Ga direct naar de content

Industriepolitiek in het Verenigd Koninkrijk

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: maart 27 1985

Internationaal

Industriepolitiek in het
Verenigd Koninkrijk
Britse lessen voor de MIP?
DR. M.J. HUISKAMP*

Inleiding
De oprichting van de Nederlandse Herstructurerings Maatschappij (NEHEM) in
1972 en van de Maatschappij voor Industriele Projecten (MIP) in 1982 zijn in sterke
mate gei’nspireerd door voorbeelden uit de
Engelse industriepolitiek. Voor de NEHEM stond de Industrial Reorganisation
Company (IRC) model, terwijl voor de
MIP de ervaringen met de National Enterprise Board (NEB) meespeelden 1). Het
Nederlandse industriebeleid Hep echter
achter bij de Engelse ervaringen. De NEHEM werd opgericht op een moment dat
de NEB als opvolger van de IRC al op de
Britse tekentafel stond omdat de IRC niet
voldeed. En in 1983, een jaar nadat de MIP
werd opgericht, legde de NEB het loodje.
De laatste tijd heeft ook het functioneren
van de MIP aanleiding gegeven tot ongerustheid. Zal nu ook de MIP haar Engelse
voorganger achternagaan, of kan er op basis van de ervaring met de NEB nog worden bijgestuurd?
De NEB, na de voorbereidingen in 1973
definitief opgericht in 1975 en opgeheven
in 1983, kent in haar tienjarige ontwikkeling een viertal fasen, waarin doelstelling
en taken sterk veranderen. In deze bijdrage
worden deze vier fasen in kaart gebracht 2)
In elke periode komen kenmerken naar voren die een rol lijken te spelen bij de aanloop en definitieve vormgeving van de
MIP.
De voorbereiding voor de NEB
(1973-1975): sturing van de economic
De voorbereiding van de NEB begint in
1972 met de congresvoorstellen voor het
partijprogramma van Labour, om vervolgens een roerige weg tot wetsontwerp en
uiteindelijk tot wet (in 1975) af te leggen.
De doeleinden van de op te richten NEB
waren in het Labour Party Program van
1973 als volgt omschreven:
1. het stimuleren van investeringen en
werkgelegenheid, ook regionaal;
2. het bevorderen van concurrentie in de
gemengde economic;
3. het creeren van een planningsstructuur
voor het industriebeleid door de kloof
te overbruggen tussen macro-econo302

misch beleid en (steun)beleid gerieht op
individuele bedrijven en sectoren;
4. het bevorderen van industriele democratic.
Wat de labourpartij voor ogen stond
was niet een bedrijfstaksgewijze nationalisatie, maar een concernsgewijze, waarbij
een holding zou moeten worden gevormd
die zou moeten bestaan uit bestaande overheidsbedrijven en te nationaliseren particuliere concerns of onderdelen van concerns, ook buitenlandse.
De selectie van de particuliere bedrijven
werd gerieht op de sterkste bedrijven uit de
verwerkende industrie: leidende bedrijven
uit diverse bedrijfstakken, vooral multinationale Britse ondernemingen.
De omvang van de holding diende te
worden opgebouwd tot 20 a 25 concerns in
vijf jaar. Daarmee zou dan 1/3 van het
aantal grote ondernemingen in de industrie, 2/5 van de winsten en de helft van de
werkgelegenheid onder de paraplu van de
NEB zijn gebracht. Dat werd beschouwd
als een bruggehoofd met voldoende gewicht om in de diverse markten op marktconforme wijze industriepolitiek af te
dwingen. De NEB zou op zodanige wijze
strategische beslissingen tussen haar bedrijven coordineren dat andere bedrijven
gedwongen zouden zijn deze te volgen op
straffe van verlies van winst- of
marktaandeel.
Het bestuur van de NEB diende te bestaan uit vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers. Zij zouden a titre personnel in het bestuur zitten. De holding
zou zelfstandig op armlengte van het Ministerie van Industrie opereren en op basis
van strategische plannen met haar dochters
communiceren. Er diende sprake te zijn
van een professionele leiding van de holding door ervaren managers.
Na de verkiezing van de Labourregering
in 1974 treden er al snel enkele accentverschuivingen op in deze oorspronkelijke
omschrijving uit het partijprogramma. Dit
blijkt uit het in 1975 gepublir.eerde wetsontwerp. Er komt meer nadruk op het bevorderen van efficiency, rationalisatie en
winst, terwijl reddingsoperaties van slecht
lopende bedrijven apart worden ondergebracht in speciale constructies met finan-

ciele compensatie door de regering. Er
wordt gestreef d naar uitbreiding van de industriele democratic, niet alleen in het
bestuur van de NEB zelf, maar ook in de
besturen van de ondernemingen die onder
de NEB gaan vallen.
Daarnaast wordt een aantal uitgangspunten uit het partijprogramma uitgewerkt, die ook tot belangrijke veranderingen leiden. Het betreft de criteria voor
deelnemingen en overnamen en de relatie
tot de overheid. De criteria voor deelneming en overname worden beperkt tot:
dreigende buitenlandse overname, het bevorderen van concurrentie in een sector en
het ontwikkelen van nieuwe technological.
Daarmee verdwijnt de selectie gebaseerd
op het strategische concept van de 25 concerns, die nodig zijn voor besiuring van de
economic. In relatie tot de overheid voert
de NEB het dagelijkse beleid, maar het Ministerie van Industrie geeft ,,richtlijnen”.
De NEB brengt elk jaar een rapport aan het
parlement uit over haar activiteiten. Wat
betekent dat? De NEB beschikt over een eigen fonds en is vrij tot minderheidsdeelneming in bedrijven tot een bediag van ± £5
mln. (± f. 25 mln.). Daarboven is toestemming van het ministerie nodig, dat tevens meerderheidsdeelnemingen meet
goedkeuren. Ook is bij overname overeenstemrning met het betrokken bedrijf vereist. De NEB mag dus niet buiten het ministerie om functioneren en wordt in haar
deelnemingen- en overnamebeleid vrij
sterk beperkt door het Ministerie van
Industrie.
Bij de definitieve vormgeving van de
NEB in de wet van 1975 blijkt de Labourpartij, in vergelijking tot het wetsontwerp
dat was opgesteld door ambtenaren van
het Ministerie van Industrie, wat meer van
haar oorspronkelijke doelsteliingen te hebben gerealiseerd. De doeleinden van de
NEB zijn in de definitieve wet globaler
geformuleerd:
1. het ondersteunen van de Britse economic;
2. het bevorderen van de produktiviteit en
de internationale concurrentie;
3. het bewaken van de werkgelegenheid
Op operationeel niveau blijven de taken
echter ongewijzigd:
– herstructurering van bedrijfstakken en
ondernemingen;

* De auteur is werkzaam bij de Commissie voor
Ontwikkelingsproblematiek van Bedrijven
(COB) van de Sociaal-Economische Raad. De
bijdrage is op persoonlijke titel geschreven.
1) Installatierede Raad van Toezicht Nederlandse Herstructureringsmaatschappij, uitgesproken door de minister van Economische
Zaken, mr. drs. H. Langman, 27 September
1972, biz. 2; Memorie van Toelichting op de
machtiging tot oprichting van de naamloze vennootschap Maatschappij voor Industriele Projecten NV, Tweede Kamer, zitting 1981-1982,
biz. 7.
2) Informatiebronnen: partij- en regeringsnota’s, jaarverslagen van de National Enterprise
Board en de British Technology Group, The

Guardian en The Sunday Times over de periode
1973-1983, functionarissen van de NEB.

– uitbreiding staatseigendom in winstge- van samenwerking, het verstrekken van leningen e.d. nu uiteindelijk in de portefeuilvende verwerkende Industrie;
– uitbreiding industriele democratic in de le van de NEB. Dit zijn:
— een aantal probleembedrijven: British
te beheren bedrijven;
Leyland, Herberts Machine Tools,
– overname bestaande staatsbedrijven.
Rolls Royce, Ferranti. Het zijn deels
wel bedrijven op geavanceerde terreiHet touwtrekken over bevoegdheden
nen zoals numerieke besturing, vliegtussen het NEB-bestuur en het Ministerie
tuigmotoren en elektronica;
van Industrie heeft weer tot verschuivingen
geleid (eigen NEB-fonds bevat £ 700 mln., — een aantal nieuw opgerichte ondernemingen op het gebied van de chipprode NEB is vrij tot deelnemingen tot £ 10
duktie, kantoorapparatuur en softmln., maar toestemming van de minister is
ware;
vereist bij deelnemingen groter dan 30%).
Er zijri belangrijke verschuivingen tus- — deelnemingen in bestaande en kleine
bedrijven: machinebouw, elektronica,
sen het partij programma en het wetsontcomputers, software, instrumenten.
werp enerzijds, en tussen het wetsontwerp
Dit betreft zowel meerderheids- als
en de wet anderzijds; de wet lijkt weer meer
minderheidsdeelnemingen.
op het partijprogramma. De achtergrond
van de verschuivingen zijn de discussies en
Deze drie groepen bedrijven blijven
het touwtrekken tussen linker- en rechtervleugel van de Labourpartij en tussen de steeds belangrijk. We zullen zien dat ze in
politiek en de ambtenaren over de rol van de loop der jaren een voor een worden afgestoten.
de NEB in de industriepolitiek.
Het feitelijke investeringsbeleid streeft
De verschuivingen zijn verschillend gei’nterpreteerd. Een ding is duidelijk: het is naar deelnemingen die in de regel groter
geen nationalisatiebeleid a la Mitterrand, zijn dan 20%, maar zelden naar volledige
wat oorspronkelijk de bedoeling was van overnamen. Er wordt samenwerking met
de bestaande aandeelhouders gezocht. Elhet programma van de Labourpartij.
Welke elementen kunnen we nu al in de- ke vijf jaar komt de NEB met een nieuw
ze voorbereidingsfase herkennen die later strategisch plan, jaarlijks met een budgetzullen opduiken in de discussie over het in- overzicht en bijstelling van het strategisch
dustriebeleid in Nederland? Een aantal ele- plan. Men wenst een behoorlijk rendement
menten maakt onderdeel uit van het voor- op investeringen op lange termijn.
Vergelijken we het function eren van de
stel tot oprichting van een Nationale
Ontwikkelingsmaatschappij in ons land 3): NEB met de oorspronkelijke opdracht in
– een Ontwikkelingsmaatschappij, opge- de wet, dan blijkt het bestuur van de NEB
een paar taken uit de wet niet uit te voeren.
zet als staatsbedrijf;
– professionele leiding van het staatsbe- Het betreft hier taken zoals:
— het bevorderen van de industriele dedrijf;
mocratic;
– het bestuur is a litre personnel samengesteld;

– het bedrijf opereert op armlengte van
de overheid;
De praktijk (NEB 1975-1978): een
Ontwikkelingsmaatschappij voor de
herindustrialisatie

Wat ziet het bestuur van de NEB nu zelf
als zijn belangrijkste taken en hoe heeft het
die operationeel vorm gegeven?
In 1978 beschrijft het bestuur deze taken
in zijn jaarverslag als volgt:
1. herstructurering van noodlijdende bedrijven. De NEB kan dit door haar
marktconform opereren beter dan het
ministerie;
2. samenwerking met de National Economic Development Council. Haar sectoraal ingestelde commissies zijn positief
te waarderen; zij signaleren en lokaliseren kansen. Maar dan gaat het erom deze hard te maken, te realiseren, en daarvoor heeft de NEB de juiste instrumenten. Sectoraal ingestelde commissies
dienen wel beperkt te blijven tot technologisch geavanceerde sectoren zoals de
computersector en de micro-elektronica;
3. stimuleren van de export;
4. ontwikkeling van kleine bedrijven (ook
in de dienstverlening).
Wat zit er door overname van aandelen,
het oprichten van bedrijven, het aangaan
ESB 27-3-1985

— beheer/overname

van

bestaande

staatsbedrijven (bij voorbeeld Britsh
Petroleum);
— uitbreiding van staatsbedrijven in
winstgevende delen van de verwerkende Industrie.
De NEB concentreert zich in de praktijk
op het herstructureren van ondernemingen
en het ondefsteunen c.q. oprichten van ondernemingen die technologisch geavan-

ceerd zijn.

staande staatsbedrijven en uitbreiding van
de staatsbedrijven in de verwerkende industrie. De wet wordt dus aan de praktijk
van de NEB in de periode 1975-1978 aangepast, met dit verschil dat ook de taak van
de NEB bij herstructurering van ondernemingen wordt afgestoten. De doeleinden
van de wet uit 1975 worden wel gehand-

haafd. Ze waren blijkbaar ruim genoeg geformuleerd om overeind te blijven. Zij

luidden:
1. ondersteunen van de Britse economic;
2. het bevorderen van de produktiviteit en
de Internationale concurrentie (positie);
3. het bewaken van de werkgelegenheid.

De NEB wordt nu een katalysator van
investeringen in geavanceerde technologieen, in samenwerking met particuliere
ondernemingen. Dit laatste is een belangrijke verschuiving: staatsdeelneming is nu
geen doel op zich, en wordt vervangen
door samenwerking met particuliere bedrijven door bij voorkeur minderheidsdeelnemingen. Het gaat erom goede projecten te steunen en te versnellen in 3 gebieden: elektronica en informatica, biotechnologie en robotica.
Wat betekent dit voor de drie groepen

ondernemingen, die we eerder onderscheiden hebben? De probleembedrijven werden afgestoten. In de praktijk waren er al
directe relaties tussen deze concerns en het
Ministerie van Industrie ontstaan. Beide
accepteerden de NEB niet meer als tussenschakel in herstructureringsopefaties. De
nieuw opgerichte, middelgrote bedrijven
komen meer op de voorgrond, maar andere particuliere kapitaalverschaffers worden erbij betrokken. Bij de kleine veelbelovende bedrijven in Industrie en dienstverlening wordt gestreefd naar het omzetten
van meerderheidsdeelnemingen in minderheidsdeelnemingen om vervolgens deze zo
snel mogelijk aan particuliere kapitaalverschaffers over te dragen. De tabel laat zien
dat er geen grote bedrijven over zijn en dat
er winst is (maar er blijven enkele grote
verliezers). Bovendien lopen de vele kleine
bedrijven goed en is de afdracht aan de
schatkist positief.
Het verschil ten opzichte van de periode

We zien dus al enigszins de lijn opkomen

1975-1978 is dat privatisering doel op zich

die later ook in de Nederlandse industriepolitiek zal doorklinken: het ondersteunen
van veelbelovende activiteiten in gezamenlijke opzet met particulieren en bedrijven.
De tweede belangrijke lijn blijft voor de
NEB bestaan uit het herstructureren van
ondernemingen en het oprichten van voiledig nieuwe staatsbedrijven. De tweede lijn
zal nu in de volgende periode worden af gebouwd, terwijl de eerste lijn – zij het
slechts kort – de boventoon gaat voeren.

wordt en dat het idee van de opbouw van
een strategische positie van de NEB in veelbelovende sectoren, vanuit een eigen NEB-

Intermezzo van de NEB (1979-1980): participaties in particuliere bedrijven

Inmiddels is de Labourregering door de
eerste regering-Thatcher afgelost. De regering-Thatcher komt met een nieuwe wet die
een aantal papieren wetsregels uit 1975 afschaft: het bevorderen van de industriele
democratic, beheer/overname van be-

visie, onder druk komt te staan.
Deze beleidsombuiging verliep niet zonder slag of stoot. Het oude bestuur van de
NEB werd grotendeels vervangen, en de
vakbonden maakten geen gebruik meer
van de mogelijkheden om zittiug te nemen
in het bestuur. Ze zien geen garantie voor
een goede ontwikkeling op lange termijn.
Ook de voorzitter (een manager) en andere
bestuursleden verdwijnen. Zij houden vast
aan de betekenis van staatsbedrijven, zowel bij de oprichting van kleinere, nieuwe

3) WRR, Plaats en toeKomst van de Nederlandse Industrie, Den Haag, 1980, met name biz.

182-186. Van der Zwan houdt in het voorstel
voor een Nationale Ontwikkelingsmaatschappij
nog sterk vast aan een sectorale uitwerking.

303

Tabel. Enkele kengetallen van de National Enterprise Board in de periode 1978-1981
1978

1979

1981

46
278.514

46
4.501

£ 148,7 mln.

Aantal bedrijven waarin de NEB een
belang heeft
Aantal werknemers in dienst
Totale activa

£ 1.576mln. a)

68
13.152
£ 202 rain.

Omzet
— waarvan export

£ 4.158 mln.
£ 1 .346 mln.

£213 mln.
£ 94 mln.

£ 129,3 mln.
£ 63 mln.

11,3%

4,8%

-30,12%

Rendement op het vermogen
Winst en verlies

£

Bijdrage aan de schatkist

31 mln.

£

6,5 mln.

£ 37

mln. c)

-£ 44 mln.
£ 17,99 mln. c)

b) In de jaarverslagen worden bij winst en verlies gegevens over ,,extra-ordinary items” opgevoerd. Het betreft hier
ondernemingen die worden geherstructureerd of bedrijven waarop aanloopverliezen worden geleden, en die
zwaar op het resultaat drukken. In 1978 bedraagt dit £ 47 mln. en in 1979 £ 17 mln.
c) Door de verkoop van een bedrijf.

ondernemingen als bij herstructureringen
van bestaande ondernemingen.
De rol van de NEB in 1979-1980 wordt
vooral bepaald door het Ministerie van Industrie. De minister (Keith Joseph) wijzigde zijn visie van de NEB als ziekenhuis
voor noodlijdende bedrijven naar de NEB
als katalysator. De ommezwaai geschiedde

gelijk. De NRDC werkt uitsluitend op projectbasis.
Op initiatief van de NRDC vormen
NRDC en NEB met behoud van eigen identiteit de British Technology Group (BTG).
De NEB ervaart dit samengaan enerzijds
als een shotgun-wedding: het initiatief ligt
bij de NRDC, waarbij de NRDC een voile-

niet van harte: de ambtenaren blijven stre-

dig samengaan nastreeft, anderzijds als

ven naar de opbouw van een strategische
positie van de NEB in de nieuwe sectoren,
niet zozeer met staatsbedrijven maar met
gemengde bedrijven. Het is die strategische
positie die Thatcher later toch gaat afbouwen.

een reddingsgordel, waar ze zich aan vast
kan klampen. De NEB is qua omzet en activa veel groter dan de NRDC. De laatste

De elementen uit deze periode die we
herkennen in de Nederlandse discussie
over industriepolitiek betreffen vooral de
samenwerking met particuliere bedrijven
en in het verlengde daarvan het aangaan
van minderheidsdeelnemingen. Tevens is
het van belang te constateren dat het industriepolitieke aangrijpingspunt niet zozeer de onderneming is, maai een project;
de samenwerking is op projectbasis. Het
zijn deze drie elementen die we in de
constructie van de MIP terugvinden.
De British Technology Group: technologie-overdracht op projectbasis

Het nieuwe NEB-bestuur wilde een andere richting op dan de conservatieve regering. De visie van de conservatieven is dat
de particuliere sector de vernieuwing van
de technologic moet dragen; een overheidsbedrijf kan dat proces ondersteunen,
maar niet vanuit een strategische visie leiding geven. ,,The NEB acts like God in the
market place”, is een uitspraak van de minister voor Industrie Keith Joseph. Er ko-

men nieuwe mutaties in het NEB-bestuur.
De nieuwe voorzitter is de voorzitter van de

heeft niettemin het initiatief. Zij wil de

commerciele, financiele en ondernemingskennis van de NEB benutten.
Wat is op dat moment de positie van de
NEB? De zelf opgerichte bedrijven (de grote investeringen van de NEB uit 1978 beslaan 50% van de activa van de NEB) hebben nog steeds aanloopverliezen. De opdracht van de regering luidt: afstoten. De
groep kleinere bedrijven draait goed; over
de eerste zes maanden van 1982 is er winst
(met name de software-bedrijven), maar
het aantal deelnemingen vermindert. De
bedrijven worden zo snel mogdijk afgestoten via speciaal opgerichte participatiemaatschappijen, waarin particulieren
reeds de meerderheid bezitten. De NEB is
dus een doorgangshuis geworden voor bedrijven die zelf in principe een verkoopbaar produkt hebben en die een (financiele) duw in de rug nodig hebben.
Het bestuur van de nieuwe BTG wordt
gedomineerd door NRDC en mensen uit de
onderzoekswereld. De staven van de
NRDC en de NEB worden volledig geinte-

greerd. De relatie tot het Ministerie van Industrie is strak: de uitvoerende directeur
van de BTG is tevens topambtenaar op dit
ministerie. De doeleinden van de BTG zijn:
1. steun aan kleine bedrijven;
2. het ontwikkelen van nieuwe technolo-

National Research and Development

gie;
3. het geven van regionale steun.

Council (NRDC). Dit is een reeds lang bestaande organisatie met als doelstelling:
uitvindingen/ideeen van universiteiten, laboratoria en individuen naar de fabriek
brengen tot kant-en-klare-produkten op de
markt. Via licenties en deelnemingen (vaak
100%) wordt geld terugverdiend. In de regel is financiering uit eigen middelen mo-

Vaak vallen deze doelen samen in concrete projecten. De BTG doet een keuze uit
projecten op drie gebieden: biotechnologie, robotica en informatica. De instrumenten die zij hanteert zijn joint ventures,
aandelen en leningen. Betrokkenen zelf en
derden moeten de grootste bijdrage leve-

304

ren. In deze constructie kunnen ook bedrijven worden opgericht, maar alleen samen
met anderen. De bijdrage van de BTG is
gebaseerd op de kosten van de ontwikkeling van een uitvinding of produkt.
Tijdens de looptijd van een project heeft
de BTG het recht om in de onderneming
een directeur te benoemen en recht op informatie en controle. De BTG verdient
haar investeringen terug via licenties, patenten en percentages van de verkoop. De
BTG kent speciale dochters waarin ,,derden” een groot aandeel hebben of de meerderheid reeds bezitten. Een onderneming
ressorteert onder deze dochter zodra het
project een zelfstandig bestaan kan leiden:
een soort ,,drukkamer” om aan de particuliere markt te wennen. Kortom, er is een
heel instrumentarium om uitvindingen/
produkten in projectvorm van incubatie
tot adolescentie in de markt te begeleiden.
De opheffing van de NEB

In februari 1983 wordt de NEB als onderdeel van de BTG door de regering-Thatcher opgeheven. De BTG mag verder gaan,
maar moet commercieler opereren. Zij beschikt over een beperkt eigen fonds van
£10 mln. per jaar (dus ± f.45 mln.) en
moet geld putten uit verkopen van deelnemingen aan bedrijven en vermindering van
deelnemingen. Een belangrijke verkoop
betreft het in de periode 1975-1978 door de
NEB opgerichte bedrijf Imnos. De regering ontving voor de verkoop £95 mln.,
terwijl de totale investering sinds de
oprichting £65 mln. bedroeg! In 1983 had
de BTG bemoeienis met ongeveer 400 projecten. Zij investeerde £35 mln., waarvan
de helft uit interne fondsen werd opgebracht.
Consequenties voor de MIP

We kunnen in de ontwikkeling van de
NEB elementen herkennen die later een rol
spelen in de discussie over de vormgeving
van de MIP. In de eerste fase was dat de ge^
dachte van een ontwikkelingsmaatschappij, als staatsbedrijf opererend op armlengte van de overheid met een professionele leiding en een bestuur samengesteld a
titre personnel uit diverse maatschappelijke stromingen. In de tweede fase wint het
ondersteunen van veelbelovende activiteiten in het kader van de herindustrialisatie
in gezamenlijke opzet met particuliere bedrijven aan betekenis als een van de taken
van de NEB. In de derde fase treedt deze
laatste taak als enige op de voorgrond, zijn
de deelnemingen veelal minderheidsparticipaties en worden de veelbelovende activiteiten in projectvorm gerealiseerd. De
NEB wordt een participatiemaatschappij
met een beperkte ontwikkelingsfunctie. In
de vierde fase neemt de BTG het roer over
van de NEB en komt het hoofdaccent te
liggen op technologie-overdracht. Op dat
moment is de NEB slechts een participatiemaatschappij die bedrijven met een verkoopbaar produkt financieel ondersteunt.
De mogelijkheden om ondernemingen

op te richten of over te nemen die centraal
stonden in de eerste jaren van de NEB, zijn
op de achtergrond geraakt bij de BTG. De
mogelijkheden om ideeen en vindingen van
conceptie tot produkt voor de markt te
ontwikkelen zijn daarentegen sterk toegenomen. Het is opvallend dat het de NEB in
de tussenliggende periode aan beide mogelijkheden ontbreekt. Ze beschikt niet meer
over de mogelijkheden om ondernemingen
op te richten en over te nemen en ook niet
over de mogelijkheden voor technologieoverdracht. Deze periode is daarom te omschrijven als een intermezzo. De ontwikkelingsfunctie kan niet voldoende uit de verf
komen en alleen de participatiefunctie
blijft over.
Het lijkt erop dat de MIP ongelukkigerwijs juist op de NEB van het, .intermezzo”

is gemodelleerd. Dit betekent dat de Nederlandse discussie over instrumenten van
industriepolitiek voor de tweede keer (eerst
bij de NEHEM en nu bij de MIP) de boot
dreigt te missen.

Overigens lijken de relaties tussen de Nederlandse en Britse industriepolitieke instituties nog nauwer dan we op het eerste gezicht constateerden. De Nationale Ontwikkelingsmaatschappij die Van der Zwan

oorspronkelijk voorstelde in het WRRrapport Floats en toekomst van de Nederlandse Industrie heeft een aantal belangrijke kenmerken gemeen met de NEB als ontwikkelingsmaatschappij. Heeft in de tijd
waarin dit initiatief werd geconcretiseerd,
in de MIP een zelfde verschuiving van ontwikkelingsmaatschappij naar participatiemaatschappij plaatsgevonden als bij de
NEB? En welke rol werd daarin gespeeld
door het Ministerie van Economische Zaken, daar waar dit ministerie in het kader
van het aandachtsgebiedenbeleid de ontwikkelingsfunctie grotendeeis naar zich
zelf lijkt toe te trekken? Het ministerie
committeert grote bedragen aan R en Dactiviteiten bij bedrijven en bij instituten
van hoger onderwijs. Het gaat zowel om
grote projecten met vooraanstaande ondernemingen (Philips, Gist Brocades e.d.),
als om kleinere projecten. Een aantal van
deze laatste zijn niet eens gericht op grootschalige produktie, maar zullen naar verwachting een bijdrage leveren aan de toename van kennis op terreinen als biotechnologie en informatica 4). Dit is de ontwik-

ten te onderscheiden. Ten eerste uitbreiding van de mogelijkheden om zelf ondernemingen op te richten en over te nemen
door onder andere meerderheidsparticipaties. Ten tweede uitbreiding van de mogelijkheden om een groter deel van het ,,ontwikkelingstraject” te bestrijken: niet alleen het oppikken van min of meer marktrijpe produkten maar ook van produkten
in prille ontwikkelingsstadia. Beide elementen zijn in de juiste dosering van groot
belang voor het uit de verf komen van de
MIP.
Het benadrukken van de ontwikkelingsfunctie van de MIP betekent ook dat EZ in
feite zijn taak op dit punt moet overdragen
en overlaten aan de MIP. Het is zelfs mogelijk dat de huidige taakverdeling al een
doublure is en de ontplooiing van de MIP
belemmert 6). Een andere overweging voor
wijziging van de taakstelling kan zijn dat
behandeling van het beleidsplan en het
jaarverslag van de MIP het parlement
meer controlemogelijkheden verschaft
over de offensieve steun dan thans het geval is. De criteria waarop EZ subsidie verleent in het aandachtgebiedenbeleid zijn
wederom niet geexpliciteerd. Zoals zo
langzamerhand gebruikelijk, wordt door
het ministerie aan deze explicitering
,,gewerkt”.
Conclusie

De NEB heeft een roerig tienjarig
bestaan achter de rug. Het is een wonder
dat ondanks de enorme politieke touwtrekkerij de NEB nog tot resultaten is gekomen. De touwtrekkerij onder de Labourregering was het gevolg van meningsverschillen tussen de linkervleugel en de rechtervleugel van deze partij. De linkervleugel

pleitte voor een concerningang voor industriepolitiek door middel van concernsgewijze nationalisatie. De rechtervleugel
bleef voorstander van de sectorale ingang
voor industriepolitiek.
De NEB wordt een ontwikkelingsmaatschappij voor de herindustrialisatie. De
touwtrekkerij onder de Thatcher-regering
betrof de positie van de NEB in een vrijemarkteconomie. Het is de vrijemarktstroming die het uiteindelijk wint.
De NEB wordt een participatiemaatschappij met een projectingang voor industriepolitiek maar wordt uiteindelijk toch opgeheven. Een andere maatschappij, de British Technology Group met het hoofdaccent op technologie-overdracht komt er
voor in de plaats. De beperkte rol die de
MIP tot nu toe speelt kan voortkomen uit
het feit dat ze noch beschikt over de slagkracht van de NEB als ontwikkelingsmaatschappij voor de opbouw van een strategische positie in de economic door het
oprichten of overnemen van ondernemingen, noch de slagkracht heeft van de BTG
om nieuwe ontwikkelingen van ideee’n tot
produkt op de markt te begeleiden.
M.J. Hniskamp

4) Zie het interview van D. Kuin en T. Gordijn
met de directeur-generaal Industrie van het Ministerie van Economische Zaken, Leliveld. Zie
Het financieele Dagblad, 28 december 1984 en
29/31 december 1984.
5) Zie het interview met MIP-directeur De Boer
in Het financieele Dagblad, 9 november 1984.
6) Wijers heeft een zelfde verschijnsel geconstateerd in de relatie tussen de Nehem en EZ. Zie:
G. J. Wijers, Een nieuwe aanpak: het industriebeleid en de betekenis van de MIP, Den Haag,
1982, biz. 44.

kelingsfunctie van vooral de BTG, bij

uitstek.
De MIP telde sinds de oprichting in 1982
in een tweejarige periode zeven projecten
die van start gingen. De directeur heeft in
een toelichting in dit verband aangegeven
dat er een spanning bestaat tussen het commercieel opereren (de participatie) en het
versterken van de industriele structuur (de
ontwikkeling) 5). De laatste tijd heeft de

MIP een aantal nieuwe activiteiten ontplooid, o.a. met het oorspronkelijk door
deNEB opgerichte bedrijf Imnos en op het
terrein van de biotechnologie.
De Britse ervaringen leren dat de.MIP
niet over de juiste verhouding tussen participatiefunctie en ontwikkelingsfunctie beschikt. De ontwikkelingsfunctie behoort
meer nadruk te krijgen. Binnen die ontwikkelingsfunctie zijn dan weer twee elemenESB 27-3-1985

305

Auteur