Arbeidsmigratie van buiten de Europese Unie kan de vergrijzing tegengaan. Maar hoeveel migranten zijn er eigenlijk netto in Nederland nodig om de grijze druk niet verder te laten toenemen? Een berekening.
In het kort
– Om de grijze druk op het huidige Nederlandse niveau te stabiliseren is een jaarlijks oplopend aantal migranten nodig.
– Voor stabilisatie op het niveau van 2050 zijn er netto 35.000 tot 70.000 migranten per jaar nodig. Dat zijn er minder dan nu.
– Om met migrantie het arbeidstekort op te lossen, is het verstandig om eerst het tekort vast te stellen en dan selectief toe te laten.
Immigratie staat als oplossing voor vergrijzing weer vol op de agenda sinds de Europese Commissie (EC) recent heeft voorgesteld dat het voor mensen van buiten de EU makkelijker zou moeten zijn om in de EU een werkvergunning te krijgen (EC, 2022). In Nederland heeft het kabinet op deze discussie gereageerd door de instelling van de Staatscommissie Demografische ontwikkelingen 2050 (Tweede Kamer, 2022). Deze commissie wordt gevraagd om advies uit te brengen over de scenario’s wat betreft vergrijzing en migratie, tot ten minste 2050.
Diverse studies laten echter zien dat er mogelijk onrealistisch hoge aantallen migranten nodig zijn om de vergrijzing op te vangen. Een eerste studie waarin dat werd gevonden was van de Verenigde Naties (2000). Robson en Mahboubi (2018) bespreken voor Canada een scenario waarbij de benodigde immigratie-aantallen, op een termijn van ongeveer vijftig jaar, tot een verviervoudiging van de Canadese bevolking zouden leiden. Voor Nederland vinden Van de Beek et al. (2021) dat, om de grijze druk te stabiliseren, het aantal migranten zou moeten oplopen tot bijna tweeëneenhalf miljoen per jaar aan het eind van deze eeuw.
Dit artikel draagt bij aan die immigratie-discussie door als oplossing voor de vergrijzing te berekenen hoeveel immigratie er in Nederland nodig is om de verhouding tussen het aantal gepensioneerden en de actieve bevolking (de grijze druk) constant te houden. Hiervoor gebruik ik een rekenmodel gebaseerd op overlappende generaties, waarbij de tijdseenheid dertig jaar beslaat. Dit omdat de grijze druk bepaalt wordt door de levensverwachting dertig jaar eerder. De belangrijkste parameters van het model zijn de (feitelijke en/of nagestreefde) grijze druk en het kindertal per vrouw. Ik doe de berekening twee keer: voor een constante grijze druk op het niveau van 2050 – die dus gebaseerd is op de huidige levensverwachting -, en voor een constante grijze druk op het huidige lagere niveau (cijfers 2020) – die dus gebaseerd is op de levensverwachting dertig jaar geleden.
Aannames
De belangrijkste aannames in mijn berekening zijn gebaseerd op NIDI/CBS (2021). In tabel 1 staan de kerncijfers van de drie van de de acht door het NIDI/CBS doorgerekende varianten. In de variant ‘Krimp’ is zowel het kindertal per vrouw als het veronderstelde migratiesaldo laag, terwijl bij de variant ‘Groei’ de cijfers voor deze variabelen relatief hoog zijn. De variant ‘Groen’ ligt deels tussen deze twee uitersten in.
Wat betreft het kindertal per vrouw maak ik vier varianten, zie tabel 2. Twee waarbij het kindertal van de in 2020 in Nederland woonachtige vrouwen (vanaf nu ‘autochtonen’) 1,5 is, wat gelijk is aan het krimp-scenario van NIDI/CBS; en twee waarbij het kindertal van de autochtonen 1,8 bedraagt, wat gelijk is aan het groei-scenario van NIDI/CBS. Binnen die twee varianten verschilt het kindertal van de na 2020 naar Nederland migrerende vrouwen (vanaf nu de ‘migranten’). Dit is of gelijk aan het autochtone gemiddelde, of gelijk aan het reproductiegetal 2,1. Bij dit kindertal blijft de bevolking constant (CBS, 2022b).
Om de berekening uit te voeren, zijn er daarnaast een aantal vereenvoudigende impliciete aannames nodig. Zo neem ik aan dat alleen mensen migreren aan het begin van de potentieel actieve periode van hun leven, en dat de immigranten direct toetreden tot de nationale beroepsbevolking en dezelfde arbeidsparticipatie kennen als de Nederlandse leden van de beroepsbevolking. Als de arbeidsparticipatie van migranten lager is, is de grijze druk hoger. Ieder lid van de beroepsbevolking, dus ook de migranten, kent bij aanname dezelfde levensverwachting. Verder wordt er in alle berekeningen uitgegaan van de huidige levensverwachting die constant over de tijd wordt verondersteld. De verhouding tussen het aantal AOW’ers en de beroepsbevolking een periode eerder is dan ook constant over de tijd.
Constante grijze druk op niveau 2050
Uit een beroepsbevolking van 10,5 miljoen in 2020 resteren bij de huidige levensverwachting van vrouwen van 83,33 jaar volgens het groen-scenario van NIDI/CBS 3,7 miljoen AOW’ers in 2050 (CBS, 2022c). In tabel 3 staat, voor vier verschillende varianten, uitgerekend hoe hoog het migratiesaldo per jaar moet zijn om de grijze druk constant op dat niveau te houden (0,352 = 3,7 mln /10,5 mln).
Om dat te bereiken moet de omvang van de beroepsbevolking in iedere toekomstige periode gelijk zijn aan 10,5 miljoen. Dit kan men als volgt beschouwen. In 2050 is het aantal AOW’ers gelijk aan 3,7 miljoen. Het beleidsdoel in 2050 is een waarde van de grijze druk die gelijk is aan 0,352. Dat betekent dat de beroepsbevolking in 2050 even groot moet zijn als in 2020, namelijk 10,5 miljoen. Maar omdat de autochtone beroepsbevolking daalt door het lage kindertal, moet het tekort worden opgevuld met een positief migratiesaldo.
Als er geen migratie plaatsvindt, zal de beroepsbevolking dalen van 10,5 naar 8,4 miljoen bij een kindertal van 1,5; of naar 9,45 miljoen bij een kindertal van 1,8. Het aantal AOW’ers zal stijgen van 3,1 naar 3,7 miljoen. Om de grijze druk op 0,352 te houden is dan in de periode 2020–2050, en alle perioden daarna, een instroom van nieuwe migranten nodig.
Een niet verrassende conclusie die uit tabel 3 getrokken kan worden, is dat bij het lage kindertal voor autochtonen (1,5) het gewenste migratiesaldo hoger is dan bij het hogere kindertal van 1,8. Als gevolg daarvan zullen, bij het lagere kindertal in de eerste decennia van de volgende eeuw, de Nederlanders met een migratieachtergrond de meerderheid van de beroepsbevolking vormen. Bij het hogere kindergetal, in de varianten III en IV, gebeurt dit een eeuw later.
Een andere conclusie is dat, wanneer migranten eenzelfde kindertal als autochtonen kennen (varianten I en III), er gemiddeld ieder jaar 70.000 (kindertal 1,5) of 35.000 (kindertal 1,8) nieuwe migranten toegelaten moeten worden. Als de migrantengroep zichzelf reproduceert (kindertal 2,1), neemt het aantal toe te laten migranten echter voortdurend af. Ook dat is geen verrassing: naarmate het aantal Nederlanders met een migratieachtergrond toeneemt, zal het effect van het lage kindertal van de autochtonen steeds minder gevoeld worden. Zoals tabel 3 suggereert, kan het wel heel lang duren voor er geen nieuwe migranten meer nodig zijn.
Overigens is het bekend dat het kindertal van migranten naar dat van de autochtonen zal convergeren (CBS, 2018). Daar zou rekening mee gehouden kunnen worden, bijvoorbeeld door aan te nemen dat nieuwe migranten een hoger kindertal zullen hebben dan hun nakomelingen. Initieel zal dan het benodigde migratiesaldo snel dalen, zoals in de varianten II en IV, maar dat effect zal afnemen als het aantal ‘oude’ migranten toeneemt en dus het kindertal van migranten dat van de autochtonen nadert. Het benodigde migratiesaldo zal dan een constante naderen die lager is dan in de varianten I en III in tabel 3.
Merk op dat het vereiste migratiesaldo in alle varianten ver onder het huidige migratiesaldo (108.000 in 2021; CBS, 2022a) ligt. Dat bevestigt wat tabel 1 al liet zien, namelijk dat met de huidige aantallen immigranten de bevolking blijft groeien. Daarom is het interessant om na te gaan wat er gebeurt als de doelstelling is om de grijze druk op het huidige lage niveau van 0,295 te stabiliseren. In dat geval zal namelijk ook de bevolking (moeten) blijven groeien.
Constante grijze druk op niveau 2020
Tabel 4 laat het resultaat zien als de grijze druk op het huidige niveau zou worden gestabiliseerd (0,295 = 3,1 mln / 10,5 mln). Wat direct opvalt is dat het aantal benodigde nieuwe migranten per jaar continu blijft oplopen tot waarden die ruim drie keer de waarde van het huidige migratiesaldo kan bedragen aan het eind van de volgende eeuw. Daarna zullen er bij ongewijzigd beleid op den duur meer dan een miljoen nieuwe migranten per jaar nodig zijn om deze waarde van de grijze druk te handhaven. Aangezien de autochtone bevolking juist krimpt, betekent dit dat de migrantenpopulatie sneller moet groeien dan de bevolking als geheel.
Het mechanisme achter de continu toenemende vraag naar migranten is als volgt: het aantal ouderen neemt in iedere periode zodanig toe dat zonder migratie de grijze druk zou oplopen. Daardoor moet er een groot aantal nieuwe migranten worden toegelaten, om voor de (demografisch bepaalde) stijging van het aantal ouderen te compenseren, en zo de gewenste lage waarde van de grijze druk in stand te houden. Maar ook die grote instroom leidt weer tot meer ouderen in de volgende periode dan op grond van de gewenste grijze druk verwacht mocht worden. Als gevolg daarvan zal door de – telkens ongewenste of onverwachte – stijging van het aantal ouderen, de bevolkingsomvang explosief gaan toenemen.
Dit is het resultaat dat ook door de Verenigde naties (2001), Robson en Mahboubi (2018) en Van de Beek et al. (2021) werden gevonden. De explosie van het aantal migranten en de bevolkingsomvang is echter niet een onvermijdelijk gevolg van het migratiebeleid. Uit de hier gepresenteerde berekeningen blijkt dat de benodigde omvang van het immigratiesaldo vooral afhangt van het doel dat men wil realiseren. Als de streefwaarde van de grijze druk te laag wordt genomen, dan zal het gevolg zijn dat het vereiste migratiesaldo gaat exploderen.
Discussie
Migratiebeleid kan maar in beperkte mate tegen demografische ontwikkelingen ingaan. Ter illustratie: wensen beleids-makers een nog veel lagere grijze druk dan de huidige – bijvoorbeeld die van de jaren zeventig/tachtig van de vorige eeuw – dan zijn er op den duur netto meer dan een miljoen migranten per jaar nodig. Om de grijze druk constant te houden, is echter maar een beperkte instroom van nieuwe migranten nodig. Wel zal dan, omdat de autochtone bevolking krimpt, de groep migranten een steeds groter deel van de bevolking gaan uitmaken.
Er zijn drie vragen die resteren. Ten eerste, is het in de EU noodzakelijk om met immigratie van buiten de EU de gevolgen van vergrijzing op te vangen? Kijken we naar de Nederlandse situatie, dan blijkt dat puur demografisch gezien daarvoor maar een beperkte migratie-instroom nodig is.
Ten tweede, is er een casus voor selectieve migratie? De berekeningen nemen aan dat de instroom van nieuwe migranten ook echt een beperking van de grijze druk impliceert. In het bijzonder moet gelden dat de arbeidsparticipatie van deze groep voldoende hoog is. In de huidige situatie is dat niet het geval, zoals het NIBI/CBS-rapport ook signaleert (2021). Veel migranten kennen een hoge uitkeringsafhankelijkheid, en dragen om die reden weinig bij aan de beperking van de grijze druk.
Een aanvullend argument voor selectieve migratie is dat er tussen migrantengroepen grote verschillen in kindertal per vrouw bestaan. Een vrouw met een migratieachtergrond krijgt gemiddeld 1,5 kind in Nederland, maar met een Marokkaanse achtergrond zijn dat er gemiddeld 2,1 (CBS, 2022d). Stimulering van de migratie vanuit Noord-Afrika – zoals de Europese Commissie wil – kan dus tot een toename van het kindertal per vrouw leiden.
Een hoog kindertal leidt weliswaar op zeer lange termijn tot een substantiële toename van de beroepsbevolking. In de tussentijd neemt de krapte op de arbeidsmarkt toe vanwege de arbeidsvraag in de kinderopvang en in het onderwijs (Tweede Kamer, 2022). Dat een hoog kindertal per vrouw geen rol speelt in het Nederlandse migratiebeleid is daarom spijtig. Met name immigratie vanuit Noord-Afrika (hoog kindertal) zou niet gestimuleerd moeten worden en immigratie vanuit Azië (laag kindertal) wel.
De derde vraag, ten slotte, is of het zulke negatieve effecten zal hebben wanneer de grijze druk als gevolg van vergrijzing toeneemt. Marois et al. (2020) suggereren dat als het opleidingsniveau van de bestaande bevolking voldoende stijgt, zodat ook de arbeidsparticipatie zal stijgen, de ‘economische’ grijze druk nauwelijks toeneemt, zelfs als de demografische druk wel toeneemt. Juist omdat er in Nederland al maatregelen genomen zijn om de hogere grijze druk te beperken, zoals de verhoging van de pensioenleeftijd, dient deze vraag gesteld te worden.
Wel moet men zich de vraag stellen of, wanneer migratiebeleid niet als compensatie voor vergrijzing wordt gewenst, de negatieve economische effecten van een continu dalende bevolking – zoals leegstand en overcapaciteit – voor lief genomen kunnen worden.
Literatuur
Beek, J. van de, H. Roodenburg, J. Hartog en G. Kreffer (2021) Grenzeloze verzorgingsstaat: de gevolgen van immigratie voor de overheidsfinanciën. Amsterdam School of Economics, Universiteit van Amsterdam, maart. Te vinden op www.demo-demo.nl.
CBS (2018) Jaarrapport Integratie 2018. Rapport, 21 november. Te vinden op cbs.nl.
CBS (2022a) Hoeveel immigranten komen naar Nederland? Dossier Asiel, migratie en integratie. Statistiek op www.cbs.nl.
CBS (2022b) Hoeveel kinderen worden er per jaar geboren? Dashboard bevolking. Statistiek op www.cbs.nl.
CBS (2022c) Wat is de levensverwachting van pasgeborenen? StatLine. Statistiek op www.cbs.nl.
CBS (2022d) Geboorte; vruchtbaarheid, migratieachtergrond en generatie moeder. StatLine. Statistiek op opendata.cbs.nl.
EC (2022) Legale migratie: talent en vaardigheden naar de EU aantrekken. Nieuwsartikel Europese Commissie, 27 april. Te vinden op netherlands.representation.ec.europa.eu.
Marois, G., A. Bélanger en W. Lutz (2020) Population aging, migration, and productivity in Europe. Proceedings of the National Academy of Sciences, 117(14), 7690–7695.
NIDI/CBS (2021) Verkenning Bevolking 2050 – Bevolking 2050 in beeld: opleiding, arbeid, zorg en wonen. Eindrapport, april. Te vinden op www.rijksoverheid.nl.
Robson, W.B.P. en P. Mahboubi (2018) Inflated expectations: more immigrants can’t solve Canada’s aging problem on their own. Rapport Howe Institute, 13 maart. Te vinden op cdhowe.org.
Tweede Kamer (2022) Verkenning bevolking 2050; voortgang uitvoering motie Dijkhoff c.s. en motie Den Haan c.s. Kamerbrief, 2022-0000148447.
Verenigde Naties (2000) Replacement migration: is it a solution to declining and ageing populations? United Nations, Department of Economic and Social Affairs, Population Division, 21 maart. Te vinden op www.un.org.
Auteur
Categorieën