binnenland
Historische krimp Nederlandse
economie
De Nederlandse economie krimpt dit jaar naar verwachting
met een naoorlogs record van 4,75 procent. Ook volgend
jaar zal de productie nog afnemen. De onzekerheid rond de
raming is vanwege de precaire situatie op de internationale
financiële markten buitengewoon groot.
S
Jasper de Jong en
Wim Suyker
Wetenschappelijk medewerker en afdelingshoofd
bij het Centraal Planbureau
410
ESB
inds maart is de onrust op de financiële
markten afgenomen dankzij de uitzonderlijke maatregelen van centrale banken en
regeringen. Renteopslagen voor obligaties
van bedrijven en opkomende economieën zijn sterk
afgenomen, aandelenkoersen zijn gestegen, de
volatiliteit op aandelenmarkten is afgenomen en
de verschillen tussen geldmarktrentes en rentes op
kortlopend overheidspapier zijn verkleind. Onder
andere kredietverzekeringspremies wijzen erop dat
marktpartijen niet langer rekening houden met een
totale ineenstorting van het financiële systeem. Van
een normalisering is echter nog geen sprake. Vooral
deelmarkten voor gesecuritiseerde producten functioneren nog steeds nauwelijks. Aandelenkoersen zijn
nog steeds veel lager en renteopslagen hoger dan in
juni 2007, voor het uitbreken van de kredietcrisis.
Banken blijven hun kredietvoorwaarden aanscherpen. De daling van de huizenprijzen in de Verenigde
Staten en in veel eurolanden duurt voort.
De afname van de onrust op de financiële markten
kwam te laat en was onvoldoende krachtig om de
verdere scherpe, wereldwijde daling van bestedingen
en productie in het eerste kwartaal te voorkomen.
De krimp van het bbp in het OESO-gebied was de
grootste in de naoorlogse periode. In de Verenigde
Staten is de productie vooral gedaald doordat
sterk opgelopen voorraden zijn weggewerkt. Van
de bbp-daling van 5,7 procent op jaarbasis kwam
2,3 procentpunt door voorraadvermindering. Door
de wereldwijd geïntegreerde productieketens leiden
lagere bestedingen tot een zeer forse afname van de
wereldhandel. Overal loopt de werkloosheid snel op.
Voorlopende indicatoren, zoals consumenten- en
producentenvertrouwen, inkoopmanagerindices en
orderontvangsten, wijzen op een kleinere krimp in
het tweede en derde kwartaal. Beschikbare maandcijfers over industriële productie en detailhandelsverkopen bevestigen dit beeld voor het tweede kwartaal. In de Verenigde Staten en het eurogebied zijn
consumenten en bedrijven nu wat minder somber
dan enkele maanden geleden, al blijven deze indicatoren historisch gezien zeer laag. Tegelijkertijd heeft
enig prijsherstel voor olie en de andere grondstoffen
plaatsgevonden. De grote negatieve productieschok
94(4563) 26 juni 2009
van de voorgaande twee kwartalen zal echter blijven
nadreunen, wat consumptie, bedrijfsinvesteringen en
werkgelegenheid verder zal doen dalen. Een relatief
gunstige ontwikkeling doet zich daarbij voor in Azië.
In India en China is de bbp-groei slechts in beperkte
mate verder afgezwakt in het eerste kwartaal. In
China wijzen maandcijfers zelfs op enig aantrekken
van de bestedingen. Japan kende in april een sterke
maand-op-maandstijging van de industriële productie; ten opzichte van de productie een jaar eerder
bleef de daling echter groot en de Japanse recessie
is zeker nog niet voorbij.
Hoewel de krimp kwartaal-op-kwartaal vermoedelijk
afneemt, zal het jaar 2009 de sterkste productieÂ
daling sinds de Grote Depressie van de jaren dertig
laten zien. In het eurogebied daalt het bbp in de
projectie met maar liefst vijf procent. Door het
expansieve macro-economische beleid en de veronderstelde verbetering op de financiële markten,
tot uitdrukking komend in lagere renteopslagen en
minder volatiliteit op de aandelenmarkten, is de bbpdaling in het eurogebied in 2010, naar verwachting
met 0,5 procent, veel beperkter. De recessie drukt
de inflatie; werkloosheid en overheidstekorten zullen
volgend jaar nog verder oplopen. De wereldhandel
zal in 2010 slechts een minieme stijging laten zien
ten opzichte van het lage niveau van 2009.
De onrust op financiële markten is afgenomen, maar
een volledige normalisering tijdens de projectieperiode is zeker niet gegarandeerd. Gezien de precaire
situatie, een gevolg van de geleden verliezen, zijn
nieuwe problemen in de financiële sector een reële
mogelijkheid. Bovendien zijn veel bedrijven en gezinnen in moeilijkheden geraakt door de diepe recessie
en de scherpere kredietvoorwaarden, zoals blijkt uit
de enquêtes onder banken van de Amerikaanse en
Europese centrale banken. De kredietcrisis en de
wereldwijde recessie zouden dan ook langer kunnen
aanhouden dan in de gepresenteerde projectie is
voorzien. Ook is er het risico van dalende prijzen
en lonen als gevolg van de zeer diepe recessie.
Daartegenover staat dat de forse overheidsmaatÂ
regelen, monetair, budgettair en steun aan banken,
effectiever kunnen zijn dan is voorzien, zodat het
economisch herstel wat sterker kan zijn.
De Nederlandse economie
Ook de Nederlandse economie bevindt zich in een
diepe recessie. Al sinds het tweede kwartaal van
2008 krimpt de productie en tot op heden is die
krimp ook alsmaar sterker geworden. De realisaties
in het eerste kwartaal van dit jaar waren slechter
De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.
dan voorzien. Deze recessie is dan ook geen gewone,
maar een langdurige en vooral zeer diepe Âecessie.
r
Figuur 1 toont de gemiddelde ontwikkeling van
de Nederlandse economie rond vijf eerdere teruggangen: de pieken zijn 1974-I, 1979-IV, 1986-I,
1990-IV en 2000-III. Volgens het normale patroon
duurt de economische krimp ongeveer een half jaar.
Daarna krabbelt de productie op en is er weer sprake
van groei. In de huidige situatie blijft de economie,
gerekend vanaf de top in het eerste kwartaal van
2008, echter zeven kwartalen krimpen, met de
eerste helft van 2009 als het verwachte dieptepunt
in termen van groei. Pas in de eerste helft van
2010, na bijna twee jaar krimp, groeit de economie
in de huidige projectie weer ten opzichte van de
v
 oorgaande periode. Cumulatief ligt het productieÂ
niveau eind volgend jaar, bijna drie jaar na het
begin van deze recessie, 5,25 procent lager dan het
piekniveau begin 2008.
Ervaringen met eerdere bankencrises in het buitenÂ
land laten zien dat het verschil tussen piek en dal
gemiddeld negen procent per capita is, en dat
het bijna twee jaar duurt om het dal te bereiken
(Reinhart en Rogoff, 2009). Daarmee vergeleken
vallen de gevolgen van de crisis volgens de huidige
prognose nog mee. Echter, zonder kredietcrisis zou
de economie na 2008 wellicht nog zijn doorgegroeid, zodat het bbp in 2010 ten opzichte van de
oude trend ongeveer tien procent lager is. Het verleden leert dat een substantieel deel van dit verschil
permanent is, bijvoorbeeld doordat de werkloosheid
langdurig hoger uitkomt en investeringen in kapitaal en innovatie zich minder gunstig ontwikkelen
(Centraal Planbureau, 2009). Het is nog niet goed
in te schatten welk deel van het verlies aan bbp dit
keer permanent is.
Hoewel inmiddels steeds vaker wordt gewezen op
enkele tekenen van herstel, zal ook in 2010 de
Nederlandse economie naar verwachting op jaarbasis
krimpen, waarmee de economie ruimschoots onder
het potentiële niveau presteert. Bovendien bereikt
de inmiddels oplopende werkloosheid volgend jaar
een in historisch opzicht hoog niveau.
De maatregelen in het Aanvullend Beleidsakkoord
van afgelopen maart zijn in de huidige raming
meegenomen. Deze houden onder meer in dat de
economie een additionele impuls krijgt van ongeveer
drie miljard euro in beide ramingsjaren. Bovendien
kiest het kabinet ervoor de automatische stabilisatoren volledig te laten werken, ook al betekent dit een
overschrijding van de EMU-norm van maximaal drie
procent van het bbp voor het begrotingstekort. Zo
wordt er niet bezuinigd, ondanks aanzienlijk stijgende werkloosheidsuitgaven.
Analyse
De belangrijkste oorzaak van alle tegenslag voor de
kleine, open Nederlandse economie is de buitenlandse economische ontwikkeling. Afgelopen november, december en januari nam de wereldhandel
telkens met ongeveer zes procent af. De relevante
Figuur 1
Geïndexeerd bbp-volume op kwartaalbasis tijdens huidige crisis en vijf
eerdere neergangen1.
106
104
102
100
98
96
94
92
90
88
86
-8k
-6k
-4k
-2k
piek
Gemiddelde 5 vorige neergangen
1
+2k
+4k
+6k
Huidige crisis, realisatie
+8k
+10
Raming KMEV 2010
Piek = 100, k = kwartaal.
Bron: CPB
wereldhandel krimpt daardoor dit jaar naar verwachting met 15,25 procent
(tabel 1), een naoorlogs negatief record. Het mag dan ook geen verrassing heten
dat de uitvoer zeer scherp terugvalt. De totale goederenuitvoer neemt dit jaar
met een zesde af. De uitvoer van uit Nederland afkomstige producten doet het
nog net wat slechter dan de wederuitvoer. De reden hiervoor is dat de vraag
naar grondstoffen, zoals staal, harder is teruggelopen dan de vraag naar finale
producten. De wederuitvoer bestaat voor een groter deel uit eindproducten, dus
is de terugval daar wat geringer. Volgend jaar herstelt de wereldhandel zich naar
verwachting wat, met een kleine groei van 1,75 procent, en dat leidt tot een vergelijkbaar patroon bij de uitvoer: die stabiliseert ongeveer op het lage niveau van
dit jaar. De jaar aming voor de consumptieve bestedingen wordt in sterke mate
r
beïnvloed door de realisaties in het eerste kwartaal. Daarin lagen de consumptieve bestedingen al 2,4 procent lager dan een jaar eerder. Na de aanzienlijke
vermogensverliezen in 2008, gezinnen verloren circa zestig miljard euro van hun
aandelenvermogen, kiezen huishoudens ervoor zuiniger aan te doen. Daarnaast
worden huishoudens geconfronteerd met een scherpe afname van het uitgekeerd
winstinkomen. Voor heel 2009 bedraagt de consumptiedaling volgens de prognose 2,75 procent. Het beschikbare loon- en uitkeringsinkomen neemt dit jaar
echter nog toe doordat de gemiddelde contractloonstijging van drie procent ruim
boven het inflatiepeil uitgaat, een gevolg van het feit dat een groot deel van de
contractlonen voor 2009 in cao’s vastligt, terwijl de inflatie veel lager uitkomt
dan waarmee ten tijde van het afsluiten van de cao’s rekening werd gehouden.
Daardoor verbetert ook de koopkracht dit jaar, in doorsnee met 1,75 procent.
Tabel 1
Kerngegevens voor Nederland, 2008–2010 (mutaties per jaar in procenten).
Relevante wereldhandel
Bruto binnenlands product
Productie marktsector
Particuliere consumptie
Bruto investeringen bedrijven, exclusief woningen
Goederenuitvoer, exclusief energie
Consumentenprijsindex
Contractloon marktsector
Werkgelegenheid in arbeidsjaren
Werkloosheid (niveau in % beroepsbevolking)
EMU-saldo collectieve sector (niveau in % bbp)
2008
1,0
2,1
2,5
1,6
10,4
1,2
2,5
3,5
1,7
3,9
0,9
2009
–15,25
–4,75
–6,75
–2,75
–14,75
–16,25
1
3
–2,75
5,5
–4,1
2010
1,75
–0,5
–0,75
–1
–13
0,5
1,25
1,5
–6,5
9,5
–6,7
Bron: CPB
De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.
ESB
94(4563) 26 juni 2009
411
Per saldo resulteren deze ontwikkelingen in een individuele spaarquote van 2,5
procent. Deze is daarmee voor het eerst sinds 2002 weer substantieel positief.
Volgend jaar neemt de particuliere consumptie naar verwachting nog verder af,
met een procent. Het reëel beschikbare loon- en uitkeringsinkomen ligt in 2010
beduidend lager dan dit jaar, door de hoog oplopende werkloosheid en de in
doorsnee licht dalende koopkracht. Voorts is volgend jaar naar verwachting voor
het tweede jaar op rij sprake van een gematigde daling van de huizenprijs, wat
de consumptieve bestedingen van gezinnen eveneens afremt. Een daling van de
huizenprijs betekent immers dat gezinnen hun nettovermogen zien afnemen en
dus armer worden. Doordat in de raming geen verdere afname van de aandelenÂ
vermogens besloten ligt en het uitgekeerd winstinkomen zelfs wat toeneemt,
is de voor komend jaar geraamde krimp van de consumptieve bestedingen wel
geringer dan die voor dit jaar.
Voor de marktsector afzonderlijk zijn de cijfers nog heftiger dan voor de economie als geheel: na een productiegroei van 2,5 procent in 2008 volgt dit jaar
naar het zich laat aanzien een krimp van 6,75 procent. De bezettingsgraad
gaat vanzelfsprekend hard onderuit. Zolang de bestaande machines op een laag
toerental draaien hebben bedrijven weinig behoefte aan uitbreidingsinvesteringen. Bovendien daalt de arbeidsproductiviteit dit jaar fors. Bedrijven kunnen en
willen namelijk pas met enige vertraging de omvang van hun personeelsbestand
aanpassen aan de afgenomen productie. Ze zitten immers vast aan contracten
en willen goed personeel niet direct kwijtraken, vooral niet wanneer dat met
moeite is gevonden. Dat betekent wel dat de winstgevendheid onder druk komt
te staan, en ook deze ontwikkeling maakt nu investeren weinig aantrekkelijk.
Voor zover investeringen worden gefinancierd uit ingehouden winsten, verkleint
de lagere winstgevendheid ook later de mogelijkheid tot investeren. Ten slotte
zijn de acceptatiecriteria voor kredietverlening momenteel scherper dan een jaar
geleden. Dit alles resulteert in een afname van de totale bedrijfsinvesteringen
van liefst 14,75 procent. Ook volgend jaar dalen de investeringen naar verwachting fors, met dertien procent.
Met al deze zeer slechte productiecijfers achter de rug en nog in het verschiet,
kan het niet anders of ook de arbeidsmarkt krijgt het zwaar te verduren. De
eerste tekenen daarvan hebben zich al aangediend. Het aantal openstaande
vacatures, dat in het derde kwartaal van 2008 net onder de 250.000 lag,
nam in de twee daaropvolgende kwartalen met in totaal bijna 100.000 af en
de werkloosheid ligt inmiddels duidelijk boven de 3,8 procent, die in het derde
kwartaal van 2008 gemeten werd. De door het kabinet ingevoerde deeltijd-WW
drukt de werkloosheid dit jaar enigszins, maar kan niet verhelpen dat in 2009
naar verwachting gemiddeld 5,5 procent van de beroepsbevolking werkloos is.
Volgend jaar, wanneer de productieterugval pas echt grote gevolgen heeft voor de
werkgelegenheid, stijgt het werkloosheidspercentage in de projectie verder naar
gemiddeld 9,5 procent, bijna het niveau van de jaren 1983 en 1984.
De olieprijs is ten opzichte van vorig jaar in juli, toen de prijs een record van 144
dollar per vat bereikte, snel gedaald. In de huidige prognose wordt gerekend
met een olieprijs van 61 dollar per vat vanaf het derde kwartaal van 2009. Deze
lagere olieprijs komt vooral tot uiting in lagere brandstofprijzen en werkt daarmee
in belangrijke mate door in de inflatie. Per juli 2009 worden de gas- en elektriciteitsprijzen aanzienlijk verlaagd, waardoor de inflatie in de tweede helft van het
jaar duidelijk onder het jaargemiddelde komt te liggen. Op jaarbasis bedraagt
de stijging van het algemeen prijspeil dit jaar naar verwachting een procent.
Voor volgend jaar wordt een inflatie van 1,25 procent verwacht. De onderliggende inflatie, dat wil zeggen exclusief het effect van veranderingen in indirecte
belastingen en energieprijzen, blijft in de projectie vrij stabiel tussen 1,5 en 2
procent. Producenten hebben namelijk slechts beperkte ruimte om hun prijzen
te verlagen, doordat de marges onder druk staan als gevolg van de oplopende
arbeidskosten per eenheid product.
In 2008 vertoonde de begroting voor het derde jaar op rij een overschot. Dat
was sinds 1961 niet meer voorgekomen. De omslag is abrupt. Dit jaar komt het
begrotingstekort naar verwachting uit op 4,1 procent van het bbp. Volgend jaar
loopt het tekort nog verder op, tot 6,7 procent van het bbp. Het leeuwendeel
van de verslechtering in het EMU-saldo komt voor rekening van de automatische
412
ESB
94(4563) 26 juni 2009
stabilisatoren die hun werk doen. Opbrengsten uit
belasting- en premieheffing lopen terug, terwijl de
uitgaven aan werkloosheidsuitkeringen fors toenemen. Daar komen de kosten van het stimuleringspakket, sterk dalende aardgasbaten en oplopende
tekorten van de lokale overheid nog eens bij. De
EMU-schuld neemt toe tot 66,3 procent van het bbp
in 2010 en ligt daarmee ruim twintig procentpunt
hoger dan in 2007. Van deze toename komt 7,9
procentpunt voor rekening van de interventies in de
financiële sector. Een deel van dat geld komt later
waarschijnlijk weer terug, als banken hun steunkapitaal terugbetalen of wanneer Fortis-ABN Amro wordt
geprivatiseerd.
De crisis heeft daarnaast structurele gevolgen voor
de overheidsfinanciën na de crisis. Doordat huishoudens hun vermogens hebben zien afnemen, lopen de
belastinginkomsten uit  ermogensrendementsheffing
v
terug. Ook de vermogens van  ensioenfondsen zijn
p
kleiner, en dat leidt, wanneer indexatie daardoor
achterblijft, tot lagere ontvangsten van inkomensÂ
belasting over uitgekeerde pensioenen. Tegelijkertijd
stijgen de rentelasten door de hogere EMU-schuld.
De bbp-daling zelf resulteert, ten slotte, in lagere
belastinginkomsten, terwijl uitgaven niet of in
ieder geval minder afnemen. Dit effect is deels
tijdelijk: het EMU-saldo zal na de crisis verbeteren
door inhaalgroei. Echter, een deel van de verslechtering van het saldo is structureel. De werkloosheid ligt naar verwachting langdurig op een hoger
niveau dan voor de crisis, waardoor uitgaven aan
werkloosheidsuitkeringen groter zijn en belastinginkomsten kleiner. Daarnaast heeft de crisis het
risicobewustzijn vergroot, waardoor bedrijven mogelijk permanent een hogere risicopremie moeten
betalen. Dat maakt investeren duurder, verlaagt de
kapitaal-arbeidsverhouding en leidt op die manier
tot een lagere arbeidsproductiviteit. De gevolgen van
dit laatste effect zijn ambigu: enerzijds nemen de
belastinginkomsten af, anderzijds heeft de overheid
ook relatief lagere uitgaven doordat de lonen minder
hard stijgen. Per saldo zijn de uitdagingen voor de
overheidsfinanciën vergroot.
Slot
De economische teruggang in 2009 zal ongekend
groot zijn. Ook volgend jaar krimpt de economie
naar verwachting nog. Daarmee blijft de productie
ver achter bij het potentiële niveau. De gevolgen
hiervan, zoals een hoge werkloosheid en een opgelopen staatsschuld, zullen ook na 2010 nog gevoeld
worden.
Literatuur
Centraal Planbureau (2009) Centraal economisch plan 2009. Den
Haag: CPB.
Reinhart, C. en K. Rogoff (2009) The aftermath of financial crises.
NBER werkdocument nr 14656, Washington, D.C.: NBER.
De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.