Ga direct naar de content

De handelsconflicten tussen de VS en de EG

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: februari 4 1987

De handelsconflicten
tussen de VS en de EG
Op 23 en 24 januari kwamen vertegenwoordigers van de Europese Gemeenschap en de Verenigde Staten
voor de laatste maal in Washington bijeen om een sinds maart 1986 slepend
handelsconflict tussen beide economische grootmachten (definitief) op te
lossen. Dit geschil, dat het gevolg is
van de toetreding van Spanje en Portugal tot de EG en de daaruit voortvloeiende verslechtering van de toegang tot
beide markten voor Amerikaanse landbouwprodukten (met name veevoedergranen), is er één uit een lange reeks,
die in de afgelopen jaren tot voortdurende irritaties en handelspolitieke
spanningen heeft geleid aan beide zijden van de Atlantische Oceaan. Deze
bilaterale handelsproblemen leggen
een zware hypotheek op de recent bereikte overeenstemming tussen de
partijen van de ‘General Agreement on
TariffsandTrade’ (GATT) om een nieuwe ronde van multilaterale handelsbesprekingen te starten.
Ondanks het feit dat de conflicten tot
dusverre voornamelijk beperkt gebleven zijn tot het uiten van wederzijdse
beschuldigingen en dreigementen en
niet of nauwelijks een daadwerkelijke
beperking van de handel tot gevolg
hebben gehad, rechtvaardigt hun
bestaan een systematische analyse.
De centrale vraag is of de opeenvolgende c.q. naast elkaar optredende
geschillen te wijten zijn aan structurele
factoren binnen de Amerikaanse en/of
Europese economische instituties of
wel slechts een uiting zijn van verscheidene, kleinere, incidentele handelsfricties, die los van elkaar kunnen
worden opgelost.

Schermutselingen
Kleine kwesties, die grotendeels betrekking hebben op de handel in één
specifiek produkt, spelen geen vooraanstaande rol binnen de wederzijdse
handelsbetrekkingen. Zij vergroten
weliswaar de onderlinge irritaties,
maar kunnen nauwelijks een oorzaak
zijn van een escalatie van de conflicten. In dit verband kunnen het invoerverbod voor Twaron (de supersterke
vezel van het Akzo-concern) en de importbeperking van gereedschapsmachines uit de EG worden genoemd. De
eerste kwestie is een gevolg van een
ingewikkelde octrooistrijd tussen Akzo
en haar Amerikaanse concurrent Dupont. Op 25 november 1985 is het conflict beslecht door de International Trade Commission in de VS met de uitESB 28-1-1987

vaardiging van een vijfjarig invoerverbod voor Twaron; Nederlandse protesten hebben tot dusverre geen resultaat gehad.
Het Amerikaanse besluit om de invoer van gereedschapsmachines uit
de EG per 1 januari 1987 te beperken,
draagt een ernstiger karakter. De
maatregel, uitgevaardigd door het Ministerie van Handel, geldt voor een periode van vijf jaar en is getroffen om redenen van nationale veiligheid. De Europese Commissie heeft uiterst verbolgen gereageerd. In de eerste plaats is,
volgens Brussel, het beschermen van
de nationale veiligheid niet het doel
van de maatregel, maar gaat het er om
de Amerikaanse producenten een
adempauze te verschaffen voor de uitvoering van herstructureringsmaatregelen. In de tweede plaats houdt het
besluit van de VS een duidelijke schending in van de gemaakte afspraken bij
de voorbereiding van een nieuwe
GATT-ronde in Uruguay; de Amerikanen overtreden de z.g. ‘standstill’agreement door de invoering van nieuwe handelsbelemmerende maatregelen.

Staal en landbouw
In tegenstelling tot de genoemde, incidentele kwesties vormen de in- en
uitvoer van staal- en landbouwprodukten reeds een reeks van jaren een belangrijke bron voor het ontstaan van bilaterale handelsfricties.
Sinds het ontstaan van de structurele afzetcrisis aan het eind van de jaren
zestig is handelsbescherming in de
staalsector van de VS een blijvend verschijnsel geweest; in de EG is dit niet
anders. Voorbeelden hiervan zijn de
tussen deVS, de EG en Japan afgesloten vrijwillige exportbeperkingsakkoorden, de uitvoering van het z.g.
‘trigger price mechanism’ tussen 1977
en 1982 en de invoerbeperkingen voor
speciale staalsoorten uit de EG vanaf
1983. Op verzoek van Bethlehem Steel
en de staalarbeidersvakbond kwam op
18 september 1984 het Amerikaanse
‘Presidential Steel Programme’ tot
stand, dat beoogde de staalinvoer van
de VS terug te brengen van 26,5% in
1984 tot 18,5% in 1989 van de binnenlandse markt 1). Na uitvoerig overleg
met de belangrijkste handelspartners
is de VS erin geslaagd met behulp van
dit programma de invoer van vrijwel elk
staalprodukt vanuit praktisch elk exporterend land voor vijf jaar te beperken.

Ook de Europese Commissie ging,
zij het met grote tegenzin, uiteindelijk
op 31 oktober 1985 akkoord met een
exportbeperking voor 33 staalprodukten. Tijdens de onderhandelingen stelde de Commissie vast dat de Amerikaanse staalindustrie niet in de problemen kon zijn geraakt door een scherpe
stijging van de invoer uit de EG. Deze
was niet of nauwelijks toegenomen en
kon derhalve onmogelijk verantwoordelijk zijn voor de materiële schade die
de eigen staalindustrie volgens de VS
diep zou hebben getroffen.
De positie van halffabrikaten binnen
het beoogde programma was vanaf het
begin van het bilaterale overleg onduidelijk. De VS wilden de invoer van deze
categorie beperken tot 600.000 ton per
jaar, terwijl de Gemeenschap slechts
tot een opname binnen een nader
over~en te komen consultatieprocedure bereid was. De Amerikaanse autoriteiten gingen officieel met het laatste
akkoord, maar hebben inmiddels laten
weten toch een invoerbeperking van
600.000 ton in te stellen, hetgeen een
daling op jaarbasis van ca. 200.000 ton
voor de Europese export zou betekenen 2). Na bilateraal overleg op14 en
15 juli 1986 werd een regeling getroffen voor de periode juli 1986 – september 1989 waarbij de uitvoer van halffabrikaten uit de EG werd opgenomen in
het eerder afgesloten akkoord 3).
Het gemeenschappelijk landbouwbeleid vormt al geruime tijd een voortdurende bron van irritatie binnen Amerikaanse regeringskringen en speelt
een belangrijke rol in vele handelsgeschillen tussen de VS en de EG. Hoewel de Gemeenschap toegeeft dat het
landbouwbeleid, gezien de overschotproduktie en de daarmee gepaard
gaande kostenstijging, in zekere zin
een herziening noodzakelijk maakt, is
zij geenszins van plan de grondslagen
van dit beleid aan te tasten. Dit kan onder meer worden afgeleid uit de slotverklaring van de voorbereiding van de
nieuwe GATT-ronde. Toch lijkt een
fundamentele aanpassing geboden,
aangezien de EG in juni 1986 heeft
moeten constateren dat zij zowel in
haar relaties met de VS als in die met
andere landen ten aanzien van de
1) Zie voor een uitgebreide beschrijving van
de totstandkoming en de effecten van dit programma W.G. Aldershoff, Het Amerikaanse
invoerprogramma van staal, ESa, 5 februari
1986, blz. 147-150.
2) Europa van Morgen, 26 februari 1986, blz.
124.
3) Zie voor de gedetailleerde regeling, Publicatieb/ad, L 233, 20 augustus 1986.

105

I
I
I

I!
I’

IJ
1

I

.1
j

I

landbouw met conflictsituaties te maken heeft. Een poging om het tussen
de vijf grootste graanexporteurs eens
te worden over de prijs- en afzetontwikkeling is mislukt, terwijl de suikerprijs
ten gevolge van de overschotproduktie
in vier jaar tot een zevende van het
toenmalige niveau is gedaald. Dat de
EG een flink aandeel heeft gehad in de
verstoring van de internationale markten blijkt uit het feit dat de invoer van de
Gemeenchap anderhalf keer zo groot
is geworden, terwijl de communautaire
uitvoer 2112 keer zo groot werd over de
periode 1973-1984.
De fricties op landbouwgebied hebben voor een groot deel betrekking op
de export van agrarische produkten
(vooral granen) naar derde landen 4).
De.Amerikaanse autoriteiten veroordelen met name de binnen het Gemeenschappelijke landbouwbeleid uitgekeerde exportrestituties. Dit is op zich
niet verwonderlijk aangezien de VS,
als de belangrijkste graanproducent,
hun aandeel op de wereldmarkt zagen
afnemen van 49% in 198111982 tot
29% in 1985/1986 5). De bewindslieden van de Gemeenschap stellen echter dat de EG zich heeft gehouden aan
de letter en de geest van artikel XVI
van de GATT, dat exportsubsidiëring
toestaat mits dat niet tot doel heeft een
onredelijk deel van de wereldmarkt te
veroveren, omdat het wereldmarktaandeel van de EG over deze periode
slechts in geringe mate is toegenomen. Zij wijzen in dit verband op de
sterke dollar, die vanaf 1983 de Amerikaanse concurrentiepositie ongunstig
heeft beïnvloed (zie de tabel).
Ondanks deze bezwaren van de Gemeenschap heeft de regering in
Washington gemeend agressiever te
moeten opereren op de wereldmarkt
voor agrarische produkten 6). Het z.g.
‘Bonus Incentive Commodity Export
Programma’ (BICEP), dat reeds in mei
1985 werd aangekondigd, heeft ten
doel de Amerikaanse exporteurs in
staat te stellen het verloren aandeel op
de wereldmarkt terug te winnen. Het
betreffende programma voorziet daartoe in het verstrekken van exportkredieten tot een bedrag van twee miljard
dollar gedurende drie jaar. Bij de presentatie van het plan heeft de Amerikaanse minister van Landbouw, Block,
duidelijk gemaakt dat het is bedoeld
als een aanval op de handelspraktijk
van de EG in de landbouwsector.
Een en ander komt zeer duidelijk tot
uiting bij de eerste twee toepassingen
van het programma, nl. de afzet van
één miljoen ton tarwe op de Algerijnse
markt en van een half miljoen ton
graan op de Egyptische markt. De betreffende afzetgebieden worden door
de EG beschouwd als ‘haar’ specifieke
markten. Het is derhalve niet verwonderlijk dat de Amerikaanse leveranties
tot hevige irritaties in Brussel hebben
geleid. De Europese Commissie heeft
de handelswijze van de VS als onjuist
en ongerechtvaardigd bestempeld, die
de gehele internationale handel in
landbouwprodukten dreigt te desorga106

niseren. Tegelijkertijd heeft zij gemeend niet anders te kunnen reageren
dan de communautaire exportprijs
voor granen in dit deel van de wereld
aan te passen 7). Dit agressieve concurrentiebeleid op derde markten van
de twee belangrijkste voedselproducenten verhoogt zeker niet de kans op
succes van een nieuwe GATT-ronde
ten aanzien van de handel in agrarische produkten.

Handelsbalans en
dollarkoers

Handelsbeleid in de VS

De tabel toont de ontwikkeling van
de totale handelsbalans en die ten opzichte van de EG voor de VS. Ook is
opgenomen de waarde van de dollar,
uitgedrukt in de Europese valutaeenheid (Ecu), over de periode 1975
tot. medio 1986. Daaruit blijkt dat de
waarde van de export van de VS in dollars vanaf 1980 niet is toegenomen,
terwijl de waarde van de invoer met ca.
50% is gestegen. In 1986 lijken de Verenigde Staten, ondanks de depreciatie
van de dollar sinds september 1985, af
te stevenen op een nieuw record voor
het tekort van de handelsbalans.
De Gemeenschap heeft sinds de
tweede wereldoorlog vrijwel voortdurend een tekort op de handelsbalans.
Met ingang van 1984 vertoont de bilaterale handelsbalans echter een aanzienlijk en in omvang toenemend tekort voor de VS. Deze ontwikkeling, te
zamen met het koersverloop van de
dollar, speelt zeker een rol van betekenis in de huidige crisissfeer van de
handelsbetrekkingen.
In de afgelopen jaren zijn vele verklaringen gegeven voor de voortdurende verslechtering van de Amerikaanse
handelsbalans 8). Zij variëren van de
hoge dollarkoers en de binnenlandse
economische situatie (begrotingstekort) tot de slechtere concurrentiepositie van de Amerikaanse industrie en de
eenzijdige samenstelling van het exportpakket. De depreciatie van de dollar heeft tot dusverre niet tot het gewenste resultaat voor de handelsbalans geleid. Dit is mede veroorzaakt
door de parallelle depreciatie van de
valuta’s die aan de dollar zijn gekoppeld, en de inkrimping van de winstmarges door Japanse en Westerse ex-

Tabel. Handelsbalans

porteurs. Toch is een verbetering van
de handelsbalans van de VS gewenst,
aangezien de protectionistische geluiden binnen het Amerikaanse Congres
de afgelopen jaren stèrk zijn toegenomen. Mede onder invloed van de recente verkiezingsnederlaag van de
Republikeinen zal president Reagan
zich meer en meer gedwongen zien de
handelsbeperkende voorstellen van
het Congres te honoreren, hetgeen de
kans op een succesvolle, nieuwe
GATT-ronde niet bevordert.

De handelspolitiek van de Verenigde Staten is sinds de tweede wereldoorlog in belangrijke mate gericht op
een bevordering van de vrijhandel via
het initiëren van handelsbesprekingen
in het kader van de GATT. Sinds 1982
valt er echter een duidelijke ommekeer
te bespeuren. De ‘Omnibus Trade Act’
en de protectionistische voorstellen
van het Congres vormen goede voorbeelden. Het Amerikaanse Congres
legt steeds meer de nadruk op bilateralisme en wederkerigheid.9) Een dergelijke benadering impliceert dat per sec4) Dit is geenszins het enige handelsconflict
van landbouwpolitieke aard, maar heeft wel de
potentieel meest verstrekkende gevolgen. De
uitvoer van diverse kwaliteitswijnen uit Frankrijk, Italië en West-Duitsland naar de VS heeft
bij voorbeeld regelmatig aanleiding gegeven
tot het indienen van dumping klachten bij de
International Trade Commission door Amerikaaanse wijnboeren (zie Europa van Morgen,
19 december 1985, blz. 780).
5) Europa van Morgen, 18 december 1986,
blz.699.
6) Tegelijkertijd heeft de regering van de VS
de z.g. ‘Farm BiII’ geïntroduceerd, die een geleidelijke afbraak van de steun aan de binnenlandse landbouwprijzen beoogt. Zij blijft in het
verdere betoog echter buiten beschouwing.
7) Europa van Morgen, 19 december 1985,
blz. 779 en 15 januari 1986, blz. 13.
8) Zie onder meer S.O. Marris, Deficits and
the dollar: the world economy at risk, Washington, 1985 en J. van Gelder, De conjunctuur in
1987, ESa, 14 januari 1986, blz. 63.
9) Zie W.R. Cline, Reciprocity: a new approach to world trade policy?, in: W.R. Cline
(red.), Trade policy in the 19805, Washington
DC, 1983, blz. 121-158 en M. de Clerq en
O. Vancraeyenest, Het handelsbeleid van de
Verenigde Staten: agressief of assertief? ESa,
19 juni 1985, blz. 592-596.

van de VS in mrd. dollars en de koers van de dollar

Totale handelsbalans

Handelsbalans met de EG

Dollarkoers
in Ecu

uitvoer

1975
1980
1983
1984
1985
1986 al

invoer

uitvoer

invoer

106.2
220,7
200,5
217,8
213,1
108,1

96,9
241,2
258,1
325,7
345,3
183,7

21,9
54,6
44,3
50,5
49,0
26,5

16,7
36,6
43,9
60,2
67,8
37,6

al Periode januari Um juni.
Bron: OECD en Eurostat

0,806
0,718
1,124
1,267
1,314
1,070

Europese Gemeenschap. Vanaf het
moment dat beide landen een verzoek
tot toetreding indienden, zijn de VS
een warm voorstander geweest van
een uitbreiding van de Gemeenschap
in deze richting. Zij zagen hierin een
gerede mogelijkheid tot bestendiging
van de democratie in beide landen en
tot behoud van Spanje voor het Atlantisch bondgenootschap.
Niettemin is het juist deze uitbreiding die aanleiding heeft gegeven tot
het ontstaàn van een zeer ernstig
handelsconflict tussen de VS en de EG
in maart 1986. In de toetredingsverdragen met Spanje en Portugal is vastgelegd dat de beide landen geleidelijk gaan deelnemen aan het Gemeenschappelijke landbouwbeleid. Als gevolg daarvan komen er in Portugal invoerquota voor soja, wordt ruim 1,5%
van de Portugese graan markt gereserveerd voor de EG-lidstaten en worden
de Spaanse invoerrechten op bepaalde granen vervangen door communautaire variabele heffingen. Een en ander
betekent een aanzienlijke afname van
de afzetmogelijkheden voor Amerikaanse landbouwprodukten, met name voor mais, soja en gierst. Schattingen van het exportverlies aan Amerikaanse zijde lopen uiteen van ca.
$ 400 mln. tot $ 1 mrd. De regering van
de VS eiste daarom direct compensatie voor het verlies, hetgeen de EG weigerde. Volgens de Gemeenschap is
het verwijt van de VS misplaatst, aangezien de economische gevolgen van
de uitbreiding in hun geheel dienen te
worden beoordeeld, zonder de landbouwsector daaruit te lichten. Immers,
ten gevolge van de toetreding zullen
de Spaanse en Portugese invoerrechten op industriële produkten worden
verlaagd tot het Europese niveau,
waarvan de VS kunnen profiteren.
Desondanks hebben de Amerikaanse autoriteiten vergeldingsmaatregelen aangekondigd die beogen de invoer uit de EG van o.a. kwaliteitswijnen
en kaasprodukten te ~elemmeren door
de betreffende invoerrechten van ca.
15% tot 200% te verhogen. De Gemeenschap heeft daarop tegen maatregelen aangekondigd, die betrekking
zouden hebben’op de invoer van o.m.
maïsgluten en rijst. Zover is het uiteindelijk niet gekomen, omdat de VS en
deEG een tussentijdse oplossing overeenkwamen, die gold vanaf 1 juli Um
31 december 1986. De regeling omvatte onder andere,een Europese toezegging de Amerikaanse uitvoer van
234.000 ton per maand (het maandelijkse gemiddelde van de uitvoer in
1985) aan veevoederprodukten naar
de EG te garanderen en besprekingen
in het kader van artikel XXIV lid 6 van
de GATT te beginnen 11).Tot dusverre
hebben de onderhandelingen volgens
de VS niet tot een bevredigende uitkomst geleid en hebben zij gedreigd de
vergeldingsmaatregelen alsnog per 30
Uitbreiding
januari 1987 te laten ingaan, waarop
de EG in de gebruikelijke zin heeft
Met ingang van 1 januari 1986 zijn geantwoord 12).
Dit handelsconflict is te verklaren
Spanje en Portugal toegetreden tot de

tor en per land gelijke invoermogelijkheden voor buitenlandse produkten op
de Amerikaanse markt en voor Amerikaanse produkten op de buitenlandse
markten worden nagestreefd. De ervaringen van de laatste twee jaren onderstrepen de conclusie van De Clerq
en Vancraeyenest dat van de VS in de
toekomst op zijn minst een assertiever handelsbeleid mocht worden verwacht. Bovendien lijken ook de mogelijkheden tot offensieve. protectie binnen de ‘Omnibus Trade Act’ te worden
benut 10). De onderstaande voorbeelden illustreren de koerswijziging van
de Amerikaanse autoriteiten.
In de eerste plaats blijkt dit uit de introductie van het reeds vermelde
BICEP, dat ten doel heeft de Amerikaanse exporteurs van landbouwprodukten (vooral van graan) in staat te
stellen de in de afgelopen jaren verloren gegane internationale markten terug te winnen. In de tweede plaats liggen er bij het Amerikaanse Huis van
Afgevaardigden twee voorstellen tot
wetswijziging, die, indien ze worden
goedgekeurd, vooral Europese leveranciers aan het Ministerie van Defensie kunnen schaden. De ‘Department
of Defense Authorizations BiII’ stelt
voor aan de Amerikaanse leveranciers
aan het Pentagon de voorkeur te verlenen, zelfs als de prijzen van die leveranciers vijf procent hoger liggen. Bovendien stelt het amendement dat ten
minste 50% van de defensie-aankopen van Amerikaanse makelij dient te
zijn. Het betreffende wetsvoorstel is
volgens de Europese Commissie regelrecht in strijd met de tijdens de
Tokio-ronde overeengekomen ‘Government Procurement Code’, die de
discriminatie van buitenlandse leveranciers bij overheidsbestedingen
verbiedt.
Het tweede wetsvoorstel betreft de
‘Bali and Roller Bearing Import Relief
Act’, die na aanname door de Senaat
het Amerikaanse Ministerie van Defensie verplicht in voorkomende gevallen
alleen kogellagers afkomstig van binnenlandse producenten aan te schaffen. Hoewel het betreffende produkt
niet onder de ‘Government Procurement Code’ valt, heeft de EG ook hiertegen bezwaar aangetekend. De Gemeenschap beroept zich hierbij op een
regeling met de VS, waarin staat vermeid dat de Europese kogellagers een
uitzondering vormen op het ‘buy American’-principe. Ten slotte vormt de
reeds genoemde invoerbeperking voor
gereedschapsmachines een voorbeeld van een actiever overheidsoptreden met betrekking tot de handelspolitiek in de VS. Deze laatste maatregel
treft naast de lidstaten van de EG (met
name West-Duitsland), ook Japan,
Zwitserland en Taiwan.

ESB 28-1-1987

met behulp van de statische theorie
van de douane-unie. Immers, ten gevolge van de totstandkoming c.q. uitbreiding van een dergelijk samenwerkingverband treden welvaartseffecten
op, die in de literatuur worden aangeduid met handelsschepping en -verschuiving 13). In het huidige geschil
gaat het voornamelijk om de laatstgenoemde effecten. Het verschijnsel van
handelsverschuiving treedt op indien
goederen die eerst uit derde landen (in
casu de VS) werden geïmporteerd, op
grond van de tariefpreferenties na de
uitbreiding uit partnerlanden worden
betrokken. De partnerlanden zijn in
sta.at de betreffende produkten goedkoper aan te bieden op grond van de
afschaffing van de intragemeenschappelijke handelsbarrières. De vorming
van een douane-unie vormt een toegestane uitzondering op het nondiscriminatiebeginsel binnen het wereldhandelssysteem, doch is gebonden aan bepaalde voorwaarden, die in
artikel XXIV van de GATT zijn geformuleerd. Ook de VS hebben zich bij de
totstandkoming van de GATT ‘verplicht’ de daaruit voortvloeiende beginselen na te leven. Niettemin past het
huidige verzet van de Amerikaanse
autoriteiten binnen een handelsbeleid
dat zich steeds meer gaat richten op
bilateralismeen wederkerigheid.

Betrekkingen met derde
landen
De handel van de Europese Gemeenschap en de Verenigde Staten
met derde landen kwam reeds ter sprake bij de conflicten op landbouwpolitiek terrein. De handelsrelaties met
deze landen zijn echter ook op andere
gebieden van invloed op de bilaterale
betrekkingen tussen de EG en de VS.
In de eerste plaats heeft zowel de
Gemeenschap als de VS aanzienlijke
handelsproblemen met Japan. De
handelsbalans van beide tegenover
Japan vertoont reeds gedurende een
lange periode een aanmerkelijk en
over het algemeen toenemend tekort.
Dit heeft ertoe geleid dat zowel de VS
als de EG vrijwel voortdurend in bilateraai overleg met de grote handelsmogendheid in Azië verwikkeld zijn. Regelmatig wordt daarbij gesproken over
de beperkte toegang tot de Japanse
markt voor industriële produkten enerzijds en anderzijds
10) De Clercq en Vancraeyenest, op.cit., blz.
596.
11) Zie Bulletin van de EG, nr. 7/8, 1986, blz.
86 en Publikatieblad, C 232, 13 september
1986.
12) De ministers van Financiën van de EGlidstaten hebben hun goedkeuring gehecht
aan een extra invoerheffing van $ 45 tot 60 per
ton maïsgluten en rijst.
13) D.Swann, TheeconomicsoftheCommon
Market, Harmondsworth, 1984, blz. 104-117
en W.G.C.M. Haack (red.), Europeseeconomische integratie, Utrecht, 1986, blz. 25.

107

Japan om de export van specifieke
goederen vrijwillig te beperken. Zo
heeft bij voorbeeld de EG vaak een verzoek tot Japan gericht om een indicatief doel vast te stellen voor een hogere
invoer van fabrikaten, hetgeen de Japanse regering tot dusverre steeds
heeft geweigerd. De interdependentie
binnen het wereldhandelssysteem alsmede de tekorten op de handelsbalans
van de EG en de VS met Japan maken
dat een handelsakkoord tussen de beide laatste argwanend en nauwlettend
door de Commissie op de consequenties voor de positie van de Gemeenschap wordt beoordeeld 14).
Dit bleek recent nog eens toen de
EG protesteerde tegen de totstandkoming van een Amerikaans-Japans akkoord. voor halfgeleiders op 30 juli
1986. De Commissie vindt dat de overeenkomst indruist tegen de belangen
van de Europese consumenten en producenten en in strijd is met de internationale handelsregels van de GATI.
Een ander element is dat het akkoord
een geheime bepaling zou bevatten,
die de Amerikaanse exporteurs in staat
zou stellen de uitvoer van halfgeleiders
naar Japan in vijf jaar te verdubbelen.
Een dergelijke toename zou betekenen dat de Japanse regering akkoord
is gegaan met een kwantitatieve invoerdoelstelling, hetgeen ze de EG altijd heeft geweigerd 15). Ook in het verleden hebben overeenkomsten tussen
enerzijds Japan en anderzijds. de VS
dan wel de EG tot ongerustheid en irritaties in Brussel respectievelijk Washington geleid. In dit verband moeten
de vrijwillige uitvoerbeperkingen van
Japan voor automobielen naar de
Amerikaanse markt in 1980 en die voor
een aantal industriële produkten naar
de Gemeenschap in februari 1983 worden genoemd 16).
In de tweede plaats hebben de handelsrelaties van beide economische
grootmachten met het Oostblok tot
grote meningsverschillen tussen Washington en Brussel geleid. De Amerikaanse autoriteiten menen dat de export van de EG naar Oost-Europa te
ruim is en te veel technologisch hoogwaardige materialen omvat. Het Amerikaanse Congres heeft uit dien hoofde
de z.g. ‘Export Administration Act’ verlengd, die beoogt de uitvoer en heruitvoer van hoogwaardige technologische produkten van Amerikaanse makelij naar het Oostblok te voorkomen.
Deze wet is volgens Brussel te strikt
van karakter en uit soevereiniteitsoverwegingen voor de Gemeenschap onaanvaardbaar. Het onderhavige meningsverschil kwam duidelijk tot uiting
ten tijde van de Europese hulp bij de
aanleg van een aardgaspijpleiding in
de Sovjetunie.
Tenslotte heeft het associatiebeleid
binnen de communautaire handelspolitiek aanleiding gegeven tot protesten van de VS 17). Het bestaan van
gemeenschappelijke handelspreferenties voor citrusvruchten l!it het Middellandse Zeegebied (met name Marokko
en Israel) is door de Amerikaanse
108

autoriteiten bestempeld als onredelijk
en discriminerend ten aanzien van de
producenten in de Verenigde Staten.
Dit belangenconflict deed de VS besluiten ten aanzien van de invoer van
deegwaren uit de EG vergeldingsmaatregelen te nemen, waarop de EG
zich genoodzaakt zag tegenmaatregelen te nemen met betrekking tot de invoer van noten en citroenen uit de VS.
Na ruim een jaar van onderhandelingen is het handelsgeschil, dat bekend
stond als de spaghetti-oorlog, in
augustus van het afgelopen jaar tot
een bevredigende oplossing gebracht.
Zowel de Gemeenschap als de Verenigde Staten zullen overgaan tot een
afbraak van diverse beperkingen op
het handelsverkeer van deegwaren,
citrusvruchten en noten die in november 1985 waren ingevoerd 18).

uitvoering van het Gemeenschappelijke landbouwbeleid, de toetreding van
Portugal en Spanje en de associatiepolitiek ten aanzien van het Middellandse Zeegebied. Het, ondanks de
depreciatie van de dollar, voortdurende tekort op de handelsbalans van de
VS en het daaruit voortvloeiende
agressievere optreden van de Amerikaanse autoriteiten op handelspolitiek
terrein bemoeilijken het vinden van
een structurele oplossing. Ondanks
een mogelijke beslechting van het huidige handelsgeschil, dat het gevolg is
van de uitbreiding van de Gemeenschap, mag derhalve niet worden ver.wacht dat een dergelijkeoplossing een
definitieve beëindiging van de bilaterale handelsproblematiek betekent.
L.M. Bakker

Besluit

De auteur is werkzaam bij de Vakgroep Economie van de Faculteit der Rechtsgeleerdheid
aan de Erasmus Universiteit te Rotterdam.

Het totaal van de besproken handelsconflicten tussen de Europese Gemeenschap en de Verenigde Staten
overziende kan worden vastgesteld
dat er geen sprake is van het optreden
van incidentele crisissituaties. Integendeel, naast de constatering dat de
frequentie en de intensiteit van de geschillen in de afgelopen jaren zijn toegenomen, blijken zij bovendien voor
een belangrijk deel onlosmakelijk verbonden te zijn met het Europese integratieproces. Dat laatste kan bij voorbeeld worden gezegd van de handelsproblemen die voortvloeien uit de

14) In het geval van een handelsakkoord tussen de EG en Japan zullen de VS natuurlijk op
een identieke wijze reageren.
15) Europa van Morgen, 15 oktober 1986, blz.
549.
16) Zie J. Pelkmans, De georganiseerde handel tussen de EG en Japan, ESB, 22 juni 1983,
blz. 553-555.
17) Zie voor een uitgebreid overzicht van de
Gemeenschappelijke
handelspolitiek:
L.M.
Bakker, Het handelsbeleid van de EG en de
bevordering van de vrijhandel, Maandschrift
Economie, jg. 50, 1986 , blz. 4-17 en A.C.
Hine, The political economy of European trade, Brighton, 1985.
18) Bulletin van de EG, jg. XIX, nr. 7/8, 1986,
blz. 85-86.

Auteur