Hoe Amerika een monetaire unie werd
Aute ur(s ):
Dolfsma, W.A. (auteur)
Erasmus Universiteit, Economie van Kunst en Cultuur
Ve rs che ne n in:
ESB, 82e jaargang, nr. 4097, pagina 212, 12 maart 1997 (datum)
Rubrie k :
Beleid Wereldw ijd
Tre fw oord(e n):
verenigde, staten, economische, geschiedenis, eu, emu
Wat voor Europa een onzekere toekomst is, heeft Amerika in de vorige eeuw al meegemaakt: het proces van monetaire eenwording.
Waarom en hoe de Amerikaanse monetaire unie tot stand is gekomen, beschrijft Jerome Sheridan in een recent artikel 1. Wat kan
Europa van de Amerikaanse ervaringen leren?
In de negentiende eeuw was er geen nationale munt in de VS. Wel was er, net als in Europa nu, een gemeenschappelijke rekeneenheid: de
dollar. Amerikaanse staten hadden de plicht hun eigen ‘dollars’ – een soort promesse; op ieder moment bij een bepaalde bank in die staat
in te leveren tegen gouden of zilveren munten – in een vaste 1:1-koers tot deze rekeneenheid te houden. Deze institutionele structuur
werd vastlegd in een in 1836 aangenomen wet. De staten vormde in die tijd al een douane-unie met een gemeenschappelijke markt, maar
er waren aanzienlijke problemen om goederen, diensten en productiefactoren tussen staten te verhandelen. Vaste koersen zouden
zekerheid geven over relatieve prijzen, en zo de handel vergemakkelijken. De staten hielden echter veel ruimte voor eigen, onafhankelijk
budgettair beleid. Ook waren er grote verschillen in economische ontwikkeling tussen de staten.
Deze structuur bleek niet houdbaar. De staten waren weliswaar verplicht hun valuta in een vaste koers tot de rekeneenheid te houden,
maar slaagden hier, onder druk van speculatieve transacties en betalingsbalanstekorten, vaak niet in. Amerikaanse banken probeerden
speculaties over de moeite die zij zouden hebben om lokale bankbiljetten in te ruilen tegen gouden of zilveren munten steevast te
overleven door in te teren op reserves of te lenen van andere banken. Wanneer de rijen mensen die munten wilden in plaats van biljetten
voor de deuren van de bank te lang waren, was een monetaire crisis het gevolg, vaak gevolgd door een economische recessie in de staat.
De overheid van de staat kon het inruilen van bankbiljetten tegen munten verbieden, maar dat leidde dan wel tot een devaluatie van de
koers van de staatsmunt tegenover de ‘nationale’ rekeneenheid.
Dergelijke speculatieve aanvallen kwamen vooral voor in staten die met de andere ‘uit de pas’ liepen, bijvoorbeeld door chronische
betalingsbalans-tekorten. Hier werden altijd manieren gevonden om de eigen munt te laten devalueren – door de regels te ontduiken en
bijvoorbeeld toch extra bankbiljetten in de economie te brengen, door geld uit andere staten binnen te brengen, of door simpelweg te
proberen de regels aan te passen. Een monetaire unie moest dat voorkomen. Bovendien hadden de staten ook politieke belangstelling
voor monetaire eenwording: van 1861 tot 1865 woedde de Amerikaanse Burgeroorlog en meer samenwerking, ook op economisch gebied,
werd door de politici als manier gezien om dit conflict op te lossen. Om die reden werd in 1862-3, nog tijdens de Burgeroorlog, besloten
dat de federale staat zelf de wettelijke controle over de munt op zich zou nemen. De Amerikaanse monetaire unie was daarmee een feit.
Dit maakte echter geen einde aan de problemen van de economisch zwakke, eenzijdig agrarische westelijke staten. De boeren hier hadden
te lijden onder het deflatoire monetaire beleid dat nadelig is voor schuldenaaars, en de beginnende industrieën konden hun
concurrentiepositie niet meer verbeteren door devaluaties. Als de lokale economie in een recessie terecht kwam en het inkomen daalde en
de werkloosheid steeg, bleef één belangrijk aanpassingsmechansime over: migratie van arbeid. De sociale gevolgen hiervan waren echter
veel ingrijpender dan van een devaluatie, zowel in het zuiden, waar gezinnen werden verbroken doordat gezinsleden elders werk gingen
zoeken, als in het noorden, waar de concurrentie met name aan de onderkant van de arbeidsmarkt toenam. Dit leidde dan weer tot nieuwe
politieke spanningen. Budgettaire stabilisatie was onmogelijk. Het federale budget was klein en de weerstand tegen overdrachten van
fiscale middelen tussen staten onderling was groot
Wat is nu de les van de Amerikaanse monetaire unie? De invoering van de monetaire unie heeft inderdaad de onderlinge economische
relaties gemakkelijker gemaakt. Maar met het verdwijnen van het aanpassingsmechanisme van de wisselkoers moest deze functie worden
overgenomen door een ander mechanisme. In het Amerikaanse geval werd dit migratie van arbeid. Op korte termijn heeft dit een hoge
prijs gekend: veel Amerikanen moesten verhuizen of zagen hun inkomen achteruit gaan.
Ook voor Europa zal gelden dat de functie van de wisselkoers als aanpassingsmechanisme moet worden vervangen door een ander.
Sheridon is hier niet optimistisch over: voor omvangrijke migratie van arbeid zijn de culturele verschillen te groot, en voor omvangrijke
solidariteitsoverdrachten zijn de Europese instituties te zwak. Zonder aanpassings- mechanisme zullen schokken al gauw leiden tot grote
werkloosheid. En dan levert een monetaire unie een toename van de sociale en politieke spanningen binnen Europa op, in plaats van de
afname die de voorstanders van het project ervan verwachten
1 J.W. Sheridan, The déja vu of EMU: considerations for Europe from nineteenth century America, Journal of Economic Issues , 1996, nr.
4, blz. 1143-1161.
Copyright © 1997 – 2003 Economisch Statistische Berichten ( www.economie.nl)