Ga direct naar de content

In memoriam Martin Fase: Gedreven wetenschapper met oog voor beleid

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: november 22 2023

Met Martin Fase is op 21 oktober een gedreven wetenschapper en monetairbeleidsmaker heengegaan. Fase werd opgeleid als kwantitatief georiënteerd econoom en promoveerde in 1969 in Amsterdam bij de econometrist Mars Cramer op een proefschrift over de leeftijd-inkomensprofielen. Als hoofd wetenschappelijk onderzoek en onderdirecteur bij De Nederlandsche Bank (DNB) deed hij tussen 1971 en 2001 baanbrekend onderzoek naar de monetaire empirische modelbouw. Tussen 1979 en 2003 was Fase naast zijn werk bij DNB, hoogleraar en een inspirerend leermeester voor generaties van economen in Rotterdam en Amsterdam.

Martin Fase (1937-2023)

Even leek het alsof de in een Amsterdams katholiek gezin met elf kinderen opgegroeide Fase banketbakker zou worden (zie de In memoriam van Peeters en Kolodziejak, ook in deze ESB). Hij koos er echter al snel voor om economie te gaan studeren. Dat deed hij aan de Universiteit van Amsterdam waar hij bij de hoogleraren Delfgaauw, Goedhart en Hennipman colleges over staatsfinanciën, prijstheorie en het hennipmaniaanse welvaartsdenken volgde. In zijn dagelijkse werk richtte Fase zich op de, voor veel economen moeilijk te vatten, wereld van het geld. Ook in de jaren zeventig van de vorige eeuw en de jaren nul, toen macro- en keynesiaanse aanbodmodellen de boventoon voerden en de geldsfeer door sommige economen als irrelevant werd gezien bleef hij zich richten op de monetaire economie.

President Jelle Zijlstra vroeg Fase toen hij in 1971 bij DNB begon het econometrisch onderzoek voor DNB te ontsluiten. De latere DNB- en ECB-president Willem Duisenberg had dat net voor Fases komst zonder succes ook geprobeerd. Fase slaagde wel: hij  bouwde het MORKMON-model voor de Bank. Doorslaggevend bij dat succes was zijn kwantitatief-wetenschappelijke gerichtheid, en zijn bereidheid om te innoveren. Fase wist zijn medewerkers op DNB af te schermen van de dagelijkse beleidsvragen zodat zij zich konden richten op de theoretische en empirische ontwikkelingen die hij van belang vond. Dit leidde in de jaren zeventig en tachtig tot een groot aantal vaak internationale publicaties die ervoor zorgden dat de analyses van de bank weer aansloten bij de tijd.

Fase zag dat DNB – om in de Nederlandse beleidsarchitectuur tegenwicht te bieden aan de positieve tinbergiaanse analyses van het CPB – haar weerstand tegen empirische modellen zou moeten staken. Tegelijkertijd zorgde hij ervoor dat het specifieke Nederlandse monetarisme niet verloren ging op de bank. Fase had een jaar in het Amerikaanse Madison gewerkt en daar het denken van de Amerikaanse nobelprijswinnaar Tobin en de modelbouwer Goldberger leren kennen. Hij koos ervoor om in MORKMON de monetaire sfeer via een gesloten stelsel balansen te modelleren (Fase et al., 1984), en week daarmee af van een vooral op de geldvraag gebaseerde aanpak, zoals de Amerikaanse monetaristen dat in die tijd propageerden. Hij bood zo een gedragsmatige onderbouwing van de door de eerste naoorlogse DNB-president Marius Holtrop gehanteerde analyse van de oorzaken van geldcreatie bij verschillende gelddefinities en voor de liquiditeitsquote als monetaire evenwichtsnorm.

Fase toonde zich hierbij een wetenschapper met wat de Duitsers ausdauer noemen. Toen het CBS hem geen kwartaalcijfers voor de Nederlandse economie kon leveren en hij die wel nodig had voor MORKMON, zorgde hij daar zelf voor.

Hoewel Fase altijd in de monetairebeleidswereld werkte, bleef hij in alles een wetenschapper en publiceerde hij veel. Hij begeleidde 22 promovendi en nam deel aan vele promotiecommissies. Ook zat hij tal van aan de economische wetenschap gelieerde gremia voor, zoals het NEI en de Pieter Hennipman Stichting, en had hij een lange lijst van redacteurschappen bij wetenschappelijke tijdschriften, waaronder twintig jaar lang de Economist. Het is dan ook niet verwonderlijk dat Fase gevraagd werd toen er in 2001 een erepromotor voor Wim Duisenberg werd gezocht.

Fase bood slechts aan weinigen zicht op zijn persoonlijke leven. Hij was gul in het delen van kennis maar bleef altijd resultaatgericht. Een traditionele leermeester die niet alleen van zichzelf maar ook van zijn leerlingen het maximale verwachtte en weinig tijd nam voor persoonlijke beslommeringen.

Ondanks zijn belangstelling voor het monetarisme van Friedman bleef Fase sterk gegrond in de Nederlandse economentraditie. Hij schreef over het neutraal geld van Johan ­Gerbrand Koopmans, de grondlegger van de normatieve beleidsanalyse bij DNB, en ook een dikke geschiedenis van DNB in de jaren 1948-1973 (Fase, 2000).

Na zijn pensionering in 2003 publiceerde hij veelvuldig over vergeten Nederlandse economen zoals Herman Frijda en Jan ­Goudriaan. Hun gedachtegoed mocht niet verloren gaan, zo meende hij. Fase (1994) noemt de Nederlandse monetaire traditie een drieluik dat eindigt in 1970. Martin Fase zelf heeft ook een plaats in de geschiedenis van dat Nederlandse economisch denken. Hij was een beeldbepalende figuur in het vierde hoofdstuk van de Nederlandse monetaire traditie.

Literatuur

Fase, M.M.G. (1994) The rise and demise of Dutch monetarism; or, the Schumpeter-Koopmans-Holtrop Connection. History of Political Economy, 26(1), 21–38.

Fase, M.M.G. (2000) Tussen behoud en vernieuwing: Geschiedenis van De Nederlandsche Bank 1948-1973, Den Haag: SDU uitgevers.

Fase, M.M.G. et al. (1984) MORKMON: een kwartaalmodel voor macro-economische beleidsanalyse. Monetaire Monografieën nr 2. Amsterdam/Deventer: De Nederlandsche Bank/Kluwer.

Auteurs

Categorieën

Plaats een reactie