Ga direct naar de content

Input/output

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: september 24 2015

544Jaargang 100 (4718) 24 september 2015
Ouderlijke steun
Jong volwassenen die toetreden op de
arbeidsmarkt maken vaak gebruik van
financiële steun van ouders. Onder finan-
ciële steun kan bijvoorbeeld een maande –
lijkse financiële bijdrage worden verstaan,
of de zekerheid dat jong volwassenen bij
eventueel baanverlies bij hun ouders kun –
nen gaan wonen. Fradkin et al. hebben
onderzocht of deze financiële steun van
ouders de baankansen van toetreders op
de arbeidsmarkt in België beïnvloedt. Omdat de omvang van deze
steun niet rechtstreeks gemeten kan worden, wordt deze benaderd
door baanverlies van een van de ouders, als indicatie van minder fi-
nanciële ruimte voor steun. De auteurs vinden op basis van een regres- sieschatting met Belgische gegevens dat
jong volwassenen van wie een ouder zijn
of haar baan verliest voordat de jongere
toetreedt op de arbeidsmarkt, sneller een
baan vindt en tijdens de eerste drie jaar
van zijn carrière gemiddeld zes procent
meer werkt. Deze baan is bovendien niet
van lagere kwaliteit. Dat betekent dat
jong volwassenen met minder financiële
steun van ouders niet vaker banen onder
hun niveau aannemen, maar zich meer
inspannen om een baan te vinden.
Fradkin, A., F. Panier en I. Tojerow (2015) Blame the parents? How financial incen-
tives affect labor supply and job quality for young adults. IZA Discussion Paper, 9304.
Aansluiting arbeidsmarkt
Lang niet alle mbo-schoolverlaters vinden binnen
een jaar na afstuderen een baan. Van der Wiel en
Kuijpers hebben onderzocht of de arbeidsmarkt-
aansluiting kan worden verbeterd door mbo-instel –
lingen financieel te belonen als hun oud-studenten
vaker een baan hebben. Uit literatuuronderzoek
blijkt dat een financiële prikkel alleen effectief is als
er een duidelijk verband is tussen het te stimuleren
gedrag en de gemeten uitkomsten. Dat is bij ar –
beidsmarktprestaties niet het geval, omdat die niet
rechtstreeks gemeten kunnen worden en de effec-
tieve acties die leerlingen beter voorbereiden op de
arbeidsmarkt onduidelijk zijn. Bovendien kan een
financiële prikkel leiden tot perverse herverdeling
tussen instellingen omdat de invloed van het gedrag
van een mbo-instelling niet goed kan worden on –
derscheiden van regiospecifieke factoren. Daarom
concludeert het CPB dat een financiële prikkel die
arbeidsmarktprestaties van mbo-instellingen be –
loont momenteel niet zinvol is.
Wiel, K. van der, en S. Kuijpers (2015) Prikkels mbo aanslui-
ting onderwijsmarkt. CPB Notitie, 3 september.
Solidariteit
Bij het opstellen van een pensioen
telt de mening van de potentiële
gepensioneerden zelf. Hoff onder-
zocht met een internetenquête
onder 976werknemers in hoeverre
ze solidariteit belangrijk vinden.
De respondenten blijken vooral
zekerheid en verzekering te wil-
len. Meer respondenten kozen voor
maatwerk en overzicht dan voor
keuzevrijheid. Zelfstandigen vor-
men hierop een uitzondering; ze
willen zich niet bij een verzekering
aansluiten en bouwen vaak geen
pensioen op. Er bestaat onder hen
daarom weinig animo voor een col-
lectieve pensioenregeling.
Hoff, S. (2015) Pensioenen: solidariteit
en keuzevrijheid. SCP Rapport, 2015(25).
Zeepbellen
Een belangrijke vraag voor beleidsmakers en onder –
zoekers is hoe financiële zeepbellen ontstaan. Mo –
gelijke verklaringen zijn dat agenten geen rationele
verwachtingen hebben of dat agenten op basis van
hun verwachtingen de verhandelde hoeveelheid
niet goed kunnen optimaliseren. Met behulp van
drie laboratoriumexperimenten onderzoeken Bao
et al. in hoeverre deze verklaringen gelden. In het
eerste experiment voorspellen agenten alleen de
toekomstige prijs van een goed, in het tweede kie –
zen zij de hoeveelheid die zij kopen of verkopen, en
in het derde experiment doen agenten beide. In elk
experiment stijgt de prijs ver boven de fundamen –
tele waarde die door de onderzoekers is vastgesteld,
maar in het tweede en derde experiment het meest.
Dit suggereert dat zeepbellen zowel ontstaan door –
dat agenten een onjuiste prijs voorspellen als door –
dat zij de verkeerde hoeveelheid aankopen of verko –
pen, gegeven die verwachtingen.
Bao, T., C. Hommes en T. Makarewicz (2015) Bubble formati-
on and (in)efficient markets in learning-to-forecast and -op-
timise experiments. Tinbergen Institute Discussion Paper, 107.
Basisbeurs
Terwijl er in 2014 nog 143.217 studenten in het wetenschappelijk
onderwijs waren met een basisbeurs, zal dat in 2019 niemand
meer zijn. Daarentegen zullen in 2019 195.000 wo-studenten
een lening hebben, terwijl dat er in 2014 slechts 50.752 waren.
Dit voorspelt het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Weten- schap in de Rijksbegroting van 2016. Het kabinet begroot in totaal
4.953.609.000 euro voor de studiefinanciering in 2016. Dit omvat
naast het hoger onderwijs ook het middelbaar beroepsonderwijs.

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (2015) Rijksbegroting
2016, VIII Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
Tweede Kamer, , 34300/VIII(1).
0
wo-studenten
Input // output
ESB Input / output

545Jaargang 100 (4718) 24 september 2015
Besluitvorming in organisaties
Organisaties moeten niet alleen de juiste beslissingen
nemen, zij moeten er ook voor zorgen dat deze beslis-
singen op de juiste wijze geïmplementeerd worden.
In veel organisaties is één persoon verantwoordelijk
voor zowel de besluitvorming als de implementatie
van deze beslissingen. Sloof en Von Siemens hebben
voor dergelijke organisaties onderzocht hoe de mo-
gelijkheid om de implementatie van projecten te sa –
boteren de mate van delegatie van beslissingen beïn –
vloedt. Zij concluderen dat indien het mogelijk is de
implementatie van een project te saboteren, er aan –
zienlijk meer delegatie van beslissingen plaatsvindt,
maar alleen als het sterk nadelig is voor werknemers
indien er een ongunstig project wordt gekozen.
Sloof, R. en F.A. von Siemens (2015) Decision initiation, de-
cision implementation and the allocation of decision rights.
Tinbergen Institute Discussion Paper , 105.
Collectieve stemming
Een collectief goed realiseren, zoals een dijk, vergt
samenwerking. Waar een individu kan profiteren
van het goed zonder zelf te betalen, is het sociaal op –
timaal als iedereen bijdraagt, aangezien het publieke
goed anders niet gerealiseerd wordt. Le Sage en Van
der Heijden onderzochten een oplossing in het la –
boratorium door het standaardspel ‘collectieve goe –
deren’ te verrijken met de optie om te stemmen over
de bijdragen. Deelnemers konden hiermee kiezen of
ze het eens waren met de gegeven contributies. Bij
genoeg tegenstemmen werden de rendementen, ver –
kregen uit het publieke goed, waardeloos. Uit de re –
sultaten blijkt dat het gebruik van een stemsysteem
leidt tot hogere en stabielere contributies, mits de
kiesdrempel voor het publieke goed hoog genoeg is.
Het stemsysteem stimuleert samenwerking doordat
de groep het egoïstische gedrag van een individu kan
afstraffen. Uit de vragenlijsten die de auteurs achter –
af voorleggen, blijken de deelnemers het stemmen te
zien als een legitiem middel. Dit zou deels de effecti-
viteit kunnen verklaren.
Sage, S. le., en E. van der Heijden (2015) The effect of voting
on contributions in a public goods game. CentEr Discussion
paper, 039.
Innovatie
Directe buitenlandse investeringen
hebben een sterk positief spillover-
effect op innovatie van lokale be-
drijven in opkomende markten.
Dit concluderen Gorodnichenko
et al., die een regressiemodel voor
de mate van innovatie schatten op
basis van gegevens op bedrijfs- en
industrieniveau in achttien landen.
Met behulp van microdata tonen
ze positieve spillovers aan, maar
alleen voor bedrijven die direct ge-
koppeld zijn aan buitenlandse be-
drijven. De spillovers zijn groter in
OESO-landen dan in andere landen.
Gorodnichenko, Y., J. Svejnar en K. Ter-
rell (2015) Does foreign entry spur inno-
vation? NBER Working Paper, 21514.
Kinderopvang
De afgelopen decennia zijn in de
meeste westerse landen meer
moeders gaan werken, waardoor
de rol van kinderopvang steeds
belangrijker is geworden bij de
opvoeding van een kind. Akgun-
duz et al. onderzochten in een
quasi-experimentele setting hoe
de overheid door middel van een
subsidie de kwaliteit hiervan kan
beïnvloeden. Ze maakten gebruik
van de subsidievermindering in
2012 voor private kinderopvang in
Nederland en kwaliteitsmetingen
van getrainde observanten. Een
subsidiedaling bleek een nega-
tieve invloed te hebben op zowel
de emotionele als educatieve on-
dersteuning. Het verminderen van
de subsidie lijkt dus niet alleen de
arbeidsparticipatie van moeders te
beïnvloeden, maar ook de kwaliteit
van de kinderopvang en daarmee
de opvoeding.
Akgunduz, Y.E., E. Jongen, P. Leseman
en J. Plantenga (2015) Quasi-experimen-
tal evidence on the relation between
child care subsidies and child care qua-
lity. USE Discussion Paper Series , 08.
Inkomenspolarisatie
Inkomenspolarisatie meet in hoeverre twee groe –
pen, de hoogste en laagste inkomensgroep, in de
maatschappij zijn gesegregeerd. Het is daarom een
interessante sociale indicator voor inkomensonge –
lijkheid, armoede en sociale onrust. Zo kan hoge
polarisatie leiden tot een lagere sociale mobiliteit,
doordat de twee groepen steeds meer uit elkaar
groeien. Wang et al. analyseerden microdata van
31 Europese landen over de periode 2004–2012.
Het onderzoek wijst uit dat de inkomenspolarisa –
tie groeide voor de West-Europese landen tot 2008,
waarna deze afnam. Het omgekeerde gold voor de
Oost-Europese landen, terwijl over de hele periode
de inkomenspolarisatie ondanks de recessie in 2008
stabiel was. Het belastingstelsel, met name de belas-
ting voordelen, compenseerde de groeiende primai-
re inkomensongelijkheid in de Europese landen.
Wang, J., K. Caminada, K. Goudswaard en C. Wang (2015)
Decomposing income polarisation and tax-benefits changes
across 31 European countries and Europe wide, 2004–2012.
Leiden Research Memorandum , 03.
Buitenlandse investeringen
Ontwikkelingslanden kunnen op meerdere manie –
ren profiteren van directe buitenlandse investerin –
gen. Naast een directe verhoging van de productie
kan de meegebrachte kennis en techniek overvloei-
en naar andere bedrijven. Een analyse van directe
buitenlandse investeringen wereldwijd in de perio –
de van 2008–2013 laat zien dat ontwikkelingslan –
den steeds vaker buitenlandse investeringen ont –
vangen. Opkomende economieën zoals China en
India krijgen relatief veel kennisgebaseerde investe –
ringen. Ontwikkelingslanden krijgen eerder projec-
ten gebaseerd op sectoren als bijvoorbeeld mijnen
en bouw. Gegeven de positieve correlatie tussen
technologie en investeringen, blijft het volgens de
auteurs lastig voor een land om investeringen aan
te trekken wanneer de technologie niet aanwezig is.
Verder kwam uit het onderzoek naar voren dat het
niet genoeg is om alleen directe buitenlandse inves-
teringen aan te trekken. Gunstige overloopeffecten
ontstaan pas wanneer er een hechte samenwerking
met de buitenlandse bedrijven is. In het slechtste
geval kan een buitenlands bedrijf de lokale bedrij –
ven verdringen.
Jacob, J. en S. Sasso (2015) Foreign direct investment and
technology spillovers in low and middle-income countries.
UNU-MERIT Working Paper Series , 035.
Hotels
In juni 2015 waren er in totaal 3525 hotels in Nederland.
Hiervan hadden 2164 hotels een of meer sterren en 1361
hotels geen. Opgeteld waren er 6329 hotelsterren. de
hotels hadden gemiddeld 1,79 ster. De meest voorko –
mende sterklasse op sterloze hotels na, waren de 1004 hotelaccommodaties met drie sterren. De minst voor-
komende klasse is het vijfsterrenhotel met slechts 28
accommodaties.
CBS (2015) Hotels; gasten, overnachtingen, woonland, sterklasse
.
Statistieken op CBS Statline, 17 september.
6329
sterren 
Input / output ESB

Auteur