.
ESB Input / output
164Jaargang 100 (4706) 26 maart 2015
Input // output
Waardeketens
Niet alleen landen binnen, maar ook buiten de
eurozone voegen waarde toe aan de producten
die de eurozone exporteert. Dit buitenlandse
aandeel in de toegevoegde waarde van de export
vanuit de eurozone is in de periode 2000–2011
toegenomen, maar niet ten koste van de waarde
die eurolanden onderling aan elkaar leveren. Tot
dit inzicht komen Amador et al . die de ontwik-
keling van mondiale waardeketens onderzoch –
ten met landelijke exportgegevens uit de World
Input-Output Database. Het aandeel van de
buitenlandse toegevoegde waarde van export -producten in de eurozone is vergelijkbaar met
dat in China en groter dan de aandelen van de
Verenigde Staten en Japan. Volgens de auteurs is
de eurozone hiermee relatief beter bestand te
–
gen een handelsuitval zoals die tijdens de crisis.
De toegevoegde waarde van producten die bin –
nen de eurozone worden verhandeld komt voor
een groot deel vanuit Duitsland, gevolgd door
Frankrijk, Nederland en Italië.
Amador, J., R. Cappariello en R. Stehrer (2015) Global
value chains: a view from the euro area. ECB Working
Paper, 1761.
Bestedingsbuffer
Als het vooruitzicht op de arbeidsmarkt verslech –
tert, zullen huishoudens uit voorzorg meer sparen,
wat tot vraaguitval leidt. Van dit proces gaat een
zelf versterkend effect uit. Maar dit gaat alleen op
als huishoudens in onzekere tijden onvoldoende
nettovermogen hebben om hun bestedingen op
peil te houden. Wanneer zij dit wel hebben, heeft
dit eerder een stabiliserende werking op de conjunc-
tuur. Dit concluderen Heathcote en Perri die met
een dynamisch evenwichtsmodel de invloed van het
vermogen van huishoudens op conjunctuurschom –
melingen onderzoeken. De auteurs laten met hun
model zien dat het consumentenvertrouwen min –
der gevoelig reageert op arbeidsmarktomstandig –
heden wanneer huishoudens meer nettovermogen
hebben. Hun resultaten zijn consistent met Ameri-
kaanse conjunctuurgegevens over de periode 1947–
2013. Zo namen in 2008 de bestedingen sterker af
bij Amerikaanse huishoudens die meer last hadden
van de dalende huisprijzen.
Heathcote, J. en F. Perri (2015) Wealth and volatility. NBER
Working Paper, 20994.
Etnische afkomt
Een veelvoorkomende opvatting is
dat mensen met een andere etni
sche afkomst vaak ook andere nor
men, waarden en voorkeuren heb
ben. Desmet et al. weerleggen deze
opvatting in empirisch onderzoek
naar de relatie tussen etnische af
komst en culturele waarden. Op
basis van gegevens over de periode
1981–2008 uit de World Value Survey
met deelnemers uit 76 landen tonen
zij aan dat de variantie in culturele
waarden meer verklaard wordt door
diversiteit binnen etnische groepen
dan ertussen en dat etnische en cul
turele diversiteit niet gerelateerd
zijn. Wel blijkt dat de kans op een
conflict tussen burgers toeneemt in
regio’s waar etnische en culturele
diversiteit allebei hoog zijn.
Desmet, K., I. OrtuñoOrtín en R. Wac
ziarg (2015) Culture, ethnicity and diver
sity. NBER Working Paper, 20989.
Gedwongen verkoop
Een bank die besluit tot gedwongen verkoop van
een huis is erbij gebaat om dit snel af te ronden en
doet dit tegen een fikse korting , die bijvoorbeeld
op de Amerikaanse huizenmarkt kan oplopen van
twintig tot vijftig procent. Maar Mocking en Over –
vest vinden dat het prijseffect van gedwongen ver –
kopen in Nederland zich beperkt tot vijf procent.
Zij voerden hiervoor een hedonistische regressie –
analyse uit op basis van 750.000 reguliere en 12.500
gedwongen verkooptransacties over de periode
2007–2013. De hypotheekgarantie in Nederland
en de spreiding van gedwongen verkopen kunnen
dit verschil in prijseffect met de Verenigde Staten
verklaren. Ook vinden de auteurs een spillover-
effect naar reguliere verkoopprijzen voor nabijgele –
gen huizen van 0,4 procent, mogelijk vanwege het
toenemende aanbod en het gebruik van historische
transacties in de prijsvorming.
Mocking, R. en B. Overvest (2015) Estimating the impact of
forced sales on house prices. CPB Discussion Paper, 304.
15%
Eieren
Vijftien procent van de productiekosten van eierpoeder
kan direct worden toegeschreven aan Europese regelge
ving. Deze omvat bijvoorbeeld het garanderen van die
renwelzijn, voedselveiligheid en milieuvriendelijke pro
ductie. Dit geeft nietEuropese leveranciers van eieren een concurrentievoordeel ten opzichte van Europese
leveranciers.
Lei Wageningen UR (2015) Free trade threatens European egg sec-
tor. Nieuwsbericht op www.wageningenur.nl, 16 februari.
Input / output ESB
165Jaargang 100 (4706) 26 maart 2015
Internetfile
Het gebruik van content
op het internet, zoals mu-
ziek en video’s, is gevoelig
voor vertraging. Dit
prikkelt aanbieders om
technieken toe te passen
waarmee hun content
sneller aankomt bij de
gebruiker. Deze technie –
ken, bekend als congestion
control techniques, helpen
individuele aanbieders
maar leiden tot een hoger volume op het totale net –
werk en daarmee tot internetfiles voor aanbieders
en gebruikers. Met een theoretisch model simuleren
Peitz en Schuett deze situatie om mogelijke oplos-
singen hiervoor te evalueren. De auteurs vinden dat
het verruimen van bandbreedtes voor zwaardere en
dus langzamere content in combinatie met een ho –
gere vergoeding hiervoor, tot een meer efficiënte
verdeling van content binnen het netwerk leidt.
Dit impliceert wel dat het huidige concept van vrij
verkeer voor alle data – netneutraliteit – losgelaten
moet worden.
Peitz, M. en F. Schuett (2015) Net neutrality and inflation of
traffic. CentER discussion paper , 017.
Zoekgedrag
Doordat zoekkosten onder consumenten verschil –
len, gebruiken consumenten verschillende infor –
matie bij het kopen van eenzelfde product. Dit
concluderen Moraga-González et al. die op ba-
sis van gegevens over de Nederlandse automarkt
een keuzemodel schatten om het zoekgedrag van
consumenten te verklaren. Zo zijn consumenten
volgens de auteurs in theorie geneigd om een auto –
dealer te bezoeken als informatie over een specifiek
automodel niet online of via tijdschriften beschik –
baar is. Maar het werkelijke bezoek aan de dealer, en
daarmee de informatie waarover ze beschikken om
een auto te kopen, hangt af van zoekkosten, zoals de
reisafstand die ze hiervoor moeten afleggen. Uit het
model volgt ook dat hogere zoekkosten niet alleen
leiden tot de aankoop van een ander product maar
ook tot een lagere prijselasticiteit en hogere prijzen.
MoragaGonzález, J.L., Z. Sándor en M.R. Wildenbeest
(2015) Consumer search and prices in the automobile mar
ket. Tinbergen Institute Working Paper, 033.
Veteranen
Voor Arabieren geldt dienstplicht in Israël alleen als
ze van druzische afkomst zijn, die onder vergelijk –
bare sociaal-economische omstandigheden leven
als ‘gewone’ Arabieren. Op basis van dit beleidsver –
schil onderzoekt Asali met een gecontroleerd expe –
riment met bevolkingsgegevens uit 1995 het effect
van militaire dienst op de inkomsten op langere ter –
mijn. Dit laat zien dat druzische mannen na vier tot
veertien jaren gediend te hebben, achttien procent
meer verdienen dan gewone Arabieren die niet ge –
diend hebben. Na 15 tot 25 dienstjaren neemt dit
effect toe tot 23 procent. Het onderzoek toont aan
dat niet ervaring , opleiding of binnenlandse migra –
tie het inkomenseffect verklaart, maar het netwerk
dat de veteranen hebben opgedaan tijdens hun
dienst. Dit netwerk leidt tot betere kanalen op de
arbeidsmarkt en tot succesvollere referenties.
Asali, M. (2015) Compulsory military service and future
earnings: evidence from a quasiexperiment. IZA Discussion
Paper, 8892.
Familie en innovatie
Familiezeggenschap in een bedrijf
bevordert innovatie. Niet alleen
neemt het aantal patenten toe,
een proxy voor innovatie, ze wor
den ook vaker geciteerd en scoren
hoger op originaliteit. Dit conclu
deren Hsu et al. na onderzoek van
de patenten die 3.260 Amerikaanse
beursgenoteerde bedrijven heb
ben voor de periode 2000–2010.
De resultaten tonen dat het inno
vatievermogen verbetert vanwege
de betrokkenheid op de langere
termijn van familiebedrijven en het
hebben van betere aansturing en
financiële voorwaarden.
Hsu, P.H., S. Huang, M. Massa en H.
Zhang (2015) The new lyrics of the old
folks: the role of family ownership in
corporate innovation. CEPR Discussion
Paper, 10445.
Sociale buurtstatus
Verbetert de sociaaleconomische
status van een buurt, in termen
van werkgelegenheid, opleiding en
inkomen, als het aandeel sociale
woningen of etnische minderhe
den wordt verlaagd? Zwiers et al.
vinden hier geen bewijs voor. De
auteurs onderzoeken met een va
riatieanalyse de sociaalruimtelijke
ontwikkeling van buurten in Am
sterdam, Utrecht, Den Haag en
Rotterdam op basis van gegevens
van de Woonmilieudatabank over
de periode 1998–2010. Vooral bij
naoorlogse huizen van een lage
kwaliteit houdt een lage sociale
buurtstatus lang aan.
Zwiers, M., R. Kleinhans en M. van
Ham (2015) Divided cities: increasing
sociospatial polarization within large
cities in the Netherlands. IZA Discussion
Paper, 8882.
Robots
Graetz en Michaels hebben aan de hand van twee
regressiemodellen de economische bijdrage van in –
dustriële robots onderzocht voor veertien bedrijfs-
takken in zeventien ontwikkelde landen over de pe –
riode 1993–2007. Ze vinden dat industriële robots
goed zijn geweest voor een tiende van de bbp-groei.
De productiviteit en toegevoegde waarde nam het
sterkst toe in de landen Duitsland, Denemarken en
Italië, en de sectoren transport, chemie en metaal.
Ook hebben de robots tot hogere lonen en totale
factorproductiviteit geleid en voor laaggeschoolde
mensen tot minder gewerkte uren. Ondanks het
toenemende gebruik van robots door de lagere prij –
zen, kan de groei volgende auteurs niet zomaar wor –
den doorgetrokken. Ze vinden namelijk een afname
van marginale productiviteit in sectoren en landen
waar het robotgebruik sterk is toegenomen.
Graetz, G. en G. Michaels (2015) Robots at work. CEPR Dis-
cussion Paper, 10477.
Belastinguitgaven
In 2015 zullen de belastinguitgaven naar verwachting
18,5 miljard euro zijn. Belastinguitgaven zijn belasting
voordelen die een bepaald gedrag moeten aanmoedigen
op het gebied van milieu, economie of cultuur. De vrij
stellingen van accijns op luchtvaartuigen en inkomsten belasting in de landbouw zijn de grootste kostenposten.
Ze tellen op tot ongeveer een vijfde van de totale belas
tinguitgaven. Dit terwijl precies deze belastinguitgaven
het slechts voor het milieu zijn.
Algemene Rekenkamer (2015) Belastinguitgaven en milieueffecten.
Webpublicatie op www.rekenkamer.nl, 19 maart.
18,5
miljard euro