Ga direct naar de content

Hoog loon is nog geen loontevredenheid

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: november 23 2001

Hoog loon is nog geen loontevredenheid
Aute ur(s ):
Smulders, P.G.W. (auteur)
Otten, F. (auteur)
Andries, F. (auteur)
De auters zijn werkzaam bij TNO Arb eid, Hoofddorp, Ferdy Otten is tevens werkzaam bij het CBS te Heerlen.
Ve rs che ne n in:
ESB, 86e jaargang, nr. 4335, pagina 912, 23 november 2001 (datum)
Rubrie k :
Tre fw oord(e n):

Hoge lonen verklaren loontevredenheid slechts ten dele. Goede werkomstandigheden zijn even belangrijk. Vooral kostwinners zijn
kritisch.
‘Leraar gaat fors meer verdienen’, ‘CNV wil flinke loonsverhoging in de publieke sector’, ‘Stakingsacties in ziekenhuizen’ (na vastgelopen
loonoverleg) 1. Dit zijn enkele krantenkoppen uit de recente cao-overlegperiode, die laten zien dat werkgevers en werknemers weer stevig
met elkaar in strijd zijn over de ontwikkeling van de lonen.
In de ene bedrijfstak, zoals het onderwijs en de zorgsector, lopen de discussies over de cao-lonen hoog op, in de andere leiden ze in de
verste verte niet tot stakingsdreigingen. Hoe komt dat? Ligt dat alleen aan de loonhoogte van de betreffende bedrijfstak?2 Of spelen er
ook andere factoren een rol in de eisen van vakbonden en werknemersvertegenwoordigers?
De centrale vraag die we in dit artikel beantwoorden, is: wat zijn de factoren die ontevredenheid over lonen veroorzaken en mogelijk
aanzetten tot hogere looneisen?
Methode
De vragen worden beantwoord met behulp van gegevens uit de TNO Arbeidssituatie Survey 3. Van de in totaal 8230 benaderde
werknemers en zelfstandigen stuurden 4434 personen (53 procent) een ingevulde vragenlijst terug. In het onderzoek is informatie
verzameld over demografische kenmerken van de werkenden, hun beroep en bedrijf, hun arbeidssituatie in brede zin, lonen,
loontevredenheid, enzovoort. In dit artikel zullen we alleen de data van de werknemers gebruiken. Zelfstandigen blijven buiten
beschouwing. De termen loon- en inkomenstevredenheid worden door elkaar gebruikt.
In horeca laagste uurloon…
tabel 1 geeft het gemiddelde netto individueel inkomen per maand, het aantal contracturen per week, het netto maandinkomen gedeeld
door het aantal contracturen per maand (‘uurloon’) en de loontevredenheid voor de grootste bedrijfsklassen in Nederland, zoals dat in
oktober en november 2000 was. Het netto individuele maandinkomen liep uiteen van Æ’ 1871,- in warenhuizen en supermarkten tot Æ’ 3887,in het hoger onderwijs. Die inkomensverschillen hebben uiteraardvoor een groot deel te maken met de arbeidsduur. In de detailhandel, de
horeca, de verpleeg- en bejaardentehuizen en het basisonderwijs wordt relatief kort gewerkt, terwijl in de bouw, het wegvervoer, de
industrie, de overheid en de it-branche veel langere werktijden worden gemaakt.

Tabel 1. Inkomens, werktijden en inkomenstevredenheid in Nederland
netto indiv. ink.
(guldens per maand)

warenhuizen en
supermarkten
verpleeg-/bejaardentehuizen
horeca
ziekenhuizen
landbouw
post en telecomm.
bouwnijverheid
metaalindustrie
basis onderwijs
wegvervoer
voedings- en

contracturen
per week

1871
1987
2011
2460
2614
2704
2888
2903
2915
2993

netto indiv. ink. % werknem.
(guldens per
tevreden
contractuur)
over inkomen

25,9

16,9

28,4
28,6

17,2
16,4

31,4
34,4
31,4
38,4
37,2
28,3
37,3

46
25
67

18,4
18,1
20,2
17,6
18,4
23,0
17,8

20
32
56
56
58
48
55

genotmiddelen
voortgezet onderwijs
bankwezen
chemie
ict en computerdienstverlening
overheid
hoger onderwijs
landelijk gemiddelde
aantal respondenten

3144
3258
3563
3583
3602
3675
3887
2885
3212

36,9

19,6

30,7
34,8
36,6

24,7
23,3
22,8
37,4

49
51
70
59

21,8

35,7
33,1
33,6

23,8
26,9
19,9
3319

60
51
67
52

3188

3107

In de derde kolom van tabel 1 is te zien wat het ‘uurloon’ is. Het hoger- en voortgezet onderwijs en de overheid scoren daarbij het
hoogst. In de horeca worden de laagste uurlonen betaald.
…maar grote loontevredenheid
Geheel rechts in tabel 1 1 – in de onderste regel – , is te zien dat circa 52 procent van de Nederlandse werknemers tevreden is met het
inkomen dat men verdient. figuur 1 geeft de brancheverschillen ook beeldend weer.

figuur 1. Inkomenstevredenheidper bedrijfstak, als percentage van de werknemers
Vooral in het bankwezen, de horeca en het hoger onderwijs is de tevredenheid over het inkomen groot 4. De sectoren waar de
werknemers duidelijk ontevreden zijn met hun inkomens, de ‘onderkant van de Nederlandse arbeidsmarkt’, bestaan uit de zorgsectoren
(ziekenhuizen, verpleeg- en bejaardentehuizen) en de landbouw. Men kan zelfs zeggen dat de situatie in de zorg en de landbouw
dramatisch is. In de zorg zijn vier op de vijf werknemers ontevreden met het loon dat ze krijgen.
Inkomenshoogte
In tabel 1 kan men zeker een verband constateren tussen inkomenshoogte en inkomenstevredenheid. Het hoger onderwijs en het
bankwezen bijvoorbeeld scoren op beide indicatoren hoog. Er zijn echter ook opvallende verschillen. Werknemers in ziekenhuizen en in
de landbouw behoren tot het gemiddelde wat betreft het uurloon, maar zijn toch zeer ontevreden over hun loon. Aan de andere kant
behoren werknemers in de horeca en in de warenhuizen en supermarkten tot de weinig-verdieners, maar toch zijn deze werknemers
gemiddeld tot zeer tevreden met hun inkomen.
Die discrepanties vragen om een verklaring. Met regressieanalyses is uitgezocht waar inkomenshoogte en inkomenstevredenheid door
bepaald worden. tabel 2 geeft de resultaten voor beide inkomensindicatoren 5.

Tabel 2. Resultaten van twee regressieanalyses met ‘netto individueel maandinkomen’ en ‘inkomenstevredenheid’ als
afhankelijke variabelen.
Een positief verband betekent dat het linker uiteinde van de oorzakelijke schaal samenhangt met het linker uiteinde van de
afhankelijke schaal, en de rechter met de rechter. Bij een negatief verband is het omgekeerde het gevala
verklarende variabele

netto individueel maandinkomen
geslacht (vrouw-man)
leeftijd (15-65 jaar)
gehuwd of samenwonend (niet-wel)
hoofdkostwinner in huishouden (nee-ja)
hoogst afgeronde opleiding (laag-hoog)
geeft leiding (nee-ja)
aantal contract-uren (2 -45 uur)
aantal overwerk-uren (0-50 uur)
bedrijfsgrootte (1-9 tot 500+ werkn.)
variatie/ontwikk.mog. in werk (nooit-altijd)

netto indiv.
maandink.
(laag-hoog)
nvt
0,14
0,26
0,11
0,08
0,27
0,05
0,52
0,06
0,09
0,03

ink.tevr.heid
(laag-hoog)
0,50
-0,07
-0,06
-0,03
-0,14
-0,05
0,00
-0,22
-0,03
-0,10
-0,01

werkdruk (nooit-altijd)
autonomie in werk (nooit-altijd)
gebrekkige organ. van het werk (nee-ja)
zwaar werk: tillen, krachtzetten, enz.
(nooit-langdurig)
emotionele werkbelasting (nooit-altijd)
ondersteuning door leiding (oneens-eens)
laatste 2 jaar opleiding gevolgd (nee-ja)
laatste 2 jaar promotie gemaakt (nee-ja)

0,04
0,05
-0,01

-0,13
-0,08
-0,08

-0,14
0,01
0,03
0,00
0,06

-0,03
-0,16
0,11
0,03
0,03

a. Coëfficiënten van 0.03 en hoger zijn significant.

De factoren met de grootste invloed op de hoogte van het individueel inkomen zijn: een groot aantal contracturen, een hogere opleiding,
hogere leeftijd, man zijn, geen zwaar werk verrichten en gehuwd of samenwonend zijn. Samengevat: de veelverdieners zijn de oudere,
hoog-opgeleide, gehuwde of samenwonende mannen, die vaak leiding geven, in een groot bedrijf werken en lange werkweken met veel
overwerk-uren maken. Zij werken onder relatief grote werkdruk, maar met veel autonomie in het werk; hun werk is lichamelijk aan de lichte
kant. Een zijdelingse conclusie kan zijn dat zwaar werk in Nederland onvoldoende wordt gecompenseerd in de lonen.
Deze inkomensbepalende factoren liggen voor een groot deel in de lijn der verwachting. Dat mannen (onder constanthouding van alle
andere factoren) nog steeds meer verdienen dan vrouwen, bevestigt bijvoorbeeld de resultaten van recent onderzoek van de fnv en
anderen 6.
Inkomenstevredenheid
Veel minder is bekend van de factoren die loontevredenheid bepalen. Opnieuw met regressie-analyse is uitgezocht waar tevredenheid en
ontevredenheid over inkomens mee te maken heeft. De rechterkolom van tabel 2 geeft de resultaten. Uit de analyses blijkt dat
tevredenheid over inkomen vooral met de volgende zeven factoren significant samenhangt: een hoog netto maandinkomen, een klein
aantal contracturen, lage emotionele werkbelasting, in het huishouden niet de hoofdkostwinner zijn, lage werkdruk, een hoge mate van
steun van chefs en leiding en in een klein bedrijf werken. In geringere mate spelen leeftijd, geslacht en opleiding ook nog een rol.
Uurloon alleen belangrijk voor hoofdkostwinners
In figuur 2 is grafisch weergegeven wat de invloed is van uurloon en kostwinnerschap op inkomenstevredenheid. Deze meer
gedetailleerde gegevens laten zien dat de invloed van het uurloon op de inkomenstevredenheid alleen aanwezig is bij hoofdkostwinners.
Werknemers met een laag uurloon zijn voor zeventien procent tevreden; degenen met een hoog uurloon voor 69 procent, een vier keer zo
hoog percentage!

Figuur 2. Inkomenstevredenheid (precentage werknemers) naar uurloon en kostwinnerschap
Bij degenen die geen hoofdkostwinner zijn, heeft het uurloon zo goed als geen invloed op inkomenstevredenheid. De
tevredenheidspercentages van zowel de laagverdienende als de hoogstverdienende groepen niet-kostverdieners liggen in de zestig tot
zeventig procent.
Werkdruk en emotionele belasting hebben negatief effect
In figuur 3 wordt grafisch weergegeven hoe de inkomenstevredenheid afloopt met het stijgen van de werkdruk en de emotionele
werkbelasting (emotioneel moeilijke situaties in het werk, emotionele betrokkenheid bij gebeurtenissen in het werk, enzovoort).
Werknemers die werken onder grote werkdruk en onder grote emotionele werkbelasting, zijn slechts voor 27 procent tevreden met hun
inkomen. Hun ‘tegenpolen’ zijn voor 69 procent tevreden.

Figuur 3. Inkomenstevredenheid (precentage werknemers) naar werkdruk en emotionele werkbelasting
Verschillen tussen bedrijfstakken
Kijken we nu naar de werkdruk en de emotionele werkbelasting in de diverse sectoren, (zie figuur 4) dan zien we een duidelijke parallel
tussen inkomensontevredenheid en deze twee gecombineerde factoren. Deze ‘dubbel-factor’ is in de gezondheidszorg en het basis en
voortgezet onderwijs het hoogst. De omgang met de steeds mondiger en veeleisender wordende klanten (patiënten en leerlingen) zal hier
een grote rol in spelen. Ook de landbouw scoort hoog op de som van beide factoren, vooral door de werkdruk.

Figuur 4. Werkdruk en emotionele werkbelasting per bedrijfstak
Evaluatie
Bij wijze van samenvatting kan gesteld worden dat inkomenstevredenheid niet alleen te maken heeft met de hoogte van het loon maar tot
stand komt tegen de achtergrond van de hele werksituatie.
Zowel op bedrijfsniveau als op bedrijfstakniveau kunnen personeelschefs en cao-onderhandelaars hieruit de conclusie trekken dat zaken
als werkdruk, emotionele belasting en gebrek aan ondersteuning werkenden ontevreden kunnen maken. Duidelijk is dat die
arbeidsontevredenheid omgezet wordt in ontevredenheid over inkomens. Daarbij wijzen onze data uit dat de werkdruk in de ziekenhuizen,
in het basis- en voortgezet onderwijs en de landbouw de hoogste van het land zijn en dat de emotionele werkbelasting in het basis- en
voortgezet onderwijs en in de zorgsector als heel hoog wordt ervaren. Het verbaast dan niet dat dit ook de sectoren zijn waar de
inkomensontevredenheid het hoogst is.
In plaats van te onderhandelen over lonen zouden de sociale partners in die bedrijfstakken stappen dienen te ondernemen om de
werkdruk en de emotionele belasting binnen te perken te krijgen. Bij werkdruk gaat het met name om de aanpak van personele
onderbezetting en zaken die organisatorisch niet goed lopen, hetgeen zich vaak uit in tegenstrijdige opdrachten, storingen, gebrekkige
verantwoordelijkheden en beslissingsbevoegdheden en dergelijke 7. Bij emotionele werkbelasting zijn heldere procedures en aandacht
en ondersteuning van leiding en collega’s aangewezen middelen. De laatste jaren zijn er ook door de overheid adviezen opgesteld voor
de aanpak van intimidatie en agressie op de werkplek 8.
Aan de andere kant kunnen oplossingen, behalve in de genoemde ‘arbo-maatregelen’, natuurlijk ook gezocht worden in
looncompensaties. De werknemers die met hoge werkdruk te maken hebben, worden iets beter betaald maar zijn toch erg ontevreden over
hun loon. Door ons niet onderzochte overwerkvergoedingen (mogelijk ten gevolge van werkdruk) compenseren blijkbaar onvoldoende.
Een belangrijk financieel-economisch aandachtspunt in dit kader is de vraag of het verlagen van de werkdruk door de hiervoor genoemde
arbo-maatregelen kostbaarder uitvalt dan werkdruk-vergoedende compensaties. Deze invalshoek is het onderzoeken waard. In de
politieke arena moet dan overigens nog blijken of de economische oplossing of de arbo-oplossing de overhand zal krijgen

1 Afkomstig uit respectievelijk De Volkskrant, 16 juni en 15 juli 2001 en uit NRC Handelsblad, 7 mei 2000.
2 Zie bijvoorbeeld: CBS Loonenquêtes (diverse jaren) en J.J.M. Theewes, A.P. Poot en F.A. Felsoe: Beloningsverschillen:
technologische ontwikkeling en internationalisering 1984-1995, ministerie van SZW, Den Haag, 2000.
3 Voor uitgebreide informatie over ontwerp, inhoud, respons en weegmethodiek wordt verwezen naar P. Smulders, F. Andries en F.
Otten, Hoe denken Nederlanders over hun werk…? Opzet, kwaliteit en eerste resultaten van de TNO Arbeidssituatie Survey, TNO
Arbeid, Hoofddorp, 2001
4 Overigens is niet duidelijk of in de horeca fooien hierbij een rol spelen.
5 Voor de wijze van meting en operationalisatie van de voorspeller-variabelen in tabel 2 wordt verwezen naar Smulders, Andries en Otten
op.cit., 2001,
6 Zie: http://www.vrouwenloonwijzer.nl.
7 D.J. Klein Hesselink, e.a. Maatregelen werkdruk: catalogus ten behoeve van arboconvenanten, ministerie van Sociale zaken en
Werkgelegenheid, Den Haag, 2001.
8 Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Agressie en geweld op de werkplek; handleiding, Den Haag, 1995.

Copyright © 2001 – 2003 Economisch Statistische Berichten ( www.economie.nl )

Auteurs