Ga direct naar de content

Het economische beleid in Japan

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: februari 4 1987

Het economische beleid in Japan
De ondergaande exportzon

Al geruime tijd verwijten de VS en de EG Japan te veel te exporteren en te weinig te
importeren. Hoewel de yen de laatste jaren fors is geapprecieerd en Japan de
binnenlandse markt wat toegankelijker heeft gemaakt, is het overschot op de Japanse
handelsbalans groter dan ooit. Door de sterke yen is de economische groei in Japan echter
vertraagd. De buitenlandse kritiek richt zich tegenwoordig dan ook vooral op het te
restrictief geachte begrotingsbeleid. Om de economie minder afhankelijk te maken van de
export en meer te integreren in de wereldeconomie moet Japan de binnenlandse vraag
laten toenemen. Door een sterke yen en het stimuleren van de consumptie zou het land
van de rijzende zon zijn handelspartners tevreden kunnen stellen en zelf op een
evenwichtige economische groei van 3% kunnen uitkomen.

DRS. W.W. BOONSTRA*

Conjuncturele ontwikkeling 1980-1985
Japan is de tweede oliecrisis aanvankelijk goed doorgekomen. Als gevolg van de forse olieprijsstijgingen van
1979-1981 verslechterde de ruilvoet en sloeg het overschot op de lopende rekening weliswaar om in een tekort,
maar stagneerde de bedrijvigheid niet of nauwelijks.
Hooguit kan van een lichte groeivertraging worden gesproken.
In 1980 en 1981 werd de groei grotendeels gedragen
door de export, terwijl in 1982, toen wereldwijd de recessie
toesloeg, en in 1983 de particuliere consumptie een forse
volumegroei vertoonde. Dit laatste was het gevolg van een
sneller dan verwachte daling van het inflatietempo, die
leidde tot een forse verbetering van de koopkracht. Vanaf
het begin van 1983 kon de Japanse exportindustrie volop
profiteren van het herstel in de VS, waarna de economie in
1984 verder werd ondersteund door een als gevolg van de
optredende afzetgroei krachtig herstel van de investeringsactiviteit. Wel liep de groei van de particuliere consumptie na de ‘boom’ in 1982 gestaag terug.

Het gevoerde beleid
In tegenstelling tot de jaren na de eerste oliecrisis is het
begrotingsbeleid na 1980 over het algemeen restrictief
van aard geweest. Gegeven een forse en snel stijgende
staatsschuld en een tekort op de begroting van de centrale
overheid van bijna 6% achtte men een expansief begrotingsbeleid niet verantwoord en, in het licht van de boven
geschetsteontwikkelingen, ook niet nodig. Integendeel, in
1980 nam men zich voor om de begroting voor de lopende
uitgaven in vier jaar tijd in evenwicht te brengen. Deze
doelstelling is bij lange na niet gehaald, maar het tekort op
de begroting van de centrale overheid is gedaald van 5,8%
in 1980 tot 3,9% in 19851). Inmiddelsishetstrevengericht

96

op evenwicht op de begroting voor de lopende uitgaven in
1990.
Het monetaire beleid was ruim, met de groei van de
geldhoeveelheid boven de nominale groei van het bruto
nationale produkt (bnp). Wel werd om redenen van valutaire aard aanvankelijk de rente tamelijk hoog gehouden. De
yen stond begin 1980 namelijk onder neerwaartse druk
tegenover de dollar, hetgeen men met het rentewapen
heeft afgewend. Als gevolg van de vanaf 1981 optredende
overschotten op de lopende rekening was de yen sindsdien in principe geneigd tot oplopen. De Japanse monetaire autoriteiten hebben getracht een al te sterke appreciate
van deze valuta tegenover de dollarte voorkomen, ten einde de concurrentiepositie van de exportindustrie te beschermen. Door middel van deregulering van de geld- en
kapitaalmarkt wist men een kapitaalstroom, grotendeels
richting de VS, te genereren die de opwaartse druk onder
de yen voor een belangrijk deel neutraliseerde. Deze kapitaalstroom was van een dusdanige omvang dat de basisbalans 2) in de periode 1981-1985 een cumulatief tekort
vertoonde van $ 39,9 mrd.
Het gevolg van deze ontwikkelingen was dat de yen tegenover de EMS-valuta’s weliswaar een voortdurende tendens tot appreciate heeft getoond, doch dat de yen/dollarkoers in de beschouwde periode verrassend stabiel is gebleven. De hoge vlucht van de dollar in de anderhalf jaar
voorafgaand aan het overleg van de Groep van Vijf in September 1985 werd echter maar ten dele gevolgd.

* De auteur is medewerker van het Economisch Bureau Buitenland
van de AMRO-Bank. Het artikel is op persoonlijke titel geschreven.
1) Het betreft hier het begrotingsjaar, dat in Japan loopt van 1 april tot
en met 31 maart. Het tekort wordt gemeten aan de hand van de uitgifte
van ‘ordinary government bonds’.
2) De som van het saldo op de lopende rekening en het netto lange
kapitaalverkeer.

balans, vooral in de categorieen transport en reizen. Per
saldo vertoonde de lopende rekening een groot overschot,
dat werd gecompenseerd door de uitvoer van lang kapitaal. Op deze manier heeft Japan een omvangrijk buitenlands vermogen opgebouwd. Dit vermogen genereert op
zijn beurt een groeiende stroom kapitaalopbrengsten,
waardoor het tekort in het onzichtbare verkeer (inclusief
transfers) is afgenomen van $ 12,8 mrd. in 1980 tot $ 6,8
mrd. in 1985. Gezien het hoge tempo waarin Japans bui.tenlandse vermogen in omvang toeneemt is het niet onwaarschijnlijk dat het tekort in het onzichtbare verkeer binnen enkele jaren zal omslaan in een overschot.

De lopende rekening nader beschouwd
De handelsbalans
Zoals opgemerkt werd de economische groei na 1982
duidelijk gedragen door de export. Gezien de valutaire ontwikkelingen en de conjuncture^ ontwikkelingen in Europa
en de VS, is het niet verwonderlijk dat de exportgroei
grotendeels in de handel met de VS werd gerealiseerd. Bedroeg het aandeel van de VS in de export van Japan in
1980 nog 23%, in 1985 was dit percentage opgelopen tot
37,2. Alle andere exportmarkten verloren relatief aan belang. China vormt hierop de enige uitzondering. Als gevolg
van deze ontwikkelingen liepen de bilaterale overschotten
in de handel met deVS op van $ 7,0mrd.in 1980 tot $ 39,5
mrd. in 1985.
In de samenstelling van de export trad een geleidelijke
verschuiving op, waarbij halffabrikaten geleidelijk aan belang inboetten ten gunste van kapitaalgoederen. In tegenstelling tot wat men zou verwachten is de Japanse exportgroei niet grotendeels gedragen door de uitvoer van personenauto’s en consumentenelektronica (zie tabel 2).
Aan de importzijde daarentegen trad een sterkere structuurverschuiving op. Het meest opvallende verschijnsel
hier is de snelle daling van de import van ruwe olie. Ondanks de forse economische groei in de periode 19801985 liep de import van olie naar volume gemeten met
meer dan 30% terug. Dit leidde, gecombineerd met een
geleidelijke daling van de olieprijs, tot een drastische vermindering van het tekort op de bilaterale handelsbalans
ten opzichte van de Golfstaten, in het bijzonder SaoediArabie.
Ook de import van andere grondstoffen vertoonde geen
tendens tot stijgen, met uitzondering van ijzer. Dit alles
duidt op een afgenomen energie- en grondstoffenintensiteit van de Japanse industrie. Het accent binnen de
Japanse industrie is dan ook verschoven van traditionele
bedrijfstakken naar geavanceerder industrieen, waarin
produkten met een lagere materiaalinput en een hogere
toegevoerde waarde worden geproduceerd. De import van
geavanceerder produkten vertoonde in de beschouwde
periode wel een stijgende tendens, maar is in absolute zin
gering van omvang gebleven.
Als resultante van de bovenstaande ontwikkelingen vertoonde de handelsbalans door de jaren heen een groot en
groeiend overschot, dat opliep van $ 2,1 mrd. in 1980 tot
$ 56,0 mrd. in 1985. Deze stijging kan voor het overgrote
deel worden toegeschreven aan de stijging van het handelsoverschot ten opzichte van de VS en de afname van
het tekort in de handel van Japan met zijn olieleveranciers.

Handelsfricties
De Japanse exportinspanningen leidden al snel tot buitenlandse protesten, te meer daar de import geen gelijke
tred met de export hield. Vooral vanuit de VS kwamen in
kracht en aantal toenemende protesten. Japan heeft aanvankelijk op deze druk van buitenaf gereageerd door
zichzelf ten aanzien van bepaalde produkten ‘vrijwillige’
exportbeperkingen op te leggen (automobielen, videorecorders). Tevens werden tal van importstimuleringspakketten gepresenteerd, die onder andere bestonden uit
tariefsverlagingen, vereenvoudiging van douaneformaliteiten en het organiseren van zogenaamde ‘import fairs’.
Tot slot werd reeds in 1980 een Japans-Amerikaanse
werkgroep opgericht die tot doel had het internationale gebruik van de yen te stimuleren. Doordat slechts een gering
deel van de Japanse buitenlandse handel in yen wordt gefactureerd en doordat de Japanse f inanciele markten sterk
waren afgeschermd van de buitenwereld, werd de yen in
het internationale betalingsverkeer verhoudingsgewijs
weinig gebruikt. De Amerikanen met name hoopten door
middel van ontsluiting en deregulering van de Japanse
geld- en kapitaalmarkt het gebruik van de yen te stimuleren, hetgeen zou moeten leiden tot een appreciatie van
deze valuta.
Deze deregulering is de afgelopen jaren snel doorgevoerd. Tal van nieuwe geldmarktinstrumenten werden
ingevoerd, de totstandkoming van rentetarieven werd in
toenemende mate overgelaten aan de markt en de voorschriften aangaande im- en export van kapitaal werden
enkele malen versoepeld. Ook werden buitenlanders toegelaten als lid van de Tokyo Stock Exchange. Ofschoon
deze maatregelen het internationale gebruik van de yen
zeker hebben bevorderd, konden zij geen appreciatie
tegenover de dollar bewerkstelligen. Enerzijds was dit het
gevolg van de massieve kapitaalstroom vanuit Japan richting VS, terwijl anderzijds een groot deel van de door
buitenlanders aangetrokken yen-fondsen voor een be-

Het onzichtbare verkeer
Japan heeft van oudsher een fors tekort op de diensten-

Tabel 1. Kerngegevens Japan
1976-1979
(gemiddeld)
Volumemutaties (%):
– particuliere consumptie
– investeringen in bedrijfsuitrusting
– overheidsconsumptie
– overheidsinvesteringen
– bruto nationaal produkt
– industriele produktie
Overige kerngegevens:
– werklooshetd (°/o van de beroepsbevolking)
– prijspeil particuliere consumptie
– groothandelsprijzen
– groei geldhoeveelheid (M2 + CD’s)
– tekort centrale overheid (% bnp)
– spaarquote gezinshuishoudingen
(% van het beschikbaar inkomen)

1980

1981

1982

1983

1984

1985

1986 a)

4,4
4,7
7,5
5.1
4,4

1,4
7,8
2,8
-4,6
4.3
4,7

1,3
5,4
4,8
3,3
3,7
1.0

4,1
2,5
1,9
-1,0
3,1
0,3

3,2
2,7
2,9
-1,6
3,2
3,6

2,8
10,9
2,4
-2,9
5.1
11,1

2,7
11,9
2,6
-7,1
4,5
4,6

3
7
3
3
2
-0,5

2.1
3,8
1,6
12,5
-5,0

2,0
8,0
17,8
9,2
-5,9

2,2
4,9
1,4
8,9
-5,1

2,4
2,7
1,8
9,2
-5,2

2,6
1,9
-2,2
7,4
-4,7

2,7
2,2
-0,3
7,8
-4,5

2,6
2,1
-1,1
8,4
-3,8

2,8
0,5
-16
9
-4

21,0

17,9

18,3

16,5

16,3

16,1

15,7

4,9

15,75 b)

1987a)

2,5
3
3
3
2,5
1

3
0,5
-2
8,5
-4,5
15,5 b)

a) eigen raming.
b) raming OECD.
Bron: Ministerie van Financien (Japan), Monthly Finance Review, Bank of Japan, Economic statistics monthly, OECD, Economic survey of Japan, november 1986.

97

label 2. Regionale spreiding en samenstelling buitenlandse handel (aandelen in procenten)
Samenstelling export

Kapitaalgoederen
Halffabrikaten (inclusief chemicalien)

Personenwagens
Elektrische en elektronische
huishoudelijke artikelen
Overig (saldo)

Totaal

1980

1985

1980

40,1
28,5
12,4

46,2
20,3
14,4

Voedings- en genotmiddelen

4,4
14,6

4,1
15,0

Kapitaalgoederen

100

Olie en -produkten

Overige brand- en grondstoffen en
halffabrikaten
Consumptiegoederen
Overig (saldo)

Totaal

100

1985

11,5
41,2

Samenstelling import

13,1
31,3

Regionale spreiding export

1980

Verenigde Staten
Europese Gemeenschap

Zuidoost-Azie
35,9
6,5
3,6
1.3

100

38,6
8,9
4,9
3.2

100

($129,8

($175,6

($140,5

mrd.)

mrd.)

mrd.)

Australia en Nieuw Zeeland

Latijns-Amerika
China

Midden-Oosten
Overig
Totaal

1985

23,4
12,8
23,8
3,1
6.9
3,9
11.1
15.0

37,2
11,4
18,9
3,7
4,8
7,4
6,9
10,0

100

100

($129,8

($129,5
mrd.)

mrd.)

($175,6
mrd.)

Tabel 3. De Japanse betalingsbalans, bedragen in mrd. dollars
1980

Netto onzichtbaar verkeer
(waarvan kapitaalopbrengsten)
Saldo lopende rekening

Netto lang kapitaalverkeer
(waarvan directe investeringen)

1984

1985

149,5
-129,6
19,9

137,7
-119,6
18,1

145,5
-114,0
31,5

168,3
-124,0
44,3

174,0
-118,0
56,0

-15,1
(-0,8)
4,8

-11,2

-10.7
(3,1)
20,8

-9,3
(4,2)
35,0

-6,8
(6,8)
49,2

-5,1
(5.7) b)
60.0

2,3

Saldo handelsbalans

1983

-12,8
(0.8)
-10,7

Import goederen

1982

126,7
-124,6
2,1

Export goederen

1981

-9,7
(-4,7)
-4,9

-15,0
(-4,1)
-8,1

-17,7

-49,7
(-6,0)
-14,7

-64,5
(-5,8)
-15,3

-86.4
(-5,8) b)
-26,4

(-2,1)
-8,4

Saldo basisbalans

Netto kort kapitaalverkeer

(1.7)

6,9

(-3,2)
3,1

1986 a)
151,0
-85,9
65,1

0,0

2,8

3,1

2,1

-0,6

3,1

6,1

-8,4

-2,1

-5,0

5,2

-15,3

-12,2

-20,3

25,2
-32,8
-22,3
17,1
-5,0

28,4
-39,5
15,0
10,6
-2,2

23,3
-39,0
21,2
-2,3
-0,5

24,5
-35,2
53,3
8,7
1,2

26,3
-52,5
87,1
16,0
10,8

26.5
-61.3
119.1
3,7
-0,2

41,5
-98,9
136,3
-0,5
13,0

(inclusief errors and omissions)

Saldo niet-monetaire sectoren
P.m.

goud en deviezenvoorraad
netto buitenlands actief bankwezen
saldo lopende rekening in 100 mrd. yen
exportvolume
importvolume

c)
d)
e)
e)

a) januari-september.
b) januari-juli.

c) ultimo augustus.
d) eerste held 1986, op jaarbasis.
e) januari-september 1986 vergeleken met dezelfde periode in 1985.
Bron: IMF, International Financial Statistics’, Ministerie van Financier! (Japan), Main Economic Indicators.

langrijk deel meteen werden geswapt in dollars of Duitse
marken. Eerst na het overleg van de Groep van Vijf (G5)
begon de yen fors te apprecieren tegenover de dollar.

Recente ontwikkelingen

__

___

De 22e September 1985 is een historische dag. Op deze
dag sloten de belangrijkste industrielanden een overeenkomst over een gecoordineerde actie ter verlaging van de
dollarkoers. Dit werd noodzakelijk geacht om de enorm onevenwichtige handelsbalansverhoudingen tussen de VS
en zijn belangrijkste handelspartners te corrigeren. Ook
hoopte men met deze actie het protectionistische sentiment dat in het Amerikaanse Congres leefde de wind uit de
zeilen te nemen. Er brak een periode aan waarin de yenkoers als een raket omhoogschoot. Vooral tegen de dollar,
maar ook tegenover de EMS-valuta’s apprecieerde de
Japanse munt aanzienlijk. Deze appreciatie heeft geleid
tot een forse groeivertraging in de eerste helft van 1986.
Een correctie van de Japanse handelbalansoverschotten
werd echter niet bewerkstelligd. Voor dit laatste is een
combinatie van oorzaken aan te wijzen.
Aan de exportzijde moet allereerst worden gewezen op
het feit dat de yen-appreciatie slechts voor een relatief
klein deel in de, in dollars luidende, exportprijzen is doorberekend. Japanse exporteurs namen genoegen met kleinere winstmarges. Zij voelden zich tot deze gedragslijn
genoodzaakt door de verhevigde concurrence vanuit
landen als Zuid-Korea en Taiwan, wier valuta’s met de

dollar fors in waarde zijn gedaald tegenover de yen. Het
Japanse exportvolume is dus minder snel teruggelopen
dan men op grond van de forse appreciatie van de yen zou
mogen verwachten. Aan de importzijde moet allereerst de
prijsval van ruwe olie worden genoemd. Dit betekent voor
Japan een energierekening die in 1986 meer dan $ 14
mrd. lager is uitgevallen. Hier komt bij dat de Japanse
import voor een groot deel bestaat uit grondstoffen en
energie. Dit zijn goederen die een geringe prijselasticiteit
van de vraag kennen. Ten aanzien van olie geldt dit voor
Japan in versterkte mate doordat het beleid gericht is op
vermindering van de afhankelijkheid van buitenlandse
energiebronnen.
Wel leidt de yen-appreciatie tot een groei van de import
van meer geavanceerde produkten. Deze importgroei
wordt echter belemmerd doordat de, in yen uitgedrukte,
lagere importprijzen niet of nauwelijke aan de consumenten worden doorgegeven (zie figuur 2). Daalden de groothandelsprijzen in de periode September 1985-september
1986 met 11,8% (importprijzen: -43,0%), de prijsindex
voor de gezinsconsumptie steeg in dezelfde periode met
0,5%.
Door bovengenoemde ontwikkelingen steeg het cumulatieve overscnot op de handelsbalans in de eerste negen
maanden van 1986 tot $ 65,1 mrd., vergeleken met$ 38,2
mrd. in dezelfde periode in 1985. De correcties in de volumesfeer, die uiteraard wel optreden, beperkten zich in
deze periode tot -0,4% bij de goederenexport en 13% bij
de import (vergeleken met dezelfde periode in 1985).
De sterke yen heeft de conjuncturele ontwikkeling negatief bemvloed. Als gevolg van de verslechterde afzet-

Figuur 1. De koers van de yen tegenover de dollar en de
DM

50
1980

1981

Figuur 2. Diverse prijsindices.
Index
125,

95

80

———— prijspeil particuliere consumptie
— — — groothandelsprijzen
…………… importprijzen

50

1986

Jaar

Figuur 3. Conjuncture^ ontwikkeling, volume-mutaties,
kwartaalcijfers

Het beleid in 1986
De Japanse autoriteiten hebben aanvankelijk uiterst
energiek meegewerkt aan het omlaag brengen van de
dollar. Eerst werd met omvangrijke interventies de yen
omhoog gestuwd tegenover de dollar, later werd het monetaire beleid tijdelijk sterk verkrapt hetgeen via hoge
rentestanden in de korte sfeer tot een verdere yen-appreciatie leidde.
Begin 1986, toen de dollar door de grens van 180 yen
was gezakt, vonden de Japanse autoriteiten het genoeg.
Zowel de VS als de Europese landen deelden die mening
echter niet, hetgeen de Japanners op de top van Tokio in
mei 1986 pijnlijk duidelijk werd gemaakt. Desondanks is
het beleid van de Japanse Bank en het Ministerie van
Financien sindsdien gericht op stabilisatie van de yen
tegenover de dollar. De na de verkiezingen van juli 1986
aangetreden nieuwe minister van Financien, Kiichi Miyazawa, heeft met behulp van verdere dereguleringsmaatregelen de kapitaaluitvoer verder weten op te voeren.
Daarnaast heeft de Japanse Bank met omvangrijke interventies en met een aantal discontoverlagingen de appreciatie van de yen afgeremd. Al deze maatregelen sorteerden na verloop van tijd effect, zodat de yen/dollarverhouding zich in September stabiliseerde. In de loop van
oktober 1986 trad zelfs weer enige verzwakking op.
Eind oktober legden Miyazawa en zijn Amerikaanse collega Baker een gemeenschappelijke verklaring af, waarin
zij stelden dat de op dat moment actuele yen/dollarverhouding een goede afspiegeling vormde van de economische
krachtsverhouding tussen beide landen. De VS zeiden
hierbij toe voorlopig af te zien van het uitoefenen van druk
op Japan om de yen verder te laten apprecieren tegenover
de dollar. De VS namen echter nadrukkelijk geen interventieverplichting op zich. Als tegenprestatie verlaagde Japan het officiele disconto tot 3% en zegde toe ernst te maken met het stimuleren van zijn binnenlandse vraag.
Ondanks alle toezeggingen is het begrotingsbeleid echter nauwelijks verruimd. De groeivertraging en de buitenlandse roep om stimulering ten spijt, weigert de Japanse
Japans torenhoge begrotingstekorten leiden tot irritaties
bij de handelspartners
(foto ANP)

perspectieven liep de investeringsactiviteit terug. Dit leidde, te zamen met het wegvallen van de export als groeibron, tot een scherpe groeivertraging (zie figuur 3). Na een
negatieve bnp-groei in het eerste kwartaal van 1986 trad in
de rest van het Jaar een licht herstel op, met de particuliere
consumptie als de aarzelende motor. Doordat de daling
van het inflatietempo langzamer verliep dan velen hadden
verwacht, bleef de groei van de particuliere consumptie
echter achter bij de aanvankelijk hooggespannen verwachtingen. Over heel 1986 werd slechts een bnp-groei
van om en nabij de 2% gerealiseerd, het laagste groeicijfer
sinds 1974.

99

Tabel 4. Spaarmotieven per leeftijdscategorie in procenten van net totale aantal readies
20-29 30-39 40-49 50-59 60-69 >70
Aankoop land of woning
Aankoop duurzame cons, goederen
Opleiding van kinderen
Huwelijk van kinderen

Vrijetijdsbesteding
Oudedagsvoorziening

Voorzorg voor ziekte of ongeluk
Overig (incl. geen reactie)

12,7
4,0
13,9
0,6
2,3
4,0
32,4
30,1

16,2
0,8
19,1
0,4
0,6
4.4
35.0
23,5

8.9
0.5
24,1
4,0
0,3
10,2
30,8
21,2

6,1
1,2
7,9
7,1
0,5
24,9
28,9
23,6

2,6
0,6
3,6
1,5
0,2
35,0
32.0
24,5

3.9
4,9
2,9
28,9
29,4
30,0

Bron: Makoto Sato, Incentives to save, Japan and the United Stales, Economic Eye,

September 1986.

regering vooralsnog af te zien van haar streven naar evenwicht op de begroting voor de lopende overheidsuitgaven
in 1990. Tot dusver is de regering de groeivertraging te lijf
gegaan met dereguleringsmaatregelen, privatisering van
staatsbedrijven en renteverlaging. De buitenlandse kritiek
en de dreiging van het protectionisme is beantwoord met
tal van ‘stimuleringspakketten’ en verdere ‘marktopenende maatregelen’. Deze stimuleringspakketten bestaan
echter veelal uit het versneld uitvoeren van reeds eerder
geplande overheidsuitgaven. Het meest recente pakket
maatregelen (September 1986) begint echter te lijken op
een substantiate stimulans, ofschoon er nu nog geen duidelijkheid bestaat omtrent de financiering van het een en
ander. Verder blijven de zwakke sectoren van de Japanse
economie, alle openingsmaatregelen ten spijt, effectief afgeschermd van buitenlandse concurrentie.
De terughoudendheid van het Ministerie van Financien
tegen een stimulerend begrotingsbeleid valt terug te voeren op twee factoren, te weten de staatsschuld en de snelle vergrijzing van de bevolking. Deze staatsschuld is een
erfenis van de jaren zeventig. Na de eerste oliecrisis heeft
de Japanse regering een stimuleringsbeleid gevoerd,
waarbij omvangrijke tekorten werden gekweekt. Deze tekorten werden gefinancierd op de kapitaalmarkt, hetgeen
resulteerde in een snel stijgende staatsschuld. Het zijn
met name de rentelasten op deze schuld die het Ministerie
zorgen baren. Anno 1985 vormde de schuldendienst met
19,5% de grootste uitgavenpost op de overheidsbegroting. Momenteel bedraagt het tekort van de overheid zo’n
3,9% van het bnp, terwijl op de zogenaamde ‘speciale rekeningen’, vooral bij de sociale fondsen, een overschot
van rond de 2% wordt gerealiseerd. De verwachting is
echter dat als gevolg van de snelle vergrijzing van de bevolking het overschot van de sociale fondsen in de jaren
negentig zal omslaan in een tekort, hetgeen zal leiden tot
vergroting van de collectieve-lastendruk. Hierin ziet het
Ministerie aanleiding om voor die tijd orde op zaken te stellen op de begroting van de centrale overheid.

Mogelijkheden
Nu de economie duidelijk stagneert is in Japan sprake
van een groeiende consensus omtrent de gewenste toekomstige ontwikkeling. Japan zal zich moeten omvormen
van een sterk exportgerichte economie tot een open, meer
in de wereldeconomie gei’ntegreerde economie. De economische groei zal in de toekomst voor een veel groter
deel moeten worden gedragen door binnenlandse vraagfactoren, zodat de overschotten op de handelsbalans zullen kunnen dalen. Vermindering van deze overschotten
dient voorlopig prioriteit te krijgen.
Om dit te kunnen bereiken staan de Japanse regering
verscheidene mogelijkheden open. De op het eerste gezicht meest voor de hand liggende beleidslijn is die van het
expansieve begrotingsbeleid. Het Ministerie van Financien ziet echter om eerder genoemde redenen geen ruimte voor een structurele substantiate stimulans. De tweede
mogelijkheid tot vermindering van het handelssurplus ligt
in een versnelde afbouw van inefficiente bedrijfstakken.
100

De Amerikanen met name leveren momenteel felle kritiek
op het Japanse landbouwbeleid. Japan geeft jaarlijks vele
miljarden dollars uit ter ondersteuning van zijn rijstboeren.
Afschaffing van deze subsidies zou tot een significante afname van het handelstekort van de VS met Japan kunnen
leiden, terwijl in Japan grote bedragen vrij zouden komen
die voor produktievere doeleinden kunnen worden aangewend. Gezien de grote invloed van de agrarische gemeenschappen in de regeringspartij LDP lijkt deze beleidsoptie
politiek niet reeel.
Ook kan de regering trachten via belastinghervorming
de bestedingen te stimuleren. Om dit in te zien moet eerst
in heel kort bestek de structuur van het Japanse belastingstelsel worden geschetst. Dit stelsel wordt gekenmerkt door een grote nadruk op directe belastingen. Het
land kent geen btw. De inkomstenbelasting wordt op haar
beurt gekenmerkt door een groot aantal schalen met een
snel oplopend marginaal tarief. Aftrekposten kent het stelsel niet veel, wel wordt een belangrijk deel van de renteinkomsten niet of nauwelijks belast. Met name dit laatste
element werkt volgens critici van het systeem de spaarlust
in de hand. Afschaffing van de belastingvrijstelling van
rente-inkomsten, onder gelijktijdige invoering van de mogelijkheid tot aftrek van rentelasten zou de consumptieneiging kunnen vergroten. Men moet zich echter realiseren dat niet zozeer de aanschaf van duurzame goederen,
als wel het treffen van voorzieningen voor de oude dag en
het naar een goede school sturen van de kinderen het belangrijkste spaarmotief vormen in Japan (zie label 4). De
genoemde maatregelen zouden dus net zo goed een vergroting van de spaarneiging tot gevolg kunnen hebben,
vooral waar men spaart voor de oude dag 3).
Een vierde beleidsoptie die de regering openstaat is die
van de verdere deregulering en privatisering van staatsbedrijven. Ofschoon er wat dit aangaat in Japan nog veel
werk valt te verrichten, mag hiervan althans op korte
termijn niet al te veel effect worden verwacht. Tot slot kan
de regering nog nadrukkelijkerdan voorheen proberen het
bedrijfsleven te bewegen tot het doorgeven van de voordelen van de sterke yen aan de consumenten. Zoals eerder vermeld heeft de Japanse consument in de winkel nog
weinig van de gedaalde importprijzen teruggezien (zie figuur 2).

Het beleid de komende jaren
De Japanse regering lijkt te hebben gekozen voor een
combinatie van belastinghervorming, een expansiever
begrotingsbeleid en verdere deregulering. Zo heeft zij
bekendgemaakt dat de hoogste marginale tarieven van de
inkomstenbelasting fors zullen worden verlaagd, dat de
vennootschapsbelasting zal worden verlaagd en dat de
rente-inkomsten voortaan zullen worden belast. Deze operatie kost de regering per saldo yen 2.900 mrd. Dit gat zal
moeten worden opgevuld met de opbrengsten van een in
te voeren btw van 5%.
Per saldo betekent dit in 1987 een fiscale stimulans,
aangezien de diverse tariefsverlagingen ten dele reeds
vanaf 1 april 1987 effectief zullen worden, terwijl de btw
eerst per 1 januari 1988 zal worden ingevoerd. Er bestaan
in Japan echter grote weerstanden tegen de btw zoals de
regering die in petto heeft. Het vrijstellen van bepaalde
soorten goederen en de vrijstelling van bedrijven met een
omzet kleiner dan yen 100 mln. leidt tot problemen. Het is
dan ook niet onwaarschijnlijk dat de btw uiteindelijk op een
nog later tijdstip zal worden ingevoerd.

3) Ofschoon er de laatste jaren veel verbeterd is, zijn de ouderdomsvoorzieningen in Japan nog steeds niet afdoende. Daarom zal het
sparen voor de oude dag voorlopig nog wel het belangrijkste spaarmotief blijven. Zie ook: Recent trends of individual annuities, Mitsui Bank
Monthly Review, juli 1986.

overheidstekort eerder een stijging dan een daling te zien
zal geven. Het vergroten van de consumptieneiging met
behulp van een belastinghervorming zal ons inziens niet
kunnen lukken. Wel zal, als gevolg van de vergrijzing van
de Japanse bevolking, de macro-economische spaarquote geleidelijk afnemen.
De vooruitzichten zijn zeer niet ongunstig. Na een
aanpassingsperiode van enkele jaren moet het land kunnen terugkeren naar een groeipad van meer dan 3% per
jaar. Het grootste gevaar dat de Japanse economie bedreigt is het protectionistische sentiment van het Amerikaanse Congres. Als het overschot op de lopende rekening naar de zin van de Amerikanen niet snel genoeg verdwijnt zal het pact tussen Baker en Miyazawa een kort leven beschoren zijn. Dit zal dan waarschijnlijk leiden tot een
hernieuwde appreciate van de yen tegenover de dollar.
Hierdoor zal de investeringsactiviteit en dus de groei verder inzakken. Het mag ons inziens echter worden verwacht dat de Japanse regering zonodig de budgettaire
teugels bijtijds aanzienlijk zal laten vieren ten einde een
verdere groeivertraging te voorkomen. Ook op langere termijn ligt een verdere appreciate van de yen voor de hand.
Dit zal leiden tot een uittocht dan wel afbraak van oudere
industrieen, een tendens die de afgelopen jaren reeds is
ingezet. De angst voor een industriele uitholling, zoals die
bij het Japanse bedrijfsleven lijkt te heersen, is echter geheel ongegrond aangezien de sterkere industrieen zich
ook bij een hogere yen zullen weten te handhaven. Wel zal
de Japanse Industrie alsnog door een aanpassingsproces
heen moeten dat de grote Europese landen in de jaren zeventig en tachtig al hebben doorgemaakt. Gezien de flexibiliteit van de Japanse Industrie mag worden verwacht dat
dit proces in Japan beduidend sneller zal gaan.

Op zoek naar een evenwichtige groei

(foto ANP)

Wim Boonstra
De regering wil verder in hoog tempo staatsbedrijven
privatiseren. Met name de zwaar verliesgevende spoorwegen staan hoog op de lijst. Het uit de politieke sfeer
halen van dit bedrijf zal het eenvoudiger maken om het af
te slanken. Deze operatie zal uiteindelijk grote bedragen
vrijmaken die voor lucratiever doeleinden kunnen worden
aangewend.
Tot slot zullen de overheidsinvesteringen de komende
jaren toenemen, hetgeen vooral op lokaal niveau zal
plaatsvinden. Het ligt niet in de lijn der verwachtingen dat
het streven naar evenwicht tussen de lopende uitgaven en
inkomsten op de begroting van de centrale overheid in
1990 spoedig officieel overboord zal worden gezet. Wel
wordt inmiddels duidelijk dat dit doel niet zal worden gehaald, te meer daar mag worden verwacht dat de regering
indien nodig het begrotingsbeleid verder in expansieve
richting zal bijstellen. Het monetaire beleid zal ook de
komende jaren ruim blijven.

Conclusie
De economische ontwikkeling van Japan zal ook de
komende jaren voor een groot deel worden bepaald door
de sterke yen. Japan zal hiermee moeten leren leven, aangezien een wezenlijke depreciatie door geen van de
handelspartners zal worden getolereerd. Uiteindelijk zal
[ Japan meer moeten integreren in de internationale arI beidsverdeling. Hiertoe is een beteretoegankelijkheid van
| de Japanse markt voor buitenlandse producenten essenj-tieel. Waar in de loop der jaren verschillende marktope; ningspakketten hebben gefaald, lijkt de combinatie van
} een sterke yen en een aantrekkende consumptiegroei wel
I effectief te zijn in het corrigeren van de onevenwichtig| heden op de lopende rekening. Gezien de omvang van de
| overschotten zal deze correctie de nodige tijd in beslag ne: men. Aan de Japanse regering is de taak te zorgen dat het
•, groeitempo van de binnenlandse bestedingen de komen: de jaren niet terugloopt. Naar alle waarschijnlijkheid zal dit
een expansiever begrotingsbeleid vereisen, zodat het

Auteur