Ga direct naar de content

Inflatie en politieke macht

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: december 20 2000

Inflatie en politieke macht
Aute ur(s ):
Scholtens, L.J.R. (auteur)
Faculteit der Economische Wetenschappen, Rijksuniversiteit Groningen.
Ve rs che ne n in:
ESB, 85e jaargang, nr. 4287, pagina 1050, 22 december 2000 (datum)
Rubrie k :
Boekbespreking
Tre fw oord(e n):
monetair, beleid

In diverse landen hebben sociaal-democraten inflatie ingezet in hun strijd om de regeringsmacht. Dit gebeurde op uiteenlopende
wijze.
Het levenseinde van de sociaal-democratie is al vaak verkondigd, maar de patiënt blijkt nog springlevend. Sterker nog, momenteel
wordt het overgrote deel van de EMU-lidstaten (mede) geregeerd door sociaal-democratische partijen. Wat de nazaten van Marx niet
gelukt is langs revolutionaire weg, hebben de nazaten van Kautsky bewerkstelligd via het parlement. De macht is nu aan het
proletariaat. De kapitalisten zijn onteigend en hun bezittingen verdeeld onder de arbeiders. Vervreemding en uitbuiting zijn voltooid
verleden tijd. De klassestrijd is ten einde.
Maar niet heus. De sociaal-democratische partijen hebben nu andere doelstellingen dan hun illustere voorgangers. Ad Melkert is geen
schim van Pieter Jelles Troelstra en Gerhard Schröder lijkt in de verste verten niet op Karl Kautsky. ‘Spin doctors’ hebben de rol
overgenomen van improviserende redenaars. 1 Mei-vieringen trekken alleen nog journalisten die op zoek zijn naar sentimenten en
nostalgie. Acties en aanklachten tegen maatschappelijk onrecht hebben plaatsgemaakt voor hoorzittingen en ‘chatboxen’. De sociaaldemocraten zijn onderdeel van het establishment geworden. Feilloos weten ze de politieke macht te gebruiken. Drama’s spelen zich af als
ze die macht moeten afstaan. Terwijl het aantal partijleden afkalft, versterkt de partij zijn greep op de samenleving. En net als bij het
revolutionaire broertje geldt nu ook bij de ‘revisionisten’ dat de partij altijd gelijk heeft.
Hoe kan het dat in West-Europa de macht van de sociaal-democraten zo ongekend groot is, terwijl tien jaar geleden wereldwijd het failliet
van een belangrijk deel van hun gedachtegoed werd aangetoond? De neiging om de onzichtbare hand te manipuleren voor eigen bestwil,
ook wel algemeen belang genoemd, lijkt onuitroeibaar.
Hegemonie sociaal-democraten
Al eerder hebben de sociaal-democraten een hegemoniale positie ingenomen. Vlak na de Eerste Wereldoorlog en met het algemeen
kiesrecht voor mannen bestormden zij de parlementen en dachten dat hun glorietijd aangebroken was. Volledige werkgelegenheid en
economische groei waren alom topprioriteit. Maar het beleid dat daarop gericht was, leidde bijna overal tot enorme inflatie, het meest
extreem in Duitsland. De terugkeer naar de gouden standaard drukte de sociaal-democraten in de verdediging. Deflatoir beleid,
protectionisme en non-coöperatief gedrag leidden tot langdurige massawerkloosheid.
Pas na de Tweede Wereldoorlog kregen de sociaal-democraten het tij weer mee. Sterker nog: hun hoogtijdagen leken aangebroken.
Ideologisch aanschurkend tegen het gedachtegoed van Keynes werd het interventionisme van de staat gemeengoed. Het klassieke
liberalisme stond buitenspel. De opbouw van de welvaartsstaat kon een aanvang nemen. Dat kon zolang zich geen structurele
economische problemen manifesteerden. Maar in de jaren zeventig bleek dat de wereld niet maakbaar was. Grondstoffenschaarste,
milieuproblemen, ontwikkelingsvraagstukken en oplopende inflatie, werkloosheid en overheidstekorten toonden het falen van de sociaaldemocratische politiek. Moderne liberalen sloegen aan het puinruimen, maar waren niet overal succesvol. Soms maakten ze nog meer
brokken dan hun voorgangers. Het marktdenken volgde in de jaren tachtig het dirigisme als heersende ideologie weliswaar op, maar de
feitelijke invloed van de staat op het dagelijks leven van de burger veranderde nauwelijks. Ook de markt kon de werkloosheid niet
opheffen en wederom vielen de kiezers voor de beloften van sociaal-democratische leiders als Wim Kok, Tony Blair en Gerhard Schröder.
Zij legden de nadruk op productiviteitsverbeteringen. Ict werd hun strijdkreet. Hiermee kunnen reële loonsverlagingen gerealiseerd
worden waarmee de groei gecontinueerd wordt en de werkloosheid kan verdwijnen: dankzij Bill Gates permanente groei en volledige
werkgelegenheid. Maar niet heus. De bomen groeien niet tot in de hemel!
Zelfkritiek en verklaring
De wederwaardigheden van de sociaal-democraten zijn alom aanleiding geweest voor uitgebreide analyse en zelfkritiek. Ton Notermans
probeert in zijn boek Money, Markets, and the State 1 te verklaren waarom sociaal-democraten na de Eerste Wereldoorlog succes
hadden met of faalden in hun economisch beleid in Duitsland, Nederland, Noorwegen, het Verenigd Koninkrijk en Zweden. Hij kiest een
interessant perspectief. Om de macht te veroveren en te consolideren hebben de sociaal-democraten instrumenten en instituten
opgebouwd die prijsstabiliteit pogen te bewerkstelligen. Daardoor wordt de koopkracht van de arbeider niet langer uitgehold en kan de
loon-prijsspiraal vermeden worden die vaak zo funest is voor de werkgelegenheid. Inflatiebestrijding en niet de veranderende

aanbodverhoudingen, zoals integratie, ontwikkeling, migratie, technologie, zijn volgens Notermans bepalend voor het slagen van de
missies der sociaal-democraten.
In hoofdstuk twee vat Notermans de economische theorieën samen die ten grondslag liggen aan de meeste politieke analyses en komt hij
met een eigen visie op de werking van de economie. In hoofdstuk 3 stelt hij dat het ontbreken van adequate institutionele en politieke
instrumenten ter beheersing van de inflatie verantwoordelijk gesteld moet worden voor het failliet van de expansieve politiek in het begin
van de jaren twintig. Hoofdstuk 4 betoogt dat het afzweren van de deflatiepolitiek en de gouden standaard ten grondslag lagen aan de
terugkeer van de sociaal-democraten aan het regeringsfront na de depressie van de jaren dertig. Na de oorlog leidde dit tot een
goedkoop geld-politiek en tot de oprichting van instituties ter bevordering van prijsbeheersing. In hoofdstuk 5 stelt Notermans dat het
restrictieve monetaire en begrotingsbeleid in de jaren tachtig aantoont dat dit de groei en de werkgelegenheid niet kan stimuleren. Het
slothoofdstuk schetst een toekomstperspectief.
Monetaire economie
Notermans’ aandacht voor het monetaire beleid is een interessant perspectief voor een politiek wetenschapper en lijkt terecht.
Millennialang hebben heersers beseft dat beheersing van de geldproductie een belangrijke toegangspoort is tot vermeerdering van de
welvaart. Beheersing van de oneindige behoeften is daarbij geboden want anders neemt de geldontwaarding te fors toe en verdwijnt de
geldillusie. De aandacht voor de monetaire en financiële transmissie is in de economische theorie evenwel geen voortdurend kernthema.
Recentelijk zijn er weliswaar veel studies hierover verschenen, maar in de meeste macro-economische leerboeken wordt er slechts
marginaal aandacht aan besteed.
Analyse niet overtuigend
Notermans bouwt zijn betoog over het wel en wee van de sociaal-democraten rondom het proces van inflatiebestrijding. Dat is een
aardige vondst. Mooi dus dat deze studie is verschenen, maar helaas laat de uitwerking te wensen over. Notermans weet namelijk niet te
overtuigen. Hij jaagt de lezer meteen al in hoofdstuk 2 tegen zich in het harnas. In zeven bladzijden schetst hij een cliché van zowel het
keynesiaanse als het neoklassieke economische denken. Omdat de beide visies in zijn ogen niet voldoen, moeten we de ‘monetaireconomische visie’ gaan aanhangen. Hierin bepalen de verwachtingen van de ondernemers over de korte termijn geaggregeerde vraag,
de omvang van de productie. Bij een gegeven kapitaalgoederenvoorraad resulteert dan het werkgelegenheidsniveau. Het simplisme van
de weergave van het neoklassieke en keynesiaanse gedachtegoed en de naïviteit waarmee een ‘alternatief’ wordt geschetst zijn
ongekend. Nergens vinden we een analyse van de monetaire economische theorie en praktijk. Nergens volgt een verwijzing naar de
voors en tegens van onafhankelijkheid van centrale banken. Geld is een ‘black box’ in het betoog van Notermans. Verbanden met de
ideeën over de samenhang tussen financiële en economische ontwikkeling worden evenmin gelegd.
Niet-economen zal dit misschien niet opvallen. Maar ook zij hebben aanleiding om Notermans’ visie met de nodige argwaan te
beschouwen. Want de ideeën van Notermans lijken goed te passen bij het plaatje van zijn vijf landen – hoewel de periodisering en de
politieke en economische karakterisering wel erg ruimhartig zijn – maar elders in Europa vertoont de ontwikkeling van de sociaaldemocratie een heel ander patroon. Met name Frankrijk onttrekt zich aan het profiel dat Notermans schetst. De macht van de sociaaldemocraten hangt in dit land niet samen met de structuurveranderingen die zo mooi passen bij de sociaal-democratische
regeringsinvloed in de behandelde landen. Dit geldt eveneens voor België en Denemarken. Dit weerhoudt Notermans er echter niet van
zijn visie in universele termen te verwoorden. De case studie van de vijf landen wordt representatief geacht voor de gehele sociaaldemocratie. Dat is empirisch niet houdbaar.
Macht en onmacht
Notermans is op zijn sterkst als hij de wederwaardigheden beschrijft van de sociaal-democratische partijen in hun strijd om de
regeringsmacht. Overtuigend laat hij zien dat zij geen slaven zijn van achterhaalde economische theorieën, maar dat zij voortdurend
gebruik maken van de argumenten in de contemporaine economische discussies. Notermans legt helder het falen bloot van de sociaaldemocraten ten aanzien van hun economische doelstellingen. Interessant is dat hij zijdelings tevens het economisch-strategische denken
van de liberalen behandelt. Ook zij gaan in de twintigste eeuw belang hechten aan prijsstabiliteit. Ook zij ondersteunen de ingrijpende
regulering van het geldscheppingsproces en de ongebreidelde machtspositie van de centrale banken. Misschien is dat in de afgelopen
eeuw nog wel een veel grotere ommezwaai geweest dan de steun van de sociaal-democraten voor een sterke monetaire autoriteit. Leuk
voor een vervolgstudie wellicht, of voor een antwoord van Bolkestein en Zalm

1 Ton Notermans, Money, Markets, and the State, Social Democratic Economic, Policies since 1918, Cambridge & New York: Cambridge,
University Press, 2000, xix + 302 blz.

Copyright © 2000 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteur