Heerst er economie?
Aute ur(s ):
Keuzenkamp, H.A.
Ve rs che ne n in:
ESB, 84e jaargang, nr. 4236, pagina 955, 24 december 1999 (datum)
Rubrie k :
Van de redactie
Tre fw oord(e n):
Het valt vandaag moeilijk voor te stellen, maar het beroep ‘econoom’ was honderd jaar geleden nagenoeg onbekend. Een studie
economie bestond niet, dus de paar ‘economen’ die Nederland kende waren niet als ‘econoom’ opgeleid. Op dit moment daarentegen
volgen zo’n twintigduizend studenten een opleiding economie of bedrijfskunde. Ze doen dat aan een zestal economische faculteiten (in
volgorde van oprichting EUR, UvA, KUB, VU, RUG, UM), verschillende bedrijfskundige- en managementopleidingen en zelfs aan een
private universiteit (Nyenrode). Wie geen economie studeert heeft toch grote kans om met de basisbeginselen van de economie kennis
gemaakt te hebben, omdat economie op de middelbare scholen een gewild vak is geworden. In dit nummer van ESB wordt beschreven,
wat de economische faculteiten sinds hun oprichting heeft gekenmerkt.
Met hun groei lijkt het wel alsof er economie in het land is gaan heersen. De premier heeft een economische opleiding, net als zijn
voorganger. Toen rond 1980 een niet-econoom het probeerde, ging het niet best met het land (zij het een stuk beter met de wielersport).
De twintigste eeuw is wel eens gekenschetst als de eeuw van de economie. Ik denk dat dat ten onrechte is. Want, ook al is economie een
vak geworden, de invloed van het economisch denken is niet zo groot als wij, economen, wel zouden wensen.
De meest belangrijke gebeurtenissen van deze eeuw zijn niet op grond van economische overwegingen tot stand gekomen 1. Nog
afgezien van oorlog en vernietiging geldt dat zeker voor ‘echt’ economische vraagstukken.
Neem Nederland, voor de oorlog. Het land kende toen vooral goede monetaire economen. Desondanks hield Nederland lang vast aan de
gouden standaard. Niet op grond van economische motieven, maar vanwege een tot dogna verheven ethisch beginsel (de standaard
werd als ‘contract’ gezien en contracten breekt men niet). De meest luide kritiek op de gouden standaard kwam van de jonge nietmonetaire econoom Jan Tinbergen. Ook zijn kritiek deed er nauwelijks toe: het was de wal die het schip keerde. Om nog even bij
monetaire zaken te blijven, ook de EMU was primair een politiek project. De economische overwegingen speelden op zijn best een bijrol.
Een andere grote gebeurtenis in het recente verleden is de eenwording van Duitsland. De ‘één-op-één’ koersverhouding tussen de twee
marken heeft jarenlang voor economische rampspoed gezorgd. Deze werd versterkt door een legalistische benadering van oude
eigendomsvraagstukken in plaats papieren vermogens (gedwongen besparingen in de ddr-tijd) om te zetten in eigendomsrechten van
hun huizen en appartementen. Doordat vele eigendomsrechten nog steeds niet afgehandeld zijn is dit een belangrijke bron voor de
moeizame transitie van de economie in het oosten van Duitsland.
In eigen land liggen de economische vraagstukken, waar economen er niet toe doen, nog immer voor het oprapen. De inrichting van de
sociale zekerheid en zorg (toegegeven, economie voor gevorderden), de Betuwelijn (elementaire economie), de mededingingswet (een
kwestie van flagrant juridisch imperialisme; NMa-baas Kist klaagt overigens terecht over de geringe belangstelling van economen voor
‘zijn’ zaken) – economen doen er niet veel toe 2. Dat is geen leuke kerstboodschap voor onze lezers. Maar de keerzijde van de medaille is
dat er veel werk aan de winkel is, voor de nieuwe generatie economen die zich in de 21ste eeuw met het economisch beleid en het
economisch handelen zullen bezig houden.
Zo wordt de volgende eeuw misschien alsnog die van het economisch denken. Want al was de twintigste eeuw niet die van de
economen, ontegenzeggelijk hebben markten, economische instituties en informatie een belangrijker plaats in de dynamiek van het leven
gekregen. Wel vraagt dit om andere economen, dan die in de tijden van opkomst der economen werden opgeleid. Economen, die beter
begrip krijgen voor de relevante vraagtukken zodat ze de boot niet missen als deze afvaart. Economen ook, die begrijpen hoe besluiten
tot stand komen en dus partij worden voor de bestuurskundigen en juristen die het aanzien van deze eeuw zo sterk bepaald hebben. De
economische faculteiten, waaraan in dit nummer een terugblik is gewijd, moeten daarop inspelen. Dat kan, want economie is en blijft een
machtig vak.
Thema: De profilering van economische faculteiten in Nederland 1913-1999
H.A. Keuzenkamp, Heerst er economie?
M.M.G. Fase, Van Duitse naar Angelsaksische blik
H.P. van Dalen en A. Klamer, De Rotterdamse econoom: tussen wetenschap en handel
A. Heertje, Limperg, Hennipman en de normatieve economie
A.H.J. Kolnaar, Ethiek en economie: de Tilburgse school
J. Pen, Groninger eigenzinnigheid
H. Visser, Hoed je voor profeten!
J. Muysken en A.P. van Veen, Is alles anders in Maastricht?
E.E.C. van Damme, De kern van de economie
1 Daargelaten de Chicago-dooddoener: als een beslissing niet rationeel geweest zou zijn, was zij niet genomen. De grootste schurken
van deze eeuw handelden misschien wel rationeel, maar niet om een maatschappelijk optimum te bereiken (en hier neem ik weer voor lief
dat er zoiets bestaat als een maatschappelijk optimum, ook al bewijst de economische theorie dat zulks niet het geval is).
2 Ik houd mij overigens van harte aanbevolen voor commentaar op de invloed en (on?)macht van economen en zal hier bij een andere
gelegenheid nader op terugkomen
Copyright © 1999 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)