Het Montreal Protocol een succes?
Aute ur(s ):
Zeeuw , A.J. de (auteur)
Hoogleraar Milieu-economie aan de Katholieke Universiteit Brabant.
Ve rs che ne n in:
ESB, 81e jaargang, nr. 4076, pagina 838, 9 oktober 1996 (datum)
Rubrie k :
Uit de vakliteratuur
Tre fw oord(e n):
inkomensverdeling, milieu, uit, de, vakliteratuur
Het sluiten en uitvoeren van internationale verdragen ter bestrijding van de wereldwijde milieuproblemen blijkt telkens weer een
bijzonder moeizaam proces te zijn. Er is één positieve uitzondering: het ‘Montreal Protocol on substances that deplete the ozone layer’
over de geleidelijke uitbanning van CFK’s. Na de eerste onderhandelingsronde in 1987 was al een zeer groot aantal landen bereid de
overeenkomst te tekenen en ook uit te voeren. Bij de vervolgronde in Londen haalde de belofte van technologieoverdrachten ook de
meeste ontwikkelingslanden over de streep en na de laatste ronde in Kopenhagen kan de conclusie getrokken worden dat CFK’s geen
probleem meer vormen.
Economen waren over het algemeen verrast over het succes van met name de eerste ronde in Montreal. Omdat milieuproblemen vaak
grensoverschrijdend zijn, biedt een gemeenschappelijk beleid natuurlijk voordelen. Maar verschillen tussen de landen en instabiliteiten
zullen toch vaak roet in het eten gooien. Bij dat laatste wordt dan gedacht aan het beroemde gevangenen-dilemma. Hoewel
samenwerking beter is dan geen samenwerking, zijn er veelal prikkels voor landen om eenzijdig af te wijken, wat de samenwerking weer
zal opblazen.
Scott Barrett heeft een reputatie opgebouwd met het analyseren van internationale verdragen en het daarin herkennen van inzichten uit
de economische theorie. In het paper1 dat ik hier presenteer neemt hij het Montreal Protocol onder de loep vanuit twee ontwikkelingen in
de moderne economische theorie over stabiliteit van samenwerking. Hij komt daarbij tot een interessante conclusie. Tijdens het congres
van de European Association of Environmental and Resource Economists in Lissabon deze zomer kreeg hij hiervoor de Erik Kempe-prijs.
Deze prijs wordt iedere twee jaar uitgereikt aan de auteur van het beste paper in die periode op dit vakgebied. De jury was vooral onder
de indruk van het feit dat Barrett een brug kan slaan tussen het schijnbaar esoterische van de moderne economische theorie en
belangwekkende maatschappelijke ontwikkelingen.
Het gaat om een verklaring voor de stabiliteit van een groot aantal ondertekenaars zoals bij het Montreal Protocol. Waarom is er geen
prikkel voor landen om af te wijken en te leunen op andermans samenwerking? Barrett leent eerst een idee dat ontwikkeld is in de
literatuur over industriële organisatie bij onderzoek naar kartel-stabiliteit. Afhaken of niet uitvoeren van de overeenkomst levert
weliswaar parasitair profijt op maar er zijn ook nadelen. De samenwerkende groep wordt kleiner en daarmee daalt ook de inspanning voor
het milieuprobleem. Omdat het een wereldwijd probleem betreft, ondervindt ieder land daar schade van en heeft afhaken ook nadelen.
Omgekeerd geldt dat meedoen voordelen biedt door vergroting van de samenwerkende groep, maar ook nadelen heeft, omdat daarmee
ook de inspanning omhoog moet.
Een overeenkomst heet stabiel als er geen land een prikkel heeft om af te haken en ook geen ander land een prikkel heeft om toe te treden.
De resultaten in de literatuur konden het Montreal Protocol moeilijk verklaren. Het leek alsof hooguit drie landen een stabiele
overeenkomst kunnen sluiten. Dit was echter gebaseerd op de aanname dat de marginale opbrengsten constant en de marginale kosten
lineair zijn. Barrett laat met een model met lineaire marginale opbrengsten en kosten zien dat overeenkomsten van een groot aantal landen
wel stabiel kunnen zijn. Maar in dat geval zijn de voordelen van samenwerking klein. Het omgekeerde geldt ook. Als de voordelen van
samenwerking groot zijn dan kan slechts een klein aantal landen een stabiele overeenkomst sluiten.
De tweede lijn die Barrett onderzoekt is gebaseerd op recente ideeën uit de dynamische speltheorie. Het protocol kan gezien worden als
een spel dat steeds herhaald wordt. Als een land afwijkt, zullen de andere landen zich ook niet meer aan de afspraken houden. Dit
vooruitzicht kan landen ervan weerhouden naar voordelen op korte termijn te streven. Deze stabilisering van samenwerking is
theoretisch diepgaand onderzocht. Het voert te ver om dit hier te bespreken. Barrett’s conclusie is ook nu weer dat er een negatieve
correlatie is tussen het aantal landen, waarvoor samenwerking op deze manier kan worden ondersteund, en de omvang van de
opbrengsten van die samenwerking.
Hoe zit het nu met het Montreal Protocol? Een groot aantal landen besloot dit verdrag te ondertekenen en uit te voeren. Dus mag je, als
Barrett gelijk heeft, verwachten dat de voordelen ervan beperkt zijn en dat is ook zo. Barrett haalt namelijk een studie aan van de
Environmental Protection Agency. Daarin wordt geconcludeerd dat de USA zonder het Montreal Protocol vrijwel hetzelfde beleid
gevoerd zou hebben voor de terugdringing van CFK’s. Dit betekent dat er weinig voordelen met samenwerking te behalen waren.
Het paper van Barrett is interessant omdat het vanuit de hedendaagse economische theorie probeert te verklaren waarom internationale
onderhandelingen wel of niet succesvol zijn. Hij komt zo tot een tempering van het enthousiasme over het Montreal Protocol. Anderen
hebben dat enthousiasme al eerder getemperd vanuit andere gezichtspunten. Al snel bleek dat er goede substituten voorhanden waren
voor CFK’s en dat heeft deze discussie zonder twijfel fors vereenvoudigd. Onderhandelingen over het terugdringen van zure regen en
het broeikaseffect verlopen in ieder geval een stuk moeizamer
1 Scott Barrett, Self-enforcing international environmental agreements, Oxford Economic Papers, 1994, blz. 878-894.
Copyright © 1996 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)
Auteur
Categorieën