Is Nederland de smeerpoets
van Europa?
In ESB van 24 juni jl. betoogden R. van der Laan en A. Nentjes dat
Nederland qua milieugedrag veel slechter scoort dan alle omringende
landen. Maar hoe hard zijn die conclusies over de rangorde op milieugebied eigenlijk? Is Nederland echt de smeerpoets van Europa?
Milieukengetallen
Met de opkomst van de milieustatistieken in een groot aantal landen
komt gaandeweg een enorme hoeveelheid detailinformatie beschikbaar over het milieu. Daardoor
neemt de behoefte sterk toe om de
informatie samen te vatten in een
handvol kengetallen, die liefst ook
nog een zinvolle internationale vergelijking toelaten. Diverse internationale organisaties buigen zich de laatste jaren over de samenstelling van
zo’n set kengetallen (vaak indicatoren genoemd). Vorig jaar presenteerde de OESO een voorlopige serie
kengetallen (‘environmental indicators’) op basis van enquêtes onder
de nationale statistische bureausl.
Van der Laan en Nentjes hebben
deze OESO-cijfersgebruikt om een
klassement van milieugedrag te maken van een tiental Europese landen2. De dertien kengetallen die ze
hanteren zijn: aantal auto’s, energieverbruik, waterverbruik, kunstmestgebruik, broeikasgasemissies, emissie van SOx,emissie van NOx,
hoeveelheid huisvuil, behandeling
van afvalwater, aandeel beschermd
natuurgebied, import van tropisch
hout, intensiteit van het houtgebruik
en mate van wateronttrekking. België heeft aan de OESO slechts beperkt informatie geleverd en doet
daarom in de tienkamp niet mee. In
een aparte vergelijking van België
met Nederland hebben Van der Laan
en Nentjes de acht van de dertien bovenstaande kengetallen gebruikt
waarover België wèl alle informatie
heeft verstrekt plus enkele andere
parameters: het nitraatgehalte en
zuurstoftekort van Maaswater en het
percentage bedreigde diersoorten.
Per kengetal is een klassement gemaakt; deze klassementen zijn vervolgens samengevoegd in hoofdcategorieën: de milieudruk per km2, de vuiluitstroom per km2 en de ‘zorgvuldig-
ESB 30-9-1992
heid’, die wordt afgemeten aan de behandeling van het afwalwater, de hoeveelheid beschermd gebied, de import van tropisch hardhout, het houtgebruik en de wateronttrekking. Tevens is een eindklassement bepaald.
Om het simpel te houden zijn de kengetallen onderling niet gewogen.
Tegen de gangbare opvatting in
komt Nederland erg slecht uit de
bus, zowel per inwoner bekeken als
per km2 en per eenheid bnp. Zelfs
België doet het op milieugebied beter. In de woorden van Van der Laan
en Nentjes: “Hoe men het ook wendt
of keert: Nederland is de smeerpoets
van Europa”.
Kanttekeningen
We willen Nederland niet schoon
pleiten, maar enige nuanceringen
zijn op hun plaats. Er zitten meer haken en ogen aan de vergelijking tussen landen dan de auteurs lijken te
onderkennen.
• De cijfers van de diverse landen
zijn niet allemaal goed vergelijkbaar.
Dat komt doordat de milieustatistieken nog in ontwikkeling zijn. Ondanks inspanningen van de OESO
en andere internationale organisaties
om milieucijfers te standaardiseren,
zijn er nog aanzienlijke verschillen
in definities, classificaties, meetrnethoden, meetfrequenties, beschikbare gegevens en dergelijke tussen landen. Zo wordt in het cijfer voor het
waterverbruik in het ene land het
verbruik door de landbouw meegeteld en in het andere land niet. De
technische appendix bij de OESOuitgave staat dan ook bol van de open aanmerkingen bij de cijfers. Sommige cijfers zijn goed vergelijkbaar
(energieverbruik bij voorbeeld),
maar andere niet (bij het percentage
beschermd gebied bij voorbeeld spelen definitieverschillen nog een grote rol). De OESO maant dan ook tot
voorzichtig gebruik.
• De gebruikte set kengetallen is
onevenwichtig. Zo zijn vijf van de
dertien parameters sterk verbonden
met het energieverbruik (energie,
broeikasgas, SOx,NOx, aantal
auto’s), terwijl andere belangrijke parameters geheel in de vergelijking
ontbreken, zoals de verspreiding
van milieugevaarlijke stoffen en de
jacht- en recreatiedruk in natuurgebieden. Het is dan ook de vraag of
een andere selectie van kengetallen
niet tot een ander resultaat zou leiden. Zou bij voorbeeld het lood- en
kopergehalte in rivierwater worden
vergeleken dan zou de uitslag misschien anders zijn: die gehalten zijn
in de Nederlandse Maas een stuk lager dan in het Belgische Maaswater
en in de Franse Seine3.
• Niet alle kengetallen zijn goed te
interpreteren in termen van milieugedrag. Een voorbeeld is de waterontrekking per land ten opzichte van
de jaarlijkse beschikbaarheid door
de neerslag en de aanvoer met rivieren. Dat cijfer heeft meer met geografische factoren te maken dan met milieugedrag; zo heeft Nederland bij
dit kengetal het grote voordeel van
de Rijndie ons land binnenkomt.
Een ander voorbeeld: het percentage
bedreigde diersoorten vergeleken
tussen België en Nederland hangt
niet alleen af van het verschil in milieugedrag, maar tevens van verschillen in klimaat en bodemgesteldheid;
die factoren bepalen mede het type
ecosystemen en de omvang daarvan
in een land en daarmee de schaarste
en mate van bedreiging van diersoorten. En zeker de trekvogels houden
zich niet aan landsgrenzen; ook menselijk handelen in andere landen
beïnvloedt hun aantallen sterk. Bovendien is het ogenschijnlijk een verbetering als een soort geheel verdwijnt: het percentage bedreigde
diersoorten daalt dan immers. Ook
het hanteren van milieukwaliteitsparameters, zoals het nitraatgehalte in
Maaswater, is riskant; deze zijn niet
direct te interpreteren naar milieugedrag. Aangezien de Maas door België naar Nederland loopt, moet eerst
voor het Belgische aandeel worden
gecorrigeerd, wat de auteurs niet
doen.
1. OESO, Environmental indicators. A
preliminary set, Parijs, 1991.
2. R. van der Laan en A. Nentjes, Het Nederlandse milieu in Europees perspectief,
E5B, 24 juni 1992.
3. OESO, OECD environmental data.
Compendium 1991, Parijs, 1991.
Nederland- België: onbeslist
De vraag is natuurlijk in hoeverre
deze kanttekeningen
van belang zijn
voor het eindklassement.
Om daarvan een indruk te krijgen bekijken
we de tweekamp België-Nederland
opnieuw. Zoals gezegd heeft België
aan de OESO niet alle informatie geleverd die nodig is om volwaardig
aan de tienkamp mee te doen. Maar
een deel van de cijfers over België
met betrekking tot de ontbrekende
kengetallen is te vinden in de reeds
genoemde OESO-uitgave4. Die fragmentarische cijfers zijn voldoende
om de orde van grootte van die kengetallen te bepalen. Daarbij zijn we
aan de voorzichtige, voor België gunstige, kant gebleven. We geven voor
een tweekamp tussen Nederland en
België de voorkeur aan die fragmentarische cijfers boven de aanvechtbare milieukwaliteitskengetallen
nitraatgehalte en zuurstoftekort in
Maaswater en het percentage bedreigde diersoorten (tabel 1). Alleen
bij het waterverbruik bleek geen duidelijke winnaar aan te wijzen.
Bij Van der Laan en Nentjes wordt
Nederland door België verslagen op
drie van de vier onderdelen en op
acht van de elf kengetallen. Onze
vergelijking leidt tot een gelijk spel
of een nipte overwinning voor Nederland (kengetallen: zes tegen zes;
onderdelen: Nederland-België
twee
tegen een). Met een andere keuze
van kengetallen (in dit geval zelfs
kengetallen die beter in de systematiek van Van der Laan en Nentjes passen) verandert dus de uitslag. Ook
de slechte vergelijkbaarheid
van een
aantal kengetallen zal gevolgen kunnen hebben voor het klassement. Gezien de eerder genoemde kanttekeningen durven wij er de handen niet
voor in het vuur te steken dat tabel 1
een goed beeld geeft van het verschil in milieugedrag.
van wel allemaal aan Nederland zou
moeten toerekenen. Er zijn twee invalshoeken5: als je je concentreert
op het gedrag van producenten
per
land, dan telt inderdaad alle uitstoot
van verontreiniging
in Nederland
mee; als je let op de consumptie per
land, dan kom je op lastige toerekeningsvragen als welk deel van de
vervuiling door de olieraffinaderijen
in Nederland is toe te schrijven aan
het eigen gebruik van de eindprodukten en welk deel is aan het buitenland toe te schrijven? Welk deel
van de milieu-effecten van de vleesproduktie in Nederland moet worden toegerekend
aan afnemers in
Nederland en welk deel aan ornringende landen? Kiest men voor de
produktie-invalshoek,
dan zal Nederland waarschijnlijk altijd slechter beoordeeld worden dan wanneer men
kiest voor de consumptie-invalshoek.
Conclusie
Er is nog een hele weg te gaan voordat het milieugedrag van landen
goed kan worden vergeleken. Dat
vergt zowel een verdere standaardisatie van milieucijfers als een verdere ontwikkeling van methoden om
die cijfers zinvol te interpreteren.
Het artikel van Van der Laan en Nentjes is dan ook meer een prikkel tot
verdere gedachtenvorming
over kengetallen dan een basis voor de conclusie dat Nederland de grootste
smeerpoets van Europa is.
a
België
Milieudruk
• auto’s per 100 inwoners
• energie TOE/inw.
• waterverbruik
m3/inw.
• kg N kunstmest/inw.
Rangorde milieudruk
Vuiluitstroom
• broeikasgas ton/inw.
• SOx kg/inw.
• NOx kg/inw.
• huisvuil kg/inw.
Rangorde vulluitstroom
37″
4,6′
980
19,8
2
5,3
40′
30
313
1
Zorgvuldigheid
• behandeling
afvalwater % <75″
2,6′
• beschermd gebied % opp.
12,5
• import tropisch hout %
0,62
• houtkap % aangroei
>50″
• wateronttrekking
%
2
Rangorde zorgvuldigheid
NL
36
4,4
980
28,4′
1
6,4″
17,3
37,9″
467′
2
90
4,4
26,5″
0,95 •
16,1
1
a. Weggelaten ten opzichte van Van der
Laan en Nentjes zijn nitraatgehalte,
zuurstoftekort en het percentage bedreigde
diersoorten. Toegevoegd zijn water/inwoner, SOx, NOx, behandeling
afvalwater en wateronttrekking.
b. TOE = tonnen olie-equivanten.
c. ” geeft hoogste milieubelasting
aan.
Bron: OESO, Environmental indicators.
A pre/iminary set, Parijs, 1991; OESO,
OECDenvironmental data. Compendium 1991, Parijs, 1991.
A. van Strien
R. Meijer
De auteurs zijn werkzaam bij de afdeling
Natuurlijk Milieu, hoofdafdeling
Landbouwstatistieken
van het Centraal Bureau
voor de Statistiek te Voorburg. Met dank
aan een aantal CBS-collega’s voor commentaar.
Toerekeningsproblemen
Hoewel de precieze plaats van Nederland in het eindklassement
dus
onzeker is, zal Nederland in ieder geval niet hoog eindigen. Dat komt
doordat Nederland een energie- en
grondstoffenintensieve
produktiestructuur heeft. Ook dit heeft te maken met de geografische situatie. De
ligging aan zee en aan de monding
van grote rivieren verklaart bij voorbeeld mede de concentratie van olieraffinaderijen en de ontwikkeling
van de intensieve veehouderij. Nederland produceert deels voor de
omliggende landen, zodat het de
vraag is of je de milieugevolgen
daar-
Tabel 1. Vergelijking NederlandBelgië
4. OESO, OECDenvironmental data,
Compendium 1991, Parijs 1991.
5. J.B. Opschoor en 1. Reijnders, Towards
sustainable development
indicators. In:
O. Kuik en H. Verbruggen (red.), In
searcb of indicators of sustainable development, Kluwer Academie Publishers,
Dordrecht,
1991.
De kern van de reactie van de heren
Van Strien en Meijer wordt gevormd
door hun tabel 1. Deze geeft een vergelijking tussen Nederland en België
op basis van kengetallen die naadloos aansluit bij de getallen van Nederland met negen andere landen in
tabel 7 van ons artikel, het ‘schaduwklassement’ ofwel de milieubelasting
per inwoner.
We zijn zeer content met de aanvulling en verbetering van Meijer en
Van Strien; inderdaad, Nederland en
België spelen in het schaduwklassement gelijk. Voor de aardigheid hebben we Nederland en België ook
nog eens vergeleken op basis van de
criteria in het hoofdklassement:
tabel 6, Eindranglijst: milieubelasting
per km2. De uitslag is dan: België
verslaat Nederland op negen van de
dertien criteria en twee van de drie
onderdelen 1. Het verschil wordt veroorzaakt door de twaalf procent hogere bevolkingsdichtheid
van Nederland. Alles bij elkaar genomen zien
we geen reden onze stelling te her-
zien dat Nederland het qua milieu
slechter doet dan België.
De drie kanttekeningen in de reactie
van Van Strien en Meijer kunnen we
onderschrijven. Ook in ons artikel
hebben we gewezen op de onzekerheidsmarges in de cijfers en de onvolledigheid van de beschikbare verzameling milieu-indicatoren.
Wat betreft de toerekeningsvraag
(zie bij Van Strien en Meijer onder
“toerekeningsproblemen”) het volgende. In onze optiek moet onder
de rubriek vuiluitstoot de volledige
vervuiling die bij economische activiteiten vrijkomt worden opgenomen.
Dat een deel van die vervuiling ten
behoeve van de export plaatsvindt,
vinden we niet zo relevant. Het punt
is dat een groot deel van de vuiluitstroom in eigen land terechtkomt en
hier het milieu belast. Nederland zit
wat dit betreft in een duidelijk dilemma. Qua verkeersligging en traditie
is het uitstekend geschikt om zich
binnen Europa te specialiseren op invoer van grondstoffen die rechtstreeks of na relatief simpele, doch
sterk milieubelastende bewerkingen
weer worden uitgevoerd. Maar het
milieu in dit dichtbevolkte land verdraagt dat in het geheel niet. Het is
de vraag of Nederland bij voortschrijdende internalisatie van kosten van
milieugebruik in de produktkosten
kan blijven volharden in dit specialisatiepatroon.
Tot slot. Aan onze verzameling milieukengetallen zouden we dezelfde
subtitel willen meegeven die werd
gekozen voor de OESO-publikatie
waar we de milieugegevens uit putten: “a preliminary set”. Niet het laatste woord dus, maar wel meer dan
een “prikkel tot verdere gedachtenvorming”.
A. Nentjes
R. van der Laan
1. In de categorie milieudruk per km2
scoort Nederland slechter dan België op
alle vier punten. In de categorie vuiluitstroom is in België alleen de SOx-uitstoot
per km2 hoger dan in Nederland. In de categorie ‘zorgvuldigheid’ is er geen verschil.
ESB 30-9-1992