10 OCTOBER 1934
AUTEURSRECHT VQORBEHOUDEN
Economi*schi
‘
Stati*stsche
Be
‘ri*cht
‘
en
ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER
ORGAAN VOOR DE MEDEDEELINGEN VAN DECENTRALE COMMISSIE, VOOR DE RIJNVAART
UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT
19E
JAARGANG
.
WOENSDAG 10 OOTOBER 1934
No. 980
NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT.
Curatoren: Mr. G. Vissering, Voorzitter; Ir. A. Plate,
Onder-Voorzitter; Mr. K. P. van der Mandele, Penning-
meester;
Mr. P. Hofstede de Groot; Jhr. Mr. L. H. van
Lennep; L. H. Mansholt; Mr. R. Mees; E. D. van Walree;
Ch. J. I. M. Walter; ,C. J. P. Zaalberg.
• ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN.
COMMISSIE
VAN ADVIES.
Prof. Mr. D. van Blom; Jhr. Mr. L. H. van Lennep; Mr. K. P. van der Mandele;
Prof.
Dr. N. J. Polak;
Mr. Dr. L. F. H Regout; Dr. E. van Welderen Baron
Rengers; Jan Schilthuis; Prof. Mr. F. dé Vries.
Gedelegeerd lid: Prof. Mr. Dr. G. M: Verrijn Stuart. Redacteur-Secretaris: Dr. H. M. H. A. van der Valk.
Secretariaat: Pieter de Hoochweg 122, Rotterdam. Telefoon Nr. 35000. Postrekeiing 8408.
Advertenties f 0,50 per regel. Plaatsing bij abonnement
volgens tarief. Administratie van abonnementen en adver-
tenties: Nijgh van Ditmar N.V., Uitgçvers, Rotterdam,
Amsterdam, ‘s-Gravenhage. Postchèque- en giro-rekening No.
145192:
Abonnements prijs voor het’ weekblad franco p. p. in
Nederland f 20,—. Buitenland en Koloniën f23,— per
jaar. Losse nummers 50 cents.. Economisch-Statistisch
Kwartaalbericht f 1.—. Leden en donateurs ontvangen
liet weekblad en het Kwartaalbericht gratis en een reductie
oii de verdere publicaties.
O
Aangeteekende stukken: Bijkantoor Ruigeplaatweg;
–
-‘.
–
INHOUD.
‘
Blz.’
DE GEMEENTEN EN
DEOPENÈARE MEENING
door
J.
Hasper 882′
Beleggen ‘in effecten door
L. W. E. Rauwenhoff ……. 884
De handelsbetrekkingen tusschen Britsch-Indié en Japan
door.
Mr. D.
J.
Hulshoff Pol …………………..886
Opleiding tot verkooper in den detailhandel door
Mej.
Dr: Etse Herzbarg …………………………..887
De resultaten der devaluatie-politiek in het eerste half-
jaar
1934 III
(Slot) door
Dr.
J.
G. Stridiron ……889
De Indische middelen over Juni
1934………………891
AANTEEKENINGEN:
Naar devaluatie van den’ Gulden
..
‘
……………
893
–
De iiidustrialisatie van Japan…………………
894
–
Koffie-statistiek over September
1934
.. ………..
895
Raming van de Europeesche bietsuikerproductie…
.
895
BOEKAANKONDIGINGEN:
•
Dr. Ernst Schultze. Die Entwicklung der Welttounage
iüi Zusammenhang luit dein Welthandelsvolumen
bespr. door
Ir. J. W. Bonebakker
……………
895
MAANDCIJFERS:
–
Hypotheekrente in Nederland ………………..
896.
Giro-kantoor der Gemeente Amsterdam…………
896
Overzicht van de Indische middelen ……………..
897
STATISTIEKEN
………….:. ……………..
897-900
Geldkoersen.
–
Wisselkoersen.
–
Bankstaten.
9
OCTOBER
1934.
Van da. geidmarkt valt bijna geen verandaring te
melden. Men betracht een weinig terughouding in
verband met de interpretatie van het’ in de Dluitsche
overeenkomst bepaalde over de ‘betaling van ‘accepten,
die reeds voor 24 September waren geaccepteerd.
]
–
Iet diiconto ‘blijft dan ook stijf op 4I pOt. Prolon-
gatie en call onveranderd.
* *
*
– Op de wisselmarkt trok de verdere daling van het
Pond nog ‘steeds de belangstelling. De oorzaak schuilt
nog steeds in dè doorloopende vraag naar Dollars
in Londen, waar ook van speculatidve zijde aankoo-
pen worden gedaan, waardoor de prijs van 4.93 ,tot
4.91%I is ogelooiien, na voorbijgaand zelfs op 4.90%
te zijn ‘geweest. Er
blijft
in Londen ook nog groote
vraag naar Fransche Francs ‘bestaan en niettegenstaan-.
de de contrôle geregeld in de markt is, is de koers van
.74.25 ‘tot 74.05 ‘gestegen. De.Dollarkoers hier te lande
is bijna niet veranderd en schommelt rond de 1.46
°
11.a.
De Pondenkoers m6et’hierdus flauw zijn; van 7.23
is hij dan. ook op
7.20%
teruggegaan. De Fransche
Franc is een weinig opgeloopen: 9.72%-9.73. Bel.ga’s
hliSven zich rond het goi.d-invoerpuiit bewegen:
34.45. De Mark handhaafde ‘zich op het verhoogde
peil: 59.32%1, met een beperkte markt. Zeer aange-
boden waren Reisterrnarken, die beduidend terug-
liepen. Tsjecho-Kronen waren vaster 6.16. De Scan-
‘dinavische koersen maken de beweging van het Pond
mede.. De Peseta’ bleef onverinderd ondanks de woe-
lingen: 20.’16. Oanadeesohe Dollar’s rond de. 1.50. Ar-
geutijnsche Pesos zijn eerder iets aangetrokken 38%.
Op de termijnmarkt is maar weinig veranderd. Het
disagio voor Ponden’ en Dollars wijzigde zich ‘bijna
niet. Aanehoden ‘varet B’slga”s op drie-maandsieve-
ring, die ca. 30 c. onder. kassa noteerden. Ook Peseta’s
op latee levering waren lager, ni: 35 p. onder contant.
G’oud’baren noteeren hooger, en.
f
1651. Sovereigns
en Fa’g1es onveranderi’
882
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
10 October 1934
DE GEMEENTEN EN DE OPENBARE
MEENING.
Van de ‘begrootin’gsdrift, die in het najaar zulk
een fleur aan het gemeentelijke leven pleegt te geven,
is dit jaar al heel weinig te bespeuren. Er heerscht
een rust, die na de sombere voorspellingen voor het
jaar 1935 weldadig aandoet. Men komt in een betere stemming, die hare rechtvaardiging schijnt te vinden
in de berichten, die er melding van maken, dat ver-
schillende gemeenten hare begrootingen zonder ‘be-
lastingverhooging sluitend kunnen maken, ja zelfs
tot belastingverlaging kunnen overgaan.
Dit alles is slechts schijn. Want in gemeenten, die
nog geen topbelastiugen kennen, zullen de gemeente-
lijke belastingen ingevolge de wet tot regeling van
de werkloosheidsuitgaven worden opgevoerd, niet ten
behoeve van die gemeenten, maar ten bate van het
werkloosheidssubsidiefonds. Wanneer de besturen van
bedoelde gemeenten nu mededeelen, dat zij de belas-
tingen niet behoeven te verhoogen, dan wil dat zeg-
•gen, dat de belastingen niet nog eens extra ten be-
hoeve van de gemeente zullen worden verzwaard;
m.a.w. dat met de wettelijke verhooging kan worden
volstaan. En van een verlaging• zal slechts sprake
kunnen zijn, indien die verlaging de wettelijke ver-
hooging overtreft.
Is dit voor den niet ingewijde misschien een beetje
ontgoochelend, ook de ruat zal een illusie
blijken
te
zijn, omdat de begrootingen, in plaats van gepubli-
ceerd, naar de provinciale griffies zijn overgebracht
ten einde aldaar te worden bestraald, geopereerd en
‘gemasseerd. Slechts enkele, die aan bepaalde eischen
voldoen, worden vrijgegeven, met de mededeeling –
die men reeds in verschillende berichten heeft kun-
nen aantreffen – dat de begrooting in den gemeen-
teraad kan worden behandeld. Patiënten met verbor-.
gen kwalen of met vliegende tering blijven in dat
sanatorium, zoodat men deze niet kan zien. Slechts’
van de familie kan men iets te weten komen.
Binnenkort zullen degenen, die in het gemeentelijke:
leven belang stellen, worden geschokt door de enorme
1
schuld, die op de gemeenten drukt.
De laatste publicaties; die tot de verbeelding van
het publiek hebben gesproken, zijn gedaan bij het
rapport van de Commissie-Welter. Deze ‘heeft op
blz. 46 van haar rapport na de hoofdjes ,,Wantrou-
wen in het gemeentelijk financiëel beleid” en ,,Stij-
ging der gemeenteschuld” geschreven: ,,De gemeen-
teschuld stijgt in onrustbarende mate en in tijden
van dalende conjunctuur als wij thans tegemoet gaan,
zullen de rente en aflossingslast een der meest be-
zwarende posten op het gemeentelijk budget gaan
vormen. De totitle gemeentesc’huld bedroeg in 1919
‘omstreeks . f850 millioen. Tien jaren later is zij,
reeds boven de
,f
2100 millioen gestegen, d.w.z. een
vermeerdering van meer dan 150 pot. De Rijksschuld
steeg in diezelfde periode met omstreeks 10 pOt.”
In een ook overigens zeer lezenswaard rapport van
de adviesciub voor de gemeentefinanciën van den
Ned. Bond van gemeente-ambtenaren in We’kblad
No. 1625 is er de aandacht op gevestigd, dat deze
voorstelling van zaken niet juist was, o.a. omdat bijl
de vergelijking tusschen de schuldbedragen 1919 en’
1929 niet was vermeld, dat de Rijksvoorschotten voor
den woningbouw in 1919 niet, doch in 1929 wel (van:
1924 af) tot de gemeenteschulden waren gerekend.
De schuidvermeerdering ‘bedroeg in die 10 .jaar dan
ook niet 150 pOt., doch 78 pOt. of
f
665 millioen,
‘hetgeen in het ‘geheel niet zoo verontrustend is, wan-
neer men factoren van bevolkingstoeneming, uitbrei-
ding van dé bedrijven, enz. enz. laat medetellen. Ove-
rigens is het met het oog op de vergelijking, die met
het percentage van. de toeneming van de Rijksschuld
is gemaakt, nog steeds te betreuren, dat de Commissie geen absolute cijfers heeft genoemd. Volgens het Sta-
tistisch Zakboekje 1933 bedroeg de nationale geves-tigde schuld in 1919 f1.850.588.000. In 1929 zou de
schuld volgens de Commissie met 10 pOt.
zijn
toe-
genomen. Dat zou dan zijn ruim f 185 millioen. Vol-
gens de ‘opgaaf van het statistisch bureau was de
schuld in 1929 evenwel opgeloopen tot f 2.585.756.000,
dus met ruim f 735 millioen. Wat moet men hier-
van nu denken?
Beschouwingen, die de gemeenten veel kwaad heb-
ben gedaan, kwamen in het rapport meer voor. Op
blz. 44 ‘heeft de Commissie ‘b.v. een staatje opgeno-men van de stijging van de gewone uitgaven volgens
de begrootin.gen van alle gemeenten tezamen. Hoe-
wel deze gegevens
blijkbaar
waren overgenomen uit
de Statistiek der gemeentefinanciën, werd de bijbe-hoorende toelichting niet opgenomen ‘doch zelf ge-
maakt en wel in deze bewoordingen: ,,In bovenstaand
overzicht trekt vooreerst de aandacht, dat telken jare
de uitgaven volgens de rekeningen zeer belangrijk
hooger ‘zijn ‘dan volgens de begrootingen. Dit wijst ôf
op oianauwkeurige of geflatteerde ramingen, ôf op een
onvoldoende ibegrootingsbewaking.” Doch het Centraal
Bureau voor de Statistiek gaf een veel redelijker
verklaring en merkte op: ,,Evenwel zijn de verschil-
len tusschen de oorspronkelijk geraamde en de werke-
lijke inkomsten
grooter
dan de verschillen tusschen
de oorspronkelijk geraamde en werkelijke uitgaven.”
Gelukkig zijn deze scheeve voorstellingen al weer wat
vergeten en wordt het
gemeentelijke
beleid lang-
zamerhand met grootere kennis van zaken beoordeeld.
Dit laatste blijkt evenwel nog niet uit de beslissing
van de Regee’ring, volgens welke voor iedere ‘gemeente
jaarlijks zal worden uitgerekend, ‘hoeveel de schuld
per inwoner in verhoudin’g tot de draagkracht per
inwoner ‘bedraagt. Dergelijke berekeningen kunnen op
vele manieren worden gemaakt. Men kan nemen het
totaal der schuld, men kan splitsing maken tusschen
schuld, aangegaan voor productieve en improductieve
werken en tusschen schuld, belegd in rendabele of
niet-rendabele objecten. Voorts zal men
bij
de bereke-
ning van ‘de schuld per hoofd der bevolking in aan-
merking kunnen nemen of de werken, waarvoor de
schuld werd aangegaan, voor een grooter gebied van
nut zijn, zoodat men bij het medetellen van de schuld,
rustende ‘op een waterleiding, een electriciteitsbedrijf,
eerst een vermindering kan toepassen in evenredig-
hei’d met het aantal inwoners, dat in de exploitatie-
lasten bijdraagt. Ook zal men voor een billijke beoor-
deeling tegenover de schuld de waarde van gemeen-
telijke bezittingen mogen stellen, wat wel heel sterk
spree’kt ten aanzien van de eigendommen, die
bij
een
grondbedrijf zijn ondergebracht.
Nu is in de Wet van 22 December 1933 (S. 715) tot steun aan noodlijdende gemeenten bepaald, dat
iedér jaar zal worden berekend, in welke verhouding
de schuldenlast van elke gemeente ‘staat tot de draag-
kracht dier gemëente, en dat, wanneer deze verhou-
ding te ongunstig is, de Ministers van Financiën en
Binnenlandsche Zaken, na Gedeputeerde Staten te
hebben gehoord, het bedrag zullen vaststellen, dat in
het volgende begrootingsjaar ten laste van den kapi-
taaldienst mag worden gebracht. De nadere uitwer-king is gegeven bij den Algemeenen Maatregel van
Bestuur van 27 3uli 1934 (S. 445), waarbij wordt
voorgeschreven, dat jaarlijks
de schuld per inwoner
zal worden uitgedru’kt in een percentage van de
draagkracht per inwoner. Voor de berekening mag
worden afgetrokken alle schuld, welke ten ‘behoeve
van rendabele
bedrijven
is aangegaan. Deze wordt
dus niet medegerekend. De andere schuld echter, zoo-
mede die, welke rust op de bedrijven, die (tijdelijk)
met verlies werken, telt voor 100 pCt. mee.
Dit voert natuurlijk tot eigenaardige consequenties,
in welk verband slechts zij gewezen op de ‘mogelijk-heid van een enorme toeneming, eventueel afneming
van ‘de schuld van jaar op jaar, zonder dat opnieuw
geleend resp. extra zou zijn afgelost, wanneer nl. een
niet-rendabel bedrijf winst gaat afwerpen of wan-
neer, een verliesgevend bij een winstgevend bedrijf
wordt ondergebracht. De schuld wordt dan geredu-
10 October 1934
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
883
ceerd, tot 0, telt ‘dus niet mede. Ook zal de schuld,
welke voor woningbouw is aangegaan en welke door
de Regeering geacht wordt op de gemeenten te druk-
ken, voor 100 pOt. medetellen, ook al zouden de
woningen rendabel worden geëxploiteerd, aangezien
yoor het woningbeheer geen bedrijven naar de for-
meele regeling van de gemeentewet in het leven zijn
geroepen. Dit zou allemaal nog veel verder kunnen
worden tiitgewerkt, maar het is
zoo
zeker wel vol-
doende om het ondeugdelijke van dezen grondslag van
vergelijking vast te stellen.
Even vreemd staat het met de draagkrachtbereke-
ning. Bij •de Wet op de financiëele verhouding tus-
schen het Rijk eu de gemeenten is de draagkracht
van de gemeente ‘gesteld op het gemiddelde
inkomen
per inwoner en per aangeslagene in de belasting. Dit
was wel niet volledig en is bij de nieuwe berekeningen
voor de uitkeering’en uit het Gemeentefonds en het
erkloosheidssubsi
,
diefonds dan ook veranderd, maar
voor de vergelijking
met de schuldenlast zou de maat-
staf toch bruikbaar zijn, mits oo’k met het gemiddelde
verniogen rekening zou worden gehouden. Volgens het
nieuwe voorschrift zal voortaan, in plaats van ‘het in
komen der in’gezetenen, een bedrag worden aange-
nomen, dat, gezien van de zijde van de inkomsten der
gemeenten, het kleinste ‘deel van cle middelen vormt.
De ‘bedoeling is nu,
dat de eene verkeerd berekende
grootheid in een percentage van het andere verkeerde
gegeven wordt uitgedrukt.
En dat getal zal dan maat-
staf moeten zijn hij een Regeeringsbeslissing!
Wat dit in de praktijk zal beteekenen is met een
paar voorbeelden aan te toonen. Gesteld, •dat een ge-
meente met 50.000 inwoners een schuld heeft van
f
30 millioen, waarvan
f
20 millioen niet rendabel is (althans in den zin van het Kon. besluit), dan zal
worden aangenomen een schuld per hoofd der bevol-
kin’g van
f
400. Stelt men nu de draagkracht op het
bedrag, dat als grondslag dient hij de wet op de finan-ciëele vei’houding, b.v. op
f
3000, clan is de schuld,
uitgedrukt in een percentage van •de draagkracht
13,3 pOt. Neemt men echter als drai7gkracht het aan-
gewezen deel van de gemeentelijke inkomsten per
hoofd der bevolking, ni.
f
40 dan is de schuld 1000
pOt. van de draagkracht.
En hoe staat het Rijk er voor? Volgens het Sta-
tistisch Zakboek 1933 is de totaal opbrengst van de
Rijksbelastingen geraamd op
f
459.346.000, of
f
56,13
per inwoner. Slechts een deel mag in aanmerking ko-
men; telt men dus samen de opbrengst van de dividend-
en tantième-belas’ting, de Rijksinkomstenbelasti’ng, de vermogensbelastin.g, de rijwiel- en de wegenbelasting,
dan komt men tot een totaal van
f
108.500.000 of
f
13,25 per inwoner. De natjonale gevestigde schuld
bedraagt
f
2.470.833.000 of
f
301,93 per inwoner, ‘zon-
der medetelling van de kasschuld, waartegenover ook
niets is afgetrokken wegens schuld, rustende op de rendabele Rij’ksbedrijven. Dan is de schuld, uitge-
drukt in een percentage van de draagkracht 2279.
Zou men, evenals bij de gemeenten, een draagkracht
van
f
40 p.i., willen aannemen, wat nog heelemaal
niet zeker is, dan is het percentage 754; bij een
draagkrac’ht per inwoner van
f
3000, ruim 10,6 pOt.
Dit alles doet denken aan het misverstand, dat
zich kan voordoen als een agent van den meteorolo-
gischen dienst, die de temperatuur in graden Oelsius
pleegt te noemen, in plaats van 0 bij wijze van grap
de ‘schaal van Fahrenheit volgt en 32 op’geeft, waar-
door de dienst denkt, dat een temperatuur is bereikt,
clie ook met 88° F. wordt aangeduid.
En waar is dat nu allemaal voor noodig? Een ob-
jectieve maatstaf bieden de cijfers niet, tenzij men
als norm wil aannemen, dat de gemeenteschuld p.i.
500 pOt. van de draagkracht p. i. mag zijn. Maar
waarom dan ‘geen 2000 pOt. of 10 pOt.? In het hoven-
gegeven voorbeeld zou de Regeering kunnen zeggen,
dat de schuld ‘gehalveerd moet worden, maar ivan-neer de niet volledig rendabele bedrijven inmiddels
rendabel worden of bij een winst’gevend ‘bedrijf wor-
den ondergebracht, telt de schuld niet meer mee en
is halveering niet meer noodig. Van objectiviteit kân
geen sprake zijn, omdat de vraag, wat rendabel is
‘en wat niet, tenslotte toch niet objectief kan worden
‘vastgesteld, terwijl de vraag, of de verhoudin’g on-
gunstig is, ook naar subjectieve inzichten moet wor-
d’en beantwoord.
Maar wel staat vast, dat wanneer de Regeering de’
cijfers zou ‘gaan publiceeren, de ‘groote gemeenten door
-niet ter zake kundigen uitermate onbillijk zullen
worden beoordeeld. Hoe weinigen zullen hij het ‘hoo-
‘ren van de percentages, berekend voor groote en voor
kleine gemeenten, er op bedacht zijn, dat aan groote
gemeenten andere eischen worden geteld en dat cle
kleine op de groote zijn aangewezen waar het be-
(‘treft: ‘middelbaar- en hooger onderwijs, nijverheids-
onderwijs, zieken- en krankzinnigeuverpleging, groote
waterstaatswerken (‘havens), politie, enz. Terwijl de
rbegrootingen van de kleinere gemeenten werden ont-
last door het wegenfonds, ontvangen de groote ge-
meenten, die ha’ar eigen wegennet moeten aanleggen
en onderhouden, niets. Wel moeten ‘zij gelden opne-
• men voor kostbare stadsverbeteringen, die door de
rweggebruikers worden ‘geëischt op ‘grond van hun
bijdrage in de belasting, waarvan de groote gemeen-
– ten niets ontvangen.
De berekening is nergens voor noodig. Het doel wordt veel beter en eenvoudiger bereikt als de ge-
meenten er in voorkomende gevallen zelf op toe zien, dat gedurende eenige jaren minder wordt geleend dan
afgelost. Dat is de praktijk van de laatste jaren. En
zouden de gemeentebesturen op die zaken geen acht slaan, dan zouden Gedeputeerde Staten langs volko-
-men normalen weg, voor of naar aanleiding van het
voteeren van nieuwe credieten voor kapi’taalsuitgaven,
een rem kunnen aanleggen.
• Wel kan men ‘zeggen: de wal keert ook hier het
schip, de ondeugdelijkheid van de grondslagen der
– vergelijking zal blijken, de wereld draait door. Maar de Regeerin’g, die zelf het begrijpen van de moeilijk-
heden van het Rijk op prijs stelt, doch die van de
‘gemeenten niet kent getuige de gang van zaken
met betrekking tot de regeling van de z.g. uitgestoo-iten bedragen – had dit voorschrift niet mogen geven.
lWan’t wanneer men gemeenschappelijk moeilijkheden
cwil overwinnen, moet men beginnen met wederzijdsche
– waardeering; dan wordt de critie’k verzacht of wordt
zelfs geheel gezwegen.
– Nu staan de ‘gemeenten en in het bijzonder de
fgroote gemeenten door de uitvoering van dit Kon.
• besluit weer voor een verkeerde beoordeeling, die
• haar credietwaardigheid ‘geefl goed zal doen. De ge-
i’meenteu, die de lasten dragen, de gemeenten, waar-
van men altijd nog meer verlangt. De gemeenten, die
door het Rijk op alle mogelijke wijzen zijn geplukt;
die de werkloozensteun moesteii betalen; die bepaalde
bedrijfswinsten hebben moeten opvoeren door de loo-
‘nen te verlagen, maar de tarieven toch niet konden
aanpassen, omdat ‘het Rijk ten laste van •de gemeen-
ten liet en ‘bracht wat ten laste van het Rijk had be-
hooren te komen. Het Rijk, dat na al wat de gemeen-
ten ook door de bedrijfswinsten in de algemeene on-
kosten hebben bijgedragen, met overdreven fiscaliteit de omzetbelasting eischt. Het Rijk, dat beslag legt op
cle ‘gelden, ‘die de gemeeuten aan de pensioenfondsen
bijdragen. En dan schreef de Oominissie-Welter aan
II. M. ‘de Koningin: deze gemeentelijke paupers.
1)
Hot wordt toch zoo moeilijk nog te gelooven.
J. HASPER.
1)
Op •bl’z,
46
schrèef de Coiumissie-Welter in 1932: Tot
!usvcr was het aantal dezer gemeentelijke paupers betrek.
kelijk gering; het is geleidelijk van een 7-tal tot
14
ge-
riieenten aangegroeid; maar thans dreigt het zich sneller
uit te breiden; momenteel zijn reeds een 19-tal nieuwe
aanvragen in behandeling. In het laatste adres van de
Ver, van Ned. gemeenten wordt medegedeeld, dat in 788
onderzochte gevallen gebleken is, dat in 1935 vernioedelijk
341
gemeenten onder Rijkstoezicht zullen staan, waarvan
203 gemeenten noodlijdend.
884
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
10
October 1934
BELEGGEN IN EFFECTEN.
Het beleggen van gelden is een vraagstuk, waarbij
particuliereti en zaken zoo algemeen betrokken zijn,
dat het niet te verwondereii is, dat door de groote
moeilijkheden, clie aan dit vraagstuk verbonden zijn en de groote verliezen, die daarbij in de laatste jaren
geleden vijn, cle vraag, hoe beschikbare geldmiddelen
rnoéten worden belegd algemeene belangstelling ge-
niet.
Even veelvuldig als het beleggen van gelden plaats
vindt, even talrijk zijn echter de methoden, die daar-
bij worden toegepast en even verschillend de inzich-
ten van hen, die met •die taak belast zijn. Van een
algemeen geldende opvatting, wat de beste manier is
om gelden te beleggen kan dan ook niet wrden ge-
sproken.
Wat is het doel, .dat men met het beleggen tracht
te bereiken? In het algemeen is het dit: ,,Gelden
zoodanig te beleggen, dat daarvan een zoo goed moge-
lijke rente wordt genoten, terwijl het belegde kapitaal
in hoofdsom niet in waarde achteruitgaat.” Het is
m
de cobinatie van deze twee doelstellingen, die hij
iedere belegging opnieuw de moeilijkheid vormt. Een
zekere rente maken alleen, is niet een vraagstuk om
het hoofd over te breken. De meesten, di.e thans
334 pOt. integralen koopen kunnen practisch zeker
zijn ven de continuatie van hun rentebetalingen, maar
met vrij groote zekerheid kan worden voorspeld dat bij stijging van den rentevoet de koers dezer obliga-ties zal dalen. Evenmin behoeft degeen, die uitslui-
tend zijn geld in hoofdsorn wenscht te secureeren,
zich zorgen te maken, indien hij zijn gelden bij De
Nederlandsche Bank of bij een door hem even soliede
geoordeelde bankinstelling of spaarbank á deposito geeft. Het maken van rente, hoe wenschelijk ook in
de meeste gevaflen en hoe verkieselijk ook, indien het
met hehoüd van kapitaal te bedingen is, is m.i. geen
absolute vereischte om toch aan den eisch, kapitaal
goed te beleggen, te voldoen. Iemand, die van zijn
kapitaal geen rente heeft gemaakt, maar de waarde daarvan niet een overeenkomstig bedrag heeft zien
stijgen, heeft ook bereikt, .dat zijn oorspronkelijk ka-
pitaal niet in waarde is achteruit gegaan en dit hem
baten heeft opgeleverd, waarmede in dit geval de
hrofd4om is vermee’1erd. De vaak door particulieren
ehuldigde opvatting .dat d heurskoe.rs van geen be-
lang is, zoolang men niet behoeft te verkoopen, is niet
steekhoudend; o.a. niet, omdat behalve de rentevoet
ook het gehalte der belegging van invloed op den
koers is. Hoevele obligaties, die nimmer met rente-
betaling of aflossing in-gebreke bleven noteeren niet
belangrijk onder pan? Ook al behoeft de eigenaar
van deze minder goede obligaties niet tot verkoop
over te gaan, is het todh voor hem minder aangenaam,
dat de beurs aaa zijn obligaties een zekere mindere
waarde toekent.
Thans de vraag: Hoe beleg ik mijn geld in effecten
en hoe houd ik het belegd?
Indien men zich bij belegging in effecten op een
oogenhlik de vraag stelt, welke waarden voor aankoop
in aanmerking komen, dan is het eigenaardige, dat
het antwoord daarop steeds wisselend is. En hier treft men meteen het kardinale punt, waarom het
belegg.ingsvraagstuk zoo moeilijk is en zoo vaak tot.
teleurstelling aanleiding
,
geeft, het is
niet mogelij1
een belegging of een totaal van beleggingen te vin-
den, die zonder daarin wijzigingen te brengen in den
loop der jaren de •bij uitstek geschikte beleggingen
blijven.
De vandaag met veel zorg en op grond van nauw-
keurige studie samengestelde effectenportefeuille ver-
toont over eenigen tijd leeniten, die een correctie
noodzakelijk maken. Genoemd werd reeds de rente-
voet, die zoowel op den koers van obligaties als op
dien van aandeelen van invloed is. Dan heeft men,
om maar enkele van de belangrijkste, factoren te noe-
men, de steeds wederkeerende
tijden
van welvaart
en depressie, zoowel in de algemeene wereldconjunc-tuut, als i.n de verschillende landen, in ve.rschillend,e
takken van handel en industrie als ook ijl de ver-
schillende lichamen en bedrijven a:fzonderlijk. Het
gevolg is, dat overeen,komstige schommelingen in de
koersen van heele groepen van aandeelen en obliga-
ties en ook in die van de aandeelen en obligaties elk
voor zich optreden. Naast deze perioden, die zich
over jaren kunnen uitstrekken, heeft men de min of meet sterke tiuctuaties op korten termijn, ver-
oorzaakt door markt-techiisdbe factoren, politieke
invloeden, nieuwsberichten e.d. Er zijn voorts licha-
men en bedrijven, •die in alle opzichten gezond en
wat hun:ne winsten betreft in opgaande lijn waren,
maar die door verschillende oorzaken achteruitgaan,
terwijl weer andere, tot dusverre financiëel zwakke
en minder goed gaande lichamen, zich verbeteren en
een, opgaande lijn gaan vertoonen.
Een nauwkeurige studie van deze en verschillende andere factoren, die op het koersverloop van invloed
zijn, zooals dat o.a. op meesterlijke wijze is gedaan
door L. L. B. Angas
J),
maakt het mogelijk hij bena-
dering die oogenblikken •te bepalen, waarop aankoop
gunstig is, en evenzeer die tijdstippen, die verkoop
wenschelijk maken. Wil men eenige kans hebben
met succes te beleggen, dan is het een vereischte, dat
men sledhts tot aan- en verkoop overgaat, indien deze
factoren gunstig zijn.
Even belangrijk als het met zorg bepalen van het
oogenbli’k om tot aankoop Van een bepaald fonds over
te gaan, even noodzakelijk is het om de noodige attn-
dacht te besteden aan de vraag, welke fondsen om
dezelfde redenen voor verkoop in aanmerking komen.
Het feit, dat als regel te weinig aandacht vordt. ge-
wijd aan verkoop van fondsen en hierop niet geregeld
het oog wordt gehouden, is een van de oorzaken van
de verliezen bij effectenportefeuilles. Weinigen •zijn
,,ready sellers”, en welk een rol speelt het niet bij velen tot welken prijs indertijd een fonds gekocht
is en het feit, dat men dit nu eenmaal heeft, alsof
deze factoren van eenigen invloed zijn voor het ver-dere koersverloop van het betreffende fonds!, Ik be-
schouw het als een der eerste eiscJhen van een voor-
zichtig beheer, dat men verliezen niet ongemerkt
laat •doorloopen, maar deze zoo noodig door verkoop
tijdig limiteert. Vooral moet men er voor waken, dat
men gemaakte koerswinsten niet in verliezen laat
verkeeren. Beleggen is maar al te vaak een prijscou-
rant voor zich nemen en dan een keuze doen tot het
bedrag, waartoe men koopen wil, om vervolgens het gekochte fonds weg te ‘sluiten om er liefst niet meer
naar om te kijken. Neen, wie met succes beleggen
wil, moet wachten, an vaak met groot geduld en lang
wachten, tot het hem duidelijk is, dat voor een be-
paalde belegging verschillende factoren voor aankoop
gunstig zijn. Hoe consequenter hij zijn systeem door-
voert en hoe meer ‘hij zich daarbij aan zijn heleggin’gs-
principes houdt, des te meer kans heeft hij om op
den langen duur het doel te bereiken, dat hij zich
voor oogen heeft ‘gesteld. Als een van de belangrijkste
principes zou ‘ik daarbij willen noemen ‘slechts die
fondsen te koopen, die zoowel wat het fonds zelf als
de branche die het vertegenwoordigt betreft,
in op-
gaande
lijn
zijn. Houdt men zich daaraan niet, dan
vervalt men tot speculeeren. Want hieronder versta
ik o.a. het ‘koopemï van een fonds, niettegenstaande
het meer ‘of minder slecht is en er nog geen teekenen
van verbetering
zijn,
maar in de hoop, dat ook voor
dat fonds de verbetering wel eens zal komen en het
thans ,,laag” staat. Daarom is het als regel ook zoo
verkeerd om met koopen en verkoopen tegen den
stroom in te gaan, maar wel is het een eisch om onder
de eersten attent te ‘zijn op aan- en verkoop, izoodra
er aanwijzingen zijn, dat het getij gaat keeren, het-
geen vaak te merken is doordat insiders tot aan- en
“) L. L. B. Aligas ,,In’vestment” (MacMillan and Co. Ltd.
Londen 1930. Prijs 20 sh.).
10 October 1934
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
885
verkoop begin nou over te gaan. Als men daartoe pas
besluit, indien alle financiëeie bladen de noocizake-
lijkheici hebben aangetoond en men dag in, dag uit, cle
koersen heeft zien stijgen of dalen, clan heeft men
alle kans tot tien hoogsten koers te koopen of tot den
laagsten te verkoopen.
l3ehalve een reeks van factoren, die het koersver-
loop direct of indirect beïnvloeden en welke door
studie van economische, financiëele, of politieke om-
standigheden e.d. en van fondsen afzonderlijk kunnen
worden nagegaan, zijn er tal van invloeden en gebeur-
tenissen, die het verloop geheel anders kunnen doen
zijn dan verwacht werd. Een misoogst, een staking,
een besluit van eèn regeering inza’ke restrictie, in-
voerbelemmering ed., een kwestie van wantrouwen in
een valuta, talloos vele zijn de redenen, die iedere
voorspelling teniet doen gaan. Om de nadee-
lige gevolgen van deze invloeden tot een minimum te
beperken is een te allen tijde te handhaven verdee-
ling een eerste ‘vereisehte. Een portefeuille dus, die
in alle opzichten een risicoverdeeling geeft, zoowel
naar de landen als naar de valuta’s, naar groepen van
effecten, naar bepaalde obligaties en aandeelen wat
de oncierverdeeling dier groepen betreft, enz. enz. Ik
acht het eenerzijds gewenscht vercleeling te handha-
re
n
, ook al ziet men op een bepaald oogenblik de
noodzakelijkheid daarvan niet in, maar anderzijds
mag de zudht naar ver.deeling er niet toe leiden, om
effecten in de portefeuille op te nemen, die daarin
op een oogeublik beter niet thuis hooren.
Behalve een beperking van de kans van groote
koersverliezen, opent een goede verdeeling tevens een
grootere kans om van eveut. niet voorziene koersstij-
gingen te profiteeren, waardoor de mogelijkheid ge-
oj)nd wordt, dat onvoorziene koersdalingen en koers-
stijgingen elkaar opheffen.
In ‘het ‘kort resumeerende: Ik acht het mogelijk om,
indien men zich o.a. houdt aan de volgende hoofd-
regelen:
le. slechts te koopen, indien alle factoren zoowel
op langen als op korten termijn ‘gunstig zijn,
2e.
slechts die fondsen te koopen die ,,in opgaan’de
lijn zijn”,
3e. tot verkoop over te gaan, indien de sub 1 en 2
genoemde factoren of bepaalde redenen daartoe aan-
leiding geven,
4e. een •goede verdeeling te handhaven, te komen tot een portefeuille, die zooveel mogelijk ‘het
doel nabij komt in den aanvang van dit artikel be-schreven. Ook een zoodanige zelfs in de perfectie
beheerde portefeuille ‘zal zijn ups en •downs medema-
ken, zij zal
tijden
van grootere en kleinere rendemen-
ten hebben, maar men kan er mede een bezit bereiken,
dat steeds een behoorlijk rendement opleverende, on-
geveer zijn waarde behoudt. In ieder geval mag men
verwrachten, •dat een zoodang beheerde portefeuille
den bezitter voor groote kapitaalsverliezen behoedt
en hem ook in tijden van grootere beroering een naar
omstandigheden ,,rustig bezit” verzekert.
De omvang van dit artikel laat niet toe op het te
volgen systeem vertier in te ‘gaan dan het aangeven
van de reeds ‘genoemde hoofdlijnen. Eén punt wil ik echter nog aanstip’pe.n, iii het feit, dat ‘het voor hen,
the van de techniek van de beurs op •de hoogte zijn,
vaak mogelijk is, voordeeliger te koopen en te verkoo-
pen dan voor hen, •die zich er toe bepalen zonder
goede hulp aan- en verkooporders op te geven. Groo-
te portefeuilles hebben ‘bovendien nog ‘het voordeel,
dat ‘zij buiten de beurs om als regel op gunstiger con-
dities dan de beurskoers kunnen koopen.
Wat de uitvoering van de ‘bovenstaande wijze van
beleggen betreft mag uit de ‘ge’geven uiteenzetting wel
de gevoigtreklcing worden gemaaict, dat deze practisch
alleen uitvoerbaar is voor hen, die daarvan hun spe-
ciale vak maken en dan nog slechts voor groote por-
tefeuilles. Na de reeds gegeven .uiteenzetting van de
wijze van werken behoeft dit nauwelijks nadere toe-
lichting. Trouwens het is niet meer dan logisch, dat
iemand wiens werk of wiens ambities in geheel andere
richting liggen dan in die van het beleggin’gsvraag-
stuk, onmogelijk een zoodanig werk naast zijn ge-
wone werkkring Ican verrichten, nog afgezien van ‘le
vraag, of hij daarvoor voldoende tijd beschikbaar
heeft en of hij zich de offers wil getroosten om zich
cle noodige lectuur en tijdschriften daarvoor aan te
schaffen. Een Amerikaansche bank wijst hierop in
een advertentie aldus: ,,Are you trying to manage
two husinesses at once?”
Voor kleine portefeuilles is het om verschillende
redenen onmogelijk te beleggen als in dit artikel uit-
eengezet. Deze kunnen niet voor een voldoende ver-
deeling op ieder gebied zorgdragen, waardoor zij de
eenzijdige risico’s loopen van de enkele fondse.n, die
in de portefeuille voorkomen. Om d’ie reden zullen kleine portefeuilles geen effecten kunnen bevatten,
die aan eenigszins belangrijke koersfluctuaties onder-
hevig zijn. Voorts kunnen zij niet de hooggeprjsde
aandeelen nemen, tenzij daarvoor certificaten zijn
uitgegeven, zij kunnen op buitenlandsche beurzen zeer
be’aarlijk fondsen koopen, nog veel minder zich
tegen risico’s van vreemde valuta’s dekken door het
nemen van een termijnpositie in deze valuta’s.
Voor den kleinen belegger blijft op deze wijze niets
anders over dan zich te bepalen tot de enkele soor-
ten van wat men noemt ,,goede obligaties” als staats-
en gemeenteleeningen en pandbrieven met misschie.n
een enkel bankaaudeel of een ander betrekkelijk rustig
fonds. Hoewel degenen, die zich ook in het groot
hebben bepaald tot ‘belegging in bovengenoemde drie
soorten van obligaties, degenen zijn geweest, die prac-
tisch in deze geheele criris geen ‘geld hebben verloren
en derhalve ui1t dit oogpunt bezien tot dusverre het
meeste succes hebben geoogst, mag toch m.i. niet wor-
den gezegd, dat ook zij inderdaad de beste beleggers
zijn geweest, tenzij zij zich welbewust en op grond
van een nauwkeurige hestudeering in den geest zoo-
als in dit artikel uiteengezet, tot deze drie beleggings-waarden hebben beperk’t. Want ook de drie genoemde
soorten van obligaties hebben hun eigen risico’s. De
4 pCt. obligaties van den Franschen Staat, een land,
dat steeds om zijn groote credietwaardigheid. bekend
heeft gestaan, zijn in eigen land 20 pOt. of 115 in
koers gedaald. Had men met zekerheid mogen ver-
wachten, dat zoo’ iets in ons land uitgesloten zou zijn
geweest? En als ‘wij ook de leeningen ten laste van
Nederlandsch-Indië, staatsleeningen mogen noemen,
hehbe.n wij deze in 1931 niet op 65 pOt. gezien? Over onze pandbrieven alleen kan men wat hun risico’s be-
trof t, ‘reeds een geheel artikel schrijven. In een onlangs
verschenen brochure is op duidelijke wijze de oor-
sprong en de huidige constructie van onze hypotheek-
banken beschreven en daarbij mi. volkomen terecht
gewezen op hun sterke financiëele positie en hun
gezond en conservatief beheer.
Dat onze pand.hrieven op ‘dit oogenblik koersen ver-
1 toonen bijna gelijk aan onze staatsfondsen is m.i. dan
ook aan deze factoren te danken.
Tant
de risico’s, die
de aard van het bedrijf, het geven van hypotheek, met
zich medebrengt, zijn op het oogenblik werkelijk niet te onderschatten. 1-let is jammer, dat in de genoemde
brodhure dit, voor het hypotheekbedrijf zoo kardinale
punt, niet is behandeld. Rest tënslotte de beantwoording van de vraag, hoe
moet door al diegenen belegd worden, die niet uit
hoofde van hun beroep, kennis of liefhebberij daar-
voor speciale geschiktheid bezitten? Wat de kleine
vermogens betreft zou ‘mijn antwoord zijn: Hand’ha-
ven van het tot dusverre meest beproefde systeem
van uitsluitend of in hoofdzaak beleggen in de aller-
beste obligaties, maar waarbij men zich dan ook
tevreden moet stellen met een vaak overeenkomstig
gering rendement en niet trachten de voordeelen te
verkrijgen, welke een grooter effectenbezit kan bieden.
Voor de ‘grootere vermogens zal het noodzakelijk
zijn meer dan tot dusverre deskundige hulp in te
roepen van den bankier of comrnissionnair, mits deze
886
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
10 October 1934
daarvoor op -de wijze als hierboven uitgestippeld, ten
volle geoutilleerd is. In deze richting ligt mi. voor
den bankier of commissionnair nog een groot, te wei-nig ontgonnen arbeidsveld open. Raad vragen, zooals
veelal gebeurt, alleen indien besdhi-kbare gelden tot
belegging nopen, en dan nog slechts op de wijze waar-
op dit geschiedt, moet tot teleurstelling leiden. Ieder
advies tot bijkoopen, zonder dat men naukeuri-g of
zelfs maar ten deele op de hoogte is van het effecten-
bezit van den cliënt is een oppervhkkig advies van
weinig waarde. Maar een nog grooter bezwaar voor het behoud van een goede beleggingsportefeuille is,
dat de meeste beleggers te weinig advies vragen i.z. verkoop en de meeste bankiers, ook indien ‘zij een-
maal een bepaald advies tot aankoop hebben gegeven,
of indien zij van het vermogen van hun cliënt op de
hoogte zijn, ‘zich niet tot taak stellen hun cliënten
hun rneenin.g te zeggen over de wenschelijkheid van
een bepaalden verkoop.
T-Jet is wellicht goed hierbij uitdrukkelijk ie doen
uitkomen, dat hier uitsluitend sprake is van ,,beleg-
gingsportefeuilles” en de handel op korten termijn
van cliënten ,,die wel eens een gokje willen wagen”
in dit artikel geheel buiten beschouwing blijft. Veel
kan reeds worden bereikt voor het bchoud van een
goede beleggingsportefeuille, indien op gezette tijden
over zoo’n portefeuille een nauwkeurig uitgewerkt
rapport wordt uitgebracht. Uit de bespreking van
portefeuilles in enkele van onze financiëele bladen
blijkt reeds dat het belang hiervan door velen wordt
ingezien. De Amerikaansche banken hebben hiervoor
een ,,Investment review service”, die op vooraf te
bepalen tijds’tippen en tegen een vast tarief, een
opinie over •de samenstelling eener portefeuille geeft,
met
daarbij,
ter verbetering van het bezit, gedocu-
menteerde adviezen voor aan- en verkoop.
Voor hen echter, die
als
bezitters van kleine of
groote vermogens of als bcheerders van effecteniior-
tefeuilles, op grond van de in dit artikel aangevoerde overwegingen bereid zouden zijn -voor een deel van
hun vermogen het beheer aan anderen over te laten,
zou de aangewezen weg rzijn om deel te nemen in
een maatschappij, die zich uitsluitend ten doel stelt gelden zoo kundig mogelijk te beleggen. Een zoo-danige beleggingsmaatschappij zou, werkende met een groot kapitaal en beschikkende over een uitge-
breid ardhief, prima relaties in binnen- en buiteti-
land en terzake kundig personeel, in staat zijn gelden
te beheeren in den -geest, zooals in dit artikel bespro-
ken. Een dergelijke maatschappij zou dus niet zijn
te
vergelijken
met de meeste buitenlandsche beleg-
gingsmaatschappijen, die gericht op het maken van
groote rendementen en kapitaalswinsten, overeenkom-
stig groote risico’s op zich nemen. De kosten, die
het beheer van zoo’n beleggin’gsmaatschappij met zich
brengt zullen, mits zij zooveel mogelijk worden be-
perkt, ruimschoots opwegen tegen de voordeelen, die
een dergelijke wijze van beleggen op den duur aan
het geïnvesteerde kapitaal moet bieden.
L. W. E. RAUWENBOFF.
DE HANDELSBETREKKINGEN TUSSCHEN BRITSCH-
INDIË EN JAPAN.
De ontwikkeling van de handelsbalans van Britsch-
Indië met Japan gedurende de laatste jaren is een
duidelijk symptoom van de tegenwoordige ontwikke-ling der economische verhoudingen in Zuid- en Oost-
Azië. In de dienstjaren 1929-1930 en 1930-1931
(in Britsch-Indië loopen de dienstjaren van 1 April
tot 30 Maart van het daarop volgende kalenderjaar)
had Britsch-Indië ten opzichte van Japan een actief
saldo van resp. 90 en 94 millioen rupees. Daarna ech-
ter veranderde de toestand geheel tengevolge van de
krachtige exportpolitiek van Japan. Was het actief
saldo in 1931-1932 nog 7 millioen rupees, in 1932-
1933 sloeg dit om in een passief van 65 millioen.
Deze positie maakte het Britsch-Indië
mogelijk
om
op gunstige voorwaarden een handelsverdrag af te
sluiten met Japan. Het had reeds lang met leede
oogen den vloed van Japansche producten zien bin-
neukomen, zeer ten nadeele van het industrialisa-tieprogramma, dat de Britsch-Indische Regeering
bezig was te verwezenlijken. Vooral de toevloed van
katoenen goederen was zeer onrustbarend geworden.
Daartegenover nam Japan voor het afsluiten van een handelsverdrag een ongunstige positie in. Het betrok
vooral ruwe katoen uit Britsch-Indië en kon dit pro-
duct weliswaar ten deele door dë Amerikaansche ka-
toen vervangen, maar was hierbij toch aan bepaalde
grenzen gebonden, omdat de Amerikaansche katoen
in het algemeen nu eenmaal duurder is dan de
Britsch-Indische. Laatstgenoemd product is als grond-stof voor de Japansche katoenindustrie niet ‘te missen.
Onder deze omstandigheden begonnen in Septem-
ber 1933 de onderhandelingen tusschen heide landen,
die tenslotte na veel strubbelingen in Januari 1934
leidden tot een verdrag.
Het voornaamste gedeelte van het verdrag wordt
ingenomen door een aantal bepalingen over de katoen.
Deze bepalingen zijn in zooverre geheel modern op-
gezet, dat zij geheel op de basis berusten van het
reciproeiteitsbeginsel. Daarmede is een geheel nieuw
principe ingevoerd ter vervanging van het meestbe-
gunstigingsbeginsel, dat het Japansch-Engelsche ver-
drag van 1904, hetwel’k ook de Japansch-Britsch-In-
dische verhoudingen omvatte, uitsluitend beheerschte.
Britsch-Indië heeft nu bij bedoelde verdragsbepalin-
gen een invoerquotum van Japansche katoenen stuk-
goederen van 325.000.000 yards per dienstjaar van
1 April tot 31 Maart geaccepteerd, waartegenover Ja-
pan een invoer van 1.000.000 balen (= 400.000.000 Eng. ponden) ruwe Britsch-Indische katoen per ka-
lenderjaar aanvaardde. Om te beoordeelen, welke van
beide l)artijen bij deze toekenning van quota het meest
in het voordeel is gebleven, veroorloven wij ons de vol-
gende invoercijfers te vermelden van Japansehe katoe-
nen stukgoederen in Britsch-Indië (in yards) en van
Britsch-Indisehe ruwe katoen in Japan (in Eng. pon-
den):
Invoer Japansche katoenen
Invoer Br.-Indische katoen
stukgoederen in Br.-Indiö
in Japan
1929_1930
561.965.625
1929
657.072.640
1930_1931
320.775.991
1930
640.646.720
1931_1932
339:781.843
1931
583.356.480
1932_1933
579.734.681
1932
327.539.520
1933
455.736.960
Uit deze cijfers – en speciaal uit de statistieken
van onderscheidenlijk het dienstjaar 1932-1933 en
het jaar 1933 – blijkt duidelijk, dat Japan heel wat
meer concessies heeft moeteil doen dan Britsch-Indië.
Het bij het verdrag bedongen Japansche quotum in
Britsch-Indië is in verhouding tot den in het laatst
voorhijgegane dienstjaar plaatsgevonden- invoer van
Japansche stukgoederen veel lager gesteld dan het
Britsch-Indische quotum in Japan vergeleken bij den
import van Britsch-Indische ruwe katoen in Japan
gedurende het laatstverloopen kalenderjaar.
Dit na-
deel voor Japan is echter des te opvallender, wanneer
men beseft, dat Japan’s streven sinds de laatste §aren
is geweest, de daarvoor in aanmerking komende Azia-tische markten, zooals Britsch-lndië, zoo volledig mo-
gelijk te veroveren, terwijl laatstgenoemd land in het
algemeen volkomen tevreden is met het thans ver-
kregen quotum. Immers is deze toegestane hoeveel-heid niet veel minder dan het in, het laatstverloopen
kalenderjaar ingevoerde quantun. Het feit, dat het
quotum belangrijk minder is dan de invoerhoeveelheid
v66r de crisis, is zoo’n bezwaar niet, omdat Britsch-
Indië zich stëeds meer industrialiseert en dus de ruwe
katoen voortdurend meer zelf gebruikt in plaats van
haar te exporteeren.
Er komt echter nog een zeer belangrijke factor bij.
SCHE BERICHTEN
887
10 October 1934
ECONOMISCH-STA
In het verdrag is tevens bepaald, dat voor elke 10.000
balen, die ontbreken aan het jaarlijksch importquo-
tum ruwe Britsch-Indisehe katoen in Japan, het in-
voerquotum van Japansche stukgoederen in Britsch-
Indië wordt verminderd met 2.000.000 yards, terwijl
voor elke 10.000 balen, dat het quotum in Japan
wordt overschreden, het quotum in Britsch-Indië met
slechts 1.500.000 yards wordt verhoogd. Dit beteekent,
dat de eveutueele verhooging van het Japansche quo-
tum in Britsch-Indië naar verhouding veel lager is
clan de eventueele verlaging; een niet onbelangrijk
nadeel voor Japan. Daar komt nog hij, dat de vraag
van verhooging of verlaging van de Japansche quota
in Britsch-Indië geheel afhangt van den Britsch-In-
clischen invoer in Japan en niet, omgekeerd. Wanneer
dus door omstandigheden de invoer van Japansche
katoenen stukgoederen lager is dan het toegestane
quotum, heeft dit geen automatische verlaging van
het Britsch-Indi’sche quotum in Japan tengevolge;
omgekeerd echter wel. Inzake de veranderingen der
quota is de geheele situatie dus ingesteld op den in-
voer van Britsch-Indisohe ruwe katoen ‘in Japan.
Niets belet Britsch-Indië
zijn
export van ruwe katoen
naar Japan c.q. boven het quotum te verhoogen, maar
een zelfstandige verhoogin’g ‘van den Japanschen
export naar Britsch-Indië – zij het dan ook tegen
contraprestatie – laat het verdrag eenvoudig niet toe.
In het verdrag wordt nu verder de jaarljkshe
periode van het quotum der Japansche stukgoederen
in tweeën verdeeld; dit geschiedt uit practische over-
wegingen. Op de eerste halfjaarlijksche periode valt
een hoeveelheid van 200.000.000 yards; voor de tweede
periode geldt echter een quantum, dat wordt be-
rekend door het jaarlijksche quotum, vastgesteld in
verband met de geschatte export van Britsch-Indische
ruwe katoen naar Japan in het desbetreffend cotton
year, te verminderen met deze 200.000.000
yeards.Hier
komt dus weer de bepaling om den hoek kijken, krach-
tens welke de import van Japansche stuk goederen in
Britsch-Indië technisch afhankelijk wordt gesteld van
den invoer van de Britsch-Indische ruwe katoen in
Japan.
En waar de Japansche katoenindustrie het
Britsch-Indische product zooveel slechter kan mis-
sen dan de Britsch-Indische consumenten het Ja-
pansche product, beteekent dit in werkelijkheid ook
een economische afhankelijkheid.
Verder is een overdracht van een halfjaarlijksche
periode naar een volgende of een voorgaande periode
mogelijk gemaakt tot een maximum van 20.000.000
yards. Eindelijk wordt het
iiuotum
van Japansche
stukgoederen in Britsch-Indië onderverdeeld in
•
de
volgende percentages: plain greys 45 pOt., bordered
greys 13 pOt., bleached 8 pOt., coloured and others
34 pOt. Binnen zekere grenzen is overdracht van
de eene groep op de andere niogeljk.
Voor het overige heeft ‘Japan ongetwijfeld een
concessie verkregen door een vermindering te bedin-
gen van het Britsch-Indi’sche invoerrecht van 75
pOt. ad
‘valorem, dat voor plain greygoods ge-‘
coinbineerd was met een
,
specifiek minimum-in-
voerrecht van 6% anna’s per Engeisch pond, tot
50 pot.; gecombineerd met een minimum van 5%
anna’s per pond obr plain grey goods. Doch dit voor-
deel moet• niet al te hoog worden aangèslâgen, om-
dât Japan nu voortaan aan een• beperkt quotum ge-
boiiden is en tevehs omdat het preferentiëele recht
voor Britsche goederen nog altijd 25 pOt. is met een
maximum van 4% anna’s per pond voor plain grey
goods. Ook moet worden bedacht, dat deze verlaging
op 8 Januari jl. eerst is ingegaan, nadat Japan zij-
nerzijds dé eenige maanden tevoren ingestelde boycot
op Britsdh-Indische katoen – welke boycot Japan
overigens toèh op den duur niet zou kunnen volhou-
den ‘zonder z’ich ernstig te benadeelen – volledig had
ingetrokken.
Tenslotte staan de partijen elkander ten aanzien
van alle artikelen de behandeling op voet van meest-
begunstiging toe, waarvan slechts mag worden afge-
weken, indien de valuta van de wederpartij beneden
een ‘zeker niveau daalt. Ook is ‘bedongen, dat indien tot verhooging van invoerrechten (andere dan die op katoenen stukgoederen in Britsch-Indië) wordt over-gegaan, op verzoek van de andere partij, indien deze
eenigszins ernstig wordt benadeeld, tot onderhande-
lingen moet worden overgegaan ten einde zooveel
mogelijk overeenstemming te verkrijgen.
Overziet men het geheel, dan is het wel duide-
lijk, dat het verdrag voor Japan een ernstige slag
beteekent voor zijn voornemens tot een pénétration
pacifique in Britsch-Indië. Het is tevens een symp-
toom van de toenemende moeilijkheden, waarmede
Japan bij zijn economische expansie-politiek ten aan-
zien van het buitenland heeft te kamen.
HULSHOFF POL.
OPLEIDING TOT VERKOOPER IN DEN
DETAILHANDEL.
Er wordt misschien wel nergens zooveel geklaagd
over het ‘gebrek aan een bekwame jonge verkoopers-
generatie als in den detailhandel. De advertenties in
de dagbladen, waarbij gevraagd wordt naar hooger
personeel voor winkelbedrijven, zijn er ‘het bewijs
voor, dat zelfs bedrijven met veel personeel niet be-
schikken over reserves aan ‘deskundige medewerkers
met het noodige verantwoordeljkhei’dsgevoel.
Wat ‘heeft men daartegen trachten te doen? Men heeft leeren inzien, dat, een ,eenvoudige opleiding
in de praktijk niet voldoende is en men heeft gepro-
beerd in de ‘bestaande leemte ‘te voorzien door een
scholing buiten het winkelbedrijf. Deze scholing bleef
niet beperkt tot verkoopers-leerlingen, maar strekte
zich, ook tot ‘de ou’dere verk’oopers uit.
Het enthousiasme en het optimisme, waarmee deze
pogingen begonnen zijn, zijn echter langzamerhand
verflauwd. Eerst overdreef men in de eene richting
en toen in de andere. Aanvankelijk heeft men zich
van een opleiding tot verkooper gouden bergen voor-
gesteld, maar spoedig daarop geloofde men in het
geheel niet meer aan ‘het ongetwijfeld ‘belangrijke
nut, ‘dat een verstandige opleiding tot verkooper heb-
ben kan. De mislukkingen, die een
slechte
opleiding
tot verkooper tengevolge hadden, werden aan de op-
leiding als zoodanig toegeschreven. De menschen van
de praktijk begonnen veer te gelooven aan den ,,ge-
boren” verkooper, welk geloof weliswaar heel gemak-
kelijk is, maar de ‘zaak niet verder brengt. In plaats
van te zoeken naar middelen, die het gemiddelde ‘der
prestaties zouden kunnen
oPvoeren,
ging mebij zijn
pogingen om een ‘deskundig geslacht te kweeken,
maar op zoek naar dit legendarisch wonder.
Waaruit bestaat het werk van een verkooper? De
verk,00per moet goederen, die hij zoo nauwkeurig
mogelijk moet kennen, aan menschen verkdopen, die
hij over het algemeen
niet
kent, maar wier behoeften
hij in den kortst mogeljken tijd ‘moet leeien ‘begrij-
pen. En, dit verkoopen moet hij zoo doen, dat niet
alleen de
zaak,
m’aar ook de
klant
‘daar ‘bljend nut
van trekt (dit is het beginsel ‘van de ,,Service”, dat
iedere noderne zaak – en wel uit eigenbelang – op
den voorgrond plaatst, omdat alleen tevreden klanten
duurzame winst voor de zaak beteekenen).
Dat ‘de verkooper ‘de goederen moet kennen, ‘dat
hij warenkennis moet bezitten, geeft iedereen toe,
want iedereen begrijpt, dat warenkennis een noodza-
kelijkheid is voor het beroep. Hoewel deze eisch dus
allerwegen wordt erkend, wordt er in het algemeen niet naar gehandeld. In ‘de meeste zaken bestaat de
gewoonte, maar net te doen alsof aan dezen eisch
reeds voldaan is.
De eenvoudigste proef op de som leert echter op
overtui’gende wijze, dat dit maar een illusie is. Men
hoeft ‘daarbij nog niet eens te denken aan grondige
kennis van de fa’brikatie of van den oorsprong van
ECONOMISCH-STATISTISCHE
de grondstoffen, die menige koopman maar al te dik-
wijls en ten onrechte overbodig acht. Hoe moet bv. een verkoopster weten waarom een bepaalde wijze
van verwarming glas minder solide maakt, indien
zij niet weet, hoe glas vervaardigd wordt? Hoe kan zij
duidelijk maken, waarom ,,Macco” boven ander katoen
te prefereeren valt, ‘indien zij niets weet van de
katoen-produceerende landen? In alle contrôle-rap-
porten
1),
kan men de gelijklui’dende klacht lezen, dat
dé verkoopers dikwijls niet eens zooveel van de goe-
deren weten als in de advertenties staat, terwijl op
•de vraag naar de oorzaak van een prijsverschil 90 pCt.
van de antwoorden de dooddoener bevat dat ,,de kwali-
téit beter is”. De ‘verkooper kan echter niet uitleg-
gen, waarin het kvaiiteitsversohil bestaat, en hij kan
dus geen van •de argumenten aanvoeren, waarmee de
goederen zichzelf aanprijzen. En toch zijn het
deze
argumeute,u, die hij iederen kooper, ongeacht per-
soonlijke verschillen, het besluit om te koopen doen
rijpen. ‘Dit is een gebrek, waarvan het ernstige karak-
ter alleen daarom niet, zoowel door den kooper als
•door den winkelier, wordt gevoeld, omdat het zoo al-
gemeen is. Zelfs bij zaken, die zich met een zekeren
trots gespecialiseerde zaken noemen, is •dit slechts bij’ uitzondering anders. De voorkeur van ‘het koopkrach-
tig publiek voor deze zaken bewijst echter tegelijker-
1
tijd, welke bijzondere omzetmogelijkheden bestaan, in-
dien de verkoop door beter onderlegde verkoopers ge-
schiedt.
Dit is het eerst ingezien door de groote winkel- i
bedrijven, vermoedelijk niet het minst, omdat door,
den omvang van het
bedrijf
een gedetailleerde ar-
beidsverdeeling en specialisatie noodi.g werd en daar-
•door de leemten in de praktische opleiding met bij-
zondere duidelijkheid aan den dag traden. Het is ech-
ter ook deze specialisatie geweest, die met groote dui-
deljkheid heeft aangetoond, dat men er nog niet is’
met waren- en vakkennis alléén. Het overplaatsen
van personeel uit •de inkoopscentrale naar de ver-
koopsafdeelin’gen heeft veelal weinig succes opge-leverd. Kennis van de bijzon’dere objectieve eigen-
schappen ‘der goederen is niet voldoende; ‘het is ook
noodig, ‘dat deze in verband worden •gebracht met de
bijzondere wenschen van den kooper en ‘dat de na-
druk. wordt gelegd op
die
verkoopsargu’menten, welke
juist voor ‘dezen specialen kooper ‘gelden. De meest
pakkende verkoopsargumenten ‘blijven onder bepaal-
de omstandigheden zonder eenige uitwerking, als ‘de
verkooper er de slag niet van heeft ‘den klant met
zijn bijzondere ei’genaardi’gheden te begrijpen en zijn
argumenten met het oôg ‘ddérop toe te spitsen.
Op dit punt blijkt, •hoe moeilijk het beroep van den verko’oper is. Als een verkooper een lastigen klant tegenover zich krj’gt, ver.geet ‘hij maar al te
gauw, dat de taak, ‘die hij nu te vervullen heeft, uit
niets ‘anders voortvloe’it ‘dan uit
zijn
beroep. In plaats
daarvan komen op dat oogenblik zijn particuliere
gevoelens ‘boven en reageert hij op dezelfde manier
en met dezelfde heftigheid als hij in zijn parti-
culier leven zou doen, wanneer hij zich tegenover een
soortgeljken weerstan’d geplaatst zou zien. Het maat-
schappelijk versdhil tusschen kooper en verkooper,
dat veelal ‘bestaat, accentueert dat nog.
De’ze moeilijkheden zijn de oorzaak van vele misluk-
kingen. Tegelijkertijd bepalen rij echter de richting en
methode, die voor de opleiding van vei’koopers ge-
volgd moeten worden. Zij verklaren ook,
:hoe
het
komt, dat menigeen het probleem soms wel ziet ‘zon-
der zich echter aan een oplossing te wagen: men
meent namelijk, dat er geen ‘oplossin;g bestaat, ‘gelooft
1)
Een aantal groote winkelbedrijven heeft het Amen-
kaansche systeem der zg. verkoopscontrôle ingevoerd,
volgens welk systeem personen, die het verkoopspersoneel
niet kent, worden aangesteld om als klant op te treden
en aan de leiding der zaak regelmatig rapport uit te bren
gen over de ervaringen, die zij als kooper hebben opge-
daan.
althans, dat hier “door opleiding niets bereikt zou
kunnen worden. Bevestiging van deze opvattipg
meent men dan te vinden in het feit, •dat soms leer-
lingen, die een verkciopssch’ool hebben afgeloopen in de praktijk achterblijven hij an’deren.
Men vergeet ‘daarbij tweeörlei. Ten eerste worden
meestal vergelijkingen tusschen het personeel met
ondeugdelijk materiaal gemaakt. Diegenen, die als
voorbeeld worden genomen en waaraan ‘de leerlingen
worden getoetst, ‘hebben bijna altijd een bijzon’deren
aanleg voor het ‘beroep van verkooper en hebben
daardoor natuürljk een voorsprong op leerlingen, die
weliswaar een verkoopsopleiding ‘hebben genoten,
maar wien het aan be
gaa
fdh
e
id ontbreekt. Verder
worden in de praktijk in de eerste maanden werk-
zaamheden verlangd, die met den eigenlijken ver-
koop niets te maken hebben.
Het is algemeen bekend, dat leerlingen gedurende
‘de eerste maan’den en in sommige zaken zelfs nog
langer (damesconfectie etc.) niet in den eirgenlijken
verkoop komen. Zij moeten zich in den beginne veelal
beperken tot technische en andere bijkomstige werk-
zaamheden, waarvoor iedere zaak haar eigen regeling
heef’t. Het bestaan van deze ei’genaar.digheden in
ieder ‘bedrijf vormt inder’daa’d een beslissend argu-
ment, niet zoozeer tegen ‘de verkoopersopleiding,
els
wel tegen de verkoopersschool in den gewonen zin. Daarbij behoeft men niet alleen te denken aan orga-
nisatorische en technische ‘bijzonderheden, plaatsing
en ran’gschi’kking van den winkelvoorraad etc., waar-
van iedere leek weet, dat zij slechts kunnen worden
geleerd in het bedrijf zelf.
Ook bij ‘den verkoop zelf kent iedere zaa’k haar
eigen regels, die onderling slechts weinig overeenko-.
men in bedrijven van hetrelfde genre. Hoe moeten
de klanten ontvangen en aangesproken worden? Wan-
neer moet hun een stoel worden aangeboden? Hoe
moet ei gehandeld worden bij het weggaan? Moet de
verkooper meegaan naar de uitgang of naar ‘de kassa?
etc. Het is b.v. duidelijk, dat de op de verkoopsschool
verkondigde wijsheid: ,,Biedt den klant een stoel
aan” voor ‘den leerling, die later in een levensmid-
delenzaak komt, fout is, en dat ‘door zulke fouten
tegelijkertijd twijfel ontstaat omtrent ‘de rest van het
verkoops’onderwijs.
Maar ‘zelfs onderwjsinstellingen, die in het leven
geroepen zijn voor een enkel bedrijf of voor bedrijven
van hetzelfde genre, zullen tekort schieten, als zij
uitgaan van ‘de veronderstelling, dat hun taak in
‘hoof’dzaak ligt in het
bijbrengen
van kennis. Zelfs bij
onderwerpen, die men op zichzelf wel leeren kan als
regels over het ontvangen van klanten, het geven van
inlicht’ihgeu etc., komt ‘het er niet zoo zeer op aan,
of men ze véét, dan wel of men ze ‘hegfjpt. Ware
dit anders, dan zou volstaan kunnen worden met het
uitreiken van een ‘be’drijfsreglement. Doel van het
onderricht kan nooit zijn, •den leerling kennis bij te
brengen van ‘bepaalde regels, maar begrip van hun
noodzakelijkheid en rin. Alleen ‘bij een zoodani’ge op-
vattin’g heeft ‘de opleiding van
‘verkoopers
en niet
alleen van
verkoopsleerlingen
recht van ‘bestaan.
Precies eender ‘gaat het ook met ‘betrekking tot
eigenlijke vakkennis. Vakkennis blijft ‘dood, als zij
niet op de juiste manier tegenover ‘den klant wordt
aangewend. Met reden mag daarom worden betwij-
feld, of de splitsing, ‘die er in de verkoopersoplei-
‘ding gewoonlijk wordt gemaakt tusshen warenken-
nis en verkoopstechniek, wel altijd doelmati’g of nood-
zakelijk is. De vragen, waarop ‘de varenkennis een
aitwoord geeft, zijn niets anders dan een deel van
het eigenlijke probleem: Hoe hedien ik mijn klant?
Bij de behandeling van dit probleem tijdens het
onderwijs in cle verkoops’technie’k moet men probee-ren de moeilijkheden, waarvan hierboven sprake was,
opte lossen. Daarbij moet men zich er echter toe
beperken deze rnoeili,jkheden
duidelijk te maken
en
te ‘bespreken, hoe ‘het mogelijk is, deze te ,overwinnen
10 October 1934
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
889
ek de hoop laten varen, dat men universeele remedies
tégen tl1es en nog wat zou kumïen geven.
Bij het onderwijs in de verkoopstechniek kan en
moet wél naar eén vast plan worden te werk gegaan, maar tegelijkertijd moet men zich duidelijk voor den
geest stellen, dat de waarde daarvan in hoofdzaak
ligt in de zekerheid, dat
alle
vragen, die in den
detailverkoop rijzen, systematisch worden behandeld
en besproken. Tn de lessen moet den leerlingen -geen
nieuw feitemnateriaal worden voorgelegd – dit is
alleen mogelijk bij de behandeling der warenkennis
-, maar zij moeten ertoe worden gebracht, uit dat
wat zij zelf gewoonlijk op juiste en scherpe wijze heb-
ben opgemerkt, de juiste ‘gevolgtrekkin’gen te maken.
Op deze manier wordt er voor gewaakt, dat de ver-
kooper zijn zelfstandigheid verliest, wordt een scha-
delijke mechaniseering vermeden en worden waarbor-
gen geschapen, dat ide theorie in overeenstemming
blijft met de praktijk. Slechts vanuit dit gezichtspunt
en met inachtneming van deze beperkingen moeten
ook •de schema’s beoordeeld worden, volgens welke in
verschillende groote detailbedrijven wordt gewerkt,
slechts een systematische ver-deeling
van ‘dtbèhan-delen stof vormen.
Evenïn al’s het aantal uren voor de verschillende
onderwerpen van te voren is vist té stellen, is de
inhoud vtn •de les van tevoren in ‘details ie bepalen.
Indien er ‘bv. sprake is van •de verschillende soorten
van klanten, dan moet ‘dat niet verward worden met
de theorie der ,,klantentypen”, die vaak in de leer-
boeken der veikoopstechniek worden opgesteld. Bij
het onderwijs moet slechts aandacht worden gevraagd
voor de verschillende factoren, die bepalendzijn voor den toestand, waarin een koop ‘tot •stand ‘komt; daar-
toe behoort, behalve koopgewoonten, koopmotieven,
koopkracht, graad ‘der koopl.ust, ook ‘de psychologie
van den klant. Doel moet zijn, •het personeel te bren-
gen tot de juiste bepaling van de waarde van al
deze factoren.
Een verkoopsopleiding, die volgens deze methode
en onder deze voorwaarden geleid wordt, kan ook bij
de gemiddelde verkoopkrachten op succes rekenen,
indien nog twee voorwaarden tevens vervuld worden, 1
die. eigenlijk vanzelfsprekend ‘behoorden te zijn:
de leeraar moet niet alleen een ‘goed paedagoog
zijn, maar hij moet ook nauwkeurig op de hoo.gte zijn
van ‘de eisc’hen; die in •de praktijk worden gesteld.
Hier moet in het bijzonder ‘de nadruk op worden ge-
legd, omdat soms juist het onderwijs in :de verkoops-
techniek aan leeraren wordt toevertrouwd, die ‘de.n
detailhandel uitsluitend uit leerboeken kennen.
De verkoopers mogen wel gemiddelde verkoopers
zijn, maar zij moeten niet beneden de middelmaat
staan.
Even goed als er menschen bestaan, die ongeschikt zijn voor iederen handenarbeid, zijn er natuurlijk ook
heel veel menschen onbruikbaar voor het beroep van
verko-oper. Als ‘de selectie van de ‘geschikte elemen-
ten, in het winkelbedrijf zooveel minder en zooveel langzamer geschiedt dan in andere ‘beroepen, vindt
dat zijn oorzaak hierin, dat ‘de prestaties in ‘den ver-
koop in veel bepel’ktere mate dan elders te contro-
leeren’ zijn: De eenige mogelijkheid hiertoe ligt in de
rapporten van d’e verkoopscontroleurs. Een werkelijk
objektief beeld kan men zich echter alleen dan vor-
men; indien men -rapporten van verschillende contro-
leurs, over geruimen tijd uitgestrekt, tot een geheel
kan samenvatten.
Er ‘bestaat nu eenmaal’ geen arhei’dsprodukt van
den verkooper, waaraan men zijn gebreken en ‘be-
kwaatnheden kan toetsen: Om-dat het onmogelijk is,
nauwkeurig te con’troleeren, langs welken weg de
resultaten van iederen verkooper verkregen worden,
mislukt ook. de opleiding in de praktijk zoo vaak.
Geen ‘enkele leerling is in de gelegenheid, grondig
kennis te nemen van ‘de methode van een succesvol
verkooper. ‘Iedere klant immers zou het onaange-
naam vin’den, ‘als er
bij
-den koop een getuige aanwe-
zig was, ‘die ‘den gang van zaken als het ware notu-
leerde, zij het dan ook in gedachten.
Bovendien,
wor-
den in ‘de spitsuren alle krachten aan het werk gezet.
V,T
a
t voor -den leerling geldt, geldt ook voor de
oudere verkoopers. Niemand kan bouwen op een voor-
beeld, zooals dat in: -andere beroepen
mogelijk
is,
maar iedereen moet – in’dien er geen bijzondere op-
leiding ‘bestaat – door vallen en opstaan zijn eigen
weg vinden. Het is het ‘doel van -de verkoopsoplei’ding
de fouten tot een minimum te beperken en ide oner-varenen ‘te laten profiteeren van ‘de ervaring, die de
geschikte krachten hebben opgedaan.
Het vraa’gstu’k van de verkoopsopleiding kan echter
eerst dan .gehedl ‘bevredigend worden opgelost, als
men bij de
aanstelling
van de verkoopers volgens an-
dere normen te werk gaat dan tot nu toe. Eerst dan,
wanneer de detaillist zijn personeel niet langer kiest
op grond van uiterlijke maatstaven (b.v. voor ‘de
confectie alleen groote, voor de huihoudafdeeling al-
leen physiek sterke leerrnei-sjes) -en wanneer de detail-
list er aan zou kunnen wennen voor .bat aannemen
zijner leerlingen niet minder, maar méér tijd en moei-
te te besteden, ‘dan voor den inkoop van een post gOe-
deren, eerst -dan is cle ‘basis geschapen voor een wer-
kelijk succesvolle opleiding van verkooppersoneel.
ELss HERZBERG.
DE RESULTATEN DER DEVALUATIE-POLITIEK
IN HET EERSTE HALFJAAR 1934.
III (Slot).
IV. Het staats- en ‘industriëel crediet.
A.
Het staatscrediet.
Om een indruk te krijgen van ‘de credietsituatie in
verschillende landen, beschouwen we in de
•
eerste
plaats het koersverloop van staatsleeningen. Hiertoe
bepalen wij voor ieder land jaargemiddelden van de
koersen, zooals die genoteerd
den met de grootte van,de betreffende leeningen, tel-
len ‘deze bedragen op, ed deelen het totaal door de
som, der leeningen. Als basis nemen wij weer het e-
middel’de van de jaren 1927, 1928 en 1929, terwijl ook
de berekening van het le halfjaar 1934 op dezelfde
wijze is uitgevoerd als in ‘de inleiding is beschreven.
-Tabel VII.
Overzicht van het koersverloop van staatsleeningen.
Landen
11927 11928 1929 1930 11931 1932 1933- le
halfj.
Nici
–
Goudlanclen
Engeland . .
99.3 101.7 99.- 102.8 102.8 116.9 125.4128.8
Zweden . .. .
100.]. 99.4 100.5 108.5 JOS.! 107.- 114.3 130.5
Noorwegen
. 100.7 100.1 99.2 103.2 104.3 104.2 106.1 105.3
Denemarken
97.9 101.2 100.9 105.- 103.9 100.- 110.8 112.1
Totaal . .. .
9.5 100.6 999 104.9 104.8 107:2 114,2 119.2
Goucitanden
‘
Nederland.
99.5 100.6 99.9 101.9 95.9 98.1- 101.5
België…….
.92.4 100.9 106.7 113.3 114.7 101.6 101.9 106.8
Frankrijk . .
83.- 101.2 115.8 127.9 129.2 116.9 105′.2 102.4
Zwitserland
99.4 100.2 100.4 102.3 103.9 104.3 102.2 99.1
Totaal . …
93.6 100.7 1Ö5.7 111.4 110.9 15.’3 102.7 103.1
Basis
1927 +
1928
+
1929
Het totaal’ -der niet-goudlanden is sinds 1931 regel-matig gestegen, en bedraagt nu 119.2, terwijl, voor ‘de
goudianden pas in’ het le halfjaar van 1934 een ge-
ringe stijging is waar te nemen, -zoodat het totaal
thans 103.1 bedraa’gt. Ook in graphiek VII komt dit
verschil in ontwikkeling, ten nadeele ‘der goudianden
duidelijk tot uitdukk’ing. – Voor het overige moge
hierbij worden opgemerkt, dat het uit den-aard der
zaak steeds mogeljic is door een ,,rticksichtslose”
t.,.
890
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
10 October 1934
regeeringspolitiek het staatscrediet te handhaven ten
koste van een steeds verder voortgaande verschrorn-peling van het bedrijfsleven.
E
RNNWW.W
.m.
~~~WEN
W
ww~
MEENE
ME
N
EENWERKE
E
E
RENEINE
EEMME,
A
R
I
EN
EENEMEEN
a-
2
–
W
WEREM
MEENEMEN,
MEENEMEN
MEENEME
N
4987 18
’89
1
30
’34
‘5Z
1
53
B.
Het irl,dustriëel crediet.
Ter beoordeeling van
het industriëel crediet van
verschillende landen zijn wij uitgegaan van de mdi-
ces, voorkomende in het ,,Bulletin Mensuel de Statis-
tique” 1934 No. 8. Het gemiddelde van 1927, 1928 en
1929 is veer als basis genomen, terwijl het gemiddelde
van het le halfjaar 1934 eerst is uitgedrukt in een
percentage van het gemiddelde van het le halfjaar
1933, daarna vermenigvuldigd met het reeds bereken-
de indexcijfer voor het jaar 1933.
Tabel VIII.
Overzicht van het koersverloop van industriëele aandeelen.
Landen
1927
1928
1929
1930
1931
1932 1933
1934
ie
halfj.
Niet-
Goud landen
Engeland
. .
91.8
105.2
103.-
64.4 62.2
76.3 97.3
Zweden
… .
93.1
108.5
98.4
50.6 36.5
41.3
52.7
Noorwegen
.
82.6
106.2
111.2
85.4
67.-
71.9 89.5
105.3
Denemarken
98.7 97.9
103.4
97.4
88.2
77.3
85.8
101.6
Totaal
. .. .
91.6
104.5
104.-
87.5 67.6
62.-
73.2 89.2
Gondlanden
Nederland.
.
93.1
102.2
104.7
74.3
43.9
29.5
31.3 34.3
België’).
…
–
105.9
94.1
60.6
42.5
31.7 31.7 27.4
Frankrijk
. .
67.9
102.5 129.6
109.6
.
75.3
61.-
58.-
50.5
Zwitserland
88.2
108.4 103.4
94.1
72.6 54.4
65.7 73.8
Totaal
. .. .
83.1
104.81108-1
84.71 58.61
44.2
46.71
46.5
Basis 1927 +
1928
8
+ 1929 =
100.
,
1928
.+.
1929
100.
Uit bovnstaande tabel blijkt duidelijk, dat de posi-
tie van het industriëel crediet in de goudianden aan-
merkelijk ongunstiger is dan in de niet-goudlanden.
Het gemiddelde der niet-goudianden bedroeg in 1931:
67.6, daarna is het gestegen tot 89.2 in het le half-
jaar 1934; de overeenkomstige
cijfers
bedragen voor
de niet-goudianden resp. 58.6 en 46.5, en voor Ne-
derland 43.9 en 34.3. In1933 en 1934 verbetert •de
situatie in de goudianden iets, echter in belangrijk
mindere mate dan in de niet-goudlanden. Opvallend is ook hier de situ;atie in Tsjechoslo-
walcije.
In 1933 verbetert deze iets, evenals in andere
goudianden. In 1934, na devaluatie, ziet men een sterke afwijking vn het beeld der goudlandefi
en
blijken de cijfers reeds in overeensteinniing te zijn met de veel gunstigere der niet-goudianden. De in-
dices zijn:
1927
……….
77.92
1928
……….
110.65
1929
……….
111.43
1930
……….
91.17
1931
……….
72.47
1932
……….
57.66
1933
……….
63.12
1934
……….
71.38
(Jan.
t/in.
Mei)
Graphisch voorgesteld komt
de gunstiger positie
van de niet-goudlanden eveneens duidelijk naar voren.
“Mmm
•lt’I’l!
a
MEN
ma
-t
0
E
N
EN
_
EN
•
ME
E
N
ia,.
•
_
—
a.
am
a.
4927
‘ee
•eo
’30
54
•
3
’55
34
V.
Résumé:
Op grond van de onderzoekingen in onze artikelen
kunnén wij de conclusies als onderstaand resumeeren. Bedacht dient hierbij te worden, dat steeds de goud-
landen als geheel tegenover de niet-goudlanden ver-
den geplaatst, waarbij het wel vanzelf spreekt, dat
zich bij vergelijking van afzonderlijke landen hier en
daar afwijkingen van het algemeene beèld voordoen,
welke uit oorzaken van plaatselij
ken
aard verklaard
moeten worden.
Wij
meenen aangetoond te hebben, dat de resul-
taten der devaluatie-politiek in het eerste haLfjaar
I934, evenals in de daaraan voorafgaande jarn sterk
ten gunste van deze politiek pleiten. Ook Tsjecho-
‘slowakije spreekt duidelijke taal, hoewel de doorwer-
king der devaluatie hier nog niet volledig ,kan zijn
eweest.
Wij
kunnen de conclusies,
in
ons artikel van
Maart 1934 neergelegd, vrijwel letterlijk htndhaven
‘en
constateeren opnieuw:
1. Dat de afstand tusschen groothandelsprijen en
10 October 1934
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
891
11
kosten van levensonderhoud in de goudianden, in
tegenstelling met die in de niet-goudlanden, belang-
rijk grooter blijft, wat wijst op meer interne versto-
ring. In het eerste halfjaar 1934 wordt de afstand
in beide groepen landen kleiner, voor de goudianden
echter ‘in belangrijk mindere mate dan voor de niet-
goudlan:den.
2. Dat de werkloosheid, die in de tegenwoordige
goudlanden voor het uitbreken der crisis geringer
was dan in de niet-goudianden, thans grooter is ge-
worden en dat met name de werkloosheid in Neder-
land zich naar een voor dat land uitozonderlijk on-
gunstige positie heeft ontwikkeld.
3. Dat’ de. procentueele vermindering van den
export der goudlanden in waarde gemeten aanzien-
lijk sterker is dan die der niet-goudlanden, terwijl
een zekere herleving van den export in 1933 en het
eerste halfjaar 1934 zich vrijwel uitsluitend beperkt
tot ‘de niet-goudianden; deze feiten blijken uit de ver-
gelijking der waardecijfers: –
In laudsvaluta;
idem, met correctie voor verandering det munt-
waarde door middel van de ind’ices voor groothandels-
prijzen;
idem, ‘met correctie voor verandering ‘der munt-
waarde door middel van ‘de indices voor kosten van
levensonderhoud.
4. Dat de sterkere positie ,van den export in •de
niet-goudlanden, die gebleken is uit vergelijking der
waarde-cijfers bevestigd wordt door vergelijking der
hoeveelheidscijfers.
5. Dat de koersen ‘van industriëele aandeelen in
de
niet-goudlan’den
hooger staan dan in de goudlan-
den, hetwelk wijst op een hooger aanslaan van de ren-
tabiliteit en de credietwaardigheid voor het particu-
lier bedrijf. Ook het overheidscrediet wordt in de
nietgoudl•anden gunsti’ger ‘beoordeeld, hetw,elk blijkt
uit het ‘koersverloop, van de leeningen der,
overheid.
Tenslotte merken wij. op, dat bij vergelii
van primair belang zijn, nl.:
De werkloosheid van arbeid.
(Tabel 2, graphiek 3). )
De werkloosheid van kapitaal.
(Tabel 8, graphiek 8).
De positie in het internationale ruilverkeer.
(Tabel 4 en 5, ‘graphiek 4 en 5).
1)
Uit de hierbovengenoemde tabellen en graphieken
blijkt duidelijk, dat de economische positie der niet-
goudlanden op deze drie punten van primair belang
beduidend en onweersprekeljk ‘gunstiger is dan die
der ‘goulanden.
Nederland
dat den ‘gouden standaard handhaaft is
in de ongunstige rubriek der ‘goudianden een der
on’gunstigst ‘geplaatsten.
Tsjechoslowakije,
dat gedevalueerd heeft, vertoont
reeds onmiskenbare teekenen van beterschap.
Dr. J. G. STRIDIRON.
1)
Zie eveneens de artikelen in E.-S.B. van 26 Sept.
en 3 Oct.
DE INDISCHE MIDDELEN OVER JUNI 1934
Algemeen.
In de maand Juni bedroeg de opbrengst der Lands-
middelen
f
32.7 millioen tegenover
f
33.8 millioen
in dezelfde maand van het vorige jaar. De totaal-
middelenopbrengst over de eerste ‘zes maanden be-
•droe
g
f
186.2 millioen, terwijl in de overeenkorns’tige
periode van het vorige jaar
f
182.1 millioen werd
ontvangen, een meerdere opbrengst dus van totaal
f
4.1 millioen.
De opbrengst der verschillende ‘hoofdgroepen van
middelen in vergelijking ‘met de ramingen, bedroeg
in millioenen guldens pnderscheidenlij’k:
1/12
ram.
Juni
Groep
1934
1934
1933
1932
1931
1930
1929
elasting. 20.3
18.7
16.5 18.4
20.7 23.1
28.6
lonopol.
3.6
‘
3.2 3.9
4.2
5.4 6.7
7.3
roducten
3._
2.9
4.-
2.2 4.3 6.9
7.4
edrijven
6.5 5.7
7.3 7.8
9.2
10.7
12.3
liv. middel. 2.8
2.2 2.1 2.5
5.6
3.-.
5.5
Totaal.
.
36.2 32.7
33.8
35.2
45.2
50.4
61.1
6’12
ram.
Eerste
6 maanden
van
Groep
1934
,
1934 1933 1932
1931
1930 1929
elasting.122._
99._ 94…
97.9 108.9 131.4
145.4
tonopol.
21.5
19.7
21.5
25.9..
32.7
38.8 40.2
roducten 18.-.
19.5
14.9
14:.-.
26.1
34.8
44.2
edrijven
38.9 34.6 38.6
46.1
52.1 60.1
65.1
)iv.middel.16.6
13.4 13.1
15.6
20.8
21.2
21.7
Totaal. . 217.
186.2 182.1 199.5 240.6 286.3 316.6
•ij: in gewicht
16
pOt., in waarde 10 pOt.
Belastingen.
A.
Niet-kohierbelastin gen.
• De meerdere opbrengst van 1934 wordt veroor-aakt d’oor de nieuwe heffing der suikeraccijns en
.e tariefsverhoogin.g van het ‘invoerrécht.
De ,invoerrechten brachten als gevolg van de per
0 Januari jl. in werking getreden nieuwe tariefwet oowel in als tot en met verslagmaand meer op dan ci de overeenkomstige periode van ‘het vorig jaar.
)e achteruitgang in ‘de han.delsbeweging hjeld echter
ok dit jaar aan. In vergelijking me’t 1933 ‘bedroeg
Invoer
Achteruitgang Achteruitgang
Gewicht in
in
0/
t.o.v. het
Waarde in
in 010 t.o.v. het
1000 tonnen
voorg. jaar
miii. gid,
voorg. laar
1929
1.671
543
1930
1.640
2
ol
o
460
15 %
1931
1.192
27
0/
o
290
37
°/o
1932 914
23o,
221
24o/
1933
894
2
0
/0
156
29
0
/0
1934
753
16
0
10
140
10
0/
De
accijns op suiker
beïnvloedt als nieuwe ‘heffing
met zijn geheele opbrengst het totaal der belastingen..
Over en tot en met verslagmaand bedroegen de ont-
‘vangsten resp.
f,0.6
millioen en
f
3.2 millioen ‘tegen-
over eene raming van resp.
f 0.6
millioen en
f
3.5
millioen.
B.
Kohierbelastingen.
De voornaamste kohierbelastingen ‘brachten in de
verslagmaand
f
8.2 millioen op tegen
f
7.3 millioen
ïn Juni van 1933. De totale opbren’gst over de eerste
zes maanden bedroeg
f 1
millioen meer dan in de
overeenkomstige periode van het vorig jaar.
Een meerdere opbrengst laten de
inkomstenb glas-
‘ting
en de
landelijke inkomsten
zien. Voor ‘de inkom-
stenbelastin’g •bedroeg de netto-aanslag van het be-
lastingjaar 1934 in de eerste zes maanden
f
34.2 mil-
lioen tegenover
f
30.4 millioen in dezelfde periode
van 1933 als gevolg van den veel snelleren aanslag (in
1933 niet opnemen van voorloopigen aanslag). Te-
vens was van grooten invloed de verhoogiiig’ van de
tarieven.
Dé meerdere opbrengst van de Landelijke inkom-
sten 1934 t.o.v. 1933 is slechts van tijdelijken aard. Deze wordt veroorzaakt door nabetalingen eu snel-leré innin’g. De totaal-opbrengsten 1934 zullen dan
ook beneden •die van 1933 blijven.
Betalingen Landrente Java en Madoei’a le halfjaar
1934 en 1933.
Kohierjaar
1934 1983 1934
………..
5491
1933
…………….
2666
5529
1932
…………….
154
2070
1931
…………….
14
43
l93Oenv.j
………
1
Totaal
8326
7643
De
overige belastingen
brachten in •de verslag-
maand
f
1.2 millioen op tegen
f 1.1
millioen ‘in de-
le halfjaar
892
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
10
October
1934
zelfde maand van
1933;
de totaal-opbrengst tot en
met Juni
1934
bedroeg evenveel als in de overeen-
k
–
omstige periode van
1933,
ni.
f 7.5
millioen.
Aan
recht van openbare verkoopingen
en
belasting
op loterijen
werd
tlm.
verslagmaand resp.
f 0.3
mii-
lioen en
f
0.2 millioen minder ontvangen dan in
dezelfde periode van
1933.
De betalingen
op cle
motorvoertuigenbelasting Java
en Macloera
komen in onderstaand overzicht tot
uiting.
Motorvoertu jgenbelasti ng Java cii Madoe rit.
1934
1933
Totaal
West-Javt ……316.1
2.-
318.1
Midden-Javi ….137.7
3.9
141.6
Oost-Java ……133.1
152.2
285.3
Totaal . ..
586.9
158.1
745._
Monopolies.
De ontvangsten van de
monopolies
bleven in de
verslagmaand wederom bij die van Juni
1933 (f 0.6
millioen) ten achter. De totaalopbrengst in de eerste
zes maanden van
1934
was
f
1.8
millioen minder
dan over dezelfde periode van
1933.
6/12
In millioenen guldens
Omschrijving – raming
Opbrengst eerste 6 mnd.
1934 1934 1933 1932 1931 1930 1929
Opiuni ……….6.-.
5.6
6.4
9.2
13.5
18…
20.5
Pandhuizen ……
7._
5.5
7….
9.5
11.5
13.3
11.2
Zout
.
…………8.5
8.6
8.1
7.2
7.7
”.s
8.5
Totaal .. 21.5 19.7 21.5 25.9 32.7 38.8 40.2
Producten.
De exploitatie-ontvangsten van de
producten
be-
droegen in Juni
1934 f 2.9
millioen tegen
f 4.-
millioen over dezelfde maand in
1933
of
f 1.1
mil-
lioen -minder. De totaal-opbrengst in de eerste zes
maan-den van
1934
was echter
f 4.6
millioen hooger-
dan in dezelfde periode van
1933.
Dit verschil wordt voor
f 4.3
millioen veroorzaakt
door de Banlca’tinwinning.
–
6/12
raniing
Opbrengst eerste 6 mnd. van:
Omschrijving 1934 1934 1933 1932 1931 1930 1929
Kina en thee 0.408 0.189 0.144 0.122 0.146 0.283 0.322
Landscaout-
choucbedrijf
1.104 1.203 0.644 0.673 1.122 2.083 3070
Boschwezen
3.924 3.172 3.375 4.086 6.169 7.849 10.253
Bankatin…. 9.958 12.439 8.143 5.408 13.168 17.960 24.512
Steenkolen . . 2.589 2.501 2.615 3.727 5.546 6.714 6.082
Totaal. .18.-
19.5
14.9
14.-
26.1
34.8
44.2
Bedrijven.
De exploitatie-oiilvangsten voor de bedrijvengroep,
verdeeld naar de diverse hedrijven, geven het vol-
gende beeld (in millioen guldens):
1112
In millioenen guldens
Omschrijving raming
J u n i
1934 1934 1933 1932 1931 19301929
Efavenwezen ….
1._
0.8
1.5
0.8
0.8 0.9 0.9
Baggerdienst ….
0.2
0.2
0.15 0.3
0.3 0.3 0.3
Waterkracht en
Electriciteit
–
0.2 0.2 0.2
0.2 0.3
0.2
0.2
Landsdrukkerij
0.1
0.05 0.06
0.1
–
0.1
0.2
0.03
P.T.T.
1
)
2_
1.7
1.9
2.1
2.4
2.6
2.5
S.S.
…………
3._
2.7
3.5 4.3 5.3
6.5
8.4
Tot
……-
6.5
5.7 7.3
7.8
9.2
10.7
12.3
6112
–
Omschrijving
raming
Eerste
zes maanden
van
1934 1934 1933 1932 1931 1930 1929
liavenwezen
.
..
5.9
6.3
6.4 6.6 6.8
7.7
7.2
Baggerdienst ….1.1
1._
1.1
.
1.7
1.3
2.1
2.3
Waterkrachten
–
Electriciteit
.
..
1.5
1.4
1.4
1.5
ii
0.9
0.6
Landsdrukkerij
0.6 0.4
0.4
0.6 0.3
04
0.25
P.T.T.
2)
……..11.8
10.5
11.8
13.1
14.7
15.9
15.5
S_s ………….
18._
15.-
17.4
–
22.5
2
–
7.9
33.1
39.2
Totaal. ..
.
38.9 34.6
38.5
46.1
52.1
60.1
65.1
0)
Excl.
vergoeding
voor
‘
v’rijdoin
van
briefport,
voor
1932 e.
volg. j. bedragende rond
f
350.000.
.
–
)
Exel
vergoeding
voor
vrijdoin van
briefport,
voor
1932 e. volg. j. hedragende
rond
f
2.1
m/m.
Diverse middelen.
De opbrengst van deze groep was in de eerste zes
maanden van
1934 f 0.3
millioen hooger dan in de
overeenkomstige periode van
1933.
Op afstand van grond
en
allerlei
werd onderschei-
denlijk
f 0.7
en
f 0.5
millioen meer ontvangen dan
in dezelfde periode van
1933.
Daartegenover staat echter een mindere opbrengst
aan
.
gevangeniswezen, af koop heerendiensten en
schoolgelden
ten bedrage van resp.
f
0.4,
f 0.3
en
f
0.2 rnillioen
Het algemeen verloop der Landsmiddelen in het
loopencie jaar in vergelijking met de vijf voorafgaan-
de jaren moge hlijken uit het volgende overzicht:
Opbrengst in millioenen guldens
per maand
1929
1930
1931 . 1932
1933 – 1934
Januari. ..
51.8 53.4 45.4 37.2
32.1
35._
Februari .
48.7
42.1 35.8 31.3
26.3 25.3
Maart
.
..
50.3
43.5
36.8
32._
30.-.
28.7
April ……
51.1-
44.9 38.6
31.7
28.2
–
29.9
Mei
……
53.7
.52.2
38.9
–
32.1
31.6
Juni
……
61.0
50.3 45.1
35.2 33.8
32.6
Juli
……
66.8 65.3
48.5 39.6 37.8
Augustus
.
62.1
52.4 46.3 88.8 31.9
–
September
62.2 59.2 46.2 38.8
33.7
October. ..
71.4
57.2
41:7
35.4 34.4
November.
56.1
46.7 44.3
30.5
33.1
Decmber.
72.0
631
–
48.-.
37.2
33.4
–
T/m de maand
Januari. ..
51.8
.
53.4
.
45.4
–
37.2
–
32.1
35._
Februari .
100.5
.
95.5
81.2
–
68.5 58.4
60.3
Maart
. ..
150.8
139.0
118.
100.5
885
89.-
April ……
201.9
183.9
156.6
.132.2
116.7 118.9
Mei……..
255.6 236.1
195.5 164.3 148.3
–
153.4
Juni
……
3
–
16.6
2864
240.6
109.5
182.1 186.1
Juli
……
383.4
351.7
2891
239.1
2198 Augustus
.
445.5
404.1
335.4
278.-
251.7
September
507.7
463 3
381.5 –
316.8
–
285.4
October. ..
579.1
520.5′
423.2
352.2 –
319.8
–
–
November
635.1
567.2 467.5
382.7
352.9
December
.
707.2
630.3
515.5 419.9 386.3
Tenslôtte moge wotden vermeld, dat in de verslag-
– -maand een bedrag ad
f 988.000
is ontvangen wegens
uitvoerrecht np bevoikingsrubber. In verband met het
bijzondere karakter dier ontvangsten is gemeld be-
drag in de voor-gaan-de cijfers niet verwerkt.. –
Begrootingsrekeningen kohierbelastingen.
Belasting jaar
1934
t.o.v.’
1933.
Eerste zes maanden van aanslag.
Aanslag in
mill. guldens
–
–
Belastingsoort
1934
1933
Toelichtingen
Personeele belasting
2.7
3.2
Ondanks de verlaging der
grenshuurwaarden blijft de
aanslag 1934 achter bij dien
van het vorige jaar
I.B. en crisisheffing 34.2
30.4
Rekening houdende met de
verliooging
der
crisishef-
fiog ten bedrage van 55
0/
t o.v.
1933, zijn de aansla-
gen relatief ongeveer even hoog, van zeer veel belang
is de snellere aanslag 1934.
Vennootscliapsbel..
.
4.8
’51
Voor ’33 40 opc., voor-’34
100 opc.
–
Verponding
……7.4
5.3
De aanslag ’34 gaat uit van
de reeds in ’33 opgelegde
aanslagen
Landrente J. en M. 25.2
27:7
Voor ’33 bedraagt de crisis-
ontbeffing gemiddelcj25
o/
o
,
–
–
–
voor ’34 gemiddeld 35 o/.
10 October
1934
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
893
Belastingiaar. 1933 t.o.v. 1932.
Eerste achttien maanden van aanslag
Aanslag in
miii. guldens
Belastingkoort
1933
1932
Toeliclitingen
Personeele belasting
3.7
4.8
Vergelijkbare cijfers
I.B. en crisisheffing 38.4
52._
De heffing is over het ge-
heel genomen ongeveer even
hoog, vergelijkbare cijfers
Vennootschapsbei
. .
6.3
9.
In beide jaren 40 opcenten, vergelijkbare cijfers
Verponding
……7.8
10.1
Met ’33 ving het nieuwe
belastingtijdvak aan, daar.
door scherpe terugval
Landrente J. en M. 25.9
27.1
Decrisisontheffingbedraagt
gem. voor ’32 15
u,
en voor
1
33
25
0
/0
van
den
bruto aanslag
De voorloopige uitkomsten, ‘globaal herleid in aan-
slui’ting
aan
de opstelling
gevolgd in staat 1 van
Bijlage A. van de Financiëele nota 1934, vertoonen
het volgende beeld:
Landsontvangsten.
le halfjaar 1934.
(in millioenen guldens.)
Voorloopige uit-
Verschil tus-
1
12
jaar-
komst le half- schen raming
raming
jaar
en uitkomst
Belastingen
……..
122.1
1)
102.7
1)
-. 19.4
Overschot Monopolies
9.8 11.6
+
1.8
1 B.W.
1.5
0.9
–
0.6
•
,,
Producten
–
0.4
–
0.1
+
0.3
I.B.W.
0.4
1.7
+
1.3
Bedrijven
2.5 2.3
–
0.2
;, I.B.W.
– 2.7
–
2..
+
0.7
Diversen
……….
8.5
7.1
–
1.4
Totaal…. 141.7
124.2
– 17.5
1)
Voor de motorvoertuigeisbelasting Java en Madoera is hierin alleen het landsiiandeel opgenomen.
Stand begrootingsrekeningen der voornaamste kohier-
belastingen.
Dienstj.’34 Dienstj.’34 Dienstj.’33
Omschrijving
Juni1934 eerste6 mud. eerste6mnd.
Personeele belasting
165
2.725
3.266
Ink.bel.encrisisheffing 3.389
35.027
31.480
Vennootschapsbelast
199
5.038
7.314
Verponding ……..276
7.168
6.033
Landrente Java en
Madoera ……..1.259
25.195
27.644
Totaal.
..
. 5.288
75.153
75.737
Dienstj.’33 Dienstj.’33 Dienstj.’32
Omschrijving
Juni1934 eerste 18 mud. ëerste 18 mud.
Personeele belasting. .
4
3.873
5.047
Inkomstenbelasting en
Crisisheffing
95
39.667
54.687
Vennootschapsbelast
15
9.245
12.125
Verponding ………171
8.825
12.996
Landrente J. en M. . -1.326
25.973
27.054
Totaal.
.. . –
1.041
87.583
111.909
AANTEEKENINGEN.
Naar, devaluatie van den Gulden.
Het vraagstuk van onze monetaire politiek, dat de
gemoederen reeds meer dan een jaar b&zig houdt,
is in den laatsten tijd van aspect veranderd. Er is
een evolutie in de denkbeelden op te merken – niet
alleen in Nederland, maar ook in andere goudianden
– waaraan een ieder, die in dit vraagstuk belang-
stelt, niet voorbij kan gaan. Wij bedoelen met deze
evolutie de verplaatsing van het vraagstuk van de
theorie naar de practijk. Tot voor ‘kort werd een
wijziging van onze monetaire politiek •gepropageerd
door, zooals de tegenstanders het noemden, t’heoretici
en ,,belanghebbenden”
t)
‘) Wij plaatsen dit wooi’d tussehen aauhalingsteekens,
omdat inCH het doet ‘voorkoimieim, alsof cle tegenstanders
geen belanghebbenden zouden zijn, doch geheel onpartijdig
tegenover dit pt’obleeni zouden staan.
• – In den ‘laatsten tijd dringen uit verschillende krin-
–
gen geluiden door, die hetzij direct, hetzij in de toe-
komst (na’.de stabilisatie van Dollar en Pond), een
wijziging van onze monetaire politiek noodzakelijk • achten. Weliswaar is men het niet steeds eens over iden aard van de wijziging van onze monetaire poli-
tiek, doch er ‘bestaat in 200verre eenstemmigheid,
‘dat de huidige goudpariteit van onzen Gulden nadee. lig wordt geacht voor onze volkshuishouding.
De brochure van den heer E. D. van Walree, die
deze week onder boveustaanden titel is verschenen
1),
is in dit opzicht van bijiondere beteekenis, omdat
hier een persoon aan het woord is, die en door zijn
vroegere posities en door zijn internationale kennis,
tot een bevoegd oordeel in staat is. De heer Van
‘Walree is bovendien een voorstander, van het hand-haven van den gouden standaard, maar pleit in deze
brôchure voor een verlaging van de goudpariteit van
den Gulden. Naar zijn meenin.g komt het verlaten
van ‘de goudbasis niet in aanmerking, zoolahg dnze
monetaire positie nog zoo krachtig is, omdat de als
gevolg daarvan te verwachten schommelingen van de
wisselkoersen, uit oorzaken aan onze Zijde, zeer sto-
rend ‘op het rakeuleven zouden werken.
De voordeelen van devaluatie zijn volgens ‘hem in
het kort:
lo. de snellere aanpassing aan de ‘gedaalde goede-reuprjzen;
2o. de schuldverlichtiug voor debiteuren;
3o. de verhoogde mogelijkheid tot mededinging met
het buitenland.
De huidige regeeringspolitiek leidt, aldus de
heer Van W’alree, tot een gevoel van klimmend pes-simisme. ,,Durft de regeering om andere dan econo-
mische redenen een rigoureuze deflatie over •de ge-
heele linie niet aan, en blijft zij op twee gedachten
hinken, dan is ‘van vasthouding aan de oude waarde
van den Gulden stellig geen uitkomst te verwachten.
Ik kan niet anders ‘zien dan dat wij ons
in:
dat geval
op een langen verderen duur van de malaise ‘hebben
voor te bereiden.”
Deze uitspraak, ‘die wij ten volle ‘kunnen onder-
schrijven en waarop in deze kolommen herhaaldelijk
is gewezen, wordt reeds’ door de meeste recente ge
gevens ‘bevestigd. Belangrijk is ook de uiteenzetting
over de gevolgen van devaluatie voor onzen invoer.
,,Uit ‘het feit, dat tot op den huidigen dag van een
duur’zamen druk op den Gulden nog geen sprake is ge-
s’eest, niag worden afgeleid, dat het exces van iniporten
boven exporten ter hoogte van ca. 50 pCt. (Jan-Aug.
1934 invoer 714 millioen, uitvoer 466 millioen) met deze
diensten, renten en terugbetalingen, en de andere zooge-
naamde onzichtbare posten van de betalingsbalans betaald
is kunnen worden, of anders gezegd, dat ons deze 50 pCt.
goederen door het ‘buitenland uit andere oorzaak dan
tegen goederen werden geleverd. Het import overschot
stelt derhalve betalingen voor bu iteulandsche rekening
voor, en nu kan ‘het geen ‘twijfel lijden, dat ‘het buitenland
gemakkelijker aan zijn verplichtingen tegenover ons land,
voor zoover die in Guldens luiden, zal kunnen en willen
voldoen, naarmate het equivalent in de eigen umuut kleiner
is. Duitschland is uit den aard der zaak liever Zijne dooi’ koersverlaging verlichte schulden ‘in Ponden en. J)ollars
nagekomen dan die in Guldens, invoer uit de genoemde
oorzaak beteekent zeker geen veral’miug; integendeel moet
worden aangenomen, dat verarming eerst dan zal ont-
staan; wanueer wij wegens te groote duurte geen diensten
meer kunnen bewijzen. Bovendien loopeu wij het gevaar
onze vorderingen wegens renten en kapitalen in het ge.
heel niet betaald te ‘krijgefl, wanneer wij, in goederen
uitgedrukt, een tehooge tegeuwaarde van ‘het ‘buitenland
blijven verlangen.”
In verschillende beschouwingen doet men het voor-
komen, alsof de regeering de weg van den. meesten
weerstand hewandelt.. Dit is niet geheel juist. De
regeering heeft weliswaar dezen weg
gelcozen,
maar
daarna zijn aiieilei zijwegen ingeslagen, omdat de
hoofdweg te glad bleek. En langs deze zijwegen is
het doel niet te bereiken en loopt. men.het gevaae
‘) l)i’u’kkerij en Uitgeverij J. IT.. de .Bussy, Amsterdam
894
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
10 October 1934
tenslotte te verdwalen. De heer Van Walree twijfelt
aan de politieke mogelijkheid van een consequente
deflatie-politiek, en merkt •dienaangaande et vol-
gende op:
,,Een consequent doorgevoerde deflatie vergt meer moed
en uithoudingsvermogen dan van een moderne samen-leving kan worden verlangd en onder een parlementair
regeeringsstelsel kan worden volgehouden. •Wij hebben
het meegemaakt, hoe men èn in Japan èn in de Vereenig
–
de Staten voor die consequentie is tcru’ggedeinsd, en hal-
verwege is omgedraaid. Trouwens ook te onzent is men
reeds afgeschrikt voor de onvermijdelijke gevolgen der
deflatie. Door den landbouw’steun is het aanpassings-
proces der binnenlandsche prijzen onderbroken, zoo niet
feitelijk teniet gedaan. Wij bevinden ons in den vicieuzen
toestand, dat aan beide einden van het economisch koord
wordt getrokken. Om het heilige huisje van den Gulden
toch maar niet aan te raken, zijn wij in een toestand van
prijsvervalsching geraakt, welke ons geheele economisch
bestel vergiftigt.”
Terecht wijst de heer Van Welree er op, dat deva-luatie geen panacee vormt, geen maatregel is, welke
op eenmaal een einde zou kunnen maken aan onze
economische nooden. Ook na devaluatie zal versobe-
ring noodzakelijk blijken, zal 4e overheidszorg binnen
dragelijke grenzen moeten worden teruggebracht.
Devaluatie zal echter de crisismaatregelen doen ver-
minderen, de belastingophren’gst doen toenemen en
zoodoende de aanpassing vergemakkelijken.
De tegenstanders van devaluatie geven gewoon-
lijk toe, dat
bij
invoering een zekere opleving niet
uitblijft, maar dat deze slechts van korten duur zal
zijn. Dit argument verwerpt de schrijver met een ver-
wijzing naar het buitenland. Wij behoeven bij dit
punt niet stil te staan, omdat elders in dit nummer
het laatste gedeelte verschijnt van een beschouwing,
die hierop nog eens opnieuw •de aandacht vestigt.
Wat de strijd in ‘het openbaar over devaluatie be-
treft, wijst de heer Van Walree op het volgende:
,,Zoo ten onzent in den laatsten tijd de stemmen van
hen, die niet gelooven in de muntpolitiek van Regeering en Nederlandsche Bank eenigszins zijn verstomd, dan is zulks geenszins daaraan toe te schrijven, dat zij ongelijk
zouden erkennen, maar aan den prijzenswaardigen wensch
de Regeering niet te bemoeilijken in haai nationaal stre-
ven het budget in evenwicht te brengen. Nu dit althans
op papier is bereikt, en de conversies zijn afgeloopen,
behoeft dat stilzwijgen echter niet langer te worden he-
stendigd, wanneer de teekenen al te duidelijk worden,
dat wij ons op den verkeerden weg bevinden.
Onder de tegenstanders van devaluatie wordt toege-
geven, dat van onverauderde handhaving van het goud-
blok •geen sprake meer kan zijn, wanneer nog een van
de voornaamste leden zonde afvallen. Velen onder hen
betreuren achteraf, dat wij in 1931 niet met Engeland
zijn meegegaan. Anderen meenen, dat in elk geval met
devalueeren moet worden gewacht totdat Engeland en
Amerika hun onderling depreciatiespel hebben uitgevoch-
ten. Altegader zijn dit uitingen, welke de zvakte van
onze eigen positie in het licht stellen. Het is geenszins
bevredigend, dat wij een lijdende rol zouden moeten blij-ven vervullen, en de toekomst van ons bedrijfsleven zou-
den moeten laten blijven afhangen van het bon plaisir
van de overige leden van het goudblok, of van Engeland
en Amerika.
Ik geloof dat wij krachtig genoeg zijn om ons lot in
eigen hand te nemen en op eigen gezag cii eigen risico tot devaluatie te besluiten. Wanneer ik zulks met over-
tuiging aanbeveel, dan doe ik zulks èu om de te verwach-ten rechtstreaksche voordeelen, èn uit overweging dat het
alternatief meer bezwaren en meer onbillijkheden met zich
brengt.”
De heer Van Walree eindigt zijn beschouwingen
met de opmerking, dat het verlossende woord door
het landsbestuur moet worden gesproken. Van •de
regeering Colijn, welke in zake de ‘handelspolitiek
getoond heeft ‘de eischen van het oogenblik te begrij-
pen, mag zeker geen dogmatische houding tegenover het geldvraa’gstu’k worden verwacht. Bij hare ‘beslis-
sing moge de regeering zich er rekenschap van
geven, dat onthouding ten deze even groote ver-
antwoordelijkheid oplegt als ingrijpen.
v. d.
V.
De industrialisatie van Japan.
(Pra,eadviezen voor de Vereeniging voor de Staat-
huishoudkunde en de Sta,tistiek.)
De heer Th. Ligthart ‘is de eenige der ititgenoodig-
de praeadviseurs, die een volledig antwoord heeft
samengesteld op de raa’g: ,,Welken invloed heeft de
industrialisatie van het Oosten, inzonderheid van
Japan, op het economische leven van Nederland en
Nederlanllsch-Indië? Geeft dit proces aanleiding tot
wijziging van de economische politiek ‘ der laatstge-
noemde landen?” De andere praeadviseurs zullen, het-
zij nog voor de jaarvergadering dier vereeniging, een
kort résumé van hun inzicht schriftelijk geven, hetzij
dit mondeling ter vergadering naar voren brengen,
gelijk het bestuur in den oproep voor de jaarvergade-
ring mededeelt.
Het praea’d’vies van den heer LigtShart tracht de
thans zoo uiterst actueele vraag op
zakelijke
en con-
crete wijze te beantwoorden. Daarbij schroomt hij
niet,
gelijk
men van hem kan verwachten, om duide-
lijk voor zijn meening uit te komen, ‘die in vele op-
zichten sterk van de algemeen heerschende opinie
afwijkt.
Na een ‘beknopt maar goed gedqcumenteerd over-
zicht van de geografische en geologische situatie van
Japan te hebben gegeven en in vogelvludht de histo-
rische ontwikkeling van dat land te hebben ‘he-
sdhouwd, vooral in economisch opzicht, gaat hij over
tot de behandeling van den tegenwoordigën toestand
en de huidige problemen.
Het is zeer nuttig de door den heer Ligthar’t ver-
zamelde ‘gegevens goed in het geheugen te prenten.
Daaruit ‘blijkt, dat. Japan een land is, waarvan de
bodem nauwelijks in staat is zijn bevolking van een
bescheiden hoeveelheid voedsel te voorzien, terwijl
de uitbreidingsmogelijkheden van de agrarische pro-
ductie zeer beperkt zijn. Het heeft geen mineralen,
produceert, behalve zijde, nagenoeg geen grondstoffen
voor zijn industrie, en het heeft nagenoeg geen kolen
en petroleum. Het is een land, dat voedingsmiddelen
invoert en het in ‘de toekomst nog in sterkere mate
zal moeten doen, en dat door •de natuur in het al’ge-
meen in economisch opzicht slecht bedeeld is. Des te
opmerkelijker is de kracht der Japansche industrie,
die gebaseerd moet zijn op ingevoerde ‘grondstoffen.
Geheel in overeenstemming met dit beeld van de economische structuur van het land ‘is dan ook ‘het
feit, dat Japan een invoeroverschot heeft, behalve in
1933, toen er van een klein exportsaldo sprake was.
In het algemeen echter koopt Japan meer in het
buitenland dan dat het daarheen levert. Daar het
door de depreciatie van den Yen voor die ingevoerde
grondstoffen veel moet betalen, is ‘het wel nood-
zakelijk, dat er buitengewoon ‘goedkoop wordt gepro-
•duceerd, wil men in staat zijn als exportiand te kun-
nen concurreeren. Deze goedkoope productie wordt
mogelijk gemaakt door bedrjfsefficiëncy, gepaard
gaande aan een goed doorgevoerde Organisatie van
den uitvoerhandel.
De heer Li’gthart staat geheel op het standpunt,
dat export voor Japan een levensvoorwaarde i’s. Zou
het land niet meer voldoende kunnen uitvoeren, dan kan ‘het geen invoeren meer betalen, ‘dan zouden er
verarming, ja nood, hun intrede doen. De moeilijk-
heden liggen niet bij Japan, maar bij die landen, die
den invoer van Japansche goederen belemmeren, zoo-
als b.v. Britsdh-Indië ‘met Japansche ka’toentjes heeft
gedaan. Zeer scherp veroordeelt de praeadviseur de politiek van schepping eener in’heemsche katoenin-
dustrie in Britsch-Indië, die te duur produceert en
door ‘hooge invoerrechten moet worden beschermd, ten ‘bate van een kleine klasse van inheem’sche tex-
tielfabrikanten. In verband hiermede waarschuwt hij
tegen een soortgelijke fout, ‘die in Nederlandsch-Indië
gemaakt zou kunnen worden. Wel is
hij
bereid, des-
noods een tijdelijke contingenteering ten bate van
10 October 1934
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
895
een opkomende eigen industrie in Ned.-Indië te aan-vaarden, mits vaststaat, dart deze •op den duur tegen
werel’dkostprijs zal kunnen produceeren. Van een
contingenteering ten gunste der moederlandshe tex-
tielindustrie verklaart hij een beslist tegenstander
te zijn.
In tegenstelling tot de gangbare opinie ontkent de heer Ligthart het bestaan van een Ja.pansch concur-
rentiegevaar. De Japansche export maakt slechts on-
geveer 3 pOt. van den wereldexport uit, en Japan is
volstrekt niet in staat genoeg te produceeren om
andere productie-landen van de wereidmarkten te
verdrijven. Zelfs Ibij katoenen goederen is dit niet het
geval. Wel is de Japansche export van katoenen stuk-
goederen de laatste jaren met 300 millioen Yard toe-
genomen, maar dit is geen groot quantum. De moei-
lijkheden
zijn
ontstaan, omdat •de wereidhandel hier
in dezelfde periode met 3 milliard Yard verminderde.
Hiervan draagt Japan echter niet de sdhuld, rnaar
die landen, die onder protectie een eigen binnenland-
sche textielindustrie zijn gaan kweeken.
Nederlandsch-Indië is een uitlaatklep voor de Ja-
pansdhe producten, nu de Britsch-Indische markten,
die in Cochin-China en Achter-Indië, door regeerings-
maatregelen beperkt zijn en China door verarming
niet veel kan afnemen. Voor de Indische bevolking
is cle invoer van goedkoope Japansche producten een voordeel, en dit
zal
voor de geheele wereld het geval
zijn, wanneer men de tegenwoordige ,,duurte econo-mie” zal hebben vei1ateu om tot een normale econo-
mie terug te ‘keeren.
De heer Lighart betreurt het echter, dat Japan
zelf ‘ook aan bescherming mededoet, en b.v. door het bevorderen van de suikercul-tuur op Formosa den in-
voer van Nederl.-Indischen suiker vrijwel overbodig
heeft gemaakt. Ook noemt hij de subsidieering van
den Japanshen export ongezond. Hij hoopt echter,
dat er met de Japansche regeerin’g te praten zal zijn, wanneer men maar voldoende Japansch’e •goederen
afneemt.
Wij hebben ‘hier slechts eenige -grepen uit’ het prae-
advies gedaan, •daar de plaatsruimte geen volledige
besprekin’g toestaat. Wij -hopen hiermede ‘te -hebben
aangetoond, dat het ontwoord van den heer Ligthart
zeer veel
feitelijke
gegevens bevat, die men behoort
te kennen, wanneer men over ‘de vraag der Japansche
concurrentie een oordeel venscht uit te spreken. Een zeer interessante -discussie op de basis van dit prae-
advies is zeker mogelijk.
Koffie-statistiek over September 1934.
De dezer dagen verschenen Statistiek van de Fir-
ma G. Duuring & Zoon te Rotterdam geeft aan, dat
in September de aanvoer geweest is, als volgt:
1934
1933
1932
bn.
bii
‘bn.
in Enropi. ……………
620.000 – 818.000
627.000
Ver. Staten van Amerika
793.000 936.000 750.000
Totaal ….
1.413.000 1.754.000 1.377.000
De Aanvoeren in Europa en in Amerika tezamen
gedurende de eerste negen maanden van het jaar be-droegen 17.594.000 balen tegen 17204.000 ‘balen in
1933 en 15.977.000 balen in 1932.
De Afleveringen in September waren:
1934
1933
1932
bn.
‘bn.
bo.
in Europa ……………
781.000
807.000
885.000
Ver. Staten van Amerika
891.000 1.029.000 883.000
Totaal….
1.672.000 1.836.000 1.768.000
De Afleveringen in Europa en in Amerika tezamen
gedurende -de eerste negen maanden van het jaar
waren 17.113.000 balen tegen 16.633.000 balen in
1933 en 16.701.000 balen in 1932.
Vanaf 1 Juli tot 30 September waren de Aanvoe-
ren in Europa en in Amerika tezamen 4.514.000 balen
tegen 5.536.000 balen in 1933 en 3.748.000 balen in
1932, terwijl de Afleveringen bedroegen 4.967.000
balen tegen 5.316.000 balen in 1933 en 4.963.000
balen in 1932.
• De zichtbare voorraad was op 1 October in Europa
2.796.000 balen tegen 2.957.000 ‘balen op 1 Septem-
ber. In Amerika bedroeg hij 818.000 balen tegen
916.000 balen op 1 September. In Europa en in
Amerika tezamen was de zichtbare voorraad dus op
1 October 3.614.000 balen tegen 3.873.000 balen op
1 -September. Hij ‘bedroeg op 1 October 1933 –
3.306.000 ‘balen en op 1 October 1932 – 3.330.000
balen.
De zichtbare wereldvoorraad was op 1 October
8.308.000 balen tegen 8.509.000 balen op 1 Septem-
ber en 7.109.000 balen verleden jaar (in deze cijfers
zijn niet
–
‘begrepen de voorraden in ‘het binnenland
van Brazilië, waarvan het
cijfer
van 1 October nog
niet bekend is, doch die op 1 September bedroegen 2.160.000 balen en op 1 Octoler 1933 – 14.185.000
balen).
Rotterdam, 4 October 1934.
Raming van de Europeesche bietsuikerproductie
F. 0. Lioht publiceerde op 30 ‘September
zijn’
eersté
raming der ‘bietsuikerproductie, welke hieronder volgt:
1934
f
35
1933f 34
1932f’33
le R’aming
Opbrengst Opbrengst Metr. tous
Metr. tons Metr. tons
Duitsohiand
………
1.625.000
1.447.365
1.103.550
Tsjecho-Slowakije
. . . .
575.000 515.552
627.569
Oostenrijk
………..
195.000 170.458 164.899
Hongarije
………..
120.000
135.567
103.410 Frankrijlc
………..
1.100.000
937.812
1.015.370
België
……………
240.000 247.017
264.557
Nederland
………..
245.000 293.698 243.008
Denemarken
………
150.000
254.000
191.770
Zweden
………….
270.000 304.793 235.351
Polen
……………
425.000
347.199
422.148
Italië
……………
310.000
303.369
322.875 Spanje
…………..
332.000 259.362 283.204
Groot-Brittannië
660.000
531.298 382.853
Andere
landen
……..
345.500
420.004
266.521
Europa zonder Rusland
6.592.500
.
6.167.494
5.627.085
Rusland
………….
1.500.000
1.100.000 800.000
Europa
mci.
Rusland .
8.092.500
7.267.494
6.427.085
BOEKAANKONDIGINGEN.
Die Entwickiung der Weittonnage im
Zusammenhang mit dein Weithandels-
voluinen
door Dr. Ernst Schuitze, Di-
plom-Volkswirt.
Na een historisch overzicht van de ontwikkeling
der wereldtonnage, en van ‘de bedrjfs- en organisatie-
vormen, die in -de scheepvaart voorkomen, ‘volgen cij-
fers over de toeneming van de vrachtruimte sedert het einde der vorige eeuw, en meer technische be-
schouwingen over de kwaliteit der tegenwoordige we-
reldvloot. Daarna volgt een bespreking van het ver-
band tusschen.
–
tonnage en wereidhandel, terwijl de
studie besluit met een onderzoek naar de gevolgen
van het teveel aan scheepsruimte.
Ook hier ziet men weer, dat de scheepvaart zoowel
economisch als technisch georiënteerd is. Weinig men-
shen zijn op beide gebieden grondig ‘geschoold. Wie
alleen technisch onderlegd is zal met ‘bizondere be-
langstelling van ‘de economische beschouwingen ken-
nis nemen. Daarin worden o.a. behandeld: de oor-
zaken die tot splitsing in -tramp- en lijnvaart leid-den;
de concentratie-‘ten-denzen, die men bij de laatste
vindt, in tegenstelling tot het meer individualistische
karakter van -de wilde vaart; structuurveranderingen in -den werel-dhan-del; vrachten en tarieven; en ten-
slotte het probleem der scheepvaartsubsidies.
Men lees-t dan echter tot zijn verbazing, -dat Neder-
land tot de ,,Su-bventionsfreudige” landen gerekend
wordt, tot de landen, die daarom na 1914 hun vloot het
896
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
10 October 1934
1
iterkt konden uitbreiden en dientengevolge het meest
de schuld dragen van het teveel aan scheepsruimte.
Nu is -de methode om één enkel jaar (1927) als maat-
staf voor dan omvang der subsidies in verschillende landen te nemen op zichzelf al minder juist. Boven-
dien wordt de geciteerde bron (Siegert: Die Subven-
tionen der Weltschiffa’hrt) onvolledig aangehaald.
Siegert geeft voor ons land, bij ‘gebrek aan betrouw-
bar.e cijfers, als
schatting
voor 1927 hetzelfde bedrag
als voor 1913, nl.
f
2.150.000.-. Uit de publicatie
van Mr.. J. A. Kok: ,,Scheepvaartheseherming in Ne-
derland en Ned.-Indië” blijkt, -dat dit bedrag voor 1913
inderdaad juist is; maar in 1927 was het slechts
f
1.283.000.- (verstrekt aan de K.P.M. en S.M.
,,Zeeland)….
De implicatie, .dat de groei van onze
koopvnardijvloot een gevolg zou zijn van subsidies is
‘onhoudbaar.
In fig. 7 worden, voor verschillende leefij’dsklassen
(0-5 jaar, 5-10 jaar enz.), lijnen gegeven van het
percentage, dat elke klasse in den loop der jaren van
het totaal uitmaakte. Daaruit blijkt -dan, ,,’dasz der,
Prozentsatz ‘der jungen Tonnage immer weiter zurück-
1
geht zugunsten ‘der lilteren ‘Klassen”, d.w.z. ‘dat de
kwaliteit der werel’dtonnage, beoordeeld naar den
leeftijd, vermindert. Maar daarom gaat het niet; er- is’
omstreeks het einde van .den wereldoorlog een teveel
aan tonnage gekomen, waar ‘wij nu nog mee opge-
1
sc’heept zitten. Indien men, met intervallen van 5
jaar, de tonnage van elke leeftij’dsklasse boven elkaar
uitzet, en vervolgens het punt aangevende de ton-
nage met een leeftijd van 0-5 jaar in 1923, verbindt
met dat ‘van de 5-10 .jari.ge tonnage in 1928, enz.,
dan zal
duidelijk
blijken, ‘dat men zich speciaal in de
jaren 1918-1923 ,,overbouwd” heeft. Die scheeps-
ruimte was bovendien abnormaal ‘duur in aanschaf,
en staat technisch niet veel boven het peil van véér
den oorlog. Die tonnage kan men niet’ kwijt; ze is
verouderd maar niet versleten en vermoedelijk onvol-
doende afgeschreven.
In’ fig. 16 vindt men uitgestrookt de indexcijfers
voor werel•dtonnage, wereldhandelsvolume, en vrach-
ten, over de jaren 1920 t/m 1932. Daaruit wordt de
conclusie ‘getrokken, dat de vrachten ‘daalden tenge-
vol’ge van de sedert jaren stijgende overmaat aan
scheepsruimte. Beziet men echter de periode 1922 t/m
1927, dan blijkt de index voor de tonnage tamelijk
stabiel te zijn (schommelend tusshen 136 en ‘140),
terwijl de iandelsin’dex steeg van 90 tot 123. In die
jaren ‘bleef dus het
aanbod
van scheepsruimte con-
stant, terwijl de
vraag
belangrijk toenam. Wanneer
desondanks -de vrachtindex daalde van 112-101, ‘dan
lag ‘de oorzaak niet in een stijgende overmaat aan
scheepsruimte. Vermoedelijk ‘daalden in ‘die jaren de
kosten van het vervoer, tengevolge van technische
vooruitgang, betere havenoutillage, soberder bedrijfs-
organisatie. Dalende vrachten behoeven niet uitslui-.
tend het gevolg te zijn van een teveel aan scheeps-
ruimte.
In het slotwoord wordt gepleit voor •de oprichting
van een ‘Internationale Kamer voor de scheepvaart.
Ir. J. W.
BONEBAKKER.
MAANDCIJFERS.
HYPOTHEEKRENTE IN NEDERLAND.
Maand
strm
Arnhem
n?ntn
Den Haag
VoUe
ei
dom
Middel-
Rotter-
Zwolle
1933
Jan.
.
4.375
5
5.-
–
5
5.-
5
Febr.
5
5
4.84
–
5
4.79
51)
Mrt.
.
4
5
4.50
5 5
4:96
4
1)
April
4
2)
5
4.88
5
_5
.
4.62
_5
3)
Mei..
q
5
q4)
5.
5 5
4.65
–
Juni
.
4
5
5.-
5 5
4.50
55)
Juli.,.
q
5
‘
4.96
5 5
4.50
5
Aug.
4.896)
5
5._
–
5
‘
4.75
–
Sept.
4.756)
5
5.-.
5.09
5
4.75
–
Oct. 4
7)
q
5.-
5 5
4.70
5
Nov.
4.928)
41
5.-
–
5
4.62
41-5
Dec.
.
4.75
5
5.-
5 5
4.50
_5
1934
Jan.
.
*
9)
5
5.-
5 5
4.50
41
Febr.
q
5
4.69
5 5
4.68
5
Mrt.
.
4
5
4.64
5 5
4.55
5
April
q
4
4.70
5 5
4.50
4_510)
Mei..
4
q
5.-
‘5
5
4.50
Juni.
4.5511)
q
–
5
4.50
Juli
.
4.50
4
4.78
5
5
4.5012)
45
Aug.
4.42
4
4.50
4
.
5
5
4.56
4.33 41 4.75
.-
5_4
4.50
Op landerijen werd bij dubbele overwaarde hyp. verstr.
tegen * en q
0
/0.
Één hypotheek op erfpacht &
5
0
,0.
Naar gelang van de waarde van het onderpand.
Bij de Nutsspaarbank
4
pCt.
4 _3%
op zeer gunstige onderpanden.
Op erfpacht
53
0/,
Op erfpacht
0. 4
0/
s
.’
Op erfpacht gem.
5
0/,,.
–
Op erfpacht
4
0/.
Bij extra ‘veel overwaarde,
b.v. 50
0
/0,
bedroeg de rente
qo
0
.
Op erfpacht
4
0
/0.
Voor hypotheken tQt een gezamenlijk bedrag van
f 34.500.-
en
4.25 Ofo
voor een hypotheek van
f10.000.-.
Nadruk verboden.
G IRO-IÇANTOOR DER GEMEENTE AMSTERDAM.
Juni
1933
Juni
1934
Giro’s
(eenzijdige ver-
In
millioeneni
A
antal
In
ilmillioenenl
1
Aantal
melding)
_______
Girobetalingen aan:
gemeente.iustellingen
f
98.3
44.176
f
63.5
41.202
particulieren ………
,,
19.4
173.582
,,
19.7
160.972
Gek/omzet.
,,
4.7
8.074
4.8
7.663
Betalingen ………..
,,
7.7
33.261
87
36.961
Ontvangsten ………
Part.rekeninghouders
,,
28.6′
52.178
2
39.4′
49.712
2
Gelden voor 1 jaar vast
.
hebben gedeponeerd
..1..Id
+
,,
9.8
10
P;.,d.,
3.9562
d-
10.9
…-I
4.353
2
—–
s..’..
-,
AANVOEREN
in tons
van 1000 EG.
Rotterdam
–
Amsterdam
Totaal
Artikelen
30 Sept. -6
Sedert
Overeenk.
30 Sept -6
Sedert
Overeenk.
1933
–
,
Oct. 1934
1Jan. 1934
tijdvak
1933
Oct. 1934
1Jan. 1934
tijdvak
1933
–
.
23.384
1.042.231
1.153.333
–
29.205
21.611
1.071.436
1.174.944
‘7.416
331.555 306.060
–
15.257
–
6.369
346.812
312.429
Tarwe
………………..
Rogge
…….
…………
–
237
17.699
18.240
.
–
–
25
17.699
18.265
Boekweit …………….
MaIs ……………….
–
13.493
701.023
830.632
15.289 179.276
12.445
880.299 993.077 3.532
290.688
320.164
500
41.980 32.058 332.668
312.222
6.669
98.901 108.296
–
3.195
3.808
102.096
‘
112.104
1.590
166.244′
162.571
8.985
189.242 197.402
355.486 359.973
Gerst
……………..
Haver
……………..
Lijnkoek
.
…………….
12
56.161
93.729
–
25
200
56.186 93.929
Lijnzaad
……………
Tarwemee…………..
156
15.642 14.050
–
203.
2.411
5.271 18.053 19.321
Andere meelsoorten ..;.
–
1.442
45.260
41.587
–
5.655
7.797
50.915
49.384
10 October 1934
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
897
OVERZIORT VAN DE
INDISCHE
MIDDELEN.
STATISTIEKEN.
(In duizend
Guldens)
BANKDISCONTO’S.
DiscWissels.
219Sept.’33
Ned.1Bel.Binn.Fff.3
Bk.
19Sept.’33
Lissabon
•… 5
8Dec.’33
Londen ……2
30Juni’32
–
Omschrijving
Juni
Eerste zes
nd. 1934
Eerste zes
11112d. 1933
Belastingen
.
.
Vrsch.inR.C. 3
19Sept.’33
Madrid ……6
26Oct.’32
8
41
26
Athene
7
14Oct.’33
N.-YorkF.R.B.
4
1Feb.’34
Invoerr.
mcl.
Landsgoed
4.852 24.785 22.868
Batavia.
:: :::::::
4
1 ,J’s
’34
Oslo
.
……..3
22Mei’33
Uitvoerr. inc!
Landsgoed
311
1.930 1.112
Belgrado
……..6
16Juli
34
Parijs
.
…… 2
31Mev ’34
Accijns opged’istilleerd
81
}
423
282
Berlijn ……….4
22Sept.’32
Praag
……
325Jan.’33
13.7
28
Boekarest …….. 6
5Apr.’33
Pretoria
.
..
.
315 Mei’33
petrolcuv, euz.
1.739
13.516
Brussel ………. 21
28Aug.’34
Rome……..3
11Dec.’33
lucifers
243
1.05
1.640
Budapest ……..4
17Oct.’32
Stockholm
.. 21
1Dec.’33
868
4.212
5.872
Calcutta
……..31
16 P’eb.’33
Tokio
.
..3.65
2Juli’33
563 3.161
.Dantzig
……..4
21Sept.’34
Weenen ……
427Juni’34
Andere ontv. I. U. en A
24 123
100
ifelsinglors ……4
20Dec.’33
Warschau…..5
26
Oct.
’33
187
952
.1.006
Kopenhagen
…. 2
1Dec.’33
Zwits. Nat. Bk. 2
22Jan.’31
Personeele belasting
345
1.519
1.776
OPEN MARKT.
Inkomstenbel. en’ Crisish
3.802 17.096
15.199
Statistiekreclit
…………
Vennootschapsbelasting
.
468
5.580
6.741
Couponbelasting
73 88
250′
–
503
–
855 868
4.326 4.310
Recht van openb. verkoop
48.
.
700 1.043
791,
3.870 3.722
Oversehr. van vaste goed
130
861
832
–
Recht v. suec. en overgang
15 97
193
6
63
45
Verg.
dobbeltafels
speel- en
–
433
–
2.541
2.610
Bijaondere bel. buitengew.
4 23
39
8
35
15
Pachten
………………
Landelijke inkomsten
2.507
9.367
8.684
Belasting op loterijen …
81
505 706
Motorvoertuigenbe!.
Java en Madoera
110 745
1)
Koers van 5 Oct. en daaraan voorafgaande weken tlm. Vrijdag.
talak
……….
suiker ……….
Motorbelasting i.d. BL Gew.
4,9
321
262
Opgeheven belastingen
41′
46
–
1
WISSELKOERSEN.
+
18.743
98.996
94.009
Totaal
KOERSEN IN NEDERLAND.
Ifonopolies.
Vermogensbelasting …….
Verponding
–
……………
Opium excl. opiumfabriek
966
.
5.572
.
6.394
Zegelreeht
……………..
941
5.459 7.003
1.327 8.651
8.102
Slachtbelastingen ……….
Totaal
3.234
‘Ï82
‘
21.499
aoofdgeld
……………..
Pandhuizen ……………
Zout
…………………
Producten.
45 189 144
Landscaoutchoucbed.rijf
162
1.204 644 572 3.171
3.375
Banka-tin
…………….
1.721′
12.439
8.143
Steenkolen …………….
442
2.501
2.615
Totaal
Bedrijven.
2.9ff
19.504
14.921
813
6.346
6.453
162
976 1.090
Kina en Thee …………
Waterkracht en Electricit
233 1.355 1.376
Bschvvezen ……………
Land.sdrukkerij
49
354 453
Post., Telegr.- en Tel.dienst
1.721
10.544
11.783
Spoor. en Tramwegen
2.687
15.005
17.391
Haven-wezen
…………..
Baggerclien.st
………….
Totaal.
.
5.065
34.580
38.546
Diverse
middelen.
Winstaandeel ,,Billiton”
–
–
–
–
Winstaandeel Jav. Bank
–
–
–
Afstand van grond
273
2.385
‘
1.653
Mijnconcessies
………..
41
310
251
Boeten
en
verbeurdverki
90
456
438.
Leges en salarissen
38
‘202
204
Hef!. t..z.v. gesl. werkover.
.
2 19
43
Opbrengst d. Weeskamers
40
251
‘
331
Kadaster
……………..
18
124
148
Ontv. Gevangeniswezen
137
1119
1.557
Afkoop heerendienst. B.G.
83
379
716
363
2.344 2.537
Ontv. ziekeninricht. enz.
65
.
439
377
IJk van maten en gew.
81
.
340 302
Verk. en ver.h. van huizen
.134
892
999
–
In ‘t lsfe’of 2de No. van iedere maand komt een’ 6vzicht
Schoolgelden
……………
Ontv.
waterleidingen
….
28
203
189
voor van een aantal niet wekelijks opgenomen wisselkoersen.
194
1.235 1.201
KOERSEN TE NEW YORK. (Cable).
Allerlei
239
326
1.429
1.266
1.381
13.393
13.086
Totaal
’21
Recapitulatie.
Bakengelden
…………..
Loodsgelden
…………..
18.743
98.996
94.009
………………
monopolies
3.234
19.682
21.499
.
2.942 19.504
14.921
Totaal belastingen
……….
5.665
34.580
38.546
producten
……….
bedrijven
………..
diverse middelen
–
2.152
13.393
13.086
32.736
186.155
182.061
Totaal generaal
________ _________________________
1934 1933 1932 1914
6Oct
1/6
24(29
17(22
2/7
3(8
20/24
Oct.
Sept.
Sept.
Oct. Oct.
Juli
Amsterdam
Partic.disc.
‘J2-f 16
‘
1
(2.
7
/16
‘/2/16
(2
31S_
1
I2
’14”12
3
1
/8.
3
(16
Prolong.
1
1 1
1
2I4-
3
J4
Londen
Dage1d.
. .
‘/21
‘/2’1
‘/2-1
1/21
‘!,-1
‘!2’1
1
3
14-2
Part,c.dlsc.
‘/16′(6
‘
3
ns-
7
1s
‘/s’/16
/8″/16
18-I4
3/4-1
41J4_3J4
Berlf/n
Daggeld…
4.5
1
/2
4-5’/
453;
4
45
1
/4
4
3
/s-6/1 41s-6
–
Maandgeld
4/2-6
41 2-6
4I2-6
4’i2-6
4’/2-6
4’/,-5’I,
–
Part, disc.
37
37 8
318
37, 37J
37/s
21/s-ijs
Warenw.
. .
4.1
1
4_
1
/2
4_Lj
3
4_lil
4-‘/2
4..1/
g
–
Ne,o York
Daggeld
1)
1
1 1 1
3(
4
2-
1
j4
12(
4
21!,
Partic.dlsc.
/8
Is
3,
‘
/16.
1
/8
1
/2
/s
–
Data
New
Londen
Berlijn
Parijs
Brussel
Bataela
_____
York)
__
‘9
‘9
‘9 ‘9
1)
2 Oct.
1934
1.46h
7.22h
59.34
9.72k
34.46
lOOs/,
3
,,
1934
1.469/,,
7.221j, 59.38
9.72k
34.44k
lOOs
4
,,
1934
1.46e,,
7.22s/
59.40
9.73k
,34.44
100sj
5
,,
1934
1.468/
t
,
7.21h
59.35
9.73
34.45
1002/
6
6
,,
1934
1.468/,,
7.213.
59.32k
9.73
34.74
100s
8
,,
1934
1.46s,
7.205/
8
59.35
9.73k
34,45
100′
Laagste d.w’)
16K
7.20
59.17k
9.72 34.40
100
Hoogste d.w1)
1.4671
8
7.23c
59.45
9.73k 34.50
100
5
/8
Muntpariteit
2.4878
12.1071
59.263
9.747
34.592
100
Data
sd
Weenen
Praag
Bo:ka-
Milaan
Madrtd
____________
_______________
_______
0)
_______
)
)
rest
)
)
)
2 Oct.
1934
48.13
–
6.14
1.48
12.64
20.15
3
,,
1934
48.134
–
6.14
1.48
12.65
20.15
4
,,
1934
48.16
–
6.14
1.48
12.66
20.18
5
1934
48.16
–
6.14
1.48
12.65
20.15
6
1934
48.14
–
6.14
1.48
– –
8
,,
1934
48.14
–
6.16
1.48
12.66
20.17
Laagste d.w’)
48.07
–
6.11
1.45
12.60
20.04
Hoogste
d.w
1
)
48.17k
.
28.-
6.18
1.50
12.70
2,0.25
Muntpariteit
48.003
35.007
7.371
_
1.488
_______
13.094 48.52
Data
Stock-
Kopen-
Oslo
S)
Hel-
_______
Buenos-
Mon-
holm
*)
hagen0)
forst”)
Aires’)
treal’)
2 Oct.
1934
Yö”
36.32k
3.18
38
1.49k
3
,,
1934
37.30
32.30
36.32
.
3.19
381/,
1.49
8
X
4
,,
1934
37.30 32.30
36.32k
3.20
382/
8
1.50)4
5
,,
1934
37.25 32.25 36.30
3.19
38s/
1.50
6
,,
1934
37.30
32.30 36.30
3.l9
38)4
1.49
8
,,
1934
37.20
32.20
36.25
3.18k
38”/,
1.50
Laagste d.w
1
)
36.90
31.90
35.95
3.16
38
‘
1.49)4
Hoogste d.wl)
37.55
32.55 36.55 3.22
39
1.50h
Muntpariteit
66.671
66.67]
66.671
6.266
95s,.
2.4878
0)
Noteerins te
Amsterdam.
0*)
Not, te
Rotterdam..
1)
Part.
onaave.
759
D a a
1.
Londen
($
per
£)
Parijs
(5 p.
lOOfr.)
Berlijn
(5 p. 100
Mk.)
Amsterdam
(5 p. 100
gld.)
2
Oct.
1934 4,93
6,635/
8
40,60
68,21
3
,,
.
1934
4,93
6,63k
40,59
68,21
4
,,
1934
4,927/,
6,64k
40,54
68,25
5
1934
4,92
6,64
40,52
68,25
6
1934
4,925/,
6,63V
4
40,51 68,23
8
1934
4,907/,
6,635/
s
40,51
68,21
9
Oct.
+
1933
4,69
5,94
-+
36,18 61,18
Muntpariteit..
4,86
3,9011
8
23.81)4
40s116
898
ECONOMISCH-STATISTISCHE
BERICHTEN
10 October 1934
STATISTISCH OVÈRZICH
GRANEN EN ZADEN
TTJTLNBOUWARTIKELEN
VLEESCH
TARWE
80 K.G. La
R000E
MAIS
OERST
6A/65 K.G.
LIJNZAAD
DRUI VEN
TOMATEN
BLOEM-
KOOL
RUND- VLEESCH
VARKENS-
VLEESCH
Plata loco
74 K.G. Bahia
Blanca loco
La Plata
loco
La Plata
L. Plata
loco
Black
Alicante
A
le soort
(versch) (versch)
Rotterdam! Amsterdam
R’damiA’dam R’damjA’dam
loco Rotter-
damjA’dam R’damlA’dam
per K.G.
per 100 K.G.
p. 100 St.
Groote-
Ooin.v.3kw.
100 KG.
per per 100 1(0.
per 100 K.G.
per 100 K.G.
per 2000 K.O.
per2000K.G.
per 19601(0. Westland Westiand
broeks)
Rotterdam Rotterdam
2)
3)
4)
0
1
10
f1
f•
11.
lo
f1
‘•7
i7
iiT7
010
7
1
j
1925
17,20 100,0 13,07
6
100,0
231,50
100,0
236,00
100,0
462,50
100,0
–
–
1926
15,90
92,4
11,75
89,9
174,25
75,3
196,75
83,4
360,50
77,9
–
–
1927
14,75
85,8
12,47
6
95,4
176,00
76,0
237,00
100,4
362,50
78,4
– –
1928
13,47
6
78,3
13,15
100.6
226,00
97,7 228,50
‘96,8
363,00 78,5
0,80
100,0
20,-
100,0 14,80
100,0
93,-
100,- 77,50 100,-
1929
12,25
71,2
10,875
83,2
204,00
88,1
179,75
76,2
419,25
90,6
0,64
80,0
16,-
80,0
17,23 116,4
96,40
103,7
93,12
5
120,2
1930
9,67
5
56,3
6,22
5
47,6
136,75
59,1
111,75
47,4
356,00 77,0 0,62
77,5
20,-
100,0
14,22
96,1
108,-
116,1
72,90
94,1
1931
1932
5,55
5,22
5
32,3
30,4
4,55 4,625
34,8
35,4
84,50
77,25
36,5
33,4
l07,25
100,75
45,4
187,00
40,4
0,49
61,3
14,50
72,5
7,54
50,9
88,-
94,6
61,9
1933
5,02
5
29,2
3,55
27,2
68,50
29,6 70,00 42,7 30,0
137,00
148,00
29,6 32,0
0,41 0,31
51,3 38,8
11,50
8,21
57,5
41,1
9,92
—
67,0
–
61,-
52,-
65,6 55,9
37,50 49,50
48,4
63,9
Jan.
1933
4,95
28,8
3,75
28,7
73,00
31,5
75,25
31,9
136,50
29,5
50,50
54,3
44,75
57,7
Febr.,,
4,775
27,8
3,70
28,3
71,00
30,7
74,75
31,7 130,25
28,2
.
.
49,25
53,0
45,-
58,1
Maart
5,05
29,4
3,82
5
29,3
73,50
31,7 76,25
32,3
130,50
28,2
————————– ————————–
46,50
50,0
46,-‘
59,4
April
5,15
29,9 3,75
28,7
72,75
31,4
71,25
30,2
129,50
28,0
—————————
49,50
53,2
48,25
62,3
Mei
,,
5,40
31,4
3,775
28,9 70,50
30,5
73,25
31,0
146,75
31,7
52,25
56,2
63,2
Juni
5,25
30,5 3,55
27,2
66,00
28,5
75,75
32,1
163,25
35,3
51,25
55,1
48,-
61,9
Juli
5,82
5
33,9
3,85
29,4
64,25
27,8
78,00
33,1
176,25
38,1 13,55
67,8
49,25
53,0
4850
626
Aug
•
5,30
30,8
3,55
27,2
61,25
26,5
67,75
28,7
161,50
34,9
0,41
51,3 8,
40,0 49,
52,7
4925
635 Sept.
4,95 28,8
3,475
26.6
61,00
26,3
65,25
27,6
159,00
34,4 0,25 31,3
2,70
13,5
9,28
62,7
50,25
54,0
54,-
69,7
Oct.
,,
4,40
25,6
3,-
22,9
60,25
26,0
63,50
27,0
141,25
30,5
0,27
33,8
8,60
43,0
4,30
29,1
56,25
60,5
54,25
70,0
Nov.
4,55
26,5
2,95
22,6
74,50
32,2
60,00
.25,4
147,25
31,8
6,50
41,2
59,50 64,0
54,375
70,2
Dec.
,,
4,57 26,6
3,30
25,3
73,50
31,7
59,25
25,1
154,50
—
–
–
–
—
–
–
–
–
–
–
—
—
–
60,75
65,3
53,50
69,0
Jan.
1934
4,75
27,6 3,10
23,7
65,25
28,2
58,00
24,6
144,25
—
–
–
–
—-
—
–
—
—
–
—
–
–
–
—-
—
–
—
–
—
—-
–
—-
—
–
—
–
—
62,50 67,2
5375
69,4
Febr.
3,40
19,8
2,77
5
21,2
65,25
28,2
58,50
24,8
133,00
28,8
—-
–
—–
–
–
–
—
—
63,-
67,7
5350
69,0
Maart
,,
3,25
18,9
2,72
5
20,8 70,75 30,6 58,75
24,9
132,00
28,5 61,75 66,4 50,50
65,2
April
,,
3,20
18,6
2,70
5
20,7
70,50
30,5
56,75
24,0
136,50
29,5 63,50 68,3
49,125
63,4
Mei
,,
3,32
5
19,2
2,87
5
21,9
62,00
26,8 63,00
26,7 154,50
33,4
-.
33,4
–
——
–
–
—-
–
–
–
–
–
–
31,2
–
–
–
–
–
—
–
–
—
–
–
–
–
–
—-
65,75 70,7 47,50
61,3
luni
,,
3,67
5
21,4 3,17
5
24,3
65,00
28,1
74,75
31,7 156,50
33,8
——
–
–
–
—
–
–
–
–
–
—-
63,25 68,0
43,75
56,5
Juli
3,80
22,1
3,30
25,3
71,50 30,9 78,75
:334
151,25
32,7
8,28
——-
–
–
—
–
–
–
—
—
–
–
41,4
63,-
67,7.
44,62
5
57,6
Aug.
4,375
25,4
4,275
32,7
83,25
36,0 93,50
39,6
159,25
34,4
0,35
43,8
5,89
——-
–
–
—
–
–
—
—
–
–
–
—
–
–
–
–
–
—
–
–
—
–
—
–
–
29,5
63,95
68,8 43,30
55,9
Sept.
,,
4,-
23,3 4,15
31,7,
77,25
33,4
93,25
39,5
145,50
31,5
0,25
31,3
2,02
—-
—
—–
—
–
–
—
—
–
–
10,1
11,21
75,7
63,55
68,3 42,62
5
55,0
1
Oct.
,,
3,60
20,9 3,90
29,8
72,00
31,1
94,00
39,8
140,00
30,3
0,21
26,3
2,93
14,7
5,16
34,9
63,-S)
67,7
42,-
6)
54,2
8
,,
.,
3,55
20,6
3,60
27,5
68,00
29,4
92,00
39,0
139,00
30,1
‘) Men zie voor 0e toelichting op ilezen staat ce nos. van 8, IS Aug. 1928, 25 Febr. 1931 en 15 Febr. 1933.
2)
Tot Jan. 1931 Hard Winter No. 2. van Jan. 1931 tc
16 Dec. 1929 tot 26 Mei 1930
74
15 K.G. Hongaarsche vanaf 26Mei 1930 tot 23 Mei 1932 74 K.G. Zuid-Russische; van 23 Mei 1932 tot 2Oct. 1933 No. 2 Canada.
4)
Tc
Canada. Van 19Sept.’32 tot 24Juli
1
33 62/63 K.G. Z.-Russ.
5)
De jaren 1928 en 1929 Broek-op Langendijk.
6)5
Oct.
7)4
Oct.
–
Vervolg STATISTISCH OVERZICH
•
MINERALEN TEXTIELGOEDEREN
DIVERSEN
STEENKOLEN
Westfaalschel
PETROLEUM
BENZINE
.
KATOEN
P
–
WOL WOL
gekamde
KOE-
KALK-
Hollandsche
bunkerkolen, Mid. Contin.
Cr’ide Gulf exp.
________
gekamde
Australische, Australische,
HUIDEN
SALPETER
onezeefd
f.o.b.
33 tlm
33,90
64166
0
$cts. per
Middiing
–
locoprijzen
F.0. F.
Sakella-
0. F. No. 1
Merino, 64’s Av.
CrossbredColo- nial Carded,
Gaaf, open
kop
Old. oer
100
0.
R damlA’dam per 1000 K.G.
Bé
5
g.
per barrel
U.S. gallon New-York
rides
Oomra
Liverpool
loco Bradford
per Ib. 508 Av. loco
57-61 pnd.
netto per Ib.
Liverpool
Bradiord per Ib.
f1.
j’
ii’
“/’
$ cts.
°lo
pence
O/
pence
Of
pence
‘i’
pence
0
1′
‘W
‘iT
7
1925 10,80
100,0 1.68 100,0 14,86
100,-
23,25
100,0
29,27
100,- 9,35
100,-
55,00
100,0
29,50
100,0
34,70
100,0
12,-
100,0 1926 17,90 165,7
1.89 112,5 13,65
91,9
17,55
75,5
16,24
55,5
6,30
67,4 47,25
85
1
9
24,75
83,9
28,46 82,0
11,61
96,8
1927
11,25 104,2
1,30
77,4
14,86
100,-
-17,50
‘75,3
16,78
57,3
7,27
77,8
48,50
88,2 26,50
89,8
40,43
116,5 11,48
95,7
1928
10,10
93,5
1.20
71,4
9,98 67,2
20,00 86,0
19,21
65,6
7,51
80,4
51,50 93,6 30,50
103,4
47,58
137,1
11,48
95,7
1929
11,40
105,6
1.23
73,2
10,-
67,3
19,15
. 82,4
17,05
58,2
6,59 70,5
39,-
70,9 25,25
85,6
32,25
92,9
10,60
88,3
1930
11,35
105,1
1,12
66,7
8,77
59,0
13,55
58,3
12,-
41,0
3,92 41,9 26,75
48,6
16,25
55,1
25,36
73,1
9,84
82,0
1931
10,05
93,1
0.58
34,5
5,04
33,9
8,60
37,0 7,33
25,0
3,08
33,0
21,50
39,1 12,00
40,7
18,65
53,7
8,61
71,8
1932
8,00
74,1
0.81
48,2
4,50
30,3
6,45
27,7
5,21
17,8
3,11
33,3
16,00
29,1
8,50
28,8
11,15
32,1
6,15
51,3
1933
7,00
64,8
0.45
26,8
3,61
24,3
6,75
29,0 5,13
•
17,5
2,78
29,7
19,25
35,0
9,50
32,2
13,26
38,2 6,18
51,5
Jan.
1932
8,25 76,3
0.71
42,3
5,25 35,3
6,65
28,6 5,09
17,4
3,38
36,2
16,50
30,0
9,00
30,5
fl.63
33,5
7,10 59,2
Febr.
–
8,25
76,3
0.71
42,3
4,925
33,1
6,90
29,7
5,31
18,1
3,51
37,6
16,25
29,5
9,00
30,5
11,75
33,9
7,25
60,4
Maart
8,35
77,3
0.71
42,3
4,62
5
31,1
6,90
29,7 5,37
18,3
3,30
35,3
16,50
30,0
8,75
29,7
10,25
29,5
7,40
61,7
April
8,65
80,1.
0.86 51,2 4,34 29,2
6,25
26,9
5,08
17,4
3,08
33,0
16,50
30,0 9,00
30,5
9,25
26,7
7,40
61,7
Mei
8,30
76,9
0.86 51,2
4,25
28,6
5,80
24,9
4,57
15,6
2,76
29,5
15,75
28,6 8,25
28,0
8,88
25,6
7,40
61,7
juni
8,25 76,3
0.86 51,2 4,25 28,6
5,25 22,6 4,44
15,2
2,55
27,3
15,25
27,7
7,75
26,3
9,-
25,9
7,40
61,7
juli
8,10 75,0
0.86 51,2 4,25 28,6
5,80
24,9
4,97
17,0
2,77
29,6
16,00
29,1
8,50
28,8
9,75
28,1
–
–
Aug.,,
7,80 72,2
‘ 0.86
51,2 4,30 28,9 7,35 31,6
5,71
19,5
3,33 35,6
15,75
28,6
8,25
28,0
34,6
5,70
47,5
Sept.
7,75 71,8
0.86 51,2
4,375
29,4 7,75 33,3
6,37
21,8
3,64
38,9
16,75
30,5
8,75
.
29,7
13,75
39,6
5,90
49,2
Oct.,,
7,65
70,8
0.86
51,2
4,45 29,9 6,50 28,0
5,68
19,4
3,16
33,8
15,75
28,6
8,50
,
28,8
40,3
6,-
50,0
Nov.
7,40
68,5
0.86 51,2
4,60
31,0 6,15
26,5
5,16
17,6
3,-
32,1
15,25
27,7
8,25
28,0
34,6
6,10
50,8
Dec.
7,25
67,1
0.74
5
44,3
4,435
29,8 5,95 25,6
4,73
16,2
2,80
30,0
15,25
27,7
8,00
27,1
11,50
33,1
6,20
51,7
Jan.
1933
7,05
65,3
0.53
31,5 4,16
28,0
6,15 26,5
5,13
17,5
2,95
31,6
15,75
28,6
8,25
28,0
11,50
33,1
6,30
52,6
Febr.,,
7,20
66,7
0.38
22,6
3,97
26,7
6,10
26,2
4,98
17,0
2,78 29,7
15,50
28,2
8,25
28,0
10,38
29,9
6,40
53,3
Maart
,,
7,25
67,1
0.38
22,6
3,87′
26,1
6,40 27,5
4,97
17,0
2,77
29,6
15,25
27,7
7,75
26,3
10,75
31,0
– 6,40
53,3′
April
,,
7,25
67 1
0.37 22,0
3,67
24,7
6,65
28,6
5,18
17,7
2,68 28,7
15,75
28,6
7,75
26,3
11,25
32,4
6,40
53,3
Mei
7,15
662
0.235
14,0
2,95
19,9
7,30 31,4
5,60
19,1
3,07 32,8
17,00
30,9
8,25
28,0
12,25
35,3
6,40
53,3
unl
7,15
66,2 0.25
5
15,2
3,02
20,3
7,85
33,8
5,85
20,0
3,25
34,8
18,50
33,6
9,00
30,5
15,75
45,4
6,40
53,3
Juli
7,05 65,3
0.41
24.4
3,33
22,4
–
7,60
32,7
5,76
19,7
3,20
34,2
20,75
37,7
,9,75
33,1
16,-
46,1
6,40
53,3
Aug.
6,95
64,4
0.37
22,0
3,37 22,7
6,90
29,7
5,39
18,4 2,91 31,1
20,75.
37,7
9,75
33,1
14,75
42,5
5,80
48,3
Sept.
6,85 63,4
0.52
31,0
3,50
23,6
6,60
28,4
4,70
16,1
2,54
27,2
21,50
39,1
10,50
35,6
15,13
44,1
5,85
48,8
Oct.
•
6,60
61,1
0.66
39,3
4,04
27,2
6,40
27,5
4,55
15,5
2,48
26,5
20,75
37,7
10,75
36,4
14,50
41,8
5,90
49,2
Nov.
6,75
62,5
0.66
39,3
3,72
25,0
6,25
26,9
4,63
15,8
2,39
25,6 23,75
43,2
12,00
40,7
13,38
38,6
5,95
49,6
Dec.
6,95
64,4
0.67
39,9 3,75
25,2
6,50
28,0
4,89
16,7
2,38
25,5
25,00
45,5
13,25
44,9
13,50
38,9
6,-
50,0
P
n.
1934
6,65 61,6
0.66
39,3 3,74 25,2
7,10
30,5
5,47
l87
‘
2,59
27,7
27,00
–
49;
1
14,75
50,0
37,5
6,15
51,3
br.
,,
6,30
58,3
0.64
38,1
3,25
21,9
7,50
32.3
5,64
19,3
2,68
28,7 23,75
43,2
12,75
43,2
37,5
6,20
51,7
Maart
6,25
57,9
0.63
37,5 3,05 20,5
‘
7,40 31,8
5,50
18,8
2,76
29,5
23,25
42,3
11,75
39,8
12,50
36,0 6,25
52,1
April
6,30
58,3
0.62
36,9
2,795
18,8
6,95
–
29,9
5,37
18,3
2,50
26,7
23,00
41,8
11,50
39,0
12,-
34,6
6,30
52,6
Mei
6,25
57,9
0.62
36,9 2,88
19,4
6,80
29,2
5,20
17,8
2,48 26,5
21,00
382
10,50
35,6
11,88
34,2
6,30
52,6
Juni 6.15
56,9
0.62
36,9 2,83
19,0
7 15
30,8 5,23
17,9
2,77
29,6
19,00
34,5
9,50
32,2
11,50 33,1
630
52.6
Juli
6,15
56,9
0.62
36,9
2,68
18,0
7,55
32,5
.5,22
17,8
2,83
30,3
–
17,00
30,9
9,00 30,5
11,50 33,1
630
52,6
Aug.
6,15
56,9 0.62
36,9
2,68
18,0
7,85
34,0
5,32
–
18,2
2,85
30,5
16,00
29,1
8,50 28,8
11,75
33,9
5,80
48,3
Sept.
6,00
55,6 0.62 36,9
2,74
18,4
7,70
33,1
506
17,3
2,71
29,0
15,00
27,3
8,50
28,8
12,-
34,6
5,85 48,8
1
Oct.
•
6,00
55,6
0.62
36,9
2,85′
19,2
–
7,45
32,4
4,8)
16,7
2,56°)
27,4
15,00
4
)
27,3
8,50
4
)
28,8 5,90
49,2
8
,,
•
5,95
55,1
0.62
36,9
–
7,30
..
31,4
–
5,90
49,2
1)
Jaar- en maandgem. afger. op
js
pence.
2)
5
0ct.
)
3Oct.
4)
4Oct.
5)
2 Oct.
10 0e
1934
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
899
pAr4
GROOTHANDELSPRIJZEN.
ZUIVEL EN EIEREN
METALEN
BOTER
BOTER
P•
KAAS
Eier
EIEREN
KOPER
OOD
TI
IJZER
eveland
GIETERIJ
ZINK
GOUD
ZILVER
KG
•
•
FeffirI
Alk
Fabsr
0
E:i?
S
d
Lorz’en
Locoprijzen
I’ZER
Locoprijzen
g1fl
Lon? per
Lnar-
kS
Roermond
0.
N12b.
(Lux III) p.
peon
per Eng. ton
Eng. ton
Mlddlesb.
Eon
P
fe
ce
S
:
d
fi.
0
1
0
f1.
f1.
OJ,
fi.
010
Z
010
£
°/o
£
OI
o
5h.
0
10
sh.
0
/0
£
0
/0
100
.
sh.
O/o
pence
0
10
1925 2,31
100,0
–
56,-
100,0
9,18
100,0
62.116
100,0
36.816
100,0
261.171-
100,0
731-
100,0
67(-
100,-
36.316
94,3
516
.
100,-
2js
100,0
1926 1,98
1927 203
85,7
87,9
–
–
43,15 43,30
77,1
77,3
8,15 7,96
88,8
86,7
58.11- 55.141-
93,5
89,7
31.116
24.41-
85,3
290.1716
66,4
290.41-
111,1
110,8
8616
731-
118,5
6818
100,0
64/6
102,5
96,3
34.216
28.101-
78,8
851- 851-
99,5
28
11
I1
995
26
3
14
89,3
833
1928 2,11
91,3
–
48,05
85,8
7,99
87,0
63.161-
102,8
21.1(-
57,8
227.51-
86,8
90,4
6218
93,5
25.516
69,9
85f-
99,5
26
1
Ji 81,1
1929 2,05
88,7
–
45,40
81 ,1
8,1 1
88,3
75.141-
1 21 ,9
23.51- 63,8
203. 1516
77,8
7016
96,6
6819
102,6
24.1716
68,8
851-
99,5
24
7
11@
76,2
1930
1,66
71,9
–
38,45
68,7
6,72
73,2
54.131- 88,0
18.116
49,6
142.51-
54,3
91,8
5916
88,8
16.171-
46,6
851-
99,5
17
13
(
55,4
1931
1,34
58,0
–
31,30
56,9
5,35
58,3
36.51-
58,4
12.11-
33,1
110.1!-
42,0
55!-
75,3
4716
70,9
11.106
31,9
9216
108,2
131e
41,6
1932 0,94
40,7
–
22,70
40,5
4.14
45,1
22.171-
36,8
8.121-
23,6
972/-
37,1
42J-.
57,5
371-
55,2
9.16e-
27,1
1181-
138,0
12/
40,1
1933 0,61
26,4 0,96
20,20
35,1 3,71
40,4
22.216
35,6
7.176
21,6
131.181-
50,1
411-
56,2
35/-
52,2
10.1216
29,4
124(714 145,8
121
38,5
Jan.
’33 0,73
31,6
0,89
21,75
38,8
4,27
46,7
19.17/-
32,0
7.81-
20,3
100.1/6
38,1 4016
55,5
3416
51,5 9.191-
27,5
12218
143,5
IIUI
16
36,4
Febr. ,,
0,65
28,1
0,91
20,60
36,8
4,35
47,4
20.3!-
32,5 7.71- 20,2
104.716
39,9
431-
58,9
341-
50,7
9. 15/-
27,0
12015
140,8
11,6116
37,2
Mrt.
,,
0,53
22,9
099
19.40
346
280
30,5
20.-16
32,3
7.101-
20.6
104.1813
40.1
431-
58,9
3417
51,6
10.71-
.
28,6
12015
140,8
I2/i
38,7
Apr.
,,
0,54
23,4
1,-
18,55
33,1
2,07
5
22,6
20.1116
33,1
7.1216
20,9
109.171- 42,0
431-
58,9
35;6
53,0
10.816
28,8
12011
140,4
12
1
118
39,9
Mei
,,
0,52
22.5
1,-
21,80
38.9
2,49
27,1
23.616
37,6
8.6-
22,9
128.1716
49,2
4116
56,8
3616
54,5
10.13-
29,4
12316
144,4
13
1
14
41,2
,,
0,52
22,5
1,-
23,50
42,0
2,50
272
25.71- 40,8
9.41-
25,3
151.101-
57,9 421-
57,5
371-
55.2
11.1216
32,1
122134
143,0
13114
41,2
j
uni
uli
,.
0,55 23.8
1,-
18,50
33,0
2,60 28,3
25.161-
41.6
9.21-
25,0
148.116
56,5
4116
56,8
351-
52,2
12.1/-
33,3
123/101 144,9
12
7
11e
38.7
Aug.
0,63 27,3
1,-
18,90
33,8
3,576
389
24.51-
39,1
8.416
22,6
145.31
55,4
41J- 56,2
351
52,2
ll.7/
31,4
125110
147,2
12
•
37,4
Sept.
.
0,66
28,6
0,95.
18,40
32,9
3,91
42,6
22.1616
36,8
7.16f-
21,4
140.1716
53,8
396
54,1
34(6
51,5
10.18/6
30,2
130/11
153,1
11
15
11
37,2
Oct.
,,
0.68
29,4
0,90
19,45
34,7
4,68
51,0
22.1j-
35,5
7.14/-
21,1
145.51- 55,5
3916 54,1
3416
51,5 10.13
–
29.4
13111
153,3
11
7
f
37,0
Nov.
,,
0,65
28,1
0,90
20,80
37,1
5,80 63,2
20.616
32,7
7.1316
21,1
150.916
57,5
0-
54.8
3416
‘
51,5
9.196
27.6
l28f5
150,1 12
1
14
38,1
Dec.
,,
0,60 26,0
1,-
20,40
36,4
5,470
59,6
21.11- 33,9
7.121-
20,9
153.81-
58,6
4016
55,5
361-
53,7
9.19!-
27,5
126124
147.6
12
0
/io
39,1
Jan.’34 0,50
21,6
1,-
20,40
36,4
5,05
55,0
21.71- 34,4
7.71-
20,2
148.31-
56,8
3916 54,1
361-
53,7
9.121-
26,5
12916
151,5
12
3
j4
39,7
Feb.
0,47
20,3
1,-
21.55
38,5
3,68
40,1
20.916
33,0
7.41-
19,8
140.131-
53,7
3916 54,1
3615
54,4
9-16
24,9
13711
160,3
12′
38,9
Mrt.,, 0,44
19,0
1,
19,90
35,5
2,71
29,5
20.31-
32,5
7.316 19,7
144.1516
55,3
4016
55,5
3513
52,6
9.21-
25,2
13618
159,8
12(8
39,3
Apr.,, 0,42
18,2
1,-
17,20
30,7
2,72
29,6
20.1416
33,4
7.416
19,8
150.1016
57,5
4116
56,8
3412
51,0
9.716
25,9
13511*
158,0
12710
38.7
Mei ,, 0,41
17,7
t,-
16.05
28,7
2,54
27,7
20.4-
32,5
6.1616
18,7
144.1916
55,4
4016
55.5
3219
48,9
9.21-
25,2
13613
159,4
12
1
1j
37,5
Juni. 0,41
17.7
1,-
19,40
34,6
2,74′
29,9
19.18(6
32,1
6.14!-
18,4
140.11-
53.5
4016
55,5
3119
47,4
8.161-
24,3
137184
161,1
1214
38,1
juli
,
0,40
17,3
1,-
21.50
38,4
2,81
30.6
18.11/-
29,9
6.14/6
18.5
142.9/-
54.0
40/6
55,5
3214
48,2
8.6/-
22,9
137111
161,4
12
3
1
39,7
Aug.. 0,43
18,6
t,-
20,90 37,3 3,32
5
36.2
17.61-
27,9 6.141-
18,4
139.7(6
53.2
401-
54,8
326
48,5
8716
23,2
13816
1620
13
40,5
Sept., 0,43
18,6
1,-
18,12
5
32,4
3,31 36,1
16.101- 26,6
6.516
17,2
137 17f-
52,6
3916 54,1
326
48,5
7.171-
21,7
1411-
164,9
1311e
40,9
t Oct.
•
0,43
7
)
18,6
1,-
17,50
6
31,3 13.50
37,1
16.41-
26,1
6.616
17,4
139.11-
53,1
396
54,1
326
48,5
7 81-
20,5
14116
165,5
13
7
41,8
8
,,
,,
3,80
41,4
15.1113
25,1
6.5,9
17,2
138.6/-
52,8
39j6
54,1
32 6
48,5
7.5!-
20,0
14216
166,7 1314
42,8
6 Sept. 1932 79
K.G.
L. Plata;
van
26 Sept.
1932
tot 5
Febr. 1934
Manitoba
No.
2
3)
Tot Jan.
1928
Western
;
vanaf Jan.
1928
tot 16
Dec. 1929
American
No.
2. van
lan. 1928 Malting;
van
Jan. 1928
tot
9 Febr.
1931
American
No.
2, van
9 Febr.
1931 tot 23
Mei 1932
6415
K.G. Zuid.Russische.
Van
23
Mei-19
Sept. 1932
No. 3
PAN GROOTHANDELSPRIJZEN’)
BOUWMATERIALEN KOLONIALE PRODUCTEN
VURENHOUT
S T E E N E N
CACAO
COPRA
KOFFIE
SUIKER
THEE
INDEXCIJFER
Kolo-
Zwedenl
binnenmuur
buitenmuur G.F.Accra
Ned.-Ind.
Ribbed Smoked
F,lad
per
per
50 K.G. c.j.f.
per 100 K.G.
Len
Rotterdam
I
Shets
d
suiker
R’dam(A’dam
Java- en Suma-
Grond- niale
e
d
per 1000 stuks per 1000 stuks
Nederland Amsterdam
per ‘is K.G.
per
o
l.
en
per 100 K.G.
tratheep.'(aKG.
stoffen
pro
den
f
01
/
0/
/
Oo
ah.
0/
t
°io
cts.
0/
Sh.
Of
f1.
°/
cts.
0/
1925
159,75
100
15,50
100,-
19,-
100,-
4216
100,-
35,87′
100,0
61,375
100,0
2111,625 100,0
18,75
100,0
84,5
100,0
100.0
100.0
1926 153,50
96,1
15,75
101,6 19,50
102,6
49/-
115,3
34,-
94,8
55,375
90,2
2/-
67,4
17,50
93.3
94,25
111,5
98.0
102.6
1927
160,50 100,5
14,50
93,5
18,50
97,4
68/-
160,0
32,62′
90,9
46,875
76,4
116,375
51,6
19,12′
102,0
82,75
97,9
87.5
109.1
1928
151,50
94,8
12,-
77,4
18,50
97,4
5713
134,9
31,87
5
88,9
49,625
80,9
-110,75
30,2
15,85
84,5
75,25
89,1
94.8 97.4
1929
146,00
91,4
14,-
90,3
214
111,8
45110
107,9
27,375
76,3
50,75
82,7
-1
10,25
28,8
13,-
69,3
69,25
82,0
81.9
85.5
1930 141,50
88,6
12,50
80,6
20,75
109,2
34111
82,2
22,62
5
63,1
32
52,1
-15,875
16,5
9,60 51,2
60,75
71,8
60.0
64.3
1931
110,75
69,3
10,25
66,1
20,25
106,6
2215
52,8
15,37′
42,9
25 40,7
-13 8,4
8,-
42,7
42,50
50,3
46.8
46.0
1932
69,00
43,2
9,25
59,7
15,-
78,9
1916
45,9
13,-
36,2
24
39,1
-11,75
4,9
6,32′
33,7
28,25
33,4
36.1
38.0
1933
73,50
46,0
10,-
64,5
12,75
67,1
1514
36,0 9,30 25,9
21,10 34,2
-12,25
6,3
5,52′
29,5 32,75 38,7
35.2 34.1
Jan.
’32
82,50 51,6
10,-
64,5
18,75
98,7
17/9
41,8
13,12
5
36,6
23
37,5
-(2,125
6,0
7,35
39,2
32
37,9
38.5
39.1
ebr.
82,50 51,6
10,-
64,5
18,75
98,7
1811
42,6
14,50
40,4
23
.37,5
-12
5,6
7,05
37,6
30
35,5
38.3 38.3
Mrt.
,,
70,00 43,8
9,75
62,6
18.-
94,7
2119
51,2
14,75
41,1
23
‘37,5
-11,625
4,6
6,25
33,3
31
36,7
37.0
59.1
Apr.
,,
70,00 43,8
9,75 62,6
18,-
94,7
20(6
48,2
14,-
39,0
23
37,5
-/1,5
4,2 5,90
31,5
29,25
34,6
36.2
39.0
Mei
»
70,00 43,8
8,50 54,8
15,-
78,9
2016
48,2
13,25
36,9 23,50
.38,3
-11,5 4,2 5,62
5
30,0
30,25
35,7
352
38.1
Juni
,,
70,00
43,8
8,50 54,8
15,-
78,9
2016
48,2
12,37′
34,5
24
39,1
-11,375 3,9
6,30 33,6 28,50
33,7
34.2 38.7
juli
,,
67,50
42,3
8,50 54,8
15,-
78,9
2011
47,3
12,37
5
34,5
24
.39,1
-11,375 3,9
6,70
35,7
23,75
28,1
34.3 37.8
Aug.
,,
63,00 39,4
8,50
54,8
15,-
78,9
2017
48,4
12,37′
34,5
24
-39,1
-11,75
4,9
6,57
5
35,1
22,75
26,9
35.9
31.4
Sept. ,,
60,00
37,6
8,75 56,5
15,-
78,9
2112
49,8
12,75
35,5
25,25
41,1
-12,125
6,0
6,52
5
34,8 23,75
28,1
31.8
38.5
Oct.
,,
63,50
.39,7
58,1
14,50
76,3
1818
43,9
12,37′
34,5
26,50
43,2
-/1,75
4,9 6,32
5
33,7
28,50
33,7
86.2 38.1
Nov.
,
63,50
39,7
9,50
61,3
14,25
75,0
1716
41,2
12,125
33,8
24,50
‘
39,9
-/1,75
4,9
5.87′
31,3
30,75 36,4
35.3
37.2
Dec.
,,
65,00
40,7
64,5
13,75
72,4
1714
40,8
11,75
32,8
24
39,1
-(1,75
4,9
5,50
29,3
28,25
33,4
34.0 85.7
Jan.
’33
70,00
43,8
9,25
59,7
13,50
71,1
16(6
38,8
11,50
32,1
24
39,1
-11,625
4,6
5,37′
28,7
25 29,6
33.2
34.1
1ebr.
,.
70,00
43,8
9,25
59,7
13,-
68,4
1519
37,1
10,62′
29,6 23,75
38,7 -11,5
4,2 5,60
29,9 26,75
31,7
32.1
34.4
Mrt.
,,
70,00
43.8
9,50 61,3
12,25
64,5
1613
38,2
10,375
28,9 23,50
38,3
-/1,5
4,2
6,-
32,0
26,25
31,1
32.4 34.9
Apr.
,,
70,00
43,8
9,75
62,6
12,75
67,1
1515
36,3 9,50 26,5 23,50
.
38,3
-11,625
4,6
6,07′
32,4
27,50
32,5
32.8 34.9
‘Mei
,
70,00 43,8 9,50
61.3
12,50
65,8
1616
38,8 9,50 26,5
23
1
37,5
-/2
5,6
6,02′
32,1
26,50
31,4
34.2 35.0
Juni
,,
72,50 45,4
10,-
64,5
13,-
58,4
1811
42,6
10,-
27.9
22,50
36,6
-12,375
6,7
6,35 33,9
31
36,7
37.2
37.5
Juli
,,
75,00 46,9
10,25
56,1
13,-
68,4
1718
41,6
9,47′
26,4
22,50
36,6
-12,625
7,4 5,92
5
31,6
33,50
39,6
38.2 37.4
Aug.
,,
75,00 46,9
10,50
67,7
13,-
68,4
1615
38,6
8,75 24,4
20,75
33,8
-/2,625
7,4
5,27′
28,1
3525
41,7
36.5 35.0
Sept.
,,
80,00
50,1
10,50
67,7
12,50
65,8
1415
33,9
8,25
23,0
19,75
32,2 -12,5 7,0
5,375
28,7
36,75
43,5
36.7 34.6
Oct.
,
80,00
50,1
10.50
67,7
12,50
65,8 12/7
29,6
7,62′
21,3
17,75
28,8
-12,625
7,4
4,90
26,1
42,25
50,0
36.5
33.4
Nov.
,,
75,00
46,9
10,-
64,5
12,50
65,8
1216
29,4
8,-
22,3
16,25
26,5
-12,75
7,7
4,65
24.8
40,50
47,9 36.4 32.7
Dec.
,,
75,00 46,9
10,75
69,4
12,50
65,8
1115
26,9
7,97′
22,2
16
26,1
-12,875
8,1
4,75 25,3
41
48,5
37.1
31.3
Jan.’34
75,00 46,9
10,75
69,4
12,75
67,1
12110
30,2
7,45 20,8
16,50
26,9
-12,875
8,1
4,95 26,4
45,50
53,8
36.9 33.8
Feb.,
80,00
50,1
10,50
67,7
12,50
65,8
1415
33,9
7,25
20,2
17,25
28.1
–
13
8,4 4,97
5
26,5
46,75
55,3
35.9 35.9
Mrt.,
80,00
50,1
9,75
62,6
12,-
63,2
14
1
1
33,1
7,-
19,5
17,75
28,9
–
1
3,25
9,1
4,525
24,1
45,50
53,8
35.7 35.2
Apr.
»
80.00
50.1
9,75
62,6
12,-
63,2
1414
33,7 5,55
18,3
17,75
28,9
-13,625
10,2
4.25 22,7
44,25
52,4
35.0
34.5
Mei
,
80,00
50,1
9,25
59,7
11,25
59,2
1512
35,7
6,72
5
18,7
17
27,7
-14 11,2
4,15
22,1
42,75 50,6
35.1
34.3
i
77,50
48,5
8,-
51,6
10,-
52,6
15/4
36.1
7,-
19,5
17
27,7
-14
11,2
4,20
22,4
41,-
48,5
34.5
33.8
77,50
48,5
7,50
48,4
10,-
52.6
13/11
32.7
6,92′
.19,3
16.75
27,3
-/4,375
12,3
3,97′
21,2
40,50
47,9
34.1
32.2
fl
.75,50
47,3
.7,25
46,8
9,50 50,0
12/10
30,2
6,87′
19.2
16,50
26,9
-(4,5
12.6
3,975
21,2
39,75
47,0 33.9
31.4
.,
73,50
46.0
7,-
45,2
8,75
46,1
1215
29,2
6.55
18,5
16,50
26,9
-14,5
12,6
3,725
19,9
33,50
39,6
33.1
29.5
1 Oct.,
7300
45,7
11,8
5
)
27,5
6,75
188
16,50
26,9 -14,375
12,3
3,50
19,0
33
4)
39,1
32.8 27.7
8
,,
,,
73,00
45,7
6,75
18,8 16,50
26,9
-4,125
11,6
3,37′
18,0
32.6
27.9
M
.
B. Alla Pondennoteeringen venal 21 Sept.
1
31 zijn op goudbaals omg.r.k.nd; de Dollarnoteeringen vanaf 20April
1
33
zijn
In verhouding van de depreclatie
van den Dollar t.o.v. dan Gulden verlaagd.
.
–
.
900
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
10
October
1934
lOEItSEN TE LONDEN.
Plaatsen en
Landen
1
Not eerings-
eenheden
22Sept.
1934
29Sept.
1934
1
LaagstelHoogstel
116
Oct.
’34
1
6 Oct.
1934
Alexandrië..
Piast.
p.
97
97′
975
97j
Athene
Dr. p.
515 515
512
513
512
Bangkok….
5h. p. tical
1110l1
6
1/1ol/
s
111011
8
1110l1
8
1110l1
8
Budapest
..
Pen. p. 4
16 16
16V
4
16a,
16
BuenosAires’
d. p.$
29I1 291
2851
5
2951
3
29
Calcutta
. . . .
Sh. p. rup.
1/6t/
16
11611
1
,
116
1
1
82
1116882
116’1
Constantin..
Piast. p.
£
610
605 605 605 605
Eongkong ..
Sh. p.
$
11615
1
1,7s1
8
117
118 117
Sh.
p.
yen
112
11
1
32
112
1
/
8
1/1151
1
11231
11211
Lissabon,.
•
.
Escu.p.
11011
8
110’1
109 110%
11011
Mexico
….
$perC
18
18
17
18 18
Montevide0
2
)
d.perc
19(
1934
19.j
20X
20
Montreal
..
$
per
£
4.8351
4.83k
4.80k
4.83
4.8071
8
Kobe
…….
Riod.Janeiro3
d. per Mii.
371,
351
8
3W
31’116
319132
Shanghai
..
Sh. p. tael
1/511,
115I1
1/5,i.
116I1
115M
Singapore ..
id. p.
$
214
5
1
32
2145182
2141,,
2143/,
2
1
45
1
32
Valparaiso
4).
$
per
£
124.25 123.25 121.00
123.25
121.00
Warschau ..
Zi. p.
£
2611,
26
255/ 261/
4
2571
8
)
uincieeie not.
jo-i2
laten, gemlUa. not., welke Importeurs flenoefl te
betalen,
3125/n,
sinds 3Oct. 31
21
13, sinds 5Oct. 31291
2)
Offic. not, vanaf
21 Sept.
39112,
vanaf 25 Sept. 399
16,
vanaf t Oct. 3931
4
,
3) Id.
4114,
sinds
28 Sept. 4′,,.
4)
90 dg.
5)
Vanaf 28 Aug. laatste ,,export” noteering.
ZILVERPRIJS
GOUDPRIJS
3) Londen’) N.York
2
)
Londen
2 Oct.
1934
•
.
225;,
5011
2 Oct.
1934….
142121
3
,,
1934..
2221
s
50i
3
,,
1934….
142121
4
,,
1934..
22kt
50
4
,,
1934….
14211
5
,,
1934..
2211
8
50l1
5
,,
1934….
1424
6
,,
1934..
22111,,
50
6
,,
1934….
14213
.8
,,
1934..
2271
8
50s1
8
,,
1934….
14216
9 Oct.
1933..
18g
38V
4
9 Oct.
1933….
133/1
27 Juli
1914..
241j,
59
27 Juli
1914….
84110j
t) In pence p. oz.stand.
2)
Forelgn sllver In $c. p.oz. fine.
3) in 5h. p. oz. line
STAND VAN
‘
8
RIJKS KAS
Vorderingen.
22Sept.1934 29Sept.1934
Saldo van’s Rijks Schatkist bij De Ne-
f
59.372.367,90
f
42.364.834,-
Saldo b. d. Bank voor Ned. Gemeenten
19.038,49
230.033,37
Voorsch. op ultimo Augustus 1934 aan
derlandsche
Bank……………….
de gem. verstrekt op aan haar uit te keerenhoofds.derpers.bel., aand. in
de hoofds. der grondbel. en dergem.
fondsbel., alsmede opc. op die belas-
tingen en op de vermogensbelasting
2.389.415,31
,,
2.389.415,31
Voorschotten aan Ned.-Indië….. ….
280.856.582,25 279.908.680,05
Id. aan Suriname …………………
12.631.129,48
..
,,
12.841.608.02
Id. aan
Curaçao. …………………
2.647.610,73 Kasvord. weg. credietverst. alh. bultenl
,,l 14.674.790,85
,, 115.433.836,05
Daggeldleeningen tegen onderpand
Saldoderpoatrek.v. Rijkscomptabelen
..2.641.244,31
….
,,
3.500.000,-
26.922.062,24
,,
3.500.000,-
28.916.361,29
Vord. op het Alg.Burg. Pensioenfonds’)
–
–
17.252.587,42
Vord. op andere Staatsbedrijven
1)
……17.227.587,42
Verstr. t. laste der Rijksbegr. kasgeld- leeningen aan gemeenten (saldo)
36.150.836,77
,,
35.673.236,77
V e rl
i
c h t 1 n ge n.
YUUflaUiIUIUUUI
1.1V flCU.
flUfift
III5CV.
art. 16 van haar octrooI
verstrekt
–
.
–
Schatklstbiljetten in omloop ………
f443.454.000,-
/
440.950.000,-
Schatklstpromessen In Omloop …….
120.490.000,-
,,120.490.000,-
1312.981,-
,,
1.310.950,-
Schuld op ultimo Augustus 1934 a/d.
gem. weg. a. h. uIt te keeren hoofds. d.
.
..
Zilverbons in Omloop ………………..
pers. bel., aand. 1. d. hoofds. d. grondb.
e. d. gem. fondsb. alam. opc. op die
–
–
Schuld aan het Alg. Burg. Pensloenf.’)
,,
14.074.045,09
14.295.7l0,2Ç
bel. en op de verm; bel ………. ……….
Id. a. h. Staatsbedr. der P.T. en T.’)
Id. aan andere Staatsbedrijven’)
,,
98.228.637,40
61.805,10
,,103.907.056,31
,
61.805,1C
Id. aan diverse instellingen’) ………
,,
67.497.521,28
,,
67.496.797,41
1)
In rekg.-crt. met ‘s.Rijks SchatkIst.
NEDERLANDSCH.INDISCHE
VLOTTENDE
SCHULD.
–
Vorderingen:
Saldo Javasche Bank ……………..
t
6.089.000,-
/
1.337.000,-
Betaalmiddelen in ‘s Lands kas
–
.
–
–
–
Verplichtingen:
.
Voorschot’s Rijks kase. a. Rijkslnstell
279.909.000,-
270.468.000,-
waaronder Muntbiljetten …… ………
Schatkistpromessen ………………
1.750.000,-
,,
1.750.000,-
Schatkistbiljetten ………………..
Muntbiljetten in omloop ………….
11.370.000,-
–
…
,,
12.035.000,-
–
Schuld aan het Ned.-lnd. Muntfonds
1.750.000,-
..
……
,,
1.750.000,-
Idem aan de Ned.-lnd. Postspaarbank
,,
1.596.000,-
,,
1.634.000,-
Voorschot van de Javasche Bank
–
.
–
SURINAAMSCHE BANK.
Voornaamste posten in duizenden guldens.
Data
Metaal
–
Circu
latie
I
Andere
1
opeischb.
schulden
1
1
Discont.
ID
lv.
reke-
ningen’)
1
Sept.
1934..
720
1.151 661
580
1.750
25 Aug.
1934..
738 990
612
577 1.732
18
,,
1934..
735 1.009
1
613 575
1.718
11
,,
1934..
‘726 1.050 623 576 1.690
4
1934..
725
1.203′
i
620
–
575
1.705
S
Juli
1914..
645
1.100
560
735 396
-,
•1′
NEDERLANDSCHE BANK.
Verkorte Balans op 8 October 1934.
Activa.
Binnen!. Wis-111f dbk.
f
22.034.782,98
sels, Prom., Bijbnk. ,,
219.154,96
enz.in
disc. Ag.sch. ,,
3.182.594,78
f
25.436.532,72
Papier o. h. Buiten!. in disconto ……
Idem eigen portef.
f
. 866.250,-
Af: Verkocht maar voor de bk.nog niet af gel.
–
866.250,-
Beleeningen Hfdbk.
f
101.574.714,761)
ncl. vrsch. Bijbnk.’ ,
5.296.629,84
in rek.-crt.
op
Ag.sch.
39.013.081,45
onderp.
f
145.884.426,05
Op Effecten ……
f
140.570.972,59
1
)
Op Goederen en Spec. ,,
5.313.453,46
145.884.426,051)
Voorschotten a. h. Rijk …………….,,
–
Munt, Goud ……
f
102.176.410,-
–
Muntmat., Goud .. ,, 770.207.090,98
f
872.383.500,98
Munt, Zilver, enz. ,, 21.166.559,20
Muntmat., Zilver.. – ,, 893.550.060,18
2
)
Belegging van kapitaal, reserves en pen-
sioenfonds ……………………,,
37.680.612,44
Gebouwen en Meub. der Bank ……..,,
4.970.000,-
Diverse rekeningen ………………
6.050.881,41
Staatd. Nederl. (Wetv. 27/5/’32, S. No. 221)
16.996.491,37
f
1.131.435.254,17
Passiva.
Kapitaal ……………….. ……..
f
20.000.000,-
Reservefonds ……………………,,
3.807.914,92
Bijzondere reserve ………..
……..
5.000.000,-
Pensioenfonds ………………….,,
9.242.813,93
Bankbiljetten in omloop…………..,,
901.739.640,_
Bankassignatiën in omloop ……….,,
133.978,49
Rek..Cour.
j
Het Rijk
f
48.926.654,76
saldo’s: ‘ Anderen,,139.989.940,62
188.916.595,38
Diverse rekeningen ……………… ,,2.594.311,45
f
1.131.435.254,17
Beschikbaar metaalsaldo …………
f
457.047.587,91
Minder bedrag aan bankbiljetten in om-
loop dan waartoe de Bank gerechtigd is ,, 1.142.618.970,-
Waarvan aan Nederlandsch-lndjë
(Wet van 15 Maart 1933, Staatsblad No. 99) ……../ 73.789.100,-
Waarvan in het buitenland ……………………. ..40.583.490,02
Voornaamste posten in duizenden guldens.
Goud
J Andere
1
Beschikb.
1
Dek-
Data
Circulatie opelschb. Metaal- kings
Munt
1
Muntmat.
schulden saldo
perc.
8 Oct. ’34 102176 770.207 901.740 189.051 457.048 82
102176 764.073 926.494 175.100 446.990 80
2
)
25 Juli ’14 65.703 96.410 310.437 6.198 1 43.521 54
1F
A.JIverse
Data
1
;’:’;
Belee-
‘”
hei
1
reke-
Idlsconto’slrechtsfreeksl ningen
bulteni.
1
nin2en’)
8 Oct. 19341 25.437
–
145.884
866
6.051
1 ,, 1934 26.201
–
158.742
866
9.071
25 Juli 1914 67.947
–
61.686 20.188
509
i
) Onder de activa.
2)
Ruim.
JAVASCHE BANK.
Andere
Beschikl
Data
Goud
Zilver
Circulatle
opelschb.
1
metaal-
schulden
saldo
6 Oct.’34
2
)
142.150
189.47.0
29.060 54.738
29Sept.’34
2
)
142.220 186.200
31.850 55.000
88ept.1934
113.483
28.4 185.868 32.518
54.595
1
,,
1934
113.480
1
28.512
182.344 33.886 55.501
25 Juli1914
22.057
J
31.907
110.172 12.634
4.842
Data-
1
Wissels.
1
buiten
Dis-
I
l
1
Belee-
Di
reke
verse
–
Dek-
kings-
1
N.-Ind.
conto’s
1
ningen
ningen’)
percen-
_______________
betaalb.
J
1
lage
6 Oct.’34
2
)
840.000
75110
11.280
65
29Sept.’342)
750.000 75.200
11.420
66
8Sept.1934
1.227
11.150
65
9.672
1
.57.194
1
,,
1934
–
1.131
9.686
54.591
11.511
–
66
25Juli1914
6.395
7.259
75.541
2.228
44
‘)
Sluitpost activa.
2)
Cijfers
telegrafisch ontvangen.