Het midden- en kleinbedrijf in
1988
Het midden- en kleinbedrijf heeft in 1987 een goed jaar achter de rug. De produktie en de
werkgelegenheid groeiden met 3% respectievelijk 1%. De verwachting is dat de
ontwikkeling in 1988 wat minder gunstig zal zijn. In dit artikel worden de
afzetverwachtingen voor de belangrijkste sectoren van het midden- en kleinbedrijf
geschetst. Daamaast wordt aandacht besteed aan de winstvooruitzichten en de
werkgelegenheidsontwikkeling. Ten slotte staan de auteurs stil bij enkele actuele
beleidsaspecten die het midden- en kleinbedrijf raken.
DRS. H.H.M. PEETERS – DRS. W.H.J. VERHOEVEN
PROF.DRS. J.G. VIANEN*
Afzetverwachtingen
De laatste maanden van 1987 werd de wereldeconomie opgeschrikt door een tweetal gebeurtenissen: de
beurskrach en de val van de dollar. Ontwikkelingen die de
economie troffen op een moment dat de economische
groei in Nederland weer enigszins op zijn retour was en het
midden- en kleinbedrijf(mkb)1 zijn achterstand ten opzichte van het grootbedrijf had ingehaald. De conjunctuurbeweging wekte niet de verwachting dat de groei in 1988 die
van 1987 zou evenaren. De invloed van de ingrijpende ontwikkelingen op de financiele markten en de nog te verwachten aanpassingen in het overheidsbudget zullen de
ontwikkelingen in het mkb in negatieve zin bemvloeden.
Niettemin zullen de gebeurtenissen eerder de buitenlandse handel treffen dan de binnenlandse markt, waarop het
mkb zich sterk profileert. In dit artikel zullen wij de verwachtingen voor het mkb voor 1988 uiteenzetten. Ons uitgangspunt daarbij zijn de ramingen die zijn gepubliceerd in de
Economische verkenning midden- en kleinbedrijf 1988.
De koopkracht van de burger is de belangrijkste drijfveer voor de consumptieve bestedingen. Op basis van de
verwachte contractloonstijging van 0,5% in het bedrijfsleven en 0% in de collectieve sector zou de koopkracht bij
een prijsstijging van 0,75% niet op peil blijven. De overheid
heeft daarom gemeend maatregelen te moeten treffen. Via
belastingverlaging, verhoging van de kinderbijslaguitkering en het optrekken van het vakantiegeld op uitkeringen
resulteert er in 1988 toch enige koopkrachtstijging. De daling van de dollar kan ertoe leiden dat de geraamde prijsstijging in de loop van 1988 wat kan afzwakken. De koopkracht van de burger zou dan fractioneel hoger kunnen uitkomen.
De consumptieve bestedingen nemen dit jaar naar verwachting met 1,5 a 2% toe en blijven daarmee achter bij
de in 1987 gerealiseerde groei. De vermindering van het
56
groeitempo van de consumptie heeft vooral effect op de
omvang van de bestedingen aan duurzame goederen. De
autoverkopen nemen zelfs af. De consumptie van voedings- en genotmiddelen kan nog met 1% toenemen. Demografische factoren, zoals bevolkingsgroei, drukken een
zwaar stempel op de ontwikkeling van deze consumptiecategorie. De consumptie van overige goederen en diensten stijgt met 1,75%. Ten slotte laten de toeristische bestedingen in het buitenland weliswaar een groeivertraging
zien, maar binnen de totale ontwikkeling van het consumptiepatroon blijft dit een expansieve bestedingscategorie.
Door de sterke toename van de invoer van consumptiegoederen blijft de groei van de binnenlandse afzet van consumptiegoederen achter bij die van de consumptieve bestedingen. Naar verwachting neemtde afzet van consumptiegoederen in het midden- en kleinbedrijf, circa een derde
deel van de totale afzet van het mkb, in 1988 qua volume
met / 1 mrd. toe, een stijging van bijna 1,5%.
De export van het mkb maakt circa 18% uit van de totale afzet. Hij hangt nauw samen met de ontwikkeling van
de wereldhandel, in het bijzonder die in de ons omringende landen. In de laatste maanden van 1987 heeft de export zich gunstiger ontwikkeld dan eerder werd voorzien.
De val van de dollarkoers maakt het echter niet waarschijnlijk dat deze ontwikkeling zich zal voortzetten. Door de toenemende onzekerheid kan de wereldhandel onder druk komen te staan. Daarnaast ondervinden Nederlandse bedrij*De auteurs zijn verbonden aan het Economisch Instituut voor het
Midden- en Kleinbedrijf (EIM) te Zoetermeer. Laatstgenoemde is
tevens bijzonder hoogleraar in economische en sociale vraagstukken in het mkb aan de Katholieke Universiteit Brabant te Tilburg.
1. Tot het mkb worden particuliere ondernemingen gerekend met
minder dan 100 werkzame personen met uitzondering van bedrijven in de landbouw en de visserij, de gezondheidszorg en de
maatschappelijke dienstverlening. Zie voor een gedetailleerde beschrijving van de ontwikkeling in het mkb: EIM, Economische verkenning mkb 1988, Zoetermeer, September 1987.
label 1. Afzetontwikkeling midden- en kleinbedrijf naar bestedingscategorieen, in constants prijzen van voorafgaandjaar
Niveau
1982
mln.
Mutatie ten opzichte van voorafgaand jaar
1 983-1 986a
1987
1988
gld.
Intermediaire leveranties
Consumptiegoederen
Investeringsgoederen
Export
Totale afzet
mln.
mln.
gld.
%
gld.
%
mln.
gld.
71 .600
65.100
30.700
31.400
1.100
100
950
1.600
1,50
0,25
3,00
4,50
1.800
1.800
1.200
1.100
2,25
2,50
3,25
3,00
1.300
1.000
100
1.200
1,50
1,50
0,25
3,00
198.800
3.700
1,75
5.900
2,50
3.600
1,50
%
a. Gemiddeld per jaar.
ven, nog sterker dan voorheen, de concurrentie met het buitenland. Voor het mkb zal het moeilijk worden het groeitempo uit 1987 te handhaven. Gegeven het exportpakket en
de bestemming van de goederen (de ons omringende landen) lijkt het aannemelijk dat het mkb minder nadeel ondervindt van de dating van de dollar dan het grootbedrijf. De
verwachting is dat in 1988 de exportontwikkeling bij het mkb
achterblijft bij de totale uitvoer van goederen en diensten
van ons land. Het achterblijven van de exportontwikkeling
van het mkb kan voor een deel worden verklaard uit verschillen in de samenstelling van het exportpakket. Terwijl
de export van chemische halffabrikaten aantrekt, produkten die in hoge mate door het grootbedrijf worden voorgebracht, stagneert de export van typische mkb-produkten,
zoals textiel en metaalprodukten.
Door de verwachte toenemende concurrentie op buitenlandse markten blijven de winstmarges op de export evenals in 1986 en 1987 onder druk staan. Daardoor wordt de
kans reeel dat met name kleinere bedrijven zich van de exportmarkt terugtrekken. Voor deze bedrijven zijn de problemen op exportgebied ook bijzonder groot. Door de geringe
bedrijfsomvang beschikken deze bedrijven meestal niet
over iemand die zich speciaal met export kan bezighouden2. Het kennisprobleem is in deze bedrijven door de beperkte tijd en ervaring groot, terwijl ook de resultaten in relatie tot de gedane inspanningen en risico’s vaak beperkt
zijn.
De afzet van investeringsgoederen, circa 15% van de
totale afzet van het mkb, hangt samen met de investeringsactiviteiten van het bedrijfsleven en de overheid, alsmede
met de nieuwbouw van woningen. De groei van deze afzetcategorie is voor 1988 geraamd op 0,5%, een groeipercentage dat sterk achterblijft bij dat wat in de afgelopen jaren
kon worden genoteerd. Gezien de grote onzekerheid met
betrekking tot de toekomstige afzetontwikkelingen en de
grote vermogensverliezen die op financiele markten zijn
geleden is deze verwachting met grote vraagtekens omgeven. Het is niet denkbeeldig dat veel ondernemers alsnog
investeringsplannen uitstellen. De genoemde vermogensverliezen kunnen ook leiden tot een verminderde activiteit
op de markt van vrije-sectorwoningen.
De effecten van een en ander laten zich evenwel nog
moeilijk kwantificeren. Hiervan abstraherend dalen in 1988
de investeringen in wegvervoermiddelen en machines;
daartegenover staat een beperkte stijging van de investeringen in gebouwen in overige vervoermiddelen. Omdat de
invoerpenetratie verder doorgaat zijn de gevolgen voor de
investeringsgoederenindustrie omvangrijker dan de daling
van het investeringsgoederenvolume doet vermoeden. De
investeringen in woningen dalen met bijna 1,5%. Alleen in
de vrije sector neemt het aantal in aanbouw te nemen woningen nog enigszins toe. De gesubsidieerde verbetering
van huurwoningen zal in 1988 niet verder gemtensiveerd
ESB 13-1-1988
worden. De investeringen van de overheid handhaven zich
dit jaar op het niveau van 1987.
De intermediate leveringen vormen met een aandeel
van ruim 35% de belangrijkste afzetcategorie voor het mkb.
Het gaat hierbij om de levering van grondstoffen, halffabrikaten en diensten aan het Nederlandse bedrijfsleven die in
het produktieproces worden verbruikt. Door een toegenomen kostenbewustzijn zijn uitbestedings- en toeleveringsactiviteiten van groter belang geworden binnen het produktieproces. Dat heeft geleid tot veranderende afhankelijkheidspatronen tussen grote en kleine bedrijven, waardoor
het mkb steeds meer een complementaire rol is gaan vervullen ten opzichte van het grootbedrijf3. Voor de intermediaire afzet van het mkb wordt voor 1988 enige vertraging
in de groei verwacht. Enerzijds hangt dit samen met de verminderde toename van de bedrijvigheid in de marktsector,
anderzijds neemt ook op de markt voor intermediaire goederen de invoerpenetratie verder toe. Niet duidelijk is of dit
een gevolg is van lagere prijzen in het buitenland of dat het
samenhangt met het feit dat kleinere ondernemingen in ons
land minder goed inspelen op technologische ontwikkelingen en wensen van de opdrachtgever. Uit recent onderzoek4 komt naar voren dat ondernemers van kleinere bedrijven in het algemeen weinig belangstelling hebben voor
ontwikkelingen op de markt en bijgevolg weinig aandacht
besteden aan een gerichte marktontwikkeling.
Indirect kunnen de val van de dollar en de beurskrach
de ontwikkeling van de intermediaire leveringen in het midden- en kleinbedrijf bemvloeden. Door lagere export en investeringen zal er een geringer beroep worden gedaan op
toeleverende en dienstverlenende bedrijven. Zo leidt een
vermindering van de export en de investeringen met 0,5%
tot een daling van de afzet van intermediaire leveringen bij
het mkb met 0,3%.
De beschreven ontwikkelingen leiden ertoe dat de toename van de afzet van het midden- en kleinbedrijf hooguit
1,5% zal bedragen en derhalve achterblijft bij de gemiddelde groei in de afgelopen periode, toen het accent van de
afzetgroei van het midden- en kleinbedrijf bij de export en
de investeringsgoederenafzet lag.
2. W.H.J. Verhoeven, Het exportgedrag van het mkb, EIM, 1985,
biz. 39-50.
3. WRR, Op maat van het mkb, Rapport nr. 30, ‘s-Gravenhage,
1987, deel 1, biz. 27; deel 2, biz. 97.
4. H.J. Docter en J.G. Vianen, Innovatiestrategieen van kleine industriele bedrijven, EIM, 1987.
57
Sectorontwikkelingen
In 1988 lopen de afzetvolumeontwikkelingen in de sectoren van het mkb wat minder sterk uiteen dan in 1987. Zoals tabel 2 laat zien, is dit jaar de afzetgroei het minst bij
de bouw- en bouwinstallatiebedrijven, de horeca en de
auto-, tweewieler- en reparatiesector. Voorzoverde recente internationale ontwikkelingen van invloed zijn op het mkb
zijn deze vooral merkbaar bij de Industrie en de groothandel.
Verwacht wordt dat de afzet van het midden- en kleinbedrijf in de Industrie in 1988 met 2% zal toenemen. Deze
groei blijft achter bij die in het grootbedrijf, voornamelijk
door een minder gunstige exportontwikkeling bij het mkb.
De groeivertraging in het industriele mkb komt geheel voor
rekening van de voedings- en genotmiddelenindustrie
waar de afzetstijging sterk terugloopt door de geringe exportgroei, terwijl ook bij de afzet van voedingsmiddelen in
het binnenland een kleine groeivertraging optreedt. Alleen
bij de afzet van dranken en tabak is er in tegenstelling tot
het vorige jaar enige afzetgroei mogelijk. Voor het mkb in
de metaalindustrie wordt voor 1988 een zelfde groei verwacht als in 1987. Hier verbetert de export, maar de afzet
van machines op de binnenlandse markt loopt terug. Ook
in de overige industriele sectoren stabiliseert de afzetgroei.
Bij de export treedt er een groeiversnelling op, maar de afzet van consumptiegoederen zoals textiel, meubelen en
huishoudelijke artikelen neemt wat minder snel toe dan in
1987.
De middelgrote en kleine bouw- en bouwinstallatiebedrijven zullen in 1988 slechts een geringe afzetgroei realiseren. Afnemende investeringen in woningen, een stabilisatie van de investeringen in overheidsgebouwen en
grand-, water- en wegenbouwkundige werken, alsmede de
slechts beperkte groei van de investeringen in bedrijfsgebouwen zijn hiervoor de belangrijkste oorzaken. Het aantal in aanbouw te nemen woningen daalt in 1988 met 9.000,
een daling die geheel voor rekening komt van de gesubsidieerde woningbouw. Het aantal te bouwen woningwetwoningen wordt verder verlaagd. Hiervoor in de plaats worden er toch meer woningen met een eenmalige bijdrage in
aanbouw genomen. De vrije sector daarentegen zal evenals het vorige jaar een stijging te zien geven. Wel zij daarbij opgemerkt dat vrije-sectorwoningen nu veel soberder
worden uitgevoerd dan een aantal jaren geleden. Terwijl in
het recente verleden de vrije sector vrijwel alleen bestond
uit woningen met stichtingskosten van ver boven de
/ 200.000, varieren de stichtingskosten op dit moment tussen / 100.000 en / 300.000.
De afzet van het mkb in de groothandelza\ in 1988 met
2% toenemen. De buitenlandse afzet van deze sector blijft
zich relatief gunstig ontwikkelen. Dat is niet het geval bij de
binnenlandse afzet. Door de afzwakkende groei van bestedingen aan duurzame consumptiegoederen loopt het
groeitempo van de consumptieve afzet terug. Nu in 1988
de stijging van de bedrijfsinvesteringen aanzienlijk minder
is dan in voorgaande jaren, komt er voor de groothandel in
investeringsgoederen een eind aan een periode van zeer
hoge afzetgroei.
De omzet van het mkb in de defa/7ftande/(exclusief btw)
zal dit jaar 1,5% stijgen en uitkomen op / 52,2 mrd. Ruim
/ 21 mrd. wordt omgezet bij het mkb in de voedings- en
genotmiddelendetailhandel. Ten opzichte van 1987 neemt
de nominale omzet in deze sector niet toe. Weliswaar stijgen dit jaar de totale bestedingen aan voedings- en genotmiddelen nog, maar verwacht wordt dat het marktaandeelverlies van het mkb in deze sector ongeveer even groot zal
zijn als dit jaar, zodat het omzetvolume met 1% daalt. De
omzetprijsstijging zal 1 % bedragen. Ook het mkb in de detailhandel in duurzame en overige consumptiegoederen
58
Tabel 2. Afzetvolumeontwikkeling in het midden- en kleinbedrijfin 1987 en 1988, mutaties ten opzichte van voorafgaandjaar in procentena
1987
Industrie
Bouw- en bouwinstallatiebedrijven
1988
2,75
3,5
3
0,75
2
2
2
0,5
2
1,5
0,5
0,75
1,5
overige dienstverlening
2,75
1,75
Totaal midden- en kleinbedrijf
2,5
1,5
Groothandel
Detailhandel
Horeca
Auto-, tweewieler- en reparatiesector
Vervoer
2,5
Verzekeringswezen, zakelijke en
a. Afgerond op 0,25%.
verliest terrein aan het grootwinkelbedrijf. Bij de verwachte ontwikkeling van de consumptieve bestedingen aan
duurzame en overige goederen neemt de omzet in deze
sector met 2,75% toe tot ruim / 31 mrd. Verwacht wordt
dat de omzetvolumestijging uitkomt op 2,5%. De prijsstijging bij deze bedrijven is dus zeer bescheiden.
De vooruitzichten voor het mkb in de horeca voor het
jaar 1988 zijn niet zo gunstig. Verwacht wordt dat het
afzetvolume in deze sector maar 0,5% zal toenemen. Ten
gevolge van de verminderde groei van de reeel beschikbare inkomens zullen de consumptieve bestedingen in
deze sector minder sterk stijgen dan in 1987. Ook worden
de horecabestedingen van Nederlanders tijdens nun vakanties in Nederland negatief beinvloed door de verdere
flinke groei van de toeristische bestedingen van Nederlanders in het buitenland. De zakelijke bestedingen in de horeca nemen in 1988 slechts beperkt toe. Evenals in 1987
wordt er ook voor dit jaar van uitgegaan dat de toeristische
bestedingen van buitenlanders in Nederland opnieuw zullen stagneren.
Na een stijging van het afzetvolume van de midden- en
kleinbedrijven in de auto-, tweewieler- en reparatiesector
in 1987 met 2% neemt de groei dit jaar af tot ongeveer
0,75%. Het aantal verkochte nieuwe personenauto’s voor
particulier gebruik zal onder meer door de koopkrachtontwikkeling bij gezinnen dit jaar in beperkte mate afnemen.
Niettemin blijven deze autoverkopen nog omvangrijk. Dalende investeringen in wegvervoermiddelen leiden tot een
verminderde verkoop van nieuwe personenauto’s voor zakelijk gebruik. De reparatie- en onderhoudswerkzaamheden blijven nog wel in lichte mate stijgen. De verkoop van
autobrandstoffen zal ondanks de toename van het autopark een daling laten zien omdat het autopark een verjonging ondergaat, wat gepaard gaat met een zuiniger brandstofverbruik. De lichte groei in de tweewielerbranche zal
zich dit jaar min of meer kunnen voortzetten.
Het afzetvolume van kleine en middelgrote bedrijven in
de vervoersectorza\ in 1988 met 1,5% toenemen. De groei
van de binnenlandse afzetcategorieen zwakt af, maar de
exportstijging gaat onverminderd voort. Van deze laatste
ontwikkeling profiteert het internationale goederenvervoer
over weg en water. Gezien de verwachte leveranties aan
het binnenlandse bedrijfsleven, zal het binnenlandse wegvervoer zich positief ontwikkelen. Voor de binnenlandse
binnenvaart wordt, gelet op de ontwikkeling bij de bouwnijverheid, geen groei verwacht.
Bij het mkb in het verzekeringswezen, de zakelijke en
overige dienstverlening moet rekening worden gehouden
met een afzetgroeivertraging van 1 %. Relatief gunstig ontwikkelt zich de zakelijke dienstverlening, waarbinnen de
computerservicebedrijven een expansieve groei blijven
doormaken en voor de makelaardij bij de huidige renteStand nog een aanhoudend levendige markt voor bestaande koopwoningen wordt verwacht. Door de grote af hankelijkheid van de koopkrachtontwikkeling zullen consumentenverzorgende dienstensectoren in 1988 maar een beperkte groei doormaken.
Werkgelegenheid en arbeidsproduktiviteit
Evenals in 1987 komt in 1988 de produktiestijging in het
mkb hoger uit dan de afzetstijging. Dit kan grotendeels worden toegeschreven aan voorraadvorming, een betere bezettingsgraad en een efficientere benutting van het produktieapparaat. De produktiestijging in het mkb ligt boven die
in de totale bedrijvensector. Deels wordt dat veroorzaakt
door het negatieve produktieverloop in de energiesector,
een sector waarin het mkb niet vertegenwoordigd is. De hogere produktiestijging in het mkb gaat niet gepaard met een
grotere toename van de werkgelegenheid bij deze bedrijven omdat de arbeidsproduktiviteit hier sneller stijgt. In
1988 neemt de werkgelegenheid in het mkb met circa 5.000
toe tot 1.719.000 arbeidsjaren. Dat komt neer op circa
12.000 nieuwe banen. Ruim drie kwart van deze werkgelegenheidstoename is geconcentreerd bij het mkb in het
verzekeringswezen, de zakelijke en overige dienstverlening.
Dearbeidsproduktiviteitsontwikkelinglooptinvrijwelalle
mkb-sectoren in 1988 terug. De verminderde produktiegroei en veranderingen in de ree’le loonvoet per sector zijn
hiervan de belangrijkste oorzaken. Onderzoek5 heeft uitgewezen dat in de meeste mkb-sectoren de elasticiteit tussen
produktie en werkgelegenheid ligt tussen 0,5 en 0,9. Binnen sectoren worden schaalvoordelen niet altijd teruggevonden, omdat de voor deze analyse gebruikte grootteklasse-indeling gepaard gaat met sterk verschillende bedrijfstypen. Dit zien we bij voorbeeld duidelijk terug in de vervoerssector, waar in het grootbedrijf de luchtvaartbedrijven
een dominante positie innemen, in het middenbedrijf het
wegvervoer overheersend is en in het kleinbedrijf de taxien binnenvaartbedrijven op de voorgrond treden.
De elasticiteit tussen de ree’le loonkostenontwikkeling
en de werkgelegenheid ligt in het algemeen tussen -0,4 en
-0,9. In het kleinbedrijf ligt de gemiddelde waarde op -0,5,
bij het midden- en het grootbedrijf op -0,8. De verschillen
tussen het klein- en het middenbedrijf zijn dus aanmerkelijk groter dan die tussen het midden- en het grootbedrijf.
Dit betekent dat er in het kleine bedrijf minder grote fluctua-
Tabel 3. Kostprijsverloop en opbouw afzetprijs in het midden- en kleinbedrijf, mutaties in procenten perjaar
Kostprijsverloop per
Opbouw afzetprijs
eenheid bruto produkt3
1987
1988
1987
Kostprijs
waarvan:
– grondstoffen en
halffabrikaten
– energie
– loonkosten
– kapitaalkosten
– overige kosten
Winstmarge
Afzetprijs
-1
2,5
-4,75
0,75
-5
-0,25
1,5
2,25
1
-1
1
0,5
-0,5
1
-1
1,25
-0,75
-0,25
0,25
-0,25
0
0,5
0
0,25
0
0,25
-0,5
Winstgevendheid
Aan de daling van de kostprijs per eenheid produkt in
1986 en 1987, die het gevolg was van prijsdalingen bij
grondstoffen, halffabrikaten en energie, terwijl door de teruglopende marktrente ook de kapitaalkosten verminderden, komt in 1988 een einde. Voor dit jaar wordt een stijging verwacht van 1,25% (zie tabel 3). Nu op de wereldgoederenmarkt de prijzen aantrekken, stijgen de grondstoffenprijzen, en bijgevolg ook die van halffabrikaten. Hierbij
is nog geen rekening gehouden met de recente koersdaling van de dollar die de laatste tijd is opgetreden. De gevolgen daarvan, zo leren ervaringen uit het verleden, werken met een zekere vertraging door. Per eenheid produkt
stijgen ook de kosten voor energie, loon en overige kosten.
Alleen kapitaalkosten kunnen in lichte mate dalen.
Evenals in de voorgaande jaren blijven de loonkosten
ook in 1988 een opwaartse druk op de kostprijs uitoefenen.
In het mkb neemt de loonsom per werknemer dit jaar met
bijna 2,5% toe, een zelfde stijging als in 1987. De contractlonen stijgen met ruim 1 %. De onlangs afgesloten cao voor
de kleinmetaal wijst in deze richting. Ook de sociale lasten
te betalen door werkgevers nemen dit jaar per saldo toe,
met name door hogere premies voor de AWF en VUT-fondsen. De incidentele looncomponent stijgt met 1%. Deze
component hangt samen met veranderingen in de personeelsopbouw, het promotiebeleid, het minimumloon en het
vorstverlet. De loonvoetstijging in het mkb komt daarmee
hoger uit dan in hele marktsector. Oorzaak hiervoor is de
sterke stijging van de loonsom per werknemer in het mkb
in de bouwnijverheid. Dat is een gevolg van het in 1987 opgetreden vorstverlet, ervan uitgaande dat er dit jaar minder
vorstverletdagen zullen zijn dan vorig jaar.
Gegeven de concurrentieverhoudingen op binnen- en
buitenlandse markten lijkt slechts een afzetprijsstijging mogelijk van 1 %, wat tot gevolg heeft dat de winstmarge in het
mkb in 1988 niet toeneemt. De detailhandel en de auto-,
tweewieler- en reparatiesector kunnen op de binnenlandse
markt nog enige margestijging realiseren. In de bouwnijverheid en de vervoersector daarentegen verkrappen de marges. Het exporterende mkb kan, bij de gegeven prijsconcurrentie op de buitenlandse markten, niet aan margeverlies ontkomen. Geen stijging van de winstmarge per eenheid produkt en een beperkte afzetvolumestijging, dat zijn
vanzelfsprekend geen goede ingredie nten voor een gunstige winstontwikkeling in het mkb. Dit jaar stijgt de winst uit
onderneming dan ook hooguit met 2%.
Voor zelfstandigen vormt de winst uit onderneming met
een aandeel van 82% de belangrijkste bron van inkomen;
andere bestanddelen zijn loon, rente en uitkeringen. Na aftrek van belastingen, premies volksverzekeringen, persoonlijke verplichtingen en buitengewone lasten resteerde
er in 1987 een beschikbaar inkomen van / 42.400. In 1988
neemt het beschikbare inkomen van zelfstandigen in het
mkb met ruim 2% toe, waardoor de koopkracht met 1,5%
1
0
a. Afgerond op 0,25% per jaar.
ESB 13-1-1988
1,25
1988
ties optreden bij veranderingen in de reele loonvoet dan bij
grotere bedrijven. De verklaring ligt in het feit dat bij het
kleinbedrijf 45% van het arbeidsvolume bestaat uit zelfstandigen en meewerkende gezinsleden, personen die niet in
loondienst zijn. In het midden- en het grootbedrijf komt deze
categorie nauwelijks voor. Daarnaast hebben kleinere bedrijven veelal reeds een minimale bezetting. Om bepaalde
activiteiten te verrichten is nu eenmaal een zekere minimale bezetting nodig.
5. J.S. de Vries, Arbeidsproduktiviteit en werkgelegenheid in het
mkb, EIM, 1987.
59
stijgt. Hierbij zijn de verschillen per sector niet zo groot. Alleen in de auto-, tweewieler- en reparatiesector ligt de ontwikkeling van de koopkracht van zelfstandigen met 3,5%
duidelijk boven het gemiddelde, terwijl in de bouwnijverheid de koopkracht enigszins zal afnemen(-0,5%). De ten
opzichte van voorgaande jaren relatief geringe verbetering
van de koopkracht van zelfstandigen wordt in sterke mate
bepaald door de geringe stijging van de winst uit onderneming die voor 1988 wordt voorzien. Dit jaar vindt er vrijwel
geen lastenverzwaring plaats. Wel werkt het vervallen van
de negatieve aanslag in de WIR in 1988 nog door. Per zelfstandige betekent dat een inkomensderving van / 265.
Besluit
_____________________
In het voorafgaande hebben we een overzicht gegeven
van de verwachte ontwikkeling in het midden- en kleinbedrijf in 1988. Daarbij komt naar voren dat zowel de produktiegroei als detoename van de werkgelegenheid bij ditdeel
van het bedrijfsleven afzwakt, een ontwikkeling die—vooralsnog in beperkte mate — versterkt kan worden door de
recente perikelen op de effectenbeurs en de lage koers van
de dollar. Als er dan niettemin hooggespannen verwachtingen bestaan omtrent de bijdrage die het mkb kan leveren aan de economische groei in ons land en aan de oplossing van het werkloosheidsprobleem, is beleidsmatige
aandacht voor het mkb onontbeerlijk. In december jl. heeft
het kabinet in de nota Ruim baan voor ondernemen6 zijn
visie op het voor het mkb te voeren beleid gegeven. Dat
vinden wij een positieve ontwikkeling. Toch willen we enige kanttekeningen plaatsen bij de beleidsmaatregelen die
de nota in het vooruitzicht stelt.
Uitgangspunt bij het mkb-beleid is dat gezonde macroeconomische verhoudingen noodzakelijk zijn voor een
goed functionerend bedrijfsleven. Daarvoor schept het algemene sociaal-economische beleid de primaire voorwaarden. In aanvulling daarop wordt een voorwaardenscheppend mkb-beleid gevoerd ter stimulering van ‘het ondernemen’ in het mkb, waarbij de bijdrage aan economische groei en werkgelegenheid een belangrijke doelstelling van het beleid vormt. De belangrijkste elementen van
dit mkb-beleid zijn het integratiebeleid en het functionele
beleid. Het integratiebeleid beoogt specifieke eigenschappen van het mkb voldoende te laten doorklinken in die delen van het overheidsbeleid die in sterke mate het omgevingsklimaat voor het mkb bemvloeden.
In dit kader vinden we dat onvoldoende rekening gehouden wordt met het arbeidsintensieve produktieproces in het
mkb. In dit deel van het bedrijfsleven speelt de arbeidskostenontwikkeling een grote rol. Enerzijds gaat het dan om
de loonontwikkeling, anderzijds om de door de werkgevers
te betalen premies voor de sociale verzekeringen. Met betrekking tot de loonontwikkeling wordt gepleit voor loonmatiging, loondifferentiatie en een relatieve verlaging van het
minimumloon. Het doorvoeren van loondifferentiatie naar
sectoren zal geen eenvoudige zaak blijken. Een omvangrijke relatieve verlaging van het minimumloon zal gepaard
gaan met grote maatschappelijke problemen. Ook vinden
we geen voorstellen om de verschillen in sociale-lastendruk tussen mkb en grootbedrijf weg te nemen. Deze verschillen zijn een gevolg van de diverse premiegrenzen in
de sociale verzekering in combinatie met de gemiddeld lagere lonen in het mkb.
In de fiscale sfeer speelt het probleem dat ondernemingen die rechtspersoonlijkheid bezitten over de gevormde
winst vennootschapsbelasting verschuldigd zijn, terwijl de
zelfstandige inkomstenbelasting verschuldigd is over de in
zijn onderneming gevormde winst. In het eerste geval is er
sprake van een vast marginaal tarief, in het laatste geval
60
is het progressieve tarief van de inkomstenbelasting van
toepassing. Doordeze ongelijke fiscale behandeling is het
voor een groot aantal zelfstandigen moeilijkerom uit de gevormde winst vermogen terug te sluizen naar de onderneming. Dit probleem wordt in de nota wel gesignaleerd, maar
er worden geen oplossingen voor aangedragen.
Met betrekking tot de voorstellen ‘Oorf wordt opgemerkt
dat deze rekening houden met de specifieke functies van
het winstinkomen. Of dat in voldoende mate het geval is,
valt te betwijfelen. Weliswaar biedt de pensioenreserve,
die in de plaats komt van de fiscale oudedagsreserve, in
een aantal gevallen enig soelaas voor de financieringsproblemen binnen de onderneming, maar daarmee zijn niet
alle problemen opgelost.
Het is ook jammer dat het kabinet niet de mogelijkheid
aangrijpt om het probleem van de informele arbeid aan te
pakken door overheveling van bepaalde arbeidsintensieve diensten van het algemene naar het verlaagde btw-tarief. Voorgesteld wordt via een brede aanpak de informele
economie te bestrijden. Belangrijke elementen daarin zijn
opnieuw loondifferentiatie en verlaging van het minimumloon. Daarnaast wordt gedacht aan verkleining van de wig
(het verschil tussen arbeidskosten en netto loon) en een
krachtige fraudebestrijding. Het zal niet eenvoudig zijn
hiermee het omvangrijke zwarte circuit daadwerkelijk in te
dammen.
Het functionele beleid probeert tegemoet te komen aan
problemen die voortvloeien uit de beperkte omvang die een
onderneming binnen het midden- en kleinbedrijf nu eenmaal heeft7: Het richt zich in sterke mate op de kennisbevordering en de financiering. Het financiele beleid is erop
gericht kleine ondernemingen in staat te stellen voldoende
eigen en vreemd vermogen aan te trekken, gelet op het feit
dat zij nauwelijks toegang hebben tot de kapitaalmarkt. In
plaats van de in 1985 in werking getreden Kredietregeling
MKB komt er een nieuwe, eenvoudiger regeling, die het karakter van een borgstelling draagt en specifieke faciliteiten
kent voor startende ondernemingen. De banken zijn geheel met de uitvoering ervan belast. Een dergelijke regeling heeft een gunstig effect op de investeringsactiviteit in
het midden- en kleinbedrijf en er zijn relatief weinig overheidsmiddelen mee gemoeid. De verwachting is echter dat
de macro-economische effecten van de regeling, in termen
van extra economische groei en werkgelegenheid, zeer
bescheiden zullen zijn8.
Huub Peeters
Wim Verhoeven
Joop Vianen
6. Ruim baan voor ondernemen, Tweede Kamer, vergaderjaar
1987/1988,20324, nrs. 1-2.
7. Het EIM heeft in opdracht van het Ministerie van Economische
Zaken een voorstudie verricht naar sterke en zwakke punten van
het mkb. Hieruit kwam naar voren dat het gebrek aan kennis en
informatie de zwakste punten van de kleine en middelgrote bedrijven zijn. Zie R.M. Braaksma, H.J. Gianotten en W.H.J. Verhoeven, Mkb in de markt, een sterkte/zwakteanalyse van de produktiestructuur, EIM, november 1987.
8. A.C.P. de Koning, De effecten van de KMKB op het mkb, EIM,
november 1987.