Het einde van een periode
Er is de laatste maanden ontzettend
veel vooruitgekeken: de jaren negentig
begonnen, en dat gaf aanleiding tot
veel, meestal zeer optimistische geluiden. Maar de economie trekt zich niet
zoveel aan van het feit dat er nu toevallig een nieuwe negen in het jaartal komt.
Terwijl we allemaal met vreugde vooruit
kijken, zitten we economisch gezien
nog in de staart van een periode, die
eind 1982 begon en die we kunnen
aanduiden als een herstelperiode.
Deze herstelperiode is in mijn opvatting de laatste fase van de naoorlogse
lange-golfbeweging, die in 1948/1949
begon. De lange golf kent vier fasen:
voorspoed, recessie, depressie en herstel, waarbij de eerste twee fasen samen de ‘upswing’ van de Kondratieff
vormen, en de laatste twee de ‘downswing’. Die ‘downswing’ begon in 1974.
Het opdelen van de economische geschiedenis in perioden is een handige
manier om orde te scheppen in de lange-termijndynamiek van economieen.
Haast iedereen zoekt in dezen wel naar
hulpjes, maar de meesten van ons doen
dat door over de ‘jaren vijftig’, de ‘jaren
zeventig’ enz. te spreken. Dat is wel
gemakkelijk, maar veel inzichtverschaft
het niet. De jaren zeventig bij voorbeeld
waren voor de oliecrisis toch echt heel
anders dan daarna, zoals Joop den Uyl
in die tijd ook al goed besefte.
De perioden die ik onderscheid hebben elk hun eigen kenmerken. De naoorlogse voorspoedsfase liep in Nederland
van 1949 tot 1965 en was een periode
van hoge groei, afnemende werkloosheid en betrekkelijk lage inflatie. Terugblikkend waren dat ‘de mooie jaren van
na de oorlog’. Vanaf 1965, als de langegolfrecessieperiode begint, gaan de
meeste structurele ontwikkelingen de
verkeerde kant op, ook al is de economische groei hoger dan oort tevoren. De
structurele werkloosheid begint op te lopen, de inflatie begint structureel te stijgen en de winstquote begint trendmatig
te dalen. Maar aan het begin van de jaren
zeventig hebben we nog het idee dat de
bomen tot in de hemel groeien.
De lange-golfdepressieperiode begint metde oliecrisis-recessie en eindigt
met de diepe recessie van 1980/1982.
In die periode verslechtert de positie
van onze economie met het jaar, mede
door de uit de hand lopende collectieve
uitgaven. Aan het eind van die periode
keert de wal het schip. De renteontwikkeling culmineert in de befaamde 12
3/4% staatslening van 1981 en de werkloosheid loopt op tot boven de 800.000.
ESB 14-2-1990
J.J. van Du/jn
In november 1982 begint het herstel.
Wat tot dan toe de verkeerde kant opging, begint weer te verbeteren. De inflatie loopt snel terug (en wordt in 1987
in Nederland tot deflatie), de werkgelegenheid begint, eerst aarzelend, weer
aan te trekken, de ondernemingswinsten herstellen zich en de overheid begint eindelijk te bezuinigen. De consument heeft al vanaf 1980 de buikriem
aangetrokken.
Lange-golffasen eindigen met recessies. Dat is niet zo gek, want recessies
hebben in de economische dynamica
de correctiefunctie. Dat wil zeggen, ze
corrigeren eerder, tijdens de opgaande
conjunctuur ontstane onevenwichtigheden.
De gewoonlijk optredende onevenwichtigheden kennen we allemaal: tegen het einde van de cyclus ontstaan
spanningen op de arbeidsmarkt, de bezettingsgraden lopen op, loonkosten
gaan stijgen, winstquotes komen onder
druk, de inflatie stijgt en monetaire autoriteiten gaan verkrappen waardoor de
rente stijgt.
Dit alles mondt dan uit in wat cyclisch
een recessie heet, maar wat in de perceptie van de man op straat niet eens
een recessie hoeft te zijn, omdat hij er
soms maar weinig van merkt. De economische groei blijft vaak nog positief
en de werkloosheid stijgt wel maar hoeft
niet dramatisch op te lopen.
Wel zien we dat in een recessie dikwijls problemen manifest worden, die
tot dan door de hoogconjunctuur gemaskeerd konden worden. Groei is immers een grote witmaker. Pas in recessies zien we wat echt fout zat. Wat nu
echt fout zit, is de schuldensituatie in de
VS.
Waar staan we nu ? Mijn opvatting is
datde in 1982 begonnen herstelperiode
nu ten einde begint te lopen. Internationaal gezien is de economische groei
al sinds het voorjaar van 1988 aan het
afnemen. Alleen Duitsland, endaarmee
Nederland, heeft zich in 1989 aan de
Internationale groeivertraging weten te
onttrekken. Maar vooral van belang
voor een beoordeling van de situatie, is
de vaststelling dat monetaire autoriteiten in de meeste westerse landen al
zeker anderhalf jaar een verkrappend
beleid voeren. Vanaf het moment dat de
(lage) inflatie weer begon op te lopen en
de vrees voor een recessie na de krach
ongegrond bleek, is monetair aan de
rem getrokken. In de meeste landen
heeft dit geresulteerd in een scherpe
rentestijging, die nu gevolgen krijgt voor
de reele economie. In Nederland bestaat de absurde situatie dat de lange
rente 8,4% is bij een inflatie van 1,3%.
Dat is nu een echte onevenwichtigheid
Het signaal van de monetaire autoriteiten is dat een terugkeer naar de wereld van steeds een beetje verder oplopende inflatie tot iedere prijs moet worden voorkomen. De Fed, de Bundesbank en de Bank of Japan willen geen
inflatie. De inflatie is helemaal niet zo
hoog, maar wel hoger dan twee jaar
terug. Dus wordt er afgeremd, ook al
zou dat een recessie kosten. De geest
van de inflatie moet terug in de fles.
De herstelperiode van de jaren tachtig loopt daarmee ten einde. Tussen nu
en het begin van een nieuwe voorspoedsperiode (waarvan ik in 1977
dacht en eigenlijk nog steeds denk dat
het het meest waarschijnlijk is dat deze
in 1992 zal beginnen) zullen mondiaal
nog wel een paar zaken afgewikkeld
moeten worden. Een ding is in ieder
geval duidelijk: om straks een nieuw
begin te maken zal de inflatie een beetje
en de rente fors omlaag moeten gaan.
147