het aandeelen-
kapitaal der Staatamijnen worden geraamd. Thans kon te
dezer zake een bedrag van
f 1.720.000
worden geraamd.
Kapitaaldienst
De kapitaaldienst wijst voor
197
een
totaal in uitgaven aan van ……….
f 128.566.721
en in ontvangsten van …………,,
20.082.000
zoodat het nadeelig saldo bedraagt
– -f 108.484.721
Voor
1936 is
geraamd aan uitgaven
f 91.925.534
en aan ontvangsten ……………,,
23.744.470
zoodat het nadeelig saldo voor
1936
werd geraamd op ……………….
f 68.181.064
MAATREGELEN
TOT
DEKKING VAN
HET
TEKORT.
De Minister van Finnnciën stelt zich voor in de
dekking van het hiervoor berekende tekort van rond
f 47.500.000 op
de navolgerde wijze te voorzien.
1. Perspectiefbesparingeia, ve’lke van het dekkings-
plan voor
1936
zijn overgebleven:
Besparing
op
de uit-
gaven van het Departement van Onderwijs, Kunsten en
–
Wetenschappen ………
f 7.600.000
Vermindering van de
Rijksuitgaven, als gevolg
van het – afloopen van
wachtgelden ……..:.
1) ,,
3.200.000
–
c:
Besparing te – vèrkrij-
–
gen uit het Oapitulanten-
stelsel ………………,,
5.000.000
d.
Besparing op de uit-
-gaven – van het Verkeers- –
fonds door vermindering
van het Spoorwegtekort .. ,,
12.000.000
f 27.800.000
2.
Bij de Staten-Geneiaa1 is ingediend een ontwerp
van wet tot herberekenfng van pensioenen van bur-
gerlijke en militaire. ambtenaxen. Bij aanneming van
dit wetsontwerp zal voor het Rijk een jaarlijksche
vermindering van uitgaven worden verkregen
van ……………………………f 3.300.000
1)
Hierin zijn niet begrepen de wachtgelden, betrekhing hebbende op het Departement van Onderwijs, Kunsten en
Wetenschappen, omdat deze reeds zijn opgenomen in het
bedrag van
f 7.600.000,
onder a. vermeld.
16 September 1936
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
669
3. In het najaar van 1935 werd tegelijk met de
1
[
1
1
l.
1
t
ii
ontweri-Rijksbegrooting
voor
1936
ingediend
een
3
c
0 O
O
t-
.
c
cc
–
1
.
a
10
1
In
wetsvoorstel tot heffing van enkele. belastingen.
.
•
OD
C1 b c
Cl C
CI
1
1
1
1
1
1
•
1
1
1
1
1
.
CI 0 1
0
1
Het lag aanvankelijk in de bedoeling der Regeering
.
m –
C .- N t- 0
–
‘-4
.
0
Cl
de opbrèngst dezer belastingen toe te voegen aan het
0
c
_______________
cdii
.•-
1
Werkloosheidssubsidiefonds,
onder
gelijktijdige
ver-
laging der Rijksbijdrage aan dat fonds met een be-
o dci’
‘
”
0
co
c
.
c’
•
•
1
drag, gelijk aan de vermoedelijke opbrengst dezer hef-
.
c
a
o
00
1
1
c
fingen. (Dezebijdragewasvoorl936geraamdopf53
°
_-c’
1
I1.•I.
1
II
Ii
1
[
•
1
t
i
1
i.
i
1
•
0UI
00
millioen). Met het oog op de omstandigheid, dat de
c1
ol
wet
tot
instelling
van
het
Werkloösheidssubsidiê-
S
:
1
fonds voorloopig niet langer van kracht
zou
zijn
dan
.
tot
1
Januari 1937, werden de vorenbedoelde nieuwe
1
.
&
heffingen alleen voor het jaar 1936 gevraagd, met de
•
•-
–
.
–
0
.
0
0,
.
bedoeling, dat bij de indieniugvan de begrooting
1
t
1
1
1
1
1
1
1
1
‘
‘
1
J
1
I
0
.
voor 1937 de zaak opnieuw
zou
worden bezien. Be-
C>.
c’
denkingen van de Staten-Generaal waren oorzaak, dat
.°
°
c
de’ aanwijzing dezer nieuwe heffingen ten bate van
het Werkloosheidssubsidiefônds uit het wetsvoorstel
.
)
kwam te vervallen en dat de voorgestelde belastingen
0
tot stand kwamèn als heffingen ten bate van het
.
.
algemeen budget. De algemeene budgetaire positie
–
.
.
.
maakt het onafwijsbaar noodzakelijk, dat deze heffin-
__
‘
ru
‘
. i
1
Ottot001
Otot01tot-t0010to0t–0
gen worden ‘verlengd. D’e baten; daarvan voor 1937
te verwachten, worden geaamd
op ….
f 11.800.000
‘
92
Ji g
tO to
t-
Q.
Dit bedrag kan worden gespecificeerd als vlgt
o.t
1
1
00
–
‘0
–
01
to
to to
to
to
–
t’
01
01
0 0
opcenten
op
de dividend- en tantièmebe-.
.
•0 0
t”.
01
– t-.
to
t
Cl
t-‘
Cl
to
t- to
,,
Cl
0Cd
lasting
………………. . ……….
f
1.800.000
‘
.10 – –
t
01
01
01
, –
–
01
–
opcenten
op de
zegelrechten
………..
-.
,,
1.400.000
-e
‘0-
01
t
.j.-.
opcenten
op
de registratierechten ……„1.800.000
0
.e
–
opcenten
op
de successierechten
……..,,
6.800.000
0
00
11111
1111
II”’
J’
f11.800.000
o
1
1
ce
ti
4. Bij de Staten-Genéraal
is
aanhangig een drietal
.
0
—
CIC
.
Cd
wetsontwerpen, strekkende tot het verleenen van een
–
–
L
1
1
1
1.
1
t
‘
.
1
bijdrage
door
Nederland
aan
Nederlandsch-Indië,
–
–
‘
i
wegens
door laatstbe’doeld gebiedsdeel te verleenen
t-
,
.
0
‘.
to0toto
-.’Cll)0
‘.
03
‘
o – to
–
‘ t-
to
-tot
t-
‘. o
steun in verband met den invoer daar te lande-van
E
–
t- t-
0
t-
t-
-t
–
to
to Cl
0 CC
t-
10
to
01 0 ‘1’ 0 –
01
‘
bepaalde Nederlandsche textielgoederen en tot hef-
=000
– t-
o.
fing van rechten in Nederland
op
den invoer van bc-
.
– –
tO
t-
Cl
Q
–
_
paalde goederen: Uit deze heffing kan een bate voor
‘+’…
.
1
t
1
II
t
1
1
t
t
t
1
t
‘
.
1
het Rijksbudget worden ‘verwacht van ..
f1i50.000
Tothalf44.150.000
S
•3t
‘el
t)
>
–t,_
–
oto,vcotoottot’too
tOC’tOq
0
0…,
Na
de
volledige
doorvoering van
bovenstaande
8
–
c’i
-t
1
to
01
to
0
to
to
-t
to
to
..
to010t-to001001c0t-
8
t-
–
to
maatregelen
–
waarbij de Minister er evenals het
‘°
–
–
t–
o
t-
ci
t’.
cti
t-
,
0
vorig jaar echter ten- allen overvloede
op wil
wij-
Cl
-t
01
–
to
‘
to 01
to
–
01
.
zen, dat een niet onbelnngri.jk bedrag van de aan-
t’.
gegeven besparingen
eerst geleidelijk
effectief
zal
t–°
bn
worden
–
zal het begrootingsevenwicht dus
op
een
0 Ot 0
01
to
01
-t
cl 0 C’1
01 01
000 .
Cl Cl
b
CC1
bedrag van ongeveer
f
3
millioen
na zijn bereikt.
–
‘0
Cl
0
to
10
-t
to
0 QUI 0
‘0101COt0101tt-00101toC’l
Cl
toto
0
Laatstgemeld bedrag zal kunnen worden gevonden
‘
Z
t001t-010′..t’-t1’01010Cl”toCl
‘itt-
-‘u
uit de meerdere opbrengst, die mag worden verwacht
.
0
ci –
CC 10 –
Cl
—
‘4’…
.
-t
‘it
o
‘to
van de bij de Staten-Generaal aanhangige wetsont-
o
werpen tot wijziging van de wet
op
de inkomstenbe-
Z
–
‘
‘
0
I
O
0
lasting en van de Suiicessiewet alsmede van een in
o
—
t)
‘
0
0
voorbereiding zijnde technische wijziging der wet
op
‘2
1
t
1
II
t.
1
t
1
t.
1
1
t.
t
t
.
–
de omzetbelasting. Behalve deze belastingwijzigingen
01
..
is
bij
den
Minister nog
in’ overweging een
ont-
‘0
t
‘
s
,
werp
van
wet tot het treffen van voorzieningen
4-
met betrekking tot de belasting van naamlooze ven-
‘
t
1
t.
1′.
.
ot-
–
itu
‘
ot- cttot-
oo
tc
bo
t’
c.i’
nootschappen
op
een zoodanige wijze, dat de belang-
0’i’toto00-toci ‘ittot-‘0
10 10
to
IX) Cl
t-
1010
‘i
tO
IX)
0
cl
.0
0
rijkste bezwaren, aangevoerd tegen het ont werp van
.ltl
..-tO’itottoOOCItOCCott-tOCl
t’
wet houdende voorzieningen betreffende de heffing
‘
t
.
10
t- t-
Cl
‘i
t
t- t-
to
‘i’Ci
to 01 to
01
01
01
tO
0
to
to
01
t-
uc0iit’-
to
0)
0
van belastingen van besloten vennootschappen en ver-
.
w
0
0
eenigingen en hare aandeelhouders of leden, zullen
t-
‘3
1
t.
11
‘
.it
worden ondervangen.
”
.
0
Met de hiervoor opgenomen beschouwingen meent
–
–
,
tOCOt-tOOt,-CCCOt-t–CÇt,-0
001000
CltO
ClCI ‘i’CI
‘toc’I0
t-
-S
tcy
de Minister de cijfers van het algemeene budget
vol-
c
‘
1.
01Ci5)01,-4001t-0I0
•o Ci Ci 0-) 01 ‘i0-1
tt-‘i’ to 01 t0UI0
doende te hebben toegelicht. Alvorens thans ovêr te
‘
‘
to
Cl
10 10
tO
to
Cl 0
ci
01 to
Ci
to
to 01
1001
to
01 .-
Ci
01
10 Cl Cl
t,–01
–
t–
gaan tot enkele beschouwingen van meer algemeenen
01 .-
01
‘it
-.
‘C’
t-
In
to
‘0
aard
wil
hij eerst nog stilstaan bij twee vraagstuk-
.
ken, welke in de laatste jaren in belangrijke mate de
2
•
-t-t
Rijksfinanciën beïnvloeden: het tekort van het Werk-
>
.
S
–
loosheidssubsidiefonds en de uitgaven wegens onder-
stand uit
‘s
Rijks kas aan noodlijdende gemeenten.
‘
0
Het Werkloosheidssubsidiefonds heeft in den.- kor-
0
–
tiE4
o-
pq
670
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
16 September 1936
ten tijd van zijn bestaan herhaaldelijk tot onaange-
name verrassingen van financieelen aard aanleiding
gegeven. Zoo moest de begrooting van dat fonds voor
1935 worden ingediend met een tekort van
f
4.600.000,
niettegenstaande de omstandigheid, dat op het oogen-
blik, dat het wetsontwerp tot instelling van dit fonds
in het najaar. van 1934 werd ingediend, grond be-
stond voor de verwachting, dat die begrooting, met inachtneming van êen
Rijksbijdrage
van
f
46 mii-
lioen, zonder nadeelig saldo zou sluiten. Nu de uit-
gaven.ôver 1935 kunnen worden overzien wordt een
tekort van het fonds verwacht van rond
f 20
millioen.
Bij de opstelling der ontwerp-begrooting van het
fonds voor 1936 bleek, dat met een tekort van
f
14
rtiiIlioen moest worden rekening gehouden. Hoewel
cle positie van het Rijksbudget zulks
feitelijk
niet
toeliet, heeft de Regeering gemeend het hare er toe
te moeten
bijdragen
om het tekort van
f
14 millioen te overbruggen. Zij deed dit door de
Rijksbijdrage
van
f
46 millioen op
f
53 millioen te brengen. Intus-
schen zal, zooals de zaken zich thans laten aanzien,
het fonds voor 1936, ondanks de verhoogde Rijksbij-
drage, een tekort geven van circa
f
20 á
f
25
millioen.
Voor een belangrijk deel moet dit hoogere tekort
worden toegeschreven aan meerdere uitgaven wegens
het verleenen van bijzondere bijdragen (extra- en be-
belastingbijdragen) aan gemeenten. Deze bijzondere
bijdragen, welke -zooveel mogelijk bij het begin van het begrootingsjaar worden vastgesteld, hebben door
haar aard het karakter van sluitpost der gemeentelijke
begrooting gekregen. Zij konden daardoor aan een
geleidelijke
stijging
niet ontkomen, omdat alle dalin-
gen in de gemeentelijke belastingopbrengsten en au-
dere inkomsten en alle
stijgingen
van andere dan
werkloosheidsuitgaven (men denke slechts aan de
uitgaven voor armenzorg) haar weerslag vinden in
het bedrag der bijzondere bijdragen uit het Werkloos-
heidssubsidiefonds.
Toen de begrooting van het fonds voor 1937 werd opgesteld bleek, dat zelfs met inachtueming van een
Rijksbijdrage van
f
53 millioen opnieuw een zeer om-
vangrijk tekort moest worden becijferd. Indien de ge-
legenheid bestond om voor dit tekort in het Rijks-
budget dekking te vinden, zou hierin kunnen worden
berust, doch thans is de toestand deze, dat de tekor-
ten der gemeentebegrootingen in feite worden over-
geheveld naar een centraal punt – het Werkloos-
heidssubsidiefonds – terwijl zij daar leiden tot een
groot tekort van het fonds, hetwelk ongedekt moet
blijven, m.a.w. de druk van de tekorten, voortsprui-
tende uit de crisisomstandigheden der gemeenten,
wordt van de locale eenheden afgenomen en op het fonds gelegd. Dit is uiteraard nimmer de bedoeling van het fonds geweest. Er is steeds gedacht, dat het
fonds door de gezamenlijke krachten van de gemeen-
ten (het prélèvement) en van het Rijk (door een
Rijksbijdrage en door afstand van Rijksbelastingen)
zou kunnen zorgen voor een behoorlijke subsidieering
in de
gemeentelijke
werlcloosheidslasten,
doch er is
niet
gedacht, dat dit fonds voor gemeentelijke tekor-
t’en zou opkomen. De Begeering heeft zich genood-
zaakt gezien ‘voor 1937 het bedrag voor bijzondere
bijdragen âan gemeenten ten laste van het fonds te
beperken, zoodat een gedeelte van het tekort voor
rekening van de gemeenten zal moeten worden ge-
laten. Ook dan nog sluit de begrooting van dat fonds
voor 1937 met een tekort van rond
f
7.5 millioen.
Aangezien met een
bijdrage
van
f 53
millioen het
Rijk het uiterste heeft gedaan, wat in zijn vermogen
ligt, zal in dit tekort voorloopig moeten worden be-
rûst. Wanneer de werkloosheid zich eindelijk in
dalende
lijn
zal gaan bewegen, zal het mogelijk zijn
dit tèkort, dat volgens ‘de bepalingen der wet ‘tot in-
stelling van het Werkloosheidssubsidiefonds naar de -rekening van een volgénd dienstjaar overgaat, uit de
middelen van dat fonds in volgende jaren te dekken. Het is bekend, dat het bedrag, dat voor den onder-
stand aan gemeenten uit ‘s Rijks kas moet worden
beschikbaar gesteld, van jaar tot jaar toeneemt. Laat-
stelijk moest in de begrooting van het Departement
van Binnenlandsche Zaken voor 1936 h’iervoor een
-b’edrag van pl.m.
f
3,5 millioen worden uitgetrokken
en het blijkt nu reeds, dat dit bedrag
bij
lange na
niet voldoende zal zijn, zoodat voor 1936 op een ver-dubbeling van.het geraamde bedrag moet worden ge-
rekend.
Voor 1937 zouden dus – wilde men den ingeslagen
weg blijven volgen – voor dit doel eenige mil].ioenen meer moeten worden uitgetrokken dan primitief voor
.1936 plaats hacL De Regeering kan dit niet blijven
volhouden. Ook hiervoor geldt hetzelfde als ten aan-
zien van de
bijzondere
bijdragen hierboven is opge-merkt. De
–
tekorten van de noodlijdende gemeenten
worden op deze
wijze
van de gemeentebegrootingen
overgeheveld naar het
Rijksbudget,
waarop’ daarvoor
geen dekking is te vinden. De Regeering acht zich
daarom verplicht voor 1937 het bedrag wegens on-
derstand aan noodlijdende gemeenten, te beperken
tot het bedrag, dat daarvoor op de p.rimitieve .begroo-
ting voor 193,6 is uitgetroklçen., – Intusscheu is het de bedoeling, der Regeering om
de gemeenten, die niet aanstonds in staat zijn om
het tekort te dekken, dat haar begrooting zal ver-
toonen – hetzij als gevolg van de voorgenomen ver-
mindering van het bedrag der bijzondere bijdragen
uit het Werkloosheidssubsidiefonds, hetzij als gevolg
van het niet-toekennen van een Rijksonderstand of
van het toekennen van. zoodanigen onderstand tot een
lager bedrag dan volgens de cijfers der gemeentebe-
grooting zou noodig zijn -, de helpende hand’ te
blijven bieden. Zij zal op aanvraag der desbetreffende
gemeentebesturen, en uiteraard na onderzoek van het
gemeentelijk budget, rentedragende voorschotten ver-
strekken ten beloope van tekorten in de begrooting,
welke op geen andere wijze aanstonds kunnen worden
gedekt. Deze voorschotverleening zal plaats hebben
tegen een rente .vau 3 pOt. s jaars. Ten laste ‘van de
begrooting van het Werkloosheidssubsidiefonds zullen de voorschotten worden yerstrekt, welke moeterl voor-
zien in de tekorten, als gevolg van de vermindering
der bijzondere bijdragen, terwijl de voorschotten,
AANVOER VAN GRANEN.
(In tons van 1000 kg.)
Rotterdam
Amsterdam
Totaal
ArtLk1en
6112 Sept.
Sedert
–
Overeenk.
6112 Sept.
Sedert
Overeenk.
1936 1935 1936
1jan. 1936
tijdvak 1935
1936′
1Jan. 1936
tijdvak 1935
34.910 681.454 623.264
–
‘
8.311
13.842
689.765
637.106
Tarwe’
……………..
12.800 168.894
152.404
–
1.976
701
170.870
153.105
Rogge
……..-.’ ………
Boekweit ……………..
110
19.524 15.098
–
–
350
, –
19,874
15.098 6.688
513.570
546.301
–
108.968 89.211
622.538-
635.512
7.253
213.850
213.947
.
–
12.994 23.523
226.844
,
237.470
Haver
.: ……………
3.045
70.580
100.800
–
880
1.660
71.460
.
102.460
Male …………………
Gerst
………………
6.210
175.650 134.215
_’
144.916
257.909 320.568
392.124
Lijnzaad
…………….
..
36.117
,
33.315
– –
175
–
36.292 33.315
Lijnkoek
…………….250
Tarwemeel
…………
.-
600
..
155
25.495
13.844
90
6.626
‘
4.387 32.121
18231
Andere meelsoorten 22.891 20.503
,
– —
1.101.
–
2.326
‘23.992
22.829
16
September
1936
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
671
welke in de plaats treden van een Rijksonderstand
uit de begrooting van het Departement van Binnen-
landsche Zaken ten laste van Hoofdstuk
VII B
der
Rijksbegrooting zullen worden gebracht.
AANTEEKENINGEN.
Budgetaire en economische politiek.
De Minister voegt aan het vorenstaande eenige
beschouwingen van meer algemeenen aard toe, welke
wij hier in haar geheel overnemen. Wanneer hij bij de indiening dezer begrooting, die de laatste
is der loopende vierjaarlijksche periode, het karak-
ter van het gedurende die periode gevoerde finan-
cieele beleid zou moeten kenschetsei, dan gelooft hij
niet beter te kunnen doen dan het te omschrijven als
den aanhoudenden strijd tegen dalende inkomsten
eenerzi.jds en stijgende behoeften, onmiddellijk ver-
band houdende met de ernstige tijdsomstandigheden,
anderzijds. Terwijl ieder jaar het uiterste werd be-
proefd om door bezuiniging op de uitgaven een her-
stel van het begrootingsevenwicht te verkrijgen, werd
het bereiken van een afdoend resultaat telkenmale
opnieuw verhinderd door een voortgaande daling van
de opbrengst der belastingmiddeleu, gepaard gaande
met een verhooging van uitgaven voor ,,crisisdoel-
einden”.
Bedriegen de voorteekenen niet, dan is thans een
keerpunt nabij. Met name schijnt de catastrophale
daling in de opbrengst der middelen tot staan te zijn
gekomen. Verwacht mag worden, dat op het stuk van
de inkomsten een zekere stabiliteit is bereikt. Daar-
mede is wel het onmiddellijke gevaar voor onze Staats-
financiën afgewend, doch afdoende verbetering zal
eerst kunnen worden bereikt, wanneer de inkomsten
zich zullen gaan bewegen in stijgende lijn. Dit laatste
zal echter eerst dan het geval zijn, wanneer zich door ruimeren afzet onzer producten in binnen- en buiten-
land een verbetering in onze volkshuishouding zal
gaan voltrekken. De Minister gelooft intusschen niet te veel te zeggen, indien hij meent te mogen
constateeren, dat zich eenige symptomen van ver-
betering beginnen te vertoonen, al
blijft
toch nog
steeds het aanbod van goederen en diensten op wel-
haast elk gebied de vraag daarnaar overtreffen. Het
weclervinden van het evenwicht tusschen deze twee
in dezen zin, dat de productiemogelijkheden door toe-
genomen vraag weer ten volle benut zullen kunnen
worden, is onmisbare voorwaarde voor de verminde-ring der werkloosheid. Terwijl uiteraard ook binnen-
landsche factoren hierbij een rol spelen, ligt de op-
lossing der moeilijkheden op dit gebied voor een zeer
belangrijk deel op internationaal terrein. Bij het zoeken naar een herstel van het evenwicht
tusschen productie en consumptie zal hier en daar
naar wijziging der productie moeten worden gestreefd.
Vooral zal op een stimuleeren van de mogelijkheden
tot opneming der voortgebrachte goederen het stre-
ven gericht moeten blijven. De Regeering heeft er
reeds bij herhaling op gewezen, dat blijvend resultaat
hier naar haar vaste overtuiging alleen valt te be-
reiken door een verder doorvoeren van de aanpassing
der kosten en bonen van ons bedrijfsleven aan de ge-
wijzigde omstandigheden. •Zij meent er zich van ont-
slagen te mogen rekenen, dit opnieuw uiteen te zet-
ten, doch meent nogmaals ernstig te moeten waar-
schuwen tegen het streveil om de consumptie te sti-
muleeren door op kunstmatige wijze koopkracht in
het leven te roepen. Immers een kunstmatige koop-
krachtvermeerdering heeft
altijd
plaats ten koste van
de in het volksvermogen aanwezige reserves en neemt
na korter of langer tijd, wanneer die reserves zijn
verbruikt, onverbiddelijk haar einde. Daarom kan van
een kunstmatige uitbreiding van het consumptiever-
mogen door een geforceerde uitbreiding van het ere-
diet, welke niet steunt op redelijke verwachtingen
STATISTIEKEN. BANKD1SCONTO’S.
pisc.Wissels. 3 7
Juli
’36
N d
Lissabon ….
4
5Mei’36
23)
Juni’32
’36
BkBel.B1nn.Eff.3
7
Juli
1Vrsch.inR.C.31
Londen ……
7
Juli
’36
Madrid ……
5
9Juli ’35
Athene ……….7
14
Oot.
1
33
N.-Y.orkF.R.B.
41
Feb.’34
Ba.tavia ………. 4
1 Juli’35
Oslo
.
…….
322Mei’33
Belgrado ……..5
1Febr.’35
Parijs .
……
3
9Juli’36
Berlijn ……….4
22Sept.’32
Praag
……
3
1 Jan.’36
Boekarest ……
..4
15
Dee.’34
Pretoria
….
,315
Mei’33
Brussel ……….2
16Mei’35
Rome ……..
4
18Mei’36
Boedapest
……4
28 Aug.’35
Stockholm
..
21
1Dec.’33
Calcutta
……. 3
28Nov.’35
Tokio….
3.285
7Apr.’36
Dantzig……….5
21 Oct.’35
Weenen ……
3-1O Juli’35
Helsingfors ……4
3 Dec.’34
Warschau….
5
26Oct.’33
Kopenhagen
….
322Aug.’35
Zwits.Nat.Bk. 2
88ept.’36
OPEN MAJKT.
1936
935
1934
1914
12
7
1
12
31 Aug.!
24129
hgj’14
10115
20124
Sept. Sept.
5Sept.
Aug.
ept. Sept.
Juli
Amsterdam
Partic. disc.
1
1
14-
3
1,5)
11(,,1J,
4
11j3j
2)
11j4_6/35
43/4_5
1
J4
31_3/
Prolong.
111
4
4)
1(4
4
)
12)
1
..
4
1
12514
1
21-314
Londen
DageJd. ..
‘J,-1
1
12-1
1
I2-1
‘/,-1
1
12-1
1121
1
3
14-2
Partic. disc.
17
132
-9
I16
17
132_
S
1I6
1
132-I16
17132_9118
116-5I8
51
8
.3J
4
411
4
31
4
Berlijn
Daggeld…
3114_112
311
3
-1
14
23J432I8
3
1
13.
4-5
1
1)
–
Maandeld
2314-3
2
3
13
2
7
18-3
2
3
1
4-
7
(5
23/4-3′!4
4
1
!,.6 3)
–
Part, disc.
3
3
3
23/-3
3
3’ii)
2’/-‘/,
Warenw. ..
4..I/
4_1f
4
4_lj
4
4_1/
4
4_1/
41/
3)
–
New York
Dageld
1)
1
1′
1
1
114
1
[
5
118
-5
116
131-2
1
1
Part,c.disc.
11
4
4)
11
4
4)
.
1
14
2
)
1/
4
2
/16
–
Koere van II Sept. en daaraan, vporafgaande weken
t/m.
Vrijdag.
115 Sept.’) 10114 Sept.
4
)11 Sept. resp. 7111 Sept.
WISSELKOERSEN.
KOERSEN IN NEDERLAND.
a a
New
Londen
Berlijn
Parijs
Brussel
Batavia
.
York
)
)
)
S)
S)
1)
8 Sept. 1936
1.47%
7.44%
59.30
9.71%
24.931
100%
9
,,
1936
1.47%
7.47k
59.36
9.72
24.95
100%
10
,,
1936 1,47K8
7.45%
59.30
9.70%
24.92
100%
11
,,
1936
1.473.’
7.46
59.29 9.70%
24.91
100%
12,,
1936-
–
–
– –
–
14,,
1936
1.47%
7.46%
59.27 9.70
24.90
100%
Laagste d.wl)
1.47%
7.42%
59.221
9.6934
24.88 100%
Hoogste d.w
1
)
1.48%
7.49
59.40
9.74
25._
100%
Muntpariteit
1.469
12.1071
59.263
9.747
24.906
100
Data
Jrnd
Weenen
Praag
Bo:ka-
Milaan
Madrid
8 Sept. 1936
48.06
—
6.10
1.10
–
–
9
1936
48.05
–
6.121
1.10
– –
10
,,
1936
48.03
–
6.10
1.10
–
–
11
1936
48.02
–
6.10
1.10
–
–
12
1936
–
–
–
–
–
–
14
1936 48.01
–
6.09 1.10
–
–
Laagste d.w
1
)
48.-
–
6.07
1.05
–
–
Hoogste d.w
1
)
48.10 27.85
6.15 1.15
11.70
–
Mulitpariteit
48.003 35.007
7.371
1.4881
13.0941
48.52
D a a
Stock-
Kopen-
SO
)
o
t
Hel-
Buénos-
Mon-
holm
)
hagen5)
,,,S
Aires’)
treal’)
8 Sept. 1936
38.371
33.25
37.421
3.271
41%
1.47%
9
,,
1936
38.521 33.371
37.55 3.30
41% 1.47%
10
,,
1936
38.45
33.30 37.471
3.29
42
.
1.47%
11
,,
1936
38.45
33.30
–
–
37.471
3.30 41%
1.47%
12
1936-
–
–
–
–
14
1936
38.50
33.321 37.50
.3.30
42%
1.47
Laagste d.w1)
38.271
33.121 37.30
3.26
41%
1.47%
Hoogste d.w’)
38.621
33.45
37.65 3.32 42%
1.48
Muntpariteit
66.671
66.671
66.671
6.266
95%
2.1878
‘)Noteering te Amsterdam.
55)
Not, te Rotterdam. J)Part. opgave.
In ‘t late of 2de No. van ieder maand komt een overzicht
voor van een aantal niet wekelijks opgenomen wisselkoersen.
KOERSEN TE NEW YORK. (Cable).
Data
1
8 Sept.
1936
5,0521/82
658KS
40,23
–
67,66
9
,,
1936
5,05% 6,58%
40,23 87,76
10
1936 5,07
17
/
52
6,58% 40,23
67,81
11
1936
5,0521/,,
6.58K6
40,23
67,85
12
1936
5,05
2
%,
6,58%
40,22
67,88%
14
1936
5.0611,,
658K8
40,23
67,89
16 Sept.
1935
4,94
6,59%
.
40,26 87.45
Muntpariteit..
4,86
3.90% 23.81%
40%
672
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
16 September’1936
voor de toekomst, geen heil worden verwacht. Door
een dergelijke geforceerde credietuitbreiding kan men
wel tijdelijk de werkgelegenheid uitbreiden, doch
worden de moeilijkheden in de toekomst aanmerkelijk
vergroot, wanneer de werkvermeerdering tot het ver-
leden behoort en de gemeenschap blijft zuchten onder
een belangrijke vermeerdering van den schuldenlast.
De overheid zal daarom bij het verleenen van ere-
dieten in de gevallen, waarin daarvoor, bij gebreke
van de mogelijkheid om het benoodigde kapitaal van
particulieren te
verkrijgen,
op haar een beroep wordt
gedaan, met groote behoedzaamheid moeten te werk
gaan. Dit is ook hierom noodzakelijk, omdat een der
belangrijkste voorwaarden voor economisch herstel
is het vertrouwen van den credietgever. Naar mate er
op de kapitaalmarkt meer vertrouwen zal heerschen,
zal het mogelijk zijn de vereischte credieten tegen
lagere rente te verkrijgen. Op het belang, dat een
lage rentestand heeft, zoowel met het oog op de ver-
laging der kosten voor het
bedrijfsleven
als met het
oog op de vermindering door conversie van den druk
der door Overheidslichamen in het verleden aange-gane schuldverplichtingen, behoeft zeker niet nader
te worden gewezen. Wil een lagere rentevoet, die
voor het herstel van het economisch leven onmisbaar
is, verwezenlijkt worden, dan dient echter in de eerste
plaats elke twijfel aan het Staatscrediet buitengeslo-
ten te zijn en het eischt voortdurende waakzaamheid
om bij den steeds grooteren aandrang om ter leni-
ging van den nood in de meest onderscheiden vor-
men een beroep op Staatsliulp te doen, de leenings-
capaciteit van het Rijk ongerept te houden. Gelukkig
kan worden verklaard, dat tot dusver het vertrouwen
in de credietwaardigheid van den Staat ongeschokt is gebleven en de Regeering rekent het zich tot een
harer hoogste plichten er voor te waken, dat dit ook
in de toekomst het geval zal blijven.
Binnen de haar door de financieele mogelijkheden
gestelde grenzen tracht de Regeering het economisch
leven zooveel mogelijk steun te bieden en blijft haar
streven er op gericht, zoowel tot behoud van de afzet-
mogelijkheden in het buitenland als tot bevordering
van het economisch leven binnenslands alles te doen
wat in haar vermogen ligt, opdat de volkskracht en
het voortbrengingsvermogen in stand
blijven
en bij
den internationalen wedijver in het voortbrengings-
proces Nederland zijn rechtmatig aandeel zooveel mo-
gelijk behoudt. De Regeering blijft zich daarbij be-
wust van de beperktheid van de middelen, welke haar
ten dienste staan en de aandrang om steun, welke
uitgaat van het bedrijfsleven moet noodzakelijkerwijs
blijven uitgaan loven de mogelijkheden, die er voor
de Regeering bestaan aan dien aandrang tegemoet te
komen.
De loop der gebeurtenissen heeft de Regeering ge-
sterkt in haar overtuiging, dat zij met haar politiek een weg heeft ingeslagen, welke, moge die naar te
voorzien was tijd vorderen, niettemin zal voeren tot
zoodanige resultaten, dat de mededinging van Ne-
derland op internationale markten mogelijk blijft.
We1jswtar kan Overheidssteun daarvoor voorshands nog niet
altijd
worden gemist, maar voor een belang-
rijk deel is de oorzaak daarvan gelegen in de natio-
naal georiënteerde economie, die er toe leidt eener-
zijds den invoer te belemmeren, anderzijds goederen
en diensten goedkooper aan het buitenland aan te
bieden dan de binnenlandsche voortbrengingskosten
rechtvaardigen. Zoolang die ongezonde toestand, wel-
ken slechts internationale samenwerking
schijnt
te
kunnen opheffen, blijft voortbestaan, zullen – al zal
alle aandacht moeten worden gericht op het slaken
van onnoodig knellende banden – Overheidsmaat-
regelen om den eigen handel en industrie steun te
bieden op binnenlandsche zoowel als op buitenland-
sche markten wel niet achterwege kunnen blijven.
Het
verwijt
van hun voortbestaan kan dan echter
STATISTISCH OVERZIC}[
GRANEN EN ZADEN
TUINBOUWARTIKELEN
VLEESCH
TARWE Manitoba
R000E
MAIS
GERST
64/65 kg
LIJNZAAD
DRUI VEN
TOMATEN
VROEGE AARD-
–
RUND- VARKENS-
loco
74
kg Bahia
La Plata
La Plata
La Plata
Black
A
APPELEN
VLEESCH VLEESCH
Rotterdam!
Blanca loco
R’dam!A’dam loco R’dam!A’dam
loco Rotter-
loco
R’dam!A’dam
Alicante
per 100 K.G.
p. 100 K.G.
(versch)
(versch)
Amsterdam
per0kg
per lOO kg.
per 2000 kg.
dam!A’dam
per2000kg.
per 1960 kg.
per kg
Westiand
Westiand
Groote-
per 100 kg
Rotterdam
per 100 kg
Rotterdam broek
– –
1fl.
%
f1.
%
f1.
%
f1.
%
f1. %
f1.
%
1].
%
II.
%
f1.
%
f1
1925
17,20 100,0
13,07
6
100,0
231,50
100,0
236,00
100,0
462,50
100,0
0,80
5
)
100,0
20,-
5
)
100,0 4,935)
100,0 93,__5)
100,-
77,50
5
)
100,-
lan.
1936
5,45
31,7
3,52
5
27,0
56,00 24,2 63,50
27,0
153,50
33,1
44,-
47,3 50,875
65,6
1ebr.
5,22
5
30,4
3,40 26,0
55,25
23,9
64,50
27,3
152,50
33,0
43,775
47,1
48,25
62,3
Maart
5,22
5
30,4
3,50 26,8
59,50
25,7
69,75
29,6
150,00
32,4
45,75
49,2
46,57
5
60,1
April
5,17
5
30,1
3,45 26,4
64,00
27,6
70,00
29,7
147,25
31,8
———
–
–
–
–
—
48,50
52,1
45,375
58,6
Mei
•
5,12
5
29,8
3,17
5
26,6
63,75
27,5
72,25
30,6
147,75
31,9
51,60
55,5
44,30
57,2
luni
5,05
29,4
3,45
26,4
66,00
28,5
71,50
30,3
154,00
33,3
—
—-
–
—-
–
—
–
–
–
———
–
—
–
–
–
54,15
58,2
46,25
59,7
)uli
5,62
5
32,7
3,65
27,9
71,75
31,0
74,75
31,7
162,50
35,1
7,47
———
–
—
–
–
–
——-
–
–
–
—
–
–
–
37,4
2,06
41,8
57,35
61,7
47,75
61,6
Aug.
6,35
36,9
4,025
30,8
84,00 36,3 88,00
37,3
170,00
36,8 0,48 60,0
4,23
21,2
2,75
55,8
60,40
64,9
50,20 64,8
7
Sept.
6,15
35,8
4,-
30,6
84,50
36,5
82,50
35,0
165,00
35,7
0,28 35,0
3,17
15,9
64,-s)
68,8
53,_
6)
68,4
14
,,
,,
6,35
36,9 4,15
31,7
88,00
38,0
89,00
37,7
166,50
36,0
61,307)
65,9
52,507
67,7
1)
Men zie voor de toelichting op dezen staat de nos. van 8, 15 Aug. 1928, 25 Febr. 1931 en 15 Febr. 1933. ‘) Tot Jan. 1931 Hard Winter No. 2. van Jan. 1931 I(
tot 16 Dec. 1929 American No. 2, van 16 Dec. 1929 tot 26 Mei 1930 7415kg Hongaarsche; vanaf 26 Mei 1930 tot 23 Mei 1932 74kg Zuid-Russische; van 23Mei 19
Van 23 Mei-19 Sept. 1932 No. 3. Van 19 Sept. ’32 tot 24 Juli ’33 62/63 kg Z.-Russ. Van 24 Juli ’33-7 Oct. ’35 64165 kg La Plata. Van 7 Oct. ’35-18 Mei ‘3662/63 k
Vervolg STATISTISCH OVERZICHT
MINERALEN
TEXTIELGOEDEREN
DIVERSEN
STEENKOLEN
Westfaalsche/
PETROLEUM
BENZINE
KATÔEN
WOL
WOL
gekamde
KOE-
KALK-
Hollandsche
Mid. Contin.
Crude
Gulf exp
‘
gekamde
Australische
Australische,
HUIDEN
SALPETER
Mlddling
locoprijzen
1
F. G. F.
1
Sakella-
____
No. 1
bunkerkolen,
onezeefd f.o.b.
t/m
33.9°
641660
$cts. per
Merino. 64’s A’v.
CrossbredColo-
nial Carded,
Gaaf, open
kop
Gid. per
100 kg
Rdam(A’dam
Bé
.
g.
per barrel
U S gallon
New-York
1
rides
FGóFmra
rpool
loco Bradford
per Ib.
50’s Av. loco
57-61 pnd.
netto
per 1000 kg.
per Ib.
Liverpool
Bradford per 1h.
Ï
–
j
T
$cts.
3i
ptnce
%
pence
.%
pence
pence
ii
3i
iE
1925
10,80
100,0
1.68 100,0 14,86
100,-
23,25
100,0
29,27 100,-
9,35
100,-
55,00
100,0
29,50
100,0
34,70
100,0
12,-
100,0
Jan.
1936
6,15 56,9
0.61
5
36,6
3,39
22,8 7,05
30,3
5,82
19,9
2,91
31,1
19,25
35,0
9.00 30,5
15,-
43,2
5,80
48,3
Febr.
6,15 56,9
0.61
36,3
3,45 23,2 6,80
29,2
5,49
18,8
2,74
29,3
19,25
35,0 9,25 31,4
15,-
43,2
5,85
48,8
Maart ,,
6,15 56,9
0.61
5
36,6
3,47 23,4
6,75
29,0
5,57
19,0
2,79 29,8
19,75
35,9
9,50
32,2
14,25
41,1
5,90
49,2
April
,
6,20 57,4
0.615 36,6
3,43
23,1
6,90
29,7
5,47
18,7
2,73
29,2
19,75
35,9
–
9,50
32,2
14,-
40,3 5,95
49,6
Mei
»
6,25 57,9
0.615
36,6
3,43
23,1
6,90
29,7
5,42
18,5
2,67
28,6
20,00
36,4 9,50
32,2
13,75
39,6
6,-
50,0
luni
,,
6,30 58,3
0.615 36,6
3,36 22,6 7,10
30,5
5,43
18,6
3,34 35,7
19,25
35,0 9,25
31,4
13,-
37,5
6,-
50,0
uIi
6,25 57,9
0.61
5
36,6
3,25 21,9
7,80
33,’l
6,24
21,3
3,60 38,5
19,25
35,0 9,25
31,4
13,-
37,5
6,-
50,0
Aug.
,,
6,30
58,3
0.61
5
36,6
3,20 21,5
7,20
3,10 6,60
22,5
3,42 36,6
19,75
35,9 9,25
31,4
13,50
38,9
6,-
50,0
7 Sept.
,,
6,30
58,3
0.61
53
)
36,6
3,25
3
)
21,9 7,05
2
)
30,3
6,34
4
)
21,7
3,374)
36,6
19,75
6
)
35,9 9,50
6
)
32,2
6,-
50,0
14
,,
6,35 58,8
0.61
5
36,6
3,253)
21,9 7,35
1
31,6
6,585)1
22,5
3,625)
38,7
19,757)
35,9
9,757)
33,1
1
6,-
50,0
1)
Jaar- en maandgem.
afger. op
‘Is
pence.
2)
5 Sept.
3
)12 Sept.
4
)2 Sept.
5)
9
Sept.
6)
3 Sept.
7)
10Sept.
8)
8 Sept.
16
September
1936
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
673
niet
de Regeering en de door haar gevolgde politiek
treffen, maar moet zich richten op het gebrek aan
internationale samenwerking om tot een gezonde uit-
wisseling van goederen en diensten tusschen de naties
onderling te komen.
De Regeering heeft vol vertrouwen, dat bij ee.n
vastberaden voortgaan op den tot dusver gevolgden
weg – onder aanvaarding eener harde werkelijkheid,
die, zij is daarvoor allerminst blind, van ons volk
groote offers vraagt, en met af’ijzing van experimen-
ten, die wel eenig oogenhlikkelijk soulaas, doch geen
werkelijke verbetering kunnen verschaffen – gun-
stige resultaten voor volks- en Staatshuishouding
niet kunnen uitblijven.
Bij
het dan geleidelijk in-
tredend herstel zal het mogelijk blijken, bij een voort-
gezet voorzichtig financieel beleid, een verdere sanee-
ring van het budget te verkrijgen.
De Minister is er ten volle van overtuigd, dat
de bestaande begrootingstoestand heel wat gebreken
vertoont. Het dekki.ngsplan, in deze nota ontwik-
keld, bevat nog een aantal posten, die eerst op
betrekkelijk langen duur effectief zullen worden. Daarnaast zijn èn in vorige begrootingen èn in de
onderhavige verschillende maatregelen verwerkt, die
zoo spoedig zich daarvoor de gelegenheid voordoet,
weder ongedaan zullen moeten worden gemaakt. Te denken valt hierbij aan de stopzetting van stortingen
in verschillende fondsen, het verminderen van de
reserveeringen voor de bedrijven, het overbrengen
van uitgaven van den gewonen dienst naar den kapi-
taaldienst, het uitrekken van de aflossingstermijnen
der Staatsschuld en dergelijke.
Al
deze maatregelen,
welke hun rechtvaardiging uitsluitend hebben kun-
nen vinden in den uitzonderljken financieelen toe-
stand der laatste jaren, hebben de reserve-krachten, die een goede Staatsbegrooting behoort te bezitten,
langzamerhand uitgeput. Het herstel daarvan zal een
der eerste zaken zijn, die behooren te geschieden, zoo-
dra de mogelijkheid daarvoor zal worden geboden.
Daarnaast mag niet uit het oog worden vorloren,
(lat de belastingdruk, zoo van het Rijk als van de ge-
meenten gedurende de achter ons liggende jaren tot
een ongekende hoogte is opgevoerd. Er was den Minister daarom alles aan gelegen het dekkings-
plan in de onderhavige nota zoo te kunnen inrich-
ten, dat daarin geen voorstellen tot nieuwe belasting-
verhooging behoefden te worden opgenomen. Het is
om (leze reden, dat hij gemeend heeft, ook al zou het
bedrag van
f 2
millioen, dat daarmede zou kunnen
worden verkregen, op zichzelf zeker een hoogst ge-
wrenschte versterking der middelen opleveren, voor
het oogenblik te moeten afzien van de invoering eencr
reisbelasting, al zal uiteraard, indien de finanei.cele omstandigheden zich in min gunstigen zin mochten
gaan ontwikkelen, de mogelijkheid bestaan, dat hij op
zijn voornemen tot heffing van een dergelijke belas-
ti.ng
zal moeten terugkomen.
De zichtbare suikervoorraden in de wereld.
De zichtbare voorraden per 1 Aug. zijn volgens
C.
Czarnikow:
1936
1935
1934
tons
tons
tons
Duitschiand …………..
499.000 502.000
382.000
Tsjecho.Slowakije
……..
158.000
149.000
145.000
Frankrijk …………….
396.000
441.000
258.000
Nederland…………….
156.000
194.000
223.000
België
………………
82.000
89.000 72.000
Hongarije …………….
38.000 38.000
41.000
Polen………………..
121.000
141.000 129.000
U.K. Geïmp. suiker
……
157.000
196.000
260.000
Binneni.
,…….
36.000 64.000 60.000
Europa……..
1.643.000 1.814.000 1.570.000
V.S. Alle havens
……..
460.000
586.000 772.000
Cubaansche havens
……
310.000 499.000
696.000
Cuba binnenland ……….
960.000 940.000
1.265.000
Java ………………..
834.000
1.563.000
2.340.000
Totaal……4.207.000 5.402.000 6.643.000
N
GROOTHANDELSPRIJZEN
1)
(De volledige statistiek werd het laatst opgenomen in E.-B. B. van 9
September
5.1.)
ZUIVEL EN EIEREN
METALEN
BOTER
BOTER
p.
kg
KAAS
Edammer
EIEREN KOPER
Standaard
LOOD
TIN
IJZER
Cleveland
GIETERIJ-
IJZER
ZINK
GOUD
ZILVER
Heffing
Alkmaar
Gem. not.
per kg
Locoprijzen Locoprijzen Foundry Locoprijzen
cash
cash
Leeuwar-
Crisis
Fabrieks-
Elermijn
Locoprijzen
Londen
Londen per
No. 3 f.o.b.
(Lux III) P.
Londen
Londen
Londen per
derComm.
kaas
Roermond Londen
per Eng. ton
Eng. ton
Middlesb.
Eng. t. f.o.b.
per
per ounce Standard
Noteering
ki. nl/merk
p.
100
St.
per Eng, ton
per Eng.ton
Antwerpen
Eng. ton
line
Ounce
per 50kg.
1
f1.
1
%
I
f1.
1
%
f1.
1
%
£
1
%
£
1
%
£
1
1
Sh.
1
1
Sh.
t
%
£
1
%
5h.
1
%
Ipencel
%
192512,31
1100,01
–
56,-
100,0
9,18 1100,01
62.116
1100,0
36.816
1100,0
1261.17!-
1100,01
731-
1100,0
1
671-
100,- 136.3/6
1100,-
85/6
1100,-
132
1
/8
1100,0
Ian.’36
057
247
095
1680
30,0 4,04
44,0 20.1616
33,5 9.61-
.25,5
125.616
48,0
411-
56,2
3316
50,0
8.1516
24,3
140/11
164,8
12
37,4
l’eb.
0’6l
264
0’925
1737
6
31,0 3,375
36,8
21.316
34,1
9.131-
26,5 123.8
1
6
47,1
411-
56,2
3316
50,0
9.316
25,4 140/10
164,7
11
13
/
36,8
Mrt.”
0’46
19’9
104
17,70
31,6
2,69 29,3
21.1216
34,8
9.1916
27,3
127.1216
48,7
411
56,2
3316
50,0
9.131
26,7
141/-
164,9
1P
3
/16
36,8
Apr.
”
0’44
190
102′
16,825
30,0 2,49
27,1
22.516
35,9
9.14/-
26,6
125.171-
48,1
411-
56,2
3316
50,0 9.31-
25,3
140194
164,7
12
1
/
37,7
Mei
0’47
203
099
1875
33,5
2,52 27,5
22.616
36,0
9.916 26,0 123.121-
47,2
41/6
56,8
3316
50,0
8.1816 24,7
140114
163,9
12
3
/8
38,5
Juni”
0’57 24’7
08)
2020
36,1
2,69
29,3
22.41-
35,8
9.216
25,1
112.51-
42,9
4116
56,8
3316
50,0
8.1416
24,1
138/114
162,5
12
1
/
37,5
”
Juli
0’60 26’0
0815
19,35
34,6
2,91
31,7
22.151- 36,6
9.1416
26,7
114.416
43,6
4416
61,0
3316
50,0 8.71-
23,1
138194
162,3
12
37,4
Aug.’
0’62
268
080
1787
5
31,9
3,315
36,1
23.71-
37,6
10.416
28,1
112.61- 42,9
4416
61,0
3316
50,0 8.71-
23,1
138144
161,8
11
7
18
37,0
Sep.”
0618)
26’4
080
16,50
6
)
29,5 3,40 37,0 23.131-
38,1
10.19i6
30,1
116.1616
44,6
4416
61,0
3316
50,0 8.61-
22,9
138114
161,5
11
15
/16
37,2
0;58)
25,1
0,80
116,50)
29,5
1
3,60
39,21
24.6/
39,1
11.6,6
31,1 122.151
46,9
4516
62,3
1
3316
50,0
1
8.191
24,7113715
160,7
112
1
116
37,5
Sept. 193279 K.O. La
No. 2
Plata; van 26Sept.
Canada.
4)
Tot
1932 tot 5 Febr. 1934 Manitoba
No.
2; van
S
Febr. 1934 tot 1928 Malting;
1928 tot 9 Febr. 1931 American No.
van Jan.
6Juli1935
2,
80kg La Plata.
3)
Tot Jan. 1928 Western; vanaf Jan. 1928
9 Febr. 1931 tot 23 Mei 1932 6415 K.G. Zuid-Russiache.
van
–
2 Oct. 1933
Jan. Russische. 5)1928.
6)
4 Sept.
7
)10
Sept. S)
3 Sept.
5)11
Sept.
N GROOTHANDELSPRIJZEN.
BOUWMATERIALEN
KOLONIALE PRODUCTEN
VURENHOUT
STEENEN
CACAO
COPRA
KOFFIE
RUBBER
SUIKER
THEE
INDEXCIJFER
Kolo-
basis 7″ f.o.b.
Zweden!
binnenmuur
1
buitenmuur
G.F. Accra Ned.-Ind.
Robusta
Standaard
Ribbed Smoked
Witte kristal-
AfI. N.-1. theev.
Finland
1
per
t.
m.
S.
Locoprijzen
Sheets
suiker
loco A’dam gem. pr.
Orond
olale
per standaard
per
i
per
o
kg c.i.f.
per
100
kg
Amsterdam
Rotterdam
5/a
kg.
per
loco
Londen
R’dam/A’dam
100
kg.
per
Java- en Suma-
trathee
1
/s
kg.
p.
stoffen
pro.
van 4.672 M
3
.
1000
stuks
1000
stuks
Nederland
per Ib.
ducten
19251 159,75 1100,- 1 15,50 1100,- 1 19,- 1100,- 1
4216
1 100,- 135,87
5
1100,0 1 61,375 1100,0 1 2111,625 1100,0 1 18,75
1100,0 1
84,5
1100,0 1
100.0
1 100.0
Jan.’36
63,00
39,4
8,25 53,2
10,-
52,6
141-
32,9
11,125
31,0
13
21,2
-14,125
11,6
4,325
23,1
39,50
46,7 35.5
30.9
Feb.,
63,00
39,4
8,-
51,6
9,50
50,0
1413
33,5
10,62
5
29,6
13
21,2
-14,375
12,3
4,125 21,3
38,50
45,5
35.6 30.6
Mrt.,
64,25
40,2
8,-
51,6
10,25
54,0
14
–
32,9
9,775
27,2
13
21,2
-14,5 12,6
3,92
6
20,9 37,25
44,1
35.8 29.9
Apr.,
65,00
40,7
8,-
51,6
10,25
54,0
1414
33,7 9,725
27,1
13
21,2
-14,5
12,6
3,975
21,2
36,50
43,2
35.6 29.8
Mei
,,
65,00
40,7
8,-
51,6
10,25
54,0
1513
35,9 9,525
26,6
13
21,2
-14,5
12,6
3,65
19,5
37 43,8
35.2 29.9
Juni,,
68,00
42,6
7,75 50,0
10,-
52,6
1711
40,2 9,90 27,6
13
21,2
-14,5
12,6
3,85
20,5
36,50
43,2
35.3 31.0
Juli
,
71,25
44,6
7,-
45,2
9,25
48,7
1711
40,2
10,47
5
29,2
13,12
5
21,4
-14,75
13,3
3,70
19,7
36,25
42,9
35.9
31.1
Aug.,
73,25
45,9
181-
42,4
10,825
30,2
13
21,2
-14,625
13,0
3,55
18,9
36,75
43,5
36.2
31.1
7 Sep.,
78,00
48,8
1918
8
)
46,3
II,-
30,7
13
21,2
-14,6875
13,2
3,62
5
19,3
37,25
6)
44,1
36.7 32.2
1
,,
78,00
48,8
1
111,50
32,1
1
13
21,2
-14,75
13,3
1
3,50
18,7
31.4 32.6
B.
Alle
Pondennoteeringen vanaf
21
Sept.
1
31
zijn
op
goudbasis
omgerekend;
de
Dollarnoteeringen vanaf
20
April
’33
zijn In
verhouding
van
de depreciatie
ii
den Dollar t.o.v. dsn Gulden verlaagd.
.
–
art. 16 van haar octrooi verstrekt
Schatkistbiljetten in omloop………
Schatkistpromessen in omloop ……
Zilverbons in omloop …………….
Schuld op ultimo Juli 1936 aan de
gem. weg. a. h. uit te keeren hoofds. d.
pers, bel., aand.
1.
d. hoofds. d. grondb.
e. d. gem. fondsb. alsm. opc. op dle
bel, en op de vermogensbelasting
Schuld aan Curaçao
1)
…………….
Schuld aan het Alg. Burg. Pensioenf.’)
Id. a. h. Stsatsbedr. der P.T. en T.
1)
Id. aan andere Staatsbedrijven
1)
…
Id. aan diverse instellingen
1)
………
1)
In rekg.-crt. met’s Rijks Schatkist.
NEDERLANDSCH-INDISCHE
f435.012.000,-
f440.402.000,-
97.490.000,-
•
86.000.000,-
1.167.702,50
,,
1.166.688,-
1.022.160,47
»
891.014,04
353.067,96
,,
85.205,49 77.012.939,17
,,
90.686.900,62
2.790.000,-
2.790.000,-
104.049.384,36
104.059.468,06
VLOTTENDE SCHULD.
674
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
16 September 1936
KOERSEN TE LONDEN.
Plaatsen en
Landen
Nofeerings-
eenheden
29
Aug]
1936
5Sept.
1936
7
1
12
Sept.
LaagsteHoogste
1936
12Sept.
1936
Alexandrië..
Piast. p.
97%
97X
97%
97%
97%
Athene
….
Dr. p.
529
530 530
531
531
Bangkok….
Sh. p. tical
1110k
1110
T8W
11108
1110
T8W
‘I’°TT
Budapest’)..
Pen. p.
£
27
27
26
28
27
BuenosAires’
p.pesop.0
17.90 17.871
17.70 17.90
17.75
Calcutta
. . . .
Sh. p. rup.
116%
1/6%
1/63/82
11661
33
1/6%
Constantin..
Piast. p.
£
628 628 628
630
630
Hongkong
. .
5h. p.
$
112
29
1
s
,
1/2291
33
1/21,
113
112251
33
Sh. p. yen
1f2%
112%
112
1
1
53
1I2
8
1
112%
Kobe
…….
Lissabon….
Escu.p.0
110% 110%
110
110%
110%8
Mexico
.
..
.
$
per
£
18.40 18.40 17.90
18.90
18.40
Montevideo
8
)
d.per
25
25% 25%
26%
26
Montreal
. .
$
per £’
5.03
5.03%
5.03% 5.06%
5.06
Riod.Janeiro
d. per Mil.
21V
16
21y
lr
2251
33
2
27
1
52
2′
Shanghai
..
Sh. p.
$
112
15
1
33
112
18
/
1/2%
1/2%
112%
Singapore
. .
id. p.
$
214
6
1
33
214
5
1
2/4%
214%
214
6
1
33
Valparaiso 6).
$
per
£
131%
131%
131%
131% 131%
Warschau ..
Zl. p.
£
26% 26%
26%
27%
26%
1)
Offic. not. 5
Aug.
1671,:
II
Seot.
17. 21
Offie.
not.
15
laten. eem.
not..
welke imp. hebben te betalen 28 Aug. 17.Ô3; 31 Aug. 17.02; 2
pt. 17.00
3)
Offic. not. 29 Aug.
38
3
1
4
; 3
Sept. 38J9;
4
Sept. 38
3
14;
5 Sept. 38
11
116;
10 Sept. 38
1
12.
4)
Id. II Mrt. 1935
4114.
5)
90 dg. Vanaf 28 Aug. laatste
•
export” noteering.
ZILVERPRIJS
GOUDPRIJS
8)
Londen’)
N.York3)
Londen
8 Sept. 1936..
19%
44%
8 Sept. 1936…,
1371101
9
,,
1936..
19%,
44%
.9
,,
1936…,
137151
10
,,
1936..
19%
44%
10
,,
1936.,.,
13717k
11
,,
1936..
19%
44%
11
,,
1936….
137161
12
,,
1936..
19K6
–
12
,,
1936.,..
13716
14
,,
1936..
19K6
44%
14
»
1936….
13715
16 Sept. 1935. . 29%
65%
16 Sept. 1935….
14015
27 Juli
1914..
24194
59 27
Juli
1914….
84110%
1)
in pence p. oz. stand.
1)
Foreign silver
In $c. p. oz. fine.
3)
105h.
paz. line
STAND VAN_’8_RIJKS_KAS.
V 0
r ae r
1
fl
ge n.
1
31
Aug 1936
1
7 Sept. 1936
Saldo van ‘s Rijks Schatkist bij De Ne-
37.909.650,67
f
43.983.446,56
Saldo b. d. Bank voor Ned. Gemeenten
•
442.870,45
•
697.682,48
Voorschotten
op
ultimo
Juli
1936
.
a(d. gemeent. verstr. op a. haar uit te
keeren hoofds. der pers, bel., aand. in
de hoofds. der grondbel. en der getn.
fondsbel., alsmede opc. op die belas-
derlandsche Bank ……………….
f
tingen en op de vermogensbelasting
,,
1.114.030,86
,,
1.114.030,86
Voorschotten aan Ned.-lndië ………
,,
87.505.451,01
,,
92.525.477,16
Idem
aan
Suriname ………………
12.479.200.73
,,
12.481.764,81
Kasvord.weg.credietverst.alh. buitenl.
,, 116.818.111,23
,, 116.538 344,40
Daggeldleeningen tegen onderpand..
der
,,
3.000.000,-
.
–
Saldo
postrek. v. Rijkscomptabelen
….
30.263.819,49
.
35.709.971,85
,,
l.417.108,71
Vord. op andere Staatsbedrijven
1)
……1.868.099,14
Verstr. ten laste der Rijksbegr. kasgeld-
.
leeningen aan gemeenten (saldo)…
,,
4.281.210,52
,,
34.031.210,52
Verolichtingen
1
NEDERLANDSCHE BANK.
Verkorte Balans op 14 September
1936.
Activa.
Binneni.
Wis-f
Hfdbk.
f
19.901.483,55
sels, Prom..
Bijbnk.
,,
349.426,08
enz.indisc.Ag.scb. ,,
2.181.573,16
f
22.432.482,79
Papier
o.
h. Buitenl. in disconto
……,,
–
Idem eigen portef.
f
2.207.000,-
Af: Verkochtmaar voor
debk.nognietafgel.
–
2.207.000,-
Beleeningen ‘IHfdbk.
f
81.563.982,993)
mcl.
vrsch.
J,Bbflk
.
in rek.crt.(AffBCh
5.024.955,46
op
onderp.J
,,
32.959.215,59
f
119.548.154,04
Op
Effecten……
f
115.871.825,23
1
)
Op
Goederen en Spec.
,,
3.676.328,81
,,
119.548.154,04
1
)
Voorschotten a. h. Rijk
…………..
Munt, Goud
……
f
123.604.835,-
Muntmat., Goud
..
577.592.753,68
f
701.197.588,68
Munt, Zilver, enz.
,,
21.290.525,36
Muntmat., Zilver..
–
,
722.488.114,04e)
Belegging van kapitaal, reserves en pen-
sioenfonds
……………………
39.512.272,13
Gebouwen en Meub. der Bank
……..
4.600.000,-
Diverse rekeningen
………………,,
4.878.241,75
Staatd. Nederl. (Wetv.27/5/’32,
S.
No. 221)
,,
11.958.329,12
f
927.624.593,87
Pa88iva.
Kapitaal
……………………….
f
20.000.000,-
Reservefonds
……………………
3.105.769,04
Bijzondere
reserve
……. ….. ……
,,
6.300.000,-
Pensioenfonds
………………….
10.291.349,41
Bankbiljetten in omloop …………..
,,
760.678.665,-
Bankassignatiën in omloop
……….,,
11.859,76
Rek.-Cour.f Het Rijk
f
48.411.406,97
saldo’s:
‘I,
Anderen,,76.775.648,92
125.187.055,89
Diverse rekeningen
………………
,,
2.049.894,77
f
927.624.593,87
Beschikbaar metaalsaldo
…………
f
368.563.868,43
Minder bedrag aan bankbiljetten in om-
loop
dan waartoe de Bank gerechtigd
is ,,
921.409.67
1,-
Schatkistpapier, rechtstreeks bij de Bank ondergebracht
………………..
Waarvan aan Nederlandsch-lndië
(Wet van 15Maart 1933, Staatsblad No. 99)………..
f
68.518.450,-
Waarvan in het buitenland ………………………
29.894.097,67
Voornaamste posten in duizenden guldens.
1
Goud
1
1
Andere
1
Beschikb.
1
Dek-
Data
1
ICirculatiei
opeischb.I
Metaal.
Ikings
1
Munt
1
Muntmat.I
1
schuldenl
saldo
perc,
14 Sept:’36I123605I
577.593
760.6791125.199
368.564
80
7
,,
‘3611256041
570.608
766.3041115.837
1
365.227
80
25Juli’14
65.703J
96.410
310.437J
6.198
43.521
54
1
Totaal
1
Schatkist-
I
Belee-
Papier
Divi.
Data
I
bedrag
I
disco nto’slrechf
promessen
I
streeks/
nin
g
en
het
b,itenl.
reke-
ningen
3
)
14 Sept. 1936
22.432
1
–
119.548 2.207
4.878
7
,,
1936
22.788
1
–
I
119.524
2.192
5.633
25 Juli
1914J
67.947
–
1
61.686 20.188
509
1
1 Onder de activa.
–
/
1.407.000,-
Saldo Javasche Bank …………………
Saldo b. d. Postchèque- en Girodienst
/
266.000,-
,,
383.000,-
Verplichtingen: Voorschot’s Rijks kas e.a. Rijksinstell.
92.525.000,-
,
93.316.000,-
Schatkistpromessen in omloop …….
,,
4.250.000,-
,,
4.250.000,-
Schatkistbiljetten in omloop ………
2.000.000,-
,,
2.000.000,-
Schuld aan het Ned.-lnd. Muntfonds.
.
,,
1.264.000,-
,,
1.264.000,-
Idem aan de Ned.-lnd. Postspaarbank.
..
,,
822.000,-
,
982.000,-
Belegde kasmiddelen Zeltbesturen…..
850.000,-
,,
850.000,-
Voorschot van de Javasche Bank …
275.000,-
–
1)
Betaalmiddelen in ‘s Lands Kas op 15 Aug. 1936
t 48196.000,-.
SURINAAMSCHE BANK.
Voornaamste posten in duizenden guldens.
Data
Metaal
Cl
„
:
.
1 rcu-
atie
dere
opeischb.
schulden
Discont.
,g
ID
,
,,1
YÇk”
15 Aug.
1938..
732 1.088
500
632
1.435
8
.
1936..
732
1.179
530
631
1.450
1
,,
1936..
737
1.228
533
631
1.498
25 Juli
1936..
736 1.063 507 630
1.481
18
,,
1936..
737
1.070 506 617 1.469
1 Juli
1914..
645
1.100
560
735
396
3)
Sluitp. der activa.
JAVASCHE BANK.
Data
1
Goud
I
Zilver
1
Circulatle
1
1
schulden
1
saldo
12 Sept.’36
8
)
106.760
160.380
24.770
32.700
5
,,
1
362)
107.350
160.090
21.820 34.586
15Aug.1936
.064
19.668 159.765
25.038
33.811
8
,,
1938
88.064
1
20.060
161.408 22.132
34.708
25 Juli1914
22.057
31.907
110.172 12.634
4.842
Data
I
Wissels,
1
I
bulten
1
Dis-
1
Belee-
I
Diverse
reke-
I
Dek-
kings-
I
N.-!nd.
1
cônto’s
ningen
ningen’)
percen-
1
betaaib.
1
1
take
73.370
13.280
58
70.800
–
13.400
59
11.301
55513
10.400
58
11.325
53.420
10.429
59
7.259 75.541
2.228
44
ers telegrafisch
ontvangen.
12Sept.’362)
2.350
5
,,
1
36
2
)
2.120
15 Aug.1936
2.370
8
,,
1936
2.659
25 Juli1914
6.395
1)
Sluitpost acliva.
2)