Ga direct naar de content

Jrg. 18, editie 928

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: oktober 11 1933

11 OCTOBER 1933

AUTEURSRECHT
VOORBEHOUDEN.

Economisch-Statistische

Beri*chte
*
n

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, ‘NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER

ORGAAN VOOR DE MEDEDEEIIINGEN
VAN DE CENTRALE COMMISSIE VOOR DE RIJN VAART

UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT

18
E
.JAARGANG

WOENSDAG 11
NEDERLANDSCIJ ECONOMISCH INSTITUUT.
Curatoren: Mr.
G.
Vissering, Voorzitter; Ir. A. Pia te, Onder.
Voorzitter; C. E. van der Leeuw, Penningmeester, Mr. W.
M. van Lanschot; Mr. L. J. A. Trip; E. D. van Walree.
Directeuren: Prof. Mr. F. de Vries; Prof. Dr. N. J. Polak;
Prof. Mr. Dr.
G.
M. Verrijn Stuart, Directeur-,Secretaris.

ECONOMJSCH-STATIS7’JSCIIE BERICHTEN.
COMMISSIE VAN ADVIES:
Prof. Mr. D. van Blom; J. van Hasselt; Jhr. Mr. L. H. van
Lennep; Mr. K. P. van der Mandele;
Prof.
Dr. N. J.
Polak; Mr. Dr. L. F. H. Regout; Dr. E. van Welderen
Baron Rengers; Prof. Mr. H. R. Ribbius; Jan Schilthuis;
Prof. Mr. F. de Vries.
Gedelegeerd lid: Prof. Mr. Dr.
G.
M. Verrijn Stuart. Redacteur-Secretaris: Dr. H. M. H. A. van der Vaik.
Secretariaat: Pieter de Hoochweg 122, Rotterdam.
Telefoon Nr. 35000. Postrekening 8408.

Advertenties f 0,50 per regel. Plaatsing bij abonnement
volgens tarief. Administratie van abonnementen en adver-
tenties: Nijgh d van Ditmar N.V., Uitgevers, Rotterdam,
Amsterdam, ‘s-Groivenhage. Postchèque- en giro-rekening No.
145192.

Abonnementsprijs voor het weekblad franco P. P. ii.
Nederland f 20,—. Buitenland en Kolowiën f 23,— per
jaar. Losse nummers 50 cents. Economisch-Statistisch Kwartaalbericht f 1.—. Leden en donateurs ontvangen
het weekblad en het Kwartaalbericht gratis en een reductie
op de verdere publicaties.
Aan gat eekende stukken: Bijkantoor Ruigeplaatweg.

10 OCTOBER 1933.

In den toestand van de geldmarkt kwam geen ver-
andering; het aanbod van geld was weder zeer groot.
De rentenoteeringen voor cailgeld, particulier dis-
conto en prolongatie bleven onveranderd. Voor lang-
loopend schatkistpapier liepen de noteeringen op-
nieuw Vrij belangrijk terug. Elf- en twaalf-maands
biljetten werden voor 114 pOt. verhandeld.

Blijkens den weekstaat van De Nederlandsche Bank
nam de binnenlandsche credietgeving met
f
2,8 mii-
lioen af; de post hinnenlandsche wissels daalde met

f
273.000, terwijl de heleeningen met
‘f 214
millioen verminderden.
De goudvoorraad is met
f
314 millioen toegeno-
men; de zilvervoorraad steeg met
,f
59.000.
Onder de passiva der Bank blijkt de hiljettencir-
culatie met
f
21,8 millioen te zijn gedaald. De saldi
in rekening-courant namen met een bijna evengroot
bedrag toe; de stijging van het tegoed van ‘s Rijks
schatkist bedroeg f11,9 millioen en van de saldi in
rekening-courant van anderen
f
934 millioen. Het
beschikbaar metaalsaldo blijkt met
f
3,8 millioen te
zijn toegenomen. Het dekkingspercentage bedraagt
nagenoeg 82 pOt., evenals de vorige week.
* *
*

Hoewel het op de wisselmarkt verre van rustig
was, valt er toch maar weinig te vermelden. De koer-
sen van het Pond en den Dollar fluctueerden zeer,
maar van eeuige richting kon niet gesproken worden.
Ponden, die op 7.63 de week begonnen, liepen eerst

OOTOBEÉ
1933

No. 928

ot onder de 7.60 terug, om daarna eenige dagen rond
de 7.65 te blijven schommelen. Zaterdag viel een
vastere steming op te merken, welke gisterenmor-
gen doorzette, zoodat de koers op 7.74 kwam; daarna
trad weder een reactie in. De slotnoteering was 7.67.
De loop van den dollarkoers was ongeveer gelijk aan
dien van het Pond: 1.5934-1.58-1.60. Gistereu’kwarn
de köers op 1.6534, slot 1.63%. De
f/$
koers liep ge-
regeld aan achteruit 4.80-4.69. Wellicht houdt dit
verband met de scherpere contrôle-maatregelen op
den wisselhandel, welke men in Amerika denkt in
te voeren, en waarbij ook de stahilisatiegeruchten
weder zijn opgedoken. Marken vera derden maar wei-
nig; zij noteerden de geheele week even boven de 59.
Registerm.arken bleven evenals de Oreditsperrmarken
zeer gezocht. De Fransche Franc veranderde maar
weinig en schommelde rond de 9.7034. De Ponden-
noteering tegen Francs was hoogst onzeker; ook
hier valt van eenige lijn niets te bespeuren; slot
78.95. Belga’s flauwer 34.58-34.5234. Zwitsersche
Francs rond de 48.05. Lires bleven
0
1
)
ongeveer
13.0234. Peseta’s 20.7214 Het Noorden bleef natuur-
lijk in overeenstemming met het Pond: Kopenhagen
34.20, Oslo 38.50 en Stockholm 39.50. Canadeesche
Dollars 1.60. Kabel Indië noteert thans pan.

Ponden op één- en drie-maanden waren lager:
‘Ijs
resp.
‘fio
c. report. Termijndollars veranderden
uiteindelijk niet.

Op de goudmarkt bleef het tamelijk levendig. Het
bleef nog steeds niogelijk in Londen goud te koopen .ouder den inkoopsprijs van de Bank. De goudprjzen
veranderden bijna niet.

LONI)EN, 9 OCTOBER 1933.

De geldmarkt ondervond weer verleden week, dat
geld over het algemeen weer bruikbaar was. Dit vek-
te wel eenigszins verwondening, daar ruime bedragen
aan dividenden en coupons betaalbaar waren. De ver-
klaring is, dat het coupongeld hoofdzakelijk bij de
Olearing Banke.n terecht komt, terwijl de markt zich
er langzamerhand aan gewe.n.d heeft om zoo min mo-
gelijk van de Cleaning Banken (minimum 1 pot.) te
nemen. Het zeer goedkoope geld werd clan ook door
de overige banken en financiëele instituten uitgezet.
Nu echter de wissel weer bove.n 14 pOt. noteert, bren-
geIn deze hunne beschikbare saldi weder voor een
groot deel in wissels onder, zoodat de markt een
tekort ondervindt aan goedkoop geld (onder 1 pOt.).
Disconto blijft vast onder den invloed van het
streven om de noteering naar een redelijker niveau
te dringen. Men had dan ook verwacht, dat de schat-
lcistprornessen Vrijdag tegen een hooger percentage
genomen, zouden worden. De prijs bleef echter op het
vorige niveau van pl.m. % pOt. Bankaccepten notee-
ren nu
In deviezen zijn de schommelingen in Dollars en
Ponden nog zeer belangrijk.

Guldens openden heden op 7.73 en sluiten op 7.65.
Dollars sluiten op 4.69 na 4.66. De stemming voor
het Pond was heden dus zwakker dan voor den Dollar.

790

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

11 October 1933

EENVORMIG CHEQUERECHT.

In Mei van dit jaar is een wetsontwerp ingediend
tot goedkeuring van de Verdragen, welke op de van
23 Februari tot 19 Maart 1931 te Genève gehouden
tweede zitting van de Conferentie ter unificatie van
het wissel-, orderbiljet- en chèquerecht zijn tot stand
gekomen. Deze Verdragen betreffen:
invoering van een eenvormige wet op chèques
regeling van zekere wetsconflicten ten aanzien

van chèques;
het zegelrecht ten aanzien van chèques.

Een tweede wetsontwerp beoogt enkele wetten,
meer speciaal het Wetboek van Koophandel met deze
Verdragen in overeenstemming te brengen.

Het Verdrag tot invoering van een eenvormige
wet op chèques en de in verband hiermede voorge-stelde wijziging van het Wetboek van Koophandel,
waarmede wij ons hieronder zullen bezighouden,
vertoonen in hun opzet groote gelijkenis met het in
1930 gesloten Verdrag tot invoering van een een-
vormige wet op wisseibrieven en orderbriefjes en de
als uitvloeisel hiervan tot stand gekomen wat van
25 Juli 1932 betreffende een uniforme wisselrege-
ling. Deze wet, welke nog niet in werking is ge-
treden, vervangt den bestaanden 6en Titel van het
Wetboek van Koophandel over• wisseibrieven (artt.
100-207) en de eerste afdeeling van den 7en Titel
over orderbriefjes of promessen aan order (artt.
208/9) door een nieuwen Titel ,,Van wisseibrieven en
orderbriefjes” (artt. 100-177). Het opschrift van
den 7en Titel zal luiden: ,,Van chèques, en van pro-
messen en quitantiën aan toonder” (artt. 178-

229m).

De cbèque heeft tot nu toe een plaats in onze wet
moeten ontberen. Desondanks heeft zij zich in de
practijk te onzent kunnen ontwikkelen tot een van
de belangrijkste betalingsvormen. Toch heeft zij hier
niet die beteekenis als in Engeland, waar de chèque
vrijwel op één lijn wordt gesteld met het bnkpapier.
Deze ontwikkeling is voor een belangrijk deel het
gevolg van de Engelsche bankwetgeving van 1844,
welke bepaalde, dat de biljetten van de Bank of
England met uitzondering van een bepaald bedrag,
oorspronkelijk £ 14.000.000, later opgeklommen tot
£ 18.450.000, ten volle door goud moesten zijn gedekt.
Hierdoor ontstond een natuurlijk streven om op het
gebruik van bankpap.ier te bezuinigen. Een ont-
wikkeld particulier bankwezen en de practische zin
van den Engelschman droegen verder bij tot de ont-
wikkeling van het chèqueverkeer. Het gebruik van d
chèque is daar zelfs zéé ingeburgerd, dat het geen
ongewoon verschijnsel is, dat een Engelschman, di,
op reis gaat, niet een reiseredietbrief, maar zijit
chèqueboekje bij zich steekt en in het buitenland
aan de bankinstelling, waar hij eenigszins bekend is, de op zijn bankier in Engeland getrokken chèque ter

verzilvering aanbiedt.

De Buis of Exchange Act omschrijft de chèqut
in het inleidende art. 73 van het derde hoofdstuk als
,,a bill of exchange drawn on a banker payahle on
demand”. In het algemeen is de opvatting van de
chèqiie hij ons hiermede in overeenstemming.

Waar de chèque een eigen plaats in onze wet mist,
dringt zich de vraag op, welke dan wel haar rechts-
positie is. Sedert bij de vet van 1925 de voordien in
art. 100 K. om. aan den wissel gestelde vereischten
van plaatsverschil en erkenning van ontvangen waar-
de of van waarde in rekening zijn vervallen, is de

chèque aan
order
gelijk te stellen met den zichtwis-
sel, zoodat de artt. 100-207 K, voor zoover betrek-
king hebbende op den zichtwissel, ook op de order-
chèque van toepassing zijn. De chèque aan
toonder

wordt beheerscht door de artt. 221-229 K betreffen-
de het kassierspapier en ander papier aan toonder.

Afgezien van het onbevredigende, dat de toonder-
chèque – zij moge in het betalingsverkeer een min-
der belangrijke plaats
innemen dan de orderchèque

INHOUD.

BIz.

EENvORMIÖ 011 EQUERECHT
door
Mr. H. R. van Taalingen 790

Paracloxen door
Prof. Dr. N. J. Polak
…………….
791

Feiten over devaluatiepolitiek en werkloosheid dooi

Dr. J.
G.
Stridiron
…………………………
792

Moet Indië van den gouden standaard af? door
Mr. D.

J. Hulshoff
Pol
…………………………….
795

Bedorven geld door
Mr. J. van Galen
met Naschrift door

Prof. Mr. Dr. 0. M. Verrijn Stuart
…………….
798

AANTEEKENINGEN:

Mechanisatie en werkloosheid. ………………..
801

Raming van de Europeesche bietsuikerproductie….
803

MAANDCIJFERS:

Giro-kantoor der Gemeente Amsterdam
…………
803

Hypotheekrente in Nederland
………………..
804

STATISTIEKEN EN OvEazIoHTN
…………….
804-808

Geidkoersen.

Wisselkoersen.

Bankstaten.

Goederenhandel.

– zich moet tevreden stellen met de zeer onvolledige regeling van de artt. 221 e.v., maakt vooral het ver-
schil in de functie, welke chèque en wissel in het
maatschappelijk verkeer vervullen, een afzonderlijke
regeling van de chèque gewenscht. De chèque im-
mers is een betaalmiddel, de wissel een credietmid-
del. Teneinde dit karakter van de chèque tot zijn
recht te doen komen en te bereiken, dat de chèque
met evenveel vertrouwen, als het bankpapier in beta-
ling wordt genomen, streven de nieuwere wetgevin-
gen er naar de mogelijkheid van niet-betaling van de
chèque zooveel mogelijk te beperken. Dit streven
komt in het onderhavige wetsontwerp tot uiting in
de bepaling vervat in art. 180, dat de chèque moet
worden getrokken op een bankier en deze fonds onder
zich moet hebben ter beschikking van den trekker,
voorts in het voorschrift van art. 209 le lid, dat her-
roeping van de chèque slechts van kracht is na het
einde van den
tel-mijn
van aanbieding; deze termijn
is geregeld in art. 206. De beteekenis van deze voor-
schriften zullen wij thans nader bezien.

Niet inachtneming van de twee vereischten van
art. 180 maakt de chèque niet ongeldig. Deze bepa-
ling is opgenomen op voorstel van de Nederiandsche
delegatie. Deze was van meening, dat in de practijk,
zooals die zich hier te lande heeft ontwikkeld, dik-
wijls chèques worden afgegeven op niet-bankiers,
zoodat zij het gewenscht oordeelde met deze prac-tijk rekening te houden en aan de geldigheid van de
aldus getrokken chèques niet te tornen. Onder de
Reserves, welke in een Bijlage aan het Verdrag zijn
toegevoegd en den Verdragsluitenden Staten de be-
voegdheid geven ten aanzien van bepaalde punten
van de eenvormige wet af te wijken, is een artikel
opgenomen, dat den Staten het recht toekent te be-
palen, dat chèques getrokken op andere dan bankiers
en daarmede geljkgestelden, als chèques niet geldig

zullen zijn.
Blijkens
de Memorie van Toelichting is

het de bedoeling van onze Regeering om later, van-
neer het chèqueverkeer zich hier verder heeft ont-
wikkeld en chèques alleen op bankiers worden ge-trokken, zoo noodig ongeldigverklaring van op an-
deren dan bankiers getrokken chèques in de wet op
te nemen. Met bankiers worden blijkens art. 229a
1

gelijkgesteld alle personen of instellingen, die in hun
werkzaarnheid regelmatig gelden ter onmiddellijke
beschikking van anderen houden.

Ten aanzien van het tweede vereischte van art.
180, ni. dat onder den bankier fonds ter beschikking
van den trekker aanwezig moet zijn, was onze dele-
gatie van oordeel, dat derden niet kunnen weten of
dekking al dan niet aanwezig is, zoodat het onbilljk
is de geldigheid der chèque hiervan afhankelijk te

11 October 1933

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
1

v
791

stellen. Op grond van deze overweging, is ‘besloten
aan het ontbreken van fonds niet de ongeldigheid
van de chèque te verbinden.
Het voorschrift van art. 209 le lid, dat de her-
roeping van de chèque slechts van kracht is na het
einde van den termijn van aanbieding volgt een
tusschenweg tusschen het Angelsaksische systeem,
dat herroeping van de chèque ten allen tijde toelaat
en het Fransche stelsel, dat aan den houder van de
chèque een recht op het fonds toekent en in ver-
band hiermede herroeping van de chèque ten eenen-
male verbiedt. Rekeniughoudende met deze in de
verschillende landen bestaande afwijkende stelsels
verleent art. 16 le lid van de Reserves den Ver-
dragsluitenden Staten de bevoegdheid om ten aan-
zien van chèques op hun grondgebied betaalbaar,
zoowel de herroeping zelfs vSSr het verstrijken van
den termijn van aanbieding toe te laten, als deze her-
roeping zelfs na het verstrijken van den termijn van
aanbieding te verbieden.
Het voorschrift van art.. 209 le lid volgt vrijwel
woordelijk par. 13 3e lid van de Duitsche Chèquewet:
Ein Widerruf des Schecks ist erst nach dem Ablaufe
der Vorlegungsfrist wirksam. Tot goed begrip volgt
hier in het kort de wordingsgeschiedenis van dit
artikel. In het ontwerp 1892 had de houder krach-
tens paz. 10
le
lid een vordering tegen den betrok-
kene tot betaling van de chèque. In verband hier-
mede bepaalde het 3e lid van hetzelfde artikel: Em
Vviderruf des Schecks hat keine rechtliche Wirksam-
heit. Het voorloopig ontwerp 1907 handhaafde het
vorderingsrecht van den houder tegen den betrok-kene, maar beperkte de onherroepelijkheid van de
chèque tot den duur van den aanhiedingstermijn.
Toen in het eindontwerp 1908 dit vorderingsrecht
van den houder was geschrapt, had het voor de hand gelegen nu ook de onherroepelijkheid van de chèque
gedurende den termijn yan aanbieding te doen ver-
vallen. Dit is evenwel niet geschied.
Over de vraag, of het voorschrift van paz. 13 3e lid dwingend recht is, besliste het Reichsgericht in
een arrest van 8 Mei 1920 in ontkennenden zin: de
betrokkene is gerechtigd, niet verplicht een chèque,
welke is herroepen en vSSr het einde van den aan-
hiedingstermijn ter betaling wordt aangeboden, te
betalen. Verschillende schrijvers zien echter in par.
13 3e lid een verbod, eenerzijds aan den trekker om
een chèque gedurende den termijn van aanbieding
te herroepen, anderzijds aan den betrokkene om aan
een eventueele herroeping gehoor te geven. Een ver-
bod, dat zijn rechtsgrond vindt in de bescherming
van den houder, aan weiks overtreding evenwel het
wetsvoorschrift geen sanctie verbindt: een lex im.-
perfecta dus.

De Memoric van Toelichting neemt ten aanzien
van art. 209 le lid hetzelfde standpunt in als het
Reichsgericht ten opzichte van par. 13 3e lid. Zij
neemt zelfs aan, dat vrijwillige weigering tot heta-
ling veelal zal geschieden, daar de betrokkene niet
gaarne in
strijd
zal handelen met een wensch van den
trekker, zijn cliënt.
De betrokkeue, die alchis handelt, stelt zich niet
bloot aan een actie van den houder, die door de
weigering tot betaling schade heeft geleden. Im-
mers art. 209 regelt uitsluitend de verhouding tus-
schen trekker en betrokkene, niet die tusschen hou-
der en betrokkene; ook verder kent de chèquewet
geen enkele verhouding tusschen houder en betrok-
kene. De houder heeft jegens den betrokkene geen
recht op betaling van de chèque; hij heeft alleen zijn
recht van regres, zooals dit is geregeld in de artt.
217 e.v.

Ik vraag mij na het bovenstaande af, wat de
waarde van het voorschrift van art. 209 le lid is.
Zooals reeds opgemerkt, neemt de Memorie van Toe-
lichting zelf aan, dat de betrokkene de herroepen
chèque meestal zal weigeren te betalen, teneinde den trekker, zijn cliënt aangenaam te zijn. Bovendien be-

schikt de trekker, die er zeker van wil zijn, dat de
door hem afgegeven chèque niet zal worden gehono-
reerd, nog over een ander middel: hij kan
zijn
saldo
hij zijn bankier wegtrekken. De bedoeling van het
onderhavige voorschrift, ni. de bevordering van de
ohgestoorde circulatie van de chèque, is daarom mi.
slechts een illusie.

De Regeering had naar
mijn
meening beter ge-
daan, indien zij gebruik had gemaakt van de be-
voegdheid, den Verdragsluitenden Staten bij art. 16
le lid van de Reserves gegeven om de herroeping van de chèque, zelfs v66r het
verstrijken
van den termijn
van aanbieding, toe te laten. Een dergelijk voor-
schrift zou de hier te lande bestaande practijk heb-
ben gesanctionneerd en heeft bovendien dit voor-
deel boven art. 209 le lid, dat de houder weet, waar
hij aan toe is en dat het hem niet plaatst voor een
wetsartikel, waarvan de heteekenis. een, andere is dan
dç bewoordingen zouden doen vermoeden. De erva-
ring hier te lande, maar vooral in Engeland, leert
voorts, dat het stelsel van algeheele vrijheid van
herroeping geen remmenden invloed op de ontwik-
keling van het chèqueverkeer behoeft te hebben.

De herroeping moet wel worden onderscheiden van
het verzet; deze handeling kan zoowel van den trek-
ker als van den houder uitgaan en dient om
bij
dief-
stal of vermissing van de chèque uitbetaling aan den
onwettigen houder te voorkomen.

Hebben wij in het bovenstaande de heteekenis na-gegaan van de voorschriften, welke heoogen de mo-
gelijkheid van niet-betaling van de chèque te beper-
ken en haar het karakter van betaalmiddel geven,
verschillende andere bepalingen zijn niet anders dan
een uitvloeisel van dit karakter. Zoo art. 181, dat
de chèque niet kan worden geaccepteerd, art. 184, dat
een in de chèque opgenomen renteclausule voor niet gesch zeven wordt gehouden, art. 192 3e lid, dat het
endossement van den betrokkene nietig is en art.
205, dat de chèque betaalbaar is op zicht en elke ver-
melding van het tegendeel voor niet geschreven wordt
gehouden.

Het wetsontwerp behandelt nog twee bijzondere
vormen van chèques, welke het betalingsverkeer hier
te lande niet kent: de gekruiste chèque (algemeen of
bijzonder) en de verrekeningschèque. De eerste stamt
uit Engeland (crossed chèque), de tweede uit Duitsch-
land (Verrechnungsscheck). Beide chèquevormen be-
oogen de veiligheid van het chèqueverkeer te bevor-
deren: de gekruiste chèque door den kring van per-
sonen, aan wie de chèque mag worden uitbetaald, te
beperken tot een bankier of een cliënt van den be-
trokkene (art. 215), de verrekeningschèque door de
wijze van betaling te beperken tot een boeking’ in
rekening-courant, een giro of een schuldvergelijking;
betaling in baargeld is verboden (art. 216).

Tot slot nog een opmerking. De Reserves, welke
den Verdragsluitenden Staten de bevoegdheid geven
ten aanzien van bepaalde punten van de eenvormige wet af te wijken, tellen niet minder dan 31 artikelen.
1-let is te hopen, dat cle beoogde eenvormigheid van
het chèquerecht niet als gevolg van dit groote aantal
reserves illusoir wordt.
H. R. VAN TAALINGEN.

PARADOXEN.

Wij leven in een tijd van paradoxen. Democraten noemen wij hen, die zoozeer met ma-
terieele voorspiegelingen heginselloos dingen naar

volksgunst, dat zij een reactie tegen den volksin-
vloed ontketenen.

Radicalen noemen wij hen, die saneering van on-
gezonde financiëele toestanden door aantasting van
het kwaad in den wortel willen tegenhouden.
Socialisten noemen wij hen, wiën bepaalde groeps-
belangen gaan hoven het heil van de gemeenschap
in haar geheel.

792

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

ii October 1933
Vredesactie bespeuren ,wij vooral bij hen, die er
niet tegen op zien, vreedzame burgers, die tegen hun
vermeende belangen handelen, te molesteeren of bur-
geroorlogen te ontketenen.
Nationalisten noemen zich degenen, die buiten-
landsche gebruiken, welke kennelijk on-Nederlandsch
zijn, hier willen invoeren of nabootsen.
Stabiel noemt men een geldeenheid, die in voort-
durend wisselende waardeverhouding staat tot alle
goederen en diensten in het economisch verkeer en
slechts waardevast is ten opzichte van een goed, dat
vrijwel niet in den handel is, dat men, als men het
koopen kan, niet verlangt en als men het verlangt

niet kan koopen.
In één en dezelfde alinea van een staatsstuk wordt
de overweging van versnelden bruggenbouw en van
getemporiseerden wegenbouw aangekondigd.
Genoeg voorbeelden om aan te toonen, dat wij oiis
aan paradoxen hebben gewend.
Zéézeer hebben wij ons daaraan gewend, dat men
het paradoxale al niet meer ontdekt in regeerings-
voornemens om eenerzijds de kosten van noodzake-
lijk levensonderhoud te verhoogen, anderzijds de on-
dersteuning van hen, voor wie dat noodzakelijk
levensonderhoud een voorwerp van dagelijksche, ang-
stige zorg is, te verlagen.
Aan beide zijden heet dat crisissteun. Crisissteuh
aan de bedrijven, die tarwe, rogge, melk, boter, eieren,
vleesch, vetten, suiker voortbrengen, crisissteun, die
telkens en telkens wordt verhoogd, als stond het
agrarische bedrijf op een krik – bij elken slag om-
hoog geeft een krik meer speling en krijgt de omhoog
gebrachte last dus meer neiging tot wankelen! –
crisissteun, die verleend wordt zonder aanzien des
persoons, zonder rekening te houden met zijn per-
soonlijke draagkracht, met zijn rijkdommen in of bui-
ten zijn bedrijf. Daarnaast crisissteun aan werkwil-
lige werkloozen – want ze zijn heusch niet in over-
groote meerderheid werkschuw! – crisissteun, die
nauwgezet wordt geregeld naar al-dan-niet aange-
toonde armoede, die thans wordt verlaagd, vooral;
indien er nog luttele baten buiten dien steun blijken
te vloeien. En die steeds verhoogde crisissteun
t

forfait moet mede worden opgebracht door hen, wier
crisissteun op den man thans wordt verlaagd.
Wordt het
eindelijk
niet eens tijd om den crisis.
steun te onthouden aan den agrarischen producent,
die effecten, overtollige vlottende middelen, onbQ-
zwaarde onroerende goederen, hypothecaire vorderin-
gen op anderen of verdere rijkdommen bezit? Drie-
manschappen, bestaande uit den burgemeester, den
inspecteur der directe belastingen en den inspecteur
der, registratie, zoo noodig voorgelicht door het be-
stuur der plaatselijke boerenleenbank, zijn heusch wel
in staat, de nooddruft der plattelanders in hun gebied
te beoordeelen. Slechts den ontberende voere men dé
opbrengst der crisissteunheffingen toe. Wat er dan
overblijft in de steunfondsen kan dienen ôf voor
verlaging dier heffingen, ôf voor handhaving van de
ondersteuning voor de allerbeklagenswaardigen, de
werkloozen.

Men uit weleens de vrees, dat de vermogende land-
bouwers, indien zij niet gesteund worden, hun grond
zullen laten braakliggen en er daardoon. werkloosheid
ten plattelande zal ontstaan. Vermogend landbou-
vers, die hun grond door onkruid laten overwoeke-
ren, welk een paradox! Even paradoxaal als de crisis
steun, die een bankier zijns ondanks ontving wegens
het bezit, op een landgoed, van enkele stuks vee. Ver-
gelijk hiermee de korting, die de werklooze zich ziet
opgelegd wegens luttele verdiensten van vrouw of

kind. P.

FEITEN OVER DEVALUATIEPOLITIEK EN

WERKLÖOSHEID.

In een vorig artikel (E.-S. B. 20.9.33) werden ge-
gevens geanalyseerd betreffende het verband tusschen
exportmogelijkheid en devaluatiepolitiek.
In dit artikel zullen wij de vraag beantwoorden,
of er eenig verschil, en zoo ja welk, te constateeren
is tusschen de ontwikkeling der werkloosheid in de
landen met in goud gedeprecieerde valuta en in de
,,goudlanden”. Wij willen daarbij wederom twee perio-
den onderscheiden; de eerste periode, loopende vanaf het begin der crisis tot het diepste punt der depressie;
de tweede periode, het tijdvak, waarin herstelfacto-
ren optreden. Ons artikel valt dan in vier deelen uit-
een; wij doen eerst een waarschuwend woord hooren
bij het vergelijken van werkloosheidscijfers en ont-
wikkelen een verbeterde statistische methodiek voor
analyse van deze cijfers, daarna bespreken wij de
twee perioden en eindigen met een kleine polemiek.

1. Sa1istische Methodiek.

Wanneer men de werkloosheid in verschillende lan-
den wil
vergelijken,
dan berekent men somstijds, op
basis van de absolute werkloosheidscijfers, in een
bepaald jaar, de procentueele verandering in die
cijfers, door middel van zgn. indexcijfers. Deze in-
dexcijfers vergelijkt men onderling om tot conclusies
te komen.
Is de stijging van het
indexcijfer
in een land of
in een groep van landen grooter dan in een ander
land, dan brengt dat noodzakelijkerwijze de conclu-
sie mede, dat het verloop der werkloosheid in eerst+
genoemde landen ongunstiger is.
Een analoge methode hebben ook wij gevolgd in ons
vorig artikel, waar de exporten van verschillende
landen zijn vergeleken. Bij een verschijnsel als de
uitvoer is dat statistisch geoorloofd. Bij een verge-
lijking der werkloosheid in de verschillende landen
werkt dit evenwel misleidend, omdat bij een vergelij-
king van
indexcijfers
het initiale niveau der werk-
loosheid niet meer in de vergelijking kan worden
opgenomen.
Wij kunnen dit het beste met een cijfervoorbeeld
aantoonen; daarbij is het noodig onderstaande sym-
bolen te gebruiken.

lo. Aantal in beroep werkzamen = W.
2o. Aantal werkloozen = U (unemployed).
3o. Aantal te werk gestelden = W – U.

Wanneer men nu voor de verschillende landen
(W – U) in procenten van W uitdrukt, dan kan
men eveneens vergelijken
en vermijdt de foutieve con-
clusies die de andere methode aankleven. )
De eenvoudige formule, die voor elk land is op te.

100(W— tT) .
stellen luidt dan: –

(de bedrijvigheids-

coëfficiënt).
Wij laten een eenvoudig voorbeeld volgen, waaruit
blijkt, dat een vergelijking der bedrijvigheidscoöffi-
ciënten in de. verschillende landen geen aanleiding
geeft tot foutieve conclusies, terwijl vergelijking van
indexcijfers der werkloosheid daartoe wel aanleiding
geeft.

Land X Land Y
Aantal werkzamen
(W) …………1.000.000 1.000.000

werkloozeii (U) ………….
400.000

200.000

te werk gestelden (W – U) .

600.000

800.000

])e bedrijvigheidscoëfficiënt

“W

60

80

Veronderstel de werkloosheid, in vergelijking met
het basisjaar, vermindert in het tweede jaar op twee
wijzen, nl.:

1)
De methode, waarbij werkloosheidspercentages, in-
stede van indexcijfers, vergeleken worden, leidt eveneens
tot bevredigende resultaten. Het complement van deze
cijfers geeft evensls onze cijfers inzicht in het verloop der
bedrijvigheid.

11 October 1933

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

793

• a. Zoodanig, dat de hedrijvigheidscoëfficiënt in
heide landen een gelijk aantal punten stijgt.
b.
Zoodanig, dat de hedrijvigheidscoëfficiënt in
land Y een kleiner aantal punten stijgt.

Land X

1

Land
Land

Bedrijvig-

Indexcijfers

Bedrijvig-

lndexcijfers
heidscoët-

heidscoëf- werkloosheid
1

ficienten

Iwerkloostleit
ficienten

Basisjaar

60

100

80

..

100
2e jaar a)

66

90

86

92,5
b)

72

80

88

90

Vergelijkt men alleen de
indexcijfers
der werkloos-
heid in kolom 3 en 5, dan zal men in beide gevallen
ten onrechte conciudeeren, dat land X er het gun-
stigst voorstaat. Vergelijkt men daarentegen de
be-
drijvigheidscoëfficiënten
in kolom 2 pn 4, dan ziet
men, dat ondanks de relatief kleinere afname der werkloosheid in land Y, dit land er inderdaad het best aan toe is. En dit komt omdat het initiale ni-
veau der bedrijvigheid in land Y hooger ligt dan in
land X. Bij gebruik van indexcijfers der werkloos-
heid, wordt deze laatste factor verwaarloosd.

Hiermede meenen wij te hebben aangetoond, dat
het vergelijken van inclexcijfers der werkloosheid bij
uitstek geschikt is om verwarring te stichten. Het
leidt ongemerkt en ongewild tot foutieve conclusies.
Daarom dienen deze indexcijfers vervangen te wor-
den door hedrijvigheidscoëfficiënten.

* *
*

Beantwoorden wij tenslotte de vraag waar de ge-
gevens voor berekening der bedrijvigheidscoëfficiën-
100(W-U)
ten (formule

w

) te vinden zijn.

W kan het beste berekend worden als een percen-
tage van de totale bevolking. Wij komen dan tot de
formule W = x N. Waarbij:

Zie:.
N = Bevolkingscijfers.

Statistical Yearbôok of the League of Nations 193/33,
bladz. 18 e.v. tabel 2.

Zie:

= Procentueel

aan- Statistisches Jahrbuch für
deel van de in een das deutsche Reich. Interna-
beroep werkzamen tionale tibersichten bladz.
in de totaal-bevol-
24x,
tabel 10.
king.

Tabel
2.

Zie:
Werkloosheidcijfers. Monthly Bulletin of Statis-
tics of the League of Na-

tions. Sept. 1933, Nr. 9,
bladz. 383 en 384, tabel 19.

De landen in ons onderzoek betrokken, leveren
bruikbare cijfers voor deze formule op.
t
Berekenen we eerst het aantal in een beroep werk-
amen (W) en analyseeren wij daarna op basis van
deze
cijfers
het verloop der werkloosheid in de hui-
dige crisis.

fabel I.

Bevolking
.Lfl
ccii beroep

.

L a n d e n

)er

werkzaam

31.12. Ii

Aantal
(N)

Io()
(WN)

A.
Landen met (in goud) gecle-
precieerde valuta:
Engeland ……………
46.200.000 45.3 20.928.600
Australië …………….
6.526.000 42.2

2.753.972
Nieuw Zeeland ………….
1.522.000 41.1

625.542
Zweden ……………….
6.162.000

44.1

2.717.442
• Noorwegen ……………..
2.831.000 40.4

1.143.724
t Denemarken …………..
3.578.000 41.7

1.492.026
Finland ………………
3.493.000 47.2

1.648.696

II. Goudlanclen
België ………………..
8.159.009 43.3

3.532.847
Duitschlancl …………..
64.776.000 51.3 33.230.088
Frankrijk ……………
41.950.000 .53.2 22.317.400
Italië ……………….
41.477.000

47.6 19.743.052
Nederland
……………8.062.000 39.7

3.200.614
polen

.
32.176.000 52.4 16.860.224
Tsjecho Slowakije ………
14.823.000 44.2

6.551.766

., 2.
Eerste periode.

De eerste periode, die wij kiezen ter nadere ana-
lyse loopt evenals in ons vorig artikel van het begin der crisis .tot het diepste punt der depressie.
t
Te vergelijken zijn de bedrijvigheidscoëfficiënten

100 (W – U)

100 (W – U1)

,1

W

en

Waarin:

.

W = zie tabel 1.

– (gem. werkloosheid p. mnd. in 1927+1.928+1929)

3

Ui = gemiddelde werkloosheid per maand in 1932.
Wat leert tabel 2?
1. Dat de tegenwoordige niet-goudianden de crisis
met
hooger
wer)doosheid intraden dan de goudianden:

A cnt
l
in een
beroep werk-
zaam

A cntl
werkloozen

927+1928
1
+
1929

11
Aantal
werkloozen
1932

A mntal te
mm
eik gestelden
I3edisjm igliescls
coëfficienten
-_______________

beginder
crisis einde der crisis
3
100 (W-[J)I100(W-U
1
)

W-
.

U
.
W-T.J
W-TJ
1

W
W

20.928.600
957.836
2.272.590
19.970.764
18.656.010
95.4
89.1
2.753.972
41.353
120.454
2.712.619 2.633.518
98.5
95.6
625.542
2.895
51.549 622.647 573.993

99.5 91.8
2.717.442
1.143.724 31.138
21.579

89.92′
3.83f

6.304
)lmr’fl122..145
2.627.520
1.109.893 98.9
98.1
96.7
97._
1.492.026
53.821
126.039 1.438.205 1.365.987
96.4
91.6
1.648.696 2.503
17.581
1.646.193
1.631.115
99.8
98.6


98.1
94.4

99.8
95.5
3.532.847
8.470
161.468
3.524.377
3.371.379
33.230.088
1.461.608
5.579.858 31.768.480
27.650.230
95.6 83.2
22.317.400
24.204
306.434
22.293.196 22.010.966
99.9 98.6
19.743.052 301.231
1.006.442
.19.441.821
18.736.610
98.5 94.9
3.200.614
25.551
271.092 3.175.063
2.929.522
99.2 91.5
16.860.224
140.959
255.582
16.719.265
16.604.642
99.2
98.5
6.551.766 44.045
554.059 6.507.721
5.997.707
99.3
91.5

98.8
93.4

L a ii cl e ii
Niet-goudianden:
Engeland …………
Australïë …………
Nieuw Zeeland……..
Zweden ……………
Noorwegen ……….
Denemarken……….
Finland…………..
Rekenkundig gemidd.

Goudlanden:
België

…………..
Duitschiand ……….
]’rankrjk …………
Italië …….
………
Nederland…………
Polen…………….
Tsjecho Slowakije
Rekenkundig gemidd.

794

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

11 October 1933

Dat dezelfde niet-goudianden, die in de driç
jaar crisis devaluatiepolitiek hebben gevoerd, aan het
einde dezer drie jaar een
lager
werkloosheid hebheq
dan de goudianden.
De algemeene conclusie voor de onderzochte period
is dus, dat in de goudianden de ontwikkeling der
werkloosheid zeer belangrijk slechter was dan in cl
landen met in goud gedeprecieerde valuta; van een
lager
aanvangsniveau is de werkloosheid in deze
landen tot een
hooger
eindiiiveau opgeloopen, dan in

cle landen met in goud gedeprecieerde valuta.
Wie sprak daar over de immoraliteit van ,,munt-vervalsching”? Leg hem deze nuchtere cijfers voor en vraag hem of hij zijn ernstige beschuldiging kan
handhaven. Maar laat ons de volgende periode be
zien.

Tweede periode.
De tweede periode, waarover onze analyse loopt
wordt gevormd door de eerste zes maanden van 1933:
Deze periode, waarvan aangenomen wordt, dat her.-stelfactoren in zekere mate optreden, vergelijken wij
met de eerste zes maanden van 1932. Dit ter elimi
natie van seizoeninvioeden.
Te vergelijken zijn de bedrjvigheidscoëfficiënten

100 (W – U)

100 (W – U
1
)
en

Waarin:
W = zie tabel 1.
U = gemiddelde werkloosheid pér maand in Januari
t/m. Juni 1932.
lii = gemiddelde werkloosheid per maand in Januari
t/m. Juni 1933.
Tat
leert tabel 3?
lo. Dat in de eerste zes maanden van 1933 de
niet-goudlanden een lager werkloosheidscijfer
blijvei
vertoonen dan de goudlanden.
2o. Dat in de eerste zes maanden van 1933 de
werkloosheid der niet-goudlanden iets minder toenam
dan die der goudlanden.
De algemeene conclusie voor deze periode mag dûs
luiden, dat in de ,,goudlanden” het niveau der werk-
loosheid ongunstiger bleef dan in de landen met in
goud gedeprecieerde valuta en dat de werkloosheid er zelfs iets minder afnam.
In de ,,Telegraaf” van 24 Sep temher komt een
artikel voor over het verloop der werkloosheid. Daar
in wordt gesproken over ,,offeren aan het afgods-
beeld der muntverzwakking”.

Op grond van officiëele cijfers en een doelmatige
statistische methode kunnen de voorstanders der
devaluatie nic beweren, dat hunne offers lichter we-
gen, dan die gebracht aan het ,,afgodsbeeld” van den
gouden standaard. De Nederlandsche regeering ech-
ter schijnt van andere meening te zijn. Dat Zij cijfers
bestudeere, dan zal Zij van meening veranderen.

Polemiek.

In het Zondagochtendblad der ,,Telegraaf” (24.9.33)
wordt op bladz. 11 in een artikel, ,,Het Verloop der
Werkloosheid” geheeten, de ontwikkeling van dit
beruchte crisisverschijnsel in de laatste zes maanden
geschetst. Dat de ontwikkeling tevens een vermin-
dering der werkloosheid was, wordt in dit artikel
vanzelfsprekend genoemd en terecht. De cijfers der
werkloosheid vertoonen immers een sterke
seioen-
invloed,
d.w.z. nemen ieder jaar in den loop van de eerste zes maanden af. Dat de vermindering in alle
Staten vrij groot was, doet terecht het vermoeden
ontstaan, dat een lichte verbetering in den economi-
schen toestand merkbaar is geworden. Een verschijn-
sel, dat op grond van andere conjunctuurindices be-
vestiging vindt.

Tot zoover kan men met genoemd artikel accoord
gaan. Niet echter met de slot-conclusie. Op de vraag
of er eenig verschil is vast te stellen tusschen de ont-
wikkeling der werkloosheid in de landen met in
goud gedeprecieerde valuta en de ,,goudlanden”
wordt geantwoord, dat die ontwikkeling in eerst-
genoemde landen ongunstiger is. Dit volkomen ten
onrechte; tot deze foutieve conclusie komt me.n op
grond eener onjuiste statistische methode.

lo. Vergeleken worden cijfers betreffende de werk-
loosheid in onderscheiden landen per 31 Januari
1933 en per 31 Juli.

Daar de seizoeninvloed de werkloosheidscijfers
sterk beïnvloedt en men deze storende factor hij
bovenstaande vergelijking vergeet te elimineeren,
levert een vermindering der werkloosheid niets ver-

rassends op.

2o. Vergeleken worden de procentueele verande
ringen in de werkloosheid in plaats van in de be-
drijvigheid. Wij meenen reeds hij de uiteenzetting
onzer statistische methodiek aangetoond te hebben,
dat de methode der ,,Telegraaf” tot foutieve con-
clusies leidt, aangezien zij het initiale niveau der
werkloosheid geheel buiten heschou*ing laat.

Tabel
3.

Aantal in een
Aantal


Aantal
Aantal te werk gesteiclen
Bedrijvigbeids-

beroep werl-
werkloozell
werkloozen

coëîficiënten
:i

a

d
Jan. t/in. Juni
Jan. t/nl.
Juli,
Jan. t/in. JunjiJan. t in. Juni


100
(W-IJ)I
100
(W_U
1
)
1932 1933
1932

1933

W
1]
1J
1

W-U
W-1J
1

W W

Niet-goudianden:
20.928.600
2.275.273
2.247
533
18.653.327 18.681.067
89.1
89.3
2.753.972
122.217
107.264
2.631.755 2.646.708
95.6
96.1
625.542 48.609
52.986
576.933
572.556
92.2 91.5
2.717.442
86.4l6
108.794
2.631.026 2.608.648
96.8
96._
Noorwegen.

……….
34.506
38.597
1.109.218
1.105.127
97.-
96.6
1.492.026
118.660
145.240
1.373.366
1.346.786
92._
90.3

Australië

…………..

Finland. …………..
1.648.696
16.714 17.548
1.631.982 1.631.148
99.-
98.9

Nieuw Zeeland …………
Zweden

…………….

Rekenkundig geinidd.
94.5
94.1

Denemarken ………….

1.143.724

Engeland

………….

Goudiancien
3.532.847
158.698
182.036
3.374.149
3.350.811
95.5
94.8
Duitschlauid ………..
33.230.088
5.833.651
1)
4.733.776
27.396.437
28.496.312
82.4
85.8
22.317.400

320.353 337.674 21.997.047
21.979.726
98.6
98.5
19.743.052
.020.977
1.074.318
18,722.075 18.668.734
94.8
¶14.6

België

…………….

Nederland. …………
252.887
338.791
2.947.727
2.861
.. 823
92.1
89.4

Frankrijk ………….

Polen …………….
16.860.224
..
326.555 258.193 16.533.669
16.602.031
98.1
98.5

Italië ……………..

Tsjecho Slowakije

. .

.3.200.614

6.551.766
559.798
811.567
5.991.968
5.740.199
91.5
87.6
Rekenkundig gernidd.

.

93.3

92.7

1)
Hierbij bedenke men, dat de speciale maatregelen der Duitsclic regeering cle vergelijkbaarheid storen. Of de werkloos-
lieicl in feite zooveel verminderd is als cle cijfers aangeven dient betwijfeld te worden. Dit leidt dan nog tot versteviging
onzer conclusies. i3ovendien kan Duitschland bezwaarlijk weer tot de gondlanden gerekend worden.

11 October
1933

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

795

3o.
Vergeleken wordt de stand van twee indivi-
dueele maanden.

Afgezien nog van de reeds ontwikkelde, o.i. be-
slissende, bezwaren dient hier tegenin gebracht te
worden, dat de basis van deze vergelijking te smal
is. Door twee individueele maanden te vergelijken.
vergeet men allerlei toevallige invloeden te elirninee-
ren, die storend kunnen werken en de conclusies ten
zeerste beïnvloeden.
De artikelschri.jver van de ,,Telegriaf” kan te allen tijde, voor alle Europeesche landen, met de
door hem gebruikte statistische methodiek komen
tot een afname der werkloosheid. Hij vergelijke dan
maar steeds de stand per einde Januari met die per einde Juli!
Door de werking der seizoenfactor zal hij zijn doel
nooit missen! Zelfs in de zware crisisjaren is met
zijn methode een dergelijk resultaat construeerbaar!
Voegt men daarbij een verkeerde vergelijkingsmetho.-
de en de storende invloed der toevallige factoren, die
hij vrij laat werken, dan kan men verrassende con-
clusies verwachten!
Onderzoekt men het belangrijke vraagstuk, het
verband tusschen devaluatie-politiek en werkloosheid
betreffend, objectief en met behulp eener gezonde
statistische methode, dan zullen de resultaten Ne-
derland doen weten, dat de wereldcrisis als gegeven
aannemend, het aandeel in de werkloosheid, dat Ne-
derland te dragen krijgt, onder vigeur van den gou-
den standaard grooter is, dan het geval zou zijn, in-
dien een redelijke devaluatie wordt toegepast.
Het
verschijnsel der werkloosheid vertoont een concen-
tratie in de goudlariden!
Dr.
J. G.
STRIDIRON

MOET INDIË VAN DEN GOUDEN STANDAARD AF?

Dat de beantwoording van de in den titel gestelde
vraag niet door iedereen in volkomen eensgezindheid
wordt gegeven, leeren wel de door Prof. G. Gong-
grijp, Dr. G. 0. A. van Dorp en Mr. J. W. L. van
Es in de nummers van dit tijdschrift van 27 Sep-
tember en 4 October ji. gemaakte tegenwerpingen
tegen het door mij ingenomen standpunt, dat de gou-
den standaard voor ons overzeesch gewest moet wor-
den gehandhaafd, van welke opmerkingen ik met zeer
veel belangstelling heb kennis genomen. Door de
redactie in de gelegenheid gesteld om de geuite be-
zwaren te beantwoorden, zal ik mijn standpunt iü het
ondervolgende nader uiteenzetten, doch mij daarbij
kortheidshalve tot de hoofdpunten bepalen.
* *

Prof. Gonggrijp heeft grootendeels gelijk met zijn
verklaring dat het geschilpunt, hetwelk ons uiteen-
houdt, in wezen terug is te voeren tot de beantwoor-
ding van de vraag of de crisis is veroorzaakt door
monetaire factoren dan wel door omstandigheden ten
aanzien van de goederenproductie. Ik kan in dit ver-
band bezwaarlijk diep op deze principieele kwestie
ingaan, en beperk mij daarom tot de opmerking, dat
mi. de crisis in wezen een overproductie-crisis is,
veroorzaakt door de te groote voortbrenging van tal
van artikelen, waarvan de onelastische vraag de zeer sterke prijsdaling tengevolge heeft gehad. Ik verwijs
in dit verband naar het belangwekkende artikel van
Dr. F. G. Waller in de nummers van dit tijdschrift
van 19 en 26 April jl. betreffende de beteekenis der graanprijzen voor de huidige crisis en vestig er ver-
der de aandacht op, dat bijv. ook een ander artikel,
waaraan zeer vele menschen hun levensonderhoud aan
danken, de suiker, aan sterke overproductie lijdt.
Hetzelfde geldt om. ook voor de rubber ). Als een
sterk argument tegen de monetaire opvatting kan

1.)
.Volledigheidshalve vej-meld ik, dat Prof. Gonggrijp
in zijn in het Koloniaal Tijdschrift van September ji.
verschenen artikel over ,,Monetaire crisisoorzaken” om-
trent het terzake bestaande statistisch materiaal een al,-
dere appreciatie aan den dag legt.

in.i. worden aangevoerd, dat, nu het grootste deel
der wereld van den gouden standaard is afgegaan,
een belangrijk crisisherstel zou moeten zijn ingetre-
den, indien die zienswijze juist was. Van een herstel
is echter geen sprake.

Doch al meent men, dat een tekort aan goud en
een te eenzijdige concentratie van dat metaal in
enkele weinige landen de oorzaak van alle kwaad
is,
dan behoeft men daaruit nog niet aanstonds de con-
clusie te trekken, dat voor Indië een devaluatie de
aangewezen weg is. De positie is namelijk zoo, dat
vrijwel alle aan tekort aan goud lijdende landen en.
verder een ruim in het goud zittend land den gou-
den standaard hebben prijsgegeven. Daarnaast staat
Indië als een land op goudbasis, dat, zij het ook mede
tengevolge van financiëelew steun uit het inoederland,

in voldoende mate van dat metaal is voorzien en dus
zelf daaraan in het minst geen tekort heeft. De con-
clusie ligt mi. voor de hand, dat er dan ook, van
uit zuiver monetair standpunt bezien, niet de min-
ste aanleiding bestaat om den Indischen goudgulden
af te schaffen, tenzij aannemelijk kan worden ge-
maakt, dat Indië van de gedeprecieerde valuta van
andere landen rechtstreeks erustige schade lijdt, door-
dat de Indische producenten hetzij in het binnenland,
hetzij in het buitenland worden veggeconcurreerd.

Dit is mi. niet het geval. De Indische economi-
sche maatschappij is aldus geconstrueerd, dat de pro-
ductie – andere dan die van de voor de bevolking
benoodigde voedingsgewassen, zooals rijst vrijwel
geheel werkt voor het buitenland, terwijl omgekeerd
de consumptie van alles en nog wat – behalve al-
weer van de voor de bevolking bestemde voedingsge-
wassen – in het algemeen van buiten komt. Van-
daar dat het binnenstroomen van door de gedepre-
cieerde valuta laaggeprijsde buitenlandsche goederen
vrij algemeen als een zegen is te beschouwen, omdat
daarmede relatief wreinig concurrentie aan de bin-
nenlandsche productie wordt gedaan. Er zijn natuur-
lijk afwijkingen van dit beginsel, doch deze zijn uit-zonderingen: het beeld, dat Nederland ons in dit op-
zicht te zien geeft, is waarlijk heel anders!

En wat de moeilijkheden betreft, welke het bui-
tenland met zijn gedeprecieercie valuta in den weg
legt aan de Indische exportproducten, kan worden
geconstateerd, dat deze nogal meevallen.

Toen Engeland den gouden stand.ard prjsgaf,
werden terstond van de zijde van de Indische parti-
culiere ondernemers angstkreten gehoord, dat nu on-
vermijdelijk de Indische gulden evenzeer depreciee-
ren moest, omdat anders de Nederlandsch-Indische
rubber, tin en thee onmogelijk meer konden concur-

reeren tegen Malakka en Ceylon. Het bleek echter,
dat de gevreesde nioeiljkheden uitbleven, doordat de
steeds doorgaande deflatie in Nederlandsch-Indië
tegenover het veel hooger blijvend prijspeil in de
genoemde Engelsche koloniale gebieden de gevolgen
van de devaluatie van Rupee en Straits-dollar groo-
tendeels neutraliseerden. Hoogst interessante gege-
vens hieromtrent vindt me-li. in het in Indië uitge-
geven Economisch Weekblad van 5 Augustus 1932 (blz. 172 vgg), 14 October 1932 (blz.- 604 vgg.) en
14 Juli 1933 (blz. 48). Wil men voor zoover moge-lijk meer van dit feit in een meer algemeen toegan-
kelijke publicatie te weten komen, dan sla men het
rnaandeljksch Bulletin van den. Volkenbond op,
waaruit blijkt, dat de kosten van levensonderhoud
in Britsch-Indië in 1931 (jaargemiddeide) wa-
ren 110 en in December 1932. . . . 109, dus vrijwel
even hoog, om eerst daarna te zakken tot 100 in Mei
van dit jaar. In Nederlandsch-Indië daalden deze
kosten van 106 in 1931 (jaargemiddelde) tot 73 in
December 1932, dus met meer dan een derde, terwijl
in de Volkenbondspublicatie geen latere gegevens
vermeld zijn. Het is dan ook een feit, dat de export
van evengenoemde en andere Indische producten
naar de hoeveelheid bevredigend is gebleven, en dat
nog wel ondanks de ongunstige factor, dat in een

796

ECONOMISCH-STATÏSTISCHE BERICHTEN

11 October 1933

groot deel van het Britsch Imperium nog preferen-tieele rechten voor thee, koffie en vezels zijn inge-
steld. Alleen de exportsituatie van de suiker geeft,
wat de hoeveelheid betreft, tot ernstige bezorgdheid
aanleiding. Dit is niet zoozeer het gevolg van buiteu-
landsche devaluatie (al kan niet worden ontkend, dat
in den afzet naar Japan en China zeer zeker nadeel van de daling van de Yen is ondervonden) dan wel
van het protectionisme van landen, waarheen de Java-
suiker tot dusver werd afgezet, en wel vooral van
B ritsch-Indië.

Ik moge in dit verband nog even de aandacht ves-
tigen op het in het nummer van dit tijdschrift van
20 en 27 September gepubliceerd belangwekkend
artikel van Dr. J. G. Stridiron nopens ,,Feiten over
devaluatiepolitiek en exportmogelij kheden”. Indien
de schrijver, wat mi. beter was geweest, in zijn
exportcijfers mede verwerkt had de daling der detail-prijzen in verschillende landen, ware hij voor Neder-
landsch-Indië, waar zulk een sterke deflatie heeft
plaats gevonden, niet op de zoo lage index 35,2 ge-
komen maar op 70,2. Indië zou dan tegenover de
devaluatielanden lang niet zoo’n slecht figuur ma-
ken, want bijv. Engeland zou, met inachtneming van
de binnenlandsche deflatie, komen op 51,9, Britsch-
Indië op 70,2, Zweden op 62,3, daarentegen Noorwe.
gen op 94,3, Denemarken op 79,5.

Mr. Van Es pleit in zijn artikel voor aanvaarding
van het zilver als standaardmunt. Blijkens de in zijn
boek ,,Crisis en Monetair Herstel” gepubliceerde be-
schouwingen is hij voorstander van den dubbelen
standaard.

Waar wijn uitgangspunt is, dat de crisisoorzaak bij
de goederenproductie is gelegen, kan ik deze opvat-ting niet onderschrijven. Neemt men echter aan, dat
het goud de reden van de misère is, dan verdienen
mi. de denkbeelden van Mr. Van Es zeer zeker naast
die van eenvoudige devaluatie alle aandacht. Wat nu
de zilverkwestie op zichzelf betreft, kan ik voorloo-
pig – een definitief oordeel zou ik eerst na gror-
dige bestudeering dezer zoo
moeilijke
materie dur-
ven uitspreken – niet tot het inzicht komen, dat de
z.g. nuttelooze bovenbouw van chartaal en giraal
geld, die men bij den gouden standaard heeft, bij een
dubbelen standaard zou kunnen worden gemist of
althans belangrijk ingekrompen. Integendeel meen
ik, dat de moderne landen met hun ontwikkeld bank-
en giro-stelsel deze bovenbouw onmogelijk kunnen
ontberen. In het Oosten is dit niet of althans niet
in die mate het geval en ik kan de gedachte niet
van mij afzetten, dat Mr. Van Es met zijn beschou-
ving in dit opzicht teveel vastzit in de sfeer van
het Oosten, waar hij zoo lang is geweest.

Neemt men nu volgens de opvatting van Mr. Van
Es zelf (zie zijn boek op blz. 110) aan, dat bij ver-
heffing van het zilver tot standaardmunt de waarde
van het goud- en zilvermuntmetaal tot elkaar staan
als 21% : 1, en dat dus door bijvoeging van het stan-
daardzilver een goudwaarde van 44 pCt. aan het
goud wordt toegevoegd, dan beteekent dit, dat de
bovenbouw met eenzelfde percentage kan toenemen.
Aangezien zulks jaar-in, jaar-uit het geval zal zijn,
staat m.i. hierdoor de deur open voor een constante
inflatie.

Daarnaast nog deze opmerking. Het voordeel van
een dubbelen standaard is, gelijk bekend, dat waarde-
schommelingen in het eene metaal ten deele door
het andere kunnen worden opgevangen. Evenwel
blijft het m.i. een nadeel, dat het aantal schomme-
lingen op zichzelf toeneemt, doordat zich niet alleen
waardefluctuaties bij het goud, maar ook bij het zil-
ver voordoen. Daarbij komt, naar het mij wil voor-
komen, dat waardefluctuaties bij het zilver soms wel-
licht veel ernstiger afmetingen kunnen aannemen dan
bij het goud, want weliswaar is de zilvervoorraad
groot, doch de productiemogeljkheden kunnen toch
altijd zeer onaangename verrassingen opleveren.

Dr. Van Dorp oppert het denkbeeld om de waarde

van het geld te stabiliseeren door een stabilisatie van
een
indexcijfer
van groothandelsprijzen, hetgeen bij
internationale medewerking zou kunnen gebeuren
zonder het goud los te laten. Hoe belangwekkend deze
gedachte ook is, zoo meen ik toch, dat een interna-
tionale samenwerking geen kans op verwezenlijking
biedt; de slechte vooruitzichten op een hervatting der
Economische Conferentie zijn daar een bewijs van.
Een loslating van het goud in Indië zou m.i., in
plaats van het laatste stukje aanpassing mogelijk te maken, de deflatie juist bederven door onherroepe-
lijke stijging van het prijsniveau.

Dat men bij deflatie achter de feiten aanloopt, moge
een
tijdlang
juist zijn, maar zal op den duur toch
niet het geval blijven. De groothandeisprjzen zullen
eens op een rustpunt komen en de daling neemt
trouwens procentueel meer en meer af. Bij de con-
stateering van de vermindering in de voorafgaande
vier weken heeft Dr. Van Dorp m.i. uit het oog ver-
loren, dat aan deze daling een sterke stijging, velke
hoofdzakelijk als weerslag van de Amerikaansche ge-
beurtenisser. kan worden beschouwd, is voorafge-
gaan.

Ik zal thans enkele bijzondere opmerkingen beant-woorden aan de hand van de indeeling van mijn arti-kel. Men excuseere mij echter, dat ik in verband met
de plaatsruimte de beknoptheid betracht.

De voorstanders van muntverzwakking zullen
wel hetzelfde doel voor oogen hebben gehad als Prof.
Gonggrjp met zijn muntcorrectie, d.w.z. een juiste
aanpassing van de geldsituatie aan de goederenposi-
tie. Het verschil tussehen beide systemen is slechts
hierin gelegen, dat, vat Prof. Gonggrijp direct wil,
door de anderen eerst later gewenscht wordt. Laatst-bedoelde opvatting schijnt mij practischer. De moei-
lijkheid is immers juist om een al dadelijk
goede
correctie toe te passen en als men die ongeveer ge-
vonden meent te hebben, dreigt het gevaar, dat d
munt nog verder naar beneden getrokken wordt. Bij
beide systemen kan men van tevoren onmogelijk met
juistheid uitmaken, waar definitief halt moet worden
gehouden. In het systeem van Prof. Gonggrijp slaat
men er eigenlijk maar een slag naar. Men zie buy.
het Pond Sterling, dat nu pim.
f
7,60 staat, mede
tengevolge van de doilardepreciatie. Of de Engelsche
Regeering een dergelijke devaluatie oorspronkelijk ge-
wild heeft, valt sterk te betwijfelen.

Dat het binneulandsche prijsniveau door een plot-
seling doorgevoerde devaluatie niet
meer
zal stijgen als met de devaluatie overeenkomt (althans voorloo-
pig niet) wil ik gaarne aannemen. Maar het is al
erg genoeg als deze stijging
ongeveer
even groot is,
want dan is, althans voor een exportiand als Indië,
cle moeite van devaluatie voor niets geweest.

En passant zij er op gewezen, dat een correctie
van den eenen dag op den anderen niet mogelijk is,
omdat de Muntwet moet worden veranderd.

De geringe kapitaalreserves van Indië blijf ik, in
tegenstelling tot genoemden Hoogleeraar, een risico
vinden. Al concentreert men de deviezen bij de cir

culatiebank of elders, zoo kan dit geen verlichting
geven, omdat al dat geld naar het buitenland moet
afvloeien ter betaling van pensioenen en verlofstrak-
tementen van ambtenaren, coupons en aflossingen
van leeningen, enz. Ik ben het dan ook niet eens met
Mr. Van Es dat een valuta-egalisatiefonds voor In-
dië, dat meer uit- dan invoert, niet noodig is. De
tegenwaarde van dat uitvoeroverschot moet noodzake-
lijk aan het buitenland worden betaald als tegen-
prestatie voor het bij een debiteurland zoo groot na-
deelig saldo van de andere posten der betalingsbalans.

Ik geef Prof. Gonggrijp toe, dat men Indië theore-
tisch zelfstandig kan laten devalueeren. Ik twijfel er echter zeer aan, of Nederland, dat het Indische
economisch leven financiert en thans krachtig onder-
steunt, tot een daartoe te brengen offer bereid is.

De kwestie van een vertrouwenscrisis is op zich-
zelf niet irrelevant, omdat deze volgens velen in

11 October 1933

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

797

andere landen van groote beteekenis is. Daarom heb
ik haar behandeld.

c.
en
d.
Voor de kwestie goud- of goederencrisis
verwijs ik naar de hiervoor staande algemeene be
schouwingen. Dat de suiker, zooals de heer Van Es
meent, baat zal vinden bij een devaluatie, ontken
ik ten stelligste, want de Java-rietsuiker is nu juist
hij uitstek een produ’:t, waarvan de overproductie als
vaststaande mag worden aangenomen. De eenige uit-
redding kan slechts zijn productie-restrictie of ver-
laging van d3 beschermende invoerrechten op riet-
of bietsuiker iii andere landen. Mogelijk ook een ver-
dre
echnisch?
verlaging der productiekosten, maar
deze kan tegen de stijgende bescherming elders toch
niet optornen.

Hoe groot de verhouding van de productenhuis-
houding tot de geidhuishoriding is, heb ik in het
midden gelaten. :De juistheid van de mededeeling van
Prof. Gonggrijp aannemende, dat meer dan negen/
tiende van de bevolking op het tusschengebied tus-
sciet. beide leeft, meen ik toch als zeker te mogen
aannemen dat van deze bevolkingsgroep het grootste
deel aanzienlijk veel dichter bij de productenhuishou-
ding staat dan bij de geldhuishouding. Daarbij komt,
dat de verhoudingen in de crisis zeer belangrijk zijn
gewijzigd. Overal constateert men, dat er ,,weinig geld
meer in de desa is” en dat beduidt, dat van bedoeld
bevolkingsdeel een steeds grooter groep zich voortdu-
rend meer terugtrekt in het bolwerk van de produc-
tenhuishouding, waar men het zeker niet breed heeft,
maar toch tegen de ergste crisisstormen beschut is.
Wat het belastingvraagstuk betreft, vestig ik er na-
drukkelijk de aandacht op, dat van Regeeringswege
met de grootste nauwgezetheid op dit punt wordt
gelet. Thans reeds worden op groote schaal onthef-
fingen tot 35 pOt. van de landrentebelasting ver-
leend en men zal in de toekomst nog wel verder
gaan. Ook dit is een vorm van aanpassing.

Met ,,geen wijdvertakt credietwezen” heb ik be-
doeld een credietwezen iii modernen Westerschen zin.
In Westersche landen is het bedrijfsleven zonder een
dergelijk credietwezen niet denkbaar en mede daar-
door is dat bedrijfsleven in deze crisis zoo kwetsbaar
geworden. Daarnaast is een deel der consumptie
evenmin denkbaar zonder crediet en wel speciaal
crediet op langen termijn; ik denk hierbij speciaal
aan bewoonde huizen of landerijen, waarop een hypo-
theek rust.

De financieele bovenbouw van Indië, dus de uit-
heemsche bedrijven, is lang niet in die mate van
crediet afhankelijk. Dit is bijv. gebleken bij de rege-
ling der vennootschapsbelasting, waarbij het principe
van een winstbelasting is genomen in plaats van dat
van een uitkeeringsbelasting, omdat de Indische
schatkist anders teveel inkomsten zou derven door
de omstandigheid, dat de Indische bedrijven hunne
uitbreidingen uit eigen vroegere . winsten plegen te
financieren.

En nu het crediet in de Inlandsche maatschappij. Dit is diametraal verschillend van het crediet in de
Westersche maatschappij en wel om de volgende
redenen:

1. Het is grootendeels consumptie-crediet. Dr. J.
J.
W. Cramer komt in zijn ,,Het Volkscredietwezen
in Nederlandsch-Indië” op blz. 38 op 20
á
25 pCt.
van het totaalcrediet, dat uitdrukkelijk als consump-
tiecrediet door, de aanvragers is aangegeven. Doch hij
voegt hier direct aan toe, dat in. vele gevallen een
aangevraagd crediet door den credietnemer als pro-
ductief svcidt omschreven, terwijl het in wezen con-
sumptief is. Spreekwoordelijk is het geval van den
buffel, die voor een landbouwbedrijfje wordt aange.
vraagd (dus productief crediet), terwijl….kort
tevoren een andere buffel van dat bedrijfje voor een
of andere feesteljkheid of plechtigheid is geslacht.
Het spreekt vanzelf, dat in deze consumptieve ge-
vallen de uitwerking van de crisis heel wat minder
erg is dan wanneer het wezenlijke productieve ere-

dleten gold. De consument moet dan maar minder
vèrb ruiken.

In moderne landen heeft men door de concen-
tratie van het bankwezen een fijn vertakt crediet-
stelsel gekregen, dat zeer gevoelig is voor deflatie.
Speciaal de liquiditeit van het geheele bankwezen
is in deflatie-tijd een voorwerp van voortdurende
zorg. In Indië zijn de volkseredietbanken en desaban-
ken weliswaar in één gezamenlijke Organisatie onder-
gebracht, doch in wezen veel meer plaatselijk georiën-
teerd en economisch onderling onafhankelijk. Gebeurt
er dus tengevolge van de deflatie iets met eenige
banken in een bepaald gebied, dan blijft de weer-
slag op het overig gedeelte van het volkseredietwe-
zen achterwege.

De termijnen van de uitleeningen zijn kort. Bij
de desabanken zijn het voor het grootste deel week-
leeningen, voor een ander groot deel maandleeningen,
terwijl andere termijnleeningen zeer gering in aantal
zijn. Bij de volkscredietbanken, die een grooter ge
bied bestrjken, loopen verreweg de meeste leeningen
niet langer dan een jaar. De werking der deflatie is
echter vooral ten aanzien van leeningen op langen
termijn funest en véel minder voor leeningen op
korten termijn.

Het volkscredietwezen is uit haren aard niet
commercieel bedoeld. Er ligt een coöperatieve ge-
dachte aan ten grondslag, welke echter zeer ten deele
is verwezenlijkt. Daarvoor in de plaats heeft de Over-
heid zich sterk met de vorming van deze banken in-
gelaten in het belang der bevolking. Waar het alge-
meen belang dus vooropstaat, volgt men bij achter-
standen een geheel ander principe dan particuliere
banken. Als algemeene gedragslijn is voorgeschreven,
alleen dan tot executie over te gaan, als van onwil
is gebleken en de executie loonend zal zijn. Is de
debiteur echter malaise-slachtoffer, dan blijft execu-
tie achterwege en tracht men een regeling te tref-fen, waarbij afbetaling in zeer kleine payementen wellicht mogelijk zal blijken. In vele gevallen zal
dan de rente moeten worden kwijtgescholden (zie
tijdschrift ,,Volkscredietwezen”, Augustus 1932, blz.
445). In absoluut onvermijdelijke gevallen wordt tot
afschrjving overgegaan. Men ziet hieruit, dat het
Indische volkscredietwezen zich door haren aard zoo
danig weet aan te passen aan de crisis, dat de be-
volking van hare
werkelijk
groote achterstanden zoo
min mogelijk overlast heeft. De toestanden zijn ge-
heel anders dan bij het particuliere bankwezen in
Westersche landen, waar onmachtige debiteurs een-
voudig worden afgeslacht.

Op deze gronden meen ik gerechtigd te zijn tot
de uitspraak, dat het ontbreken van een wijdvertakt,
credietwezen (ul. in Westerschen zin) een reden te meer is om niet tot devaluatie van den gulden over
te gaan.

•Voorts blijf ik vreezen, dat een devaluatie de prij-
zen in Indië zeer snel zal doen stijgen in verhouding
tot de prijzen der exportproducten, omdat thans de
deflatie reeds zoo’n sterken voortgang heeft gehad.
Ondanks de volkenkundige eigenaardigheden der
Javaansche arbeiders meen ik dat hunne enorm
achteruit gegane bonen dadeljk zullen stijgen, om-
dat zij slechts op goudbasis zoo laag kunnen blijven.
De rjstproducenteu zullen de rjstprjzen weliswaar
zien stij
**geiYQbïaát zij hebben dan het nadeel van:

le. prijsstijging der importartikelen, wo. katoenen
goederen;

2e. geen vergaande ontheffingen meer van de.
landrentebela sting;

3e. veel mindere soepelheid van de volkscrediet-
en desabanken ten aanzien van hunne achterstanden.

Waar het op aankomt, is, dat de export-bedrijven
(vooral op Java als suikerindustrie-gebied) gaan
bloeien en de Inlandsche handelsgewassen met ‘meer
profijt verkocht worden en mijns inziens kan zulks
niet definitief plaats vinden door valutaexperi-
menten.

798

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

11 October 1933

Het is duidelijk te constateeren, dat het Amen-
kaansche experiment in de afgeloopen maanden van
invloed is geweest voor de wereldsituatie: in een golf
van optimisme zijn alle groothaudeispnijzen naar

boven gegaan om weer, toen het in Amerika wee:r minder gunstig begon te worden, in te zakken. Ge-lukt het Amerikaansche experiment blijvend tot op
zekere hoogte – hetgeen mi. dan
zijn
oorzaak vindt in het feit van reëele verlaging van bonen, schulden,
enz., welke oorzaak zeer goed in overeenstemming is
met mijn uitgangspunt, dat overproductie de eigen.
ljke oorzaak van de crisis is – dan zal daarom naar
het mij voorkomt de geheele wereld daarvan haar nut

hebben.
De veronderstelling, als zouden allerwege, speciaal
in devaluatielanden, o.a. in Engeland, Austraiië, ,Ja-
pan, de Scandinavische landen, teekenen van ver
ademing, herstel en toenemende welvaart zijn, acht
ik onjuist. De tijdelijke verbetering, die een tijdje geleden – ook in de goudianden – is ingetreden, is
voor een belangrijk deel het gevolg van de evenbe-
doelde kleine hausse-golf, welke samenhangt met de
verwachtingen van het Amenikaansche experiment.
Mr. D. J. IIULST-TOFF POL.

BEDORVEN GELD.

Mr. J. van Galen schrijft ons:

Het artikel van Prof. G. M. Vernijn Stuart in het
nummer van 21 Juni I.I. zullen met mij ongetwijfeld velen met groote belangstelling hebben gelezen. Het
heeft mij dan ook verwonderd, dat, behalve enkele stellingen, welke de heer Van Sandick in het num-mer van 5 Juli tegen het artikel heeft gepubliceerd,
er geen stemmen tegen de strekking zijn opgegaan.
Ik had gehoopt, dat meer bevoegden dan ondergetee-
kende hiertegen verder stelling genomen zouden heb-
ben, maar nu het blijkbaar hij de korte opmerkingen
van den heer Van Sandick gebleven is, meen ik en-
kele opmerkingen te moeten maken, welke mij na

aan het hart liggen.
Mij heeft nl. vooral getroffen, dat de hooggeleerde
schrijver het had over de huidige ,,deflatie” als ,,geld-
bederf”. Prof. Verrijn Stuart – en meer van zijn medestanders – schijnen van de opvatting uit te
gaan, dat onze gulden ,,hedorven” is door de waarde-

stijging van het goud, waaraan hij – de gulden be-
(boel ik – nog steeds vastgekoppeld is.
Zijn
ideaal is

een waardevast geld, d.w.z. een geld, weiks ruilwaarde
stabiel is tegenover de goederen. T-let zou ongetwij-
feld een groot voordeel zijn, indien een artikel, waar

wij allen
dagelijks
mee te maken hebben, het meest

courante goed is, hetwelk wij kennen, steeds een-
zelfden prijs zou hebben. Het zou trouwens een zeer
groot voordeel kunnen zijn, als de prijs van alle goe-
deren stabiel was, d.w.z. als de onderlinge ruilver-
houding tusschen alle altijd dezelfde bleef. Ieder

voelt echter onmiddellijk, dat dit een onmogelijkheid
is. Het lijkt mij een onmogelijkheid om zelfs van één
goed een stabiel-zijn te eischen. Dit is nu eenmaal
in strijd met het dynamisch karakter van ons econo-
misch leven, met het feit, dat de waarde van iets
geen constante is, maar afhangt van een zeer groot

aantal subjectieve en objectieve factoren.
Prof. Verrijn Stuart zal hierop antwoörden, dat
z.i. het geld geen goed is in den. zin, waarin hier-
boven dit woord werd gebruikt. Ik zal hierop thans
niet ingaan. Het is mij voldoende als Prof. Verrijn
Stuart mij toestemt, dat geld niet is een abstracte
rekeneenheid, of een indifferent tusschending in den
ruil, maar wel degelijk zelf voorwerp is van vraag en
aanbod. Als hij mij dit toestemt – en ik meen dat
dit het geval is – dan zal hij het, hoop ik, ook met
mij eens zijn, dat de eisch van stabiliteit der ruil-
waarde van het geld niet met het stellen alleen ge-rechtvaardigd is; waarom moet juist de vraag naar

en het aanbod van
geld op
hetzelfde peil (hetwelk
op zichzelf al moeilijk of niet te determineeren is)

in evenwicht zijn? Uit hoofde van het feit, dat wij
het geld zoo algemeen gebruiken om er leenschulden
in uit te drukken behoeft dit niet; partijen weten nu
eenmaal, dat zij een risico op zich nemen, maar dit
geheel buiten beschouwing latende, kan men dan niet
met dezelfde klem van redenen eischen, dat het
brood, als artikel van algemeen en onmisbaar ge-
bruik, in een resultante van alle goederen uitgedrukt.
stabiel van waarde zij?

Maar er is nog iets anders. Hoe kan men een aan-
bod van geld, welk aanbod een vasten
prijs
van het
geld moet garaudeeren (hierover laten nog), hebben?

De beantwoording van die vraag lijkt eenvoudig ge-noeg: de circulatiebanken kunnen het aanbod ,,rege-
ben”, men neemt tenminste aan, dat zij dit kunnen.
Zij kunnen dus geld ,,scheppen”. Als het inderdaad
het geval is, dat een goed zonder productiekosten,
enkel door een machtsdaad van den staat geschapen
kan worden, dan kan men niet van een relevant-
economische vraag en aanbod van dit artikel spre-
ken. Het is dan te vergelijken met de lucht, welke
de natuur in elke gewenschte hoeveelheid verschaft.
In het geval van het geld zou het dan de staat zijn,
die het ons verschaft en het zou zeker een eerste
plicht van hem zijn te zorgen, dat dit ook steeds
in elke mate voorhanden was. Wij weten, dat dit
niet op gaat, dat het geld web degelijk de economische
wetten van vraag en aanbod volgt, hetgeen een be-
wijs uit het ongerijmde is, dat het geld wel dege-
lijk een economisch goed is.

Uit de uitgifte van geld ontspruiten steeds twee
verplichtingen: a) die van den uitgever om het terug
te betalen, c.q. om het aan te nemen voor de betaling
van vorderingen en b) een schuld van den eersten ont-
vanger jegens den uitgever. Nu ziet men vaak, dat
de uitgever zijn verplichting ad calendas graecas
wenscht te verschuiven en dat de terugvordening door
den uitgever van de schuld van den eersten ontvan-
ger met groote moeilijkheden gepaard gaat. In tijde.n
als tegenwoordig, nu handel en industrie weinig
middelen vragen, moet men, wil men meer geld in
het verkeer brengen, niet al te kieskeurig zijn met de
keuze van dobiteur. Veelal kiest men er voor den
staat, wien men geld wil geven ter. uitvoering van
openbare werken. Er wordt dan dus geld geschapen
ter financiering van kapitaalsuitgaven. Maar dan
beteekeut dit, dat het aldus geschapen geld niet ge-
makkelijk weer uit het verkeer te trekken is. Waar
blijft men dan met zijn goede voornemens om de
geldcirculatie te ,,regelen”, als de prijzen eens te
snel gaan stijgen? Een essentiëel punt bij alle geld-
creatie is – Prof. Vernijn Stuart als man van een
,,managed curre.ncy” zal de eerste zijn om mij dit toe
te geven – dat men de uitgifte zoowel als de in-
trekking van geld in de hand heeft.

Het is zoo gemakkelijk neergeschreven: ,,Het
spreekt. . . . vanzelf, dat het reflatiecrediet, dat
krachtens een dergelijke (d.i. reflatie-) politiek ver-
leend zou moeten worden, een tijdelijk karakter zou
moeten dragen, en…. dat de organen, welke het bij
wijze van noodnaaatregel zouden verleenen, zich zou-
den moeten terugtrekken, zoodra het opgepotte geld
uit zijn schuilhoeken te voorschijn komt….Na vol-
voerde reflatie zou tenslotte de geldwaarde op het
alsdan bereikte niveau gestabiliseerd moeten worden.”

Hoe lang zou het duren alvorens de Refico –
onder normale omstandigheden dan, ntunrljk niet
als men in de Ver. Staten den dollar verder omlaag
weet te werken – haar credieten zou kunnen in-
trekken?
Ik heb dezer dagen met bijzondere belangstelling
gelezen, wat Prof. Cassel schreef over de Zweedsche
valuta-politiek in het Juli-nummer van het over-
zicht der Skandinaviska Kredit AJB. Toen Zweden
den gouden standaard verlaten had, omdat men niet
langer de waardestijging van het goud mee wilde
maken, scheen een matige stijging van het prijsni-
veau weuschelijk. ,,In deze richting,” zoo schrijft de

11 October
1933

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

799

Zweedsche hoogleeraar, die ook steeds een voorvech-
ter van de door Prof. Verrijn Stuart bepleitte geld-
politiek is geweest, ,,werd ook het Zweedsche valuta-program van Mei 1932 opgesteld, waarbij de omvang van de voorgenomen stijging der groothandeisprijzen z66 werd begrensd, dat een voelbare stijging der kos-
ten van levensonderhoud niet zou mogen intreden.

Dit prijsstijgingsprogram werd evenwel niet verwe-
zenlijkt. Integendeel, toonde het Zweedsche prijsni-
‘eau der groothandeisprijzen sedert den herfst van
1931 een dalende tendens. Het officiëele indexcijfer
der groothandeisprijzen daalde van 110 in September
1932 tot 105 in April 1933.”

Waarom geeft Prof. Cassel nu geen uiteenzetting,
waardoor het niet gelukt is, het voorgenomen valuta-
programma uit te voeren?

Nu vind ik het niet billijk voorbeelden aan te ha-
len, terwijl wij hier de beteekenis van het daarin
weergegevene niet kunnen heoordeelen. Ik zal daar-
om ook niet aan Prof. Verrijn Stuart deze vraag
voorleggen, maar wil in het algemeen tegen die aan-prijzing van ,,manageu” van het geldwezen, dat naar
het oordeel van Prof. Verri.jn Stuart es. zoo gemak-
kelijk kan geschieden, het volgende opmerken.

Ieder, van ons venscht over een zekere kas te be-
schikken. J:Ioe groot die kas zal zijn, hangt af van
ieders persoonlijk inzicht en van de omstandigheden.

Deze laatste hebben nu de laatste jaren aanleiding
gegeven een grootere kas dan voordien aan te hou-
den. Wellicht was men in de ,,hoom”-jaren 1928 en
1929 wat te ver gegaan met het bezuinigen op de kas-
houding. Voor zoover het de banken betreft, wil dit
zeggen te groote credietverleening, waardoor de liqui-
diteit van deze verminderde en de kapitaalinvestee-
ring een bijzondere stimulans ontving, wat de pro-
cluctie deed vermeerderen. Toen dit te ver ging,
rn.a.w. toen het iaatstverleende productieve crediet
de productie te hoog bleek op te voeren en deze niet
te plaatsen was tegen de geldende prijzen (waarbij
met behulp van dit crediet nog geproduceerd kon
worden), trad de ommekeer in en een zeer groot deel van het met behulp van crediet ppgebouwde produc-
tie-apparaat moest worden geliquideerd.

Prof. Verrjn Stuart zal zich met deze zienswijze
waarschijnlijk wel kunnen vereenigen. Ook hij erkent,
in tegenstelling met sommigen van zijn medestan-
ders, dat de depressie niet van zuiver monetairen
aard is. Maar dan moet hij toch aan deze factor
rn.i. meer aandacht schenken dan hij tot nu toe heeft
gedaan. Het is ongetwijfeld juist, dat die noodige
liquidatie van een deel van het dverspannen pro-
ductie-apparaat ook andere industrieön aantastte. De
liquidatie deed de prijzen dalen, waardoor weer nieu-
we liquidaties werden uitgelokt. Wij kennen allen
helaas dit proces maar al te goed van de laatste
jaren. Deze daling van de goederenprjzen was vrij algemeen en daardoor kon de meening postvatten.
dat het niet een daling der goederenprjzen was,
maar een stijging der waarde van het geld, ik be-
doel, dat de oorzaak niet lag bij de goederen, maar
bij het geld.

De depressie heeft ongetwijfeld de vraag naar geld
doen toenemen. De bestaande onzekerheid op econo-
misch gebied bracht velen ertoe hun in den hausse-
tijd verminderde kassen weer aan te vullen. Als
nevenverschijnsel der crisis kwam een ,,vlucht” in
het
meest courante goed, geld.
Ieder wilde, om op alle
gebeurtenissen te zijn voorbereid, van dit artikel een
zoo groot mogeljken voorraad hebben. Er deed zich dus
het omgekeerde verschijnsel voor van de jaren voor
1929: verminderden toen velen hun kas, omdat de pro-
ductie zoo bijzonder loonend leek, in de volgende jaren
wenschte zich ieder zooveel mogelijk kas. Wij kunnen
hieruit zien, dat de vraag naar geld evenals trou-
wens de vraag naar ieder goed, afhangt van de in-
dividueele waardeering ervan. Daarom is het ceteris
paribus
bij
de quantiteitstheorie van zooveel belang,
vooral thans. Wanneer wij afgaan op de wijzigingen

in de geldcirculatie gedurende de laatste jaren, dan
– zou het ons eerder moeten verwonderen, dat ons
prijsniveau niet veel hooger was dan op het oogen-
blik. Ik behoef Prof. Verrijn Stuart niet te verwijzen
naar de cijfers van Loveday over de geldcirculatie –
hij zal ze waarschijnlijk beter kennen dan de meesten
onzer -, maar ik wil toch er even de aandacht op
• vestigen, dat in 1920 de geldcirculatie in de Ver.
Staten geringer was dan thans en relatief (per hoofd
der bevolking) maar weinig grooter. Toch was het
prijsniveau toen ongeveer 2,5 maal zoo hoog als
thans! Een bepaalde hoeveelheid ruilmiddelen in cir-
culatie laat dus ruimte voor zeer groote schomme-
lingen in het prijsniveau. Het hangt geheel af van
de omstandigheden: in Duitschland in den inflatie-
tijd hebben velen zich er over verwonderd dat de
totale waarde der geldcirculatie in dat land zoo out.-zettend gering kon zijn, in goud uitgedrukt. De zaak
was toen natuurlijk, dat niemand er prijs op stelde
een kas aan te houden, welke den volgenden dag
misschien reeds belangrijk in waarde was gedaald,
zoodat iedereen geld afstootte en een zoo klein mo-
gelijke kas hield. Telkens wanneer ik aanbevelingen
omtrent monetaire maatregelen lees, opgesteld over-
eenkomstig een recept: men neme een eetlepel in-
flatie, een scheutje crediet enz., rijst bij mij de vraag:
meent men, dit maar zoo, onafhankelijk van de econo-
mische toestanden te kunnen doen? Zeker, men zal,
als in de Ver. Staten is geschied, de menschen z66
bevreesd kunnen maken voor het geld, dat ze er uit-
vluchten in de goederen. Heeft men dan echter ver-
keljk iets bereikt ter verbetering van den economi-
schen toestand? Ik vrees van niet. Want men is niet
overgegaan tot aankoop van goederen, die men om
hunzelfs wil begeerde, maar uit vrees voor het geld.
Men kweekt dus voorraden, die, zoodra de vrees voor
het geld ophoudt, weer aan de markt zullen komen.
En men kan toch niet doorgaan met vrees voor het
geld te kweeken!
Ik kom hier nu tot het punt, waar onze wegen zich
definitief scheiden en ik juist Prof. Verrjn Stuart’s
,,managed” geld bedorven noem. Allereerst wil ik op-
merken, dat ik niet aanvaarden kan, ons op goud
gebaseerd geld bedorven te noemen, zoolang Prof.
Verrjn Stuart mij niet bewijzen kan, dat de oorza-
ken van den huidigen toestand te zoeken zijn bij het
geldwezen, anders dan door het misbruik ervan in de
jaren voor 1929. De ,,crediet-deflatie”, waarop Prof.
Verrjn Stuart
blijkbaar
vooral het oog heeft, kan ik-
niet anders zien dan als een noodzakelijk correctief
op het te sterk uitzetten van het crediet in de jaren
voor de depressie, evenals de prijsdaling der goede-
ren een noodzakelijk correctief is voor de te groote
productie. Naar mijn gevoelen wil Prof. Verrijn
Stuart hetzelfde doen met het geidwezen als alle
regeeringen tegenwoordig door steunmaatregelen en
handelsbelemmeringen: den pijs zijn functie ont-
nemen. Dat dit, wat die regeeringsmaatregelen be-
treft, niet anders is dan uitstel van executie zal hij
mij waarschijnlijk toegeven. Maar toch wil hij, wat
het geld betreft, dezelfde politiek volgen. M.i. zal
deze dan ook niet tot het beoogde doel leiden. Men
zal wel zooveel geld in het verkeer kunnen pompen
– desnoods door ieder ingezetene
f
100 cadeau te doen door den staat – dat het verzadigingspunt voor
de kassen bereikt is en men goederen gaat koopen,
waardoor een opleving ontstaat, maar dan heeft men
opzettelijk de corrigeerende werking van de prijsda-ling, – voorzoover die dan veroorzaakt zou zijn door
de ,,crediet-deflatie” – uitgeschakeld. Men is dan
nog niet op een gezonde basis aangeland: men begint
dan met den wederopbouw op een grondslag, die
economisch nog niet is uitgeziekt, wat natuurlijk in-
houdt, dat spoedig het nieuwe gebouw weer scheuren
zal gaan vertoonen. Daarom zou ik juist wat Prof.
Verrijn Stuart weuscht, geldbederf willen noemen.
Geld bederven door deflatie kan naar mijn gevoelen
alleen plaats vinden, indien men zonder noodzaak
en bewust de geldcirculatie ging verkleinen, evenals

800

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

11 October 1938

inflatie geldbederf is, indien men zonder dat het
economisch leven er om vraagt geld in het verkeer
gaat pompen. Die deflatie hebben wij de laatste jaren
niet gehad en een ,,reflatie” zooals Prof. Verrijn
Stuart wenscht is gedacht als een tegenwicht tegen
die deflatie, welke hij wel aanneemt. Het bestaan der
,,crediet-deflatie” ontken ik geenszins, maar zooals reeds gezegd, is dit het correctief voor het al te vrij
gebruik van het credietwezen. En zou de remedie nu
kunnen liggen in een nog verder opblazen van het
credietwezeri? Valorisatie van een goed is steeds een
hachelijke geschiedenis. Als men zich nu maar bepaalt 1
tot koffie of suiker,
zijn
de gevolgen min of meer
gelocaliseerd. Maar als men geld wil valoriseeren (en
in wezen verschilt Prof. Verrijn Stuart’s denkbeeld niet van dat, hetwelk ten grondslag ligt aan de kof-
t

fie-valorisatie, het• Chadbourne-plan voor suiker
enz.)’ dan bestrijken de gevolgen een veel grooter ter
rein, het geheele economisch leven en de gevolgen
van een misgreep zullen zooveel te erger zijn.
N a s c h r i ± t. De principiëele bestrijding, welke onze beschouwingen van 21 Juni jl. over de toepas-
sing van den gouden standaard van de zijde van
Mr. van Galen gevonden hebben, kan ons slechts aan-
genaam zijn; zij biedt de gelegenheid tot zakelijke
discussie over een onderwerp, dat in de laatste maan-
den zoo mogelijk aan actualiteit nog heeft gewonnen.
Waar men de grondslagen van geldieer en geld-
politiek gemakkelijker in een boekdeel dan in enkele
weekbladkolommen kan behandelen, daar zal Mr. van
G’alen het ons wel niet euvel duiden, wanneer wij
ons thans bepalen tot de beide hoofdpunten, ten
aanzien waarvan o.i. de grootste en meest princi-
piëeële meeningsverschillen tusschen hem en ons be-
staan. Deze meeningsv.erschilien betreffen vooreerst
de vraag, of zich de eisch van
stabiliteit der geld-

waarde
niet slechts laat stellen, doch ook laat
recht-

vaardige’ri,
en voorts of een periode van
deflatie,

als waarin wij thans leven, moet worden beschouwd’

als een tijd van
geldbederf
dan wel als een tijd van

heilzame correctie op
een geidbederf in, de aan deze

depressie voorafgegane hausseperiode.
Tegen den eisch van stibilisatie der geldwaarde
voert Mr. van Galen aan, dat zulk een stabilisatie in
een dynamische maatschappij onlogisch is, dat
zij
ten

aanzien ‘van het goed, dat ons als ruilmiddel dient,
de werking der vrije prijsvorming opheft en mits-
dien voert tot dezelfde bezwaren, waarop de valori-
satie van bepaalde goederen pleegt te stranden, en
,

die hier van meer ernstigen aard zijn, omdat het
geld in tegenstelling tot suiker of koffie een univer-
seel goed is; waartegen alle andere goederen worden

verhandeld.

11
Het wil ons voorkomen, dat dit betoog de functie
1vai’ het geld en de regelen, volgens welke het in de
praktijk in circulatie vordt gebracht, te eenen male
miskent. Het geld moet in het ruilverkeer de rol

vervullen van een
betrouwbaar bemiddelaar;
het moet

neutraal
zijn, d.w.z. het mag niet zijnerzi.jds leiden

tot eene verstoring van de prijsvorming. Wanneer het
ruilverkeer zich op een bepaald oogenblik heeft in-
gesteld op een zekere geldcirculatie, zoo kan deze
laatste niet door vermeerdering van geldquantum of
verhooging van omioopssnelheid worden rêrgroot,
zonder bepaalde storingen in het econoi1iicl ievén te
veroorzaken en zonder aan het geld zijn nèutraliteit
te ontnemen. Hetzelfde geldt in omgekeerde richting
van vermindering van geldhoeveelheid en omloops-

snelheid.
Men dient als richtsnoer voor ‘de beantwoording
van de vraag, of het geld werkelijk neutraal is, ge-
bruik te maken van ëe’n
algemeen indexcijfer,
samen-

gesteld op basis van de
prijzen
van zooveel mogelijk
tegen een bepaalde geldëenheid verhandelde goederen
en diensten (een groothandelsindex is voor dit doel
onvoldoende). Wanneer bepaalde goederen, b.v. door
vermeerdering van de pi-oductie, geringere eischen aan de koopkracht der consumenten stellen, dan te-

voren het geval was, zoo
zijn
er verschillende moge-

lijkheden: de ildus bij de consumenten vrijkomende
koopkracht wordt elders aangewend of zij wordt stil-
gelegd. In het eerste geval vinden er niet anders
dan lokale storingen in het economisch leven plaats,
die geenerlei aanleiding behoeven te geven tot mo-
netai.r ingrijpen. Tegenover een mogelijke depressie
bij de in meerdere mate dan vroeger geproduceerde
goederen zal een verruimde afzet op een andere.
markt ontstaan. De algemeene index’ der geldwaarde
zal – mits een juiste ,,weging” der onderscheiden
prijzen plaats vindt – in dit geval ongeveer stabiel

blijven.
Anders echter, wanneer in tijden van partiëele
overproductie een meer of minder belangrijk bedrag
aan koopkracht niet weder in circulatie komt; de
afneming van omloopssnelheid en meestal ook van
het quantum geld, voor zoover’dit laatste op crédiet
verleening is gebaseerd, zal dan leiden tot een alge
meene daling van het prijsniveau, tot een deflatie.
die het economisch leven in een
vicieuzen cirkel

brengt, daar als gevolg van zulk een daling van het
algemeen prijsniveau telkens meer bedrijven door ver-
lies hunner rentabiliteit worden
ondermijnd,
waardoor
het algemeen wantrouwen stijgt en het proces van
oppotting van geld en terugtrekking van vroeger
verleende credieten hoe langer hoe grooter wordt.

Wij bepalen ons tot de depressie-verschijnselen.

De monetaire zijde van een hausse is thans niet
actueel en laat zich overigens uit het bovenstaande
gemakkelijk afleiden.

Een geldcirculatie, die in zoo belangrijke mate, als
dat in onze maatschappij het geval is, afhankelijk is
van op zichzelf allerminst stabiele .credietverleening
en omloopssnelheid, kan niet voldoen aan de eischen
van, neutraliteit, wanneer niet zeer bijzondere waar-
borgen worden geschapen. Aan zichzelve overgelaten,
is zij onderhevig aan afwisseling van expansie en
contractie, zeer ten nadeele van een reëele en deug-
delijke prijsvorming van goederen en diensten.

Niemand denkt er dan ook aan om het geld aan zichzelf over te laten. Het lijkt ons een volkomen
illusie, dat men in onze maatschappij ook maar in
de, verte zou kunnen spreken van een vrije prijsvor-
ming ten aanzien van het goed ,,geld”, zooals Mr.
van Galen deze verdedigt. Overal tracht men, juist’
om het gevaar van gröote waardeschommelingen en
gebrek aan neutraliteit tegen te gaan, de geldcreatie
aan banden te leggen.
Dit is echter geschied op een volkomen ondeugde-
lijke wijze. De gpuden standaard, die v66r den oor-
log en later inzonderheid sinds 1925 werd beschouwd
als een deugdelijk stelsel om waardesehommelingen
van het geld tegen te gaan, heeft als zoodanig ge-
faald en de waanvoorstelling doen ontstaan, dat een
geldwezen, indien het slechts aan het goud gebonden,
is, als solide en deugdelijk mag worden beschouwd. Binnen het kader van dezen gouden standaard komt
het geld als bemiddelaar van het ruilverkeer niet
tot zijn recht, het wordt’ ten zeerste gedenatureerd,
niet slechts door de mogelijkheid’ van te groote geld-
expansie, waartegen Mr. van Galen vermoedelijk wel
zou willen ingaan, maar ook – en dat is de, fout,
die o.i. in het betoog van dezen schrijver schuilt –
door te groote contractie van de geldcirculatie, waar-tegen evenzeer een corrigeerend optreden wordt ver-
eischt van de zijde dergenen, die in onze maatschap-

iiij het geld creëeren.
Het ,,management” der geldcreatie, waartegen Mr.
van Galen zooveel bezwaar maakt, is er reeds thans.
1-let eenige verschil tusschen het feitelijke ,,mana-
gement” en datgene, wat wij op grond van den eisch
der stabilisatie en van een ,,neutraal” geld verdedi-
gen, bestaat hierin, dat het feitelijke ,,management”
een volstrekt onvoldoenden waarborg biedt tegen in-
flatorische credietexpansie en deflatorische credie-
contractie, terwijl een rationeel ,,management”, het-
zij dan’met correctie van den gouden standaard langs

11 October 1933

ECONOMISCH-STATISISCHE
BERICHTEN4

801
11

den weg van internationale samenwerking bij de
creatie van niet door goud gedekte ruilmiddelen,
hetzij – hetgeen in de tegenwoordige omstandighe-
den wel de eenige weg zal zijn – onder .loslating
van het thans zinloos geworden goud, juist gericht
is op het voorkomen van die thans nog mogelijke,
en zeer fnuikende waardeschommelingen van het geld.
Als Mr. van Galen de stelling, dat stabilisatie van
de geldwaarde, gemeten aan een algemeen index-
cijfer, gewenscht is, bestrijden wil, zoo zal hij eener-
zijds moeten
duidelijk
maken, dat men langs dien
weg niet komt tot een neutraal en derhalve betrouw-
baar geld, en anderzijds aannemelijk moeten maken,
dat de beperking van de geldereatie, zooals deze thans
uit de structuur van het geldwezen der goudlanden
voortvloeit, wèl tot een voor het ruilverkeer betrouw

baar geld voert. Wij wachten zijn nadere beschou-
wingen over dit punt gaarne af.
Thans de vraag, of wij momenteel leven in een
periode van geldbederf. Voor het meten der geld-
waarde zouden wij behoorlijk opgestelde algemeene
indices noodig hebben. Deze ontbreken helaas in de
meeste landen, hetgeen de beoordeeling van het
vraagstuk bemoeilijkt. Wanneer wij e’.hter zien, dat
zich nog nimmer in de historie van het moderne
kapitalisme een zoo acute en zoo hevige val van vrij-
wel alle partiëele prjsindices heeft voorgedaan als
die van de laatste jaren, wanneer wij voorts over-
wegen, dat het geldquantum – inzonderheid het
giraalgeld – en vooral de oinloopssnelheid belangrijk zijn afgenomen ‘), wanneer wij verder zien, hoe zoo-
wel bankpapier als goud in groote bedragen zijn op-
gepot, terwijl de bankinstellingen zich geplaatst zien
voor de moeilijkheden van ontzagwekkende kasvoor-
raden
eenerzijds
en van een als gevolg der deflatie
toenemend aantal vastgevroren credieten anderzijds.
zoo vragen wij ons af,. wanneer er dan wel van geld-
bederf door abnormale contractie der geldcirculatie
gesproken zou moeten worden, wanneer het niet is
op dit tijdsgewricht.
Wij kunnen toegeven, dat er een aantal niet-mone-
taire oorzaken zijn, die dit ge1dbedeif hebben ver-
ergerd, en het is ons steeds verre geweest te beweren,
dat deze depressie uitsluitend. te verklaren zou zijn
uit monetaire factoren. Doch het feit is, dat het geld
thans bedorven is en dat een belangrijk deel van de
depressie wel degelijk een monetair karakter draagt.
Daarom is in beginsel monetaire correctie volkomen
gerechtvaardigd.
Is zij echter ook uitvoerbaar? Zij kan alleen worden
bewerkstelligd door effectieve verruiming van de
geldcirculatie op een wijze, welke den toestand niet
nog verder verergert. Naar zulk een verruiming kan,
ook zonder met de beginselen van gezonde economie
in strijd te komen, worden gestreefd, waarbij welis-
waar af te wachten zal zijn, of het gestelde doel vol-
ledig wordt bereikt, maar waarbij men dan in elk ge-
val in een betere
richting
gaat, dan die, waarlangs
het economisch leven der goudianden zich thans be-
weegt.
Wij vragen Mr. van Galen, welke bijzonder onge.
zonde momenten schuilen in de volgende
combinatie
(met nadruk op dit woord) van maatregelen, wan-
neer men dit programma legt naast de thans hier te
lande gevolgde politiek:
loslaten van den gouden standaard, daar het
goud bij de huidige toepassing van den gouden stan-
daard als richtsnoer voor de geldcreatie volkomen
zinloos is geworden;
verlaging-van het peil der geldloonen, inzonder
heid in b&schutte bedrijven, zulks mede met het doel
tot het verkrijen van egalisatie van den loonvoet

i) De omloopssnelheid van een zoo rustig onderdeel van
ons geld, als de saldi der Postcheque- en Girodienst was
in vergelijking met het toch zeker niet abnormale jaar
1927
in Januari
1933
gedaald tot
74
pCt. en in Juni tot.
65
pCt.; hij De Ned. Bank waren de cijfers betreffende
de omzetsnelheid van girosaldi onderscheidenlijk
4,7
pCt.
en
17,6
pOt.

voor prestaties, die economisch van gelijke beteeke-
nis zijn;
verlaging van rente en aflossing van die schul-den, die ook bij een redelijke correctie van de geld-
waarde niet langer te dragen, zouden zijn;
vermindering van de gewone uitgaven van de
Overl;eid;
daarnevens echter versnelde uitvoering van
openbare werken, zoo mogelijk met behulp van.- geld
uit lange leeningen, doch eventueel voo.loopig met
kort crediet te financieren, in afwachting van latere
consolidatiemogelijkheden:
zoelang de particuliere credietverleening zich
geieserveerd
blijft
betoonen, steun, door de Overheid
met behulp van credieten uit de publieke kas of van
daartoe met Overheidssteun geschapen organisaties,
te verleenen aan die bedrijven, die door de huidige
deflatie bijzondere moeilijkheden ondervinden; kan
worden aangenomen, dat een bédrijf na herstel der
geldcirculatie weder rendeeren zal, zoo zal met een
tijdelijk steuncrediet volstaan kunnen worden; is ech-
ter een veranderde koers in de productie noodig, zoo
zal de steun het karakter van ,,Erziehungskredit”
moeten dragen, waarvoor in beginsel ook geheel
iiieuwe ondernemingen in aanmerking kunnen komen:
met credietverleening is uiteraard credietgarantie
gelijk te stellen.
Een deel der maatregelen, t.w. die sub 2, 3 en 4,
dragen geen monetair karakter; die sub 1, 5 en 6
doen dat wel. Wij hebben steeds op het standpunt
estaan, dat enkel monetaire maatregelen, noch hier
te lande noch elders voldoende zouden zijn ter ge.
neung van de crisis. Doch wij herhalen: men mag ze hiet geheel uitschakelen onder de onjuiste leuze, dat
zij pe.r se ongezond zijn en dat het geld een z.g. vrije
pijsvorming zou nicieten hebben.

1
Dat reflatiecredieten wel eens tot stroppen zullen
leiden, is duidelijk; het ware naïef het tegendeel te
verwachten. Wij vragen echter: doet de deflatie dat
niet in nog veel erger mate en hQe groot zullen deze
itroppen nog worden, voordat de veelgeprezen aan-
passing zièh in ook maar eenigszins voldoende mate
ial hebben voltrokken?
Ook kan worden toegegeven, dat, indien de poging
tot reflatie niet met succes wordt bekroond, de kans
p immobilisatie der reflatie-credieten niet gering is.
Wij vragen echter weder: is het gevaar voor immobi-
lisatie van vroeger verleende credieten bij een zoo hevige deflatie als de huidige niet nog veel grooter
dan de kwade kansen van een voorzichtig geleid stre-
ven naar reflatie?
Wij bepleiten geen Amerikaansche experimenten,
die door gebrek aan innerlijke consequentie eenerzijd
en een vaste leiding anderzijds veelszins meer onrust
dan verbetering brengen. Doch wèl meenen wij, dt
de afkeer van iedere bemoeienis met het geldwezen,
zooals deze nu ook weder uit het .betoog van Mr. van
Galen spreekt, getuigt van gebrek aan moed om een
poging te wagen het geidwezen, dat thans tot schande
van onze maatschappij nog zoo gebrekkig fungeert, te ontdoen van de schromelijke gebreken, waarmede hei nog steeds behept is.
Ons naschiift. is, onlangs ons streven om ,het be-
toog s1ëcl’tsi,t,enkele punten te beperken, langer
geworden dan ij gewenscht hadden.
Wij
hopen in-
tusschen, dat Mr. van Galen te gelegener tijd de ge.
dachtenwisseling zal willen voortzetten, waarbij dan
allicht ook datgene, wat thans onaangeroerd moest
worden-gelaten, nog tot zijn iecht kan komen.
G.M.V.S.
AANTEEKENINGEN.
Mechanisatie en werkloosheid.

De Vereeniging voor de Staathuishoudkunde en
de Statistiek is er wederom in geslaagd een zeer
actueel vraagstuk aan de orde te stellen, dat in de
op 28 October a.s. te Utrecht te houden jaarvergade-
ring zal worden besproken, t.w. het verband tusschen

802

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

11 October 1033

mechanisatie en werkloosheid. De vraagstelling luidt

als volgt: ,,Leidt het streven naar arbeidsbesparing in het hui-
dige productieproces tot een duurzame of een tijdelijke ver-
meerdering van werkloosheid? Zoo ja, is het clan binnen
het kader van de huidige economische orde mogelijk cii
wenschelijk om dit gevolg te voorkomen?”

Ter beantwoording van deze vraag zijn een drietal

praeadviezen uitgebracht, onderscheidenlijk van de

hand van
Prof. Dr. M. J. H. Cobbenhagen, Dr. Ir.

Th. van der Waerden
en
C.
J. P. Zaal berg.
Wij wil-

len thans uit het eerste praeadvies het een en ander
mededeelen en hopen in ecu der volgende nummers
op de beide andere praeadviezen terug te komen.
Kritiek op de geleverde beschouwingen willen wij
thans achterwege laten. Het verslag van de vergade-ring biedt daartoe later de gelegenheid.
Prof. Cobbenhagen begint met de opmerking, dat
men het voor en tegen van de arbeidsbesparing in
onze productie slechts dan kan beoordeelen, wanneer
men dit proces toetst aan de cultuur-doeleinden, die
in de maatschappelijke orde verwezenlijkt moeten
wo±den. Hij verdeelt zijn betoog in vijf deden, onder-
scheidenlijk gewijd aan het streven naar arbeidsbe-
sparing, het wezen daarvan, de z.g.,,compensatie-
theorieën”, de vraag, of arbeidsbesparing tot ver-
meerdering van welvaart leidt, en tenslotte de moge-
lijkheid van maatregelen om werkloosheid uit ar-
beidsbesparing te voorkomen binnen het kader der

huidige economische orde.
Het streven naar arbeidsbesparing wordt door
Prof. C. in verband gebracht met het in steeds toe-
nemende mate zelfstandig worden van de onderne-
ming als economische eenheid. Vroeger, toen de on-
derneming gebonden was aan de leiding van een be-
paalden persoon of van een familie, was het streven naar zoo snel mogelijke technische verbetering veel
minder krachtig dan thans. Degenen, die de leiding
van een onderneming hebben, beschouwen de maat-
regelen welke zij treffen, in de eerste plaats uit een
oogpunt van rentabiliteit. Doordat de onderneming
in het economisch leven een ,,zelfstandige doel-orga-
n.isatie” is geworden, ,,richten degenen, die in de
onderneming de leiding hebben, hun maatregelen in
eerste instantie op het ondernemingsdoel; in dat doel
zien zij de ,,ratio” of de motiveering en de strekking
hunner maatregelen”. .. …. de consequente en doel-
bewuste oriënteering op den levenseisch van de on-
derneming als zelfstandige doelorganisatie sluit in,
dat de subjectieve bedoelingen van degenen, die in
de onderneming hun bron van inkomen zien, op het

tweede plan geraken.” Daarbij komt, dat de zelf-
standig wording der onderneming den drang stimu-leert naar vergrooting daarvan, waarmee gepaard is gegaan een groei van het vaste kapitaal. De concur-
rentie is door den technischen vooruitgang veel groo-
ter geworden, aangezien men niet meer gebonden is aan bepaalde personen en natuurgaven, doch afhan-
kelijk is van machinale krachten, die vrijwel overal
aan het werk gezet kunnen worden; nieuwe bedrij-
ven dwingen vaak de oude tot overhaaste technische
herziening van het productieproces, waardoor veelal
een ongewenscht kapitaalverlies ontstaat. Het is on-
juist om dit proces alleen te bezien van het standpunt
der onderneming, omdat daardoor maatschappelijice
momenten buiten beschouwing worden gelaten.
De
schrijver
komt dan tot het wezen der arbeids-
besparing. Hij meent, dat deze door vier kenmerken
wordt bepaald, t.w. ,,uitschakeling van arbeidskrach-
ten uit het productieproces, waar arbeidsbesparing
wordt ingevoerd, vermeerdering van de productie, het
ontnemen van de gelegenheid aan de ontslagen arbei-
ders om hun activiteit in het productieproces te ont-
plooien en het doen ophouden van de gewone bron
van inkomen voor deze arbeiders.” Kostenverlaging
en winstvergrooting zijn volgens Prof. C. wel motie-
ven, die tot arbeidsbesparing leiden, doch vormen
daarvan niet wezenskenmerken.
Vervolgens behandelt de schrijver de vraag, of de

nadeelige gevolgen, die arbeidsbesparing voor de
daardoor uitgeschakelde arbeiders heeft, niet wordt
gecompenseerd door het inwerkingtreden van andere
factoren, waardoor de werkgelegenheid weer wordt
verruimd. Dit brengt hem tot de behandeling der
,,compensatietheorieën”, waarvan hij er een viertal
behandelt.

Volgens de meest simplistische compensatietheorie
zal de uitschakeling van arbeiders door machines
worden gecompenseerd door meer vraag naar arbeid
in de machine-industrie. Prof. 0. voert tegen dit
standpunt aan, dat het toch niet dezelfde arbeiders
zijn, die uit een bepaald
bedrijf
worden uitgestooten

om elders machines te gaan maken. Eerst komen de
machines, voor het vervaardigen waarvan reeds werk-
lieden zijn aangesteld, daarna vindt de uitstooting
plaats. Bovendien is de machine-industrie een kapi-
taalintensief bedrijf, zoodat de compensatie, indien
zij al mogelijk ware, toch niet volledig zou kunnen
zijn.

Volgens een tweeden variant van de compensatie-
theorie zullen de machines de producten goedkooper
maken. Daardoor komt koopkracht Vrij en deze koop-kracht zal worden aangewend, hetzij om het overvloe-diger en goedkooper geworden goed op te nemen, het-
zij om de productie van andere goederen te stimulee-ren, waardoor dus de werkgelegenheid intact zal blij-
ven. Prof. C. acht dezen variant niet volstrekt on-
juist, doch meent, dat de verwezenlijking van de
situatie, welke de aanhangers van deze leer veronder-
stellen, dikwijls niet mogelijk zal zijn, aangezien zij
afhankelijk is van de volgende combinatie van voor-
waarden: een ruim afzetgebied, elasticiteit van de.
behoeften en onbelemmerde doorwerking van de prijs-
daling tot bij den consument.
De derde variant der compensatieleer ziet de
opening van nieuwe werkgelegenheid gegeven via nieuwe kapitaalvorming, welk kapitaal voortspruit
uit de door arheidsbesparing vergroote ondernemers-
winsten. Ook dit zal volgens Prof. 0. niet steeds op-
gaan. Niet altijd toch wordt de door ondernemers
verkregen koopkracht voor nieuwe kapitaalvorming
bestemd. Voor zoover de nieuwe koopkracht bestemd

wordt voor terughetaling van opgenomen credieten,
voor het opnieuw op het oude peil brengen van de
in het productieproces omgezette productiemiddelen,
of voor opvanging van reeds bekende of verwachte
verliezen, vindt geen nieuwe kapitaalvorming plaats.

Bovendien is niet cle vraag naar nieuw kapitaal van
het meeste belang in het huidig productieproces, doch
veeleer die naar een goeden en ondernemenden leider
van nieuwe productie-processen.

De vierde variant van de compensatieleer ziet de
mogelijkheid van nieuwe werkgelegenheid gegeven
door loondaling als gevolg van het aanbod van ar-
beidskracht, dat de uitgestootenen op de arbeidsmarkt
vormen. Prof. C. voert hiertegen aan, dat vooreerst
de meerdere vraag naar de goedkoop geworden
arbeidskrachten de bonen weder zal doen stijgen,
waardoor de vraag ook weder zal ophouden. En voorts
wijst hij er op, dat men in onze maatschappij de loo-
nen niet zoo laat dalen, als voor de verwezenlijking
van deze theorie noodig zou zijn.

Prof. 0. concludeert dus, dat de uit arbeidsbespa-
ring ontstane werkloosheid niet wordt gecompenseerd
en een duurzaam karakter zal krijgen.

Ten aanzien van het verband tusscheu arbeidsbe-
sparing en welvaart meent de schrijver, dat dit veC-
band
bij
ondernemingsge wijze productie en vrije con-
currentie dubieus is en dat men, zonder de toepas-
sing van nieuwe productiemethoden te moeten uit-
schakelen, dient te geraken tot een verlangzaming
van het tempo, waarin zij worden doorgevoerd. Hij
formuleert zijn standpunt als volgt:

,,Onze conclusie kan geen andere zijn, dan dat arbeids.
besparing op haar onmiddellijke en intrinsieke gevolgen
beoordeeld, geen zedelijk goed kan worden genoemd en,
uit
hoogere normen gezien, derhalve zou moeten wor-

11 October 1933

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

803

den afgewezen, althans in haar onbeperkte doorvoering
uitsluitend onder de leiding van het streven naar de
hoogste rentabiliteit in de onderneming. Daaruit volgt de
wenschelijkheid van maatregelen om de onbeperkte en
ongehiuderde en willekeurige doorvoering te remmen en
tegen te gaan, maatregelen, die het kader, waarin de ar-
beid hesparende methoden in de maatschappij thans op-
treden, w’ijzigen en dus de oorzaak, waarom de arbeids-
besparing het tegendeel van een goed wordt, opheffen.”

De schrijver komt daarmede tot de laatste vraag,
die hij te beantwoorden heeft, t.w. of het, gegeven
cle wensche.Iijkheid om de doorvoering der arheidsbe-
sparing te remmen, ook mogelijk is zulks te doen
binnen het kader van de huidige economische orde.
Deze orde berust noch uitsluitend op het beginsel
der zeifverantwoordelijkheid, noch uitsluitend op dat
der gemeeuschapsverantwoordelijkheid. Men bevindt
zich in een periode van overgang, waarin naar een
nieuwe synthese tussehen beide beginselen wordt ge.
zocht.
Wil men nu de doorvoering der arheidsbesparing
remmen, zoo kan dat niet geschieden zonder aantas-
ting van de zelfstandigheid der ondernemers. Dat
beteekent op zichzelf nog niet het loslaten van het
beginsel van economische zelfverantwoordelijkheid,
want juist de arbeidsbesparing heeft tot gevolg, dat
groote groepen van de bevolking niet meer volgens deze zelfverantwroordelijkheid kunnen leven. Juist
het remmen van de arbeidsbesparing zal de zelfver-antwoordelijkheid beter tot haar recht doen komen.
Op de vraag, welke maatregelen nu in concreto
genomen zullen moeten worden, kan de theorie geen antwoord geven. De schrijver wijst om. op de moge-
lijkheid om het tempo van mechanisatie te doen
vaststellen door bedrijfsraden met publiekrechtelijke
bevoegdheden. Ook wijst hij op de mogelijkheid om
den arbeidstijd te verkorten teneinde meer menschen
aan het werk te houden, en om den maximum leef-
tijd der heroepswerkzaamheid te verlagen, teneinde
lan het jongere geslacht tijdig een kans te geven.
Dit eischt echter een hervorming van het onderwijs,
dat er op gericht zal moeten zijn den menschen zoo-
veel mee te geven, dat zij voldoende geestelijke vul-
ling voor den ouden dag hebben. De schr. besluit zijn praeadvies met een aanhaling
uit Berthold Josephy: ,,Den Erfoig für die wirt-
schaftende Menschheit bringt nicht die Befreiung
von der Arbeitslast als solche, sondern die Frei-
inachung zu anderer nützlicher Tittigkeit”, en laat
daarop volgen: ,,Z66 wordt de rationalisatie tot een
culturfactor; zonder deze synthese der doeleinden
is ze een ramp voor ‘s menschen levensgeluk.”

Raming van de Europeesche bietsuikerproductie.
F.

0.

Licht

publiceerde
op

30

September

zijn

eerste
raming der bietsuikerproductie,
welke hieronder
volgt:
1933f
34

1932/33
1931/’32
le Raming
tons

tons
tons
lDuitschlaud

………….
1.350.000

1.065.992
1.568.138
Tsjecho-Slowakijc

……..
550.000

627.569
801.921
Oostenrijk

……………
185.000

164.899
162.550
Hlongarije

……………
120.000

103.410
125.251
Frankrijk

……………
900.000

1.015.370 870.606
Belgih

………………
240.000

264.557
203.845
Nederland

……………
270.000

243.008
174.590
Denemarken

………….
230.000

191.770
122.000
Zweden

……………..
290.000

235.351
143.611
Polen

……………….
360.000

422.148
499.275
Italië

……………….
290.000

322.875 367.876
Spanje

………………
310.000

283.204
427.188
Groot-Brittannië

……….
486.000

382.853
275.358
.’ nder

landen

………..
356.000

262.245
240.243
Europa zonder Rusland

.
5.937.000

5.5251.
5.982.452
Zooals in verband met de
droogte verwacht kon
worden,
is deze

raming

Jager

dan
die van

Mikusch dd.
ultimo
Augustus.
Van de totale vermeerdering vergeleken met de
vorige
opbrengst van 352.000 tons komt 284.000 tons voor reke-
ning van Duitschland, dat
zooals

vroeger

reeds
gemeld,
door de vermindering der
stocks wel zijn geheelen oogst
zelf zal verbruiken.

GIRO-KANTOOR DE11 GEMEENTE AMSTERDAM.

Apr. 1933

11

Apr. 1932

Giro’s

eenzijdige ver-

millienen’
melding,
Girobetalingen aan:

Aantal
Dmiuienen
Aantal

gemeenteinstellingen

f

55.3
39.088

f

51.3

37.129
168.917

21.5

163.776
Gel(iomzet.

particulieren ………20.1

7.080

4.6

7.336
32.019

8.5

34.374

Ontvangsten ………,,

4.6

Part.rekeninghouders

4.1.5
1

49.289
2

30.-‘

47.237
2

Betalingen ………….7.8

Gelden voor] jaar vast
hebben gedeponeerd

10.9
4.406
2

9.4

4.388′
‘) Gemiddeld saldo te goed.
2)
Einde
der maand.
Laatstbekende notecringen te
Amsterdam en Rotterdam op
2 October 1933 voor
te leg
rafis
c he
uitbetaling op:

Gulden per
1
Pari

Koers
1
Europa.

%
Londen )

£

12.10
8

7.64

2
Berlijn )………….100 Mark

59.26

59.04

4
l’arijs *) …………..100 Franc

9.747

9.704

24
Brussel ) ………..100 Belga

34.59

34.574

34
Luxemburg ……….100 Franc .

6.914
Zürich )………….100

,,

48.-

48.04

2
Praag ……………100 Kronen

7.354

34
Weenen ) …………100. Schilling 35.-

27.624

5
Boedapest ………..100 Pengö

43.51

43.-

44
Boekarest ………..100 Lei

1.4880

1.49

7
Sofia …………..100 Leva

1.797

1.80

8
Belgrado ……….
..100 Dinar

4.379

3.374.

74
Istanbul ………..Turksch £

10.93

1.174
Athene ………..100 Drachme

3.23

1.40

74
Milaan ………..100 Lira

13.09

13.05

34
M adrid …………100 Peseta

48.-

20.734

6
Lissabon ……….. Escudo

2.684 . 0.076

6
Kopenhagen *)

100 Kronen 66.67

34.30

3
Oslo *)

…….
……100

,,

66.67

38.50

34
Stockholm *)..100

,,

66.67

39.55

3
Reickjavick …….100 IJsl. Kr. 66.67

34.40
Warschau ……….100 Zloty

27.91.

27.80

6
Kovno (Litauen)

100 Lita

24.88

24.75

7
Riga (Letland) .

100 Lat

48.-

48.-

54_6,
Reval (Estland) ….
.100 Esti. Kr. 66.67

42.50

54
flelsingfors …….100 Finnmrk.

6.264

3.391

5
MosJou ………..Tjerwonets

12.80

12.80
(10 Roebel)
Danzig ………..100 Gulden

48.42

48.174

3.
Amerika.
New-York )

$

2.4878

1.59

24
Montreal ………Canad. $

2.4878

1.574
Mexico …………Mex. Dollar . 1.24

0.45
Buenos Aires ……
.Peso (papier) 1.0568′

0.64
La Paz (Bolivia)
3)
Boliviano

0.9080


Rio de Janeiro

Milreis (pap.) 0.8075′ 0.16
Valparaiso ………Peso (papier) 0.30

0.15

6-7 Bogota (Columbia)
3)
Peso

2.42

1.36
Quito (Ecuador) • Sucre

0.498


Lima (Peru) …….Sol

0.69
7

0.34
Montevideo (IJrug.) Peso

2.5725

1.174
Caracas (Venezuela) Bolivar

0.4795

0.33
Paramaribo …….Gulden

1.-

0.9970
San José (0. Rica) Colon


Guatemala ……..
..Quetzal

2.484

1.59
Willemstad (Cura9.) Gulden

1.-

1.01
Managua (7icar.)
3)
Cordoba

2.484


San Salvador
3)

Colon

1.2440

0.014.
Azië.
Calcutta …………Rupee

0.91

0.574.

34
Batavia’.

…… Gulden I.G.

100

0.994.

44
Kobe . .

Yen

1.24

0.46

3.65
Hongkong .’ ………Dollar

0.554
Shanghai ………Dollar

0.504
Singapore ………Straits DoJI. 1.4125

0.904
Manilla ………..Phil. Peso

1.24

0.81
Teheran
4)
(Perzië)

Pahlavi

7.34
Bangkok …………Baht

0.71
Afrika. Kaapstad

£

12.104

7.64

34
Alexandrië ……..
.Egypt. £

12.42

7.834
A.ustratië.
Melbourne, Sidney
en Brisbane

£

12.104

6.11
Nieuw Zeeland

£

12.104

6.134
1)
Goudpeso.
2)
Milreis Goud.

*) Not, te Adam.
0v.
not, part. opg.
3)
Zichtkoers.
4)
Munteenheid = Rial (= een Kran.)

804

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

11 October 1933

HYPOTHEEKRENTE IN NEDERLAND.

MaandstmArnhem Gro- Volle 1

IMiddel-IRotter- Zwolle
ningen Ie,gen.I
.
c

burg

dam
1
dom
1
W
a

Jan.
.
4.375
5
5.-

5
5.-
5
Febr.
5
5
4.84

5
4.79
5
Mrt.
.
44
5
4.50
5 5
4.96
44
April
44
5
4.88
5
44_5
4.62
44_5
Mei..
44
5
44
5.-
5 5
4.65

Juni
.
q
5
5.-
5
5
4.50
5
Juli
44
5
4.96
5
5
4.50
5
Aug.
4.89
5
5.-

5
4.75
Sept.

1
4.75
5
5.-
5.09
5
4.75

Nadruk verboden

STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN.
OPEN MARKT.

1933

Ii 1932 II 1931
II
1914

70ct. 217 Oct.

2513018123 1

II 51I0 II 20124
1
Sept.

Sept.
13/8Oct.jj
Oct.
II
Juli

Amsterdam
Partic.disc.
31_1/
18-12
7/3914

9
11_
314
1
14.
1
12
291-314
311_31
Prolong.
1
1 1
1
1
3
214-
3
j4
Londen
Dageld
.

.
12-1
1
3I
14-1
141
1
12’1
3-5
I142
Part,c.disc.
1/16-I4
515314

3
1
0
1
‘/s

/i,
314-1

5/16-19
414-14
Berlijn
Daggeld…
4
3
1.5
1
1
413-6I12
4
1
146113
41145113
4
3
18-6
811211

Maandgeld
4
1
/6
4I2-6
4
1
126
442-6
41/
3
51/
3



Part, disc.
318
3%
318
3718
3I
3-8
2’I8-1,
Warenw.
. .
4_11
4_
1
1
4_11
4_I/
2

4_1/
4

811
3

Ne,o
York
Daggeld
1)
31
4

3/
4

hZ
1
12
2
1
1
4
1
1
12_2
1
14
12/
4
211
1

Partic.disc.
1
I2
112
31
4

3
4
71
2
1
,B-
5
15

1)
Koers van 6 Oct.
en daaraan voorafgaande weken tlm. Vrijdag.

WISSELKOERSEN.
KOERSEN IN NEDERLAND.

Data
New
York
S
.
)
Londen
Berlijn
,)
Parijs
Brussel
,)
Batavii
‘)

3 Oct.

1933
1.58k
7.6134
59.024
9.70k
34.584
99
/8
4

,,

1933
1.60′
7.64k
59.04 9.704 34.58
997/
8

5

,,

1933
1.628/
8

7.67
59.034
9.704
34.57
9971
t
6

,,

1933
1.61
7.64%
59.01
9.704
34.56
100
7

,,

1033
1.63k
7.69
59.02
9.70k 34.53
100
9

,,

1933
1.63%
7.66%
59.04
9.704
34.56
100
Laagste d.w’)
1.58
7.59%
58.95 9.70
34.50
99%
Hoogste d.w
1
)
1.66
7.74
59.074 9.714
34.60
1111
Muntpariteit
2.4878
12.1070 59.263
9.747
34.592
100

Data
se”r’z’nd
Weenen
S)
Praag
1)
Boeka-
rest’)
Milaan
)
Madrid
S)

3 Oct.

1933
48.06

7.36
1.49
13.014
20.75
‘”
4

1933
48.05
.-
7.36
1.49
13.02
20.74.
5

,,

1933
48.05

7.36
1.49
13.02
20.73
6

1933
48.05

7.36
1.49
13.02
20.724
7

1933
48.061.

7.36
1.49
– –
9

1933
48.06%

7.36
1.49
13.02
20.73
Laagste d.wl)
48.-

7.324
1.45
12.974 20.60
Hoogste d.w
1
)1
48.10
28.-
7.40
1.55
13.074
20.85
.Muntpariteit
1
48.12%
35.007
7.371
1.488 13.094
48.52

Data
1
Stock-
I
Kopen-}
1
Oslo S)
1

Hel-
31fl
Buenos-
Mon-
F,olin
5)hagen5)
1
1

Aires’)

1
treal’)

4

1933
39.50
34.20
38.45
3.40
65
1.60
5

1933
39.60
34.30
38.55
3.40
65 1.59
6

1933
39.45
34.20
38.45
3.374
65
1.58
7

,,

1933
39.70
34.35
38.70 3.40
65 1.59
9

.,

1933
39.65
34.40
38.60
3.30
65
1.60
Laagste d.w
1
)
39.-
33.75
38.-
3.324

1.55
Hoogste d.w’)
39.85
34.50
38.90
3.45
.65

,,
.

1.62
Muntpariteit
66.671
66.671 66.671
6.26611
95
8
,(,.,:2
1
4878
8)
Noteering te Amsterdam.
5*)
Not, te Rotterdam.
1)
Part. opgave.
In ‘t iste
of
Zde No. van iedere maand komt een
overaicht
voor van een aantal niet wekelijks opgenomen wisselkoersen.

KOER$EN TE NEW YORK. (Cable).
L.VIIIACIL
Data

1
rIt, if.1
OOIt

Ii
IIIIISLOfUUIII

3 Oct.

1933
4,78%
1

6,08
36,95
62,62
4

1932
4,76w
6,04
36,90 62,50
5

,,

1933
4,75
6,05%
36,85
62,38
6

1933
4,73%
6,-
36,50 61,80
7

,,

1933
4,69% 5,92
36,- 61,-
9

,,

1933
4,69 5,94
36,18 61,18

10
Oct.

1932
3,4571,
6

3,92%
23,77% 40,25
Muntpariteit..
1
4,86
3,90
5
1
23.81%
401,

KOERSEN TE LONDEN.

Plaatsen en
Not eerings-
23Sept.
130
Sept.
217
Oct.
1933
7
Oct.
Landen
eenheden
1933 1933
Laagsteffoogste
1933

Alexandrig.. Piast.
p.

97
97
1
4

97j
9751
8

973,§
Athene

….

Dr.
p.c

565 565

505
585

555
Bangkok…. Sh. p.tical
1110k
1110v,

1110 T s
‘(‘°T’T 1110T5
Budapest

..
Pen.
p.g.

18
18

17
19

18
Buenos Aires

d.
p.$

45 45

44%
45%

45
Calcutta
. . . .
Sh.
p.
rup.

116
3
/
6
,
1163164

1/6
1
1
32

116
3
1
33

116
5
/
Constantin.. Piast.
p. £

650
648

635 642

642
Hongkong
. .

8h.
p. $

115
1
/8
6

11581,

1/471
8

1/5%

115
1
1,
11281
18

112
li.
11281,
6

11281,
6

Lissabon….
Escu. p. £
102%
10234

101
103%

103
Mexico

….

$per

17%
17

16%
17%

17
Montevideo
.

d.perc

37
37

36%
37%

37
Montreal

..

$
per
£

4.89% 4.84%

4.77 4.88%

4.80

Kobe

…….Sh.
p.
yen

112
1
1
33

Riod. Janeiro
d.
per Mil.

01
8

4
,
1
8

4%
44

4818
Shanghai

.. Sh. p.
tael

11381
8

113.

113
1
1
8

1/3%

1
/3
8
1
Singapore

. .

id. p. $

21411
33

214
3
1
33

214 21431,
6

214
3
1
33

Valparaiso
1)

$
per
£


– –


Warschau

..

ZI.
p. £

27
5
1
8

27%

27
28

2781
s

1)90 dg.
ZILVERPRIJS
GOUDPRIJS
5)
Londen’) N.York2)
3 Oct.

1933..

1
S’h

39%
Londen
3 Oct.

1933….

13418 4

,,

1933..

185,,

3971
8

4

,,

1933….

134
1
_
5

,,

1933..

18%

3951
8

5

,,

1933….

133,81
6

,,

1933.,

18

395
18
6

,,

1933….

133/11
7

,,

1933..

187e,,

39
7

,,

1933….

13314
9

,,

1933,.

18%

38%
9

,,

1933….

13311
10 Oct.

1932..

17

27%
10
Oct.

1932….
11917
27 Juli

1914..

24″1,

59
27 Juli

1914….

84110%
‘)ln pence p.oz.stand.
2)
Foreign silver
in
$c. p.oz.
line.
3)
in 8h. p.oz.fine
STAND VAN
‘s
RIJKS KAS
Vorderingen.
1

30Sept.1933
1

7Oct.1933
Saldo van’s Rijks Schatkist bij De Ne-
/

16.383.508,98
f

19.860.787,54
Saldo b. d. Bank voor Ned. Gemeenten
,,

185.435,72
464.568,54
Voorschotten
op
ultimo Aug. 1933 aan
de gem. verst,
op v.
haard. de Rijks-
adm. te heffen gem. ink. bel, en
opc.
op
de Rijksink. bel
………………
Voorschotten
op
ultimo Aug. 1933 aan
1.571.699,19
1.571.699,19

de gem. verstrekt
op
aan haar uit te
keerenhootds.derpers.bel., aand. in

derlandsche

Bank……………….

de hoofds. der grondbel. en dergem.

fondsbel., alsmede
opc. op
die belas- tingen en
op
de vermogensbelasting
– –
Voorschotten aan Ned.-lndle ………
201.327.994,31
,,206.5l3.l15,68
Id. aan

Suriname …………………
12.643.064,60
,,

12.641.193,-
5.460.707,67
,,

5.473.670,27
Kasvord. weg. credietverst. ajh. buitenl
,,
101.778.573,76
.,
102.780.706,12
Id.

aan

Curaçao …………
……………

Saldo der postrek. v. Rljkscomptabelen

…..

,,
32.065.223,73
,,
36.423.408,25
,,

9.330.708,06
Vord.
op
andere Staatsbedrijven
1)
…….8.988.110,99
Verstr. t. laste der Rijksbegr. kasgeld
leeningen aan gemeenten (saldo)……
45.001.547,34
,.

45.001.547,34
VerplIchtingen.

Voorschot door De Ned. Bank ingev.
art. 16 van haar

octrooi

verstrekt
– –
Schatkistbiljetten
1fl
Omloop ………
/
335.447.000,-
/333.556.000,-
Schatklstpromessen in omloop …….
..187.880.000,-
,,
191.220.000,-
Zilverbon8

in

omloop
… . …………
,,

1.441.383,50
Schuld
op
ultimo Aug. 1933 aan de gem.
weg. a. h. uit te keeren hoofds. d. pers.
bel., aand.
i.
d. hoofds. d. grondb. e. d.
gem. fondsb. alsm.
opc. op
die bel, en

….1.447.592,50

.

op
de verm. bel …………………
,,

3.920.781,53
,,

3.920.781,53
Schuld aan het Alg. Burg. Pensioenf.1)
,,

9.411.156,76
,,

12.948.381,77
Id. aan het Staatsbedrijfd.P.,T.enT.1)
,,

94.234.788,88

.

,,105.373.460,75
Id. aan andere Staatsbedrijven’)
…………
45.672,57
,,

10.300,70
Id. aan diverse instellingen’)
……….
105.857.177,34
,,
108.910.265,26
1)
In rekg.-crt. met
‘s
Rijks Schatkist.
NEDERLANDSCH-INDISCHE
VLOTTENDE
SCHULD.

1

30 Sept. 1933
1

7 Oct.
1933
Vorderingen:

Verplichtingen:
Voorschot’s Rijks kase. a. Rijksinstell

/201.328.000,-
/206.513.000,-
Schatklstpromessen ………………

1.000.000,-
1.000.000,-

Saldo Javasche Bank …..
………………-

Schatkistbiljetten ………………..

19.700.000,-
20.365.000,-
….

Muntbiljetten in omloop
………….
1.400.000,
,,

9-

Schuld aan het Ned.-Ind. Muntfonds.

.066.000,-
…1.399.000,-
,,

9.238.000,-
Idem aan de Ned.-Ind. Postspaarbank.

,

659.000,-
,,

775.000,-
Voorschot van de Javasche Bank…….1.094.000,-
,,

1.134.000,-

CURAÇAOSCHE BANK.
Voornaamste posten in duizenden guldens.

Data
Metaal Circu-
latie
1

Isdottenj
I
aan de
kolonie

Dis-
i
conto’s

Diverse
1

fkC
Iningen ‘Iningen’

1
Diverse
1

reke.-

1 September1933
5.113
1
5.405
213
1

132
645
109
1 Augustus 1933
5.123
1
5.380
154
1

131
654
93
1Juli

1933
5.119
1 5.352
240
133
543
87
1 Juni

1933
4.634
14.866
166 134
592
64
1 Mei

1933
4.701
14.903
154 134
568
59

1
September1932
4.748
1
5.012
183
21
735
85
‘) Sluttp.
der activa.
2)
SIuItp.
der pa8Blva.

11 October
1933

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN.

805

NEDERLANDSCHE BANK.
Verkorte Balans op 9 October 1933.

Activa.’
Binnen!. Wis-1 Hfdbk.
f
24.017.128,70
se!s,Prom., Bijbnk.
,,

, 553.646,09
u..j
Ag.scu.

.Uu.V,1U

f
28.779.796,89
Papier o. h. Buiteni. in disconto

……

Idem eigen portef.

f

1.572.500,-
Af: Verkochtmaar voor de bk.nog niet afgel.


J3eleeningen
mcl. vrsch.
Hfdbk.

100.056.966,06
1
)

in rek.-crt.
op onderp.1

Bijbnk.

3.476.135,64

op onderp.
Ag.sch.

40.262.742,29

f
143.795.843,99

Op Effecten

…….f
142.559.281,53
1
)
Op Goederen en Spec. ,,

1.236.562,46
143.795.843,991)
Voorschotten a. h. Rijk …………….,,

Munt, Goud
……f
113.859.295,-
Muntmat., Goud •.

759.433.304,78

f

873.292.599,78
Munt, Zilver, enz.

,,

25.336.63,3,44
Muntmat. Zilver..


11
898.629.233,22
2
)
Belegging
1
1
5
kapitaal, reserves en pen-
sioenfonds

……………………,,
21.511.956,83
Gebouwen en Meub. der Bank ……..,,
5.000.000,-
Diverse

rekeningen ………………,,
10.127.840,13
Staat d. Nederl. (Wetv. 27/5/’32, S. No. 221),,
18.331.195,17

f
1.127.748.366,23

Paeeiva.
Kapitaal
……………………….
f

20.000.000,-
Reservefonds ……………………
3.749.272,82
Bijzondere

reserve

………………
…………………..,,
8.768.475,98
Bankbiljetten in omloop …………..

,,
917.209.115,_
Bankassignatiën in omloop

……….,,
58.325,33
Rek.-Cour.
J
Het Rijk
f

20.138.443,45
saldo’s:

Anderen,,151.044.455,20
171.182.898,65
Diverse

rekeningen ………………,,
1.780.278,45

f

1.127.748.366,23′

Beschikbaar metaalsaldo

…………f
463.768.308,26
Minder bedrag aan bankbiljetten in om-
loop dan waartoe de Bank gerechtigd is ,, 1.159.420.771,-
Waarvan aan Nederlandsch-Indjë
(Wet van
15
Maart
1933,
Staatsbiad No.
99)
……..
f
76.424.425,-
Waarvan

in

het buitenland

………………………
5.020.302,58
Voornaamste posten in duizenden guldens.

Data
Goud

Munt IMuntmat.
1

Circulatie
A
opeischb.
Beschikb.
Metaal-
Dek-
kin ga
schulden
saldo
perc.

9
Oct.

’33
113859
759.433 917.209
171.241
463.768
82
2

,,

33
113859
755.879 939.068
1
149.855
459.965
1
82
25 Juli

’14
65.703
96.410
310.437
6.198 43.521
54

Belee-rop
upte
het
r

,zv
ke-
erse
1
re
ningen

buiteni.
1
fin gen
1)

9 Oct. 1933 28.780

143.796

1.573

10.128
2 ,,

1933 29.053

146.329

1.573

11.660

25 Juli 1914 67.947

61.686 20.188

509
1)
Onder de activa.

JAVASCHE BANK.

Data
Goud
Zilver
1
Circulatie
1

opeischb.
schulden
metaal-
1

saldo

7Oct. 1332)
136.640 193.090
20.890 51.048
30 Spt. 1332) 137.070 191.200
22.610
51.546

9 Spt. 1933

99.926

1

40’177″
198.421
27.419 49.763
2

,,

1933
99.925
1

40.797
194.376
29.685
51.097
25 Juli1914
22.057

31.907 110.172
12.634 4.842
1

Wissels.
1
1
Diverse

1
Dek-
Data
buiten
1

Dis-
Belee-
reke-
kings-
N.-fnd.
1

befaalb.

conto’s
1
ningen
ningen’)
percen-
tape

7Oct.
1
33
2
)
280
76360.
13.310
64
30 lSpt. 1332)
280
76.450
12.500
64

9 Spt. 1933
652

9.505
12
14.382
62
2

,,

.1933
525
9.468
60.473
14.298
63
25 Juli1914
6.395 7.259
75.541
2.228 •’
44
‘)
StuIpost activa.
2)
Cijfers
telegrafisch ontvangen.

GOEDERENHANDEL.

GRANEN.

12 October 1933.

1)e t a r w e-markt was ook in de afgeloopen week bij
voortduring overwegend flauw. In Noord-Amerika blijven
voorstanders van inflatie langs verschillende wegen en
van stabilisatie elkaar bestrijden en men wacht op het
woord van den president, die moet aangeven, welke maat-regelen zullen worden genomen om de prijzen van granen
te verhoogen. Geruchten omtrent deze maatregelen be-
invloeden de stemming aan de termijnmarkt te Chiêago,
welke omstreeks het. midden der week zeer flauw wak
De koersen daalden scherp en konden zich slechts gedeel-
telijk weder herstellen. Het slot te ‘Chicago was
3V2
dol-
‘larcents per 60 lbs. lager dan een week geleden.,. Het ge-
middelde der particuliere oogstramingen voor ‘zorhertarwe
bedroeg op 1 October 154 millioen’bushels tegeil 151 mii-
lioen op 1 September en de laatste officiëele Iaming van
166 millioen bushels. Naar men zegt, is men bezig den uitvoer te organiseeren van 35 millioen bushéls van de
Westkust van Noord-Amerika naar het Verre Oosten met
behulp van een uitvoei-premie. Ook aan de termijnmarkt
te Wiunipeg was de stemming weinig opgewekt ‘en op
verscheiden dagen traden prijsverlagingen in. Het slot
te Winnipeg was op 7 Oct. 1 dollarcent lager dan een
week geleden. Particuliere oogstramingen zijn voor Cana-
da cenigszins verhoogd en bedragen nu gemiddeld 262 mill.
bushels tegen 258 mill. op 1 Sept. en de laatste officiëele raming van 264 rnifl. bushels. Russische tarwe werd niet
dringend aangeboden, wat wellicht in verband staat met de Russische verschepingen naar het’ Vei-re Oosten. De
verschepingen van Argentijnsche tarwe zijn den laatsten
tijd verminderd en afladers zijn niet diingend aan de
markt. De prijzen aan de termijnmarkten daalden tegen
het einde der week, het slot te Buenos Aires was 21 een-
tavos per 100 KG. lager, te Rosario 20 centavos lager
dan een week geleden. De vooruitzichten vai den uieu-
veu tarwe-oogst blijven nu gunstig, dank zij voldoende
‘regen. Het sprinkhanengevaar blijft echter dreigen. Ook
in Australië zijn de vooruitzichten gunstig, doch meer
regen is er gewenscht. Het laatste i-apport van het Int.
u
Landbowinstituut verhoogt opnieuw de, schatting van de
opbrengst in Europa, welke volgens de laatste’ gegevens
21 millioen quarters grooter moet zijn dan in het vorige
jaar. Met Rusland is daarbij geen rekening gehouden
wegens het ontbreken van betrouwbare gegevens. De be-schikbare berichten doen echter vermoeden, dat wat Rus-
land betreft, de uitkomsten goed geweest zijn. Het Land-
bouwinstituut berekent, dat de invoerbehoefte in Europa
uit Noord-Amerika, Zuid-Amerika en Australië in dit sei-
‘zoen slechts 32 millioen quarters zal bedragen tegen 54
millioeiv in het vorige jaar.
De vraag naar r o g g e in West-Europa blijft klein
en de prijzen zijn in de afgeloopen week niet veranderd.
Hongarije en Polen zijn de voornaamste landen, welke
geregeld trachten i

ogge in West-Europa te verkoopen,
doch de pogingen worden met weinig succes bekroond.
Een nieuw afzetgebied is gevonden in Noord-Amerika.
Verschillende partijen Hongaarsche rogge ‘zijn naar Cana-
da verkocht en nu is ook een lading naar, de Ver. Staten
verkocht, niettegenstaande het invoerrecht’ van 15 dolla1-
cents per 56 lbs., daar van rogge in de Ver. Staten di’ët
zooals van tarwe een accijns wordt geheven.
I)e aanvoeren van Plata-m al s waren in de afgeloopen
week niet groot en drukkend en het aanbod vond geregeld
koopers in het binnenland. Ook voor de eerst verwachte
partijen bestond goede vraag. Voor latere stoomende par-
tijen, waarvan het aanbod ruimer is, varen de prijzen iets
lager dan voor aangekomen en spoedig verw2chte, en ook
daarin kwamen geregeld zaken tot stand. De koersen aan
de termijnmarkten in Argentinië veranderden matig. Het
slot
:vs
flaiiver en te Buenos Aires 17 centavos per 100
KW’ ‘ler, Rdsario 15 centavos lager dan een week
geleden.
:0i3
‘dagen, dat Argentinië flauwer kwam, ver-
laagden afladers hunne prijzen eenigszins.

SUIKER.
Een lustelooze stemming’ heerschte gedurende de afge-
loopen week weer op de verschillende suikermarkten. De
toestand op Cuba is troebeler dan ooit.
In A m e r i k a legden zoowel koopers als ook verkoo-
pers dan ook groote terughoudendheid aan den dag. Ruw

suiker werd afgedaan tot 1.55 de. later 1.53 dc. c. & fr.
voor Cubasuiker. De N e w-Y o r k s c h e termijnmarkt was
aanvankelijk nogal vast op geruchten omtrent een even-
tueele stabilisatie van den Dollar. De daaropvolgende
reactie is toe te schrijven aan een bericht, dat de minis-
ter voor den landbouw geweigerd heeft de quota-overeen.-
komst, waarvan in het vorige nummer van dit blad gewag

Data

806

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

11 October 1933

STATISTISCH OVERZICHT

URANEN EN ZADEN
TUINBOUWARTIKELEN
VLEESCH

9hia
9)
LIJNZAAD
DRUIVEN
TOMATEN
1(00
RUND-
VLEESCH
VARKENS
VLEESCH
No.

oco
74
I3lanca loco
Lta
loco
a

a a
sta

loco
Black All
A

100 KO
e soor (versch) Rotterdam
l
R’darn/A’dam
R’damjA’dam
cantepKO.
Westland
stland
Groote
Rotterdll1


ii:

OlD
f1.
°o
f1.
Oj
11.
91
f1.
Oio
f
°Io
f
°Io
1 0
1
f
O/
f
°Io
1925
1720

100,0 13,07
5

100,0
231,50
100,0
236,00
100,0
462,50
100,0

.

1926 15,90
92,4
11,75
89,9
174,25
75,3
196,75
83.4
360,50 77,9


1927
14,75
85,8
12,47
5
95,4
176,00
76,0 237.00
100,4
362,50


1928
1347
78,3
13,15 100.6
226,00
97,7
228,50
96,8
363,00
78,5
0,80
100,0
20,
100,0
1480
lOOO
93,
100,-
103,7
77,50 93,125 100,-
120,2
1929 1930
12,25
9,676
71,2
56,3
10,87
5
6,22
5
83,2 47,6
204,00
.
136,75
88,1 59,1
179,75
111,75
76,2 47,4
419,25 355,00 90,6 77,0
0,64 0,62
80,0 77,5
16,
20,
80,0
100,0 17,23 14,22
116,4
96,1
96,40
108,
116,1
72,90
94,1
1931
5,55 32,3
4,55
34,8
84,50
.
36,5
107,25
45,4
187,00
40,4
0,49
61,3
14,50
72,5 7,54
50,9
88, 94,6
48,-
619
1932
5,225
30,4
4,62
5

35,4
77,25
33,4
100,75
42,7
137,00
29,6
0,41
51,3
11,50
57,5
9,92 67,0
61,
65,6
37,50
48,4
lan.

1931
652
37,9
4,-
30,6
84,50 36,5 86,25
36,5
207,50
44,9

103,2
56,-
72,3
Ëebr.
5,775
33,6
3,90
29,8 87,50 37,8 85,75
36,3
206,25
44,6

97,8

64,5
Maart
5,625
32,7 4,20
32,1
103,00
44,5
104,75
44,4
214,00
46,3
90,
96,8

65,8
April
5,90
34,3
4,42
5

33,8
112,00
48,4
117,00
49,6
197,75
42,8
97, 104,3
47,-
60,6
Mei
6,15
35,8
4,9fl
38,0
95,75
41,4
124,00
52,5
189,00
40,9
98, 105,4 45,
58,1
Juni
5,75
33,4
5,05
38,6 86,75 37,5
116,50
49,4
191,50
41,4
101,–
108,6
41,-
52,9
5,425
31,5 4,70
35,9 84,25
36,4
115,75
49,0 211,00
45,6
23,

—-





—-

115,0
95,
102,2
49,-
63,2
Aug.
4,975
28,9 4,02
5

30,8
74,50
32,2
119,50
50,6
185,50
40,1
0,65
81,3
8,50 42,5
94,
101.1
54,
69,7
Sept.
4,775
27,8
4,27
32,7.
68,00
29,4
97,00
41,1
164,25
35,5
0,48
60,0
9,










—-

45,0

———————–

12,21
82,5
84,
90,3
50,-
64,5
Oct.
5,-
29,1
4,475
34,2 68,50

29,6
94,75
40,1
160,25
34,6
0,34
42,5
17,50

78,4 ———————–

87,5

———————–

4,38
29,6 75,
80,6
49,-
63,2
Nov.
5,825
33,9
5,47e 41,9 81,00
35,0
114,50
48,5
169,75
36,7
6,04
40,8
72,
77,4
48,-
61,9
Dec.

,,
4,92528,6
4,95.
37,9
69,25
29,9
111,25
47,1
145,75
31,5

—-








70,
75,3
43,-
55,5
Jan.

1932
5,05
29,4 5,076 38,8
71,25
30,8
114,00
48,3
142,50
30,8

—-








70,
75,3
40,-
51,6
ebr.

.
5,30
30,8 5,07
5

38,8 74,00
32,0
108,50
46,0
142,25
30,8
68,
73,1
34,-
43,9
Maart
5,526
32,1

5,80
44,4
86,75
37,5
118,00
50,0
143,25
31,0













67,
72,0
32,-
41,3
April

,,
5,65
32,7
6,225
47,6
88,75
38,3
124,50
52,8
135,25
29,2
63, —
67,7
28,-
36,1
Mei
5,60
32,6 5,30
40,5
78,00
33,7
116,00
49,2
130,25
28,2

67,7
26,-
33,5
Juni

,,
)uI;

n
5,22
5

4,90 30,4
28,5 4,15
4,-
31,7
30,6 80,75
78,T5
34,9
34,0
105,75
100,25
44,8 42,5
128,75 129,75
27,8
28,1
15,50
77,5 67,

72,0
68,8
34,-
35,50 43,9 45,8
Aug
.
5,20
30,2
4,07
5

31,2 77,50
33,5
98,25
41,6
133,00
28,8
0,56
70,0
8,
40,0
62,
66,7
40,50
52,2
Sept
.
5,476 31,8 4,20
32,1
78,50 33,9 88,50 37,5
150,75
32,6
0,37 46,3
550
27,5
9,78
66,1
55,
59,1
42,50 54,8
Oct .,,
5,25
30,5 3,92
5

30,0 74,50
32,2 79,50
33,7
138,25
29,9
030
37,5
17,
85,0
9,81
66,3
51,
54,8

56,8
Nov.

.
4,90
28,5
3,90
29,8
71,25
30,8
79,00 33,5
135,25
29,2
10,18
68,8
53,
57,0
46,-
59,3
Dec
.
4,725
27,5
3,80
29,1
66,25
28,6
75,25
31,9
133,00
29,2

—-

















—-






—-



—-




















53,–
57,0
46,-
59,3
57,7
Jan.

1933
1ebr.

.
4,95 4,775
28,8
27,8
3,75 3,70
28,7 28,3
73,00 71,00
31,5
30,7
75,25 74,75
31,9
31,7 136,50 130,25
29,5 28,2

—-



—-



50,50 49,25
54,3
53,0
44,75

58,1
Mâart
5,05 29,4
3,82
5

29,3 73,50
31,7
76,25
32,3
130,50
28,2

—-



—-



46,50
50,0

59,3
April
Mei
5,15
5,40
29,9
31,4
3,75
3,775
28,7
28,9.
72,75
70,50
31,4 30,5 71,25
73,25
30,2 31,0
129,50 146,75
28,0
31,7

—————–

49,50 52,25
53,2
56,2
48,25
49,-
62.3
63,2
juni
5,25
30,5
3,55
27,2
66,00
28,5
75,75
32,1
163,25
35,3














—-










51,25
55,1
48.-
61,9
Juli
5,82
5

33,9
3,85
29,4
64,25
27,8
78,00
33,1
176,25
38,1 13,55

—-





—-



—-





—-


67,8

49,25
53,0
48,50
62,6
Aug.
5,30 30,8
3,55
27,2 61,25
26,5 67,75 28,7
161,50
34,9
0,41
51,3
8.

—-





—-


40,0
49,_
52,7
49,25
63,5
Sept.

,,
4,95
28,8
3,475

.26.6
61,00
26,3
65,25
27,6
159,00
34,4
0,25
31,3
2,70

—-





—-


13,5
9,28
62,7
50,25 54,0
54,-
69,7
2 Oct.

,,
4,45 25,8
3,10
23,7
61,50
26,6
71,00
30,1
145,00
31,4
55,_6
55,9
54,50F)
70,3
9

,,

,,
4,40
25,6
3,-
22,9
60,00
25,9
66,00
28,0
139,00
30,1
1)
Men zie voor
de toelichting
op
dezen
staat
de nos.
van
8, 15
Aug. 1928,
25 Febr.
1931
en 15
Febr.
1933.

2)

Tot
Jan.
1931
Hard
Winter
No.2.
van Jan.
1931 tot
vanaf 26 Mei
1930 tot
23 Mei
1932 74
K.O. Zuid-Russische;
van 23 Mei
1932
tot 2 Oct.
1933
No. 2
Canada.
4)
Tot
Jan.
1928 Malting;
van Jan.
1928
tot 9 Febr.
1931
K.G. Zuid-Russische.
5)

De jaren 1928
en
1929 Broek
op
Langendijk.
)
7 Oct.

MINERALEN

TEXTIELGOEDEREN
DIVERSEN

STEENKOLEN Westfaalschej
PETROLEUM
BENZINE
,

KATOEN
WOL
WOL
gekamde
KOE-
KALK-
Hollandsche
Mid. Contin.
C’ide
Gulf exp.
ge
nl

e
Australische,
HLJIDEN
SALPETER
Middling
locoprijzen
F. G. F.
Sakella-

-________

°’
bunkerkolen,
onezeefd f.o.b.
tgm

.
64166°
$cts. per
Me
loco

‘radord
CrossbredColo-
nial Carded,
Gaaf, open
kop
Old. per
100
KG.
R damjA’dam
S’
g.
per barrel
U.S.
gallon
New-York

rides
.
omra
Liverpool
er Ib
P

.
50’s Av.
loco
57-61 pnd.
netto
per
1000
K.G:
per Ib.
Liverpool
Bradford per Ib.

f1.
01
0

$
0
10
$cts.
0
10
S cts.
u
io

pence
g
l
o

pence
0
10
pence
(Pjo
pence
Of
o

t’.
0
1
0

f1.
U
lo
1925
10,80
100,0
1.68
100,0
14,86
100,-
23,25
100,0
29,27
100,-
9,35
100,-
55,00
100,0
29,50
100,0
34,70
100,0
12,-
100,0 1926
17,90
165,7
1.89
112,5
13,65
91,9
17,55
75,5
16,24
55,5 6,30
67,4 47,25
85,9
24,75
83,9 28,46
82,0 1116,5
11,61
96,8
1927
11,25
104,2
1.30
77,4
14,86
100,-
17,50
75,3
16,78
57,3
7,27
77,8
48,50 88,2
26,50
89,8
40,43
11,48
95,7
1928
10,10
93,5
1.20
71,4
9,98 67,2
20,00 86,0
19,21
65,6
7,51
80,4 51,50
93,6
30,50
103,4
47,58
137,1
11,48
95,7
1929
11,40 105,6
1.23
73,2
10,-
67,3
19,15
82,4
17,05
58,2
6,59 70,5
39,-
70,9
25,25
85,6
32,25 92,9
10,60
88,3
1930
11,35
105,1
1.12
66,7 8,77 59,0
13,55
58,3
12,-
41,0
3,92 41,9 26,75 48,6
16,25
55,1
25,36
73,1
9,84
82,0
1931
10,05
93,1
0.58 34,5
5,04
33,9
8,60
37,0 7,33
25,0
3,08 33,0 21,50
39,1
12,00
40,7
18,65
53,7
8,61
71,8
1932
8,00
74,1
0.81
48,2 4,50
30,3
6,45
27,7
5,21
17,8
3,11
33,3
16,00
29,1
8,50
28,8
11,15
32,1
6,15
51,3
Jan.

1931
10,30
95,4
0.85
50,6
6,08
40,9
10,30
44,3
8,31
28,4 3,09
33,1
21,25
38,6
12,00
40,7
24,63 71,0
10,11
84,3
Febr.,,
10,30
95,4 0.85
50,6
6,14
41,3
10,95
47,1
9,58
32,7
3,55
38,0 21,75
39,5
12,00
40,7
22,50 64,8
10,21
85,1
Maart

,,
10,30
95,4 0.66
39,3
6,07 40,9
10,90
46,9
9,70
33,1
3,56
38,1
25,25
45,9
14,50
49,2 22,25
64,1
10,21
85,1
April

,,
10,15
94,0 0.53
31,5 5,66
38,1
10,25
44,1
8,68
29,7
3,31
35,4 24,50
44,5
14,50
49,2 22,25
64,1
10,21
85,1
Mei
10,00
92,6
0.53
5

31,5
5,375

36,2
9,40
40,4 8,18 27,9
3,01
32,2
23,50
42,7
13,00
44,1
21,75
62,7
10,21
85,1
Juni
10,00
92,6
0.34
20,5 4,24
28,5
9,10
39,1
7,54
25,8
3,01
32,2
22,00
40,0
12,50
42,4
19,13
55,1
10,21
85,1
Juli
10,00
92,6
0.245
14,3
3,40
5
22,9
9,25
39,8
7,73
26,4
3,35
35,8 22,25
40,5
.12,50
42,4
20,25 58,4
8,26 68,8
Aug.,,
10,00
92,6
0.43 25,9
3,94
26,5
7,20
31,0 5,94
20,3 2,59 27,7
22,25
40,5
12,00
40,7
18,75
54,0
7,
58,3
Sept.
10,00 92,6
0.56 33,2
5,50 37,0
6,55
28,2 5,77
19,7
2,59
27,7
20,00
36,4
11,00
37,3
18,-
51,9
6,50 54,2
Oct.,,
9,90
91,7 0.56 33,2 4,19
28,2
6,30
27,1
5,82
19,9
2,85
30,5
19,50
35,5
10,75
36,4
17,50
50,3
6,65
55,4
Nov.
9,90 91,7 0.68 40,4 4,62
31,1
6,40 27,5 5,72
19,5
3,11
33,3
19,00
34,5
10,75
36,4
16,75
48,3 6,80
56,7
Dec.
9,90
91,7
0.71
42,3
5,31
35,7 6,30
27,1
4,98
17,0
2,99
32,0
16,25
29,5 9,00 30,5


6,95 57,9
Jan.

1932
8,25 76,3
0.71
42,3 5,25
35,3
6,65
28,6
5,09
17,4
3,38
36,2
16,50
30,0
9,00
30,5
11,63
33,5
7,10 59,2
Febr.
8,25
76,3
0.71
42,3 4,92
5
33,1
6,90
29,7
5,31
18,1
3,51
37,6
16,25
29,5 9,00
30,5
11,75
33,9
7,25 60,4
Maart
8,35
77,3
0.71
42,3 4,62
5
31,1
6,90

.
29,7 5,37
18,3
3,30
35,3
16,50
30,0
8,75
29,7
10,25
29,5
7,40
61,7
April
8,65
80,1
0.86
51,2 4,34
29,2
6,25
26,9 5,08
17,4
3,08
33,0
16,50
30,0
9,00
30,5 9,25
26,7
7,40
61,7
Mei

,,
8,30 76,9 0.86
51,2 4,25 28,6
5,80 24,9
4,57
15,6
2,76
29,5
15,75
28,6
8,25
28,0 8,88
25,6
7,40 61,7
Juni
8,25
76,3 0.86
51,2 4,25
28,6
5,25
22,6 4,44
15,2
2,55
27,3
15,25
27,7
7,75
26,3
9,-
25,9
7,40
61,7
)uli
8,10
75,0 0.86
51,2 4,25
28,6
5,80
24,9
4,97
17,0
2,77
29,6
16,00
29,1
8,50
28,8
9,75
28,1


Aug.,,
7,80 72,2 0.86
51,2
4,30
28,9
7,35
31,6
5,71 19,5
3,33
35,6
15,75
28,6 8,25 28,0
12,-
34,6 5,70
47,5
Sept.
7,75 71,8 0.86
51,2
4,375

29,4
7,75
33,3 6,37 21,8 3,64
38,9
16,75
30,5 8,75 29,7
13,75
39,6
5,90
49,2
Oct.,,
7,65
70,8 0.86
51,2 4,45 29,9
6,50
28,0
5,68
19,4
3,16
33,8
15,75
28,6
8,50
28,8
14,-
40,3
6,-
50,0
Nov.
7,40 68.5 0.86
51,2
4,60 31,0
6,15
26,5 5,16
17,6
3,-
32,1
15,25
27,7
8,25
28,0
12,-
34,6
6,10 50,8
Dec.
7,25
67,1
0,745 44,3
4,435

29,8
5,95
25,6
4,73
16,2
2,80
30,0
15,25
27,7
8,00
27,1
11,50
33,1
6,20
51,7
Jan.

1933
7,05
65,3
0.53
31,5 4,16
28,0
6,15
26,5 5,13
17,5
2,95
31,6
15,75
28,6
8,25
28,0
11,50
33,1
6,30 52,6
Febr.
7,20 66,7 0.38 22,6 3,97 26,7
6,10
26,2 4,98
17,0
2,78 29,7
15,50
28,2
8,25
28,0
10,38
29,9
,

6,40 53,3
Maart
7,25
67,1
038
22,6
3,87e
26,1
6,40
27,5
4,97
17,0
2,77
.29,6
15,25
27,7 7,75
26.3
10,75
31,0
6,40
53,3
April

,,
7,25
67,1
0.37 22,0 3,67
24,7
6,65
28,6
5,18
17,7
2,68
28,7
15,75
28,6
7,75
26,3 11,25
32,4
6,40 53,3
Mei

,;
7,15
66,2 0.23
5

14,0
2,95
19,9
7,30 31,4
5,60
191
3,07
32,8
17,00
30,9 8,25 28,0
12,25
35,3
6,40 53,3
Juni
7,15
66,2 0.25
5

15,2
3,02 20,3
7,85
33,8
5,85
20,0
3,25
34,8
18,50
33,6
9,00 30,5
15,75
45,4
6,40 53,3
luli
7,05
65,3
0.41
24,4 3,33 22,4 7,60
32,7
5,76
19,7
3,20
34,2
20,75
37,7 9,75
33,1
16,-
46,1
6,40
53,3
Aug.
6,95
64,4
0.37
22,0
3,37
22,7
6,90
29,7 5,39
18,4 2,91 31,1
20,75 37,7 9.75
33.1
14,75
42,5
5,80
48,3
Sept.
6,85
63,4 0.52
31,0
3,50
23,6
6,60
28,4 4,70
16,1
2,54 27,2
21,50
39,1
10,50
35,6
15,13
44,1
5,85
48,8
2 Oct.
6,60
61,1
0.60 35,7
3,90
2
)
26,2
6,35
27,3
4,573)

15,6
2,46
3
)
26,3 20,25
4
)
36,8
10,50
4
)
35,6 5,90
49,2
9

,,

,,
6,60
61,1
0.62
36,9
6,35
27,3 5,90
49,2
‘)Jaar- en maandgem.
afger. op
1
18 pence.
2)
6Oct.
3)
4Oct.
4)5

Oct.

11 October 1933

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

807

lAN
GROOTHANDELSPRIJZEN’)

4.

ZUIVEL EN EIEREN
METALEN

BOTER
BOTER
p.K.G.
KAAS
Edammer
EIEREN
KOPER
LOOD
TIN
IJZER
Cleveland GIETERIJ-
ZINK
GOUD
ZILVER
per

.

.
Leeuwar-
Heffin
Crisis Alkmaar
Fabrieks-
em. no . Eiermijn
an aar
Locoprijzen
Loco rizen
Londen
loco rizen
Londen per
Foundr
No

3 f.o.b.

1’ZE
(L

III) p.
Locoprijzen Londen cash Londen
cas
Londen per
derCornni.
0
eering
Zuivel- kaas
Roermond
P 100 st.
Londen
per Eng. ton per Eng. ton
Eng. ton
MÏddlesb.
Eng. t. f.o.b.
per
per ounce
Standard
Ounce
Centr.
kI. mjmerk
,
perEng.ton
Antwerpen
Eng.ton
line

fi.
9
10
f•
f1.
010
fl
0
10
0
10
£
0
10
£
Olo
Sh.
0
10
Sh.
0
10
£
0
10
8h.
0
10
pcnce
0J
1925
2,31
100,0

56,-
100,0
9,18
100,0
6u1j6
100,0
36.816 100,0
261.171-
100,0
731-
100,0
671-
100,-
36.316
100,-
85/6
100,-
321/s
100,0
1926
1,98
85,7

43,15
77,1
8,15 88,8 58.11- 93,5
31.116
85,3
290.1716
111,1
8616
118,5
6818
102,5
34.216
94,3
851-
99,5 28
11
/16
89,3
1927
2,03
87,9

43,30
77,3 7,96
86,7
5.141-
89,7 24.41-
66,4
290.41-
110,8
731-
100,0
6416
96,3
28.101-
78,8
851-
99,5
26
3
1′
83,3
1928
2,11
91,3

48,05
85,8
7,99
87,0
63.161-
102,8
21.11-
57,8
227.51-
86,8
661-
90,4
6218
93,5
25.516
69,9
851-
99,5
26
1
1
81,1
1929
2,05
88,7

45,40
81,1
8,11
88,3
75.14t-
121,9
23.51-
63,8
203.1516
77,8
7016
96,6
6819
102,6 24.1716
68,8
851-
99,5
24
7
1i
76,2
1930
1,66
71,9

38,45
68,7
6,72
73,2
54.131-
88,0
18.116
49,6
142.51-
54,3
671-
91,8
5916
88,8
16.171-
46,6
851-
99,5
17
10
1i6
55,4
1931
1,34
58,0

31,30
56,9 5,35
58,3 36.51-
58,4
12.11-
33,1
110.11-
‘42,0
551-
75,3
4716
70,9
11.1016
31,9
9216
108,2
13
3
/
41,6
1932
0,94
40,7

22,70
40,5
4,14
45,1
22.17/-
36,8 8.121-
23,6
97.21-
– 37,1
421-
57,5
371-
55,2
9.161-
27,1 1181-
138,0
12
7
/8
40,1
Jan.

31
1,61
69,7

32,25 57,6 6,63
72,2
45.716
73,1 14.-16
38,5
116.81- 44,4
6016
82,9
5116
76,9
12.1816
35,7
851
99,5
13
7
/
43,2
Febr.
1,66
71,9

33,80
60,4
6,21
67,6
45.116
72,6
13.516
36,4
117.-16
44,7
5816
80,3
5017
75,5
12.101-
34,6
851-
99,5
12
1
1
38,9
Mrt.

,
1,47
63,6

35,00
62,5 4,94
53,8
45.116
72,6
13.316
36,2
122.11- 146,6
5816
80,3
48110
72,9
12.816
34,3
851-
99,5
13
7
/1e
41,8
Apr.
1,35
58,4

31,60
56,4 4,20
45,8
42.1516
68,9 12.10(- 34,3
113.41-
43,2
58/6
80,3
4916
73,9
11.121-
32,1
851-
99,5
13
1
1
40,9
Mei

,,
1,26
54,5

30,85
55,1
4,1)75

44,4
39.616
63,4
11.10/6
31,6
104.171-
40,0
5816
80,3
481-
71,6
10.1316
29,5
851-
99,5
12
1
01
16

40,3
Juni
11
29
55,8

33,50
59,8
4,30
46,8
36.616
58,5
11.1116
31,8
106.216
40,5
5816
80,3
47/1
70,3
11.101-
31,8
851-
99,5
12
7
18
40,1
Juli

,,
1,32 57,1

37,75
67,4
4,40
47,9 34.141-
55,9
12.1516
35,1
112.516
42,9
5816
80,3
4819
72,8
12.111-
34,7
851-
99,5
1311
4

41,2
Aug.
1,30
56,3

36,00
64,3
4,98
54,2
32.151-
52,8
11.19/6
32,9
114.19/6
‘ 43,9
5816
80,3
4719
71,3
11.1416
32,4
851-
99,5
12
13
11
39,9
Sept.
1,27
55,0

32,25 57,6
5,775

62,9
30.316
48,6
11.41- 31,1
111.161-
‘ 42,7
5516
76,0
4617
69,5 10.19/- 30,3
9113
106,8
13
5
118
41,4
Oct.
1
1
24 53,7

26,25 46,9
6,27
5

68,4
28.216
45,3 10.9,6
28,8
101.116
38,6
461-
63,0
44/8
66,7
10.716
28,7
10613
124,3
1313116
43,0
Nov.


1,17
50,6

24,75 44,2
7,07
77,0
27.1916
45,1 11.51-
30,9
102.-1-
‘39,0
4416
61,0
43/6
64,9
10.1516
29,6
110(9
129,5
14
1
/
45,1
Dec.

,,
1,18
51,1

21,40
38,2
5,32
5

58,0
27.616
44,2
10.161-
29,6
98.1716
37,8
41/6
56,8
43/3
64,6
10.216
28,0
12216
143,3
14
5
116
44,6
Jan.

’32
1,16
50,2

25,75
46,0
4,71
51,3
27.14/6
44,7
10.141-
29,4
98.181-
37,8
4116
56,8
42/-
62,7
10.616
28,5
12013
140,7
13
7
18
43,2
Febr. »
1,34
58,0

27,75
49,6
3,79
41.3 26.41- 42,2
10.51-
28,1 99.216
37,9
4116
56,8
40/-
59,7
10.-!-
27,6
11916
139,9
14
43,6
Mrt.

,,
0,98 42,4

23,65
42,2
3,42
5

37,3
24.181-
40,1
9.91-
25,9 96.61-
36,8
441-
60,3
40/-
59,7
9.11/-
26,4
114/-
133,5
13
3
/
4

42,8
Apr.

,,
0,99
42,9

19,60
35,0
2,77
5

30,2
23.8!-
37,7
8.1616
24,2
84.15/6
32,4
45/-
61,6
37(6
56,0
9.2!-
25,2
11013
129,0
131
40,9
Mei

,,
0,82
35,5

19,65
35,1
2,88
31,4
21.61-
34,3
8.-/-
22,0 89.1316
34,2
44/-‘
60,3
3716
56,0
9.91-
26,1
11219
132,0
12
5
/
39,3
Juni

,,
1,11
48,1

24,25
43,3
3,08
33,5
20.1216
33,2
7.51-
19,9
84.91-
‘32,3
441-
60,3
3716
56,0
8.131-
23,9
113/6
132,7
12
5
18
39,3
Juli

,,
0,96
41,6
0,45
19,55
34,9
3,125 34,0
19.216
30,8
7.316
19,7
90.1716
.34,7
42/6
58,2
371-
5,2
8.616
23,0
1161-
135,7
12
3
/
38,5
Aug.,,
Sept.
0,76 0,84
32,9
0,58
17,90
32,0
3,72
40,6
22.416
35,8
7.1716
21,6
101.-!-
38,6
421-
57,5
3616
54,5
9.1316
26,7
11816
138,6′
12
13116
39,9
,,

10,81

36,4
0,65
19,70
35,2
4,64
50,5 25.81- 40,9
9.1016
26,1 109.916
41,8
421-
57,5
35/-
52,2 11.2/-
30,7
11819
138,8
13
40,5
Oct.

,,
0,82 35,5
0,73
25,50
45,5 5,73
62,4
22.5/6
35,9
8.7/-
22,9
105.13/6
40,4
41′!-
56,2
34/6
51,5 10.8/6
28,8
121/6
142,1
12
1
/
38,9
Nov.

,,
35,1
0,78
26,50 47,3
6,65
72,4
21.191-
35,4 8.4/6 22,6
104.716
39,9
401-
54,8
34/6
51,5
10.81-
28,7
12519
147,2
12
5
118
38,3
Dec.

,.
0,73
31,6
0,85
22,55
40,3
5,125
55,7
19.1216
31,6
7.916
20,5
100.1016
38,4
391-
53,4
34/6
51,5
10.71-
28,6
12519
147,2
1111
35,8
Jan.

’33
0,73

10,53

31,6
0,89
21,75
38,8 4,27
46,7
19.171-
32,0
7.81-
20,3
100.116
38,1
4016′
55,5
34/6
51,5
9.191
27,5
12218
143,5
111’118

36,4
Febr. ,,
0,65
28,1
0,91
20,60
36,8
4,35
47,4
20.3/-
32,5
7.71-
20,2
104.716
39,9
431-
58,9
34/-
50,7
9.151-
27,0
12015
140,8
1110/i
37,2
Mrt.

,,
22,9
0,99
19,40
34,6
2;80
30,5
20.-/6
32,3
7.101- 20,6
104.1813
40,1
431-
58,9
3417
51,6
10.71-
28,6
12015
140,8
12/1
38,7
Apr.
0,54
23,4
1,-
18,55
33,1
2,07
5

22,6
20.1116
33,1
7.1216
20,9
109.171-
42,0
431-
58,9
3516
53,0
10.816
28,8
12011
140,4
12131
1
8
39,9
Mei
0,52 22,5
1,-
21,80
38,9
2,49
27,1
23.616
37,6
8.61-
22,9
128.1716
49,2
4116
56,8
3616
54,5
10.131-
29,4
12316
144,4
13
1
14
41,2
Juni

»
0,52
22,5
1,-
23,50
42,0
2,50
272
25.71-
40,8
9.41-
25,3
151.101-
.57,9
421-
57,5
371-
55,2
11.1216
32,1
122’34
143,0
1311
4

41,2
Juli
0,55 23,8
1,-
18,50
33,0
2,60
28,3
25.161-
41,6
9.21-
25,0
148.116
56,5
4116
56,8
351
52,2 12.1/
33,3
1231104
144,9
12
7
/16
38,7
Aug.

»
0,63 27,3
1,-
18,90
33,8
3,574
38,9
24.51-
39,1
8.416
22,6
145.31-
55,5
41/-
56,2
351
52,2
11.71
31,4
125110
147,2
12
37,4
Sept. ,,
0,66
28,6 0,95
18,40
32,9
3,91
42,6
22.1616
36,8
7.161-
21,4
140.1716
53,8
39/6
54,1
34
1
6
51,5
10.1816
30,2
130111
153,1
11
15
/i
37,2
2 Oct.
0,90 3,95
43,6
22.1416
36,6
7.1416
21,2
142.915
54,4
38/6
52,7
351-
52,2
10.161-
29,9
133/5 156,0
1113116
36,8
9

,,
0,90
4,40

147,9
22.216
35,6 7.121-
1

20,9
143.121-
. 54,8
38/6
52,7
351-
,

52,2
10.1416
29,6
13311
155,7
1113116
36,8
26Sept. 1932 79 K.G. La Plata.
3)
Tot Jan. 1928 Western; vanaf Jan. 1928 tot 16 Dec. 1929 American No. 2. van 16 Dec. 1929 tot 26 Mei 1930 74/5 K.G. Hongaarsche
Arnerican No. 2, van 9 Febr. 1931 tot 23 Mei 1932 64/5 K.O. Zuid-Russische. Van 23 Mei-19 Sept. 1932 No. 3 Canada. Van 19 Sept. 1932 tot 24 Juli 1933 62163

BOUWMATERIALEN

.

KOLONIALE PRODUCTEN

U1EOUT
S T E E N E N
CACAO
COPRA
KOFFIE
SUIKER
THEE
INDEXCIJFER
,

Kolo-
Zweden!’ ‘
binnenmuur

buitenmuur
G.F.Accra
Ned._Ind.
Ribbed Smoked
,
Afl.N.-Ltheev:
Finland

d
per

per
so K.G. c.i.f.
per 100 K.G.
Rotterdam
1

Shet
R’dam!A’dam
Java- en Suma-
0d1
niale
ian
5
42.
per 1000 stuks per 1000 stuks Nederland
Amsterdam
per
1
1

K.G.
OCerOIIQ

n
per 100 K.G.
tratheep.’/2KG.
sto en,
den

1
0
1
f
%
f
0/
ph.
01
f
°!o
cts.
01
5h.
ol
o

f1.
°!o
cts.
Ol
o

1925
159,75
100
15,50
100,-
19,-
100,-
4216
100,-
35,87
5

100,0
61,375
100,0
2111,625
100,0
18,75 100,0
84,5
100,0
100.0
100.0
1926
153,50
95,1
15,75 101,6 19,50
102,6
491-
115,3
34,-
94,8 55,375
90,2
21-
67,4
17,50
93.3
94,25
111,5
96.0
. 102.6
1927
160,50
100,5
14,50
93,5
18,50
97,4
681-
160,0
32,621 90,9
46,875
76,4
116,375
51,6
19,12′
102,0
82,75
97,9
87.5
109.1
1928
151,50
94,8
12,-
77,4
18,50
97,4
5713
134,9
31,875 88,9
49,625
80,9
-110,75
30,2
15,85
84,5
75,25
89,1
84.6
97.4
1929
146,00
91,4
14,-
90,3
21,25
111,8
45110
107,9
27,375 76,3
50,75
82,7
-/10,25
28,8
13,-
60,3
69,25
82,0 81.9
85.5
1930
141,50
88,6
12,50
80,6
20,75
109,2 34/11
82,2
22,625
63,1
32
‘52,1
-15.875
16,5
9,60
51,2
60,75
71,8
66.0
64.3
1931
110,75
69,3
10,25
66,1
20,25
106,6
2215
52,8
15,37
5

42,9 25
40,7
-/3
8,4
8,-
42,7
42,50
50,3
48.8 48.6
1932
69,00 43,2
0,25 59,7
15,-
78,9
1916
4.5,9
13,-
36,2 24
39,1 -11,75
4,9 6,32
5

33,7
28,25
33,4
36.1
38.0
Jan.

’31
125.00
78,2
10,-
64,5
21,-
110,5
2614
62,0
18,25
50,9
28
45,6 -14,25
11,9
8,20
437
66,25
78,4
53.9
51.4
Febr. »
125,00
78
1
2
10,-
64,5
21,-
110,5
2212
52,2
18,125
50,7
26,25
42,8
-13,875
10,9
8,20
43,7
53
62,7
53.3 50.4
Mrt.

»
125,00
78,2′
10,-
64,5
21,-
110,5
2216
52,9
18,625
51,9
25,50
41,5
-13,75
10,5
8.30
44,3
45
53,3
52.9
48.0
Apr.

»
125,00
78,2
10,50
67,7
21,-
110,5
2217
53,1
17,50
48,8
24,75
40,3
-13,125
8,8
8,57
5

45,7 43
50,9
50.7 47.5
Mei
125,00
78,2
.10,50
67,7
21,-
10,5
2110
49,4
15,375
42,9
25
40,7
-13,125
8,8
8,50 45,3
40,25
47,6
48.3 45.5
Juni

»
110,00
68,9
10,50
67,7
21,-
110,5
2214
52,6
14,125
39,4
25,75
42,0

13,125
8,8
8,571
45,7
39,50
46,7
45.6 46.8
Juli
110,00
68,9
10,50
67,7
21,-
110,5
26
1
5
62,2
15,-
41,8
27
44,0
-3
8,4
8,77
5

48,6
38,25
45,3
46.6 50.0
Aug.
»
100,00
62,6
10,50
67,7
21,-
110,5
24
1
8
58,0
14,12
5

39,4
25,50
41,5

1
2,5 7,0
7,90
42,1
38,50
45,6
44.7
46.8
Sept.
»
100,00
62,6
10,50
67,7
19,-
100,- 22/7
53,1
13,375
37,3
23,75
38,7
-12,375
6,7
7,525
40,1
37,50
44,4
43.3
44.1
Oct.

»
100,00
62,6
10,50
67,7
19,-
100,-
21
1
0
49,4
13,25
36,9
23
37,5
-12,375
6,7
7,55 40,3
37,75
44,7
41.9
43.0
Nov.

»
100,00
62,6
10,50
67,7
19,-
100,-
2112
49,8
13,75
38,3
23
37,5
12,25
6,3 7,15
38,1
37
43,8
42.6 42.3
Dec.
82,50 51,6
10,-
64,5
18,50
97,4
1813
42,9
12,75
35,5
23
37,5

12,25
6,3
6,75
36,0
35
41,4
40.0 39.5
Jan.

’32
82,50 51,6
10,-
64,5
18,75
98,7
1719
41,8
13,12
5

36,6
23 37,5

12,125
6,0 7,35 39,2
32
37,9
38.5
39.1
,Febr.

82,50
51,6
10,-
64,5
18,75
98,7
18/t 42,6
14,50
40,4
23
37,5

1
2
5,6 7,05
37,6
30
35,5
38.3 38.3
.’Mrt.
70,00
43,8
9,75 62,6
18,-
94,7
21/9
51,2
14,75
41,1
23
37,5

11,625
4,6 6,25 33,3
31
36,7
31.0
39.7
‘Apr.

»
70,00
43,8
9,75 62,6
18,-
94,7
2016
48,2
14,-
39,0
23
37,5
-11,5
4,2 5,90
31,5
29,25
34,6
36.2 38.0
5
Mei

»
70,00
43,8 8,50 54,8
15,-
78,9
2016
48,2
13,25
36,9
23,50
38,3
-11,5
4,2
5,625 30,0 30,25
35,7
352
38.1
Juni

»
70,00
43,8 8,50 54,8
15,

78,9
2016
48,2
12,375
34,5
24
39,1
-11,375
3,9 6,30
33,6
28,50
33,7
34.2 38.7
Juli’

»
67,50
42,3 8,50 54,8
15,-
78,9
20/
1

47,3
12,375
34,5
24
39,1
-11,375
3,9
6,70
35,7
23,75

28,1
34.3 37.6
Aug.
»
63,00
39,4 8,50
54,8
15,-
78,9 20
1
7
48,4
12,375
34,5
24
39,1

1
1,75
4,9
6,57
5

35,1
22,75
26,9
35.9 31.4
Sept.
,,
60;00
37,6
8,75
56,5
15,-
78,9
2112
49,8
12,75
35,5
25,25
,
41,1

12,125
6,0 6,52
5

34,8
23,75
28,1
37.8

38.5
Oct.
63,50
39,7

58,1
14,50
76,3
1818
43,9
12,375
34,5
26,50
43,2
-11,75
4,9 6,32
5

33,7
28,50
33,7
36.2 38.7
Nov.
63,50
39,7
9,50 61,3
14,25
75,0
1716
41,2
12,125
33,8
24,50
39,9
-11,75
4,9 5,87
5

31,3 30,75
36,4
35.3 37.2
Dec.,,
65,00
40,7

64,5
13,75
72,4

1
1714
40,8
11,75
32,8
24
39,1
-1
1
,
7
5
4,9 5,50 29,3
28,25
33,4
34.0
35.7
Jan.

’33
70,00
43,8
9,25
59,7
13,50
71,1
1616
38,8
11,50
32,1
24
39,1
-11,625
4,6
5,375
28,7
25 29,6
33.2
34.1
Febr.
»
70,00 43,8 9,25
59,7
13,-
68,4
1519
37,1
10,625
29,6
23,75
38,7
-11,5
4,2
5,60
29,9
26,75
31,7
32.1
34.4
Mrt.

»
70,00 43,8 9,50 61,3
12,25
64,5
16
1
3
38,2
10,375
28,9
23,50
38,3

1
1,5
4,2
6.-
32,0
26,25
31,1
32.4
34.9
Apr.

»
70,00
43,8 9,75
62,6
12,75
67,1
1515
36,3 9,50
26,5
23,50
38,3

11,625
4,6 6,07
5

32,4
27,50. 32,5
32.8 34.9
Mei

»
70,00 43,8 9,50
61.3
12,50
65,8
16
1
6
38.8 9,50
26,5
23
37,5
-12
5,6
6,02
5

32,1
26,50
31,4
34.2 35.0
Juni

»
72,50 45,4
10.-
64,5
13,-
68,4
1811
42,6
10,-
27.9
22,50
36,6,
-12,375
6,7
6.35
33,9
31
36,7
37.2 37.5
Juli

»
75,00 46,9
10,25
66,1
13,-
68,4
1718
41,6
9,4751
26,4
22,50
36,6»

/2,625
7,4
5,925 31,6
33,50
39,6
38.2
37.4
Aug.

,,
75,00 46,9
10,50
67,7
13,-
68,4
16
1
5
38,6
8,75
24,4
20,75
33,8

/2,625
7,4
‘5,275
28,1
35,25
41,7
36.5 35.6
Sept.
»
80,00
50,1
14/5′
33,9
8,25
23,0
19,75
32,2
-/2,5
7,0
5,375
28,7
36,75
43,5
36.7 34.6
2 Oct.
80,00
50,1
.
13/S
31,6
7,375
20,6
18,50
30,1,,

/2,6875
7,5
4,75
25,3
40,75
4
)
48,2
36.4 32.9

9

,,
80,00
50,1
12
1
2
28,6
7,371

20,6
18,50
30,1

1
2,5625
7,2
4,87
4

26,0 36.2
33.2
N.8. Alle Pondennoteering vanaf 21 Sept. ’31 zijn op goudbasle omgerekend; de Dollarnoteeringon vanaf 20April
1
33 zijn In verhouding van de depreclatle
an den Dollar t.o.v. den Gulden verlaagd.

808

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

11 October 1933

gemaakt werd, te onderteekejien. De ondervolgencic slot-
notecringen zijn 2 k 3 punten beneden het vorige slot:
Oct. 1.38, Dec. 1.43, Jan. 1.42 en Mrt. 1.47, terwijl d
laatste iioteering voor Spot Centr. 3.53 bedroeg.
De ontvangsten in de Atlantische havens der Ver. Sta-
teii bedroegen deze week 32.000 tons, de versmeltingen
48.000 tons tegen 58.000 tons verleden jaar en de voor-
raden 237.000 tons tegen 199.100 tons.
De laatste C u b a-statistiek is als volgt:
1933

1932

1931
tons

tons

tons
Productie …..(Raming) 1.994.528 2.602.864 3.122.180
Ontvangsten ………….6.426 12.515 34.845
Totaal sedert 111 ……..974.590 1.476.968 1.866.463
Verschepingen ………..21.411 39.979 69.930
Voorraad

……………619.138

805.507

1.091.875
In E iig e 1 a n cl was de markt deze w’eek zeer rustig
met een vasten ondertoon. In ruwsuiker ging zoo goed
als niets om, terwijl ook
01)
de L o n d e ii s e h e termijr-
markt niet veel zaken gedaan werden. De noteeringen
konden echter gaandeweg iets aantrekken.
De N.I.V.A.S. verkocht op J a v a ea. 24.000 tons Su-
perieur en ca. 11.000 tons bruine suiker.
Van de 116 fabrieken hebben 71 fabrieken de campagne
beëindigd. Het gemiddelde rendement bedraagt 6 quintaal
per H.A. meer dan verleden jaar.
Na een flauw begin herstelde zich de markt h i e r te
1 a ii d e en konden de noteeringen op de A m s te r d a m-
s c h e termijnmarkt iets verbeteren. Het slot luidde als
volgt: Dec.
f
4%, Mrt.
f
5.- en Mei
f
5%.

KOFFIE.
In de afgeloopen week bleef de markt in lustelooze
stemming verkeeren. De kost- en vrachtaanbiedingen van
Brazilië waren 10 A 15 dollarcents lager, doch door de
stijging van den dollarkoers komen deze, in Nederlandseli
geld omgerekend, een fractie hooger uit dan een week
geleden.
Uit de heden bekend gemaakte weekstatistiek van Bra-
zilië is gebleken, dat in de vorige week van Santos naar
Europa slechts verscheept zijn 35.000 balen tegen 199.000
balen in de week daarvOOr en naar de Vereenigde Staten
15.000 balen tegen 210.000 balen. Verscheept werden van
Rio naar Europa 34.000 balen tegen 53.000 balen en naar
de Vereenigde Staten 15.000 balen tegen 41.000 balen.
Als verkocht door Santos w’orden opgegeven naar Europa.
46.000 balen tegeis 141.000 balen en naar de Vereenigde
Staten 29.000 balen tegen 176.000 balen.
Volgens opgave werd de vorige week niets vernietigd:
i)e geheele hoeveelheid, welke vanaf het begin in 1931 tot.
30 September 1933 vernietigd is, bedraagt volgens offi-
cieele opgave van den Nationalen J.offieraad:
6.948.000 balen te Santos

1.530.000

,,

,, Rio de Janeiro

633.000

,,

,, Vietoria

13.500.000

.,

in Sao Paulo

496.000

,,

op verschillende andere plaatseli

tezamen 23.107.000 balen.
De uitllingen van Nederlandsch-iudië in de maand
Augustus hebben bedragen: naar Nederland 33.016 picols,
naar de Vereenigde Staten 1.900 pie., naar Scandinavië
16.442 pic., naar Frankrijk 28.905 pic., naar overig Euro-
pa 30.110 pie., totaal 110.373 pic. tegen 223.462 pie. in
Augustus 1932. Van 1 Januari tot 31 Augustus bedroegen
de uitklaringen dit jaar 570.704 pic. tegen 935.461 pie.
verleden jaar.
])e kost- en vrachtaanbiedingeu van Brazilië zijn op
het oogenblik, onder aftrek van het op ca. 15 dollarcents geschatte voordeel van de bijlevering der bekende bonus
van 10 %, voor gewoon goed beschreven Superior Santos
oj) prompte verscheping ongeveer $ 9.40 ii 9.85 per cwt. en
voor dito Prime ongeveer $ 9.55 h 10.05, terwijl zij voor

AANVOEREN in t

Rio type New-York 7 met beschrijving, proinpte versche-
ping, bedragen $ 8.10 ik 8.20. Bij den dollarkoers van heden
staan deze aanbiedingen gelijk met onderstaande prijzen
111
gouciclollars :
Santos Superior –
$
6.20 1 6.50
11

Prime


,, 6.30
9.
6.65
Rio 7

– 5.45 9.5.50
wat, in vergelijking met een week geleden, 0.05
9.
0.15
gouddollar per cwt. hooger is.
De prijzen in de eerste hand in Nederlandsch-Indië zijn
onveranderd 9. % ct. lager dais een week geleden. Zij zijn
thans aan te nemen op:
Palembang Robusta, October-verscheping, 11 ct.; Ben-
koelen Robusta, October-vei-schepiug, 14X ct.; Mandheling
Robusta, October-verscheping, 12 ct.; W.I.13. faq. Robus-
ta, October-verscheping, 14 ct., alles per %’ EG., eif,
uitgeleverd gew’icht, netto contant.
Aan cle Rotterdamsche termijimarkt liepen dc notee-
ringen nog %
9.
% ct. terug en deze zijn thans voor Oc-
tober 10% December 10%, Maart 10
7
1
8
, Mei
107/8
en Sep-
tember iO
7
1
s
per % K.G.
De officiecle loco-notecringen bleven alhier ongewijzigd
19 et. per
34
K.G. voor Superior Santos en 18% ct. voor
Robusta.
De slotnotccringen te New-York varen:
Gemengd contract

Santos contract
(basis Rio No. 7)

(basis Santos No. 4)
Dec. Mrt. Mei Sept. Dec. M.rt. Mei Sept.
9October . $ 5.85 5.95 6.- 6.13 8.17 8.29 8.35 8.64
2 October .,, 5.96 6.05 6.13 6.25 8.37 8.47 8.56 8.72
25September ,,6.12 6.22 6.31-.- 8.49 8.63 8.69-.-
18 September ,,6.22 6.35 6.45-.- 8.71 8.82 8.90-.-
De dezer dagen verschenen Statistiek van de Firma G. Duuring & Zoon te Rotterdam geeft aan, dat in Septem-
ber de aanvoer geweest is als volgt (in balen)
1933

1932

1931
in Europa ……………818.000

627.000

936.000
Ver. Staten van Amerika

936.000

750.000

738.000

Totaal ….1.754.000 1.377.000 1.674.000
De Aanvoeren in Europa en in Amerika tezamen gedu-
rende de eerste negen maanden van het jaar bedroegen
17.204.000 balen tegen 15.977.000 balen in 1932 en
19.582.000 balen in 1931.
De Afleveringen in September waren (in balen)
1933

1932

1931
in Europa ……………807.000

885.000

948.000
Ver
Staten van Amerika 1.029.000

883.000

775.000

Totaal…. 1.836.001.768.000 1.723.000

De Afleveringen in Europa en in Amerika tezamen
gedurende de eerste negen maanden van het jaar waren
16.633.000 balen tegen 16.701.000 halen in 1932 en
18.102.000 balen in 1931.
Vanaf 1 Juli tot 30 September waren de Aanvoeren
in Europa en in Amerika tezamen 5.536.000 balen tegen
3.748.000 balen in 1932 en 5.422.000 balen in 1931, ter-
wijl de Afleveringen bedroegen 5.316.000 balen tegen
4.963.000 halen in 1932 en 5.234.000 balen in 1931.
De zichtbare voorraad was op 1 October in Europa
2.155.000 balen tegen 2.144.000 balen
01)
1 September. In
Amerika bedroeg hij 1.151.000 balen tegen 1.244.000 balen
01) 1 September. In Europa en in Amerika tezamen was
cle voorraad dus
01)
1 October 3.306.000 balen tegen
3.388.000 balen 01) 1 September. Hij bedroeg op t October
1933- 3.330.000 balen en
01)
1 Oct. 1931

3.999.000 balen.
De zichtbare wereldvoorraad was 01) 1 October 7.109.000
balen tegen 6.891.000 balen op 1 September en 5.677.000
halen verleden jaar (in deze cijfers zijn niet begrepen de
voorraden in liet binnenland van ilrazilië, waarvan cle
cijfers vau 1. October nog niet bekend zijn, doch die op
1 Scptemher bedroegen 13.349.000 balen en op 1 October
1932 ca. 22.500.000 balen). Rotterdam, 9 October 1933.

)flB
van
1000 KG.

Artikelen

Rotterdam
Amsierdam
Totaal


1110 Oct.
Sedert
Overeenk.
.

1/10 Oct.
Sedert
Overeenk.
1933
1932
1933
1Jan.
1933
tijdvak
1932 1933
1 Jizn.
1933
tijdvak
1932

34.9
2
9
1.153.333
1.087.299

21.611
7.800
1.174.944
1.095.099
Tarwe

……………..
306.060
392.231

6.369
1.993
312.429
394.224
Rogge

……………..8.7
38
18.240
18.886

25
52
18.265 18.938
Boekweit ……………1.750
Mais ……………….
2
0.356
830.632
1.036.289
19.465
162.445
271.226
993.077
1.307.515
11.8
48
320.164
351.085
5.915
32.058
24.873 352.222
375.958
935
108.296
145.481
502
3.808
3.241
112.104
148.722
Lijnzaad

…………
.
338
162.571
224.724
7.428
197.402
312.902
359.973
537.626

Gerst

……………..
Haver

……………….

6.025 93.729 75.468

200
50
93.929
75.518
Lijukoek

……………
280 14.050
19.548

5.271 10.425
19.321
29.973
Tarwemeel

……………
Andere meelsoorten


2.791
41.587 34.226

7.797
10.501
49.384 44.727

11 October 1.93

DE TWENTSCHE B

GEVESTIGD. TE AMSTERDAM –

Maandstaat op 30 $eptember 1933

DEBET

Aandeelhouders nog te storten 90 pOt. op .aandeelen
B.

waarvoor waarborg gedeponeerd ………………….•.

. 1

f

409.500,-

Deelnemingen in diverse ondernemingen

2.577.016,70

Effecten van Aandeelhouders ten eigen gebruike

24.577.800,-

Kassa en de Nederlandsche Bank ……………
………

16.058.677,90

Wissels en Coupons

………………………. . ………

24.233.267,25

Nederl. Schatkistbilletten en -Promessen

48.354.013,88

Daggeldleeningen ………………………………
……
500.000,—

Bankiers in Binnen- en Buitenland ………………….

12.964.638,52

Eigen Effecten en Syndicaten …………………………

7.580.635,49

Effecten van het Zieken- en Pensioenfonds ……………….

,,

2.927.940,18

Prolongatiën gegeven ………………………. ……..

9.895.915,-

Debiteuren

……………………………………..f126.838.628,06

af: loopende Promessen …………………………..,, 14.232.000,—

•- •

112.606.628,06

Gebouwen ……………………………………….

8.000.000,-

Totaal ……
f
270.686.032,98

CREDIT
.

Kapitaal …………… ………………….. ……..

f

40.000.000,-

Rese
rvefonds ………………………………………

.

is.000.000,-

Aandeelhouders voor gedeponeerde Effecten als waarborg

voor 90 pOt. storting op aandeelen B …………….
f

409.500,-

in Leen-iDepot …. …………………….. ……..

..24.168.300,-

Zieken- en Pensioenfonds ……………………………

Deposito’s ……………………………………….

Saldo te ontvangen en te leveren Effecten …………..

Crediteuren ………………………………………
f
107.055.385,48

in vreemde

luta

…….. . ………………. ,,

10.878.548,31

24.577.800,-

6.427.179,85
62.682.653,71

755.036,64

Te betalen Wissels ………………………………..

Geaccepteerd door derden…………………………..

Diverse Rekeningen ……………………….. ………..

117.933.933,79
1.264.507.84

300.295,97

1.744.625,18

Totaal……
f
270.686.032,98

11 OCTOBE1 1938

18e JAARCTANO No. 98

4 pCt. Tweede

Nederlandse ‘ he Staatsleening 1933

uitgegeven krachtens de Leeningwet 1933 (Staatsbiad No. 124)

groot nominaal f 20.05000a0000-

waarvan reeds is geplaatst 1
30.000.000.—,
terwijl bovendien de deelnensing is verzekerd
tot een bedrag van
f73.000.000.—.

KOERS. VAN UITGIFTE 99 pCt.

Schuidbewijzen aan toonder groot fl000.-, f500.- en f 100.-

Aflosbaar il pan, bij uitloting, in ten hoogste 40 jaar, te beginnen 1 November 1934.

RENTENDE .4 pCt.

De coupons zijn betaalbaar per 1 11I:e1 en.
1
Novemker.

De inschrijving geschiedt:

• op Dinsdag,17 October1933

van des voormiddags
9
tot des namiddags 4 uur,

bij

de
NEDKRIANDSCILE KAiTDEL-i1AA.TSCI1A-PPIJ, N.V.
te Anistcrdaun,
Rotterdam en ‘s-Gra-
venhage.
(le AMSTEJtDA11ESCI{E
BANK, N.V. te Amsterdam, Rotterdam eis ‘s-Gravcnhngc.
de BANK-ASSOCIATXE
te Amsterdam, Rotterdam en ‘s-Gra.veiihage.
Wertiseini & Gompertz
1834
en Credietvereeniging
1853,
N.Y.
de, BANQUJi
EE J’AIIIS ET DES rAYS-BAS
te Amsterdam.
DE TWE1TTSC1LE
BANK, N.V. te Amsterdam, Rotterdam en ‘s-Gravcnlinge.
IIEL»RING & PIERSON
te ‘s-Gravenlsage.
ItOPE & Co. te Amsterdam. de INCASSO-BANK, N.V. te Asusteidans, Rotterdam en ‘s-Gravenliage.
LIrpau:ANiT, ROSEIVTIIAL
& Co. te Amsterdam.
ii. I1LEES & ZOONEN te Rotterdam en ‘s-Gravenhsngc.
te
NEDERLAI)SCH IIVI)IS0i E IIANDELSBANK, X.V.
te Amsterdam, flottrdam en ‘s-Gravenhage.

iie
NEDEItLAN:DsCn-IDISca(E IOSCO3EPTO-11IAATSCUAPPIJ
te Amsterdam, Rotterdam en
‘s-ravenha ge.
IERS0N & Co. te Amsterdam:
de ILOTTEXDA1111SCHIE
UANKV.EIiEIONIG-LvG. N.V.
te Amsterdam, Rotterdam en ‘s-Gravenlsage.
GEBE.. TEIXIOIRA i)E u:ATTos te Amsterdam.
VEJUREEKt & CO. te Amsterdam.

11e gelegenheid tot insclsrij.ving is eveneens opengesteld bij liet Agentsehap van Iset
1iinisterie
van F’ina.nciiin te
Ans sterdam.
Inschrijv lngsbilj etten en prospectussen zijn hij deze kantoren kosteloos verkrijgbaar.
De
STORTING-
van het verschuldigde wegens toegewezen echuldbewijzen moet geschieden ten kantore van
inschrijving, op:

Woensdag 1 November 1933

Voor verdere bijzonderheden raadplege men het Prospectus.

De Minister van Financiïn

‘S-GRAVKNHAGE, 9 October 1933.

OUD.

Vraagt proefnummers van

ADMINISTRATIEVE ARBEID

aan de administratie: Wijnhaven 113, Rotterdam

NJJGH & VAN DITMAR NV., DRUKKERS, ROTTERDAM

Auteur