Het belang van de collectieve arbeidsovereenkomst (cao) als institutie wordt doorgaans gemeten met de cao-dekkingsgraad, oftewel het percentage werknemers dat onder een cao valt. Iedere werknemer telt daarin even zwaar mee, ook al kan het aantal gewerkte uren tussen individuen sterk verschillen, bijvoorbeeld vanwege een flexibele arbeidsrelatie of deeltijdwerk. Een dekkingsgraad op basis van gewerkte uren is daarom een logische alternatieve manier om het institutionele belang van de cao te weer te geven. De figuur brengt voor de periode 2006–2018 het percentage gewerkte uren weer dat onder een cao valt. Overwerkuren worden hierbij niet meegenomen.
De cao-dekkingsgraad op basis van gewerkte uren is per saldo licht gedaald van 75,4 procent in 2006 tot 71,5 procent in 2018. Dit weerspiegelt deels een relatief sterke werkgelegenheidsgroei in sectoren met veel werknemers zonder cao, zoals ICT of zakelijke dienstverlening. De daling van de cao-dekkingsgraad betekent dat de beloning van een groeiend deel van het arbeidsvolume niet collectief wordt geregeld. En dan is de sterke toename van het aantal zelfstandigen op de arbeidsmarkt, die ook zonder cao werken, nog niet meegenomen.
Een cao kan worden afgesloten op sectorniveau (bedrijfstak-cao) of op ondernemingsniveau (ondernemings-cao). De arbeidsvoorwaarden van ongeveer 63 procent van de regulier gewerkte uren worden bepaald door een bedrijfstak-cao. Dit percentage is stabiel door de tijd. De hoge organisatiegraad van de werkgevers en het algemeen verbindend verklaren van de cao voor de gehele bedrijfstak dragen hieraan bij. Er is daarentegen een trendmatige daling zichtbaar in het bereik van ondernemings-cao’s. In tegenstelling tot in sommige andere landen is er in ons land geen decentralisatietrend zichtbaar van bedrijfstak-cao’s naar onderneming-cao’s.
Auteurs
Categorieën