Een brug die open staat, een agenda die kwijt is of een oma die opeens ziek is geworden. Elke middelbareschooldocent hoort dit soort excuses regelmatig langskomen, maar kan vaak moeilijk beoordelen of het waar is of een leugen. Hoe vaak liegen middelbareschoolleerlingen eigenlijk en verschilt dat tussen jongens en meisjes?
Liegen is lastig te onderzoeken. Het is bijvoorbeeld niet aannemelijk dat mensen die vaak liegen, dat in een vragenlijst eerlijk zullen invullen. Daarom is er gekozen voor een experiment met de zogenaamde dobbelsteenmethode (Fischbacher en Föllmi‐Heusi, 2013). Dit gaat als volgt. Een proefpersoon wordt gevraagd om een getal tussen 1 en 6 in gedachte te nemen en dit niet aan de onderzoeker te vertellen. Daarna moet de proefpersoon met een dobbelsteen gooien en aan de onderzoeker vertellen of het gegooide aantal ogen hetzelfde is als het getal dat hij of zij in gedachte heeft.
Met de dobbelsteenmethode kan niet direct geobserveerd worden of een proefpersoon liegt, maar gemiddeld zal ongeveer één op de zes leerlingen het juiste getal in gedachte hebben. Als dan een fractie x zegt goed gegokt te hebben, dan is de fractie van de populatie die liegt gelijk aan (x−1/6) / (1−1/6).
Voor dit onderzoek zijn 203 medeleerlingen uit 44 verschillende klassen gevraagd om mee te doen. De onderzoekers gingen daarvoor tijdens vrijgeroosterde uren en tussenuren naar de klassen om docenten te vragen of zij een paar leerlingen hadden die mee konden doen aan het onderzoek. Voordat deze proefpersonen het dobbelsteenspel gingen spelen, vulden ze een korte vragenlijst over hun persoonskenmerken in.
De proefpersonen werden willekeurig ingedeeld in drie groepen. De eerste groep kreeg niets als zij goed gokten, de tweede groep kreeg fruit (appel of mandarijn) als zij goed gokten en de derde groep kreeg in dit geval iets met chocolade (bijvoorbeeld een mini-mars). Ondanks dat de willekeurige indeling wat ad hoc is uitgevoerd, is de samenstelling van de drie groepen erg vergelijkbaar (gemeten naar de kenmerken van de leerlingen uit de vragenlijsten).
Resultaten
Tabel 1 geeft aan welk percentage van de proefpersonen in de verschillende groepen liegt. In totaal is dat ongeveer 27 procent als ze niets krijgen, en dit verandert niet significant als er fruit of chocolade beloofd wordt. Er zijn wel verschillen tussen jongens en meisjes. Van de jongens liegt iets meer dan 30 procent, onafhankelijk van wat het voor ze oplevert. Meisjes liegen significant minder dan jongens, zolang er geen chocolade beloofd wordt. Dat jongens drie keer zo vaak liegen komt overeen met wat er vaak in de populair-wetenschappelijke literatuur beweerd wordt. Als er wel chocolade beloofd wordt, dan liegen meisjes net zo vaak als jongens – en dus veel vaker dan normaal.
De vragenlijsten geven informatie over kenmerken van de proefpersonen. Dit hebben we geprobeerd te relateren aan hoe vaak leerlingen liegen. Maar er blijken geen persoonskenmerken anders dan geslacht te zijn, die sterk geassocieerd worden met liegen. Leerlingen die beter zijn in de exacte vakken, liegen net zo vaak als leerlingen die beter zijn in talen. Leerlingen uit de hogere klassen liegen iets minder vaak als het nergens om gaat, of alleen om fruit, maar iets vaker als ze er chocolade mee kunnen verdienen. En het maakt niet uit of een leerling de jongste thuis is of een jongere broer of zus heeft.
Gedragsonderzoek door scholieren
Het Stedelijk Gymnasium in Leiden organiseert elk jaar het Science4U-project om leerlingen kennis te laten maken met het doen van wetenschappelijk onderzoek. Groepjes leerlingen uit de tweede en derde klas voeren onder begeleiding van een vijfdeklasser en een onderzoeker van een universiteit een kort onderzoeksproject uit en houden daar een presentatie over. Deelname aan Science4U is vrijwillig.
Dit onderzoeksproject laat zien dat leerlingen in de onderbouw van de middelbare school in staat zijn om onderzoek te doen naar menselijk gedrag en de prikkels die dit gedrag beïnvloeden. Gedragsreacties zijn vaak veel lastiger vast te stellen dan een eenheid of grootheid in een natuurkundig experiment, waarbij het voornamelijk gaat om nauwkeurig meten. Dit soort experimenten kunnen economie op de middelbare school veel levendiger maken dan de voornamelijk theoretische leerboeken, en het onderwijs beter laten aansluiten bij de trend dat economisch onderzoek steeds empirischer wordt.
Literatuur
Fischbacher, U. en F. Föllmi-Heusi (2013) Lies in disguise – an experimental study on cheating. Journal of the European Economic Association, 11(3), 525–547.