576Jaargang 100 (4719) 8 oktober 2015
Input // output
Naschokken
In hoeverre zijn periodes van recessie en
groei in de Verenigde Staten verbonden
met die in de eurozone? Dat hebben Bil –
lio et al . onderzocht met behulp van een
regressiemodel. Daaruit blijkt dat de perio –
des van recessie in de VS en in de eurozone
niet altijd overeenkomen: in de eurozone
komen recessies vaker voor, met name in
de jaren negentig. Daarnaast vinden de
auteurs dat er in de eurozone sprake is van
een versterkend effect van schokken, waar –
door de kans op een recessie toeneemt.
Dit effect wordt niet gevonden voor de Verenigde Staten. Ten slotte blijkt uit het
model dat schokken in de Verenigde Staten
eerst de Duitse en de Spaanse economie
raken, en zich daarna spreiden over de rest
van de eurozone. Deze resultaten implice
–
ren dat gecoördineerd fiscaal en monetair
beleid zowel binnen de eurozone als tussen
de eurozone en de VS van belang is.
Billio, M., R. Casarin, F. Ravazzolo en H.K. van Dijk
(2015) Interconnections between eurozone and US
booms and busts using a Bayesian panel Markov-
switching VAR mode. Tinbergen Institute Discussion
Paper, 2015(111).
Topvrouwen (I)
Hoewel vrouwen het steeds beter doen in het
onderwijs, komen ze minder vaak op topposities
terecht. Goodall en Osterloh stellen dat dit vooral
een probleem is aan de arbeidsaanbodkant. Vrou –
wen gaan minder snel de concurrentie aan omdat
ze onzeker en risicoavers zijn. Om de ongelijkheid
in de topposities te veranderen, bedachten de au –
teurs een theoretisch mechanisme om topposities
te vullen door middel van willekeurige selectie. In
plaats van een selectieprocedure wordt een toppo –
sitie willekeurig uit een pool van gegadigden geko –
zen. Hoewel hierdoor geen onderscheid gemaakt
wordt naar kwaliteit, garandeert het mechanisme
op lange termijn gelijkheid en diversiteit. Factoren
zoals vriendjespolitiek, onzekerheid en risicoaver –
sie spelen immers geen rol meer, waardoor met
name vrouwen zich eerder bij de pool voegen.
Goodall en Osterloh tonen ten slotte aan dat
willekeurige selectie in theorie de organisationele
efficiëntie verbetert.
Goodall, A.H. en M. Osterloh (2015) Women have to enter
the leadership race to win: using random selection to incre-
ase the supply of women in senior positions. IZA Discussion
Paper, 9331.
Kartels beboeten
Kartelvorming is over het algemeen
ongewenst omdat het onderlinge
concurrentie tegengaat. Een over-
heid kan kartels beboeten op basis
van omzet, winst of een vast be-
drag. Katsoulacos et al. beredene-
ren dat deze methodes gebreken
tonen en pleiten daarom voor een
boete op basis van het prijsverschil
veroorzaakt door kartelvorming
(overcharging). De auteurs vergele-
ken de soorten boetes met elkaar op
basis van het’ oligopoliemodel van
Bertrand. Uit de theoretische ana-
lyse blijkt dat boetes op basis van
overcharging het in termen van ge-
middelde prijs en welzijn beter doen
dan boetes op basis van de winst.
Katsoulacos, Y., E. Motchenkova en D.
Ulph (2015) Penalizing cartels: the case
for basing penalties on price overchar-
ge. VU Research Memorandum, 5.
Buitenlandse promovendi
Een groot deel van de promovendi in Nederland
werkt op een universiteit gefinancierd door de
overheid. Deze investering verdient zich voor de
overheid terug wanneer promovendi later in hun
loopbaan hogere belastingen betalen en gunstige
effecten hebben op inkomens en productiviteit
in het algemeen. Dit geldt echter alleen wanneer
een promovendus in Nederland blijft werken, wat
met name voor buitenlanders – bijna de helft van
de promovendi – twijfelachtig is. Rud et al . onder-
zochten de blijfkansen van werkende buitenlandse
promovendi aan Nederlandse universiteiten met
administratieve gegevens in de periode 2003–2008
en koppelden die aan migratiedata. De auteurs
schatten hiermee dat 32 procent van de buiten –
landse promovendi tien jaar na dienstverband nog
aanwezig is in Nederland. Hiervan verblijven voor –
al vrouwen en technici tien jaar na hun promotie
onevenredig vaak in Nederland.
Rud, I., B. Wouterse en R. van Elk (2015) Stay rates of foreign
PhD graduates in the Netherlands. CPB Background Docu-
ment, september.
Kleine luchthavens
In het tweede kwartaal van 2015 waren er in totaal
103.477 vliegtuigbewegingen – opstijgingen en landin-
gen – op kleine luchthavens. Dit is een stijging van het
aantal vliegtuigbewegingen ten opzichte van het vorige
kwartaal van ruim zestigduizend, maar deze de stijging is grotendeels seizoensgebonden. Sinds 1998 waren
er in het tweede en derde kwartaal altijd meer vlieg-
tuigbewegingen dan in het eerste en vierde kwartaal.
CBS (2015)
Luchtvaart; vliegtuigbewegingen op kleine luchtha-
vens. Statistieken op CBS Statline, 30 september.
103.477
vliegtuigbewegingen
ESB Input / output
577Jaargang 100 (4719) 8 oktober 2015
Cultuur verklaart
De werkgelegenheid voor mannen loopt in Europa
sterk uiteen. Naast productiviteit, arbeidsmarktin-
stituties en vaardigheden van werknemers zijn pre –
ferenties van invloed op de werkgelegenheid. Deze
preferenties voor werken en vrije tijd worden gedeel –
telijk door de cultuur bepaald. Moriconi en Peri heb –
ben onderzocht hoe groot het effect van cultuurbe –
paalde preferenties is op de werkgelegenheidsgraad.
Ze schatten hiertoe een regressiemodel op basis van
data uit een enquête in 26 Europese landen. Het ef-
fect van cultuurspecifieke variabelen isoleerden ze
door afzonderlijk naar eerste- en tweedegeneratie –
migranten te kijken. De auteurs vinden dat 24 pro –
cent van de variatie tussen de hoogste en laagste tien
procent werkgelegenheidsgraden in Europa door
cultuurbepaalde preferenties kan worden verklaard.
Moriconi, S. en G. Peri (2015) Country-specific preferences
and employment rates in Europe. NBER Working Paper, 21561.
Inkomensongelijkheid
Hoe groter de inkomensongelijkheid in een land,
hoe minder mensen een koopwoning hebben. Dat
tonen Klaas et al. aan met een decompositie van
de Gini-coëfficiënt, die de mate van inkomenson –
gelijkheid in een land meet. De auteurs splitsen de
coëfficiënt op in enerzijds inkomensongelijkheid
tussen huizenbezitters en huurders en anderzijds
inkomensongelijkheid binnen de groep huizen –
bezitters. Uit de decompositie blijkt dat alleen de
eerste component zorgt voor de negatieve correla –
tie tussen de Gini-coëfficiënt en huizenbezit. Huur –
ders zijn relatief armer dan huizenbezitters en daar –
om is de inkomensongelijkheid kleiner in landen
met een laag aandeel huurders. Uit nadere analyse
concluderen ze dat het percentage huizenbezitters
de grootste invloed heeft op inkomensongelijkheid.
Klaas, L., G. Kocharkov en E. Preugschat (2015) Wealth ine-
quality and homeownership in Europe. CESifo Working Paper,
5498.
Scholen stichten
Om meer ruimte te geven aan
nieuwe scholen, voert de staatsse-
cretaris van Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap maatregelen door, zo-
als de stichtingsnorm versoepelen,
scholen meer zeggenschap geven
over de locatie en de financiering
makkelijker maken. Imandt et al. be-
schouwen de verschillende effecten
van de maatregelen. Hogere kwali-
teitstoetsen blijken te kunnen leiden
tot betere scholen, maar tegelijk de
stichting van een innovatieve school
te bemoeilijken. De onderzoekers
raden daarom aan om via pilots en
experimenten onderzoek te blijven
doen naar de maatregelen.
Imandt, M., P. Bisschop en T. Klein
(2015) Meer ruimte voor nieuwe scho-
len? SEO Rapport, 59.
Ongeschikt
Om de Nederlandse arbeidsonge-
schikten aan het werk te krijgen,
zijn werkgevers een aantal jaren te-
rug verantwoordelijk gemaakt voor
onder andere de re-integratie van
arbeidsongeschikten. Werkende ar-
beidsongeschikten zijn hierdoor be-
ter beschermd, maar niet-werkende
arbeidsongeschikten komen moei-
lijker aan het werk, omdat ze voor
werkgevers duurder werden om aan
te nemen. Hullegie en Koning on-
derzochten de effecten van de toe-
genomen verantwoordelijkheid van
werkgevers met behulp van vragen-
lijsten over de gezondheidsproble-
men van werknemers in de periode
van 2000-2010. De analyse van de
data bevestigt dat de Nederlandse
hervormingen de werkende arbeids-
ongeschikten beschermt, maar te-
vens de baankansen voor werklozen
onbedoeld hebben verminderd.
Hullegie, P. en P. Koning (2015) Em-
ployee health and employer incentives.
Tinbergen Institute Discussion Paper , 109.
Effectieve regulering
Sinds de financiële crisis in 2008 is de regulering
voor banken flink aangescherpt. Hoewel deze nieu –
we regulering op korte termijn de financieringskos-
ten verhoogt, wordt dit op lange termijn meer dan
gecompenseerd. Galiay en Maurin hebben een re –
gressiemodel geschat waarmee ze de financierings-
kosten van banken verklaren door met name ma –
cro-economische risico’s en bankspecifieke risico’s,
zoals de kapitaalratio en hefboomratio van de bank,
te analyseren. Bij banken met een kapitaalratio en
hefboomratio die één standaarddeviatie hoger is,
is de toename in financieringskosten als gevolg van
een macro-economische schok twintig basispunten
lager. Dit suggereert dat de nieuwe bankregulering
Basel III, die een hogere kapitaal- en hefboomratio
vereist, op langere termijn een sterk positief effect
heeft op de financieringskosten van banken.
Galiay, A. en L. Maurin (2015) Drivers of banks’ cost of debt
and long-term benefits of regulation – an empirical analysis
based on EU banks. ECB Working Paper, 1849.
Monetair beleid
De Europese Centrale Bank voert al jaren een ruim
monetair beleid. Toch blijven de rentes op leningen
hoog en verschillen ze sterk zowel binnen als tussen
landen. Holton en d’Acri verklaren deze verschil –
len met een regressiemodel op basis van data uit
de periode 2007-2012 op bankniveau. Uit de mo –
delschatting volgt dat banken de verlaging van be –
leidsrentes niet volledig vertalen in lagere rentes op
leningen aan niet-financiële bedrijven. Bankspeci-
fieke factoren spelen een belangrijke rol, met name
bij kleine leningen. Zo geven banken met toegang
tot de interbancair markt en banken met een hoog
risico minder renteverlagingen door. Dit geeft aan
dat het bankleningkanaal in het monetaire trans-
missiemechanisme belangrijk is.
Holton, S. en C.R. d’Acri (2015) Jagged cliffs and stumbling
blocks: interest rate pass-through fragmentation during the
euro area crisis. ECB Working Paper, 1850.
Topvrouwen (II)
Bijna 43 procent van de vrouwen geboren tussen 1975 en
1979 hebben een hbo- of wo-diploma behaald. Van hun
mannelijke leeftijdsgenoten is maar 38 procent hoger
opgeleid. In dit opzicht hebben Nederlandse vrouwen de
mannen op onderwijsgebied ingehaald op het gebied van onderwijsniveau. De jongere generatie – zowel vrouwen
als mannen – kiezen steeds meer voor een economische
opleiding.
CBS (2015) Onder dertigers vrouwen vaak hoger opgeleid dan man-
nen. CBS Persbericht
, 28 september.
43
procent
Input / output ESB