De Tweede Kamerverkiezingen zijn achter de rug, en de kabinetsformatie kan gaan beginnen. Herman Wijffels was in 2006/07 tweede informateur bij het kabinet-Balkenende IV. Wij praatten met hem over zijn ervaringen toen, en over zijn adviezen voor de komende formatie.
Hoe word je informateur?
“De eerste informateur had geconcludeerd dat er een regeerakkoord tussen CDA, de PvdA en de ChristenUnie mogelijk was. Ik zat op dat moment in Washington voor de Wereldbank en werd middenin de nacht van vrijdag op zaterdag gebeld door een medewerker van het Kabinet van de koningin. Ik heb even de tijd genomen om goed wakker te worden, maar vrij snel erna laten weten dat ik het zou doen. Dit was een vraag waar ik geen nee op kon zeggen.”
Weet u waarom u bent gevraagd voor deze rol?
“Dat is altijd gissen, maar ik was net zeven jaar voorzitter van de Sociaal-Economische Raad geweest en had dus kennis van de belangrijkste dossiers die in een kabinetsformatie aan de orde komen. Ik heb de indruk dat het eerder Wouter Bos van de PvdA is geweest dan mijn eigen partij, het CDA, die mij voorstelde. Mogelijk hoopte Bos via mij de banden met Balkenende aan te halen na een harde verkiezingsstrijd.”
Een formatie vindt grotendeels achter gesloten deuren plaats. Zijn economische analyses van grote invloed?
“Economische analyses speelden een heel centrale rol. Voorafgaand aan de verkiezingen brengt de ambtelijke top in Den Haag al een groot aantal economisch-financiële beleidsopties in kaart. En tijdens de formatie zaten de fractie-economen op de tweede ring voortdurend sommetjes te maken. Daarnaast werden wetenschappelijke bronnen aangehaald, en soms ook het Centraal Planbureau.”
Wat voor lessen zou u de nieuwe informateur willen meegeven?
“Mede door corona staan we op een punt in de geschiedenis waarbij we grote veranderingen moeten realiseren. Tegelijkertijd hebben de verkiezingsprogramma’s nu heel sterk het karakter van doorgaan op de lijn die er is. Het risico is een omvangrijk dichtgetimmerd akkoord – net zoals toen ik informateur was – met weinig vernieuwing. Ik heb ernstige twijfels of dat nu de goede weg is. Dan is er te weinig flexibiliteit voor grote veranderingen. Mijn advies is daarom om in het regeerakkoord een aantal grote, globale richtingen vast te leggen, op basis waarvan een regering aan de slag kan. Dat kan bovendien een monistische houding tussen het kabinet en de Kamer voorkomen – de toeslagenaffaire heeft laten zien waar dat toe leidt: alles wordt onder het tapijt geveegd.”
Heeft u bij de formatie waarbij u betrokken was ook aan zo’n globaal regeerakkoord gedacht?
“Dat heb ik geprobeerd, maar dat is niet gelukt. Nu is het echter meer nodig dan ooit. De huidige fase kan vergeleken worden met de naoorlogse welvaartsgroei en de opbouw van verzorgingsstaat. Er was toen brede politieke overeenstemming over de grote richting die we wilden volgen. We hebben nu iets soortgelijks nodig: een grote beweging die de sociale verhoudingen en zekerheid nieuw vormgeeft binnen de ecologische condities. Dit vergt een enorme transitie, die niet in één kabinetsperiode voltooid zal zijn, maar we moeten nu wel met z’n allen vol overtuiging die richting inslaan.
Daarbij past overigens ook een meer constructieve rol in het Europese project, waarin de laatste paar kabinetten te zeer een remmende invloed hebben gehad. Voor de transitie hebben we Europa nodig. We moeten afkicken van onze Angelsaksische bias en ons realiseren dat onze boterham gesmeerd wordt op het Europese continent.”
Auteur
Categorieën