Ga direct naar de content

De interne markt en de gevolgen voor het milieu

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: februari 14 1990

De interne markt en de gevolgen
voor het milieu
Gezien het grote belang van de totstandkoming van de Europese interne markt is het
verbazingwekkend dat zo weinig onderzoek wordt gepubliceerd naar de gevolgen van de
Europese integratie voor het milieu. In dit artikel zet de auteur deze gevolgen op een rij
en bespreekt hij een aantal uitgangspunten voor het milieubeleid in de interne markt.
Met behulp van een krachtig milieubeleid kunnen de voordelen voor het milieu groter
zijn dan de nadelen.

PROF. DR. H. FOLMER*
De economische ontwikkelingen in Europa zullen de
komende decennia in belangrijke mate worden bepaald
door de totstandkoming van de ge’integreerde of interne
markt (IM) en door het milieuprobleem. Echter, in hun
uitwerking en gevolgen zullen beide sterk verschillen. De
IM moet leiden tot de opheffing van de grenzen tussen de
lidstaten en tot de verwijdering van de laatste belemmeringen voor vrij verkeer van personen, kapitaal en goederen
binnen de Gemeenschap. Er wordt verwacht dat dit zal
leiden tot een sterke economische expansie. Het milieuprobleem zal daarentegen zware beperkingen opleggen
aan de economische activiteiten en de economische groei.
Men zou verwachten dat bij het onderzoek naar, en de
ontwikkeling van allerlei nieuwe vormen van beleid in het
kader van de Europese eenwording het milieuprobleem
een vast punt op de agenda vormt. Dit is echter niet het
geval. In de belangrijkste studie naar de gevolgen van de
IM, The economics of 1992, worden de direct in geld
meetbare, netto voordelen van de Europese eenwording
uitvoerig belicht, doch het milieuprobleem blijft buiten beschouwing1.
In dit artikel zal een aantal gevolgen van de Europese
integratie voor het milieu worden besproken. Bovendien zal
een aantal uitgangspunten voor het milieubeleid in de IM
aan de orde komen. Vanwege de gebrekkige informatie
over de regionale effecten van de voltooiing van de IM
blijven de regionale milieu-effecten hier noodgedwongen
buiten beschouwing.

Milieu-effecten van de interne markt ______
De voltooiing van de IM is gericht op de opheffing van
de marktsegmentaties die voortvloeien uit allerlei niet-tarifaire belemmeringen.
Dit zal belangrijke economische gevolgen hebben. In
eerste instantie zal er een directe kostendaling plaatsvinden voor veel produkten. Immers, de opheffing van de
grensformaliteiten en de harmonisatie van de technische
voorschriften en produktnormen betekenen afschaffing

ESB 14-2-1990

van de daaraan verbonden kosten. De harmonisatie van
de indirecte belastingen zal de handel binnen de Gemeenschap vergemakkelijken en daardoor ook tot lagere kosten
leiden. Ten slotte, ook de toenemende concurrentie, zowel
binnen de particuliere sector als bij overheidsopdrachten,
zal tot kostenverlaging leiden. Vervolgens zal de initiele
kostenverlaging een daling van de prijzen van veel produkten tot gevolg hebben.
Naastde initiele kostenverlaging zullen indirecte kostenreducties kunnen plaatsvinden omdat door de genoemde
prijsdalingen de vraag naar veel produkten gaattoenemen,
waardoor schaalvoordelen zullen ontstaan. Doordat de
binnengrenzen wegvallen zullen de comparatieve voordelen in de diverse lidstaten beter benut kunnen worden.
Bovendien zal de toenemende concurrentie leiden tot een
daling van monopoliewinsten en van ondoelmatigheden in
bedrijven. Het gevolg zal zijn een verdere druk op de prijzen
van veel produkten en een herhaling van het hierboven
genoemde proces van kosten- en prijzenreductie.
Naast de bovengenoemde directe effecten (opheffing
marktsegmentaties) en indirecte effecten (schaaleffecten
en comparatieve voordelen) moet rekening worden gehouden met geTnduceerde effecten. Laatstgenoemde effecten
ontstaan doordat de toegenomen vraag naar een bepaald
produkt via input-output relaties (doorgaans) aanleiding
geeft tot stimulering van de vraag in de sector zelf, alsmede
in andere sectoren. Dit betekent dat ook sectoren die niet
of nauwelijks op directe of indirecte wijze prof iteren van de
opheffing van de marktsegmentatie een belangrijke groeistimulans van de voltooiing van de IM kunnen ondergaan.
Derhalve zullen zowel de economie als geheel als de
meeste sectoren onder invloed van de totstandkoming van
de IM expanderen. Uit milieuoogpunt is van speciaal be-

* De auteur is verbonden aan de vakgroep Staathuishoudkunde
van de Landbouwuniversiteit Wageningen.
1. Opgemerkt zij dat het rapport ‘1992’ The environmental dimens-

ion geheel is gewijd aan de gevolgen voor het milieu van de
totstandkoming van de IM. De auteur maakte deel uit van de Task
Force, die dit rapport opstelde. Dit artikel is in sterke mate gebaseerd op dit rapport.

155

lang dat de sector verkeer en vervoer naar alle waarschijnlijkheid een extra groei-impuls zal ontvangen vanwege de
herstructurering van de bedrijfstakken met als gevolg een
kleiner aantal bedrijven en een ruimtelijke concentratie van
de produktie2.
De milieu-effecten van de IM kunnen in kaart worden
gebracht door na te gaan wat de gevolgen zullen zijn van
de maatregelen ter voltooiing van de IM, alsmede van de
indirecte en geTnduceerde groei-impulsen. Ik begin met de
diverse maatregelen.

Gevolgen maatregelen witboek
Technische voorschriften en produktnormen
Tot op heden bestaan er grate verschillen tussen de
lidstaten in technische voorschriften en produktnormen. In
het kader van de IM zal er sprake zijn van a priori harmonisatie van technische voorschriften en produktnormen en van
institutionele concurrence, die gebaseerd is op het principe
van de wederzijdse erkenning. Dit principe houdt in dat een
produkt dat op legale wijze op de markt wordt gebracht in de
ene lidstaat automatisch toegang heeft tot alle andere lidstaten. Wat betreft het onderscheid tussen a priori harmonisatie
en institutionele concurrentie geldtdat normalisatie-instituten
opdracht hebben gekregen gemeenschappelijke minimumnormen op te stellen, die voor de hele Gemeenschap van
toepassing zijn, terwijl de detaillering aan de lidstaten en het
bedrijfsleven wordt overgelaten. Dit betekent dat harmonisatie, voor zover er geen minimumnormen bestaan of voor
zover deze de minimumnormen overstijgt, via institutionele
concurrentie tot stand wordt gebracht.
A priori harmonisatie zal plaatsvinden van de hoedanigheden van goederen, dieren en planten waarvan de bedreigingen voor de menselijke gezondheid en veiligheid en
voor het milieu ernstig en algemeen bekend zijn. De vraag
rijst op we//c niveau de verschillende regelingen en normen
geharmoniseerd zullen worden. Zal er geharmoniseerd
worden op het niveau van de lidstaten met de meest
permissieve of met de meest restrictieve regelingen en
normen? Het antwoord op deze vraag is afhankelijk van de
mate van inzicht in en waardering van menselijke gezondheid, veiligheid en milieukwaliteit, alsmede van de technische en economische haalbaarheid in de diverse lidstaten.
Naarmate er sprake is van meer algemeen erkende en
sterkere bedreigingen zal de harmonisatie restrictiever van
aard zijn, omdat gezondheid, veiligheid en essentiele milieufuncties in de diverse lidstaten op ongeveer dezelfde
wijze worden gewaardeerd. Omgekeerd, naarmate de bedreigingen onduidelijker en minder ernstig zijn en de economische en technische haalbaarheid problematischer in
bepaalde lidstaten, zal het niveau van harmonisatie lager
zijn. Gezien het verschil tussen technische regelingen en
produktnormen – de eerste zijn wettelijk bindend en de
tweede niet – zal de harmonisatie van de technische regelingen naar alle waarschijnlijkheid restrictiever zijn dan van
de produktnormen.
Voor zover er geen gemeenschappelijke regelingen en
normen worden gesteld, alsmede boven het geharmoniseerde niveau, zullen verschillen tussen nationale regelingen en
normen worden beslecht door middel van institutionele concurrentie. Het ligt in de lijn der verwachtingen dat in dit geval
lidstaten met een technologische en economische achterstand een comparatief voordeel zullen trachten te behalen
door milieubelastende produkten te accepteren. Omgekeerd
zullen lidstaten met een wel ontwikkelde technologie en/of
een relatief hoog welvaartsniveau hogere eisen stellen.

De vraag rijst of laatstgenoemde categorie lidstaten niet
via het principe van de wederzijdse erkenning gedwongen
wordt tot acceptatie van goederen die voor de gezondheid,

156

veiligheid en het milieu als schadelijk worden beschouwd. In
dit verband zijn twee uitspraken van het Europese Hof uit het
recente verleden van groot belang: het Cassis de Dijon-arrest en het Deense bierblikjes-arrest. In het eerste geval werd
de Duitse weigering om de Franse likeur Cassis de Dijon in
Duitsland toe te laten, omdat niet voldaan was aan de Duitse
produktnormen, verworpen. Deze uitspraak impliceert een
bevestiging van het principe der wederzijdse erkenning. In
het geval van de Deense bierblikjes werd een beroep tegen
de Deense weigering om bier in blik uit het buitenland toe te
laten, verworpen. De overweging was dat er sprake was van
een beschermende maatregel van het milieu, die ook van
toepassing is op Deense bierproducenten.
Uit de bovenstaande arresten volgen twee belangrijke
conclusies. Ten eerste, het principe van de wederzijdse
erkenning impliceert niet dat er geen ruimte is voor een
nationaal milieubeleid in de IM. Met name is het mogelijk een
nationaal milieubeleid te voeren dat het communautaire en
dat van andere lidstaten overstijgt. Ten tweede, het arrest
inzake de Cassis de Dijon toont aan dat er sprake moet zijn
van een wezenlijke en algemeen erkende bedreiging van de
gezondheid, veiligheid of het milieu ten einde het principe
van de wederzijdse erkenning buiten werking te stellen.

Opheffing van belemmeringen
De opheffing van belemmeringen voor grensoverschrijdende activiteiten van het bedrijfsleven betreft de opheffing
van verschillen in administratieve regelingen, vennootschapsrecht, regelingen voor het personeel, werking van
de kapitaalmarkt, discriminerend nationaal beleid, enzovoort. Een belangrijk gevolg van deze maatregel, in combinatie met de overige, is de mogelijkheid van vrije vestiging van bedrijven in de Gemeenschap. Ten aanzien van
de milieu-eisen, die aan bedrijven worden gesteld, heersen
nu grote verschillen tussen de lidstaten. De onderhavige
maatregel zou er toe kunnen leiden dat nieuwe bedrijven
zich gaan vestigen in landen met de meest permissieve
milieuregelingen. Voor bestaande bedrijven zou de maatregel een aanleiding kunnen zijn zich naar dergelijke landen te verplaatsen. Voor de Gemeenschap en de betreffende landen zou dit tot een verslechtering van het milieu
kunnen leiden. Bovendien zou dit in het geval van grensoverschrijdende vervuiling nadelige gevolgen kunnen hebben voor geografisch ongunstig gelegen landen. In dit
verband zijn echter de volgende opmerkingen van wezenlijk belang:
– de natuurlijke omstandigheden en sociaal-economische
condities en preferences in de lidstaten kunnen sterk
verschillen. Indien de verandering in de verdeling van de
lokaties van vervuilende bedrijven leidt tot een betere
aanpassing bij de natuurlijke en sociaal-economische
omstandigheden, is er sprake van een betere benutting
van comparatieve voordelen, hetgeen een van de belangrijkste doelstellingen van de IM is;
– bij een toeneming van de belasting van het milieu in
permissieve landen zal een tendentie ontstaan om de
milieu-eisen in die landen aan te scherpen. Immers, op
lange termijn zijn alleen de landen met een hoge milieukwaliteit aantrekkelijk voor nieuwe industrieen en de
steeds belangrijker wordende dienstensector (inclusief
toerisme). Ook verschillende sectoren uit de samenleving zullen steeds hogere eisen aan het milieu stellen,
waarbij de meest geavanceerde landen (zowel binnen
als buiten de Gemeenschap) als referentie zullen dienen. Dit zal leiden tot convergerjtietussen de lidstaten,
2. Informatie over de economische gevolgen van de Europese
integratie kan gevonden worden in The economics of 1992, Europese Commissie, Brussel, 1988 of in de Nederlandstalige versie
Alles op alles voor Europa, de uitdaging 1992, een verslag van
Paola Cecchini, Amsterdam, 1989.

hetgeen het gewicht van het milieu als vestigingsplaatsfactor zal doen afnemen;
– milieu-eisen vormen slechts een onderdeel van een
complex van lokatiefactoren. Ervaringen in de VS tonen
aan dat vertrek van bedrijven vanwege strenge milieueisen vrij weinig voorkomt3. Bovendien, strenge milieueisen bevorderen innovaties in schone technologie.
Hierdoor kan in een land met strenge milieu-eisen nieuwe bedrijvigheid ontstaan;
– in geval van grensoverschrijdende vervuiling is er door
de totstandkoming van de IM niet alleen sprake van een
bi- of multilateraal probleem, doch tevens van een communautair probleem. Immers, de Europese Acte vermeldt nadrukkelijk de zorg voor het milieu als een van
de doelstellingen. Met name wanneer lidstaten onderling
niet tot een oplossing kunnen komen is er op het terrein
van de grensoverschrijdende vervuiling een actieve rol
voor de Europese Gemeenschap weggelegd, hetgeen
naar alle waarschijnlijkheid een temperende werking op
deze vorm van milieubelasting zal hebben.
Harmonisatie van btw-tarieven en accijnzen
Met betrekking tot het milieu kunnen van deze maatregel
twee effecten worden onderscheiden:
– verstoring van bestaande consumptiepatronen. Dit punt
kan worden ge’illustreerd aan de hand van de harmonisatie van de brandstofbelasting in de BRD. Volgens de
voorstellen in het Witboek zal in de BRD benzine 15%
duurder en dieselolie 40% goedkoper worden. De duurder wordende benzine zal een stimulans vormen voor
de ontwikkeling van efficientere benzinemotoren. Voor
dieselmotoren valt een dergelijke ontwikkeling vanwege
de prijsdaling juist niet te verwachten.
De harmonisatie zal nog twee belangrijke effecten hebben. Ten eerste, het wegvervoer zal ten opzichte van het
vervoer per spoor goedkoper worden, waardoor een
belangrijke, en uit milieu-oogpunt ongewenste, verandering in het vervoerspatroon kan optreden. Ten tweede,
de mogelijkheden om de binnenscheepvaart en het binnenlands luchtvervoer met belastingheffingen op brandstof te ondersteunen, vervallen;
– de belastingharmonisatie impliceert een beperking van
de mogelijkheden van het gebruik van belastinginstrumenten voor milieubeleid.

Overheidsopdrachten
Bij hel analyseren van de milieu-effecten van de opheffing van protectionisme op het gebied van overheidsopdrachten moet onderscheid worden gemaakt tussen enerzijds de markt voorde bestrijding en verwerking van milieuvervuiling, zoals zuiveringsinstallaties, en anderzijds de
markt voor Overheidsopdrachten welke niet specifiek gericht zijn op het milieu. In het eerste geval zal de vrije
concurrentie binnen de Gemeenschap kunnen leiden tot
grotere efficientie. Wat betreft de overheidsbestedingen
welke niet specifiek op verbetering van het milieu zijn
gericht, kan het principe om de opdracht te verlenen aan
de goedkoopste partij ertoe leiden dat milieuvriendelijke
goederen in het nadeel komen te verkeren ten opzichte van
concurrerende, milieubelastende produkten, indien het milieuvriendelijke karakter tot prijsverhoging leidt. Om dit te
voorkomen zou milieukwaliteit van de te leveren goederen
als aanbestedingscriterium opgenomen moeten worden.
Intel lectuele eigendom
Gebrek aan bescherming van intellectuele eigendommen maakt ‘free rider’-gedrag mogelijk en kan aldus een
remmende werking hebben op innovaties en technologische verandering. Harmonisatie van de regelingen ter bescherming van intellectuele eigendommen is in het kader
van de milieubescherming van groot belang omdat zij de

ESB 14-2-1990

ontwikkeling van milieuvriendelijke technologieen rendabel
maakt. Opgemerkt zij, dat er naast de bescherming van
intellectuele eigendommen nog andere noodzakelijke
voorwaarden bestaan voor de ontwikkeling van schone
technologieen. Met name is het van belang dat aan het
gebruik van niet-schone technologieen zodanige lasten
verbonden zijn, dat verwacht mag worden dat de ontwikkeling en toepassing van schone technologieen tot kostenverlaging zal leiden.
Opheffing van grensformaliteiten
De rationaliteit van het bestaan van grensformaliteiten is
gelegen in de controle op en de uitvoering van de hierboven
besproken maatregelen, zoals de controle op technische
regelingen en produktnormen, de uitvoering van belastingregels, enzovoort. Met de opheffing en harmonisatie van
deze regelingen vervalt ook de noodzaak van de betreffende
grensformaliteiten. In dit opzicht heeft de opheffing van de
grensformaliteiten geen gevolgen voor het milieu.
Naast de bovengenoemde functies zijn grensformaliteiten van belang voor de controle op de handel in afval, met
name giftig afval, en in beschermde dieren en planten.
Echter, de grenscontroles zijn voor laatstgenoemde doeleinden bepaald niet voldoende gebleken. In het kader van
de totstandkoming van de IM wordt gewerkt aan effectieve
vervangende maatregelen.

Groei-impulsen

______

Het tweede soort milieu-effecten van de IM hangt samen
met de groei-impulsen. De economische groei van produktie en consumptie zal gepaard gaan met een toenemend
gebruik van de natuurlijke hulpbronnen en een toeneming
van de diverse vormen van verontreiniging van water, lucht
en bodem. De mate waarin het gebruik van de hulpbronnen
en de verschillende vormen van verontreiniging zullen
toenemen, zal afhangen van de groei van de diverse
economische sectoren. Zoals boven opgemerkt, zijn betrouwbare groeivoorspellingen op sectorniveau op dit moment slechts in geringe mate beschikbaar. Wel is in meer
algemene zin duidelijk dat door de economische groei de
milieubelasting op vrij lange termijn een min of meer proportionele toeneming te zien zal geven. Opgemerkt zij
echter dat, in vergelijking met de huidige groei in de diverse
lidstaten, de door de IM veroorzaakte groei van 5% a 7%
op middellange termijn niet erg groot is.
Vanwege de ruimtelijke concentratie van de produktie
zal vooral de milieuverontreiniging veroorzaakt door een
toeneming van verkeer en vervoer, een additionele toeneming te zien geven.
Naast negatieve effecten kan de economische groei ook
positieve effecten hebben op het milieu. De economische
groei zal leiden tot een versterking van de financiele positie
van het bedrijfsleven en tot een afneming van het begrotingstekort. Dit betekent dat er ruimte voor investeringen in
het milieu ontstaat. Ook de vergroting van het produktievolume en de schaalvoordelen zullen in een aantal gevallen
milieu-investeringen mogelijk maken die bij kleinere schaal
en volume niet zijn te realiseren. Anderzijds moet worden
bedacht dat de Europese integratie tot toenemende concurrentie zal leiden, hetgeen de mogelijkheden tot milieuinvesteringen in ieder geval tijdelijk kan beperken. Aangezien de financiele ruimte van het bedrijfsleven bepaald niet
automatisch tot milieu-investeringen zal leiden is een effectief milieubeleid noodzakelijk.

3. D.P.B. Downing, Environmental economics and policy, Boston,
1984.

157

Een laatste aspect dat hier de aandacht verdient is dat
de totstandkoming van de IM een actief milieubeleid op
zowel communautair niveau als op dat van de individuele
lidstaten zal bevorderen. Met actieve milieubeleid van de
Gemeenschap wordt gedicteerd door het Verdrag van
Rome en de Europese Acte, die de bescherming van het
milieu tot een van de hoofddoelstellingen verklaren.
Op communautair niveau worden ook voorwaarden gecreeerd voor een milieubeleid in de afzonderlijke lidstaten,
dat in een aantal gevallen verdergaand van aard kan zijn
dan een beleid zonder de stimulansen van de IM. Zoals
boven is uiteengezet, worden door de totstandkoming van
de IM technische regelingen en produktnormen geharmoniseerd. Hierdoor ontstaat binnen de lidstaten een minimumniveau van milieunormen. Bovendien zal de Gemeenschap op basis van het Verdrag en de Europese Acte een
actieve rol spelen bij grensoverschrijdende vervuiling, hetgeen eveneens een positieve uitwerking zal hebben op de
milieunormen in de lidstaten. Aldus wordt door de totstandkoming van de IM binnen de diverse lidstaten een actief
milieubeleid bevorderd. Het feit dat de handelspartners
(waartoe de medelidstaten zeker gerekend moeten worden) een actief milieubeleid voeren, vergemakkelijkt het
milieubeleid van de lidstaten afzonderlijk4.

concrete zal de Gemeenschap bij dergelijke grensoverschrijdende problemen tot de vaststelling van Internationale diffusienormen moeten komen. De uitvoering behoort
echter tot de competentie van de individuele lidstaten.
Het externe milieubeleid van de Europese Gemeenschap dient gebaseerd te zijn op dezelfde principes als het
interne beleid. Echter, voorOost-Europa en ontwikkelingslanden worden nadrukkelijk de mogelijkheden van technische en financiele hulp ter bescherming van het milieu,
zowel binnen de Europese Gemeenschap, op wereldschaal als binnen de betreffende landen, opengelaten. Dit
geldt met name indien door de invoering van produktnormen en technische regelingen op communautair niveau de
invoer wordt beperkt van produkten die voorheen vrije
toegang hadden tot bepaalde lidstaten. Ook dient Internationale reallocate van economische activiteiten veroorzaaktdoor verschillen in milieukwaliteit, zoals bij voorbeeld
bodemgesteldheid, niet door bij voorbeeld handelspolitiek
van de Europese Gemeenschap te worden belemmerd.
Ten slotte, de uitvoer van gevaarlijk afval en van produkten
welke in de EG illegaal zijn, dient voorkomen te worden,
tenzij deze goederen op veilige wijze in de importerende
landen behandeld of gebruikt kunnen worden.

Conclusie
Milieubeleid in de interne markt
Voor het interne milieubeleid in de IM volgen uit de
Europese Acte de volgende welbekende principes die
geen nader commentaar behoeven.
– het preventie-principe, dat stelt dat voorkoming van milieuschade de voorkeur verdient boven herstel achteraf;
– het principe van de vervuiler betaalt;
– het principe van economische efficientie en kosteneffectiviteit. Uit dit principe volgt dat zoveel mogelijk gebruik
dient te worden gemaakt van economische instrumenten, zoals heffingen en verhandelbare emissierechten.
Ten slotte wordt het subsidiariteitsbeginsel genoemd dat
de verhouding tussen nationaal en communautair milieubeleid regelt. Dit beginsel houdt in dat verantwoordelijkheids- en beslissingsbevoegdheden, die kunnen berusten
bij een lager bestuursniveau, niet worden gelegd bij een
hoger bestuursniveau. Volgens het subsidiariteitsbeginsel
zouden milieuproblemen, die zich intern binnen de lidstaten afspelen en geen consequenties hebben voor andere
lidstaten, tot de competentie van de individuele lidstaten
behoren. Dit betekent dat de meeste problemen bij landgebruik, de behandeling van afval en emissies waarbij geen
grensoverschrijding plaatsvindt, op het niveau van de lidstaten afgehandeld kunnen worden5. Het subsidiariteitsbeginsel heeft nog twee belangrijke consequenties voor het
milieubeleid in de IM:
– iedere lidstaat heeft het recht een milieubeleid te voeren
dat verdergaand van aard is dan dat van andere lidstaten. Dit uitgangspunt is door het Deense bierblikjes-arrest bevestigd;
– de keuze van de instrumenten van nationaal milieubeleid behoort tot de competentie van de lidstaten.
In geval van grensoverschrijdende milieuproblemen
wordt hetdomein van de soevereiniteit van de afzonderlijke
lidstaten verlaten. Dit geldt ook voor emissies van niet-stationaire bronnen, zoals het verkeer. Voor zover er sprake
is van een bi- of multilateraal probleem volgt uit het subsidiariteitsbeginsel dat in eerste instantie op bi- of multilateraal niveau oplossingen worden gezocht. Indien op dat
niveau echter geen overeenstemming bereikt kan worden,
zal de Gemeenschap een actieve rol moeten vervullen. In

158

De totstandkoming van de IM zal leiden tot economische
groei, veranderende consumptiepatronen en toenemende
concurrence, waardoor een verdere belasting van het
reeds zwaar beproefde Europese milieu ontstaat. Anderzijds genereert de Europese integratie mogelijkheden voor
investeringen van zowel het bedrijfsleven als de overheid
in het milieu doorde directe kostenverlaging en de economische groei. Noodzakelijke voorwaarde voor daadwerkelijke investeringen door het bedrijfsleven is een effectief
milieubeleid. Bovendien kan het noodzakelijk zijn dat het
milieubeleid de ontwikkelingen in bepaalde sectoren afremt of ombuigt.
Milieuproblemen binnen de lidstaten behoren in de IM
tot de competentie van de lidstaten, waarbij een verdergaand milieubeleid dan in andere lidstaten totde mogelijkheden behoort. De Europese Gemeenschap dient een
belangrijke rol te spelen bij de minimum harmonisatie van
de technische regelingen en produktnormen, alsmede bij
grensoverschrijdende milieuvervuiling die niet multilateraal
opgelost kan worden. Hierdoor ontstaan tevens mogelijkheden voor een intensivering van het milieubeleid in de
individuele lidstaten.
Op internationaal niveau kan de Europese Gemeenschap
een bijdrage leveren aan de bescherming van het milieu, met
name door de invloed op produktnormen en technische
regelingen, door de beperking van de export van gevaarlijke
stoffen, met name afval, en door de financiele en technische
hulp aan Oostblok- en derde wereldlanden.
Op grand van bovenstaande overwegingen kom ik tot
de conclusie dat de totstandkoming van de IM zowel positieve als negatieve effecten voor het milieu zal hebben.
Echter, met een adequaat, effectief en efficient milieubeleid
zullen de voordelen groter zijn dan de nadelen.

H. Folmer

4. Zie CPB. Economischegevolgen van eendrietalscenario’s voor
milieubeleid in Nederland tot 2010, Werkdocument 29, Den Haag,
1985.

5. Uitzonderingen op dit algemene principe ontstaan indien er
internationale belangen in het geding zijn, bij voorbeeld het behoud van de Waddenzee.

Auteur