input
Minimumloon
Onderwijs
Voor het Amsterdam Institute for Advanced Labour Studies analyseert Salverda het Nederlands minimumloon en stelt dat het
gedeeltelijk minimumloon voor jongeren in Nederland lager is dan
in andere Europese landen. In Nederland verdient een vijftienjarige slechts dertig procent van het volwassen minimumloon;
Griekenland komt op de een na laagste plaats met 54 procent
van het minimumloon. Daarnaast zijn zeventig procent van de
minimumloonbanen parttime-banen en nemen parttimers een
steeds groter deel van de beroepsbevolking in, van 23 procent in
1983 tot 45 procent in 2006. Omdat veel werknemers het minimumloon ontvangen via een parttimebaan bepleit Salverda dat
het niet verder moet dalen. Ten opzichte van 1970 is de koopkracht van het minimumloon voor alle werknemers 28 procent.
Voor het Centraal Planbureau onderzoeken Van Elk et al. het
effect van selectie van leerlingen naar verschillende school ypen
t
in het middelbaar onderwijs op de deelname aan en het afronden
van het hoger onderwijs. De bestaande mogelijkheid van gecombineerde eerste en tweede klassen voor mavo-havo-vwo stelt de
auteurs in staat het effect van de vroege selectie te onderzoeken.
De auteurs vinden dat vroege selectie een negatief effect heeft
op de deelname aan hoger onderwijs van mavoleerlingen: het
verlaagt de kans op inschrijven en afronden van hoger onderwijs
met vier procent. Leerlingen met havo- of vwo-advies blijken
geen negatieve consequenties te ondervinden van mavo-leerlingen in de eerste twee jaar.
Salverda, W. (2009) The Dutch minimum wage. A radical reduction shifts the main
on participation in higher education. CPB document nr 182. Den Haag: CPB.
Elk, R. van, M. van der Steeg en D. Webbink (2009) The effect of early tracking
focus to part-time jobs. AIAS werkdocument nr 09-71. Amsterdam: AIAS.
Multifunctionele landbouw
Architecten
Uit onderzoek van Regioplan BeleidsonderÂ
zoek blijkt dat twee derde van de
Nederlandse architectenbureaus in het
eerste kwartaal van 2009 te maken heeft
gehad met een sterke daling van het aantal
offerteaanvragen, het aantal orders en
de omzet ten opzichte van begin 2008.
Dalingen variëren van ongeveer veertig tot
vijftig procent. Uit het onderzoek blijkt
tevens dat een derde van de architectenbureaus te maken heeft
met een daling in het personeelsbestand van gemiddeld 38
procent. Financieringsproblemen rond nieuwe projecten, onzekerheid bij opdrachtgevers om te investeren in nieuwe projecten, en
de stagnatie van de verkoop van woningen zijn de belangrijkste
oorzaken van de daling van het aantal binnengekomen orders.
Voor het LEI analyseren Roest et al. de verschillende componenten van de omzet van multifunctionele agrarische bedrijven
in 2007 die totaal 322 miljoen euro bedroeg. Het agrarische
natuurbeheer, waarbij landbouwgrond omgezet wordt in natuur,
levert de meeste omzet voor de sector, tachtig tot honderd
miljoen euro. De boerderijverkoop met winkel levert 65 tot 75
miljoen euro op voor de sector. Daarna volgen de dagrecreatie,
zorgboerderijen en verblijfsrecreatie met alle een omzet boven
de dertig miljoen euro. Uit een enquête blijkt dat de multifunctionele landbouw het werkplezier van agrarische ondernemers
vergroot en extra inkomsten oplevert voor de ondernemers.
Roest, A., K. Oltmer, G. Venema, J. Jager, L. Jeurissen, E. Gies, H.
Schoorlemmer, V. Hendriks-Goossens, A. Dekking, J. Kamstra en A. Visser
(2009) Kijk op multifunctionele landbouw, omzet en impact. Achtergronddocument.
LEI rapport nr 2009-041. Wageningen: LEI.
Regioplan (2009) Architecten en de kredietcrisis. Onderzoek naar de gevolgen van
de kredietcrisis voor de architectenbranche. Regioplan rapport 1855. Amsterdam:
Misdaad
Regioplan.
Vervuiling
Voor het National Bureau of Economic Research onderzoekt
Levinson het verband tussen internationale diensten en
luchtvervuiling. Beide zaken zijn steeds vaker onderwerp van
handelsovereenkomsten. De dienstensector veroorzaakt maar
een beperkt gedeelte van de vervuiling; voor de vijf meest
vervuilende stoffen veroorzaakt de dienstensector minder dan
vier procent van de totale uitstoot. Levinson constateert dat de
dienstensectoren die het meest vervuilend zijn, zoals telecommunicatie en juridische diensten, ook de sectoren zijn die het
minst internationaal handelen.
Voor het Tilburg Law and Economic Centre vergelijken Vollaard
en Hamed de aangiftedata van de Britse politie met data van de
Britse misdaadenquête. Meetfouten in de misdaadcijfers van de
Britse politie leiden tot een onderschatting van het effect van
de hoeveelheid politie op gewelddadige misdaad. Bij de aangiftedata van de politie leidt een stijging van de hoeveelheid politie
met één procent tot een stijging van 0,49 procent in gewelddadige misdaad, terwijl bij de data van de misdaadenquête
een procent stijging leidt tot een daling van de gewelddadige
misdaad van 0,81 procent. De onderliggende reden voor de
onderschatting is de manier waarop de politie misdaden verwerkt, door bepaalde misdaden wel of niet op te nemen, en niet
de bereidheid van het publiek om misdaden aan te geven.
Vollaard, B. en J. Hamed (2009) The effect of police on recorded crime vs. the
Levinson, A. (2009) Pollution and international trade in services. NBER werkdo-
effect of police on victimisation of crime. Evidence for England and Wales. TiLEC
cument nr 14936. Washington D.C.: NBER.
Discussiedocument. Tilburg: TiLEC.
324
ESB
94(4561) 29 mei 2009
De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.
output
Investeringen
Voor het UNI-MERIT onderzoeken Filippov en Kalotay hoe de
economische crisis sinds 2008 effect heeft gehad op investeringen in buitenlandse ondernemingen, met als doel om invloed
uit te oefenen, in de nieuwe lidstaten van de Europese Unie.
Investeringen in buitenlandse ondernemingen daalden in 2008
wereldwijd met vijftien procent. In de nieuwste lidstaten van de
EU zijn weinig dochterondernemingen van multinationals die zelf
producten ontwerpen en produceren, terwijl dit soort dochterondernemingen minder effect ondervinden van de crisis. Deze
lidstaten kunnen in deze tijd profiteren van hun lagere lonen
en flexibele belastingsystemen om hun concurrentiepositie te
verbeteren.
Filippov, S. en K. Kalotay (2009) Foreign direct investment in times of global
economic crisis: spotlight on New Europe. UNI-MERIT werkdocumenten serie
nr 1 2009-021. Maastricht: UNI-MERIT.
Hypotheken
Voor het Tjalling C. Koopmans Research
Institute tonen Hassink en Van Leuvensteijn
aan dat de verwachtingen van hypotheekÂ
verstrekkers voor het vroegtijdig  flossen
a
van hypotheken  onsequenties hebben
c
voor de kosten van lenen. HypoÂheekÂ
t
verstrekkers berekenen een opslag die
afhankelijk is van de kans dat de klant
vroegtijdig zijn hypotheek opzegt. Zo constateren de auteurs dat
hypotheekverstrekkers huishoudens met een hypotheek-inkomensratio van onder de 2,75 een hogere kans toedichten van
vroegtijdige aflossing en hun een hypotheekrente opleggen van
8,7 basispunten hoger ten opzichte van huishoudens met een
hypotheek-inkomensratio van boven de 3,75.
Hassink, W. en M. van Leuvensteijn (2009) The importance of income and
housing wealth constraints for future residential mobility. Discussiedocument
serie nr 09-05. Utrecht: Tjalling C. Koopmans Research Institute.
Luchthavens
Voor het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid vergelijken Kolkman
en Korteweg 24 Europese luchthavens om inzicht te krijgen in de
concurrentiepositie van Schiphol. Door de huidige afname in vraag
is de capaciteit van 450.000 vliegbewegingen per jaar voldoende.
In de toekomst zal de concurrentiepositie van Schiphol afnemen
aangezien het de komende jaren minder vrije capaciteit heeft dan
concurrerende luchthavens. Schiphol probeert dit aan te pakken
door niet hub-gerelateerde vluchten over te brengen naar regionale
luchthavens zoals Lelystad en Eindhoven. Schiphol heeft echter
een gunstige positie als vestigingsplaats omdat het in Europa de
meeste ruimte biedt aan luchthavengerelateerde bedrijvigheid
zoals logistiek en opslag.
Kolkman, J. en J. Korteweg (2009) Internationale benchmark capaciteit luchthavens. Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid. Den Haag: KiM.
Onzekerheid
Voor het Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt
laten Borghans et al. zien dat mannen en vrouwen verschillend
omgaan met risicoaversie en aversie tegen onzekerheid. Bij
een risico ligt de kans op een bepaalde uitkomst vast, terwijl
bij onzekerheid de kans op een bepaalde uitkomst onbekend
is. De auteurs constateren dat vrouwen Âisicoaverser zijn dan
r
mannen. Daarentegen eisen vrouwen in eerste instantie geen
compensatie voor onzekerheid, in tegenstelling tot mannen; als
de onzekerheid stijgt vragen mannen en vrouwen even veel extra
compensatie. Psychologische eigenschappen, zoals ambitie,
verklaren een deel van het verschil in risicoaversie, maar bieden
geen verklaring voor de verschillen in aversie voor onzekerheid.
Borghans, L., B. Golsteyn, J. Heckman en H. Meijers (2009) Gender differences
in risk aversion and ambiguity aversion. Researchcentrum voor Onderwijs en
Arbeidsmarkt document ROA-RM-2009/5. Maastricht: ROA.
Begrotingsbeleid
Beetsma et al. analyseren voor het Centre for Economic Policy
Research de planning en implementatie van begrotingsbeleid in
de landen van de Europese Unie. De auteurs constateren dat
overheden bij de implementatie van begrotingsbeleid systematisch meer uitgeven dan gepland. De variabiliteit in de uitkomsten
van het beleid wordt vooral veroorzaakt door het verschil tussen
de geplande begrotingsverbetering en de gerealiseerde verbetering, veroorzaakt door te optimistische verwachtingen. De auteurs
constateren ook dat de geplande beleidsveranderingen en het
vasthouden aan de veranderingen positief gecorreleerd zijn met
de sterkte van de nationale begrotingsinstituties. Sterke nationale
begrotingsinstituties zijn afhankelijk van de mate van een strikt
begrotingsmodel voor de middellange termijn of van strikte numerieke begrotingsregels die beleid permanent beperken.
Stabiliteit
Voor het Tinbergen Instituut onderzoeken Anufriev et al. of
centrale banken economische stabiliteit kunnen vergroten bij
heterogene verwachtingen door gebruik te maken van simpele
renteregels zoals Taylor-regels. De auteurs constateren dat het
stabiliserende effect afhangt van de sensitiviteit van economische agenten op verschillen in voorspellingen van de verschillende renteregels en de mate waarin een centrale bank agressief
de rente aanpast naar aanleiding van inflatieveranderingen.
Inflatiestijgingen stabiliseren als de centrale bank gebruikmaakt
van een Taylor-regel die de rente meer dan stapsgewijs verhoogt.
Anufriev, M., T. Assenza, C. Hommes en D. Massaro (2009) Interest rate
Beetsma, R., M. Giuliodori en P. Wierts (2009) Budgeting versus implementing
rules and macroeconomic stability under heterogeneous expectations. Tinbergen
fiscal policy in the EU. CEPR discussiedocument nr 7285. Londen: CEPR.
Instituut discussiedocument nr 2009-040/1. Amsterdam: Tinbergen.
De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.
ESB
94(4561) 29 mei 2009
325